ECLI:NL:GHSHE:2010:BM2783

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ECLI:NL:GHSHE:2010:BM2783"

Transcriptie

1 ECLI:NL:GHSHE:2010:BM2783 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof 's Hertogenbosch Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BT6553, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BT6553 Strafrecht Bijzondere kenmerkenhoger beroep Inhoudsindicatie art. 289 Sr: moord, beginselen behoorlijke procesorde, onbevoegde hulpofficier, telefoontaps, onherstelbaar vormverzuim, alternatief scenario. Het hof heeft de verdachte wegens moord op zijn echtgenote en het verbergen van het stoffelijk overschot in de Belgische Ardennen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar. Het hof heeft uit de bewijsmiddelen afgeleid dat verdachte zijn echtgenote heeft vermoord door op haar te schieten en ander geweld op haar hoofd uit te oefenen. Verdachte heeft volgens het hof in de logeerkamer van de woning in Uden geschoten, onder meer omdat daar een bloedspat is gevonden die door een schot met een luchtbuks kan zijn ontstaan. Omdat verdachte aanwezig was bij het eerste schot en hij binnen een kwartier de dood heeft zien intreden en er verder niemand thuis was, kan het volgens het hof niet anders zijn dan dat het verdachte is geweest die de dodelijke letsels heeft toegebracht. Door de verdediging was aangevoerd dat verdachte per ongeluk in de Belgische Ardennen in het hoofd van het slachtoffer heeft geschoten, maar dat zij niet daardoor om het leven is gekomen. Het dodelijk letsel zou zijn toegebracht door verdwaalde jachtmunitie verschoten door derden. Volgens de verdediging zou het onderzoek van de diverse deskundigen aan de schedel dit alternatieve scenario niet uitsluiten. Het hof acht dit scenario niet aannemelijk en is daarbij uitgebreid ingegaan op de bevindingen van diverse deskundigen over de beschadigingen in de schedel. In deze zaak speelde ook het probleem van de onbevoegde hulpofficier van justitie, die de inverzekeringstelling van verdachte heeft bevolen. Het hof heeft beslist dat weliswaar is gehandeld in strijd met de wet, maar dat dit niet leidt tot nietontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Verdachte heeft daarvan ook geen concreet nadeel heeft ondervonden. Het hof heeft volstaan met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Voorts heeft het hof een onherstelbaar vormverzuim geconstateerd met betrekking tot de telefoontaps. Ook hier was er geen concreet nadeel voor verdachte en is volstaan met de enkele vaststelling van het vormverzuim. Het verweer van de verdediging dat een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldig handelen van de zijde van het openbaar ministerie dient te leiden tot niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie wordt door het hof verworpen omdat deze vormverzuimen noch afzonderlijk, noch gezamenlijk tot de conclusie leiden dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging. Het hof heeft hier, omdat ook in totaliteit geen nadeel voor verdachte is ontstaan, volstaan met de vaststelling dat deze vormverzuimen zijn begaan. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak Parketnummer: Uitspraak : 29 april 2010 TEGENSPRAAK Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's Hertogenbosch 1/21

2 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's Hertogenbosch van 19 oktober 2007 in de strafzaak met parketnummer tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, thans verblijvende in Den Haag PPC te 's Gravenhage. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat generaal heeft, anders dan in de schriftelijke vordering is vermeld, ter terechtzitting gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende: het openbaar ministerie niet ontvankelijk zal verklaren voor de onder feit 2 onder het tweede gedachtenpunt (de periode van 31 augustus 2006 tot en met 1 september 2006) ten aanzien van het op Duits grondgebied plegen van het ten laste gelegde; zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 (moord) en onder 2 overigens is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met teruggave van het in beslag genomen hangertje aan [betrokkene 1] en met een beslissing omtrent de overige in beslag genomen goederen conform de beslissing in eerste aanleg. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en aldus de grondslag van het onderzoek is gewijzigd. Tenlastelegging Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 31 augustus 2006 te Uden, althans in Nederland en/of in de gemeente Baelen (België), althans in België, opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg) (met een luchtdrukwapen en/of een ander wapen) eenmaal of meermalen op en/of in het hoofd van die [slachtoffer] geschoten en/of (met een of meer harde voorwerpen) eenmaal of meermalen op het hoofd van die [slachtoffer] geslagen en/of anderszins geweld op het hoofd van die [slachtoffer] toegepast, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; 2. hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 1 september 2006 te Uden en/of elders in Nederland en/of in de gemeente Baelen (België) en/of elders in België en/of in Duitsland, een lijk, te weten het stoffelijk overschot van [slachtoffer], heeft verborgen en/of heeft weggevoerd en/of heeft weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen, immers heeft/is verdachte met voormeld oogmerk: in of omstreeks de periode van 01 juli 2006 tot en met 31 augustus 2006 in Uden en/of elders in Nederland en/of in de gemeente Baelen (België) en/of elders in België het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] in plastic en/of in een of meer dekens en/of in een dekbed en/of een dekbedovertrek ingepakt en/of het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] (vanuit Uden, in elk geval vanuit Nederland) naar en/of in België vervoerd en/of het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] in België in (de rand van) een (dicht begroeid) bos gelegd en/of (vervolgens) aldaar achtergelaten; 2/21

