Verhardingen van Cementbeton. Hoofdstuk 2 Grondwerk, aardebaan en funderingen. Remmelt Visscher, HAN

Transcriptie

1 Verhardingen van Cementbeton Hoofdstuk 2 Grondwerk, aardebaan en funderingen Remmelt Visscher, HAN

2 Inleiding Ondergrond Aardebaan Ophogingen en zand voor zandbed Ongebonden funderingen Gebonden funderingen (gestabiliseerde lagen)

3 Bodembestanddelen vaste bestanddelen grind zand klei (kei)leem; löss veen water lucht

4 Heuvels

5 Water freatisch vlak capillair water funiculair water pendulair water

6 m.v. Droge toestand Angulaire toestand pend. zone Funiculaire toestand funi.zone Capillaire toestand g.w.s. freatisch vlak Zandkorrels Lucht Water

7 Onderzoek in het terrein Indicatieve methoden elektromagnetisch onderzoek geo-elektrisch onderzoek grondradar Sonderingen Boringen

8 zend antenne ontvangst antenne grondlaag scheiding voorwerp

9 Penetrometer

10 Sondeergrafiek Wrijvingsgetal in % Conusweerstand in MPa Wrijvingsweerstand in MPa Diepte in meters

11 koord waterslang p.v.c. binnenbuis handgreep boorbuis afdichting p.v.c. steekbuis puls Lepel- of Edelmanboor klep Van der Staay-boorapparaat evt.gestoken ongeroerd monster

12 Onderzoek in het laboratorium Classificatie Natte en droge volumieke massa Vochtgehalte, MPD, CBR korrelverdeling Plasticiteit Samendrukkingsproef Triaxiaalproef

13 korrelgrootte volgens zeven NEN 2560 in m in mm kleiner (% m/m) equivalente middellijn volgens bezinkingsproef ,0 D 60 zandfractie Mz 1,4 2,0 2,8 D 10 zandfractie 4, zandfractie zandfractie groter (% m/m) lutumfractie siltfractie zandfractie grindfractie Korrelgrootteverdelingsdiagram

14 ketting valgewicht normale proef: 2.5 kg verzwaarde proef: 4.54 kg valhoogte normale proef: verzwaarde proef: 305 mm 457 mm monster Proctorproef

15 droge dichtheid (kg/m 3 ) M.P.D. verzwaarde proef (hogere verdichtings-energie) standaard proef e watergehalte tijdens verdichting (% m/m)

16 kracht plunjer meetklokje plaat voor bovenbelasting cylinder monster 125 mm CBR-proef 150/152 mm

17 w = watergehalte (% m/m) weerstand (N/mm 2 ) 2.54 mm 5.08 mm w = 0% w = 4% w = 8% w = 12% w = 16% Voorbeeld resultaat CBR-proef indringing (mm)

18 CBR-waarde 100% 95% 90% van M.P.D. watergehalte Relatie tussen CBR-waarde en watergehalte bij gegeven verdichtingsgraad

19 waterreservoir zettingsmeter buret water krachtmeter poreuze steen rubber membraan monster poreuze steen waterspanningsmeter waterspanningsmeter Triaxiaalproef

20 Ophoogmaterialen zand voor aanvulling en ophoging gerijpte klei uit baggerspecie (klei) thermisch gereinigde grond AVI-bodemas

21 Ophoogzand Zand dat in aanvulling of ophoging wordt verwerkt op een diepte van meer dan 1 à 1,3 m beneden het oppervlak van het wegdek moet zijn mineraal materiaal waarvan de fractie fijner dan 2 m ten hoogste 8 % en het gehalte aan minerale deeltjes door zeef 63 m ten hoogste 50 % bedraagt.

22 Klei Gerijpte klei uit baggerspecie baggeren en op een locatie storten; rijpen = regelmatig omzetten om vocht te ontrekken tot een vochtgehalte ± 20 %; aanbrengen in lagen van 0,15 m tot 0,30m; verdichten met bulldozer met hoge kammen, trilwals of schapenpootwals

23 Gereinigde grond Thermisch gereinigde grond Moet voldoen aan dezelfde eisen als zand voor ophoging. Uiterlijk: zwart. Moeilijk te verdichten door hydrofobe eigenschappen.

24 AVI-bodemas AVI-bodemas is een restproduct van de verbranding van huisvuil. Volgens het Bouwstoffenbesluit materiaal van de bijzondere categorie, verwerken onder: I(isoleren) B(beheersen)C(controleren) = IBC-maatregelen. Blijvend minimaal 0,50 m boven G.H.G. Bovenkant en zijkanten afdekken met combinatie-afdichting.

