A l g e m e e n p r o g r a m m a v a n e i s e n v o o r i n b r a a k b e v e i l i g i n g s i n s t a l l a t i e s v o o r de g e b o u w e n v

Transcriptie

1 A l g e m e e n p r o g r a m m a v a n e i s e n v o o r i n b r a a k b e v e i l i g i n g s i n s t a l l a t i e s v o o r de g e b o u w e n v a n het R O C v a n A m s t e r d a m project: Programma van eisen voor inbraakbeveiligingsinstallaties opdrachtgever: ROC van Amsterdam adres: Postbus 2584, 1000 CN Amsterdam behandeld door: Pieter Venhuizen datum: 28 maart 2015 ref. nr.: AC

2 Samenvatting In dit Programma van Eisen voor de beveiligingsinstallaties zijn de standaard eisen vastgelegd, welke door het ROC van Amsterdam worden gesteld op haar locaties. Op basis van aanvullende ruimtelijke en/of functionele Programma s van Eisen, waarin locatieafhankelijke gebruikseisen, prestatie-eisen en beeldverwachtingen zijn geformuleerd, worden deze standaard eisen aangevuld en/of gewijzigd en daarmee specifiek toegespitst op het te realiseren gebouw en haar gebruiker. Indien wordt afgeweken van de eisen in dit Programma van Eisen, dan moeten de betreffende afwijkingen expliciet worden aangegeven. Inhoud Samenvatting... i Inhoud... i 1 Beveiligingsinstallaties tegen inbraak Algemeen... 1 a) Organisatorische maatregelen:... 1 b) Bouwkundige maatregelen:... 1 c) Elektrotechnische beveiligingsmaatregelen: Risicoklasse indeling Uitvoerende installateur Elektrotechnische maatregelen Beveiliging specifiek per gebouw te bepalen Bedienpaneel en centrale apparatuur Akoestische alarmgevers Schrikverlichting Alarm doormelding Flitslicht Toe te passen detectiemiddelen Algemeen Passief infrarood detectie Deur- / raammagneetcontacten Deurslotcontact Afronding van het project Revisiegegevens Indienvorm Onderhoudscontract... 4 AC PvE Beveiliging.doc. datum: 28 maart 2015 i

3 1 Beveiligingsinstallaties tegen inbraak 1.1 Algemeen De beveiligingsinstallaties dienen ontworpen en geprojecteerd te worden volgens het onderliggende Programma van Eisen (PvE) voor de beveiligingsinstallaties. In dit PvE zijn opgenomen de normen en eisen die het ROC van Amsterdam stelt, naast de reguliere normen en eisen die door de beveiligingsbranche worden aangegeven. Beveiligen tegen inbraak en overvallen is het zoeken van de juiste mix van maatregelen, gericht op het beschermen van het waarde object en het beperken van de mogelijkheid daar snel bij te kunnen komen. Die maatregelen moeten als het ware opgenomen worden binnen de dagelijkse gang van zaken in het gebouw. Beveiliging tegen inbraak en overvallen is maatwerk. Een incidenteel en impulsief getroffen maatregel maakt weinig kans een werkzame maatregel te zijn. Beveiligen moet planmatig gebeuren. Daartoe dient een beveiligingsplan. In het beveiligingsplan dienen te zijn opgenomen: a) Organisatorische maatregelen: Deze hebben tot doel om met behulp van onder andere procedures en voorschriften, met gebruikmaking van in de organisatie verantwoordelijke personen en (technische) middelen, bepaalde controles en rapportages te verrichten c.q. voorzieningen te treffen. b) Bouwkundige maatregelen: Deze hebben tot doel om weerstand te bieden tegen de middelen waarmee het onbevoegd binnendringen van een beveiligd gebied / gebouw redelijkerwijs kan plaatsvinden. c) Elektrotechnische beveiligingsmaatregelen: Deze hebben tot doel acties door kwaadwilligen tijdig te detecteren, signaleren en registreren, opdat een tijdige respons en/of analyse achteraf mogelijk is. 1.2 Risicoklasse indeling De beveiligingsmaatregelen die volgens de risicoklasse indeling gemaakt dienen te worden zijn de volgende: - Risicoklasse voor beveiligingsmaatregelen: 2. - Organisatiemaatregelen: O2. Door de gebruiker op te nemen specifieke maatregelen. - Bouwkundige maatregelen: B1. Hang- en sluitwerk met inbraakwerendheid van 3 minuten volgens de BRL Compartimentering / meeneembeperkende maatregelen: C/M1. Inbraakwerende kast volgens VGW kwalificaties of bouwkundige inbraakvertraging van 3 minuten. - Elektrotechnische maatregelen: E2. Inbraakalarminstallatie met anti-masking detectoren. Componenten Grade 3 / NCP 3. - Alarmering ATS categorie: DP2. Alarmtransmissie volgens NEN-EN naar een PAC. - Reactie (alarmopvolging): R2. Alarmopvolging door PAC naar een erkende Particuliere Bewakingsdienst. In dit Programma van Eisen worden de normen en eisen geformuleerd voor de elektrotechnische maatregelen. Alle andere beveiligingsmaatregelen dienen bepaald en uitgevoerd te worden door de beheerder / gebruiker van het betreffende schoolgebouw. 1