3 en/of in of omstreeks de periode van 31 augustus 2006 tot en met 1 september 2006: het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] in de gemeente Baelen, in elk geval in België uit het bos gehaald en/of (vervolgens) het stoffelijk overschot van die [slachtoffer] in de gemeente Baelen, in elk geval in België in zijn, verdachtes, auto gelegd en/of (vervolgens) met die auto (vanuit en door België) naar Duitsland gereden en/of in Duitsland gereden. Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging A. Toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet Zowel door de advocaat generaal als door de verdediging is aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging voor wat betreft het gedeelte van het onder 2 ten laste gelegde feit waar is vermeld dat dit feit in Duitsland is gepleegd. Het hof overweegt het volgende. Kennelijk heeft de steller van de tenlastelegging beoogd onder 2 ten laste te leggen het meermalen plegen van het misdrijf van art. 151 Sr. Nu niet is voldaan aan de in art. 5, eerste lid onder 2 Sr gestelde voorwaarde van dubbele strafbaarheid voor wat betreft het in Duitsland gepleegd zijn van het ten laste gelegde, zal het hof het openbaar ministerie voor dit onderdeel niet ontvankelijk verklaren in de vervolging. B. Beginselen van een behoorlijke procesorde Door de verdediging is het verweer gevoerd dat in de onderhavige zaak een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldig handelen van de zijde van het openbaar ministerie heeft plaatsgevonden, waardoor de waarheidsvinding in het geding is gekomen en de verdediging op onherstelbare wijze in haar belangen is geschaad. Er is niet alleen sprake van handelen in strijd met de wet, maar ook van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Dit dient te leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. De verdediging heeft de navolgende omstandigheden naar voren gebracht waarbij sprake zou zijn geweest van vormverzuimen en/of onzorgvuldig handelen: 1. schending van het onmiddellijkheidsbeginsel door het niet kunnen horen van Duitse verbalisanten; 2. onthouding van rechtsbijstand na aanhouding in Duitsland; 3. onzorgvuldig en niet adequaat onderzoek op Belgisch grondgebied; 4. onrechtmatig optreden van hulpofficier van justitie bij de inverzekeringstelling in Nederland; 5. misleiding van verdachte tijdens verhoren; 6. geen mogelijkheid tot het laten verrichten van contra expertise als gevolg van vernietiging van het stoffelijk overschot; 7. geen mogelijkheid tot het laten verrichten van contra expertise als gevolg van het onzorgvuldig omgaan met het aangetroffen plastic zeil; 8. het niet vernietigen van geheimhoudersgesprekken. Het hof overweegt dienaangaande het navolgende. Vooropgesteld dient te worden dat niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Voorts komt niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als rechtsgevolg in aanmerking indien een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij het wettelijk systeem in de kern is geraakt. 1. Schending van het onmiddellijkheidsbeginsel door het niet kunnen horen van de Duitse verbalisanten. Door de verdediging is aangevoerd zakelijk weergegeven dat, nu de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad de Duitse verbalisanten te bevragen over de informatie die aan de Duitse autoriteiten is verstrekt ten behoeve van de aanhouding van verdachte en naar het hof begrijpt over het 3/21

4 onthouden van rechtsbijstand aan verdachte, de stelling van de verdediging dat een kunstgreep is toegepast om de aanhouding van verdachte te bewerkstelligen en dat verdachte in Duitsland ten onrechte rechtsbijstand is onthouden niet kan worden getoetst. Daardoor is de verdediging en het hof niet de mogelijkheid geboden verbalisanten te ondervragen en te confronteren met de argumenten van de verdediging en de betrouwbaarheid zelf te beoordelen. De verdediging is door deze gang van zaken in haar belangen geschaad. Het hof overweegt het navolgende. Het hof stelt voorop dat de Duitse verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] na de daartoe gegeven opdracht van het hof en het terzake gedane rechtshulpverzoek op 26 januari 2009 respectievelijk 3 februari 2009 in Duitsland als getuigen zijn gehoord. In het rechtshulpverzoek is vermeld dat de getuigen (onder meer) kunnen worden bevraagd over de wijze waarop de aanhouding van verdachte heeft plaatsgehad en over de vraag of verdachte rechtsbijstand is onthouden. Bij het verhoor hebben de verbalisanten verklaringen afgelegd over hun betrokkenheid bij de onderhavige zaak. De verhoren van de verbalisanten hebben echter plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de verdediging en de advocaat generaal en zonder dat hen de gelegenheid is geboden vragen te stellen of te doen stellen. Aan de Duitse autoriteiten is, na een daartoe strekkende beslissing van het hof, verzocht hun medewerking te verlenen aan het horen van de getuigen in aanwezigheid van de verdediging en de advocaat generaal. In antwoord hierop is door de Duitse justitiële autoriteiten bericht dat een nieuw verhoor van de verbalisanten niet noodzakelijk wordt geacht. Ter toelichting wordt vermeld dat door de betreffende politieambtenaren verklaringen zijn afgelegd, dat [verbalisant 2] en [verbalisant 3] over de feitelijke toedracht van de zaak geen uitspraken kunnen doen en dat [verbalisant 1] slechts kort met de verdachte heeft gesproken en daarover reeds uitvoerig heeft verklaard. Het hof heeft vervolgens het verzoek van de raadsman om in de gelegenheid te worden gesteld de getuigen vragen te stellen en hen daartoe opnieuw te doen horen, afgewezen, zulks gelet op de opstelling van de Duitse justitiële autoriteiten. Het hof acht voor de beoordeling van het verweer het navolgende van belang. De verdediging heeft verzocht de Duitse verbalisanten te horen over kort samengevat a) de aanhouding van verdachte in Duitsland en b) het onthouden van rechtsbijstand in Duitsland. Ter toelichting op dit verzoek heeft de verdediging gesteld dat het voor wat betreft de aanhouding met name gaat om de informatieverstrekking: door de Nederlandse autoriteiten zou mogelijk een reden van aanhouding van verdachte door de Duitse autoriteiten kunstmatig gecreëerd zijn. Een aanwijzing hiervoor zou zijn dat de Belgische autoriteiten kennelijk onvoldoende grond aanwezig achtten voor aanhouding van verdachte en de omstandigheid dat Duitse verbalisanten de informatie hebben gekregen dat verdachte (vuur)wapengevaarlijk zou zijn. Deze informatie zou een kunstgreep kunnen zijn om de aanhouding van verdachte te bewerkstelligen. Voor wat betreft het onthouden van rechtsbijstand zou verdachte niet zijn gewezen op zijn recht op rechtsbijstand, dan wel zou hem rechtsbijstand actief zijn onthouden. Ad a) De aanhouding van verdachte in Duitsland. Uit de processtukken en uit het verhandelde ter zitting blijkt het navolgende. Bij observatie van verdachte is waargenomen dat hij op 31 augustus 2006 naar de Belgische Ardennen is gereden en aldaar tweemaal vanuit een bosperceel een pakket naar zijn auto heeft gebracht en in de kofferbak heeft gelegd. Door de leider van het observatieteam is verklaard dat het vermoeden bestond dat het hier ging om de vermiste [slachtoffer]. Verdachte is vervolgens weggereden en Duitsland ingereden en is daarbij door het Nederlands observatieteam gevolgd. De leider van het observatieteam heeft hierover verklaard dat door het tactisch team en de officier van justitie was bepaald dat de observatie moest worden voortgezet. De verwachting was dat verdachte naar Nederland zou rijden. Toen bleek dat verdachte niet meer naar Nederland zou rijden, is contact opgenomen met de officier van justitie en besloten om over te gaan tot aanhouding van verdachte door de Duitse politie. Volgens de leider van het observatieteam is er op enig moment over gesproken dat verdachte over een wapen of een luchtdrukwapen kon beschikken. Na een daartoe strekkend mondeling rechtshulpverzoek door de officier van justitie aan de Duitse autoriteiten is verdachte vervolgens op 1 september 2006 om 00:25 uur door een Duitse arrestatieeenheid (SEK) aangehouden op een parkeerplaats aan de A1, gemeente Harpstedt, Duitsland. Volgens de zich in het dossier bevindende zogenaamde Festnahmeanzeige was de grond voor aanhouding van verdachte de verdenking ter zake van moord op [slachtoffer]. Het mondeling aanhoudingsverzoek is op 1 september 2006 middels een Europees arrestatiebevel geformaliseerd. Het Europees arrestatiebevel vermeldt als grond voor aanhouding de verdenking ter zake van moord cq doodslag op [slachtoffer]. In het dossier bevindt zich voorts een schriftelijk stuk betreffende de inzet van de SEK, waarbij onder het kopje Einsatzgrund wordt vermeld dat er sprake zou zijn van een levensdelict en dat zich in de kofferruimte van de auto vermoedelijk een stoffelijk overschot bevindt. Uit het voorgaande blijkt dat de grond voor aanhouding van verdachte door de Duitse autoriteiten was gelegen in de verdenking ter zake van moord of doodslag. Dat daarbij aan de Duitse autoriteiten informatie zou zijn verstrekt dat verdachte over een wapen of een luchtdrukwapen kon beschikken maakt dit niet anders. De Duitse verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben terzake als getuigen gehoord 4/21