25 hoogte variabel Ophoging met AVI-slakken op rw 15 breed maximaal ca. 40 m Zand Zand-bentoniet Slak laagdikte ca. 0.5 m Ondergrond

26 Aanbod en verwerking huishoudelijk afval 25 hoeveelheid (mil. ton/jaar) jaar aanbod huishoudelijk afval verwerkte hoeveelheid hoeveelheid slak

27 Zand voor zandbed Zand dat in zandbed wordt verwerkt op een diepte van minder dan 1 à 1,3 m beneden het oppervlak van het wegdek moet zijn mineraal materiaal waarvan het gehalte aan minerale deeltjes door zeef 63 m van de fractie door zeef 2 mm ten hoogste 15 % bedraagt. Indien dit gehalte 10 tot 15 % bedraagt, mag het gehalte door 20 m ten hoogste 3 % bedragen.

28 Vuistregel: Hoogteligging (Drooglegging) Drooglegging is: vorstindringing + capillaire stijghoogte = 0,7 à 0,8 m + 0,5 à 0,6 m = 1,2 à 1,4 m. Vermindering drooglegging door: toepassen drainagezand (k > 10 m/etmaal) of materiaal met lage capillaire stijghoogte; ongebonden fundering 4/40.

29 Invloed van vorst en vocht Indien de drooglegging van de weg 1,3 m is, zal de invloed van vorst en vocht op het draagvermogen van de aardebaan gering zijn. Het beheersen van de grondwaterstand door toepassing van horizontale langs- en dwarsdrainage zal ook de vorst- en vocht- invloed op het draagvermogen van het zandbed minimaliseren.

30 Drainage In de wegenbouw worden drie soorten drainage toegepast, namelijk: verticale drainage; horizontale drainage; bermdrainage

31 Verticale drainage Verticale drainage wordt toegepast om spanningswater uit de ondergrond snel af te voeren. Voorheen werden daarvoor zandpalen toegepast. Tegenwoordig zijn dit strips van kunststof, breedte 0,10 m, omhuld met papier of polipropyleen die met een trillans op de juiste diepte worden aangebracht.

32

33

34 Horizontale drainage Horizontale drainage wordt als langs- en of dwarsdrainage toegepast op de grens van ophoging en grondwaterstand om daarmee stijging van grondwater in de aardebaan te voorkomen. De drains zijn rond, hebben verschillende diameters en zijn omhuld met kokos of kunststof.

35 Bermdrainage Een bijzonder toepassing van drainage is de bermdrainage. Bermdrainage wordt voornamelijk toege- past naast tweebaans wegen met brede bermen en waar vaak plassen voorkomen. In de volgende dia s enige voorbeelden van het aanbrengen van bermdrainage.

36 Aanbrengen bermdrainage

37 Aanvullen drainzand

38 Lichte ophoogmaterialen Geëxpandeerde kleikorrels (Argex); Griekse Bims (Yali-bims); Ketelzand (E-bodemas); Flugsand; Schuimbeton; EPS (geëxpandeerde polystyreenkorrels).

39 Zettingsarme wegconstructies/ophogingen bij een weinig draagkrachtige bodem.

40 Verdichting aardebaan Eisen verdichtingsgraad: Zand voor aanvulling en ophoging: Tenminste 93 % en gemiddeld 98 %. Zand voor zandbed: Tenminste 95 % en gemiddeld 100 %. Verdichtingsgraad is: Dichtheid in situ / standaarddichtheid x 100 %.

41 Het verdichten Om de vereiste verdichting te verkrijgen zijn de volgende voorwaarden van belang: goede klankbodem; massa en uitvoering wals (statisch of dynamisch); walssnelheid; aantal walsgangen; laagdikte; vochtgehalte.

42 Verdichtingscontrole Voor de verdichtingscontrole van een op- hoging of een zandbed worden de volgen- de methoden voorgeschreven: steekringmethode; CMC-methode; Zand/grindmethode; Nucleaire methode.

43 43 Grindmethode meting Gat graven Bepalen massa en vochtgehalte van materiaal uit gat Bepalen volume gat met grindmethode Berekenen droge dichtheid

44 Nucleaire methode De nucleaire methode is een snelle manier om de natte dichtheid van een zandbaan te meten. De meting van het vochtgehalte is echter onnauwkeurig en dient in het laboratorium bepaald te worden. Er dient altijd toetsing plaats te vinden met een conventionele methode.

