Algemene. Montagerichtlijnen. Elektrische Bediende. Beveiligingsrolluiken. NCP AMR augustus 2007 versie 1.0

Transcriptie

1 Algemene Montagerichtlijnen Elektrische Bediende Beveiligingsrolluiken

2 Algemene montage richtlijnen elektrische beveiligingsrolluiken Inleiding: Een rolluik is zo sterk als zijn bevestiging toelaat. Vandaar dat er Algemene Montagerichtlijnen zijn opgesteld voor elektrisch bediende beveiligingsrolluiken. In samenhang met de ROMAZO Rolluikenmatrix en de Beoordelingsrichtlijn voor Rolluik Beveiligingsbedrijven moeten de Montagerichtlijnen leiden tot een rolluik dat de gebruiker en andere belanghebbende partijen de zekerheid biedt dat met het gekozen rolluik de beveiligingswaarde van het te beveiligen object op het gewenste niveau wordt gebracht. In het kader van de Beoordelingsrichtlijn voor Rolluikbeveiligingen wordt onder het begrip rolluik eveneens verstaan rolhekken, roldeuren en schaar- en schuifhekken. Daarnaast bestaat er de verplichte CE-markering conform NEN-EN op elektrische rolluiken vanaf Deze heeft hoofdzakelijk betrekking op de veiligheidsaspecten van een rolluik en minder op de beveiligingswaarde. Keuze in beveiliging Bij de keuze van rolluiken, rolhekken of schaarhekken (bouwkundige maatregelen) moet gekeken worden naar het te beveiligen object: a. de te beveiligen goederen (compartimentering) b. de buitenzijde van het pand c. combinatie van beide. Maatregelen die bijna altijd genomen moeten worden bij a) zijn: - zo vroeg mogelijk signaleren (elektronische beveiliging); - zo lang mogelijk tegenhouden (bouwkundige beveiliging, bijv. rolluiken) - alarmopvolging (deze moet in samenhang zijn met de bouwkundige maatregelen Dit houdt in, dat indien men inpandige goederen wil beveiligen, de rolluiken/rolhekken/ schaarhekken voor zover mogelijk aan de binnenzijde geplaatst moeten worden en de alarmsignalering moet plaatsvinden voordat de afscherming (het rolluik) aangevallen kan worden. Indien dit om (technische) redenen niet mogelijk is, moet bij buiten plaatsing voor een gesloten rolluiksysteem worden gekozen met alarmcontacten op het rolluik en een zeer goede vergrendeling. De alarmcontacten en de inbraakdetectie maken geen deel uit van deze montagerichtlijn maar zijn het werkterrein van het BORG Technisch Beveiligingsbedrijf. Vergrendeling van het elektrische rolluik vindt meestal plaats door aandrukken van het pantser door de motor. In specifieke gevallen kan gekozen worden voor een uitbreiding met een grondslot, een espagnoletslot, een kabel tussen de as en het pantser of andere oplossingen waarmee hetzelfde beveiligingsniveau wordt bereikt. Naast het beveiligen van gevelopeningen kunnen rolluiken, rolhekken en schaarhekken worden toegepast voor het creëren van een compartiment binnen het te beveiligen risico. In die situatie wordt het rolluik gebruik als compartimentering.

3 Open of gesloten rolluiken In zijn algemeenheid kunnen afschermingen voor gevelopeningen worden ingedeeld in twee categorieën, te weten: 1. Gesloten afschermingen 2. Open afschermingen Met betrekking tot de gesloten afschermingen moet worden opgemerkt, dat hieronder worden verstaan alle afschermingen die geen directe aangrijpingspunten hebben (rolhekken voorzien van polycarbonaat, opengestanste rolluiken met ponsgaten 1 cm 2 per gat, paneelrol- of stapelluiken, etc.). Inbraakpreventieve waarde van een rolluik/rolhek De kracht die een rolluik/rolhek kan opnemen wordt bepaald door: 1. de vorm van het profiel 2. het materiaal waaruit het rolluik/rolhek is gefabriceerd (bijv. staal/aluminium) 3. de dikte van het materiaal 4. de profielhoogte van de toegepaste lamellen 5. de dikte en de vorm van de toegepaste geleiding alsmede 6. de juiste montage van het rolluik Geleiding bij een rolluik Rolluiken en rolhekken worden aan de zijkant geleid in u-profielen. Vuistregel is, dat minimaal 1% van de breedte van het pantser in de geleiding moet lopen met een minimum van 3 cm. Voorbeeld: Bij een rolluik of rolhek van 5 meter breed moet het rolluik of rolhek minimaal 50 mm aan iedere zijde in de geleiding lopen. Hoe dieper de geleiding, des te beter de beveiliging. Uiteraard moet het rolluik precies passend in de geleiding lopen. De speling mag niet meer zijn dan maximaal 10 mm per zijde om het rolluik of rolhek ongestoord op en neer te laten. Ook dikte en vorm spelen een belangrijke rol; hoe dieper en dikker de wanden, des te hoger is het weerstandsvermogen. Ook het toepassen van een haak of zogenaamde stormhaakconstructie bevordert de beveiligingswaarde, vooral bij brede rolluiken..