5 verklaard dat zij slechts belast waren met de voorgeleiding van verdachte bij het Amtsgericht en met het vervoer van verdachte naar de gevangenis. Over de aanhouding van verdachte kunnen zij geen verklaring afleggen. De Duitse verbalisant [verbalisant 1] heeft als getuige verklaard de aanhouding van verdachte niet uitgevoerd te hebben; op 1 september 2006 omstreeks 01:00 uur is hij over de aanhouding van verdachte wegens verdenking van moord geïnformeerd. ad b) Het onthouden van rechtsbijstand. Verdachte is tijdens de voorgeleiding aan een rechter van het Amtsgericht op de hoogte gesteld van zijn recht op rechtsbijstand. Daarbij was een tolk in de Nederlandse taal aanwezig. Verdachte was derhalve op de hoogte van zijn recht op bijstand door een advocaat. Verdachte heeft ter zitting van het hof van 18 december 2009 verklaard dat hij op meerdere momenten om rechtsbijstand heeft gevraagd. Dit komt echter niet overeen met zijn verklaring ter zitting van het hof op 21 oktober 2009, te weten dat hij in Duitsland niet om rechtsbijstand heeft verzocht. Het hof houdt verdachte aan laatstgenoemde verklaring dat hij niet om rechtsbijstand heeft verzocht. [verbalisant 1] heeft als getuige dienaangaande verklaard dat hij verdachte onder meer heeft gewezen op zijn recht een advocaat te raadplegen en dat verdachte tegenover hem niet de wens heeft geuit een Duitse advocaat te mogen bellen om zijn belangen waar te nemen. Uit een zich in het dossier bevindend schriftelijk stuk van 1 september 2006 blijkt dat, hoewel verdachte gebroken Duits sprak, een gesprek met [verbalisant 1] wel mogelijk was. De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waren blijkens hun verklaringen slechts belast met het vervoer van verdachte naar het Amtsgericht en vervolgens naar de gevangenis. Beoordeling van het verweer. Voor wat betreft hetgeen door de verdediging is aangevoerd met betrekking tot de aanhouding van verdachte in Duitsland stelt het hof voorop dat noch uit de zich in het dossier bevindende stukken, noch uit de door de Duitse verbalisanten afgelegde verklaringen, noch anderszins aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat door de Nederlandse autoriteiten kunstmatig een reden voor aanhouding is gecreëerd dan wel dat de aanhouding anderszins niet op juiste gronden zou hebben plaatsgevonden. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt immers dat het vermoeden bestond dat verdachte het lichaam van [slachtoffer] had opgehaald, dat op enig moment is besloten tot aanhouding van verdachte over te gaan en dat de grond voor aanhouding van verdachte voor de Duitse autoriteiten was gelegen in de verdenking ter zake van een levensdelict. De Duitse verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zijn op verzoek van de verdediging over de door de verdediging opgeworpen vraagpunten als getuigen gehoord en hebben verklaringen afgelegd. Door de verdediging is overigens niet nader gespecificeerd over welke punten, waarover die verbalisanten zouden kunnen verklaren, de verdediging deze verbalisanten had willen bevragen en met welke argumenten de verdediging hen had willen confronteren. Hetgeen door de verdediging aan het verweer ten grondslag is gelegd levert niet op een grond voor niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. De door de verdediging aangevoerde argumenten leiden niet tot de gevolgtrekking dat ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan of waarbij het wettelijk systeem in de kern is geraakt. 2. Onthouden van rechtsbijstand na aanhouding in Duitsland Door de verdediging is aangevoerd zakelijk weergegeven dat verdachte in Duitsland niet op adequate wijze op zijn rechten is gewezen en geen rechtsbijstand heeft gehad. Deze gang van zaken is, aldus de verdediging, ontoelaatbaar. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Uit hetgeen hiervoor onder 1. is overwogen blijkt dat verdachte tijdens de voorgeleiding door een rechter van het Amtsgericht, in het bijzijn van een tolk in de Nederlandse taal, op de hoogte is gesteld van zijn recht op rechtsbijstand. Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij in Duitsland niet om rechtsbijstand heeft verzocht. Tijdens zijn verblijf in detentie in Duitsland heeft verdachte geen verklaringen afgelegd die tot bewijs in de onderhavige strafzaak zouden kunnen dienen. Verdachte is na aankomst in Nederland voorzien van rechtsbijstand. De omstandigheid dat verdachte in Duitsland geen rechtsbijstand heeft gehad levert geen grond op voor niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Uitgangspunt is dat het recht op rechtbijstand als bedoeld in art. 6, derde lid EVRM niet ziet op de uitleveringsprocedure, nu die procedure niet strekt tot het bepalen van de gegrondheid van een tegen de opgeëiste persoon ingestelde strafvervolging als bedoeld in art. 6, eerste lid EVRM. Los daarvan zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat door het ontbreken van rechtsbijstand in Duitsland aan het recht van verdachte op een eerlijk strafproces in Nederland is tekortgedaan. Hetgeen aan het verweer ten grondslag is gelegd leidt dan ook niet tot het oordeel dat ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van 5/21

