Opheffing verwijding buikslagader via de liesslagaders Aneurysma Aorta Abdominalis

Transcriptie

1 Opheffing verwijding buikslagader via de liesslagaders Aneurysma Aorta Abdominalis Chirurgie Vaatchirurgie Polikliniek Hart en Vaten Inleiding Uw arts heeft bij u een verwijding van de buikslagader vastgesteld. Dit heet Aneurysma Aorta Abdominalis (AAA) of een aneurysma in de buik. Met u is besproken dat er een reden is om u te opereren. Zonder behandeling kan de verwijding scheuren, met een ernstige inwendige bloeding als gevolg. Dan is een moeilijke spoedoperatie nodig. Daarom worden deze verwijdingen geopereerd voordat ze zijn doorgebroken. Deze operatie wordt aangeraden als de verwijding een doorsnede heeft van meer dan vijf centimeter. Via de liesslagader wordt een uitklapbare vaatprothese (endoprothese) in de buikslagader geschoven. Deze endoprothese is gemaakt van Dacron of PTFE-stof en is versterkt met een metalen netwerk. Nadat de vaatprothese in de buikslagader is geschoven wordt hij ontplooid. De vaatprothese zet zich dan vast aan de boven- en onderzijde van de verwijding. Voor deze operatie wordt u vier tot zeven dagen opgenomen. Risico s bij een verwijding van de buikslagader Een verwijding van de buikslagader kan lang bestaan zonder dat u daar iets van merkt. Er kunnen echter complicaties optreden. Een plotselinge zeer hevige pijn in de buik of rug kan daarvan een teken zijn. De meest voorkomende complicaties zijn: een levensbedreigende bloeding, doordat op een zwakke plek in de wand van de slagader een scheur is ontstaan; een plotselinge afsluiting van een slagader in het been, doordat een bloedstolseltje van de vaatwand in de buikslagader losraakt en terecht komt in een beenslagader. Door een tijdige operatie kunnen deze complicaties worden voorkomen. Voorbereidingen voor de opname De vaatchirurg legt u op de polikliniek de belangrijkste zaken over de operatie uit. Uw hoofdbehandelaar is tot de opname de chirurg waarmee besloten is dat u geopereerd zult worden. Mocht u na het opnamegesprek nog vragen hebben dan kunt u die aan deze chirurg stellen. Tijdens de opname, is uw hoofdbehandelaar de chirurg die u opereert. Dit is niet altijd de chirurg waarmee u op de polikliek hebt gesproken. De vaatchirurg die de operatie uitvoert, spreekt u op uw opnamedag. Op de polikliniek heeft u ook een opnamegesprek met een verpleegkundige. Het preoperatief onderzoek Ter voorbereiding op de ingreep heeft u verder een gesprek met een anesthesioloog of een verpleegkundig specialist van de afdeling Anesthesiologie. Dit gesprek vindt meestal plaats op de preoperatieve polikliniek van de afdeling Anesthesiologie, ook wel POPA genoemd. Voorafgaand aan dit gesprek vult u uw medische gegevens in op een gezondheids-vragenlijst of op de computer. 1