4 Categorie-indeling toepassen uitvoering/type mat. dikte in mm binnen buiten stalen gesloten rolluik 0,8-1 Bz Bn 1-1,2 Bz Bz 1,2 Bz Bz stalen open rolluik 0,8-1 Bs Bs max. 60% doorzicht 1-1,2 Bn Bs 1,2 Bz Bn aluminium gesloten rolluik 0,8-1 Bn Bs 1-1,2 Bz Bn 1,2-2 Bz Bz 2 Bz Bz aluminium open rolluik 0,8-1 Bs Bs max. 60% doorzicht 1-1,2 Bn Bs 1,2 Bz Bn Bij bovenstaande types mogen bij dubbelwandige profielen de wanddiktes opgeteld worden. stalen holle buis rolhek Ø Bn Bs Ø Bn Bs Ø Bz Bn Ø 19 Bz Bn aluminium holle buis rolhek Ø Bs Bs Ø Bs Bs Ø Bn Bs Ø 19 Bz Bs stalen massief draad rolhek Ø 8-12 Bn Bs Ø 12 Bz Bn aluminium massief draad rolhek Ø 9-12 Bn Bs Ø 12 Bz Bs stalen striprolhek 16 x 4 Bz Bs 18 x 4 Bz Bn 20 x 4 Bz Bn 22 x 4 Bz Bn aluminium striprolhek 16 x 4 Bs Bs 18 x 4 Bs Bs 20 x 4 Bn Bs 22 x 4 Bz Bn

5 toepassen uitvoering/type mat. dikte in mm binnen buiten paneelsysteem met aluminium scharnieren 3-4 Bs Bn Bs 5-6 Bz Bn 6 Bz Bz stalen schaarhek 1,5-2,5 Bz Bs 2,5 Bz Bn aluminium schaarhek 1,5-2,5 Bn Bs 2,5 Bz Bs

6 1. Algemeen 1.1 Deze richtlijnen zijn van toepassing op beveiligingsrolluiken die geschikt zijn voor montage in of op kozijnen. 1.2 Rolluiken zijn afsluitingen met een open of gesloten pantser en opgebouwd uit in elkaar geschoven profielen. Bij sluiting ontstaat een geheel gesloten oppervlak, al of niet met doorkijkmogelijkheden. In het kader van de Beoordelingsrichtlijn voor Rolluikbeveiligingen wordt onder het begrip rolluik eveneens verstaan rolhekken, roldeuren en schaar- en schuifhekken. 1.3 Het rolluik dient voorzien te zijn van een CE-markering conform NEN-EN Rolluiken die zijn gemonteerd voor beschikken veelal nog niet over deze CE-markering (verplicht vanaf ). 1.4 Bij de oplevering van het rolluik worden aan de gebruiker de bedieningsvoorschriften overhandigd. Tevens wordt de gebruiker mondeling geïnformeerd over het gebruik en de werking van het rolluik. 1.5 Klassenindeling van de rolluiken: Afhankelijk van het gekozen rolluik kan de volgende beveiligingsgraad worden verkregen: Klasse R1: Klasse R2: Klasse R3: 1.6 Op plaatsen waar mechanische beschadiging of beschadiging van onderdelen ten gevolge van het gebruik, dan wel inwerking van omgevingsinvloeden (corrosie) te verwachten is, worden deze onderdelen hiertegen beschermd. 1.7 De montage van het rolluik is zodanig, dat geen gevaarlijke spanning kan komen te staan op (delen) van het rolluik. 1.8 Er worden naast de goedgekeurde in- en uitschakelmechanismen geen aanvullende schakelaars en dergelijke toegepast die het rolluik aanvullend kunnen bedienen, anders dan de noodhandbediening die uitsluitend van binnen uit bediend kan worden.

7 2.0 Projectering & Montage algemeen 2.1 Algemeen: Bij projectering en montage wordt met de volgende voorschriften rekening gehouden: - bij de projectering wordt rekening gehouden met de gegevens zoals deze zijn vastgelegd in het programma van eisen (P.v.E); - de montage wordt uitgevoerd conform de richtlijnen en voorschriften voor rolluiken zoals aangegeven door de fabrikant, in de ROMAZO Rolluikenmatrix en de Algemene Montagerichtlijnen voor Rolluik Beveiliging; - vanaf 1 januari 2008 dienen alle rolluiken waarvoor een certificaat wordt afgegeven, te voldoen aan de NEN-EN (CE-norm) - overeengekomen afwijkingen, wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van het P.v.E, worden vóór oplevering van de werkzaamheden schriftelijk vastgelegd. 2.2 Montage algemeen - Een rolluik wordt deugdelijk bevestigd, hierbij wordt rekening gehouden met gewicht en vorm van de onderdelen. - Het rolluik is gemonteerd overeenkomstig de ROMAZO rolluikenmatrix en de in het PvE aangegeven klasse R1 R3 - De systeemonderdelen dienen zo te worden geplaatst, dat normaal te verwachten veranderingen in temperatuur of vochtigheid van de omgeving waaraan de onderdelen kunnen worden blootgesteld, redelijkerwijs geen nadelige invloed hebben op een goede werking. - Bij de keuze en projectering van het systeem, dan wel de systeemonderdelen, dient naast de realisering van het beveiligingsaspect tevens rekening te worden gehouden met de gebruikersvriendelijkheid. 3. Anti-sabotage voorzieningen Hierbij is het van belang of het rolluik achter glas (binnen het beveiligde gebied) of aan de buitenzijde van het object wordt geplaatst. Daarnaast is het van groot belang of het rolluik op of in de dag wordt geplaatst en of het rolluik aan de binnenzijde of de buiten zijde van de gevel wordt geplaatst. 3.1 Achter glas geplaatste rolluiken (in het beveiligde gebied) - Bij de toepassing van schaarhekken is de maximale netto afmeting tussen de stijlen 120 mm.

8 - De binnen handbereik geëtaleerde goederen mogen niet kleiner zijn dan de mazen van het rolhek. - De bevestiging van geleider aan koker (achtervulling) is deugdelijk uitgevoerd, met voldoende bevestigingspunten en op een max. onderlinge afstand van 75 cm. (tenzij de fabrikant anders voorschrijft). Dit geldt niet voor in de dag geplaatste rolluiken. 3.2 Aan de gevel geplaatste rolluiken (buiten het beveiligde gebied) - Bij de toepassing van schaarhekken is de maximale netto afmeting tussen de stijlen 120 mm. - De installatie is zodanig aangelegd dat het systeem niet op eenvoudige wijze te saboteren is. De afstand tussen de koker/geleider en de muur dient kleiner te zijn dan de dikte van de gebruikelijke inbraakgereedschappen (max. 5 mm). Dit geldt niet voor aan de binnenzijde van de gevel en in de dag geplaatste rolluiken. - De bevestiging van geleider aan koker (achtervulling) is deugdelijk uitgevoerd, met voldoende bevestigingspunten en op een max. onderlinge afstand van 50 cm. (tenzij de fabrikant anders voorschrijft). Dit geldt niet voor aan de binnenzijde van de gevel en in de dag geplaatste rolluiken. - De geleiders dienen zo gemonteerd te zijn dat het pantser met minimale speling in de geleiders loopt. Wanneer het pantser geheel naar links of rechts in de geleiders wordt gedrukt, moet het pantser aan de andere zijde nog voldoende diep in de geleider zitten. De norm is 1 % van de breedte van het rolluik met een minimum van 3 cm.. - Alle rolluiken dienen vergrendeld te worden door het aandrukken van het pantser door de motor. - Bij een rolluik breder dan 700 cm. dienen altijd stormhaken te worden toegepast. - Voeding- en besturingskabels dienen van buitenaf onzichtbaar geplaatst te worden en zodanig dat sabotage in hoge mate bemoeilijkt wordt. - Kortsluiting van de elektrische bediening van het rolluik mag niet leiden tot het openen van het rolluik. - De bevestigingen van het rolluik zijn goed afgeschermd (blinde montage) of beveiligd. Dit geldt niet voor aan de binnenzijde van de gevel en in de dag geplaatste rolluiken.

9 3.3 Bediening - Van buitenaf bereikbare (sleutel)schakelaars dienen beveiligd uitgevoerd te worden. - Schakelaars voor onbeveiligde rolluiken aan de binnenzijde van het pand dienen voorzien te zijn van een dodemansfunctie. - Schakelaars voor onbeveiligde rolluiken aan de binnenzijde van het pand dienen zo geplaatst te zijn dat zij zicht geven op het rolluik 4. Rolluikmontage - Het rolluik wordt gemonteerd volgens de montage handleiding van de fabrikant. - Het boren van de gaten voor de bevestiging verzwakt de constructie. Het boren moet gebeuren op de neutrale lijn. - Het aantal bevestigingen op de muur / kozijn bedraagt minimaal 3 per meter lengte met onder en boven 1 extra (tenzij de fabrikant anders voorschrift). 5. Uitzonderingen In alle gevallen waarin de Montage Richtlijn Rolluikbeveiliging niet voorziet, is een op schrift vastgelegde beslissing van NCP Certificatie bindend.

10 BIJLAGE 1 Controle juiste werking rolluik. 1. Beveiliging van de (sleutel)schakelaar en bekabeling 2. Plaatsing binnenschakelaar(s) 2. Werking optilbeveiliging 3. Controle afstelling en speling in geleiders. 4. Controle vlakke montage op ondergrond 5. Controle op bevestiging conform de neutrale lijn 6. Controle op afstand bevestigingspunten 7. Controle afscherming bevestigingspunten 8. Werking van de afrolbeveiliging.* Conditie: 1. Corrosie van schakelaars, contacten, bevestigingspunten, etc. * Veiligheidsaspect.