6 de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan of dat daardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. 3. Onzorgvuldig en niet adequaat onderzoek op Belgisch grondgebied. Door de verdediging is zakelijk weergegeven aangevoerd dat geen adequaat (technisch) onderzoek is verricht op de plaats waar verdachte het stoffelijk overschot van zijn echtgenote heeft aangetroffen. Door het gebrekkige onderzoek ter plaatse zoals het onprofessioneel markeren van de plaats waar de auto van verdachte heeft gestaan, het niet onderzoeken van grondmonsters, het niet onderzoeken door middel van een metaaldetector, het niet raadplegen van specialisten is het zeer wel mogelijk dat op de verkeerde plaats is gezocht naar sporen en dat cruciale sporen, mogelijk ook voor verdachte ontlastende sporen, niet zijn veiliggesteld en onderzocht kunnen worden. Een aanwijzing dat op de verkeerde plaats is gezocht is de omstandigheid dat met speurhonden niet eenduidig de plaats kon worden vastgesteld waar het slachtoffer zou hebben gelegen. Verdachte heeft aangeboden de betreffende plaats aan te wijzen, doch het heeft vervolgens enkele maanden geduurd voordat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Verdachte was toen niet meer in staat de exacte plaats aan te wijzen waar het stoffelijk overschot had gelegen en technisch onderzoek is toen niet verricht. Door onzorgvuldig onderzoek ter plaatse is cruciaal, wellicht ontlastend materiaal verloren gegaan, aldus de verdediging. Zou verdachte in België, toen hij het stoffelijk overschot van het slachtoffer ophaalde, onmiddellijk zijn aangehouden, dan had men voldoende zekerheid gehad omtrent de plaats waar het slachtoffer heeft gelegen. Door op dat moment niet over te gaan tot aanhouding, is een cruciale beoordelingsfout gemaakt, met aanzienlijke consequenties, aldus de verdediging. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Het hof stelt voorop dat het in de eerste plaats verdachte zelf is geweest die door zijn gedragingen het gedurende twee maanden verborgen houden van het stoffelijk overschot van het slachtoffer in een bos in de Belgische Ardennen en het uit het bos halen en in de auto leggen en wegvoeren daarvan een onderzoek naar de plaats waar de stoffelijke resten van het slachtoffer hebben gelegen, ernstig heeft bemoeilijkt. Verdachte is geobserveerd toen hij het stoffelijk overschot van het slachtoffer uit een bos in de Belgische Ardennen ophaalde, in zijn auto legde en daarmee wegreed. Door het tactisch team en door de officier van justitie is toen bepaald dat de observatie moest worden voortgezet en dat daarbij leidend was de twee pakketten waarmee verdachte had gelopen, te volgen. Dat hierbij een cruciale beoordelingsfout zou zijn gemaakt, zoals de verdediging stelt, is geenszins aannemelijk geworden. Tijdens de observatie ter plaatse heeft men verdachte niet kunnen waarnemen op het moment dat hij zich in het bos bevond. De leider van het observatieteam heeft ten overstaan van de rechtercommissaris verklaard dat de plaats waar de auto van verdachte had gestaan is gemarkeerd door het neerleggen van een steen. Bij de observatie was een Belgische opsporingsambtenaar, [verbalisant 4], betrokken. [verbalisant 4] heeft bij de rechter commissaris verklaard dat hij bij het onderzoek op 1 september 2006, derhalve een dag na de observatie van verdachte, nog de plaats wist waar verdachte op 31 augustus 2006 gezien was. Hij had op 31 augustus de Nederlandse politieambtenaren die het bos waren ingegaan weer uit het bos gehaald. Daarom wist hij op 1 september nog de plaats waar verdachte gezien was. De Nederlandse opsporingsambtenaren hebben hem toen de steen die de plaats markeerde aangewezen. De plaats waar verdachte zijn voertuig heeft geparkeerd, waar hij het bos is ingegaan en waar hij het bos is uitgekomen is nauwkeurig in kaart gebracht. Het gaat om een brandgang vlakbij de chemin de la Robinette. Bij het onderzoek op 19 december 2006 heeft [verbalisant 4] de markeringssteen weer gezien en de plaats herkend. Hij was helemaal zeker van die plaats. Ook de leider van het observatieteam heeft toen de betreffende steen weer gezien en de omgeving herkend. Voorts zijn bij het onderzoek op 1 september 2006 in de brandgang in het bos waar verdachte zijn auto zou hebben stilgezet, bandensporen aangetroffen die qua profilering overeen kwamen met de banden gemonteerd op de auto waarin verdachte het slachtoffer heeft vervoerd. Bij het onderzoek op 1 september 2006 heeft men mede met behulp van speurhonden getracht de plaats te traceren waar het stoffelijk overschot van het slachtoffer heeft gelegen, doch men is er niet in geslaagd die plaats met zekerheid te bepalen. Er zijn bij het onderzoek verder geen sporen aangetroffen. Nadat verdachte zich bereid had verklaard de plaats aan te wijzen waar hij het stoffelijk overschot van het slachtoffer uit het bos heeft gehaald, is na een daartoe strekkend rechtshulpverzoek verdachte daartoe in de gelegenheid gesteld. Er zijn geen aanwijzingen dat daarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte is gedraald. Door verdachte is toen geen duidelijkheid gegeven over de plaats waar het stoffelijk overschot van het slachtoffer heeft gelegen. Dat door onzorgvuldig en/of inadequaat optreden niet op de juiste plaats zou zijn gezocht naar de plaats waar het stoffelijk overschot heeft gelegen, zoals door de verdediging wordt verondersteld, is gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Dat de speurhonden de betreffende plaats niet met zekerheid hebben kunnen aanwijzen maakt dit niet anders. Het hof verwijst in dat verband naar de door[verbalisant 5] bij de rechter commissaris afgelegde verklaring dat beide honden voor een bepaalde plaats meer aandacht hadden dan voor andere plaatsen, dat het ging om een plaats die gelegen was aan de rand van water en dat niet slechts één hond, maar beide honden op die plaats aarzelden. Uit die verklaring blijkt voorts dat niet valt uit te sluiten dat door weersomstandigheden en/of veranderingen in het terrein geuren al waren weggevloeid op het moment dat ter plaatse onderzoek werd verricht. 6/21