2 Tijdens het preoperatieve gesprek: worden uw medische gegevens besproken; besluit de anesthesioloog in overleg met u welke vorm van verdoving wordt gebruikt; geeft de anesthesioloog uitleg en beantwoordt uw vragen. Stelt u gerust alle vragen die voor u belangrijk zijn en vraag uitleg als iets onduidelijk is. Het is handig als u uw vragen opschrijft zodat u ze bij het gesprek niet vergeet; maakt de anesthesioloog afspraken met u over de noodzakelijke voorbereiding op de operatie (bijvoorbeeld over medicijngebruik). De anesthesioloog, die u spreekt tijdens het preoperatief onderzoek, is meestal niet diegene die u op de operatiedag begeleidt. Wel zorgt hij ervoor dat alle gegevens en afspraken aan de betrokken collega worden doorgegeven. Als de anesthesioloog het nodig vindt, wordt er bij het preoperatieve onderzoek aanvullend onderzoek gedaan. Dit kan bijvoorbeeld bloedonderzoek, een röntgenfoto of een hartfilmpje (ECG) zijn. Soms heeft de anesthesioloog advies nodig van een andere specialist, zoals een cardioloog of longarts. U ontvangt hiervoor dan een afspraak. Alcohol en roken Als u veel alcohol drinkt, heeft dit een nadelige invloed op de narcose of verdoving. De laatste twaalf uur voor de operatie mag u geen alcohol drinken. Roken heeft nadelige effecten op uw lichaam. Rokers hebben meer complicaties na operaties en narcose of verdoving. Ook hebben zij vaak meer pijn na de operatie. Wanneer u een aantal weken vóór de operatie niet rookt, is uw longslijmvlies minder geprikkeld. Wanneer u minstens 12 uur voor de operatie niet rookt, is uw bloed beter in staat om zuurstof naar de weefsels te brengen. Daardoor is er minder kans op problemen met uw bloedsomloop. Als u niet rookt en geen alcohol drinkt, genezen uw wonden sneller. De opnamedag Een dag voor de operatie wordt u opgenomen. Op de dag van de opname kunt u thuis gewoon eten en drinken. Nadat u zich heeft gemeld bij de opnamebalie brengt een gastvrouw u naar de afdeling. Op de afdeling heeft u een opnamegesprek met een verpleegkundige. Deze vertelt u de dagelijkse gang van zaken op de afdeling. Een zaalarts stelt aanvullende vragen en verricht lichamelijk onderzoek. De vaatchirurg die de operatie uitvoert, komt langs om u nogmaals te informeren over de operatie. U kunt dan ook nog vragen stellen. U krijgt een injectie ter voorkoming van trombose. Trombose is een bloedstolsel in een ader en kan ontstaan door te weinig beweging. De injectie krijgt u één keer per dag, totdat u na de operatie weer loopt. Als u het prettig vindt kunt u om een slaapmiddel voor de nacht vragen. Tijdens de opname is er altijd een chirurg beschikbaar als voor overleg. Tijdens kantooruren is dit de vaatchirurg die stafcall heeft. Buiten kantooruren is dit de dienstdoende vaatchirurg. De namen vindt u op het bord/beeldscherm bij de secretaresse van de verpleegafdeling. Bij bijzonderheden overlegd deze chirurg met uw hoofdbehandelaar. Tijdens een ziekenhuisopname kunnen voor strikt medische doeleinden, foto s of film opnamen gemaakt worden. Deze beelden kunnen van belang zijn voor het bepalen van medisch beleid, beoordelen van het genezingsproces, onderwijs of opleiding. De beelden vormen een onderdeel van uw medisch dossier. Hierdoor wordt gewaarborgd dat uiterst zorgvuldig wordt omgegaan met vertrouwelijke informatie. 2

3 De dag van de operatie Complicaties Nuchter blijven De verpleegkundige vertelt u vanaf welk moment u niet meer mag eten en drinken. U kunt gewoon uw tanden poetsen. Eigen medicijnen Tijdens het preoperatieve onderzoek spreekt de anesthesioloog met u af met welke medicijnen u moet stoppen voor de operatie en welke medicijnen u kunt blijven gebruiken. Eigen medicijnen, die u mag blijven gebruiken, kunt u tot een uur voor de operatie met een klein slokje water innemen. Voorbereiding voor de operatie Ongeveer een uur voor de operatie geeft een verpleegkundige u een pijnstiller. Ook kunt u eventueel een rustgevend middel krijgen. Vervolgens krijgt u operatiekleding aan. Sieraden en piercings moet u voor de operatie afdoen. Laat uw bril en gebitsprothesen bij voorkeur achter op de verpleegafdeling. Dit voorkomt kwijtraken. De verpleegkundige brengt u naar het Operatiecentrum. Meestal moet u eerst nog even wachten in de voorbereidingsruimte. Als u aan de beurt bent, gaat u naar de operatiekamer. Het operatieteam controleert dan samen met u of alle gegevens juist zijn en alle voorbereidingen zijn getroffen. Dit heet de Time Out. Het duurt een paar minuten. Een verpleegkundige sluit met plakkers bewakingsapparatuur aan. Vervolgens wordt een infuus ingebracht, meestal aan de bovenkant van de hand. Via het infuus krijgt u eenmalig antibiotica om infectie te voorkomen. Voor de operatie wordt een urinekatheter ingebracht, om de urineproductie tijdens en na de operatie te controleren. Meestal wordt deze operatie onder plaatselijke verdoving uitgevoerd. De operatie duurt ongeveer twee uur. Tijdens de operatie kan blijken dat de vaatprothese niet goed geplaatst kan worden, door bijvoorbeeld bochten in de slagaders; niet genoeg houvast kan krijgen om zich vast te zetten. Er wordt dan met een tweede operatie voor voldoende houvast gezorgd. U wordt hiervoor opnieuw opgenomen. Complicaties die na de operatie kunnen optreden zijn: enkele dagen koorts; bloedstroom tussen vaatwand en prothese. Dit heet een endoleak. Vaak is dit onschuldig. Soms moet in een tweede kleine ingreep een verlengstukje geplaatst worden. U wordt hiervoor dan opnieuw opgenomen. Andere mogelijke complicaties die kunnen optreden na deze operatie zijn: bloeduitstorting in de lies, hartfalen, doorbloedingsstoornissen van de darm, erectie- en zaadlozingsstoornissen, protheseinfectie, wondbreuken en nierfunctiestoornissen. Deze complicaties zijn gelukkig allemaal zeldzaam. Het komt ook zelden voor dat iemand overlijdt als gevolg van de operatie. Delier Kwetsbare oudere patiënten hebben tijdens een ziekenhuisopname een verhoogde kans op een delier. Een delier is een periode van verwardheid die vaak gepaard gaat met waandenkbeelden. Het 3

4 vergroot ook de kans op andere complicaties. De afdeling probeert met een preventieprogramma de kans op een delier te verkleinen. Als de complicatie toch optreedt wordt in samenspraak met de familie geprobeerd de kans op andere complicaties zo klein mogelijk te houden. Na de operatie Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer (recovery) gebracht. Als u pijn heeft of misselijk bent, kunt u de verpleegkundige om medicijnen vragen. Als uw bloeddruk en ademhaling stabiel zijn en u goed wakker bent, gaat u terug naar de verpleegafdeling. Als u voldoende heeft gedronken wordt het infuus verwijderd. Hierna mag u weer gewoon eten en drinken. Na de operatie begint u met carbasalaat calcium (bijv. Ascal), om de bloedstolling iets af te remmen. Deze medicatie blijft u voortaan gebruiken. Voordat u met ontslag gaat, worden nog een röntgenfoto en een Duplex (een onderzoek met geluidsgolven) van de buik gemaakt. Bij een Duplex-onderzoek wordt met geluidsgolven de bloedstroom zowel hoorbaar als zichtbaar gemaakt. Dit om te zien of de endoprothese op zijn plaats zit en er geen lekkage is opgetreden. Weer naar huis Als alles goed gaat en u heeft geen koorts, dan mag u ongeveer vijf dagen na de operatie naar huis. De dag voor uw vertrek wordt met u een ontslaggesprek gehouden. Hierin wordt met u het verloop van de opname besproken. Ook krijgt u informatie over het te verwachten verdere herstel. Van de verpleegkundige van de verpleegafdeling krijgt u een brochure mee met adviezen voor de periode na de operatie. Wanneer u weer helemaal van de operatie zal zijn hersteld, is moeilijk aan te geven. Houdt u er rekening mee dat u thuis nog ongeveer zes weken nodig heeft om te herstellen. Controle U krijgt een afspraak mee voor een controle op de polikliniek ongeveer twee maanden na de operatie. Ook wordt voor u een afspraak gemaakt op het vaatlaboratorium, voor een Duplexonderzoek van de buik en het meten van uw bloeddruk aan de enkels. Het meten van de bloeddruk aan de enkels is nodig om de bloedstroom naar de benen te controleren. Deze controles worden herhaald na 12 maanden, en daarna jaarlijks. Tijdens deze controles worden ook standaard röntgenfoto s van de buik en soms een CT gemaakt. Controle na de operatie blijft erg belangrijk om te zien of de prothese goed tegen de wand van de buikslagader aan blijft liggen. Belangrijk: omdat de vaatprothese ook metaal bevat, moet u dit melden als u een MRI onderzoek ondergaat. In het algemeen is het hebben van een endoprothese geen bezwaar tegen een MRI onderzoek. Telefonisch spreekuur Nazorg U krijgt ook een afspraak mee voor het telefonisch spreekuur Nazorg. Ongeveer drie dagen nadat u uit het ziekenhuis bent ontslagen, belt de verpleegkundige van de polikliniek Hart en Vaten u om te vragen hoe het gaat. We horen dan ook graag hoe u de ziekenhuisopname hebt ervaren. Als er dingen zijn die u wilt bespreken, kan het handig zijn deze even van te voren op te schrijven zodat u niets vergeet. 4

5 Vragen Overdracht naar huisarts Uw behandelend arts informeert uw huisarts binnen twee werkdagen via een digitale brief. Bij uw ontslag krijgt u ook een voorlopige ontslagbrief mee. Als u binnen enkele dagen na uw ontslag uw huisarts, de centrale huisartsenpost of de Centrale Spoedopvang in het ziekenhuis bezoekt, neemt u de voorlopige ontslagbrief mee. De huisarts en/of behandelend arts is hiermee op de hoogte van uw behandeling. Als u na het lezen van deze brochure of na de operatie nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met het verpleegkundig telefonisch spreekuur van de polikliniek Hart en Vaten. U belt dan het algemene nummer van het UMCG (050) en vraagt om doorverbinding met nummer Het verpleegkundig telefonisch spreekuur is bereikbaar van maandag tot en met donderdag van 8.30 tot en op vrijdag van 8.30 tot uur. Buiten deze tijden kunt u contact opnemen met de Spoedeisende Hulp van het UMCG, telefoonnummer (050) De dienstdoende arts adviseert u dan wat u het beste kunt doen. Meer informatie Meer informatie kunt u vinden op de volgende websites: Aantekeningen BB