45 45 Nucleaire meting Natte dichtheid Doorstralingsmeth ode Vochtgehalte Verstrooiingsmethod e

46 Ongebonden funderingen Functie Eisen Ongebonden materialen Invloed van vorst en vocht Verdichting van funderingsmaterialen Verdichtingscontrole Kwaliteitszorg

47 Functie spreiden verkeersbelasting; werkvloer; bouwweg; klankbord.

48 Eisen voor ongebonden funderingen korrelverdeling; samenstelling; organische bestanddelen; bestendigheid; verbrijzelingsfactor; gehalte rond en ongebroken; gehalte aan platte stukken; toename CBR-waarde.

49 Materialen metselwerkgranulaat; menggranulaat; hydraulisch menggranulaat; betongranulaat; hoogovenslakkenmengsel; fosforslakkenmengsel; basalt

50 Invloed van vorst en vocht Bij toepassing van een ongebonden funde- ring is de invloed van vorst en vocht, als het materiaal voldoet aan de eisen, mini- maal. In de Standaard-eisen is rekening gehouden met het gehalte aan deeltjes < 20 mm, dat voornamelijk bepalend is voor de vorst en vochtinvloed. Indien materiaal gebruikt wordt dat te fijn is kan vocht weleens een probleem zijn.

51 Invloed van vocht De indruk bestaat dat alle toe te passen ongebonden funderingsmaterialen een goede waterdoorlatendheid hebben. Dit is niet waar. Metingen hebben aangetoond dat indien het materiaal aan de fijne kant van de korrelverdeling zit, de waterdoor- latendheid slechts 1 à 2 m/etmaal is. Voor een snelle, goede afwatering is dus een grove fundering benodigd.

52 Verdichten steenfundering De dikte van een te verdichten steenfun- deringslaag is maximaal 0,30 m. De beste methode om een funderingslaag te verdichten is om dynamisch(trillend) enkele walsgangen (4) bij een lage frequentie Hz uit te voeren en daarna statisch af te walsen (2).

53 Verdichtingscontrole De verdichtingsgraad van een steenfunde- ring moet per monster 98 % en gemiddeld 101 % bedragen van de EPD per monster. Controlemethoden: grindmethode CMC-methode nucleaire methode

54 Proef 4.6 De nucleaire methode 54 Meten van de natte dichtheid volgens doorstralingsmethode Meten van het vochtgehalte volgens conventionele methode Berekenen droge dichtheid

55 55 Aantal éénpuntsproctordichtheden Momenteel: 10 EPD s Toekomst: 2 EPD s verschil 2 EPD s > 50 kg/m3 : 4 EPD s

56 Stijfheids (E-) modulus Materiaal E-modulus MPa Menggranulaat 400 Hydraulisch menggranulaat 600 Betongranulaat 600 Hoogovenslakkenmengsel 1000 Fosforslakkenmengsel 1000

57 Asfaltreductie Als een ongebonden steenfundering onder een asfaltverharding wordt toegepast mag er afhankelijk van de dikte van de steen- funderingslaag en de stijfheid (E-modulus) van het materiaal een asfaltreductie wor- den toegepast. In de volgende tabel wordt de asfaltreduc- tie gegeven van de materialen bij een laagdikte van 0,25 m.

58 Asfaltreductie tabel Materiaal asfaltreductie mm steen-of steenachtig materiaal 10 menggranulaat 35 hydraulisch menggranulaat 55 betongranulaat 55 hoogoverslakkenmengsel 95 fosforslakkenmengsel 95

59 Nieuwe ontwikkelingen Uit Valgewichtdeflectie (VGD)-metingen op proefvakken met ongebonden funde- ringen bij Alphen a/d Rijn waarin beton- granulaat, menggranulaat en twee soorten hydraulisch menggranulaat zijn toegepast is gebleken dat de waarden voor de E- moduli die in de vorige dia zijn gegeven erg laag zijn.

60 Nieuwe ontwikkelingen, vervolg Anderhalf jaar na aanleg waren de E- moduli: Menggranulaat 1703 MPa Betongranulaat 2152 MPa Menggranulaat + LD 2223 MPa Menggranulaat + LDZ 3436 Mpa In CROW en RWS verband wordt over- legd over aanpassing van de reductie.