7 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een onzorgvuldig en niet adequaat onderzoek waarbij ernstig inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. 4. Onrechtmatig optreden van hulpofficier van justitie bij de inverzekeringstelling in Nederland. Door de verdediging is aangevoerd zakelijk weergegeven dat in de onderhavige zaak de inverzekeringstelling van verdachte is bevolen door een persoon die onbevoegd optrad als hulpofficier van justitie. Daardoor was de vrijheidsberoving van verdachte in strijd met het bepaalde in art. 5 EVRM en is sprake geweest van misleiding van de rechter commissaris, dan wel is de controlerende taak van de rechter in enig opzicht belet. De rechter commissaris zou immers, indien hij van de onbevoegdheid op de hoogte was geweest, de inverzekeringstelling onrechtmatig hebben beoordeeld wegens strijd met de in de wet neergelegde vormvoorschriften en/of met de beginselen van een goede procesorde. Door het onbevoegd optreden staat de integriteit van de opsporing op het spel. Dit levert op een onherstelbaar ernstig vormverzuim hetwelk, gelet op de aard van het vormvoorschrift en het belang dat het beoogt te beschermen, het juridisch systeem in de kern raakt. Een extra argument is dat het gaat om een bewust en zwaar vergrijp van de betreffende hulp officier van justitie. Het hof overweegt het volgende. In de onderhavige zaak is verdachte, nadat hij op 8 september 2006 door de Duitse autoriteiten was overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten, op dezelfde dag in verzekering gesteld wegens verdenking van moord c.q. doodslag en in dat kader verhoord. Bij dit verhoor heeft verdachte geen verklaring afgelegd die tot bewijs in de onderhavige strafzaak zou kunnen dienen. De officier van justitie is onverwijld van het bevel tot inverzekeringstelling in kennis gesteld. In opdracht van de officier van justitie is het bevel tot inverzekeringstelling verlengd. Door de rechter commissaris is de inverzekeringstelling niet onrechtmatig geoordeeld en is vervolgens een bevel tot bewaring verleend. Uit de door de advocaat generaal ter zitting in hoger beroep gegeven toelichting blijkt dat het ernstig vermoeden is gerezen dat in de onderhavige zaak bij het bevel tot inverzekeringstelling van verdachte en bij het verhoor voor de inverzekeringstelling een inspecteur van politie is opgetreden als hulpofficier van justitie zonder over het daartoe vereiste certificaat te beschikken. Gelet op het door de raadsman gevoerde verweer dient het hof op basis van de eerst ter zitting in hoger beroep bekend geworden feiten zelfstandig een oordeel te geven over de vraag of is voldaan aan de in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering geformuleerde eis dat het bevel tot inverzekeringstelling slechts kan worden verleend door de officier van justitie of de hulpofficier van justitie en, indien aan die eis niet is voldaan, of daaraan het door de raadsman genoemde rechtsgevolg dient te worden verbonden. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat daaraan niet in de weg, omdat het in casu niet gaat om de toetsing van de beslissing van de rechter commissaris met betrekking tot de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Het hof stelt vast dat het bevel tot inverzekeringstelling is gegeven door een niet daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. In zoverre is derhalve gehandeld in strijd met artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering. Dit brengt op zich genomen echter nog niet mee dat daardoor de integriteit van de opsporing op het spel is komen te staan, ook niet indien sprake zou zijn van strafbare feiten, gepleegd door de betreffende inspecteur van politie. Ook hetgeen aan het verweer overigens ten grondslag is gelegd, misleiding van de rechter, schending van het bepaalde in art. 5 EVRM, leidt niet tot de gevolgtrekking dat het openbaar ministerie nietontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging omdat ernstig inbreuk zou zijn gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan of waarbij het wettelijk systeem in de kern is geraakt. Dit is niet anders indien ervan wordt uitgegaan dat sprake is geweest van strafbaar handelen door de betreffende inspecteur van politie. Aangezien vrijheidsbeneming tot de meest verstrekkende dwangmiddelen binnen de strafrechtspleging behoort, moet het in de wet opgenomen vereiste van betrokkenheid van ten minste een hulpofficier van justitie bij de inverzekeringstelling als een belangrijke waarborg worden beschouwd. Er zijn uit het verhandelde ter zitting evenwel geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte door het verzuim daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. Zo zijn er geen aanwijzingen dat de inverzekeringstelling van verdachte niet zou zijn bevolen indien de beslissing met betrekking tot de inverzekeringstelling was gegeven door een bevoegde hulpofficier van justitie. Ook door de verdediging zijn geen omstandigheden naar voren gebracht die erop wijzen dat verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden. Het hof volstaat met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Het hof merkt overigens op dat inmiddels een strafrechtelijk onderzoek is gestart door de Rijksrecherche, onder leiding van het Landelijk Parket, en dat bij gebleken onregelmatigheden en/of onrechtmatigheden arbeidsrechtelijke en/of strafrechtelijke consequenties voor de betrokken politieambtenaar kunnen volgen. 5. Misleiding van verdachte tijdens verhoren. Door de verdediging is aangevoerd zakelijk weergegeven dat tijdens het verhoor van verdachte op 19 september 2006 door de verbalisanten aan verdachte onjuiste mededelingen zijn gedaan omtrent de onderzoeksresultaten aan de schedel van het slachtoffer. Verdachte is op een actieve wijze misleid. Los van de vraag of verdachte in zijn belangen is geschaad, levert dit op een fundamentele inbreuk op 7/21