4 2 Uitvoerende installateur De uitvoering van de beveiligingsinstallaties dient te worden gedaan door een ter zake kundig bedrijf. Deze dient aangesloten en geaccrediteerd te zijn door: a- VEB (Vereniging Europese Beveiligingsbedrijven) of b- Borg. Voor beide organisaties geldt, dat een beveiligingsinstallateur zich volledig richt volgens de Wet PBR (De wet Particuliere Beveiligingsbedrijven en Recherchebureaus) en de normen van de VRKI (de Verbeterde Risicoklasse indeling). 3 Elektrotechnische maatregelen De elektrotechnische maatregelen voor de inbraakbeveiligingsinstallatie dienen te worden opgebouwd volgens het valkstrik principe (zwerfdetectie), dat wil zeggen alleen in de verkeersruimten en ruimten die vanaf buitenaf bereikbaar zijn zonder gebruik te maken van hulpmiddelen (volgens de norm NEN 5078). Tevens dienen alle deuren in toegangen tot het gebouw en de (nood)uitgangen te worden gedetecteerd met zowel slot- als deurstandsignalering. Indien het gebouw is opgebouwd met verschillende bouwdelen dienen ook de verbindingsdeuren voorzien te zijn van slot- en deurstandsignalering. 3.1 Beveiliging specifiek per gebouw te bepalen Ruimten waarin zich waardevolle goederen bevinden en ruimten waarin attractieve goederen of duurzame machines aanwezig zijn dienen als een compartiment gezien te worden welke beveiligd is, zodanig dat personen, welke de betreffende ruimten betreden, te allen tijde gedetecteerd worden. 3.2 Bedienpaneel en centrale apparatuur Een bedienpaneel dient niet te worden geplaatst in een algemeen publiektoegankelijke ruimte. Indien het daar wel geprojecteerd is dienen maatregelen tegen vandalisme en onbevoegd gebruik te worden getroffen; bijvoorbeeld door het bedienpaneel te plaatsen in een afsluitbaar kastje. De in- en uitloopvertraging van het alarmsysteem behoort bij voorkeur niet meer te bedragen dan 30 seconden. De centrale van de beveiligingsinstallatie dient geplaatst te worden in een afgesloten en niet publiek toegankelijk ruimte. Deze ruimte dient aangemerkt te worden als een compartiment welke beveiligd dient te worden. 3.3 Akoestische alarmgevers De school dient voorzien te zijn van tenminste 2 akoestische alarmgevers. Ongeacht de omvang van de school dienen de akoestische alarmgevers in de gehele school goed hoorbaar te zijn. De alarmgevers mogen niet eenvoudig bereikbaar zijn. De alarmgevers behoren buiten handbereik op een hoogte van minsten 2,40 meter te worden gemonteerd en de leidingen dienen tegen mechanisch geweld beschermd te zijn, zodat sabotage in hoge mate wordt bemoeilijkt. 3.4 Schrikverlichting De beveiligingscentrale dient een potentiaalvrij contact te hebben, waarmee mogelijk de schrikverlichting aangestuurd kan worden. 2

5 3.5 Alarm doormelding De installatie dient voorzien te zijn van een doormelding naar een justitieel toegelaten Particuliere Alarm Centrale, via een digitale doormelding. 3.6 Flitslicht Er dient boven de toegangsdeur een wit of geel flitslicht aangebracht te worden, zodat mensen voor de alarmopvolging of de politie het gebouw snel kunnen vinden. Het flitslicht dient vanaf de straatzijde zichtbaar te zijn. De exacte locatie dient in overleg met het Centraal Facilitair Bedrijf bepaald te worden. 4 Toe te passen detectiemiddelen 4.1 Algemeen Alle detectiemiddelen dienen REQ geregistreerd te zijn en voorzien van een NCP of VdS nummer. De detectiemiddelen dienen minimaal te voldoen aan klasse C. Bekabeling dient zoveel als mogelijk te worden te worden gemonteerd, zodanig dat deze niet zichtbaar is (dit ook voor de beschermende buisleidingen). Indien dit niet gerealiseerd kan worden, dienen de leidingen te zijn gemonteerd in het bewaakte deel van de ruimte of in leidingschachten en technische ruimten, welke niet toegankelijk zijn (afgesloten voor niet bevoegde personen). 4.2 Passief infrarood detectie De toe te passen PIR melder dient te voldoen aan de volgende criteria: - Detectie met passief infrarood en radar. - Met anti-mask. - Reikwijdte: minimaal 16 x 16 m en bundel van 90 (wide beam). - Reikwijdte: minimaal 25 m en bundel van 25 (long beam). - Uitloop LED op afstand aan/uit te zetten. - Voorzien van sabotageschakelaar. - Alarmcontacten NC. De melder dient vlak op de wand gemonteerd te worden of onder 45 in een hoek van de ruimte, zonder ruimte achter de melder. 4.3 Deur- / raammagneetcontacten Het toe te passen deurmagneetcontact dient te voldoen aan de volgende criteria: - Inbouw magneetcontact met inbouw magneet. - Afstand voor schakelen 2 20 mm. - Alarmcontact NC. Het contact met de magneet dient door een deskundig persoon te worden ingebouwd in het kozijn en de deur. 4.4 Deurslotcontact Het toe te passen deurslotcontact dient te voldoen aan de volgende criteria: - Inbouw in het slothuis in het kozijn. - Verend gemonteerd, zodat zowel enkele als dubbele sluiting geregistreerd kan worden. - Alarmcontact NC. 3

6 5 Afronding van het project. 5.1 Revisiegegevens Aan het eind van project bij de oplevering van de inbraakbeveiligingsinstallatie dient deze vergezeld te gaan van de revisiebescheiden, deze dienen te bestaan uit: - Revisietekeningen van plattegrondtekeningen met de positionering van componenten van de complete elektronische beveiligingsmaatregelen met daarop: - de aangebrachte beveiligingsonderdelen; - de bijbehorende codenummering welke ook in de centrale is geprogrammeerd; - de benaming van het onderdeel zoals ook in de centrale is geprogrammeerd; - de lus- en groepsinformatie van de beveiligingsonderdelen. - Blokschema van de opbouw van de inbraakbeveiligingsinstallatie waarop is aangegeven: - de beveiligingsmiddelen zoals vermeld op de revisietekeningen; - de diverse sturingen en ingangen van onderdelen anders dan de inbraakbeveiliging, zoals ingangen vanuit de TGB- brandmeld- en CCTV installatie en doormeldingen naar PAC e.d.; - Gebruikershandleidingen van de bedienpanelen op maximaal 1 A4 blad. - De bedienings- en onderhoudsvoorschriften van de installatie. - Technische specificaties (met fabrieksdocumentatie van de verschillende onderdelen). - Certificaten van de gebruikte onderdelen met bijbehorende garantieverklaringen. - Rapportages van de beproevingen en testen inclusief een analyse op juiste verbindingen van de aangebrachte bekabeling op adersluiting, onderbreking, juiste aansluitvolgorde en weerstand per ader. - De toegangscode c.q. het wachtwoord voor toegang tot het hoogste mutatieniveau van het systeem. Op dit niveau moeten systeemparameters, autorisatieniveaus en andere systeeminstellingen zonder restricties gemuteerd kunnen worden. - De gedocumenteerde registratie van de instellingen en parameters van het systeem op het moment van oplevering in witdruk en digitaal: 5.2 Indienvorm De revisiebescheiden dienen bij de oplevering ingediend te worden: - Een logboek met revisietekeningen, gebruikershandleiding, certificaten en registratie van de storingsafhandeling en onderhoudsbezoeken. - 2 stel witdrukken van alle revisiebescheiden in map of ordner (tekeningen zoveel als mogelijk maximaal op A3) - 1 maal op elektronische drager: - Tekeningen op DWG en PDF formaat; - Mogelijk later te muteren documenten in Word / Excel en in PDF - Fabrieksdocumentatie en certificaten in PDF De gebruikershandleidingen dienen gesteld te zijn in de Nederlandse taal. 5.3 Onderhoudscontract In het garantie en onderhoudsjaar (1 jaar aansluitend aan de opleveringsdatum) dient een onderhoudscontract te zijn opgenomen welke onderdeel van het project is. Bij de oplevering dient een afschrift van dit onderhoudscontract bij de revisie bescheiden te zijn gevoegd. Tevens dient een voorstel opgenomen te zijn hoe deze na het garantie en onderhoudsjaar voortgezet wordt. In het onderhoudscontract dient te zijn opgenomen: - Na melding van een storing moet binnen 4 uur een monteur ter plaatse zijn om de storing op te heffen; - De aannemer draagt zorg voor telefonische bereikbaarheid gedurende 24 uur per dag van tenminste twee werknemers, die goed bekend zijn met de geleverde installaties. - Van de te verrichten onderhoudswerkzaamheden worden door de onderhoudscontractant rapporten gemaakt van de storingen en de reparatie daarvan. - Indien door onderhoudswerkzaamheden de installatie wijzigt dienen de revisiebescheiden hiervan bijgewerkt te worden. 4