61 Kwaliteitszorg In de BRL 2506 de Nationale Beoordelings- richtlijn voor B(bouw)- en S(loop)A(afval) granulaten voor toepassing in de betonbouw, wegenbouw en grondbouw van 26 juli 1999 worden voor zowel de ongebonden als de gebonden funderingsmaterialen richtlijnen gegeven voor de kwaliteitszorg.

62 Kwaliteitszorg, vervolg Wanneer een kwaliteitsborgingsmodel overeenkomstig BRL 2506 wordt gehan- teerd, voldoen de secondaire bouwstof- fen aan de eisen vastgelegd in de RAW- bepalingen, ontwerp NEN 5905 en de eisen in de beoordelingsrichtlijn.

63 Ontmenging Ontmenging is tegen te gaan door: bevochtigen van het steenmengsel; beperken van de grootste korrelaf- meting; storthoogte bij transportbanden beper- ken; lossen via trechter; over de kop aanbrengen en met een waaierbeweging uitrijden.

64 Gebonden funderingen Functie Gedrag Kwaliteitszorg Zandcement Schraalbeton Overige gebonden funderingen

65 Functionele eisen Wegfunderingen CROW-Publicatie 205

66 Functie Constructief Eigenlijk geen functie onder een beton- verharding. De invloed van de dikte en de stijfheid van een fundering op de verhar- dingsdikte is minimaal.

67 Functie Uitvoeringstechnisch een gebonden fundering is stabiel en stijf berijdbaar door werkverkeer zonder blijvende vervorming; vlakke werkvloer voor het materieel t.b.v. het aanbrengen van de verharding; klankbodem voor de verdichting van de verharding.

68 Functie Lange termijngedrag constructie weerstand tegen fysische invloeden (vocht en vorst); weerstand tegen erosie (voorkomen trapjes-vorming).

69 Van belang om goed te functioneren korrelverdeling verdichting sterkte van de korrels bestendigheid van de korrels milieu druksterkte

70 Functionele eisen voldoende sterkte voldoende stijfheid verwaarloosbare naverdichting

71 Richtlijn 205 Piramide van eisen niveau 1: eisen van belanghebbenden en gebruikers; niveau 2 : functionele eisen; niveau 3 : eisen aan constructief gedrag; niveau 4 : eisen aan materiaalgedrag; niveau 5: eisen aan de aard van het materiaal.

72 Prestatie-eisen Laagdikte; Vlakheid; Vermoeiingssterkte; Stijfheid en lastspreidend vermogen; Permanente vervorming; Scheurgedrag; Draineergedrag.

73 Classificatie stijfheidsmodulus MPa M 6 < 150 M M M M M M NR > 2000

74 Classificatie korrelsterkte % (m/m) LA LA LA LA LA LA LA NR geen eisen

75 Classificatie erosiegevoeligheid % (m/m) MS MS MS MS MS MS NR geen eisen

76 Gedrag Voordelen gebonden fundering: duurzaamheid; hechting; vergroting draagkracht en stijfheid. Nadelen: reflectiescheuren. Ontspannen door: bouwverkeer, walsen; kerven in voegenpatroon verharding.

77 Hydraulisch gebonden materialen Materiaal, waarbij korrels door een hydrau- lisch bindingsproces zijn verkit. Dit proces treedt op doordat cement met water reageert en een steenachtige massa vormt. De steenachtige massa hecht aan de korrels van het te binden materiaal en vormt bovendien een bindend skelet waarin het korrelmateriaal is opgenomen.

78 Hydraulisch bindingsproces Het proces is niet reversibel!!! door de verkitting van de korrels ontstaat een materiaal met een bepaalde: sterkte stijfheid duurzaamheid

79 Gebonden funderingen De traditionele gebonden funderingen c.q. gestabiliseerde lagen zijn: zandcementstabilisatie schraal beton

80 Kenmerken bindmiddelen druksterkte vooronderzoek

81 Zandcement Zandcement is een mengsel waarbij een natuurlijk zand, cement en water volgens vooraf bepaalde percentages met elkaar worden gemengd. Door het cement wor- den de losse zandkorrels aan elkaar gekit, waardoor een aantal eigenschappen van het zand worden gewijzigd. De verbetering is dan:

82 Zandcement inwendige weerstand tegen afschuiven; last-spreidend vermogen; bijdrage aan draagvermogen; vorstindringing/bestendigheid

83 Sterkte (ontwikkeling) Factoren die van invloed zijn op de sterkte: aanwezigheid van verontreinigingen; korrelverdeling van het zand; soort en hoeveelheid toe te passen cement; homogeniteit van het mengsel; verdichtingsgraad; vochtgehalte.

84 Vooronderzoek monstername bereiding mengsels vervaardiging cilinders (kubussen) bepalen druksterkte vaststellen cementgehalte

85 Druksterkte-eisen (vooronderzoek) Materiaal druksterkte na.. dagen zandcement 5 MPa 28 schraalbeton 3 MPa 7

86 4 Bepalen cementgehalte 3 2 druksterkte Mpa cementgehalte % (m/m)

87 Uitvoering Er zijn twee methoden van uitvoering: mixed in place: Het cement wordt gelijkmatig op de te stabiliseren zandbaan gespreid. De beno- digde hoeveelheid water gelijkmatig sproeien, waarna het met een frees met meerdere gangen (multipass) gemengd wordt.

88 Uitvoering mixed in plant: het zandcementmengsel wordt in een menginstallatie bereid en naar het werk getransporteerd. Tijdens het transport naar het werk moet het mengsel tegen uitdroging en neerslag beschermd worden. Beperkte tijd tussen mengen en verwerken

89 Vergelijking methoden Verschillen tussen mixed in place en mixed in plant: gelijkmatigheid van de cementverdeling niveau van de gemiddelde druksterkte standaardafwijking van de druksterkte Tegenwoordig zijn door de toepassing van moderne stabilisatiemachines de verschillen geringer.

90 Uitvoering, verdichten Direct na het aanbrengen de laag zandce- ment dynamisch (trillend) verdichten en statisch afwalsen. Tot 0,15 m alleen sta- tisch verdichten. De verdichtingsgraad moet ten minste 95 % en de gemiddelde verdichtingsgraad van een dagproductie moet ten minste 100 % bedragen.

91 Afwerking Niet te laat afwerken met grader omdat: materiaal komt los te liggen (scholvor- ming) en probleem met hechting. De stabilisatie wordt afgewerkt en afge- sproeid met een bitumenemulsie, die vervolgens met split wordt afgestrooid. De bitumenemulsie zorgt ervoor dat de stabilisatie niet uitdroogt en het split zorgt ervoor dat het werkverkeer de emulsie er niet vanaf rijdt.

92 Beëindiging dagproductie De beëindiging van een dagproductie moet volgens een voorgeschreven wijze gebeuren. Het grensvlak moet loodrecht en haaks op de wegas gemaakt worden om de kans op spatten te verkleinen. Spatten is het afschuiven van de lagen ter plaatse van het grensvlak.

93 Opleveringscontrole Drie onderdelen: een aantal uit de weg geboorde kernen, afhankelijk van de grootte van het oppervlak; controle van de laagdikte per cilinder = 10 mm bij d 0,25 m en 20 mm bij d ³ 0,25 m; controle van de druksterkte, na 28 dagen (n=3) ³ 1,5 MPa).

94 Schraal beton Een fundering van schraal beton wordt voornamelijk toegepast onder autosnel- wegen in beton. Schraal beton heeft t.o.v. zandcement het voordeel dat het een grotere erosiebesten- digheid heeft, hetgeen de levensduur van de constructie ten goede komt.

95 Schraal beton Schraal beton is een mengsel van cement, zand water en grof toeslagmateriaal, in een verhouding van ongeveer 1 cement : 1 zand/grof toeslagmateriaal en 1 : 3 water. Het cementgehalte ligt tussen de 75 en 125 kg per m³ beton. Druksterkte (n= 12) na 7 dagen ten minste 3 Mpa.

96 Vooronderzoek Grof toeslagmateriaal moet voldoen aan NEN 5905 Steenachtig materiaal, zoals: grind, steenslag; menggranulaat; betongranulaat; metselwerkgranulaat.

97 Opleveringscontrole kubusdruksterkte: (n=3) gemiddeld ten minste 3 MPa; maatvoering: afwijkingen van het voorgeschreven lengte- en dwarsprofiel mogen niet groter zijn dan 10 mm naar boven en 15 mm naar beneden; laagdikte: de laagdikte moet direct voor het aanbrengen van de betonverhar- ding voldoen aan de in het bestek geëiste maat.

98 Uitvoering Bij de uitvoering van een schraalbeton- fundering moet rekening gehouden worden met: afwerken zandbed (bevochtigen); continu verwerking (afstemmen productie en vervoerscapaciteit); bescherming tegen uitdroging en neerslag

99 Uitvoering Spreiden en verdichten Mogelijkheden: shovel (spreiden); grader (afwerken hoogte) + walsen(verdichten met bandenwals; asfaltspreidmachine + walsen (bandenwals); slipvormpaver.

100 Slipvormpaver Voordelen slipvormpaver: eenvoud van uitvoering (één machine die ook voor het wegdek wordt gebruikt); optimale vlakheid en maatvoering; optimale verdichting; totale breedte in één arbeidsgang; hogere uitvoeringssnelheid.

101 Slipvormpaver Nadelen slipvormpaver: niet geschikt voor kleinschalig werk; in- en uitvoegstroken moeten apart of met de hand worden aangebracht; kwaliteit sterk afhankelijk van de mengselsamenstelling en dus in de verwerk- baarheid van de schraal beton. Aanpassen verwerkbaarheid door: meer water en cement; (super)plastificeerder.

102 Overige gebonden funderingen cementgebonden beton- of menggranu- laat; asfaltgranulaatcement (AGRAC) asfaltgranulaat met cement en bitumen- emulsie (AGREC); asfaltgranulaatcement (AGRAC); asfaltgranulaatcement en bitumenemulsie (AGREC).

103 Overige funderingen, vervolg freesasfaltcement (FRAC); cementgebonden afvalverbrandings-bodemassen (AVI-bodemas); vliegascement; zandcementstabilisaties met poederkool-vliegas.

104 Wijziging In de wijziging van november 1998 van de Standaard 1995 zijn de eisen voor de druksterkte van het vooronderzoek voor asfaltgranulaat gewijzigd van 2 naar 1,5 MPa na 7 dagen en van 3 naar 2 MPa na 28 dagen. In proef 144 zijn de toe te pas- sen cementpercentages verlaagd van resp. 3; 4,5 en 6 % naar 2; 3 en 4 %.

105 Asfaltreductie gebonden funderingsmaterialen Vanwege de hoge stijfheid van gebonden funderingen kan niet met de asfaltreductie tabel worden gewerkt. Funderingen van Agrac worden voorlopig verdisconteerd op de dikte van de onderlagen met een equi- valentiefactor van 2,5. D.w.z. 250 mm Agrac = 100 mm asfalt bij een minimale asfaltdikte van 120 mm voor VK 2 en 3 en 140 mm voor VK 4 en 5.

106 AGRAC en AGREC Met ingang van 1 januari 2001 mag teerhoudend asfaltgranulaatcement niet meer als koud gebonden fundering toe- gepast worden.

107 Cementgebonden beton- of metselwerkgranulaat Beton- meng- en metselwerkgranulaat, afkomstig uit bouw- en sloopafval is tech- nisch gezien een uitstekend alternatief voor grind in schraalbetonfunderingen. De granulaten bevatten echter een groot gehalte aan materiaal < 2 mm, dat eerst afgezeefd dient te worden voordat het toegepast kan worden als alternatief voor grind.

108 Cementgebonden afvalverbrandingsbodemassen Bij toepassing van AVI-bodemassen moet rekening gehouden worden met: milieutechnische richtlijnen (BsB); weinig ervaring (alleen onder asfalt); niet toepassen bij zwaar belaste con- structies i.v.m. draagkracht; schade door oxidatie van aluminium in aluminiumhydroxide en uitkristalisering van aluminiumsulfide (bij asfalt).

109 Vliegascementstabilisatie Slechte ervaringen: slechte gelijkmatige verdeling van het vliegas; vliegas gaf klontvorming; vliegas nam veel vocht op; lage draagkracht. Aanbeveling: Niet toepassen!!!!!

110 Nieuwe toepassingen Om scheurvorming door krimpscheuren en spatten van de gebonden funderingslaag in het betonnen wegdek te voorkomen zijn de volgende uitvoeringsmethoden toegepast: scheurremmende zandlaag van 40 mm dik tussen fundering en beton; asfaltlaag, dikte 0,05 m, op fundering.

111 Reductieberekeningen Uit zeer recent uitgevoerde dimensioneringsberekeningen is gebleken dat bij toepassing van een laagje brekerzand van 40 mm als scheidingslaag tussen Agrac (dikte 0,25 m) en asfalt een asfaltreductie mag worden toegepast van 0,07 m!! Uit de berekeningen blijkt dat vergroting van de dikte van de fundering nagenoeg geen effect heeft op de reductie.