8 de rechtsorde. De rechtspleging is daarmee immers in haar kern geraakt, aldus de verdediging. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Van het betreffende verhoor van verdachte zijn audiovisuele opnamen gemaakt en het verhoor is woordelijk uitgewerkt in een proces verbaal waardoor controle op de gang van zaken mogelijk is. Daaruit blijkt dat de verhorende verbalisanten verdachte hebben voorgehouden dat er meerdere beschadigingen in de schedel van het slachtoffer zijn aangetroffen en dat zij daarbij gebruik hebben gemaakt van de in het voorlopig sectierapport beschreven bevindingen van de patholoog. Dat de weergave van de bevindingen niet steeds geheel juist is geweest brengt op zich genomen nog niet mee dat verdachte actief is misleid en dat daarmee een fundamentele inbreuk is gemaakt op de rechtsorde. De verbalisanten hebben immers tijdens het verhoor de verdachte inzage gegeven in het voorlopig sectierapport. Verdachte is toen ook in de gelegenheid gesteld het rapport te lezen en verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard het rapport ook te hebben gelezen. Verdachte is derhalve door de verbalisanten in de gelegenheid gesteld zichzelf op de hoogte te stellen van de bevindingen van de patholoog en de juistheid van de informatie die hem tijdens het verhoor van de verbalisanten werd voorgehouden, zelf te toetsen. De gang van zaken bij het verhoor levert dan ook geen grond op voor niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. 6. Geen mogelijkheid tot het laten verrichten van contra expertise als gevolg van vernietiging van het stoffelijk overschot met uitzondering van de schedel. Door de verdediging is zakelijk weergegeven aangevoerd dat, nu op 5 september 2006 met toestemming van het openbaar ministerie de stoffelijke resten van het slachtoffer, met uitzondering van de schedel, zijn vrijgegeven, de verdediging niet of onvoldoende in de gelegenheid is gesteld in volle omvang gebruik te maken van het recht op tegenonderzoek. Hierdoor is mogelijk ontlastend bewijsmateriaal verloren gegaan. Zulks terwijl, gelet op de aard van de verdenking en de bevindingen zoals beschreven in het voorlopig sectierapport, rekening diende te worden gehouden met de mogelijke wens een nader onderzoek te laten verrichten. Verdachte is niet uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van het laten verrichten van een tegenonderzoek en aan de verdediging zijn niet tijdig stukken verstrekt op basis waarvan gemotiveerd om een tegenonderzoek verzocht had kunnen worden. Voorts laat de kwaliteit van de fotografische opnamen te wensen over en is nagelaten radiologisch onderzoek te verrichten. Onderzoek van de stoffelijke resten had duidelijkheid kunnen verschaffen over dierlijke activiteit, doch deze mogelijkheid is de verdediging ontnomen. Er is gehandeld in strijd met het beginsel van de equality of arms. Bovendien dient de kwaliteit van de sectie in twijfel te worden getrokken. De vraag is namelijk of er bij de Nederlandse deskundigen niet te weinig kennis is met betrekking tot het detecteren van metaaldeeltjes. Voorts zijn door de deskundigen van de University of Tennessee meer defecten aan de schedel vastgesteld dan door de deskundigen van het NFI wordt gerapporteerd en is door hen de kwaliteit van de foto s die tijdens de sectie zijn gemaakt bekritiseerd. Het voorgaande levert op een onherstelbare ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij is gehandeld met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte op diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Een dergelijk ernstig vormverzuim dient te leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, aldus de verdediging. Het hof overweegt als volgt. Uit het obductieverslag van 8 september 2006 van F.R.W. van de Goot, arts en patholoog, beëdigd deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut, blijkt dat op 2 september 2006 op het stoffelijk overschot van het slachtoffer sectie is verricht teneinde de identiteit en zo mogelijk de doodsoorzaak vast te stellen. Door de deskundige wordt bij de sectie op het stoffelijk overschot geconstateerd dat er een stadium was van zeer ver gevorderde ontbinding. Het lichaam was vrijwel geheel geskeletteerd. Vrijwel alle organen waren totaal vervloeid, daarvan was geen beoordeling meer mogelijk. Er waren geen aanwijzingen voor het mechanisch uit elkaar nemen van het lichaam. Door de deskundige zijn bij de sectie van het stoffelijk overschot letsels geconstateerd. Deze letsels werden geconstateerd aan de schedel van het slachtoffer. In het rapport heeft de deskundige de beschadigingen aan de schedel beschreven. Geconcludeerd wordt dat sterke aanwijzingen zijn gevonden voor hevig geweld op het hoofd, waaronder schotletsel en botsend geweld en dat, indien bij leven opgelopen, dit het intreden van de dood zonder meer zou kunnen verklaren. De schedel van het slachtoffer is vervolgens bewaard gebleven voor nader sporenonderzoek. Uit de hiervoor weergegeven bevindingen van de deskundige leidt het hof af dat de deskundige bij het onderzoek aan de overige delen van het lichaam kennelijk geen andere ter zake dienende aanwijzingen heeft gevonden die de dood van het slachtoffer zouden kunnen verklaren. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht en uit het onderzoek ter zitting is gebleken geen aanleiding aan de kwaliteit van de sectie te twijfelen. De door de verdediging veronderstellenderwijs opgeworpen vraag of de Nederlandse deskundigen wel voldoende kennis hebben met betrekking tot het detecteren van metaaldeeltjes, wordt niet nader onderbouwd. Voorts heeft voorafgaand aan de sectie wel degelijk een radiologisch onderzoek van het lichaam plaatsgevonden, waarbij een voor een kogeltje verdachte structuur werd waargenomen. Tot slot wijst het hof er op dat de deskundige, anders dan de deskundigen van de Universiteit van Tennessee, het stoffelijk overschot van het slachtoffer in de meest oorspronkelijke vorm heeft onderzocht teneinde zo mogelijk de doodsoorzaak vast te stellen en dat de deskundigen van de Universiteit van Tennessee 8/21

