REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN"

Transcriptie

1 33 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN JAARGANG 11 NUMMER 3 atlas! + zee, zand en modder + gouden vrijwilligers

2 RAVON is het tijdschrift van de Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Neder land). Donateurs van RAVON krijgen het blad gratis toegezonden. Redactie-adres: Stichting RAVON, Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen. Redactie: Jeroen van Delft, Ingo Janssen, Pedro Janssen, Kris Joosten, Frank Spikmans, Michaël Steeghs, Annemarieke Spitzen. Vormgeving + opmaak: HPC drukkerij bv Druk: Drukkerij HPC b.v., Arnhem Aanmelden als donateur van ravon kan: - via onze website: - per via: kantoor@ravon.nl - schriftelijk: Stichting ravon Donateursadministratie Postbus 1413, 6501 BK Nijmegen IBAN nr.: NL37 PSTB BIC-Code: PSTB NL21 december 2009 RAVON 33 JAARGANG 11 NUMMER 3 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Kopij-wenken Inlevering van kopij dient op CD-rom of te geschieden (Word). Inhoud: RAVON is bedoeld voor publicatie van artikelen en voor rubrieken-nieuws over in Nederland voorkomende vissen, amfibieën en reptielen. In het buitenland verricht onderzoek kan gepubliceerd worden indien dit relevant geacht wordt voor de in Nederland voorkomende soorten. Introductie: Een artikel dient voorzien te worden van een leader van maximaal 120 woorden. Verdere structurering van artikelen door middel van paragraaftitels. Figuren: Tekeningen, grafieken en kaartjes los bijvoegen. Op A4 formaat aanleveren in direct reproduceerbare vorm, bij voorkeur in zwarte inkt en zonder grijstinten. Bij teksten en schaalaanduidingen dient men rekening te houden met verkleining. Aanlevering in Excel is ook mogelijk. Dia s en foto s: Voorkeur voor digitale foto s met een hoge resolutie. In overleg met de redactie kunnen ook algemene dia s gebruikt worden van soorten en/of biotopen. Literatuurverwijzingen: in de tekst alleen auteur en jaartal noemen. Bij twee auteurs beiden vermelden, gescheiden door &, bij meer dan twee auteurs alleen de eerste gevolgd door et al., in cursief. Literatuurlijst: Vermelding van de geciteerde literatuur. Auteur, jaartal en titel, gevolgd door uitgevende instantie. Summary: Een artikel dient voorzien te worden van een Engelse samenvatting van maximaal 250 woorden. In verband met de overzichtelijkheid wordt de voorkeur gegeven aan korte artikelen platte tekst; 2500 woorden en mededelingen van niet meer dan een half A4. De redactie kan, indien nodig, de ingezonden artikelen en stukken inkorten en kleine, niet inhoudelijke wijzigingen aanbrengen. Inkorting of inhoudelijke wijziging geschiedt altijd in overleg met auteurs. Stuifzand als leefgebied voor de levendbarende hagedis 33 Richard P.J.H. Struijk Kemps zeeschildpad: een nóg bijzonderder dwaalgast in Nederland 38 Edo Goverse, Maartje L. Hilterman, Max Janse & Henk Zwartepoorte Verspreiding en achteruitgang van de grote modderkruiper in een historisch perspectief 44 Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin De herkomst van de rugstreeppad in Zuidelijk Flevoland 49 Vincent van Laar De Atlas is er! 52 Tamira Hankman kortom 55 Schenkingen Padden.nu en de paddentrek van 2009 ravon nieuws 56 Het profiel van de RAVON-ner ons goud De nieuwe rode lijsten boeken 60 Likona Jaarboek 2008 Voor de omslag is gebruik gemaakt van illustraties van Paul Veenvliet: levendbarende hagedis vrouwtje Bas Teunis: dwergmeerval Auteursrechten op afbeeldingen berusten bij de makers.

3 33 11(3) Stuifzand als leefgebied voor de levendbarende hagedis Richard P.J.H. Struijk De levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) heeft een zeer divers biotoopgebruik (Peters, 1991). Binnen zijn areaal loopt het leefgebied uiteen van steppen tot toendra s en van laagland tot hooggebergtes (Glandt, 2001). Ook binnen Nederland is het biotoopgebruik zeer divers. Zo troffen Krekels & Creemers (1998) de soort binnen boswachterij Kootwijk-Loobos in maar liefst negen verschillende biotopen aan waaronder stuifzand gerelateerde biotopen. Hoewel deze laatste terreintypen ogenschijnlijk oninteressant zijn voor reptielen, blijken ze er vaak toch voor te komen. De brede tolerantie van de levendbarende hagedis stelt de soort in staat om zich binnen bepaalde gebieden wijder te verspreiden en nieuwe leefgebieden te koloniseren. Strijbosch (2002) toonde dit ook aan in een onderzoek naar de kolonisatie van nieuw aangelegde kapvlaktes in de Overasseltse en Hatertse vennen. Omdat recentelijk steeds meer aandacht van natuurbeheerders naar stuifzanden uitgaat, is het van belang om de waarde van dit landschapstype voor reptielen eens nader onder de loep te nemen. Daartoe zullen waarnemingen in vier verschillende vegetatietypen, afkomstig van het Hulshorsterzand, uiteen worden gezet. Tevens zal het opmerkelijke migratievermogen van de soort aan de hand van enkele waarnemingen worden onderstreept. Onderzoeksgebied Het Hulshorsterzand maakt deel uit van Leuvenhorst op de Noordwest-Veluwe en was ooit onderdeel van een uitgestrekt stuifzandgebied. Van het eind van de 19e eeuw tot halverwege vorige eeuw zijn echter grote delen stuifzand vastgelegd door bosaanplant (Jungerius & Ketner- Oostra, 2006). Door deze aanplant en de versterkte atmosferische depositie voltrok de successie zich versneld, waardoor in de huidige situatie weinig actief stuifzand resteert (Bakker et al., 2003). De waarnemingen die in dit artikel besproken zullen worden, zijn verzameld in vier verschillende terreintypen. Het eerste terreintype is het stuifzandlandschap dat bestaat uit een afwisseling van open zand, soms nog (beperkt) actief stuivend en zand in een zeer vroeg successiestadium. De spaarzaam aanwezige begroeiing bestaat voornamelijk uit korstmossen, buntgras en soms helmgras. Het bedekkingspercentage van deze vegetatie is meestal laag. De maximum temperatuur kan binnen dergelijke terreinen tot wel 65 Celsius oplopen en ook in de zomer kan de temperatuur s nachts tot onder het vriespunt dalen (van de Bund & Sanders, 2004). Binnen het open stuifzand van het Hulshorsterzand bevinden zich meerdere geïsoleerde vegetaties in latere successiestadia, die als het ware eilandjes vormen. De grotere eilandjes bestaan veelal uit forten (begroeide stuifheuvels), terwijl de kleinere eilandjes meestal uit slechts één of enkele jonge boompjes en/of struikjes bestaan met enige ondergroei (meestal korstmossen). De grootte varieert van circa 1m 2 (solitaire opslag) Levendbarende hagedis Foto: Richard Struijk

4 (3) 2009 Stuifzand Binnen het echte stuifzandtype zijn meerdere malen levendbarende hagedissen op de begroeide forten waargenomen. Zij zijn hierin vooral in de ruige, grazige delen aangetroffen. Daarnaast zijn drie exemplaren in een geïsoleerd liggend eiland met struikheide aangetroffen. Bij de kleine eilandjes met jonge opslag zijn geen dieren waargenomen, hoewel de onderzoeksintensiteit hier ook beduidend lager is geweest. In het open stuifzand is in 2005 eenmaal een mannelijke levendbarende hagedis in een potval aangetroffen. De potval maakte deel uit van een loopkeveronderzoek (Struijk, 2005) en stond in zeer open terrein dat bestond uit open zand (95%), buntgras van jonge leeftijd (5%) en mossen (<1%). Foto s: Richard Struijk Hulshorsterzand met open (stuif)zand, recent vastgegelegd stuifzand en verspreid liggende eilandjes Vindplaats van levendbarende hagedis op een begroeid fort. Het dier werd tussen het helmgras waargenomen. tot soms enkele honderden vierkante meters. De vegetatie bestaat onder andere uit korstmossen, helmgras, struikheide, Amerikaanse vogelkers en grove den, maar wisselt per locatie. Grotere bomen, hoofdzakelijk grove den, zijn uitsluitend op de grotere forten aanwezig. Het tweede terreintype dat is onderzocht bestaat uit een korstmosvegetatie, die over het algemeen een hoog bedekkingspercentage heeft en waarin sporadisch open zandige plekken aanwezig zijn. Deze terreinen worden dikwijls lichenen-steppen genoemd. Grassen, solitaire pollen struikheide en opslag van voornamelijk grove den zijn soms aanwezig. Plaatselijk kan grijs kronkelsteeltje dominant voorkomen. Het derde terreintype bestaat uit een schrale vegetatie met bochtige smele als dominante soort met daarnaast ook korstmossen, solitair staande grove dennen en een zeer beperkte groei van struikheide. Het terrein heeft nog een zeer open karakter, maar open zandige plekken zijn nauwelijks meer aanwezig. Dood hout in de vorm van stobben, stammen en takhout is op verschillende plekken aanwezig als gevolg van boomkap eind jaren 90. Het vierde terreintype bestaat uit een struikheidevegetatie. Deze vegetatie loopt uiteen van structuurrijke struikheide afgewisseld met grassen, zeer spaarzame boomopslag, mossen en open zandige plekken tot struikheide met een zeer dichte ondergroei van grijs kronkelsteeltje. Waarnemingen De waarnemingen zijn verzameld tijdens inventarisaties van medio mei tot medio juli 2005 (Struijk, 2005) en tijdens obn monitoring in 2007 (Herder et al., 2007). Korstmosvegetatie In totaal zijn enkele levendbarende hagedissen in dit terreintype gevonden. Een exemplaar werd waargenomen in een gedeelte waar pollen struikheide verspreid voorkwamen. Een ander exemplaar werd in een potval aangetroffen in een open lichenen-steppe zonder heide of boomopslag. De begroeiing bestond hier vooral uit (korst)mossen en ijle lage grassen. Bochtige smele vegetatie In de schrale vegetatie van bochtige smele zijn meerdere levendbarende hagedissen waargenomen. Opvallend is dat vrijwel alle exemplaren op, onder of nabij dood hout zijn aangetroffen. Een van de waarnemingen, afkomstig uit 2005, betrof een zwanger vrouwtje dat zich onder een grote boomstobbe ophield. In een hoek van dit terreintype waar bochtige smele minder dominant was en struikheide in een bedekking van ca. 30%-40% aanwezig was, is tevens een hazelworm (Anguis fragilis) aangetroffen. Struikheidevegetatie In de gevarieerdere struikheidevegetatie zijn zowel levendbarende- als zandhagedissen (Lacerta agilis) waargenomen. De levendbarende hagedissen werden vooral in de schralere zones nabij het open stuifzand waargenomen, terwijl de zandhagedissen zich in de zones verder weg van het open stuifzand ophielden. Eenmaal is een hazelworm tegen een bosrand gevonden. In de struikheidevegetatie met grijs kronkelsteeltje zijn nauwelijks reptielen aangetroffen. Ondanks dat daarin intensief is gezocht, is er slechts één levendbarende hagedis waargenomen. Discussie Ondanks de extremen in temperatuur en vochtigheid en het ontbreken van dekking, wordt het ogenschijnlijk hagedisonvriendelijke open stuifzand toch door de levendbarende hagedis benut. Waarschijnlijk geschiedt dit echter alleen tijdens migraties waarbij de eilandjes als wat langdurigere verblijfplaats fungeren. Daarbij zijn natuurlijk vooral de grotere eilandjes, zoals de begroeide forten, van belang. Of deze leefgebiedjes langdurig worden bewoond, is niet bekend, maar permanente bewoning lijkt niet erg waarschijnlijk. Door het grote oppervlak van sommige eilandjes is het wel aannemelijk, dat zij tenminste voor een wat langere periode binnen een jaar als verblijfplaats kunnen dienen. Op de kleine eilandjes lijkt langdurig verblijf onmogelijk. Omdat zowel temperatuur als vochtigheid op open stuifzand extreme waarden kunnen bereiken, vindt de migratie waarschijnlijk plaats op dagen of momenten dat deze waarden niet extreem zijn. De mogelijkheid dat de grotere forten refugia zijn waar enkele levendbarende hagedissen zich hebben weten te handhaven, wordt niet aannemelijk geacht.

5 33 11(3) Omdat gekoloniseerde forten zich soms op vele tientallen meters afstand van de bosrand bevinden, lijkt het wel aannemelijk, dat kleine eilandjes, waar mogelijk, als stapsteen zullen worden gebruikt. Dit wil zeggen dat zij als tussenstation dienen voor het bereiken van verder gelegen grotere eilandjes. De begroeiing die op de kleine eilandjes aanwezig is, zorgt voor tijdelijke beschutting tegen predatoren en extremen in temperatuur en droogte. Tevens kan voedsel in geringe mate aanwezig zijn. Vermoedelijk vergroot de aanwezigheid van dergelijke kleine eilandjes de kans op succesvolle migratie door het open stuifzandlandschap en daarmee de kolonisatie van meer geïsoleerde grotere eilandjes. Het feit dat geïsoleerde eilandjes in de stuifzandvlaktes (tijdelijk) bewoond zijn, duidt erop dat de soort het open terrein niet per definitie mijdt. Twee van de gekoloniseerde forten waren omgeven door open zand en/of open zand in een vroeg successiestadium. Dit betekent dat minimaal enkele tientallen meters open of bijna open stuifzand moet zijn overbrugd. De vondst van een mannelijke levendbarende hagedis in open stuifzand bevestigd dit eveneens. Het dier werd in een potval aangetroffen op ca. 25 meter van de dichtstbijzijnde beschutting, een bosrand. Er van uitgaande dat het dier uit deze bosrand afkomstig was, kan worden bepaald dat hij zich in de richting van honderden meters open stuifzand verplaatste. Op basis van de waarnemingen blijkt de grootste afstand, die een levendbarende hagedis door open stuifzand moet hebben afgelegd, minimaal 80 meter te zijn. Desbetreffend exemplaar bevond zich op een fort te midden van volledig onbegroeid mul open stuifzand. Hoewel bij ander onderzoek is vastgesteld dat de soort grotere afstanden kan afleggen (in uitzonderlijke gevallen > 1000 m) en zeer hagedisonvriendelijke terreinen zoals weilanden, dichte bossen en water kan passeren (Strijbosch, 1995), is het oversteken van tientallen meters open stuifzand zeer opmerkelijk. Uiteraard mag worden aangenomen dat de te overbruggen afstand (mede) bepalend zal zijn voor het migratiesucces. In de terreinen met korstmosvegetaties komt de levendbarende hagedis in zeer lage dichtheden voor. Ook Krekels & Creemers (1998) stelden dit vast in de boswachterij Kootwijk-Loobos. De open lichenen-steppen vormen door de openheid en de structuurloosheid geen verblijfplaatsen voor langere tijd. Daarentegen worden ook hier grotere open stukken tijdens migraties niet gemeden, hetgeen wordt bevestigd door de vondst van een exemplaar in een potval. In dit terreintype zijn het de structuurrijkere delen met (spaarzame) pollen struikheide en/of opslag van grove den die voor beschutting zorgen en daarmee de randvoorwaarde creëren voor een langduriger verblijf. Krekels & Creemers (1998) vonden in dit vegetatietype in boswachterij Kootwijk-Loobos namelijk uitsluitend levendbarende hagedissen in verspreid staande pollen struikheide. Overige reptielen werden ook door hen niet waargenomen. In de Loonse en Drunense duinen maakt de soort ook gebruik van dit terreintype, getuige een waarneming van M. Klerks en ondergetekende eind september plaats. Ook Strijbosch (1988) meldt dat dode boomstronken in open habitat van belang zijn als schuilplaats en Brandt & Feuerriegel (1994) melden dat dood hout ook bij de overwintering dienst kan doen. Op locaties waar dood hout afwezig is, zijn dan ook nauwelijks exemplaren aangetroffen. De soort kan echter ook in een vegetatie van bochtige smele voorkomen in afwezigheid van dood hout. Voorwaarde is dan wel dat de bochtige smele dermate oud is (tientallen jaren) dat er horsten (hoge pollen) zijn ontstaan zoals dat ook bij pijpenstro plaatsvindt. Op het Hulshorsterzand zijn dergelijke pollen niet voorhanden en de aanwezigheid van dood hout vervult daarom een zeer belangrijke rol voor het (plaatselijk) regelmatig voorkomen van de soort. Arens et al. (2006) melden tevens dat de zandhagedis en de gladde slang op overgangen van buntgrasvegetaties en bochtige smele voorkomen, bij voorkeur nabij of onder de eerste bomen aan de rand van het stuifzand. De gevarieerdere struikheidevegetatie vormt een geschikt leefgebied voor de soort. Opvallend is de ogenschijnlijke zonering in het voorkomen van de levendbarende hagedis en de zandhagedis in dit terrein. Juist in de drogere delen met een ijlere vegetatie, soms grenzend aan open zand, werden de levendbarende hagedissen aangetroffen. In de struikheidevegetatie met grijs kronkelsteeltje zijn vrijwel geen reptielen waargenomen. De vondst van slechts één levendbarende hagedis geeft aan dat het terrein voor de soort niet aantrekkelijk is en de dichtheden erg laag zijn. Een mogelijke verklaring is de massale aanwezigheid van grijs kronkelsteeltje. In vergelijking met andere struikheidevegetaties ontbreken grassen en vochthouden- Bochtige smele-vegetatie met enkele naaldbomen, enkele open zandige plekken en verspreid staande pollen struikheide Vindplaats van levendbarende hagedis. Door de aanwezigheid van dood hout is dit vegetatietype op stuifzand redelijk geschikt voor de soort. Foto s: Richard Struijk Binnen de bochtige smele-vegetatie zijn redelijke aantallen levendbarende hagedissen gevonden, maar in zeer wisselende dichtheden. Vrijwel alle exemplaren zijn bij, op of onder dood hout gevonden. Ondanks dat geen gericht onderzoek naar de relatie van dood hout en het voorkomen van levendbarende hagedissen heeft plaatsgevonden, lijkt er wel degelijk een verband te zijn. Het dode hout zorgt hier voor een permanent vochtige en koelere schuil-

6 (3) 2009 Foto: Etienne de Vries Stuifzandherstel Hulshorsterzand, februari 2009 de mospaketten, structuren die voor een gunstiger microklimaat zorgen. Omdat de groeiwijze van grijs kronkelsteeltje tamelijk structuurloos is en dichte, slecht verteerbare matten worden gevormd, heerst hier mogelijk een onvoldoende geschikt microklimaat en/of is de beschikbaarheid van voedsel hierdoor (te) beperkt. De levendbarende hagedis is een vochtminnende soort, die in drogere gebieden juist de kleine structuurelementen nodig heeft, die voor een plaatselijk geschikt microklimaat kunnen zorgen. In enkele andere stuifzandgebieden zijn onlangs ook waarnemingen in struikheide-vegetaties gedaan. Op het Kootwijkerzand werden in 2008 in randen met een ijle zeer schrale heidevegetatie naast levendbarende hagedissen en zandhagedissen zelfs adders, hazelwormen en gladde slangen aangetroffen (de Wild, 2008). Wel merkt de Wild op dat er meestal bos in de omgeving aanwezig was. In de Loonse en Drunense duinen werden door ondergetekende en M. Klerks in betrekkelijk korte tijd vijf levendbarende hagedissen gevonden in droge struikheidevegetaties. De meeste van deze exemplaren bevonden zich in de nabijheid van bosschages of struweel. Hedendaags stuifzandbeheer Het oppervlak aan stuifzanden is in de laatste eeuw sterk afgenomen. Van de rond 1900 aanwezige ha. actief stuifzand in Nederland was er in 2002 nog maar 1400 ha. over (Bakker et al., 2003). Op de Hoge Veluwe besloeg de oppervlakte stuifzand in 2000 nog 18% terwijl dit in % was (van de Bund & Sanders, 2004). Door deze afname en het feit dat een aantal diersoorten min of meer afhankelijk is van dit type landschap worden de laatste jaren in veel verschillende terreinen plannen gemaakt om de stuifzanden weer te vergroten en waar mogelijk zelfs weer actief stuivend te krijgen. De plannen behelzen naast de kap van bos vaak ook het (plaatselijk) geheel verwijderen van struikheide-, bochtige smele-, korstmos- en aanverwante vegetaties. Zoals reeds eerder vermeld, lijken deze vegetaties niet of minder geschikt voor reptielen. Toch worden reptielen zoals de levendbarende hagedis in sommige gevallen juist als doelsoort voor stuifzandvergroting aangewezen. Dit, omdat zij te lijden zouden hebben onder het dichtgroeien van open stuifzand (zie bijv. Anonymous, 2008). Het tegendeel is echter waar. Voor de levendbarende hagedis zijn het juist de successiestadia met wat meer vegetatiestructuur, die geschikt leefgebied vormen. Lenders (1992) geeft eveneens aan dat de bosaanplant op sommige Limburgse stuifzanden mogelijk tot verbetering van het leefgebied van de levendbarende hagedis heeft geleid. Omdat met de vergroting van stuifzanden, met name als er wordt ingezet op actief stuifzand, grootschalige ingrepen gepaard gaan, kan dit ten koste gaan van reeds aanwezige reptielen. Of dit het geval is, is afhankelijk van een aantal factoren zoals populatiegrootte, resterend oppervlak aan leefgebied, kwaliteit van resterend leefgebied e.d. Overigens is ook de zandhagedis, die zijn eieren op open zandige plekken afzet, hier niet bij gebaat. De soort geeft de voorkeur aan structuurrijke heide met enige opslag en verspreid liggende kleine open zandige plekjes. Ook voor deze soort en alle andere reptielsoorten geldt dat de barrièrewerking van open stuifzand veel groter is dan dat van vastgelegd (begroeid) stuifzand en compleet ongeschikt is als vast leefgebied. Omdat het belang van open stuifzand echter wel degelijk aanwezig is, maar reptielen in Nederland tegelijkertijd een bedreigde diergroep vormen, zou er naar een compromis moeten worden gezocht. In veel gevallen zijn hier prima mogelijkheden voor. Tal van stuifzanden in Nederland zijn omgeven door uitgestrekt (naald)bos, waarin de ondergroei veelal bestaat uit een schrale (heide)vegetatie met bijvoorbeeld bochtige smele. Ter compensatie van het leefgebied dat bij de vergroting van het stuifzand verloren gaat, zou nieuw leefgebied kunnen worden gecreëerd door dat bos te kappen. Deze compensatie zou tenminste enkele jaren voorafgaand aan de ingrepen plaats moeten vinden, zodat het nieuwe leefgebied voortijdig door aanwezige reptielen gekoloniseerd kan worden. De oppervlakte van het compensatiegedeelte zou van vergelijkbare grootte moeten zijn als het leefgebied dat verloren gaat en van vergelijkbare of hogere kwaliteit. Door bij de realisatie van het compensatiegedeelte rekening te houden met details kan het nadelige effect van de stuifzandvergroting meevallen of in het meest gunstige geval kan zelfs meer geschikt leefgebied ontstaan. Deze details bestaan bijvoorbeeld uit het achterlaten van dood hout, het sparen van de beoogde vegetatie (pollen struikheide), het behouden van enkele struikvormers zoals vuilboom en het aanleggen van hout-plagselwallen. In terreinen waar in het te kappen bos de beoogde ondergroei niet aanwezig is, zal de bodem mogelijk (kleinschalig) moeten worden geplagd teneinde de gewenste vegetatie te verkrijgen. Hierbij dient altijd rekening te worden gehouden met eventueel voorkomende hazelwormen die zich in de oude bosbodem kunnen ophouden. Conclusie Reptielen, de levendbarende hagedis in het bijzonder, kunnen in verschillende stuifzandvegetaties een (tijdelijk) leefgebied vinden. Hoewel het suboptimaal tot marginaal leefgebied betreft, is het goed mogelijk dat de waarde hiervan voor reptielen wordt onderschat. Open stuifzand en open korstmosvegetaties worden vermoedelijk alleen bij migraties benut. Wanneer er echter (heide)struikjes en boomopslag op voorkomen, kunnen korstmosvegetaties en zelfs geïsoleerde eilandjes binnen open stuifzanden vermoedelijk langdurigere verblijfplaatsen vormen voor levendbarende hagedissen. Heidevegetaties en bochtige smele vegetaties kunnen redelijke aantallen levendbarende hagedissen herbergen. Van belang is wel dat er elementen zoals dood (dik) hout aanwezig zijn, waardoor zeer lokaal plaatsen met een gunstig microklimaat voorhanden zijn. De aantallen levendbarende hagedissen kunnen het verwachtingspatroon voor deze suboptimale terreinen dan ver overschrijden. Het vergroten van open actief stuifzand ten koste van stuifzand in vroege en in meerdere mate latere successie-

7 33 11(3) De levendbarende hagedis is verreweg de meest voorkomende reptielsoort op stuifzanden Foto: Richard Struijk stadia, is in principe nadelig voor reptielen. De levendbarende hagedis blijkt in staat om de ogenschijnlijk onneembare barrières van open stuifzand succesvol te kunnen nemen en er in ieder geval tijdelijk te verblijven. Het nemen van dergelijke maatregelen leidt dus tot verlies van leefgebied. Daarom dient stuifzandbeheer met zorg te worden uitgevoerd, dus rekening houdend met reptielen. Compensatie van leefgebied lijkt in veel gevallen zeer goed mogelijk. Summary The importance of drift-sand areas for reptiles is often underestimated. In The Netherlands the common lizard (Zootoca vivipara) is the most common reptile inhabiting this particular landscape. Although completely bare driftsand seems inhospitable for reptiles in general, common lizards were found on isolated vegetated islands within in this habitat. It is known that some individuals crossed bare drift-sand of at least 80 meter. In this article the importance of four habitats within the Hulshorsterzand (NW Veluwe) is discussed: drift-sands, lichen vegetation, wavy hair-grass (Deschampsia flexuosa) vegetation and heather (Calluna vulgaris) vegetation. Recently, land managers devote much attention to the restoration of drift-sands. Along with this restoration, reptile habitat is often destroyed and therefore it is whise to compensate this loss in the immediate area. Often, this is possible by clearing parts of the surrounding (pine) forest. Dankwoord Hierbij dank ik Henk Strijbosch voor het verfijnen van de conceptversie van dit artikel en het op boeiende wijze delen van zijn visie met betrekking tot de leefwijze van de levendbarende hagedis. Literatuur Arens, S.M., T.W.M. Bakker, F.H. Everts, M.E. Tolman, & D.P. Pranger, Uitvoering stuifzanden egg Consult in opdracht van Provincie Noord-Brabant Anonymous, Hulshorsterzand gaat weer stuiven. Vereniging Natuurmonumenten, Bakker, T.W.M., F.H. Everts, P. Jungerius, R. Ketner-Oostra, A. Kooijman, C. van Turnhout & H. Esselink, Preadvies Stuifzanden. Expertisecentrum lnv, Ministerie van lnv, Ede/ Wageningen. Brandt, I. & K. Feuerriegel, Artenhilfsprogramm und Rote Liste Amphibien und Reptilien in Hamburg. Verbreitung, Bestand und Schutz der Herpetofauna im Ballungsraum Hamburg. Behörde für Stadtentwicklung und Umwelt Naturschutzamt, Hamburg: 144 p. Bund, C. van de & G. Sanders, Ontmoetingen met dieren op de Hoge Veluwe. Waanders Drukkers, Zwolle: 184 p. Glandt, D., Die Waldeidechse: unscheinbar-anpassungsfähig-erfolgreich. Laurenti-Verlag, Bochum (Zeitschrift für Feldherpetologie: Beiheft; 2): 111 p. Herder, J.E., J. Janse, A. van Rijsewijk & R.P.J.H. Struijk, obn monitoring 2007 van reptielen, amfibieën en vissen in 13 terreinen van Natuurmonumenten. Stichting ravon, Nijmegen. Jungerius, P.D. & R. Ketner-Oostra, Onderzoek voor de toepassing van Effectgerichte Maatregelen in het stuifzandlandschap van het Hulshorster Zand. Stichting Geomorfologie & Landschap: 83 p. Krekels, R. & R. Creemers Reptielen in de boswachterij Kootwijk-Loobos. ravon 3 1(3): Lenders, H.J.R., Levendbarende hagedis. In: Coelen, J.E.M. van der (ed), Verspreiding en ecologie van amfibieën en reptielen in Limburg,. ravon/nhgl, Nijmegen/Maastricht. Peters, G., Klasse Reptilia Kriechtiere. In: Urania Tierreich. Band Fische, Lurche, Kriechtiere. Urania, Leipzig: In: Glandt, D., Die Waldeidechse: unscheinbar-anpassungsfähig-erfolgreich. Laurenti-Verlag, Bochum (Zeitschrift für Feldherpetologie: Beiheft; 2): 111 p. Strijbosch, H., Habitat selection of Lacerta vivipara in a lowland environment. Herpetological Journal 1: Strijbosch, H., Population structure and displacements in Lacerta vivipara. Scientia Herpetologica: Strijbosch, H., Kolonisatie van nieuw aangelegde kapvlakten door de levendbarende hagedis. ravon 13 5(1): 1-5. Struijk, R.P.J.H., Herpetofauna en entomofauna van het Hulshorsterzand en het Sandbergsveld op de Noordwest Veluwe. Stagerapport Wageningen Universiteit. 52 p. Wild, W. de, Onverwachte vindplaatsen: reptielen bij het stuifzand. ravon Nieuwsbrief Meetnet Reptielen 42: 14 Richard P.J.H. Struijk (RAVON) Postbus BK Nijmegen r.struijk@ravon.nl

8 (3) 2009 Kemps zeeschildpad: een nóg bijzonderder dwaalgast in Nederland Edo Goverse, Maartje L. Hilterman, Max Janse & Henk Zwartepoorte Tekening: Paul Veenvliet, gebaseerd op foto s van het New England Aquarium, Kemps zeeschildpad Op 21 november 2008 spoelde er een zeeschildpad aan bij Westenschouwen, Zeeland. Dit dier is ter revalidatie naar Diergaarde Blijdorp gebracht. Een maand eerder was ook al bij Groote Keeten een zeeschildpad aangespoeld, dit was een dikkopschildpad (Caretta caretta) (zie Goverse et al., 2009). Er werd aanvankelijk gedacht dat het Zeeuwse dier dezelfde soort betrof, maar het bleek een Kemps zeeschildpad (Lepidochelys kempii) te zijn, in het Engels Kemp s ridley. Het dier is met succes gerehabiliteerd in Diergaarde Blijdorp, Rotterdam. Een zeer unieke vondst van een ernstig bedreigde zeeschildpad uit de Golf van Mexico. Voor Nederland is dit de vierde melding. In 1880 is de Kemps zeeschildpad wetenschappelijk beschreven door Garman aan de hand van twee dode dieren die door een zekere Richard M. Kemp, een visser uit Florida, VS, aan land waren gebracht. In die tijd werd de soort Thalassochelys kempii genoemd, en viel hij onder hetzelfde genus als de dikkopschildpad. Garman heeft in zijn artikel inconsequente naamgeving gebruikt, waardoor er bij systematici bijna een eeuw lang discussie is geweest over de juiste naam. Men dacht dat het mogelijk een hybride zou zijn tussen de soepschildpad (green turtle; Chelonia mydas) en de dikkopschildpad (loggerhead sea turtle; C. caretta). Daarom werd vaak de naam bastard turtle gebruikt en deze term is tot op heden verankerd in de Duits naamgeving: Kemps of Atlantische Bastardschildkröte. Omdat men niet wist waar de soort nestelde werd het idee versterkt dat het een steriele hybride moest zijn. Lang werd gesproken over het mysterie van de ridley. Pas begin jaren zestig kwamen wetenschappers achter de locatie van de legstranden. Inmiddels zijn er overigens wel hybriden bekend tussen Kemps zeeschildpadden en dikkopschildpadden.

9 33 11(3) De Kemps zeeschildpad is de kleinste soort onder de zeeschildpadden. Volwassen vrouwtjes hebben een gemiddelde schildlengte van 65 cm (range cm) en het schild is bijna net zo breed als lang (breedte >90% van schildlengte); er zijn zelfs enkele gevallen bekend waarbij het schild breder is dan lang. Het gewicht is iets minder dan 50 kg. Mannetjes blijven kleiner en zijn dus lichter van gewicht. Na 10 tot 18 jaar zijn ze geslachtsrijp en keren terug naar hun geboortestrand. De basiskleur van het schild is lichtgrijs tot olijfgroen met wittige vlekken, waardoor ze nauwelijks zichtbaar zijn als ze op de zandbodem rusten. Pas uitgekomen schildpadjes zijn geheel grijszwart maar het plastron, het buikschild, verandert binnen enkele maanden naar een wittige kleur. Het schild van jonge dieren is in verhouding minder breed dan lang (<90%), pas bij volwassen dieren (>50 cm) verandert dit. Het schild raakt nauwelijks begroeid met zeepokken, algen of andere organismen, in tegenstelling tot bij de dikkopschildpad. Op het plastron bevinden zich aan beide randen vier goed zichtbare poriën die in contact staan met de zogenaamde Rathke s klieren. Diverse soorten (zee)schildpadden hebben deze klieren, waarvan de functie tot op heden niet bekend is. Er wordt aangenomen dat ze een rol spelen tijdens arribada s bij de twee Lepidochelys-soorten, de warana (L. olivacea) en de Kemps zeeschildpad. Arribada is het Spaanse woord voor aankomst en bij de Lepidochelys-soorten wordt bedoeld het synchroon nestelen, een fenomeen wat alleen bij deze twee soorten voorkomt. Dit kan massale vormen aannemen van wel vrouwtjes die tegelijk het strand op kruipen. Kemps zeeschildpadden nestelen, in tegenstelling tot alle overige zeeschildpadsoorten, overdag tijdens stormachtig weer waardoor ze niet oververhit raken. Tussen arribada s zitten ongeveer 25 dagen maar toch is het moeilijk te voorspellen wanneer deze precies gaan plaatsvinden, omdat het een samenloop betreft van sterke aanlandige wind, maanstand, getijde en sociale factoren. Een klein deel van de vrouwtjes doet niet mee met de arribada s en kruipt op andere dagen het strand op met een tussentijd van 14 dagen. Gemiddeld worden drie nesten per vrouwtje geproduceerd in de maanden april tot en met juni, bestaande uit 70 tot 130, met een gemiddelde van 93, eieren. Het nestelen van Kemps zeeschildpadden vindt voornamelijk plaats in de Golf van Mexico. Vanwege hun relatief kleine maat zijn de nestkuilen ondiep. De Lepidochelys-soorten stampen na het sluiten van de nestkuil met hun achterflippers het zand aan met hun plastron; dit lijkt op een dansje. Het hele nestproces is binnen een uur afgerond. De incubatieperiode is afhankelijk van de zandtemperatuur en varieert tussen de 45 en 58 dagen. De Kemps zeeschildpad komt gemiddeld om het jaar nestelen. De pivotale temperatuur (de temperatuur waarbij er net zoveel mannetjes als vrouwtjes worden gevormd) is 30,2 C, wat erg hoog is in vergelijking met andere zeeschildpadsoorten en verklaard kan worden door de geringe diepte van de ingegraven eieren. De uiterste temperaturen die eieren kunnen doorstaan zonder te sterven variëren van 24 C tot 35 C. Er worden gemiddeld meer vrouwtjes dan mannetjes geproduceerd. Bij natuurlijke nesten is het aandeel vrouwtjes gemiddeld 64% en bij verplaatste nesten loopt dit op tot 75%. De Kemps zeeschildpad heeft verhoornde kaken waarmee hij probleemloos (zwem)krabben, garnalen en schelpen kan kraken, maar ook zee-egels, inktviseieren en vis staan op het menu. De Kemps zeeschildpad verblijft in ondiepe wateren die rijk zijn aan kreeftachtige organismen. Ze zijn 96% van hun tijd ondergedoken en duiktijden variëren tussen de 1 minuut en vier uur. In de maanden april tot september kunnen de meeste Kemps zeeschildpadden gevonden worden op een diepte van minder dan 20 meter. Van oktober tot maart verblijven ze in diepere delen tot maximaal 50 meter. Migratie vindt plaats parallel aan de kust op een diepte van gemiddeld 18 meter en de afgelegde afstand kan oplopen tot 27 kilometer per dag. Alleen de pas uitgekomen schildpadjes gaan voor een periode van twee jaar de volle zee op (pelagische fase) in de Golf van Mexico tot ze een schildlengte hebben van 20 cm (maximaal 4 jaar). Vervolgens verandert hun levensstrategie door naar de kustzone te gaan, waar ze 7 tot 9 jaar blijven en uitgroeien tot een schildlengte van 50 cm. Tijdens deze levensfase zwemt een deel tot wel km naar het noorden langs de oostkust van de VS tot Nova Scotia, Canada. In de wintermaanden vindt seizoensmigratie zuidwaarts plaats. Een ander deel zwemt tot 900 km zuidwaarts tot aan het schiereiland Yucatán, Mexico, maar de meerderheid blijft in de Golf van Mexico. De warana komt ook voor in de Atlantische Oceaan maar de soorten hebben Kemps zeeschildpad Een arribada van enkele duizenden Kemps zeeschildpadden halverwege de jaren zestig te Rancho Nuevo, Mexico. Figuur 1. De Golf van Mexico met daarin aangegeven het belangrijkste legstrand voor de Kemps zeeschildpad, Rancho Nuevo, Mexico en het opkweekcentrum in Gullivan Bay in Florida Foto: R. Marques Padre Island Figuur 2. Aantal nesten van Kemps zeeschildpadden over de periode Voor de jaren 2004 en 2005 zijn vooralsnog geen gegevens gepubliceerd. (Bron: uit Plotkin (2008), Burchfield (2009).

10 (3) 2009 Figuur 3. Een schematische weergave van een Turtle Excluder Device. Te zien is dat de garnalen gevangen worden terwijl de zeeschildpad via een valmechanisme het sleepnet kan verlaten. geen overlap qua foerageer- en nestgebied. Het paren gebeurt drie weken voordat het nestseizoen begint, vaak met meerdere mannetjes. Het sperma wordt opgeslagen, waarna de eieren bevrucht worden. Hierdoor kan één nest met eieren bevrucht zijn door meerdere mannetjes. Legstranden In 1947 vernam een Mexicaanse piloot, Andrés Herrera, geruchten over een schouwspel met zeeschildpadden op een strand in de regio Tamaulipas in Mexico. Met een bevriende fotograaf wilde hij dit zelf wel eens meemaken en ze besloten het strand te gaan zoeken. In de maanden mei-juni hebben ze 23 keer over betreffend gebied gevlogen zonder iets noemenswaardigs te zien. Op de 24ste dag, 18 juni 1947, was de fotograaf niet lekker, het weer verslechterde, en Herrera besloot alsnog alleen te gaan. Met succes dit keer. Hij heeft het vliegtuigje op het strand van Rancho Nuevo geplaatst en is gaan filmen. In de jaren vijftig begon er interesse te komen voor zeeschildpaddenonderzoek en -bescherming en natuurlijk wilde men het mysterie van de ridley oplossen. Het heeft tot 1960 geduurd voordat een wetenschapper achter het bestaan van het filmpje kwam. Het jaar erop is het filmpje op een congres vertoond, waar wetenschappers met elkaar hebben geconcludeerd dat er die bewuste dag ± à vrouwtjes aan het nestelen moeten zijn geweest. De gehele nestpopulatie zou nog groter moeten zijn geweest omdat niet ieder vrouwtje mee doet met een arribada, vrouwtjes een jaar overslaan met nestelen en er wellicht nog andere nestplaatsen waren. De Kemps zeeschildpad moet dus in die tijd de meest algemene zeeschildpad van de Golf van Mexico zijn geweest. Bij het begin van het onderzoek op de legstranden bleken er echter lang niet meer zoveel vrouwtjes te komen nestelen en de onderzoekers waren niet alleen op het strand: de lokale bevolking groef praktisch alle eieren uit voor consumptie. Ook werden zeeschildpadden geslacht voor de vleesconsumptie of om leer van de huid te maken. Zo werd er in 1970 nog een vergunning verleend om Kemps zeeschildpadden te oogsten. In 1966 is door onderzoekers in samenwerking met de Mexicaanse overheid een beschermingsprogramma opgezet, beginnend met het beschermen van eieren. Zoveel mogelijk nesten werden door de beschermers opgegraven om de stropers voor te zijn, en op een beschermd stuk strand herbegraven. Het verplaatsen van eieren moest wel binnen 24 uur geschieden, en bij voorkeur binnen 12 uur, omdat anders de eieren niet meer uitkomen. Met deze vorm van nestbescherming wist men ervoor te zorgen dat 5 tot 15% van de eieren gespaard bleef. Tien jaar later was de bescherming van eieren toegenomen tot 30%. In 1977 kreeg het gebied de status van nationaal natuurreservaat, waardoor de bescherming beter geregeld kon worden. In 1978 was de overlevingskans van eieren gestegen tot 60-75%. Ondanks de verbeterde bescherming van eieren bleven de aantallen nestelende vrouwtjes dramatisch afnemen. Op het bewuste strand waar de filmopnamen waren gemaakt werden in 1985 maar 702 nesten gevonden, en 38 nesten op andere stranden. Voorspeld werd dat de soort binnen afzienbare tijd uit zou sterven. Naast de noodzaak tot nestbescherming werd ingezien dat het ook noodzakelijk was om de (sub)adulte dieren te beschermen, visserij was immers de tweede belangrijke oorzaak van de algehele achteruitgang van de soort. Omdat het dieet van Kemps zeeschildpadden vooral bestaat uit kreeftachtigen vond er een grote interactie met de garnalenvisserij plaats. In sleepnetten gevangen schildpadden verdrinken als ze te lang onder water blijven. In de jaren 1980 werden Amerikaanse garnalenvissers geweerd uit de Mexicaanse wateren. Dit loste echter niet het probleem op, omdat Mexicaanse vissers doorvisten. De echte oplossing kwam tien jaar later met de ontwikkeling van de zogehete teds (Turtle Excluder Devices), een valluikmechanisme waarbij zeeschildpadden uit het sleepnet kunnen ontsnappen zonder dat de garnalenvangst minder wordt. Het gebruik van teds werd eerst in de regio verplicht maar inmiddels is het mondiaal verplicht als men vangsten, waarbij mogelijk zeeschildpadden zouden kunnen zijn omgekomen, wil exporteren naar de Verenigde Staten of Europese Unie. Door het gebruik van teds zijn de overlevingskansen van (sub)adulte dieren flink vergroot, ook voor andere soorten zeeschildpadden. Inmiddels neemt de gemiddelde schildlengte van door vissers gevangen schildpadden toe, hetgeen er op duidt dat de schildpadden een betere overlevingkans hebben en dus ouder worden. Vanaf 1990 zijn in Mexico zeeschildpadproducten in de ban gegaan 1 en sinds 1999 is het ook verboden te vissen voor de legstranden. Experiment Omdat de nestpopulatie zo dramatisch aan het instorten was en de bescherming van de soort in Mexico, ondanks betere wetgeving, niet voor 100% gegarandeerd was, is in 1977 een samenwerkingsprogramma opgezet met Amerika om de soort voor uitsterven te behoeden. Als eerste zijn er enkele honderden pas uit het ei gekropen Kemps zeeschildpadjes naar diverse zeeaquaria en de zeeschildpaddenfarm op de Kaaimaneilanden gebracht om de soort in gevangenschap te hebben voor het geval de Kemps zeeschildpad toch in het wild uit zou sterven. Maar de belangrijkste maatregel was het opzetten van een uniek experiment om een nieuwe nestpopulatie in Amerika te ontwikkelen, met als reden risicospreiding voor het geval de bescherming in Mexico niet zou lukken. Dit moest een meerjarig experiment worden en er kon niet op eerdere ervaring worden voortgebouwd omdat zoiets nog nooit was geprobeerd. De theorie is dat zeeschildpadden een bepaalde imprint krijgen als ze na uit hun ei te zijn gekropen over het strand naar zee kruipen, waardoor ze terug kunnen keren naar dit geboortestrand wanneer ze geslachtsrijp zijn. Het experiment werd opgezet in Gullivan Bay, Florida, waar zich een kweekstation bevond, en 1 Met uitzondering van enkele waranastranden waar onder gereguleerde omstandigheden eieren worden geraapt.

11 33 11(3) De Kemps zeeschildpad net na aankomst in Diergaarde Blijdorp. Bij aankomst was het dier nog geheel bedekt met modder en zand. Na het schoonspoelen was goed te zien hoeveel olie en teer het dier op zijn schild had. Foto s: Henk Zwartepoorte op Padre Island National Seashore, een dunbevolkt gebied in het zuiden van Texas niet ver van de Mexicaanse grens. De keuze voor dit gebied kwam voort uit het feit dat in dit gebied incidenteel Kemps zeeschildpadden kwamen nestelen en het gebied al een beschermde status als nationaal park had. Over de periode zijn in totaal eieren (2,8% van alle getelde nesten) overgebracht van Mexico naar Amerika. De eieren werden onder gecontroleerde omstandigheden uitgebroed. De meeste eieren werden op een afgeschermd stuk strand ingegraven maar eieren werden ook in Styrofoamdozen opgekweekt. De jonge schildpadjes werden op het strand van Padre Island uitgezet zodat ze zelf over het strand naar zee konden kruipen, waarbij ze hun imprint konden opdoen. In zee werden ze na het zwemmen van 5 à 10 meter weer uit het water gevist en overgebracht naar het kweekstation te Gullivan Bay. Aanvullend hierop zijn nog eens enkele duizenden jonge schildpadjes direct nadat ze uit het ei waren gekropen van Mexico naar het kweekstation in Amerika verzonden. Op het kweekstation verbleven de schildpadjes iets minder dan een jaar, waarna ze op zee werden uitgezet. Inmiddels waren ze uitgegroeid tot dieren met een schildlengte van 20 tot 55 cm. Het idee achter het opkweken van zeeschildpadden alvorens deze uit te zetten is dat kleine schildpadjes erg kwetsbaar zijn voor predatoren zoals vissen en vogels. Uitzetten van grotere dieren zou de overlevingskans aanzienlijk vergroten. De eerste twee jaar ( ) werden de opgekweekte schildpadden uitgezet voor de westkust van Florida, maar daar is mee gestopt toen men zich zorgen maakte dat de schildpadden de Atlantische Oceaan op zouden gaan en na dispersie wellicht de Golf van Mexico niet zouden terug vinden. De overige jaren hebben de uitzettingen plaatsgevonden in de westelijke Golf van Mexico, voor de kust van Texas. Over alle 23 jaren heen zijn opgekweekte jongen uitgezet in de VS (de uitval voorafgaand daaraan is 11,6% geweest). Om te weten of het experiment werkte zijn jonge zeeschildpadjes op allerlei manieren gemarkeerd. Met clips aan de flippers, roestvrijstalen draadjes in de flippers of met permanente markeringen op het schild. Bij deze laatstgenoemde manier wordt een licht stuk van het schild verplaatst naar een donker deel van het schild. Deze medische ingreep heelt weer en blijft zichtbaar. Hebben al deze inspanningen effect gehad? Pas als de jonge uitgezette dieren geslachtsrijp zijn en meedoen met de voortplanting is er sprake van een geslaagd experiment. Dat is wel een proces van lange adem. Binnen het natuurlijk leefgebied lijkt het er op dat de opgekweekte schildpadden dezelfde trekroutes gebruiken als de in het wild voorkomende dieren. Ze trekken naar dezelfde gebieden toe en het dieet is vergelijkbaar. Daarnaast zijn vier terugmeldingen bekend van opgekweekte dieren die een extreme route hebben afgelegd. In Frankrijk is in 1980 na 568 dagen een dier gevonden en voor de kust van Marokko is een dier na dagen opgevist. Ook is een vondst uit Nicaragua bekend, 898 dagen na het uitzetten. In de jaren 85, 88, 91 en 94 werd elk jaar incidenteel één nest gevonden in Padre Island National Seashore. Maar in 1995 zijn vier nesten gevonden en sindsdien nemen de aantallen nesten toe. In 2008 is een recordaantal van 195 nesten gevonden en in 2009 stond de teller op 4 augustus j.l. op 197 nesten. De nesten worden, net als in Mexico, zo veel mogelijk opgespoord en verplaatst om er zo voor te zorgen dat een maximum aan eieren zich goed kan ontwikkelen. Tussen 1995 en 2004 zijn 23 nestelende schildpadden van het kweekprogramma herkend. Met deze vondsten is bevestigd dat zeeschildpadden inderdaad terugkeren naar hun geboortestrand. De vrouwtjes waren tussen de 10 en 18 jaar oud, wat overeen komt met de theoretische leeftijd dat zeeschildpadden seksueel actief zouden moeten worden. Deze 23 dieren vormen een absolute ondergrens omdat maar een fractie van de nestelende vrouwtjes daadwerkelijk wordt gezien op het strand. De trefkans is uiterst beperkt vanwege de lage aantallen, het grote gebied en de korte tijdsspanne van het nestproces. Discussie De vele beschermingsmaatregelen en experimenten lijken de soort van zijn ondergang te hebben gered, hoe controversieel sommige maatregelen ook waren of zijn. Over het opzetten van een kweekexperiment met een soort die als ernstig bedreigd te boek staat is het nodige gezegd. Veel wetenschappers waren er niet blij mee terwijl de voorstanders niet langer wilden wachten actie te ondernemen. Het goede nieuws is dat de soort door alle inspanningen momenteel uit zijn dal kruipt, zie grafiek 1, en het eerdere vooruitzicht dat de soort op korte termijn zou kunnen uitsterven is achterhaald. In 2009 is het recordaantal van nesten gerapporteerd. Sinds 2007 hebben er weer arribada s plaatsgevonden. Het is niet te verwachten dat deze populatietoename met een snelheid van 12-19% per jaar tot in de lengte der dagen zal doorgaan. Het fenomeen arribada zit namelijk erg complex in elkaar en is nog niet geheel doorgrond. In natuurlijke situaties waarbij een arribada uit meer dan nestelende vrouwtjes bestaat, wordt het gros van de nesten vernietigd door andere nestelende vrouwtjes. Arribada s trekken naast stropers ook veel predatoren die nesten opgraven aan, en op zulke stranden raken veel eieren beschimmeld waardoor het uitkomstpercentage doorgaans laag is, beneden de 20%. Er zijn van de warana arribada s bekend van nestelende vrouwtjes (in 1980 op Playa Nancite, Costa Rica). Bij

12 (3) 2009 Foto: Marco Bragan, Zoomarine De Nederlandse Kemps zeeschildpad in goede gezondheid in Portugal, juli zulke aantallen wordt het uitkomstpercentage van de eieren geschat op maar 1-4%. Er is sprake van een zelfversterkend effect. Dr. P.C.H. Pritchard opende de discussie met de vraag of arribada s niet behoren tot een natuurlijke cyclus waarin arribada s worden afgewisseld met perioden dat de populatie instort, hetgeen de uitkomstpercentages van eieren weer doet stijgen zodat er meer nakomelingen worden geproduceerd. Als deze nakomelingen één à twee decennia later geslachtsrijp zijn en komen nestelen, kan de kritische massa groot genoeg zijn om weer voor arribada s te zorgen, etc. Deze hypothese is ook geopperd om de 90% achteruitgang (periode ) van nestelende warana s te Playa Nancite, Costa Rica, te verklaren. Ook bestaat er discussie over de juistheid van de interpretatie van het Herrera s filmpje uit Binnen de Internationale zeeschildpaddengemeenschap is al eens voorzichtig geopperd dat de schatting van nestelende zeeschildpadden aan de hoge kant is. Betreffend filmpje was opgenomen in de ochtend tussen 9:00 en 13:00 uur op een stuk strand van slechts twee kilometer. In 2006 is een studie gepresenteerd waarin de originele film is geherinterpreteerd met 39 onbevangen vrijwilligers die schattingen maakten en met behulp van een computerprogramma. Resultaat van deze analyse is de conclusie dat er tijdens de vier uur durende filmopnamen schilpadden op het strand hebben genesteld. Dit neemt niet weg dat de nestaantallen sinds 1961 dramatisch waren afgenomen tot 740 nesten in De bescherming van de Kemps zeeschildpad staat niet ter discussie, maar bovengenoemde studie heropende wel de discussie omtrent zijn status. Misschien is de Kemps zeeschildpad minder bedreigd dan wordt aangenomen. Dat kan weer een behoorlijke invloed hebben op de soortbeschermingsplannen en -doelstellingen die geformuleerd zijn. Zo heeft de Amerikaanse overheid als doelstelling geformuleerd dat vanaf 2020 de jaarlijkse nestpopulatie uit minimaal vrouwtjes moet bestaan (gelijkstaand aan nesten) voordat de soort geschrapt kan worden van de U.S. Federal Endangered Species Act. Zolang de Kemps zeeschildpad als ernstig bedreigd te boek staat op de iucn Rode Lijst moet geprobeerd worden de populatie te beschermen tegen uitval door menselijk toedoen en het verdient de voorkeur intensief eieren te beschermen om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk jongen worden geproduceerd. Op deze wijze kan een soort zoals de Kemps zeeschildpad voor zijn ondergang worden behoed. Het aantal nesten neemt nu ieder jaar toe en het samenwerkingsprogramma tussen Mexico en de VS is gestopt. De populatie is dermate hersteld dat men sinds 2002 voorzichtig de mogelijkheid aan het bekijken is om een deel van de nesten op hun natuurlijke locatie te laten. Verder gaat het zo goed met de soort dat er ook op andere locaties nesten worden geproduceerd. Tot eind jaren 90 werden feitelijk alle nesten op Rancho Nuevo gelegd over een lengte van 40 km. Inmiddels wordt zo n 35-40% van de nesten elders gelegd, het merendeel in de Mexicaanse staten Tamaulipas en Veracruz waar ook Rancho Nuevo binnen valt. Ook wordt Padre Island, Texas, meer en meer gebruikt. Daarnaast zijn in de Golf van Mexico diverse kleinere nestlocaties bekend, en in het Caribisch gebied (Barbados) en daarbuiten, zoals in de Amerikaanse staten Florida, South Carolina, North Carolina en Alabama, worden sporadisch nesten gevonden. Bij elkaar zijn 40 stranden bekend waar wel eens een Kemps zeeschildpaddennest is gevonden. In Nederland is de Kemps zeeschildpad niet opgenomen in de nationale Rode Lijst omdat de soort als dwaalgast wordt beschouwd. Wel valt de soort onder de Flora- en faunawet, artikel 3 en 4. Internationaal staat de soort te boek als Ernstig Bedreigd in de iucn Rode Lijst voor Bedreigde Soorten. De afname komt door het ongecontroleerd rapen van eieren en door bijvangsten in de garnalenvisserij. Op Europees niveau is de soort beschermd volgens de Habitatrichtlijn en staat de soort vermeld onder Bijlage IV. Verder is de soort genoemd in conventies zoals de Bonn Conventie (Bijlage I en II), Bern Conventie (Bijlage II) en staat hij op de cites-lijst. Europa en omstreken De Kemps zeeschildpad is geen vaak geziene gast in Europa. De soort leeft in de Golf van Mexico en langs de kust van het westelijke deel van de Atlantische Oceaan. Maar enkele dieren, vooral jonge dieren, raken door sterke zeestromingen op drift en komen uit in Europa of Afrika. Onbekend is of deze individuen op eigen gelegenheid terug kunnen keren naar hun nestgebied, of dat ze als verloren beschouwd moeten worden voor de nestpopulatie. Er zijn maar enkele gedocumenteerde vondsten bekend van Kemps zeeschildpadden, bijvoorbeeld op de Azoren en bij Madeira (Portugal), waarbij de kleinste schildmaat 9,97 cm betrof. Op het continentale deel van Europa zijn er vondsten uit Ierland (8), Groot-Brittannië (33), Nederland (4), Frankrijk (23) en Straat van Gibraltar te Spanje (1). In 1981 zijn twee individuen aangespoeld in Zuid-Frankrijk die beide nog een metalen label in de flippers hadden zitten. Deze twee dieren kwamen uit het Amerikaanse kweekprogramma en zijn respectievelijk 568 en dagen na het uitzetten gevonden. Uit de Middellandse Zee zijn waarnemingen bekend uit Malta (1), Spanje (2) en Frankrijk (1). Uit Afrika is er één melding uit Marokko en één uit Mauritanië. Het Marokkaanse dier werd levend gevangen en was gemarkeerd. De visser heeft het label eraf gehaald en naar het retouradres gestuurd. Dit dier bleek ook afkomstig van het Amerikaanse kweekprogramma en werd 898 dagen na zijn uitzetting gevangen. De meeste strandingen vinden plaats in het noordelijk deel van Europa in de herfst- en winterperiode. Bij een temperatuur van 13 C worden Kemps zeeschildpadden inactief en gaan ze drijven. Als de koudeperiode te lang duurt sterven ze. De in Europa gevonden dieren hadden een gemiddelde schildlengte van 27,7 cm (range 19,5 en 64,0 cm, n=50). Het betroffen allemaal jonge dieren. Ter indicatie, het duurt 1,5 tot 2 jaar (maximaal 4) om tot een

13 33 11(3) schildlengte van 20 cm te komen. Er zat één volwassen individu bij van 64 cm. Autopsie heeft aangetoond dat de magen van de in Europa aangespoelde Kemps zeeschildpadden leeg waren. De vondst bij Westenshouwen betrof pas de vierde keer dat een levende Kemps zeeschildpad in Nederland werd aangetroffen. Er zijn drie waarnemingen bekend, de eerste uit 1954 (Scharendijke, Zeeland) en de tweede uit 1970 (Midsland, Terschelling) en de derde uit 2007 (IJmuiden) (Brongersma, 1972 en Hoogmoed, 2009). Deze dieren stierven kort na de vondst, waarschijnlijk door de koude (cold shock). Opvang in Diergaarde Blijdorp De Kemps zeeschildpad die op 21 november 2008 in Westenschouwen werd gevonden lag deels onder het zand maar was in leven, en is nog dezelfde dag naar Diergaarde Blijdorp in Rotterdam gebracht. Bij aankomst waren de ogen gesloten en zat het rugschild vol algen, zand en slib. Het dier had een schildlengte van 25,0 cm, een breedte van 23,5 cm en een gewicht van gram. De schildpad heeft deze grootte bij een leeftijd van ongeveer twee jaar. Het dier maakte een verzwakte indruk. Het zwom voornamelijk aan de oppervlakte met het achterlichaam omhoog gericht. Het dier werd ondergebracht in een bassin van 2 x 2 x 1 meter. Er werd een waterhoogte van ca. 30 cm aangehouden om mogelijke verdrinking te voorkomen en ervoor te zorgen dat het dier de bodem kon voelen. De watertemperatuur in het bassin was op het moment van aankomst 14 C en werd in de twee dagen daarna langzaam verhoogd tot 18 C. Tussen 25 november en 2 december heeft het dier preventief een antibioticakuur gekregen. Op 30 november is de watertemperatuur verhoogd naar 22 C. Er is voor gezorgd dat de luchttemperatuur voortdurend enkele graden hoger was dan de watertemperatuur om te voorkomen dat er longontsteking zou ontstaan. Op 1 december woog het dier gram. Op die dag is het dier ook naar een ander bassin overgebracht in een andere verwarmde ruimte, waar de omgevingstemperatuur 25 C was. De temperatuur in de eerste ruimte werd teveel beïnvloed door de inmiddels lage buitentemperatuur. Op 12 december werd voor het eerst de aangeboden sprot opgegeten en vrijwel direct daarna ook garnalen en inktvis. Op 12 december werd voor het eerst ontlasting in het bassin aangetroffen en was het gewicht toegenomen tot gram. Na een maand was de conditie van het dier stabiel te noemen. Het gewicht was in die tijd met 248 gram toegenomen. Het dier vertoonde de verdere tijd grote activiteit met een prima eetlust. Vooralsnog werd er van uitgegaan dat het dezelfde soort betrof als de zeeschildpad die een maand eerder was aangespoeld en door Burgers Zoo was opgevangen; een dikkopschildpad (Goverse et al., 2009). Na revalidatie zijn deze twee dieren in juli 2009 overgebracht naar Zoomarine Algarve, Portugal, om ze bij de zuidpunt van Portugal terug in zee te zetten. Na aankomt was de verbazing dan ook groot bij de Portugezen toen het kleine individu werd herkend als een Kemps zeeschildpad. Hierdoor veranderde de situatie drastisch en is men een ander plan gaan ontwikkelen met betrekking tot de uitzetting van het dier. Vanwege zijn beperkte verspreiding, onduidelijkheid over de mogelijkheid tot zelfstandige terugkeer naar de Golf van Mexico en zijn status op de Rode Lijst heeft Groot-Brittannië een protocol ontwikkeld om gerevalideerde Kemps zeeschildpadden terug te brengen naar de VS. In 2004 en 2009 zijn twee gerehabiliteerde Kemps zeeschildpadden uit Groot-Brittannië naar de Verenigde Staten overgebracht. Het ziet er naar uit dat de in Nederland aangespoelde Kemps zeeschildpad vanuit Portugal ook naar de VS zal worden overgebracht. Summary On November 21, 2008, a Kemp s ridley (Lepidochelys kempii) stranded in The Netherlands province of Zeeland at N E The turtle was alive but in a bad condition and covered with oil. This turtle was brought to Rotterdam Zoo for rehabilitation. This was the fourth time a live Kemp s ridley was found in the Netherlands. The previous strandings were in 1954, 1970 and 2007 (Brongersma, 1972; Hoogmoed, 2009). The Kemp s ridley nests only in the Gulf of Mexico and its range is restricted to this sea and the east coast of America and Canada. There are only few known records of Kemp s ridleys in European waters and the northern part of Africa. Most of these concern juveniles and occur in colder periods, like autumn and winter. This article describes the basic life history and conservation status of this Critically Endangered sea turtle species, and the rescue of the individual that stranded in The Netherlands. The turtle is brought to Portugal after recovery and will most probably be released in the usa. Literatuur Brongersma, L.D., European Atlantic turtles. Zoologische Verhandelingen 121: Burchfield, P.M., Report on the Mexico/United States of America population restoration project for the Kemp s ridley sea turtle, Lepidochelys kempi, on the coasts of Tamaulipas, Mexico. Gladys Porter Zoo-Brownsville, Texas, 11p. Goverse, E., M.L. Hilterman, M. Janse, A. Oosterbaan & H. Zwartepoorte, Dikkopschildpad: een bijzondere dwaalgast in Nederland. RAVON 32 11(1): Hoogmoed, M., Zeeschildpadden. In: R.C.M. Creemers & J.J.C.W. van Delft (ravon) (redactie). De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey- Nederland, pp Marquez-M., R Synopsis of biological data on the Kemp s ridley turtle, Lepidochelys kempi (Garman, 1880). NOAA Technical Memorandum NMFS-SEFSC-343, 91p. Plotkin, P.T., Biology and conservation of ridley turtles. John Hopkins University Press, Baltimore, Maryland, VS, 356p. Spotila, J.R., Sea turtles: a complete guide to their biology, behavior, and conservation. The John Hopkins University Press, Baltimore and London, 227p. Witt, M.J., R. Penrose & B.J. Godley, Spatio-temporal pattern of juvenile marine turtle occurrence in water of the European continental shelf. Marine Biology 151(3): Edo Goverse (RAVON) P/A Universiteit van Amsterdam (UvA) Zoologisch Museum (ZMA), afd. Herpetologie Postbus GT Amsterdam e.goverse@uva.nl Maartje L. Hilterman IUCN Nederlands Comité Plantage Middenlaan 2K 1018 DD Amsterdam Max Janse Burgers Zoo Antoon van Hooffplein SH Arnhem Henk Zwartepoorte Diergaarde Blijdorp Blijdorplaan JG Rotterdam

14 (3) 2009 Verspreiding en achteruitgang van de grote modderkruiper in een historisch perspectief Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin Foto: Jelger Herder Grote modderkruiper De grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) heeft in Europa de hoogste beschermingsstatus en in vergelijking met de ons omringende landen is Nederland van groot belang voor deze soort. In de tweede helft van de 20e eeuw is deze vis in ons land sterk achteruitgegaan. Om een beter begrip te krijgen van factoren die het voorkomen van de grote modderkruiper beïnvloeden en de mogelijkheden die er zijn om de populaties van deze soort te behouden is er in 2008 een studie uitgevoerd. Binnen deze studie is onder andere gekeken naar de veranderingen die er in de loop der eeuwen in het leefgebied van dit levende fossiel hebben plaatsgevonden. De grote modderkruiper is in hoge mate gespecialiseerd aan de omstandigheden in verlandende wateren. Naast een slangachtige lichaam waarmee makkelijk door dichte moerasvegetatie gezwommen en in de modderlaag gekropen kan worden, kan deze vis lucht in zijn darm opslaan en via zijn huid ademhalen. Deze eigenschappen stellen hem in staat om lage waterstanden, waaronder periodieke droogval, en lage zuurstofconcentraties te overleven. Een andere kenmerkende eigenschap van de grote modderkruiper is dat veranderingen in atmosferische druk waargenomen kunnen worden door een morfologische aanpassing van het binnenoor en de zwemblaas. Bij een toenemende luchtdruk reageert hij met onrustige bewegingen. De grote mobiliteit en beweeglijkheid van de grote modderkruiper bij een toenemende luchtdruk is mogelijk een gedragsaanpassing om zich te verspreiden of nieuw habitat te koloniseren bij een stijgend waterpeil ten gevolge van onweersbuien.

15 33 11(3) Figuur 1 (links). Verspreiding van de grote modderkruiper over de fysisch-geografische regio s en de belangrijkste stroomgebieden Verspreiding in Nederland Om te bepalen welke gebieden belangrijk zijn voor de grote modderkruiper zijn historische en recente verspreidingsgegevens van de grote modderkruiper geanalyseerd. Uit de analyses komt duidelijk naar voren dat er sprake is van een verspreiding langs de assen van stromende wateren. In figuur 1 is de verspreiding over de verschillende Fysisch Geografische Regio s in Nederland weergegeven. De meeste waarnemingen (34%) zijn afkomstig uit het rivierengebied en de hogere zandgronden (29%). De waarnemingen op de hogere zandgronden liggen vrijwel allemaal in de omgeving van beken of rivieren. Belangrijke leefgebieden en achteruitgang Op basis van een dichtheidsclustering (zie figuur 2) van de historische en recente verspreidingsgegevens komt een veertiental gebieden naar voren als belangrijk leefgebied voor de grote modderkruiper: 1. Laagveengebied omgeving Gorredijk 2. Stroomgebied Drentse Aa 3. Monding Utrechtse Vecht 4. Stroomgebied Lauwers, Matsloot en Dwarsdiep 5. Stroomgebied Brabantse Aa 6. Wieden, Weerribben en Polder Mastenbroek 7. Gelderse Poort 8. Haaksbergerveen 9. Omgeving Culemborg 10. Lek, buiten- en binnendijks, tussen Ameide en Vianen 11. Tussen de Merwede en de Bergse Maas 12. Ten noorden van Oss diverse watergangen 13. Oude IJssel 14. Boven Slinge Het merendeel van deze gebieden heeft onder invloed van een beek of rivier gestaan of staat dit nog steeds. Doordat een groot deel van de gebruikte gegevens waarnemingen van meer dan tien jaar geleden betreft, is het huidige belang van veel van deze gebieden voor de grote modderkruiper onduidelijk. Vast staat dat de grote modderkruiper op veel plaatsen sterk achteruitgegaan is. Van de voor 1980 bekende kilometerhokken blijkt deze soort in 70% van de onderzochte hokken in de periode tot 2008 niet meer aangetroffen te zijn. Historische ontwikkelingen in het leefgebied van de grote modderkruiper Van nature komt de grote modderkruiper voor in de overstromingsvlakten van rivier- en beeksystemen waar het leefgebied gevormd wordt door wateren met een modderige bodem en een brede structuurrijke zone van kraggenvormende moerasvegetatie. De natuurlijke dynamiek in laaglandrivieren en beken zorgt ervoor dat er tijdens piekafvoeren bochten worden afgesneden en stroomgeulen zich verleggen. De oude lopen verlanden waardoor geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper ontstaat. Met de komst van de mens werd het rivierenlandschap ten behoeve van de landbouw in cultuur gebracht door het aanleggen van dijken en graven van sloten. Een groot deel van de overstromingsvlakten die het leefgebied van de grote modderkruiper vormden, kwam hierdoor binnendijks te liggen. Op dit moment bevindt het leefgebied van de grote modderkruiper zich voor het merendeel (67%) in agrarisch gebied (figuur 3). Voor de ontwikkelingen in het leefgebied van de grote modderkruiper onder invloed van de mens zijn grofweg vier perioden te onderscheiden. Hieronder wordt per periode geschetst welke veranderingen er plaatsvonden en wat het effect op het leefgebied van de grote modderkruiper geweest is. Figuur 2 (rechts). Kernleefgebieden van de grote modderkruiper op basis van dichtheidsclustering van verspreidingsgegevens Figuur 3. Verdeling grote modderkruiper over grondgebruik.

16 (3) 2009 Periode Schematische weergave historische ontwikkelingen leefgebied grote modderkruiper voor de periode Rechts van de figuur zijn hoogwater, laagwater en de plaats van de grote modderkruiper in het systeem aangegeven. Bovenstaande afbeelding geeft een schematische dwarsdoorsnede van het landschap in het overstromingsgebied en de invloed van de overstromingsdynamiek in de periode In deze tijd is de menselijke invloed op rivieren en beken gering en beperkt tot de aanleg van dijken en afwateringssloten in de nabijheid van de nederzettingen op de hogere stroomruggen. Het water kan vrij door de komgronden stromen, welke zomers als hooi- en weiland gebruikt worden. Oude rivierarmen en moerasgebieden vormen het belangrijkste leefgebied van de grote modderkruiper. Afbeelding 1. Landschap met molen Vreeland. Tot 1900 kwamen inundaties van poldergebieden nog geregeld voor. (Bron: Johannes Hermannus Barend Koekoek, anno 1900) Periode Aan het begin van de 14e eeuw zijn alle dorpen langs de rivier door bandijken met elkaar verbonden en ontstaan de uiterwaarden. Het meegevoerde sediment kan nu niet meer over het volledige komgebied afgezet worden, maar alleen binnen de uiterwaarden, waardoor deze langzaam opgehoogd worden. Na het voltooien van de bandijken worden de binnendijks gelegen komgronden ontwaterd door het graven van sloten en weteringen. De van oorsprong moerassige gebieden veranderen hierdoor in een netwerk van watergangen. Waterafvoer vindt plaats door middel van windmolens. Doordat deze molens een beperkte capaciteit hebben, overstromen in de winter als gevolg van het neerslagoverschot grote delen van het binnendijkse gebied. Door de aanleg van de bandijken neemt het deel van het leefgebied van de grote modderkruiper dat direct onder invloed staat van het overstromingsregime van rivieren af. Doordat de rivieren in het buitendijkse gebied nog vrij spel hebben worden tijdens afvoerpieken nog wel nieuwe (neven)geulen uitgesleten. De oude geulen ontwikkelen zich tot geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper. De sloten in het binnendijkse gebied, waar zich verlandingsvegetaties ontwikkelen, vormen een uitermate geschikt kunstmatig leefgebied voor de grote modderkruiper. Overstroming van de binnendijkse gebieden door winterhoogwater zorgt ervoor dat slootsystemen met elkaar in verbinding komen te staan waardoor de grote modderkruiper zich tussen gebieden kan verplaatsen. Afbeelding 2. Hollands Rivierenlandschap. (Bron: Willem Roelofs, 1883)

17 33 11(3) Periode In de periode neemt de menselijke invloed op het leefgebied van de grote modderkruiper verder toe. Het stroombed van rivieren en beken wordt vastgelegd. Langs de grote rivieren gebeurt dit door het aanleggen van kribben, stuwen en zomerdijken. Dit heeft tot gevolg dat de overstromingsdynamiek sterk afneemt waardoor nieuwe op den duur verlandende (neven)geulen in de overstromingsvlakten niet langer ontstaan. Door het vastleggen van de oevers snijden rivieren en beken zich dieper in en neemt de sedimentatie in de overstromingsvlakten toe. Dit heeft tot gevolg dat de afstand van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil in de rivieren en beken toeneemt, waardoor de grondwaterstanden in de overstromingsvlakten dalen. De agrarische gebruiksmogelijkheden nemen hierdoor toe en de buitendijkse moerassen worden omgevormd tot grasland. Veel van de hier gelegen wateren die tot het leefgebied van de grote modderkruiper behoren verdwijnen als gevolg van verlanding en verdroging. De meeste binnendijkse komgronden blijven in deze periode moeilijk exploiteerbare terreinen. Tot in de 19e eeuw worden zij voornamelijk gebruikt als hooiland en weiland. Met de komst van stoomgemalen ter vervanging van de windmolens kunnen de komgronden en polders beter ontwaterd worden. Hierdoor komen overstromingen van de komgronden tijdens de winter en het voorjaar nog maar weinig voor waardoor migratie van grote modderkruipers tussen gebieden niet langer mogelijk is. Populaties raken versnipperd waardoor de kans op lokaal uitsterven toeneemt. Periode heden In de tweede helft van de 20e eeuw wordt de productiviteit van de agrarische sector sterk vergroot door het uitvoeren van ruilverkavelingsprojecten waarbij hele gebieden letterlijk op de schop gaan (afbeelding 3). Oude sloten worden dicht gegooid en nieuwe watergangen worden gegraven. Door de bouw van krachtige dieselgemalen en later electrische gemalen kunnen landbouwgebieden nog beter ontwaterd worden. Met de komst van graafmachines worden watergangen niet langer handmatig geschoond maar wordt in één hap zowel de verlandingsvegetatie als de modderbodem verwijderd. Veel van de oude sloten en watergangen die aan de ruilverkaveling ontsnappen, verlanden in de loop van de tijd doordat ze niet meer geschoond worden en doordat verdroging optreedt. Deze ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat de grote modderkruiper op veel plaatsen verdwenen is of sterk achteruitgegaan. Buitendijks is door de verdere insnijding van het rivierbed en de ophoping van sediment binnen de winterdijken de verdroging in de uiterwaarden toegenomen. Er zijn nog maar weinig plaatsen waar de grote modderkruiper buitendijks voorkomt. Dit geldt ook voor het voorkomen van de grote modderkruiper in beekdalen. Anno 2009 neemt de invloed van de mens op het landschap nog steeds toe, een groeiende bevolking resulteert in een groeiend areaal aan industrieterreinen en woonwijken. Niet zelden wordt er gebouwd of gegraven op locaties waar grote modderkruipers voorkomen. Hiertegenover staat dat er tegenwoordig steeds meer aandacht voor natuur is. Zo is de instandhouding en het herstel van grote modderkruiperpopulaties opgenomen als Natura 2000-doelstelling. Het Natura 2000-gebied de Zouweboezem is een mooi voorbeeld van de wijze waarop door natuurontwikkeling een zeer geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper is ontstaan (afbeelding 4). Afbeelding 4. De Zouweboezem, een zeer geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper. Foto: Frank Spikmans Afbeelding 3. Tijdens de ruilverkaveling werden oude sloten gedempt en vervangen door nieuwe rechte sloten.

18 (3) 2009 Aanbevelingen voor herstel van de grote modder kruiper Een belangrijke reden voor de achteruitgang van de grote modderkruiper is het grootschalig herinrichten van gebieden. Het actuele verspreidingsgebied, dat zich voornamelijk in oude waterlopen of restanten hiervan bevindt, duidt hierop. Momenteel wordt de grote modderkruiper nog steeds bedreigd door herinrichtingsmaatregelen. Het komt regelmatig voor dat er in gebieden met grote modderkruipers gebouwd wordt of anderzijds functieveranderingen plaatsvinden. In vrijwel alle gevallen wordt er een ontheffing met compenserende of mitigerende maatregelen verleend als reactie op de beschermde status die de soort heeft volgens de Flora- en faunawet. Het is echter niet duidelijk in hoeverre de habitat van de grote modderkruiper te compenseren valt met bijvoorbeeld een nieuw gegraven sloot of poel. Ook maatregelen in het kader van natuurontwikkeling kunnen nadelig uit pakken doordat bij het herinrichtingsplan geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van de grote modderkruiper of doordat de aanwezigheid onbekend is. Bij de afgraving van uiterwaarden kunnen oude uiterwaardplassen als gevolg van een toenemende dynamiek hun laagdynamische karakter en bewoners (zoals de grote modderkruiper) verliezen. Uitgangspunten van bescherming dienen te zijn: - Het veiligstellen van de locaties waar de soort nu nog voorkomt. - Habitatherstel in huidige leefgebieden. - Onderzoek naar de mogelijkheden waarop krachtige populaties als bronpopulatie kunnen fungeren. - Bij natuurontwikkelingsmaatregelen in beek- en rivierdalen plaats bieden aan laagdynamische, vegetatierijke wateren (moerasnatuur). - Meer begeleiding van deskundigen bij de uitvoering van compensatiemaatregelen voor de grote modderkruiper en het monitoren van de effectiviteit van deze maatregelen. Summary The weather loach (Misgurnus fossilis) has the highest protection status in Europe and The Netherlands is of great importance to this species. In the second half of the 20th century, this fish strongly decreased. In 70% of the onekilometer grid squares known before 1980 and examined again in the period until 2008, the species was not found anymore. Natural occurrence of weather loach is attached to biotopes in the flood plains of rivers and streams. With the arrival of man, the river landscape became cultivated for agricultural use by constructing dikes and digging ditches. The present habitat of the weather loach is predominantly in agricultural areas (67%). An important cause of the decline of the weather loach is large-scale land development. In the current situation the remaining populations of the weather loach are almost restricted to old watercourses that have escaped development. In many of these areas the survival of the weather loach is at stake. Conservation of the species in these areas requires urgent protective measures. Literatuur Bruin, A. de & J. Kranenbarg, Fossiel uit een dynamisch deltagebied. Verspreiding en achteruitgang van de grote modderkruiper in een historisch perspectief & aanbevelingen voor behoud van deze soort. Stichting ravon, Nijmegen. Het rapport is te downloaden via de ravon-website Jan Kranenbarg & Arthur de Bruin (RAVON) Postbus BK Nijmegen j.kranenbarg@ravon.nl a.debruin@ravon.nl

19 33 11(3) De herkomst van de rugstreeppad in Zuidelijk Flevoland Vincent van Laar In hun artikel over de habitatkeuze van de rugstreeppad (Bufo calamita) in de Noordoostpolder (RAVON nr. 30) wijden Spitzen-van der Sluijs & Van Rijsewijk (2009) ook enige woorden aan de herkomst van de rugstreeppad in Zuidelijk Flevoland. Letterlijk schrijven zij hierover: Van de historie van de rugstreeppad in Flevoland is weinig bekend. Nu, dat valt mijns inziens voor Zuidelijk Flevoland wel mee. Hieronder volgt een aanvulling met historische gegevens. Het thans bekende verspreidingsgebied (Van de Water & Zollinger, 2008) vertoont al overeenkomst met dat van circa 30 jaar geleden, toen grote delen van Zuidelijk Flevoland nog in een stadium van ontginning en de aanleg van infrastructurele werken en stedelijk gebied verkeerden. Zo sluiten de huidige vindplaatsen bij Almere aan bij de plaats waar ik in het voorjaar van 1979 roepende mannetjes op een industrieterrein in aanleg waarnam, terwijl de populatie(s) bij Lelystad en de Knardijk al sedert die tijd (1981) bekend zijn (Bergmans & Zuiderwijk, 1986). Ook in het zuidelijk gedeelte van de polder, achter de dijken langs het Gooimeer, het Nijkerkernauw en Nuldernauw waren in de jaren tachtig roepende mannetjes aanwezig en wel op de volgende plaatsen: , ca 10 individuen aan de oever van een dijksloot langs de noordzijde van de Nijkerkerdijk (157,0-474,0), in een ondiepe plas aan het eind van de Wielse Weg (158,2 474,3), eveneens aan de noordkant van de Nijkerkerdijk en enkele individuen in een sloot ten westen van de op- en afrit van de Nijkerkerbrug (160,5 475,0) alsmede in een plasje in een depot van onder andere stortstenen ten oosten van deze brug (160,9 475,1) (Van Laar, 1992). Vrouwtje rugstreeppad op trek Foto: Arnold van Rijsewijk

20 (3) 2009 Verspreiding rugstreeppad Zuidelijk Flevoland Nog eerder echter, in de zomer van 1968, werden een rugstreeppad en een groene kikker (Rana esculenta synklepton) aangetroffen in voor insecten bestemde vangtrechters op het in het Eemmeer gelegen eilandje De Dode Hond ( ) (Haeck, 1969). Dit eilandje, dat ca 350 meter uit de kust van Zuidelijk Flevoland is gelegen, was toen nog in aanleg en ressorteerde onder het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders; thans valt het onder de Gooise gemeente Blaricum. Later, in 1976, werd de groene kikker er nogmaals gezien (Van Laar & Sanders, 1977), terwijl in 1985 door Sebastiaan Topper vele rugstreeppadden werden waargenomen tussen de steenblokken die aan de buitenzijde van het hoofd aan de oostzijde van het eilandje (150,8 478,0) zijn gestort. Tijdens bezoeken in het voorjaar van 1992 (Jonkers, 1993) werd echter noch de rugstreeppad, noch de groene kikker er aangetroffen. Wel werden er op en vier bruine kikkers (Rana temporaria) gevonden, waaronder op de eerst genoemde datum twee kleine individuen. Uit de ligging van de vroeger en thans bekende vindplaatsen in Zuidelijk Flevoland valt waarschijnlijk nog steeds af te leiden hoe en waar de rugstreeppad het nieuwe land bereikt heeft. Als herkomstgebied komt de kuststrook van het tegenoverliggende oude land het meest in aanmerking. Hier komt de rugstreeppad (evenals de kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris), de gewone pad (Bufo bufo) en de groene en bruine kikker) vanouds talrijk voor in polder- en dijkslootjes die in het lage gedeelte tussen Het Gooi en de Veluwe zijn gelegen: de Oostermeent (gemeenten Huizen en Blaricum NH), de Eempolders (gemeenten Eemnes en Bunschoten Utr.) en de Polder Arkemheen en Putterpolder (gemeenten Nijkerk en Putten Gld.) Zie voor gedetailleerde verspreidingskaartjes van de in dit gebied voorkomende amfibieën Van Laar (1992). Van de wijze(n) waarop de rugstreeppad de randmeren is Almere Huizen Nijkerk overgestoken zijn geen ooggetuigenverslagen bekend. Bergmans & Zuiderwijk (1986) suggereren dat de dieren met het opspuiten van zand zijn meegekomen. Spitzenvan der Sluijs & Van Rijsewijk (2009) achten het vrijwel zeker dat dit tijdens grondverplaatsingen, zoals die bij de stedelijke uitbreidingen van Lelystad en Almere, gebeurd is. Daarnaast sluiten laatstgenoemden niet uit dat individuele dieren hebben kunnen oversteken middels de aanwezige bruggen. Een meer voor de hand liggende verklaring lijkt mij echter dat de rugstreeppad op (tenminste) drie plaatsen de oversteek heeft kunnen maken via de buitendijks aangebrachte grondlichamen en de daarin gelegen bouwputten, die voorafgaand aan de bouw van de bruggen werden aangelegd. Een illustratie hiervan is het in 1979 opgespoten voorland langs het talud van de Stichtse Brug. Dit gebied overbrugt het ter plaatse 2 km brede Gooimeer over een afstand van 1750 m, zodat het hier door slechts een 250 m brede strook water van de Eemmeerdijk in Zuidelijk Flevoland wordt gescheiden. Deze vaargeul wordt overspannen door de 320 m lange Stichtse Brug (gesloten op , voor verkeer opengesteld op ). Het voorland is op zo n 1500 m afstand van een aantal vindplaatsen op de Oostermeent ( ; gemeenten Huizen en Blaricum NH) gelegen, waar op , dus ruim vijf jaar voor dat begonnen werd met de aanleg van het buitendijkse land, langs slootjes roepende rugstreeppadden werden waargenomen. Nadien is het voorland in enkele jaren vrijwel geheel door de rugstreeppad gekoloniseerd, zoals in mei 1984 bleek toen door Wim C. Knol en Teus Slagboom op de slikken aan de oostzijde op vele plaatsen roepende mannetjes werden aangetroffen. Blijft natuurlijk de vraag op welke wijze de rugstreeppad een laatste barrière als de 250 m brede vaargeul heeft genomen: actief door het water over te zwemmen of de brug over te lopen, passief door mee te reizen met grondverplaatsingen of door een combinatie van deze mogelijkheden. Helaas schijnen er geen gegevens te zijn over een eventueel voorkomen in de jaren tachtig in Zuidelijk Flevoland ter hoogte van de Stichtse Brug. Duidelijk is echter dat het vermogen van de rugstreeppad om kunstmatig aangebracht land in de randmeren te bereiken, groot is. Sprekend is wat dit betreft ook het eerder genoemde voorkomen op het eilandje De Dode Hond, dat op een afstand van anderhalf tot twee kilometer van het oude land, de Oostermeent en de Eempolders, verwijderd ligt. Het is tussen 1963 en 1965 ontstaan uit een uit het randmeer opgespoten zandkade waarbinnen de specie die bij het uitbaggeren van de geul ter plaatse van de aan te leggen dijk van Zuidelijk Flevoland vrij kwam, werd gestort. Het op peil brengen van het eiland geschiedde dus geheel in den natte. Later werd ter bescherming aan de buitenzijde een kraagstuk van rijshout en een bestorting van (hoofdzakelijk Belgische) steen aangebracht. Deze materialen waren uit verschillende depots in Flevoland afkomstig. Of daarmee ook amfibieën zijn meegelift, is niet bekend. Hetzelfde geldt ten aanzien van het plantgoed voor het bosje dat drie jaar later (1971/1972 ) op het eilandje werd aangeplant en dat afkomstig was uit de kwekerij Roggebotsbos in Oost-Flevoland (Van Laar & Sanders, 1977). Als de rugstreeppad en de groene kikker op De Dode Hond met materialen ter versterking van het buitentalud zijn meegekomen, dan zou hun herkomstgebied dus in Flevoland moeten liggen. Even aannemelijk is echter dat de groene kikker en de rugstreeppad vanaf het oude land het ter plaatse 2 km brede randmeer zijn overgestoken.

21 33 11(3) Als we de huidige verspreiding van de rugstreeppad vergelijken met die uit de jaren zeventig en tachtig, dan dringt zich toch het beeld op dat het voorland bij de Hollandse Brug de springplank is geweest voor de rugstreeppad bij Almere en dat bij de Nijkerkerbrug (mogelijk ook bij de Stichtse Brug) voor de rugstreeppadden die in 2005 bij het Schillinkpad werden waargenomen (Van de Water & Zollinger, 2008). De eerste vindplaats ligt op een afstand van 2 à 3 km ten noorden van de Hollandse Brug, de tweede ongeveer 7 km ten oosten van de Stichtse Brug en 5 km ten noordwesten van de Nijkerkerbrug. Dit zijn afstanden die door een goede wandelaar als de rugstreeppad, zeker binnen enkele achtereenvolgende jaren, overbrugd kunnen worden (Sinsch, 1998). Daarbij komt nog dat de mannetjes door het ratelende geluid dat ze voortbrengen soortgenoten die op enige kilometers afstand leven op nieuwe voortplantings- en woonplaatsen attent kunnen maken. Hoe verdragend dit geluid kan zijn ervoer ik op 28 april 1986 toen ik vanaf een slootje met roepende mannetjes, gelegen achter de Zeedijk in de Polder Arkemheen, een andere groep mannetjes hoorde aan de overzijde van het Nijkerkernauw en zo de rugstreeppadden achter de Nijkerkerdijk in Zuidelijk Flevoland op het spoor kwam. Dat is over een afstand van een kilometer water en achter een zware dijk, die blijkbaar niet hoog genoeg is om ook als geluidwal te werken. Op Texel, in de Polder Eijerland, hoorde ik roepende rugstreeppadden over een afstand van tenminste vier kilometer. Overigens hebben ook amfibieënsoorten die even (zoals de groene kikker) of minder luidruchtig zijn (zoals de kleine watersalamander, de bruine kikker en de gewone pad) zich in de jaren tachtig achter de dijk in Zuidelijk Flevoland weten te vestigen. Alleen de heikikker (Rana arvalis), bekend van het kustgebied aan beide zijden van de Eemmond, werd er toen niet aangetroffen. Sinsch, U., Biologie und Ökologie der Kreuzkröte Bufo calamita. Laurenti Verlag, Bochum. 222 p. Spitzen van der Sluijs, A. & A. van Rijsewijk, Landschapsgebruik van de rugstreeppad in een intensief agrarisch landschap. ravon 10: Water, E. van de & R. Zollinger, Case: De Rugstreeppad als pionier in nieuwe aanpak Ruimtelijke Ordening. De Levende Natuur 109: Vincent van Laar Melin F Mont Saint Jean Frankrijk Summary 30 years ago, large parts of Southern Flevoland were still in a stage of exploration and infrastructure construction. This article offers information about the history of the natterjack toad in the Southern Flevoland. The distribution of the natterjack toad in the sixties to nineties is described. It is known that natterjack toads can travel great distances in a few years. The roads (bridges) to Southern Flevoland seem to play an important role in the dissemination of the toads. Equally plausible is that the toads cross the two kilometer wide water. Literatuur Bergmans, W. & A. Zuiderwijk, Atlas van de Nederlandse amfibieën en reptielen en hun bedreiging. Vijfde herpetogeografisch verslag. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging/Nederlandse Vereniging voor Herpetologie en Terrariumkunde Lacerta, Hoogwoud. 177 p. Haeck, J., Dieren in Zuidelijk Flevoland De Levende Natuur 72: Jonkers, D.A., Broedvogels op het eiland De Dode Hond in Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken, Hilversum. 63 p. Laar, V. van, De verspreiding van amfibieën in de Eemdelta. In: G.M. Dirkse & V. van Laar (red.). Arkemheen te velde. Landschap, flora en fauna van de Polder Arkemheen. Stichting uitgeverij van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.189 p. Laar, V. van & H.J. Sanders, Faunistiek van De Dode Hond. Te Velde 13: Veldbiologische Werkgroep Gelderse Vallei en Eemland, Amersfoort. Rijsewijk, A.C. van, W. Bosman & R. Zollinger, Gebiedsdekkend onderzoek naar het voorkomen van de rugstreeppad (Bufo calamita) in de provincie Flevoland. ravon 2005.

22 (3) 2009 De atlas is er! Tamira Hankman Foto: Jelger Herder Gedeputeerde Harry Keereweer ontvangt het eerste boek van Rob van Westrienen. Op 18 november j.l. was het eindelijk zover: De amfibieën en reptielen van Nederland werd in Arnhem gepresenteerd. Rob van Westrienen (directeur ravon en dagvoorzitter) opende de presentatie met een koffertje - met opschrift Derde woensdag in november - trots in zijn handen. De inhoud van het koffertje liet zich raden! Na een kort welkom hielden Jeroen van Delft en Raymond Creemers een presentatie waarin ze ingingen op enkele markante en indrukwekkende aspecten van de atlas. Wat te denken van ruim opgenomen waarnemingen, 45 auteurs, ruim 400 foto s van 60 fotografen en 50 pagina s literatuurreferenties? En rondom het atlasproject bleken zo n s verzonden te zijn. In de atlas zijn naast de soortteksten ook 10 algemene hoofdstukken opgenomen, met daarin o.a. aandacht voor cultuurhistorie en de geschiedenis van de herpetologie in Nederland. Ook zeeschildpadden hebben een volwaardige plaats in het

23 33 11(3) Voorbeeldpagina s van de gewone pad. Raymond kon er wel mee lachen! Foto: Jelger Herder boek gekregen. Hierover werden enkele korte anekdotes verteld en aansprekende beelden getoond. Geschetst werd ook hoe de houding van de mens ten opzichte van reptielen en amfibieën gedurende de voorbije eeuwen veranderde. Uiteraard werden de nodige mensen bedankt, waaronder de 15 subsidiënten die de uitgave mede mogelijk hebben gemaakt. Een bijzonder moment was het opdragen van het boek aan Henk Strijbosch die helaas niet aanwezig was vanwege een al ver van tevoren geboekte lange Afrika-reis. Henk was echter ingelicht en zeer vereerd. In een mooie brief, voorgelezen door Rob van Westrienen, verhaalde hij over zijn passie voor de herpetofauna en zijn band met ravon en trots en blijdschap rondom het verschijnen van het boek. De presentatie werd verder nog opgeluisterd met schitterende foto s uit het boek die op muziek waren gezet. Tot slot passeerden alle auteurs en de geluidenman (CD!) de revue in een fotopresentatie, eveneens op muziek. Hierin waren de meesten in hun natuurlijke habitat te zien, dus met de benen in het water, of balancerend op een rotswandje in de Alpen en natuurlijk heel vaak met een geliefd dier in de hand. Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan de gedeputeerde van de Provincie Gelderland dhr. Harry Keereweer. Gekozen was voor een gedeputeerde, als representant van een

24 (3) 2009 De amfibieën en reptielen van Nederland De amfibieën en reptielen van Nederland is verschenen als deel 9 in de gezaghebbende serie Nederlandse Fauna. Het boek is geproduceerd onder redactie van ravon (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland) en uitgegeven in samenwerking met Naturalis en EIS-Nederland. Het resultaat is een rijk geïllustreerd, toegankelijk en up-to-date standaardwerk, geschikt voor liefhebbers en professionals. Vermelding: Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie) De amfibieën en reptielen van Nederland - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Distributie: KNNV Uitgeverij Uitvoering: 480 pag., 23,5 x 30,5 cm, genaaid gebonden, full colour met honderden foto s, kaartjes en tekeningen Extra: CD met geluiden van alle Nederlandse kikkers en padden ISBN: Prijs: 49,95 Foto s: Jelger Herder Jeroen draagt het boek op aan Henk Strijbosch. Rob overhandigt de eerste exemplaren aan v.l.n.r. Tim van den broek (NM), Hank Bartelink (De12Landschappen) en Piet Winterman (Staatsbosbeheer). bestuurslaag die steeds belangrijker wordt voor amfibieën en reptielen. Het rijk delegeert meer en meer bevoegdheden en financiën naar de provincies, zeker op het vlak van natuur. Door het aanbieden van het boek aan dhr. Keereweer wordt het symbolisch eigenlijk ook aan alle collegagedeputeerden aangeboden. Daarnaast werd het boek aangeboden aan vertegenwoordigers van drie grote terreinbeherende organisaties de heren Bartelink, Winterman en van den Broek, respectievelijk van De12Landschappen (de koepel van alle Provinciale Landschappen), Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Zij beheren veel van de waardevolle terreinen voor onze dieren. ravon werkt met hen samen om de terreinen nog geschikter te maken. In hun dankwoord gingen zowel de gedeputeerde als de terreinbeheerders in op toekomstige samenwerking en het belang van bescherming, maar zeker ook op beleving. Zo werden we zelfs deelgenoot van het enthousiasme van de gedeputeerde toen hij op een Frans campingtoilet zijn eerste boomkikker zag! Daarna opende Professor Jan van Groenendael (Gegevensautoriteit Natuur) de Levende Atlas. Dit is een beknopte weergave van de informatie uit de atlas op internet. Ook dhr. Van Groenendael noemde de samenwerking met ravon en het belang van (vrijwillig) verzamelde natuurgegevens. Na de officiële plichtplegingen was het tijd voor de lunch en kreeg iedereen de kans een atlas op te halen. Het was nog een gezellig en informeel samenzijn waar ravon met plezier op terugkijkt! Dit boek is mede mogelijk gemaakt door subsidies vanuit het Prins Bernhard Cultuurfonds, VSBfonds, Gegevensautoriteit Natuur (onderdeel Ministerie van lnv), de provincies Flevoland, Gelderland, Groningen, Noord-Brabant, Utrecht, Limburg, Zeeland, Vereniging Natuurmonumenten, Wereld Natuur Fonds, Staatsbosbeheer, de Stichting Bevordering Herpetologie en de warn. Wij zijn onze subsidiënten zeer erkentelijk voor hun steun aan ons project! Tamira Hankman (RAVON) Postbus BK Nijmegen t.hankman@ravon.nl

25 33 11(3) 2009 KORTOM SCHENKINGEN In 2009 hebben wij schenkingen mogen ontvangen van Aco BV en Adviesbureau Sticht en Gelre. Wij willen beide bedrijven hartelijk danken voor hun gulle gift. Wilt u ravon ook steunen met een schenking dan kunt u geld overmaken op giro ten name van Stichting ravon, onder vermelding van schenking. U kunt ook, op een veilige manier, via onze website doneren. Omdat ravon beschikt over de zogenaamde anbi-status (Algemeen Nut Beogende Instelling) is uw schenking onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar van de belasting (zie PADDEN.NU EN DE PADDENTREK VAN 2009 Eind 2007 is het project Padden.nu gestart. Dit gezamenlijke project van ravon, ivn, knnv en Landschap Noord-Holland wil, door het uitwisselen van informatie en ervaring, de samenwerking tussen locale paddenwerkgroepen stimuleren en verbeteren. Jonge overzetter met bruine kikker In totaal hebben zich nu 48 paddenwerkgroepen aangesloten bij Padden.nu. Drenthe is de enige provincie van waaruit zich nog geen werkgroep heeft gemeld. Van de 48 aangesloten werkgroepen hebben er 28, met in totaal 57 trajecten, hun overzetresultaten doorgegeven aan Padden.nu. Door het bundelen van overzetresultaten uit het hele land ontstaat een krachtige dataset waarmee op termijn uitspraken kunnen worden gedaan over landelijke trends in aantallen en soorten overgezette dieren. Meer dan amfibieën overgezet In 2009 zijn er in totaal op alle trajecten waarvan de overzetresultaten zijn doorgegeven amfibieën overgezet. Dat zijn ruim amfibieën minder dan in 2008, terwijl er van (veel) meer trajecten gegevens zijn ontvangen was qua trek dus duidelijk een minder jaar. De reden hiervoor is waarschijnlijk de lang aanhoudende vorst in het begin van dit jaar en de extreem droge aprilmaand die daar relatief snel op volgde. De 28 paddengroepen waarvan de gegevens bekend zijn hebben per groep gemiddeld amfibieen overgezet. Hiermee kunnen we een ruwe schatting maken voor het 55 totaal aantal overgezette dieren door alle bij Padden.nu aangesloten groepen: 48 werkgroepen * = amfibieën! Zoals verwacht bestaat het merendeel van de overgezette dieren uit gewone padden, bijna zijn er hiervan overgezet. Op ruime afstand volgen de bruine kikker en de kleine watersalamander, met beide rond de overgezette exemplaren. Er zijn ook redelijke aantallen zeldzamere soorten overgezet: 366 heikikkers, 94 Alpenwatersalamanders, 37 rugstreeppadden, 20 vinpootsalamanders, 2 kamsalamanders en een boomkikker. In totaal zijn er maar liefst 12 van de 16 in Nederland levende soorten amfibieën overgezet! Het volledige rapport met de overzetresultaten van 2009 is te downloaden op Aanmelden via Paddenwerkgroepen die zich nog niet hebben aangesloten bij Padden.nu kunnen dat via de website alsnog doen. Op de site is veel informatie te vinden over de paddentrek, het opzetten van een werkgroep en structurele oplossingen. Elke werkgroep krijgt bovendien een eigen werkgroeppagina, waarop ze zelf informatie en foto s kan plaatsen én waarop (als de overzetgegevens worden doorgegeven) een actuele grafiek staat die per dag laat zien hoeveel en welke soort amfibieën er zijn overgezet. Zo kunnen alle werkgroepleden voortdurend op de hoogte blijven van de activiteiten en vorderingen van de eigen werkgroep. Tamira Hankman en Elvira Werkman ravon t.hankman@ravon.nl e.werkman@ravon.nl Foto: Jelger Herder Foto: Jelger Herder

26 (3) 2009 ravon nieuws het profiel van de RAVON-ner Ons goud Begin 2009 is de ravon achterban benaderd om deel te nemen aan een enquête. Doel hiervan was om het profiel van de donateurs en vrijwilligers vast te stellen, beter inzicht te krijgen in de motivaties van vrijwilligers en te peilen aan welke vorm van ondersteuning de meeste behoefte is. Met de resultaten uit deze enquête kan ravon in de toekomst nog beter haar achterban bedienen. Ruim driekwart van de mensen die de enquête hebben ingevuld is zowel waarnemer als donateur. Een tuinvijver hoort er helemaal bij: 2/3 van de mensen met een tuin hebben daarin ook een vijver. Vergeleken met bijv. de Zoogdiervereniging zijn er bij ravon iets minder vrouwen actief. Ook bij de Zoogdiervereniging is het opleidingsniveau hoog (70% hbo/universitair). Landelijk gezien en verdeeld over alle mogelijke vormen en branches van vrijwilligerswerk doen mannen en vrouwen vrijwel even vaak vrijwilligerswerk (van Herten, 2008). Enkele andere opvallende resultaten Om de kennis van soorten en veldmethodieken te vergroten is er behoefte aan educatie in verschillende vormen, waarbij excursies als middel hoog scoren. Het percentage waarnemers dat al zijn waarnemingen doorgeeft via of andere digitale invoerportals groeit, maar behoeft uitbreiding. De meeste waarnemers krijgen het liefst per nieuwsbrief terugkoppeling over hun waarnemingen en informatie over ravonactiviteiten (32% in digitale en 15% in De vragenlijst is ingevuld door mensen die ravon steunen als vrijwilliger of als donateur. Vrijwilligers zijn mensen die lokaal of regionaal activiteiten organiseren en/of mensen die waarnemingen aanleveren voor verspreidingsonderzoek of via de landelijke monitoringsprojecten. Donateurs zijn geabon neerd op het ravon tijdschrift. Er zijn ruim 1600 uitnodigingen verzonden, maar liefst 30% van de aangeschrevenen heeft gereageerd (Bosma & Dalhoeven, 2009). Daarmee is een goed beeld ontstaan van de achterban, hun wensen en de mogelijke verbeterpunten. Hoe begon het ravon bestaat ruim 20 jaar, bij de oprichting bestond het meest actieve deel van de achterban vrijwel geheel uit (jonge) mannen (25-35 jaar) die meestal ook donateur waren. Vrouwen waren in die tijd een echte zeldzaamheid bij ravon. In de loop der jaren klopten er echter ook steeds nadrukkelijker andere groepen vrijwilligers aan de poort. Deze leverden hun bijdragen vooral door deelname aan de verschillende projecten. De achterban is dan ook gegroeid van zo n mensen (jaren negentig) naar meer dan 1500 in De achterban is gegroeid maar ook van samenstelling veranderd en duidelijk meer divers dan voorheen. Onder de deelnemers van de enquête werden twee exemplaren van de KNNV Veldgids Amfibieën en Reptielen verloot. De prijswinnaars zijn A. Henckel uit Dwingelo en Marc Buise uit Hulst. Saillant detail: de heer Buise is zeeman! Maar tijdens zijn landrottenfase noteert en verzamelt hij natuurdata, vooral in het Verdronken Land van Saeftinghe. Naar aanleiding van de ontvangst van veldgids schreef hij:...van kleins af aan al geïnteresseerd in amfibieën. Het begon met een schepnetje van een oude nylonkous om kikkervisjes en/of stekelbaarsjes te vangen en die thuis op te kweken (voor zover mogelijk). Beginjaren zeventig was er een reddingsactie onder de bezielende leiding van mijn biologieleraar George Sponselee (tevens voorzitter Vogelwacht) om de laatste groene kikkers van de streek te redden daar hun leefgebied binnen de havenuitbreiding van Terneuzen viel. Vanaf toen meer actief geworden met het verzamelen van gegevens, hetgeen in 1978 resulteerde in een publicatie van George en mij over alles wat tot dan toe bekend was van zoogdieren, reptielen en amfibieën in de streek. Mijn mooiste ervaring is nog steeds een jeugdherinnering van een levendbarende hagedis (ik dacht toen met een zandhagedis van doen te hebben) die zat te zonnen op een oud ongebruikt spoorduikertje, vlak voor mijn neus. Alhoewel de twee zomers lang bijna wekelijks groene kikkers vangen tussen de ruïnes van een oude staalfabriek te Terneuzen ook met stip staan genoteerd.. Wat karakteriseert de waarnemers en donateurs van ravon? De gemiddelde ravonner is duidelijk geen afspiegeling van de doorsnee-nederlander. De achterban bevat relatief veel hoog opgeleide mensen (66% is hbo/universitair), het zijn voor het merendeel (78%) nog steeds mannen. 11% van de achterban is tussen de 18 en 31 jaar (landelijk is dit 16%) en de helft (51%) is jonger dan 50 jaar, de meesten (71%) hebben werk en 1 op de 5 is met (pre) pensioen. Maar liefst 44% heeft een groene opleiding gehad. 26% heeft zowel een groene opleiding als een beroepsmatige betrokkenheid met de groene sector. Saillant detail hierbij is dat ondanks het hoge percentage dat groen opgeleid is, slechts 4% via opleiding of studie met ravon bekend is geraakt!

27 33 11(3) papieren versie), 22% leest hierover graag ook terug in het ravon-tijdschrift. Gewenste frequentie van de terugkoppeling van eigen waarnemingen is nog (verrassend) laag. Slechts 18% wil gegevens snel teruggekoppeld zien en de meeste waarnemers vinden één of twee keer per jaar (58%) voldoende. Geen voorkeur heeft 14% en 8% heeft er geen behoefte aan. Een van de sterke punten van online gegevensinvoer is de snelle terugkoppeling naar waarnemers toe. Gemiddeld waardeert men ravon met een 7,9. Dat is een mooie score, maar voor verbetering vatbaar. De beoordeling kan overigens nogal variëren (van een 5 tot een 10). Hoe verder? De conclusies en aanbevelingen worden omgezet in een intern werkplan voor de komende jaren. Belangrijke onderdelen daarvan zijn: Werving van jongeren en vrouwen Met het oog op de toekomst en gezien de ondervertegenwoordiging zal de komende jaren extra aandacht besteed worden aan het bereik van deze doelgroepen. Voor de jongeren zal de ravon website nog aantrekkelijker en sterker interactief gemaakt worden, waarbij te denken valt aan forumfuncties en veel visuele informatie (webcams, fotoalbums). Meer vrouwen in het veld! ravon heeft een aantal zeer actieve vrouwelijke waarnemers die al jarenlang enthousiast en succesvol veldwerk verrichten. Moeten zij er een ambassadeursfunctie bij krijgen? Naamsbekendheid en werving op groene scholen Gezien de lage bekendheid van studenten van groene opleidingen en universiteiten met ravon, zal ravon een actievere rol aannemen in het onderwijsprogramma. Werving van waarnemers geïnteresseerd in vissen Uit de groei van de vissendatabank en de enthousiaste deelname aan visactiviteiten valt te concluderen dat de interesse voor vissen sterk groeiende is. De beschikbaarheid van basiscursussen en het uitgebreide excursieprogramma dragen hier zonder twijfel aan bij. Waarschijnlijk nog in 2010 wordt een monitoringsnetwerk voor vissen opgebouwd. Excursies voor werving en binding van waarnemers Excursies blijken een favoriete manier te zijn om kennis te maken met de herpetofauna en vissen, en tevens belangrijk te zijn als middel voor het kennisvergroting van zowel soorten als veldmethodieken. Tot slot Het bestand aan actieve vrijwilligers groeit gestaag, evenals het aantal waarnemingen dat via digitale invoerportals binnenkomt. Ondanks dat er uit de enquête hier en daar kritiekpunten en onvervulde wensen naar voren zijn gekomen, blijkt ravon haar achterban met de huidige middelen en personele inzet vrij goed te bereiken. Er is ook tevredenheid en enthousiasme voor diverse zaken, zoals de inrichting van de ravonwebsite. Het digitaal doorgeven van waarnemingen is nog niet voor iedereen een vanzelfsprekendheid Er zal veel aandacht besteed moeten worden aan gebruikersvriendelijkheid en het wegnemen van drempelvrees. Deels gaat het dus goed, maar we moeten wel naar nieuwe en innovatieve wegen zoeken om meer potentiële waarnemers en donateurs te bereiken. Meer dan in het verleden zal dan ook gemikt worden op een grotere naamsbekendheid en laagdrempelige instapprojecten voor een breed publiek. Goede voorbeelden daarvan zijn het plonzenweekend, de deelname aan een kunstproject en padden.nu, een digitale ontmoetingsplek voor overzetacties voor amfibieën. De enquête heeft ook honderden losse opmerkingen opgeleverd, soms bemoedigend of complimenteus, soms kritisch of verrassend en elkaar ook wel eens tegensprekend. Waar mogelijk en wenselijk zal ravon de resultaten uit deze enquête en de opmerkingen ter harte nemen bij het benaderen van nieuwe doelgroepen en in haar werkwijze en ondersteuning van vrijwilligers. Want voor ravon vormen de waarnemers en donateurs ons goud. Het volledige verslag Inventarisatie van het vrijwilligers- en donateursbestand van Stichting ravon is in te zien op de website van ravon: Literatuur Bosma, D. & R.H.A. Dalhoeven, Inventarisatie van het vrijwilligers- en donateursbestand van Stichting ravon; onderzoek naar de demografische kenmerken, kennis, motivatie, wensen & behoeften en beeld van de vrijwilligers en donateurs van Stichting ravon. Afstudeeronderzoek opleiding Diermanagement, Hogeschool Van Hall Larenstein, Leeuwarden. 50 p. met bijlagen. cbs, Bevolkingspiramide 2008 en Bezoek data: en cbs, Bevolking; kerncijfers naar diverse kenmerken. Bezoekdatum: Diepenbeek, A van & R. Creemers, Marketing plan Capacity building. Stichting ravon, Nijmegen. Devilee, J., Vrijwilligersorganisatie onderzocht over het tekort aan vrijwilligers en de wijze van werving en ondersteuning, SCP. Herten, M. van M., Vrijwillige inzet 2008, Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/ Heerlen. Vermanen, C., sovon in kaart gebracht. sovon-nieuws 20 (2007), nr. 4: Zoogdiervereniging (vzz), Marketingplan werven en behouden vrijwillige waarnemers. Bijlagen 1-3. Resultaten enquête onder leden van de Zoogdiervereniging (voorjaar 2006). Raymond Creemers ravon r.creemers@ravon.nl Annemarie van Diepenbeek ravon a.v.diepenbeek@ravon.nl Een tuinvijver hoort er helemaal bij.

28 (3) 2009 nieuwe Rode Lijsten De trouwe lezers van de Staatscourant onder u hebben het al gezien, de Rode Lijsten van de Nederlandse amfibieën en reptielen, opgesteld door ravon, zijn onveranderd overgenomen door het Ministerie van lnv. De publicatie in de Staatscourant vond op 28 augustus 2009 plaats. Het Basisrapport (Van Delft et al., 2007) is samen met De amfibieën en reptielen van Nederland in november gepresenteerd. Een nieuwe lijst Na overname van het Basisrapport door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de Staatscourant, werden formeel de Rode Lijsten van 1996 (Hom et al., 1996) vervangen. Voor het eerst worden in het rapport ook Rode Lijsten gepresenteerd volgens de internationaal gebruikte criteria van de iucn, zodat de situatie in Nederland kan worden vergeleken met die in andere landen. Deze iucn-criteria richten zich sterk op de mate van recente achteruitgang en de uitkomsten wijken daardoor sterk af van de uitkomsten op basis van de Nederlandse criteria. Voor ravonners zijn de uitkomsten van de iucn-criteria minder relevant en er wordt hier daarom niet verder op ingegaan. Amfibieën Van de 16 soorten die zich in ons land regelmatig voortplanten, is bepaald of ze volgens de Nederlandse criteria op de Rode Lijst moeten worden opgenomen. De Rode Lijst 2007 bestaat uit de volgende categorieën (er zijn geen soorten die behoren tot de categorie Verdwenen uit Nederland): 1 Ernstig bedreigd (geelbuikvuurpad) 3 Bedreigd (vuursalamander, knoflookpad, boomkikker) 3 Kwetsbaar (kamsalamander, vinpootsalamander, vroedmeesterpad) 1 Gevoelig (rugstreeppad) De Rode Lijst omvat 8 amfibieën (50% van de beschouwde soorten). De overige 8 soorten zijn Thans niet bedreigd (tabel 1). Voor een zuivere vergelijking met de vorige versie, is de huidige methode toegepast, met deels betere gegevens, op de situatie van De zo ontstane gereconstrueerde Rode Lijst 1996 bestaat uit 7 soorten: 4 bedreigde en 3 kwetsbare soorten. De lijst is in ruim tien jaar dus iets langer geworden. De belangrijkste oorzaken van de bedreiging van de helft van de Nederlandse amfibieën, zijn: Verdroging: alle soorten hebben hier in meer of mindere mate mee te maken. Afname en versnippering van leefgebied: vrijwel alle soorten zijn weinig mobiel en ondervinden al snel hinder van versnippering. Vermesting en verzuring Verruiging en verbossing van leefgebied: m et name de warmteminnende geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad ondervinden hier ernstige problemen door. Ook de knoflookpad wordt sterk getroffen wanneer het vergraafbaar zand in zijn leefgebied dichtgroeit. De rugstreeppad is een nieuwkomer op de Rode Lijst.

29 33 11(3) Tabel 1 Overzicht van de status van de Nederlandse amfibieën en reptielen. EB = ernstig bedreigd, BE = bedreigd, KW = kwetsbaar, GE = gevoelig overige soorten: Thans niet bedreigd Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Amfibieën vuursalamander Salamandra salamandra BE Alpenwatersalamander Mesotriton alpestris kamsalamander Triturus cristatus KW vinpootsalamander Lissotriton helveticus KW kleine watersalamander Lissotriton vulgaris vroedmeesterpad Alytes obstetricans KW geelbuikvuurpad Bombina variegata EB knoflookpad Pelobates fuscus BE gewone pad Bufo bufo rugstreeppad Bufo calamita GE boomkikker Hyla arborea BE heikikker Rana arvalis bruine kikker Rana temporaria poelkikker Rana lessonae bastaardkikker Rana kl. esculenta meerkikker Rana ridibunda Reptielen hazelworm Anguis fragilis zandhagedis Lacerta agilis KW levendbarende hagedis Zootoca vivipara GE muurhagedis Podarcis muralis EB gladde slang Coronella austriaca BE ringslang Natrix natrix KW adder Vipera berus KW Reptielen Van de 7 soorten die zich in ons land regelmatig voortplanten, is bepaald of ze volgens de Nederlandse criteria op de Rode Lijst moeten worden opgenomen. De Rode Lijst 2007 bestaat uit de volgende categorieën bedreigde soorten (er zijn geen soorten die behoren tot de categorie Verdwenen uit Nederland ): 1 Ernstig bedreigd (muurhagedis) 1 Bedreigd (gladde slang) 3 Kwetsbaar (zandhagedis, ringslang, adder) 1 Gevoelig (levendbarende hagedis) De Rode Lijst omvat 6 reptielen (86% van de beschouwde soorten). Slechts één soort is Thans niet bedreigd, namelijk de hazelworm (tabel 1). De gereconstrueerde Rode Lijst 1996 bestaat uit 5 soorten: 1 ernstig bedreigde, 1 be dreig de en 3 kwetsbare soorten. De lijst is in ruim tien jaar dus iets langer geworden. De belangrijkste oorzaken van de bedreiging van de Nederlandse reptielen, zijn: Afname en versnippering van leefgebied: vrijwel alle soorten zijn weinig mobiel en ondervinden al snel hinder van versnippering. De zeer belangrijke reptielenhabitats heide en hoogveen zijn sinds 1900 met meer dan 90% afgenomen. Verruiging en verbossing van leefgebied: dit, in combinatie met achterstallig beheer, zorgt voor een verdere afname van de oppervlakte en de mate van verbondenheid van habitat. Nog tussen 1983 en 2000 veranderde hectare heide in bos! Ongunstig beheer: met name de intensief en grootschalig geïntroduceerde beheermethoden plaggen en begrazen hebben vooral in de jaren 80 en begin jaren 90 in veel terreinen voor een kaalslag gezorgd. Dit komt nog steeds voor, maar in de meeste terreinen wordt inmiddels kleinschaliger en meer gefaseerd te werk gegaan. Dankwoord Het basisrapport voor deze Rode Lijsten zou nooit mogelijk geweest zijn zonder de vrijwilligers van ravon. Ook de coördinatoren van het Netwerk Ecologische Monitoring (Edo Goverse, Ingo Janssen en Annie Zuiderwijk) leverden belangrijke basale informatie voor het samenstellen van de Rode Lijsten. Edo Goverse (Werkgroep Monitoring) enquêteerde een aantal monitorders van trajecten waar een neergaande trend bij de rugstreeppad is vastgesteld. Onze collega Marjan Verdijk willen we bedanken voor haar databewerkingen en Victor Mensing (sovon) voor het delen van zijn ervaring. Tijdens het gehele proces zijn we ook bijgestaan door een deskundige en betrokken begeleidingscommissie: Dick Bal (Directie Kennis, Ministerie van lnv); Annemiek Adams (Directie Kennis, Ministerie van lnv); Hans de Iongh (iucn, Nederlands comité); Gerard Smit (ravon werkgroep Monitoring / Bureau Waardenburg bv); Arco van Strien (cbs) en Ton Stumpel (Alterra). We willen jullie allemaal hartelijk bedanken! Literatuur Delft, J.J.C.W. van, R.C.M. Creemers & A. Spitzen-van der Sluijs, Basisrapport Rode Lijsten Amfibieën en Reptielen volgens Nederlandse en iucn-criteria. Stichting ravon, Nijmegen, in opdracht van Directie Kennis, Ministerie van lnv. Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R. Lenders, Bedreigde en kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport ikc Natuurbeheer 25. De levendbarende hagedis is een nieuwkomer op de Rode Lijst. Jeroen van Delft, Raymond Creemers & Annemarieke Spitzen-van der Sluijs ravon j.v.delft@ravon.nl

30 (3) 2009 BOEKEN LIKONA Jaarboek 2008 Onlangs is het achttiende jaarboek van de (Belgisch)-Limburgse Koepel voor Natuurstudie (LIKONA) verschenen. LIKONA is er opnieuw in geslaagd een boeiend overzicht te publiceren van recent feitenmateriaal over de Limburgse natuur. In deze uitgave zijn zeven uitgebreide inhoudelijke artikelen opgenomen waaronder een artikel over de boomkikker, een Limburgse kapstoksoort, waarin de stand van zaken van deze sterk bedreigde soort en een overzicht van de genomen en voorziene beschermingsmaatregelen worden weergegeven. Ook bevat deze uitgave een bespreking van meer dan tachtig publicaties over uiteenlopende aspecten van natuurstudie in Limburg van het afgelopen jaar. Beheerplannen voor natuurterreinen, evaluatie van natuurverbindingen, waarnemingen van zeldzame paddenstoelen, planten, vlinders, vissen en vogels zijn maar een greep uit de vele becommentarieerde artikelen. Een schat aan informatie voor iedereen die met de Limburgse natuur begaan is. Het jaarboek (76p.) is op een prachtige manier vormgegeven met talrijke kleurenfoto s en overzichtelijke schema s en tabellen en is te bestellen bij Het Groene Huis, likona@limburg.be. Kris Joosten Titel: Likona jaarboek 2008 Uitgever: Provinciaal Natuurcentrum, Het Groene Huis, Genk Uitvoering: 76 p. Prijs: 10 euro Wordt donateur. Bel of surf naar

31 Redactie-adres RAVON: Postbus BK Nijmegen STICHTING RAVON Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland Postbus BK Nijmegen tel website: RAVON Winkel en Donateursadministratie Kantoor Nijmegen tel website: RAVON WERKGROEP MONITORING Edo Goverse, Ingo Janssen & Hielke Praagman Postbus GT Amsterdam tel RAVON Flevoland Jeroen Reinhold Archipel HK Lelystad tel RAVON Gelderland Piet Spaans West Peterstraat AB Arnhem tel RAVON Groningen Leon Luijten Barlagerveldweg XR Vlagtwedde tel RAVON Noord-Brabant Kees Marijnissen Wethouder Traplein BE Goirle tel RAVON Noord-Holland Gertjan Martens Nieuwe Zonneweg JN Amsterdam tel RAVON Overijssel Vacant RAVON Utrecht Floris Brekelmans Verenigingstraat GJ Utrecht tel RAVON Zeeland Kees Musters Kromme Weele PA Middelburg tel RAVON Zuid-Holland Mike Melis Twickelstraat XE Wassenaar tel Herpetologische Studiegroep Limburg Sabine de Jong Madoerastraat XL Maastricht tel Werkgroep Amfibieën en Reptielen Drenthe Rienko Vanderschuur (secretaris) Virgo RE Assen tel Werkgroep Amfibieën en Reptielen Friesland (WARF) John Melis Gorredijksterweg KE Jubbega tel Vissenwerkgroep van het Natuurhistorisch Genootschap Limburg Victor van Schaik Hoosveld DB Herkenbosch tel Werkgroep Adderonderzoek Nederland Pedro Janssen Pavanestraat LJ Venray tel pedro@plex.nl Werkgroep Poldervissen Rombout van Eekelen Kruisstraat CV Werkendam tel Werkgroep Verspreidingsonderzoek Noord-Oost Brabant Sander Hunink Hertewissel LJ Oss tel Gelderse vissers Frank Spikmans RAVON-kantoor Nijmegen tel Werkgroep Vissenonderzoek Friesland John Melis Gorredijksterweg KE Jubbega Werkgroep Vissenonderzoek Groningen-Drenthe Jeroen Huisman De Hunenborg VA Roden Visclub de Prik Gert Jan Blankena Imbosweg DA Loenen

32 De columnist leest de atlas...

Stuifzand als leefgebied

Stuifzand als leefgebied 33 Stuifzand als leefgebied voor de levendbarende hagedis Richard P.J.H. Struijk De levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) heeft een zeer divers biotoopgebruik (Peters, 1991). Binnen zijn areaal loopt

Nadere informatie

Kemps zeeschildpad: een nóg bijzonderder dwaalgast in Nederland

Kemps zeeschildpad: een nóg bijzonderder dwaalgast in Nederland 38 33 11(3) 2009 Kemps zeeschildpad: een nóg bijzonderder dwaalgast in Nederland Edo Goverse, Maartje L. Hilterman, Max Janse & Henk Zwartepoorte Tekening: Paul Veenvliet, gebaseerd op foto s van het New

Nadere informatie

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder Indeling lezing Herstel van leefgebieden voor de gladde slang De gladde slang; uiterlijk, verspreiding en habitat Beheer Monitoring Jeroen van Delft Bladel, 13 september 2013 2/31 Ringslang Slanke bruine

Nadere informatie

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad.

Middels deze brief ontvangt u de resultaten van het nader ecologisch onderzoek op de projectlocatie Scheveningen Bad. Gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling T.a.v. de heer W. Dekker Postbus 12655 2500 DP DEN HAAG Geldermalsen, 6 oktober betreft: nader ecologisch onderzoek project: uitbreiding vastgoed Hommerson

Nadere informatie

Beschrijving plangebied bron: Koopman & Ingberg (2009)

Beschrijving plangebied bron: Koopman & Ingberg (2009) NOTITIE Aan : Ministerie van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie T.a.v. : De heer S. van der Meulen Van : Drs. R. Felix Datum : 19 september 2012 Ons kenmerk : 12-125 Uw kenmerk : 3001528 Onderwerp : QS

Nadere informatie

Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide

Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide 2010 Mark Klerks November 2010 Inleiding: Het jaar 2010 kwam maar langzaam op gang. Vooral het voorjaar was

Nadere informatie

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie in opdracht van Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud Opgesteld door Stichting RAVON R.P.J.H. Struijk

Nadere informatie

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft Bosbeheer voor reptielen en amfibieën Jeroen van Delft Opbouw lezing Habitateisen herpetofauna Gesloten bos Open plekken en brede bermen Randen, mantels en zomen Dood hout Water in en bij het bos Steilkanten,

Nadere informatie

Samenwerking voor de gladde slang in Noord-Brabant, Jeroen van Delft & Arnold van Rijsewijk Vught, 1 december 2017

Samenwerking voor de gladde slang in Noord-Brabant, Jeroen van Delft & Arnold van Rijsewijk Vught, 1 december 2017 Samenwerking voor de gladde slang in Noord-Brabant, 1997-2017 Jeroen van Delft & Arnold van Rijsewijk Vught, 1 december 2017 2/35 Gladde slang Habitats Droge, reliëf- en structuurrijke heiden Drogere delen

Nadere informatie

* populatie = alle schildpadden bij elkaar ** camoufleren verbergen, onzichtbaar proberen te maken (Wordt vervolgd)

* populatie = alle schildpadden bij elkaar ** camoufleren verbergen, onzichtbaar proberen te maken (Wordt vervolgd) VAK : TEKSTBEGRIP DATUM: WOENSDAG 17 JULI 2013 TIJD : 08.15 09.45 UUR Deel I I II III IV V VI 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39

Nadere informatie

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.143

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad.

Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad. Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad. REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg

Nadere informatie

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap 1.2 landschap, natuur en recreatie Landschap Radio Kootwijk vormt een belangrijke schakel in een aaneengesloten open tot halfopen droog tot vochtig stuifzand- en heidegebied dat zich uitstrekt van het

Nadere informatie

3.3 Zonering: natuurlijk en functioneel groen

3.3 Zonering: natuurlijk en functioneel groen 3.3 Zonering: natuurlijk en functioneel groen In dit bedrijfsnatuurplan wordt een hoofdzonering aangebracht tussen 'natuurlijk groen' en 'functioneel groen'. In het natuurlijke groen is de natuurwaarde

Nadere informatie

Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in]

Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in] Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel [Voer de ondertitel in] Uitvoering herstelmaatregelen voor kommavlinder en bruine eikenpage in Overijssel Uitvoering herstelmaatregelen

Nadere informatie

Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad

Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. Ursinus In den Eng Investment 11.148 december 2011 Voortplantingswater

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet. Aan Rob Knijn Van C. van den Tempel CC M. Witteveldt Datum 12 januari 2017 Betreft Flora- en faunagegevens Middenweg Zuid Project Herontwikkeling Middenweg Zuid Geachte heer Knijn, Beste Rob, In 2014 en

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P10-0181)

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P10-0181) Gemeente Werkendam t.a.v. C.A.A.M. de Jong Postbus 16 4250 DA Werkendam Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P10-0181) Gemert, 5 augustus 2010 Geachte heer/mevrouw

Nadere informatie

RAVON midzomer vissenweekend

RAVON midzomer vissenweekend RAVON midzomer vissenweekend 2010 Overijssel REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND RAVON Midzomer Vissenweekend 2010 Overijssel RAVON Midzomer Vissenweekend 2010 Overijssel Karin Didderen Juli

Nadere informatie

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening Soortenlijst Flora faunawet Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening 25 beschermde soorten zie soortenlijst t.b.v. F&F wet pag. 2: Deze 25 herkennen tijdens het examen. pag 3 t/m 7: Één of enkele

Nadere informatie

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg

Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. ursinus Van Riezen en Partners 12.004 april 2012 De brandweerkazerne

Nadere informatie

De ringslang een bijzondere bewoner van Gouda

De ringslang een bijzondere bewoner van Gouda De ringslang een bijzondere bewoner van Gouda Uit de serie Natuur in Gouda 10 2 colofon tekst: Cyclus, gemeente Gouda en RAVON lay-out: Steenbergen Ontwerp Studio foto s: André van Kleinwee en Richard

Nadere informatie

Resultaten. Toelichting abundatiekaart en aantalsschatting Zwarte Specht Veluwe. Henk Sierdsema, Sovon Vogelonderzoek Nederland.

Resultaten. Toelichting abundatiekaart en aantalsschatting Zwarte Specht Veluwe. Henk Sierdsema, Sovon Vogelonderzoek Nederland. Toelichting abundatiekaart en aantalsschatting Zwarte Specht Veluwe Henk Sierdsema, Sovon Vogelonderzoek Nederland Juni 2015 Inleiding Door de provincie Gelderland is verzocht om een update te maken van

Nadere informatie

GPS Wandeling Kootwijkerzand

GPS Wandeling Kootwijkerzand In deze folder vindt u de beschrijving van een gps route door het Kootwijkerzand, een prachtig stuifzandgebied in Kootwijk. Deze route is ontwikkeld door het IVN, een vereniging die zich inzet voor natuur-

Nadere informatie

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud Tussenresultaten 2011-2015 De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud De Zandmotor In 2011 is voor de kust van Ter Heijde en Kijkduin De Zandmotor aangelegd: een grote kunstmatige zandbank in

Nadere informatie

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON juni 2007 In

Nadere informatie

Deze wandeling voert je door naald- en loofbos, maar vooral door een bijzonder stuifzand, het Hulshorsterzand.

Deze wandeling voert je door naald- en loofbos, maar vooral door een bijzonder stuifzand, het Hulshorsterzand. Wandelen Wandelroute Leuvenhorst over het Hulshorsterzand bij Harderwijk 7 km Waar Leuvenumse bossen Vertrekpunt Parkeerplaats Hierderweg [https://maps.google.com/? q=52.3426,5.70787] De wandelroute Leuvenhorst

Nadere informatie

Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO

Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO Quick scan ecologie Frankemaheerd te Amsterdam ZO Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Rochdale 12.060 september

Nadere informatie

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van

Nadere informatie

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) 2010

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) 2010 Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) 2010 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) 2010 Veldinventarisatie in

Nadere informatie

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl]

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Jaaroverzicht walvisstrandingen 2014 [datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op www.walvisstrandingen.nl] Het totale aantal aangespoelde walvissen in 2014 is wat lager uitgekomen dan

Nadere informatie

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen Overwinterende Grote Zilverreigers in de Kempen en Peel Roel van den Heuvel en Robert Kastelijn Echt veel informatie is er nog niet te vinden over Grote Zilverreigers

Nadere informatie

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg Nieuwsbrief Versie: oktober 2014 Inhoud 1. Inleiding 2. Zoogdieren 3. Herpetofauna 4. Vlinders 5. Overig 6. Colofon Wat dragen de ecoducten bij de Zwaluwenberg bij aan

Nadere informatie

Vissenweekend Overijssel 2013

Vissenweekend Overijssel 2013 Vissenweekend Overijssel 2013 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Vissenweekend Overijssel 2013 Een rapportage van RAVON M.E. Schiphouwer & A. de Bruin December 2013 STICHTING RAVON POSTBUS

Nadere informatie

Kleine wintervlinders (Operophtera brumata) in de koplamp 2014 Hans Hollander

Kleine wintervlinders (Operophtera brumata) in de koplamp 2014 Hans Hollander Kleine wintervlinders (Operophtera brumata) in de koplamp 2014 Hans Hollander Inleiding Drie keer per week fiets ik van mijn huis in het zuidwestelijk deel van Wijchen naar mijn werk in het oostelijk deel

Nadere informatie

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje Nader onderzoek vissen polder t Hoekje Auteur: Ir. T.F. Kroon Opdrachtgever: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Datum: 25-07-2013 Autorisator: Drs. E. Nat Status: Eindrapport Registratienummer:

Nadere informatie

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad Opdrachtgever : DG Groep Rapporteur : R. van der Kuil Status : concept Datum : 27 augustus 2011 Stichting CREX Boekenburglaan 54 2215 AE Voorhout 06-48410531

Nadere informatie

Dezeeschild pad. Dit is een uitgave van: Strandweg 13 (boulevard) 2586 JK Den Haag 070-3542100. www.sealife.nl

Dezeeschild pad. Dit is een uitgave van: Strandweg 13 (boulevard) 2586 JK Den Haag 070-3542100. www.sealife.nl Dezeeschild pad Dit is een uitgave van: Strandweg 13 (boulevard) 2586 JK Den Haag 070-3542100 www.sealife.nl 1. Geschiedenis Heeel lang geleden voor de tijd van de dinosauriërs waren er al schildpadden!

Nadere informatie

Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen

Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen Resultaten Uitgangssituatie Algemeen Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen Projectnummer: 2010_009 Projectnaam: Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen PMJP: B2 Kwaliteitsverbetering

Nadere informatie

Kevers van de Habitatrichtlijn,

Kevers van de Habitatrichtlijn, Indicator 19 juni 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het oorspronkelijke areaal van

Nadere informatie

Ecologische begeleiding

Ecologische begeleiding Ecologische begeleiding Afvangactie heideblauwtje, Vliegveld Twente Projectnummer: 6629.2016 Datum: 25-8-2016 Projectleider: G. Lubbers Opgesteld: C.E. Onnes & G. Lubbers Aanleiding In verband met ruimtelijke

Nadere informatie

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 20 mei 2014 Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode) 1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en

Nadere informatie

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11 Inhoudsopgave 2inhoudsopgave A B C G Oriëntatie s Oriënteren op het onderzoeken van flora en fauna 4 Werkwijzer Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren

Nadere informatie

Opdracht 1b. Welk soort afval is het meest schadelijk voor de natuur?

Opdracht 1b. Welk soort afval is het meest schadelijk voor de natuur? Opdracht 1a. In de tabel hieronder staan een aantal materialen. Bedenk per type materiaal 3 soorten afval die je tegenkomt onderweg naar school of op het schoolplein. Zoek per categorie van 1 soort afval

Nadere informatie

Bijlage 2 Uitvoeringsprojecten biodiversiteit en leefgebieden. Voorbeeld 1 Leefgebieden gladde slang in De Kempen (binnen EHS)

Bijlage 2 Uitvoeringsprojecten biodiversiteit en leefgebieden. Voorbeeld 1 Leefgebieden gladde slang in De Kempen (binnen EHS) Bijlage 2 Uitvoeringsprojecten biodiversiteit en leefgebieden Voorbeeld 1 Leefgebieden gladde slang in De Kempen (binnen EHS) Inleiding In 2006 heeft RAVON in opdracht van de Provincie Noord-Brabant het

Nadere informatie

Verslag Boominspectie Onderdoorgang Om den Noort, Wolvega

Verslag Boominspectie Onderdoorgang Om den Noort, Wolvega Verslag Boominspectie Onderdoorgang Om den Noort, Wolvega Colofon Titel Subtitel : Verslag Boominspectie : Onderdoorgang Om den Noort, Wolvega Projectnummer : 1.115 Datum : 6 februari 01 Veldonderzoek

Nadere informatie

nederlandse naam Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin wetenschappelijke naam Spheniscus demersus Klasse vogels Verspreidingsgebied

nederlandse naam Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin wetenschappelijke naam Spheniscus demersus Klasse vogels Verspreidingsgebied nederlandse naam Klasse vogels Franse naam manchot du Cap Engelse naam African penguin Orde Familie grootte 60-70 cm wetenschappelijke naam Spheniscus demersus In ZOO en Planckendael vind je vier verschillende

Nadere informatie

RAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004

RAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004 RAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Projecten Inhaalslag In 2004 heeft RAVON van het ministerie van LNV opdracht gekregen voor het project Inhaalslag Verspreidingsonderzoek.

Nadere informatie

Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen

Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen - notitie - Oktober 2010 W 511 Natuur-Wetenschappelijk Centrum Noorderelsweg 4a 3329 KH Dordrecht 078-6213921

Nadere informatie

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding 5.1 Inleiding Vanuit de praktijk komen veel vragen over de optimale breedte en structuur

Nadere informatie

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van

Nadere informatie

PROJET0 TAMAR IBAMA PRAIA DO FORTE & SUBAUMA FILHOTE, NET UIT HET ZAND OP WEG NAAR HET WATER

PROJET0 TAMAR IBAMA PRAIA DO FORTE & SUBAUMA FILHOTE, NET UIT HET ZAND OP WEG NAAR HET WATER PROJET0 TAMAR IBAMA PRAIA DO FORTE & SUBAUMA Tamar is een Portugese afkorting van Tartaruga Marinara, de zeeschildpad. Projeta Tamar is het Braziliaanse projekt dat gericht is op de bescherming van zeeschildpadden.

Nadere informatie

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Groene glazenmaker in de provincie Groningen Tekst: Albert Vliegenthart Met medewerking van: Herman de Heer, Henk

Nadere informatie

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten Foto J. Schwiebbe - http://www.birdphoto.nl April 2009, Matthijs Broere (Waarneming.nl) & Fred Hustings (SOVON) 1. Inleiding Afgelopen winter

Nadere informatie

Elf jaar veranderingen in de Nederlandse stuifzanden in kaart gebracht

Elf jaar veranderingen in de Nederlandse stuifzanden in kaart gebracht Elf jaar veranderingen in de Nederlandse stuifzanden in kaart gebracht Laurens Sparrius (m.m.v. Michel Riksen & André Aptroot) BLWG Lezingendag 2-2-2019 Leefgebied voor korstmossen en mossen 4,8 Ammoniakconcentratie

Nadere informatie

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001 2002 Wouter Jansen & Roy Kleukers 25 april 2002 veldwerk Wouter Jansen tekst Wouter Jansen & Roy Kleukers produktie Stichting European Invertebrate Survey

Nadere informatie

Heidebeheer in de 21 e eeuw

Heidebeheer in de 21 e eeuw Heidebeheer in de 21 e eeuw Henk Siebel Met OBN-faunaonderzoek van Joost Vogels, Arnold van den Burg, Eva Remke, Henk Siepel Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit Nijmegen Herstel en beheer van droge

Nadere informatie

Monitoring Natuurverbinding Hoorneboeg & Zwaluwenberg

Monitoring Natuurverbinding Hoorneboeg & Zwaluwenberg Monitoring Natuurverbinding Hoorneboeg & Zwaluwenberg Versie: december 2016 Uitwerpsel van de boommarter die voornamelijk uit lijsterbessen bestaan Inhoud 1. Inleiding 2. BBC interview 3. Natuurbrug Hoorneboeg

Nadere informatie

Naar een artikel van Fukada (1960), bewerkt door Hans van der Rijst

Naar een artikel van Fukada (1960), bewerkt door Hans van der Rijst GROEI EN GESLACHTSRIJPHEID BIJ ELAPHE QUA DRIVIRGATA (BOIE) Naar een artikel van Fukada (1960), bewerkt door Hans van der Rijst INLEIDING Gedurende de jaren 1954 tot en met 1959 heeft Hajime Fukada onderzoek

Nadere informatie

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge

Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar kamsalamander, grote

Nadere informatie

Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten

Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten Quick scan ecologie Stroet te Sint Maarten Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.128 - definitief

Nadere informatie

memo Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur Algemeen

memo Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur Algemeen /,~ Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu memo Aanleg en onderhoud nestplaatsen Algemeen ("bijen hotels") voor Schorzijdebij Rijkswaterstaat Projectbureau pia Waterschap Scheldestromen

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009 - Wim Giesen, Kris Giesen, Wouter Suykerbuyk, 19 september 2009 31 augustus 2 september 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties

Nadere informatie

Verplaatsing houtsingel

Verplaatsing houtsingel Ten behoeve van de herontwikkeling van locatie De Hokhorst in Renswoude moeten een watergang en een aangrenzende houtsingel ca. tien meter naar het oosten worden verplaatst. Om te voorkomen dat deze verplaatsing

Nadere informatie

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009 MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN 2009 Guido Lek & Harold Steendam november 2009 Inleiding In het kader van de nieuwe zoogdierenatlas van Nederland zijn diverse onderzoeken opgestart om zoogdieren in

Nadere informatie

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn

BILAN. RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh DEFINITIEF CONCEPT. Veldonderzoek naar rode eekhoorn BILAN RAPPORT 2006 Nijmegen - (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh Veldonderzoek naar rode eekhoorn DEFINITIEF CONCEPT in opdracht van Pluryn Werkenrode Groep Rapport-ID Titel Nijmegen (GLD) - Nijmegen, Winckelsteegh

Nadere informatie

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP 1 2 BOOMKIKKER De Achterhoek is voor de boomkikker momenteel het belangrijkste gebied in Nederland. In de jaren 80 van de

Nadere informatie

Het verloop van juveniele boomkikkers na het uitzetten. door. W. Ceron, J. Heuvelmans, T. Wetjens

Het verloop van juveniele boomkikkers na het uitzetten. door. W. Ceron, J. Heuvelmans, T. Wetjens IVN Maasduinen Het verloop van juveniele boomkikkers na het uitzetten door W. Ceron, J. Heuvelmans, T. Wetjens W.Sitsen J. Raaijmakers Inhoud 1: Inleiding 2: Doelstelling en beschrijving van de uitzetplek

Nadere informatie

Grote vos Nymphalis polychloros

Grote vos Nymphalis polychloros Nymphalis polychloros Jan Goedbloed Soortbeschrijving De is een grote bruinrode vlinder, behorend tot de familie van de schoenlappers Nymphalidae waar ook, Atalanta, Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia en Distelvlinder

Nadere informatie

INFOBLAD. Zeeschildpadden. Alle warme zeeën

INFOBLAD. Zeeschildpadden. Alle warme zeeën INFOBLAD Zeeschildpadden Zeeschildpadden zijn echte zeedieren. Met hun stevige flippers en platte schilden zijn het snelle zwemmers. Maar ze kunnen ook rustig op de bodem van de zee liggen. Om te overleven

Nadere informatie

Draaihals, verdwenen als broedvogel op de Meinweg

Draaihals, verdwenen als broedvogel op de Meinweg Draaihals, verdwenen als broedvogel op de Meinweg Maar voor hoe lang nog? Jan Boeren Stichting Koekeloere Inhoud presentatie Waarom is een Draaihals een Draaihals Meinweg al tientallen jaren kerngebied

Nadere informatie

Dikkopschildpad: een bijzondere dwaalgast in Nederland

Dikkopschildpad: een bijzondere dwaalgast in Nederland 8 32 11(1/2) 2009 Dikkopschildpad: een bijzondere dwaalgast in Nederland Foto: Arthur Oosterbaan Kop dikkopschildpad Edo Goverse, Maartje Hilterman, Max Janse, Arthur Oosterbaan & Henk Zwartepoorte Op

Nadere informatie

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Status Definitief Datum 7 april 2015 Handtekening Matthijs

Nadere informatie

BIBLIOTECA NACIONAL ARUBA. Zeeschildpadden

BIBLIOTECA NACIONAL ARUBA. Zeeschildpadden 1 BIBLIOTECA NACIONAL ARUBA Zeeschildpadden 2 INHOUDSOPGAVE Zeeschildpadden... 3 De trek van de schildpad... 3 Bescherming... 3 Bouw... 3 Soorten schildpadden... 4 De groene schildpad... 4 Karetschildpad

Nadere informatie

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber Sovon-rapport 2013/74 Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank

Nadere informatie

Gebruik van een boom door vleermuizen

Gebruik van een boom door vleermuizen Gebruik van een boom door vleermuizen Gebruik van een boom door vleermuizen Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden T. Ursinus Gemeente Waterland 09.056 augustus 2009

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus 95089 1090 HB AMSTERDAM Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats Ecologica BV Rondven 22 6026 PX Maarheeze 0495-46 20 70 0495-46 20 79 info@ecologica.eu www.ecologica.eu Gemeente Best T.a.v. dhr. P. van den Broek Raadhuisplein 1 Postbus 50 5680 AB Best Datum: 2 april

Nadere informatie

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009. Wouter Suykerbuyk en Laura Govers

Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009. Wouter Suykerbuyk en Laura Govers Veldverslag zeegrasmitigatielocaties: begin augustus 2009 Wouter Suykerbuyk en Laura Govers Op 3 t/m 6 augustus 2009 is een bezoek gebracht aan de mitigatie- en een aantal natuurlijke zeegraslocaties.

Nadere informatie

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal)

Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Veldinventarisatie reptielen in Park Brederode (Bloemendaal) in 2008 Veldinventarisatie in opdracht

Nadere informatie

Ringslangen in Oostvaardersveld 2016

Ringslangen in Oostvaardersveld 2016 Ringslangen in Oostvaardersveld 216 Jeroen Reinhold Rapport LBF-216-15 Inleiding. Het Oostvaardersveld was het eerste gebied in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland waar reproductie van de ringslang vastgesteld

Nadere informatie

Wageningen IMARES Harder en zeebaars

Wageningen IMARES Harder en zeebaars Harder en zeebaars Biologie en visserij in Nederland en Europa Tammo Bult, Floor Quirijns, Harriët van Overzee, Stijn Bierman is een samenwerkingsverband tussen Wageningen UR en TNO Harder en Zeebaars

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg Versie: juni 2018 Een levendbarende hagedis die een onderkomen heeft gevonden in een van de camerakasten van het onderzoek Inhoud 1. Inleiding 2. PIT-tag 3. genetisch

Nadere informatie

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 Briefrapport van: ons kenmerk: SAB Arnhem B.V. KUEN/80685 datum: 30 januari 2009 betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 aanleiding en methode Aan de Bloksteegweg 1, te Borne (gemeente Borne)

Nadere informatie

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: Memo Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: 035.00.03.00.00 Aan: Gemeente Bodegraven Van: Mevrouw drs. A.A. Schwab Onderwerp: Actualisatie natuurwaardenonderzoek Bodegraven-Oost Datum: 13-11-2013

Nadere informatie

Antea Group T.a.v.: Dhr. E. Riphagen Projectleider Water Postbus AA ALMERE

Antea Group T.a.v.: Dhr. E. Riphagen Projectleider Water Postbus AA ALMERE Antea Group T.a.v.: Dhr. E. Riphagen Projectleider Water Postbus 10044 1301AA ALMERE Uw kenmerk: ****** Ons kenmerk: AGNA1423 Datum: 29-10-2015 Projectgebied: Crematorium Laren Onderwerp: Briefrapport

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN...

2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN... INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING... 2 1.1 INLEIDING... 2 1.2 HET GEBIED... 2 1.3 OPBOUW RAPPORT... 3 2. ECOLOGIE VLEERMUIZEN... 4 3 METHODE... 5 4 RESULTAAT... 6 5 CONCLUSIE... 8 LITERATUUR... 9 Adviesbureau

Nadere informatie

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Aan: Van: Kopie: M. de Visser (Kubiek Ruimtelijke Plannen) F.A. van Meurs (Ecoresult) L. Boon (Ecoresult)

Nadere informatie

Quick scan ecologie Werftweg 4 te Wekerom

Quick scan ecologie Werftweg 4 te Wekerom Quick scan ecologie Quick scan ecologie Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Schuurman Beheer B.V. 089097 december 2009 de te slopen schuur Els & Linde B.V. Dr. A.R.

Nadere informatie

Wat vliegroutes van meervleermuizen ons kunnen vertellen

Wat vliegroutes van meervleermuizen ons kunnen vertellen Wat vliegroutes van meervleermuizen ons kunnen vertellen A-J Haarsma Alterra/ Radboud Univ. Nijmegen ahaarsma @dds.nl Wetgeving: Europese habitat richtlijn (vormt basis voor nationale wetgeving) Verblijven

Nadere informatie