9 slechts op basis van door de verdediging aan hen ter beschikking gestelde stukken hebben gereageerd. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is geen sprake van een onherstelbare ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij is gehandeld met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte op diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn uit het verhandelde ter zitting niet aannemelijk geworden. Het hof verwerpt mitsdien het verweer. Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd doet aan dit oordeel niet af. 7. Geen mogelijkheid tot het laten verrichten van contra expertise als gevolg van het onzorgvuldig omgaan met het aangetroffen plastic zeil. Door de verdediging is zakelijk weergegeven betoogd dat hetgeen hiervoor is aangevoerd met betrekking tot de onmogelijkheid tot het laten verrichten van een tegenonderzoek door het vrijgeven van het stoffelijk overschot, eveneens geldt voor de uiterst onzorgvuldige wijze waarmee is omgegaan met het plastic waarin het slachtoffer is aangetroffen. Uit onderzoek zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat een aantal beschadigingen in het plastic mogelijk schotbeschadigingen zijn. Door onzorgvuldig handelen is het echter aannemelijk dat sporen zijn verwijderd en dat sprake is van contaminatie door schotresten van politiemunitie. Door de onzorgvuldige wijze waarmee met het plastic is omgegaan is voor de verdediging een onderzoek naar alternatieve scenario s onmogelijk gemaakt. Het hof overweegt het volgende. Het hof stelt voorop dat door verdachte zelf, door het uit het bos halen van het stoffelijk overschot van het slachtoffer en het daarbij over de grond slepen van het plastic ten gevolge waarvan dit is gescheurd, en het in de auto leggen van het plastic met de stoffelijke resten van het slachtoffer, het sporenbeeld is verstoord. Nu verdachte heeft verklaard dat de schedel van het slachtoffer niet meer in het plastic zat, is voorts niet meer op betrouwbare wijze vast te stellen op welke wijze het plastic in de loop van de tijd om met name de schedel van het slachtoffer heeft gezeten. Uit het proces verbaal onderzoek inhoud (verpakkingsmateriaal) kofferbak Suzuki van 16 september 2006 van [verbalisant 6] en [verbalisant 7] en uit het aanvullend proces verbaal onderzoek en voortgang landbouwplastic van 14 april 2008 van [verbalisant 8] blijkt dat op 2 september 2006 op het NFI een technisch sporenonderzoek is ingesteld in en aan de personenauto van verdachte waarbij een aantal stukken landbouwplastic werden veiliggesteld. Op 5 september 2006 werden de stukken plastic röntgenologisch onderzocht op de aanwezigheid van afwijkende metaalachtige delen, doch deze werden niet aangetroffen. Op 6 september 2006 werden de stukken plastic, verpakt in luchtdicht afgesloten containers door het NFI overgedragen aan de technische recherche. Op 21 en 22 september 2006 werden de stukken plastic onderzocht. Het plastic is gereinigd en onderzocht op de aanwezigheid van sporen. Het plastic is gespoeld met water en zeep in een gesloten bak. Het spoelwater werd vervolgens boven twee fijnmazige zeven weggespoeld. Hierna werd het achtergebleven residu in de zeven onderzocht op de aanwezigheid van sporen. Na het onderzoek zijn de stukken plastic opnieuw verpakt in de genoemde containers. Op 8 augustus 2007 werd aan de stukken plastic een nader onderzoek ingesteld op de aanwezigheid van mogelijke perforaties veroorzaakt door een projectiel. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in de ruimte van de garage/bedrijfshal. Tijdens dit onderzoek zijn de stukken plastic opnieuw deels gereinigd. Niet kon worden vastgesteld waardoor de perforaties zijn ontstaan. Het plastic is vervolgens ter beschikking gesteld aan het NFI voor nader onderzoek. Uit nader onderzoek aan het plastic zijn aanwijzingen naar voren gekomen die kunnen duiden op contaminatie van het plastic met schotrestdelen, afkomstig van een in de garage/bedrijfshal gelegen politieschietbaan. Uit het voorgaande blijkt dat zowel bij het NFI als bij de technische recherche is gezocht naar sporen op het plastic. Bij het onderzoek door het NFI op 5 september 2006 is gezocht naar afwijkende metaalachtige delen, doch deze zijn niet aangetroffen. Vervolgens is het plastic voor nader onderzoek ter beschikking gesteld van de technische recherche, waar middels het spoelen van het plastic verder is gezocht naar sporen. Weliswaar kan naast het handelen van verdachte zelf ook door de verrichte onderzoeken aan het plastic het sporenbeeld zodanig zijn verstoord dat geen betrouwbare resultaten meer te verwachten zijn, doch dat daarbij sprake is geweest van een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, is geenszins aannemelijk geworden. 8.Het niet vernietigen van geheimhoudersgesprekken. Door de verdediging is aangevoerd dat geheimhoudersgesprekken niet dan wel niet op de juiste wijze zijn vernietigd. Het tappen van telefoongesprekken met de accountant van verdachte kan in de start van het onderzoek bepalend zijn geweest voor de aanname van het mogelijke financiële motief. Bij de accountant kan sprake zijn van een afgeleid verschoningsrecht van de notaris. Het openbaar ministerie had voor onmiddellijke vernietiging dienen te zorgen van de gesprekken die onder het verschoningsrecht vallen. Hierin is het openbaar ministerie tekortgeschoten. 9/21

10 Het hof overweegt als volgt. Uit het proces verbaal van bevindingen van 15 oktober 2009, opgemaakt door [verbalisant 9], nr , is gebleken dat in de onderhavige strafzaak vertrouwelijke telecommunicatie met geheimhouders is opgenomen. Uit dit proces verbaal blijkt dat het gaat om een achttal gesprekken welke hebben plaatsgevonden tussen 2 augustus 2006 en 25 augustus Het betreffen gesprekken met respectievelijk de huisarts of zijn assistente, een medewerker van de GGZ, een tandarts en een dierenarts. Aan ten minste 2 gesprekken neemt verdachte deel. Over de onderhavige strafzaak wordt in die gesprekken niet gesproken. Het hof heeft naar aanleiding van dit proces verbaal op verzoek van de verdediging bepaald dat door de deskundige ing. [verbalisant 10], verbonden aan Tailor Made Products te Hilversum, aanvullend onderzoek wordt verricht naar de aanwezigheid van meer geheimhoudersgesprekken die mogelijk niet terstond vernietigd zijn. Door [verbalisant 10] is hierover op 26 februari 2010 gerapporteerd. Uit zijn rapport blijkt onder meer dat er aan de hand van een door de verdediging aangeleverde lijst met telefoonnummers, telefoongesprekken zijn getraceerd die mogelijk zijn gevoerd met een geheimhouder. Het gaat om gesprekken die zijn gevoerd in de periode van 17 juli 2006 tot en met 25 augustus Door [verbalisant 10] is de verkorte inhoud van die gesprekken weergegeven. Ook zijn gesprekken gevoerd met een accountantskantoor. Er zijn geen aanwijzingen dat over de onderhavige strafzaak is gesproken. Gebleken is dat de gesprekken voor zover deze betrekking hebben op geheimhouders kennelijk niet gesignaleerd zijn, althans dat na signalering daarvan niet in alle gevallen is gehandeld conform de instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders. Voor wat betreft de door [verbalisant 10] genoemde gesprekken met de accountant merkt het hof op dat de stelling van de verdediging dat bij de onderhavige telefoontaps de accountant een van de notaris afgeleid verschoningsrecht zou hebben en dat de gesprekken in de start van het onderzoek bepalend zouden zijn geweest voor de aanname van het mogelijke financiële motief, niet is onderbouwd. Het voorschrift van artikel 126aa, tweede lid, Sv (oud) strekt ertoe dat gegevens die als gevolg van het opnemen en afluisteren van telecommunicatie zijn verkregen, onmiddellijk worden vernietigd indien zij vallen onder het verschoningsrecht als bedoeld in artikel 218 Sv, zodat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen. Door het niet of niet op juiste wijze vernietigen van gesprekken met geheimhouders is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Dit leidt evenwel niet tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Niet aannemelijk is geworden dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan of dat een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij het wettelijk systeem in de kern is geraakt. Er zijn geen aanwijzingen dat de betreffende gegevens op enigerlei wijze in het strafproces zijn gebruikt. Ook overigens zijn geen omstandigheden aangevoerd of gebleken waaruit concreet blijkt van enig nadeel voor verdachte. Het hof volstaat met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldig handelen. Door de verdediging is aangevoerd dat in de onderhavige zaak een opeenstapeling van vormverzuimen en onzorgvuldig handelen van de zijde van het openbaar ministerie heeft plaatsgevonden, waardoor de waarheidsvinding in het geding is gekomen en de verdediging op onherstelbare wijze in haar belangen is geschaad. Dit dient te leiden tot niet ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging. Het hof overweegt dienaangaande dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen geen sprake is van een ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan, dan wel van een handelwijze die in strijd is met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt. Dit heeft zowel te gelden voor de hiervoor besproken onderdelen afzonderlijk bezien als in hun gezamenlijkheid. Weliswaar heeft het hof geconstateerd dat in een aantal gevallen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, doch deze vormverzuimen leiden noch afzonderlijk, noch gezamenlijk tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging. Nu in beide gevallen geen nadeel voor verdachte is ontstaan, volstaat het hof met de vaststelling dat deze vormverzuimen zijn begaan. Het hof verwerpt de verweren van de raadsman. Uit het onderzoek ter zitting zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: /21

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 ECLI:NL:GHAMS:2017:1213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 10-04-2017 Zaaknummer 23-000918-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

ECLI:NL:GHSHE:2015:738 ECLI:NL:GHSHE:2015:738 Instantie Datum uitspraak 09-03-2015 Datum publicatie 09-03-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003525-14 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2014:264 ECLI:NL:GHAMS:2014:264 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 14-01-2014 Datum publicatie 22-04-2014 Zaaknummer 23-003557-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2017:1898 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-02-2017 Datum publicatie 24-05-2017 Zaaknummer 23-002215-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 ECLI:NL:GHDHA:2017:2291 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 09-08-2017 Zaaknummer 22-005150-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 31-10-2014 Zaaknummer 23-003653-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST

Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST Rolnummer: 22-003636-07 PO Parketnummer: 10-150153-02 Datum uitspraak: 16 juni 2010 TEGENSPRAAK Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193 Instantie Datum uitspraak 12-02-2013 Datum publicatie 28-05-2013 Zaaknummer 21-004366-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:1483 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-03-2016 Datum publicatie 19-04-2016 Zaaknummer 23-002670-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Rb 's-gravenhage - De rechtbank Rotterdam (nevenvestigingsplaats 's-gravenhage) heeft vandaag in Amsterdam

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158 ECLI:NL:HR:2017:479 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 21-03-2017 Zaaknummer 16/01158 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:167,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:3559 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-09-2015 Datum publicatie 18-04-2017 Zaaknummer 23-005402-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647 ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 14-09-2005 Datum publicatie 14-09-2005 Zaaknummer 03-700145-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 Instantie Datum uitspraak 16-07-2008 Datum publicatie 25-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-006152-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 Instantie Datum uitspraak 20-04-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer 18/830019-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264

ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264 ECLI:NL:GHDHA:2013:CA2264 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-05-2013 Datum publicatie 06-06-2013 Zaaknummer 22-001357-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5666 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 27-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003352-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351 ECLI:NL:GHDHA:2014:2351 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 14-07-2014 Datum publicatie 14-01-2015 Zaaknummer 22-003067-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis ECLI:NL:GHARL:2016:10657 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 21-002071-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:789, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277 ECLI:NL:RBNNE:2015:6277 Instantie Datum uitspraak 13-11-2015 Datum publicatie 17-03-2016 Zaaknummer 18.720178-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2007:208

ECLI:NL:GHARN:2007:208 ECLI:NL:GHARN:2007:208 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 25-05-2007 Datum publicatie 11-04-2016 Zaaknummer 21-004591-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1390 Instantie Datum uitspraak 18 02 2013 Datum publicatie 18 02 2013 Zaaknummer 21 003023 12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0829,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 07-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer 14.701344-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2002:13

ECLI:NL:GHAMS:2002:13 ECLI:NL:GHAMS:2002:13 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Amsterdam 30-05-2002 16-11-2016 23-001199-01 Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 22-12-2006 Datum publicatie 11-01-2007 Zaaknummer 15/645076-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193

ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 ECLI:NL:GHDHA:2015:1193 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 13-05-2015 Datum publicatie 18-05-2015 Zaaknummer 22-005458-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. ECLI:NL:GHARL:2015:7181 Instantie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak: 25-09-2015 Datum publicatie: 25-09-2015 Zaaknummer: 21-004143-14 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ECLI:NL:GHDHA:2015:80 Uitspraak Rolnummer: 22-002584-14 Parketnummers: 10-750263-13, 22-003524-12 (TUL) en 22-004272-11 (TUL) Datum uitspraak: 27 januari 2015 TEGENSPRAAK Gerechtshof Den Haag meervoudige

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580

ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580 ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8580 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 24-12-2001 Datum publicatie 29-01-2002 Zaaknummer 20.000361.01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3370

ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3370 ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3370 Instantie Datum uitspraak 16-11-2012 Datum publicatie 16-11-2012 Zaaknummer 20-003891-10 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=bz... Page 1 of 5 LJN: BZ4987, Rechtbank Alkmaar, 15.740827-12 Datum 20-03-2013 uitspraak: Datum 20-03-2013 publicatie: Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:Niet-ontvankelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-05-2006 Datum publicatie 23-05-2006 Zaaknummer 21-000822-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2017:3023 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 25-07-2017 Datum publicatie 31-07-2017 Zaaknummer 23-001315-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard.

1. De Rechtbank Amsterdam heeft op 30 december 2014 het door klager op de voet van art. 552a Sv ingediend klaagschrift ongegrond verklaard. ECLI:NL:PHR:2016:86 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 05-01-2016 Datum publicatie 08-03-2016 Zaaknummer 15/02696 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:385, Gevolgd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 21-07-2006 Datum publicatie 21-08-2006 Zaaknummer 03/703565-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638

ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638 ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 05-06-2003 Datum publicatie 05-06-2003 Zaaknummer 14/010407-02 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 10-10-2001 Datum publicatie 10-10-2001 Zaaknummer 05.096060-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 ECLI:NL:RBNHO:2015:1805 Uitspraak Vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND, LOCATIE HAARLEM Strafrecht Datum uitspraak : 10 maart 2015 Parketnummer: 15/840083-08 (ontneming) Vonnis ex artikel 36e van het Wetboek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 05-10-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 06-0604540-04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00067/19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: N. S., geboren op te Aruba, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie