BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-HOLLAND

Transcriptie

1 BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-HOLLAND Betreft : Nbw besluit project Prins Hendrik Zanddijk te Texel Zaaknummer : RUD Vergunninghouder : Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Locatie : Prins Hendrikdijk, sectie 9 ten noorden van t Horntje/NIOZ-haven Inhoudsopgave A. Besluit 1. Onderwerp aanvraag 2. Besluit 3. Beschrijving project 4. Coördinatie met andere procedures 5. Ingekomen reacties 6. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit B. Voorschriften C. Overwegingen en toetsingen 1. Natuurbeschermingswet Conclusie

2 A. BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-HOLLAND 1. Onderwerp aanvraag Op 16 september 2016 heeft het HHNK een vergunning aanvraag ingediend op grond van de artikelen 16 lid 1 en 19d, lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) voor de aanleg, onderhoud en het gebruik van de Prins Hendrikzanddijk (PHZD). Dit betreft een buitendijkse versterking van een sectie van de waterkering Prins Hendrikdijk te Texel, zodat deze gaat voldoen aan de huidige wettelijke veiligheidsnorm. De aanleg van de hoogwaterkering wordt in dit aangevraagde project PHZD gecombineerd met natuurontwikkeling. Het project heeft effecten op de Natura 2000-gebieden Waddenzee en Duinen en Lage Land Texel en het beschermd natuurmonument Ceres. 2. Besluit Wij verlenen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hierbij een vergunning onder voorschriften en beperkingen op grond van de artikelen 16 lid 1 en 19d, lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de aanleg, onderhoud en het gebruik van de buitendijkse dijkversterking van de Prins Hendrikzanddijk bij sectie 9 conform aanvraag en onderliggende stukken, inclusief de toedeling van ontwikkelingsruimte op grond van artikel 19km. 3. Beschrijving project Het project Prins Hendrikzanddijk (hierna PHZD) betreft de buitendijkse versterking van de waterkering van de Waddenzeedijk in sectie 9. Deze sectie is een 3,2 kilometer lange waterkering aan de zuidoostkant van Texel direct ten noorden van de NIOZ-haven bij t Horntje tot ter hoogte van Polder Ceres. Het plangebied is in totaal circa 208 ha. Hiervan ligt circa 194 ha binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Het project (PHZD) voorziet buitendijks in de aanleg van een veiligheidsduin, een strandhaak met een schelpenrijk strand en laag dynamische lagunes (luwe zones). Deze zones worden afgeschermd door de strandhaak en de bestaande NIOZhavendam. Voor de aanleg van dit project is ongeveer 5,5 miljoen m³ zand noodzakelijk, 4,5 miljoen m³ voor de initiële aanleg en 1 miljoen m³ voor het onderhoud. Dit zand wordt gewonnen buiten het plangebied, in een gebied dat is aangewezen door het Rijk om zand te onttrekken voor het versterken van de kustlijn door middel van zandsuppletie. Voor het winnen en transporteren van zand is een afzonderlijke passende beoordeling opgesteld en vergunning aangevraagd. De aanleg van de PHZD vindt plaats in de periode , met een uitloopmogelijkheid naar Het onderhoud vindt plaats over een periode van 50 jaar, waarbij in de worst case situatie m³ zand per periode van tien jaar wordt aangebracht. Conform de aanvraag is de PHZD een integrale oplossing die de doelstelling voor hoogwaterveiligheid combineert met natuurontwikkeling. Binnen deze oplossing wordt de waterkering van sectie 9 op de vereiste sterkte gebracht door aanleg van een buitendijks veiligheidsduin; de natuurwaarden in het plangebied worden daarnaast substantieel vergroot door het creëren van een meer natuurlijke overgang tussen land en water. De bestaande Prins Hendrikdijk verliest zijn waterkerende functie, maar blijft in de huidige vorm op zijn plek liggen. De Prins Hendrikzanddijk komt zeewaarts van de bestaande waterkering te liggen en vormt een doorlopende waterkering tussen sectie 8 en 10. De natuurwaarden worden verhoogd door transformatie van de huidige habitattypen van met name H1110A Permanent overstroomde zandbanken getijdengebied naar habitattypen en leefgebieden voor soorten zoals gewenst in het ontwerp beheerplan Waddenzee. Deze natuurwaarden worden gecreëerd met droogvallende platen, slikken, schorren, stranden en duinen die op een logische manier op elkaar aansluiten en in elkaar grijpen. Dit leidt tot hoogwaardiger natuur binnen het plangebied en een impuls aan de natuurwaarden van de Waddenzee. In de aanvraag zijn de maatregelen en de te ontwikkelen habitattypen inzichtelijke gemaakt en toegelicht. 4. Procedure en Coördinatie met andere procedures Gedeputeerde Staten van Noord-Holland coördineren, ingevolge artikel 5.8 Waterwet, de uitvoeringsbesluiten voor het betreffende projectplan. Gedeputeerde Staten zorgen daarnaast voor de bekendmaking en tervisielegging van alle (ontwerp)besluiten. Deze coördinatie bevordert een goede afstemming tussen de verschillende uitvoeringsbesluiten en een spoedige en eenvoudige besluitvorming. De procedure zorgt ervoor dat de voorbereiding en terinzagelegging van alle besluiten ter uitvoering van het projectplan Prins Hendrikzanddijk op Texel parallel loopt en dat eventuele beroepen tegen de besluiten parallel worden behandeld door de Raad van State. Deze Nb-wet vergunning valt ook onder de bovengenoemde coördinatie.

3 Gedeputeerde Staten sturen de ingediende zienswijzen door naar de betreffende bestuursorganen. Deze behandelen de zienswijzen en nemen definitieve besluiten over de besluiten waarvoor zij bevoegd zijn. Na vaststelling van het definitieve projectplan inzake de Waterwet door het Algemeen Bestuur van HHNK, wordt deze door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland getoetst conform artikel 5.7 Waterwet. Na goedkeuring van het definitieve projectplan door Gedeputeerde Staten wordt dit besluit, samen met alle uitvoeringsbesluiten, op een nader te bepalen tijdstip voor zes weken ter inzage gelegd. Hierbij is voor belanghebbenden beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Crisis- en herstelwet Op de besluitvorming is hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis en herstelwet van toepassing. Het van toepassing zijn van de Crisis- en herstelwet betekent dat belanghebbenden na afloop van de beroepstermijn van zes weken geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen indienen. Wij behandelen uw aanvraag conform de bepalingen van de artikelen 3:10 tot en met 3:18 van de algemene wet bestuursrecht. Dit betekent onder meer dat het ontwerp van ons te nemen besluit ter inzage zal worden gelegd en dat tegen het eenmaal genomen besluit tot vergunningverlening direct bij de bestuursrechter in beroep gekomen kan worden. Artikel 5.9 van de Waterwet verklaart afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op de besluiten die gecoördineerd worden voorbereid en beschrijft de procedure die gevolgd wordt. 5. Indienen zienswijze Zie de kennisgeving van de Provincie Noord-Holland, die bij dit ontwerpbesluit ter inzage ligt, over de wijze waarop zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht. Naar aanleiding van de aanvraag en het ontwerpbesluit zijn zienswijzen ingediend door <P.M.> <P.M.> 6. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. B. Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. 1. De aanvang en de oplevering van de aanleg dient u uiterlijk een week van tevoren te melden door middel van het meldingsformulier dat via deze link is te downloaden: gunning_nb_wet/meldingsformulier_start_werkzaamheden_vergunning_nb_wet 2. U als vergunninghouder dient ervoor zorg te dragen dat aan alle binnen de vergunde werkzaamheden werkzame personen, waaronder het personeel van derden, een toereikende schriftelijke instructie is verstrekt die is gericht op het voorkomen en uitsluiten van handelingen die tot gevolg (kunnen) hebben dat de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd. 3. De aanleg, het onderhoud, het gebruik en de monitoring van de PHZD wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende stukken uitgevoerd. Onze contactgegevens voor de (tussentijdse) rapportages zijn: RUD NHN t.a.v. Regulering Groen, Postbus 2095, 1620 EB Hoorn, , info@rudnhn.nl. 4. Deze Nb-wet vergunning is voor de aanlegfase geldig tot 31 december De periode van uitvoering gedurende de aanlegfase is beperkt conform de randvoorwaarden zoals weergegeven in bijlage VI OVERZICHT MAATREGELEN PER SECTIE van de passende beoordeling waardoor verstoring van kustvogels langs de gehele waddenzeedijk tot een minimum is beperkt. Dit dient uiterlijk een week voorafgaand aan de start van de realisatie door de vergunninghouder aan het bevoegd gezag te worden aangetoond middels een ecologisch werkplan.

4 6. Onderhoudssuppleties en baggerwerkzaamheden ten behoeve van beheer en onderhoud van in de PHZD zijn uitgesloten in de meest kwetsbare periode van het broedseizoen van de vogels en de zoogperiode van zeehonden (april-augustus en december t/m maart). Bij het voornemen om hiervan af te wijken, dient er opnieuw getoetst te worden aan de Nb-wet. 7. De Prins Hendrikzanddijk is na oplevering buiten de paden voor wandelen en fietsen niet openbaar toegankelijk. Illegale betreding wordt middels bebording, afdoende voorzieningen en zo nodig handhaving (door de terreinbeheerder) tegen gegaan. 8. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij onbedoeld schadelijk stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan het Natura 2000-gebied Waddenzee kan worden toegebracht, dient onverwijld aan ons melding te worden gedaan aan onder overlegging van alle relevante gegevens. Het niet naleven van deze voorschriften en beperkingen kan, naast eventuele intrekking van de verklaring van geen bedenkingen, strafvervolging tot gevolg hebben. C. Overwegingen en toetsingen C1. Natuurbeschermingswet 1998 Bevoegdheid tot vergunningverlening Op grond van artikel 2, lid 1, respectievelijk artikel 2a, lid 2 Nb-wet, in samenhang met artikel 19d, lid 1 Nb-wet zijn Gedeputeerde Staten van de provincie waarin een Natura 2000-gebied geheel of grotendeels is gelegen waarop de hoofdzakelijk gevolgen van het project of de andere handeling zich voordoen, het bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1 Nb-wet. Aangezien de gevolgen van de activiteit waarop uw aanvraag betrekking heeft zich voordoen binnen de grenzen van de provincie Noord-Holland, is ons College het bevoegd gezag voor de beslissing op uw aanvraag. De projectlocatie is namelijk geheel gelegen in de provincie Noord-Holland en maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Er is geen sprake van overschrijding van gebieden in andere provincies of overschrijding bij grensoverschrijdende gebieden. Deze aanvraag heeft betrekking op de Natura 2000-gebieden Waddenzee en Duinen en Lage Land Texel en het beschermd natuurmonument Ceres. Voor een omschrijving van de doelen en hun staat van instandhouding wordt verwezen naar de gebiedendatabase ( Beoordeling aanvraag Op grond van artikel 19d lid 1 van de Nb-wet is een vergunning vereist voor het uitvoeren van projecten of andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Indien de wijziging en/of uitbreiding wel leidt tot een toename van effecten, dient de wijziging en/of uitbreiding passend te worden beoordeeld als bedoeld in artikel 19f Nb-wet. Voor zover het om effecten vanwege stikstofdepositie gaat, wordt gebruik gemaakt van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) als bedoeld in artikel 19kg Nbwet. Bij het verlenen van een vergunning houden wij conform artikel 19e van de Nb-wet rekening met onderstaande aspecten in relatie tot het vastleggen van eventuele mitigerende maatregelen in voorschriften: 1. de gevolgen die de activiteit kan hebben voor een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het desbetreffende gebied; 2. met een op grond van artikel 19a of artikel 19b van de Nb-wet vastgesteld beheerplan; 3. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden

5 Beheerplan Voor elk Natura 2000-gebied moet op termijn een beheerplan worden opgesteld. Het beheerplan zal informatie bevatten over de aanwezigheid van natuurwaarden, de realisatie van de instandhoudingdoelstellingen en de instandhoudingmaatregelen die daartoe getroffen dienen te worden. Het beheerplan kan daarnaast beschrijven welke handelingen en ontwikkelingen het bereiken van de instandhoudingdoelstellingen niet in gevaar brengen. Voor de betreffende Natura 2000-gebieden bestaan nog geen vastgestelde beheerplannen. Wij hebben het ontwerpbeheerplan Waddenzee als informatiebron gebruikt bij het beoordelen van deze vergunningaanvraag. Voor behoud en ontwikkeling van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee is in het Ontwerp Natura 2000-beheerplan Waddenzee de kernopgave opgenomen om de landschappelijke samenhang, dat wil zeggen de ruimtelijke samenhang diep water, kreken, geulen, ondiep water, platen, kwelders of schorren, stranden en bijbehorende sedimentatie- en erosieprocessen, te behouden of te herstellen. Het project PHZD draagt lokaal bij aan die kernopgave door de ontwikkeling van een zachte overgang tussen land en water met een onderlinge permanente uitwisseling. Natuurlijke kenmerken van de gebieden De aanvraag heeft betrekking op de Natura 2000-gebieden Waddenzee en Duinen en Lage Land Texel en het beschermd natuurmonument Ceres. Voor een volledige omschrijving van de Natura 2000-doelen en hun staat van instandhouding wordt verwezen naar de gebiedendatabase1. Hetzelfde geldt voor de natuurwetenschappelijke waarden van het voormalige beschermde natuurmonument Polder Ceres. Beschermde natuurmonumenten Beschermde natuurmonumenten vallen onder de bescherming van artikel 16 e.v. van de Nb-wet. In tegenstelling tot Natura 2000-gebieden zijn er voor beschermde natuurmonumenten geen instandhoudingsdoelen vastgesteld en /of specifieke habitattypen genoemd. De zogenaamde "kritische depositiewaarden (KDW)" zoals toegepast bij het toetsen van stikstofeffecten op instandhoudingsdoelen van N2000-gebieden zijn daarmee niet 1-op-1 toepasbaar als toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten. Verder is het zo, dat het bevoegd gezag bij een aanvraag in het kader van artikel 16 Nb-wet conform artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht rekening kan houden met andere belangen dan het natuurbelang bij de belangenafweging. Primaire waterkeringen in Nederland moeten voldoen aan de eisen die in de Waterwet zijn vastgelegd. Om nu en in de toekomst te voldoen aan de wettelijke eisen is een versterking van de waterkering noodzakelijk. Uit technische verkenningen is gebleken dat een versterking van de Prins Hendrikdijk op traditionele wijze, volgens de geldende normen en ontwerpmethodieken, een zeer fors gedimensioneerde binnenberm noodzakelijk zou maken. Dit zou ten koste gaan van de binnendijks aanwezige landbouwgrond, bebouwing en natuur. Vanuit de omgeving is dan ook een alternatief voorgedragen dat voorziet in een buitendijks gelegen versterking, te weten de Prins Hendrikzanddijk. De Prins Hendrikzanddijk is daarmee een integrale oplossing die de doelstelling voor hoogwaterveiligheid combineert met natuurontwikkeling. Zodoende worden de natuurwaarden in het gebied substantieel vergroot. Hiermee wordt invulling gegeven aan één van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Een dergelijke oplossing past ook binnen de strategie van het Deltaprogramma. Naast het natuurbelang zijn de genoemde belangen van de veiligheid en de economie meegenomen in het besluit tot het verlenen van deze vergunning. Inhoudelijke beoordeling aanvraag Voor de beoordeling van de aanvraag hebben wij gebruik gemaakt van de volgende bij de vergunningaanvraag ingediende gegevens: - Uitgebreide projectbeschrijving Prins Hendrikzanddijk, 2016 Witteveen-Bos - Passende beoordeling PHZD, 2016 Witteveen-Bos - Beheerplan PHZD, 2016 Witteveen-Bos 1

6 - Monitoring PHZD, 2016 Witteveen-Bos - Addendum MER PHZD, 2016 Witteveen-Bos De beoordeling van de aanvraag en de bijbehorende belangenafweging vindt plaats in 4 stappen: 1. identificeren mogelijke negatieve effecten; 2. toets aan de instandhoudingsdoelstellingen; 3. bepalen van cumulatieve effecten vanwege de uitvoering van andere activiteiten; 4. noodzaak tot het nemen van mitigerende of andere maatregelen om eventuele negatieve effecten te beperken. Ad I. Identificeren mogelijke negatieve effecten. Conform de passende beoordeling bestaan de mogelijk negatieve effecten uit: a. stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen, leefgebieden en natuurwaarden; b. verstoring door aanleg en onderhoud; c. transformering nieuwe habitattypen en leefgebieden van soorten; d. verstoring door recreatief medegebruik. Ad 2a Stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen, leefgebieden en natuurwaarden De beoordeling van deze aanvraag betreft o.a. de effecten van stikstofdepositie. Het gaat hier om een aanvraag die stikstofdepositie veroorzaakt op Natura 2000-gebieden waarin één of meerdere habitattypen voorkomen waarvoor de nu geldende kritische depositiewaarde (KDW) wordt overschreden. Voor deze gebieden is de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS) sedert 1 juli 2015 van toepassing. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Voor elk project (of andere handeling) dat zonder vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Nb-wet in het verleden is gerealiseerd en niet is vrijgesteld van de vergunningplicht (artikel 19kh, zevende lid, van de Nb-wet), moet het bevoegd gezag alsnog beoordelen of een vergunning kan worden verleend. Dit geldt ook voor een uitbreiding van een bestaande activiteit. Indien het gaat om een project of andere handeling die stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura gebied, waarin een of meerdere habitattypen voorkomen waarvoor de KDW wordt overschreden, is de PAS die per 1 juli 2015 in werking is getreden, van belang. De PAS bestaat uit een wijziging van de Nb-wet, alsmede uit het Besluit grenswaarde van het Programma Aanpak Stikstof (verder: Besluit grenswaarde PAS), de Regeling Programma Aanpak stikstof (verder: Regeling PAS) en het Programma Aanpak Stikstof (verder: programma). Aan het programma ligt een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f van de Nb-wet ten grondslag. Op 14 april 2015 hebben wij ingestemd met zowel het Programma als met de daaraan ten grondslag liggende passende beoordeling. Bij het verlenen van voorliggende vergunning kan gebruik worden gemaakt van deze passende beoordeling. Tijdens de aanlegwerkzaamheden en het suppletieonderhoud wordt extra stikstof uitgestoten door zandschepen en graafmachines. De tijdelijke extra depositie kan in diverse typen habitats en leefgebieden van soorten leiden tot negatieve effecten. Dit is afhankelijk van de stikstofgevoeligheid van deze habitats en leefgebieden en van de omvang van de stikstofdepositie die nu reeds jaarlijks als achtergrond in de relevante terreindelen terecht komt. Het project Waddenzeedijk Texel, waar het project PHZD onderdeel van is, is opgenomen op de lijst met prioritaire projecten binnen de PAS. Voor elk project op deze lijst is ontwikkelingsruimte gereserveerd. Met het programma AERIUS Calculator is berekend hoeveel stikstofemissie en - depositie het project PHZD veroorzaakt en welke claim het project legt op de beschikbare ontwikkelingsruimte. De benodigde ontwikkelingsruimte voor Prins Hendrikzanddijk is gelijk aan de hoeveelheid stikstofdepositie die aanleg en onderhoud van de PHZD per kalenderjaar op de onderscheiden hectares van de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten veroorzaakt. De resultaten van AERIUS Calculator zijn bijgevoegd bij de passende beoordeling in bijlage III. Hierin zijn tevens de uitgangspunten voor de berekeningen opgenomen. In tabel 1 en 2 zijn de maximale ontwikkelingsruimtes weergegeven voor de aanlegfase en het suppletieonderhoud. Tabel 1: Stikstofdepositie bijdrage aanlegfase (gemiddeld over een periode van 6 jaar) Gebied Maximaal benodigde OR in mol /ha/jr Duinen en Lage Land Texel 0,35 Noordhollands Duinreservaat 0,07

7 Duinen Terschelling 0,06 Schoorlse Duinen 0,08 Duinen Vlieland 0,09 Zwanenwater & Pettemerduinen 0,10 Waddenzee 0,30 Duinen Den Helder-Callantsoog 0,30 Tabel 2: Stikstofdepositie bijdrage suppletieonderhoud (gemiddeld over een periode van 6 jaar) Gebied Maximaal benodigde OR in mol /ha/jr Duinen en Lage Land Texel 0,07 Waddenzee 0,06 Duinen Den Helder-Callantsoog 0,06 Op basis van het PAS en de conclusies van de Passende beoordeling die in het kader van het programma is gemaakt, kan worden geconcludeerd dat het aangevraagde project PHZD met het toedelen van de benodigde ontwikkelingsruimte niet leidt tot aantasting van de habitattypen en leefgebieden van de Natura 2000-gebieden. De tijdelijke verhoogde stikstofdepositie in het beschermd natuurmonument Polder Ceres is berekent op 7-8 mol/ha. De hoge botanische waarden van o.a. de rietorchisvegetatie is met name te danken aan het op deze kwaliteit gericht maaibeheer. Met het reguliere afvoeren van het hooi wordt deze extra stikstof afgevoerd. Significant negatieve effecten op de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen en de botanische waarden van Polder Ceres door stikstof effecten zijn hierdoor uitgesloten. Ad 2b Tijdelijke verstoring door aanwezigheid van personeel, materieel en materiaal Verstoring van vogels en zeehonden en vissen wordt veroorzaakt door visuele effecten (zichtbare aanwezigheid van mensen en materieel) en door effecten van geluid (bovenwatergeluid en onderwatergeluid). Tijdens de aanleg en het onderhoud van de Prins Hendrikzanddijk treden beide effecttypen altijd gelijktijdig op. De grootste, maatgevende verstoring wordt veroorzaakt door geluid. De verstoring van de aanlegwerkzaamheden van deze sectie 9 en overige secties zijn tijdelijk en beperkt door de gefaseerde werkwijze (voorschrift 4). Het reguliere beheer door de water- en natuurbeheerder is vergelijkbaar met het reguliere beheer van andere zachte kusten van het hoogheemraadschap. Het beheer door de waterbeheerder wordt uitgevoerd in overleg met de natuurbeheerder en conform de gedragscode Flora- en faunawet van de Unie van Waterschappen (2011). Net als in andere (duin)gebieden van het hoogheemraadschap wordt het beheer afgestemd op het broedseizoen, op de zoogperiode van zeehonden en wordt bij betreding van de Prins Hendrikzanddijk rekening gehouden met overtijende vogels. Onderhoudssuppleties en baggerwerkzaamheden voor aanleg van de PHZD zijn conform aanvraag en voorschrift 5 uitgesloten in de meest kwetsbare periode van het broedseizoen van de vogels en de zoogperiode van zeehonden (april-augustus en december-januari). Broedvogels Broedvogels met een instandhoudingsdoel voor de Waddenzee broeden in de omgeving van de Prins Hendrikzanddijk alleen in het binnendijkse natuurgebiedje Oude Molenkolk, gelegen op circa 50 meter van de Prins Hendrikdijk. In de periode broedden hier paar visdief (gemiddeld 57) en 0-1 paar noordse stern. De bestaande kolonie in het natuurgebiedje Oude Molenkolk (gemiddeld circa 50 broedpaar) wordt gedurende het jaar van aanleg mogelijk verstoord. De aanleg van de PHZD vindt hoofdzakelijk buitendijks plaats en conform voorschrift is de verstoring in de broedperiode broedperiode slechts eenmalig toegestaan waarbij er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn. De te realiseren PHZD is naar verwachting geschikt voor een kleine kolonie visdieven, indien de soort in de PHZD met kleine aantallen tot broeden komt is dit een positief effect op de instandhoudingsdoelstellingen. Er is geen sprake van permanent negatieve effecten. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden uitgesloten. Niet-broedvogels Tijdens de aanleg verdwijnt een groot deel van de nu aanwezige rustende en foeragerende nietbroedvogels door geluid- en visuele verstoring tijdelijk uit het plangebied. Vogels kunnen daarbij uitwijken naar andere kustgedeelten. Hierdoor is dus geen sprake van verdwijnen of sterfte van

8 vogels die worden verstoord, maar (primair) van verplaatsing. Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden uitgesloten. Zeehonden De huidige rust- en voortplantingsplaatsen van grijze en gewone zeehonden liggen op meer dan m van het plangebied. Verstoringseffecten kunnen in de aanlegfase worden uitgesloten. Door periodiek onderhoud kan sprake zijn van tijdelijke verstoring van rustende zeehonden in het nieuw gerealiseerde zand/schelpenstrand. Als randvoorwaarde wordt gehanteerd dat dit niet tijdens de zoogperiode van jongen plaatsvindt (voorschrift 5). Het betreft tijdelijke effecten met een lage frequentie (eens per 10 jaar of lager). Hierdoor is geen reden om te veronderstellen dat de geschiktheid van het leefgebied zich na beëindigen van de werkzaamheden niet binnen afzienbare tijd herstelt, waarna de betreffende dieren hier weer terugkeren. Vissen De doelsoorten fint, rivierprik en zeeprik kunnen incidenteel voorkomen in het plangebied, maar zijn niet afhankelijk van dit deel van de Waddenzee om stroomopwaarts te trekken. Significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden uitgesloten. Fauna Polder Ceres Vanwege de geringe omvang van het beschermt natuurmonument Polder Ceres en de beperkte betekenis voor de broedvogels is de omvang van eventuele verstoringseffecten duidelijk kleiner dan in de Waddenzee. De verstorende effecten zijn tijdelijk van aard. Na beëindigen van de werkzaamheden wordt ook hier een volledig herstel verwacht. Negatieve effecten op de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen en de faunawaarden van Polder Ceres door verstoring zijn uitgesloten. Ad 2c Transformatie nieuwe habitattypen en leefgebieden van soorten Om tot een concrete invulling te komen van de beoogde natuurontwikkeling bij de Prins Hendrikzanddijk zijn minimale arealen voor habitattypen en leefgebieden van soorten vastgesteld. De binnen het plangebied te ontwikkelen minimum- en maximumarealen van relevante habitats en leefgebieden van soorten zijn in onderstaande tabel samengevat. De tabel geeft in de eerste kolom de relevante habitats. In de tweede en derde kolom wordt per habitat inzicht gegeven in het minimale en het maximaal te ontwikkelen oppervlak binnen het plangebied en daarmee de onderlinge verdeling van oppervlak binnen het totale plangebied. In de derde kolom is de ontwikkeltijd aangegeven. In alle gevallen dient een totaal aantal van 208 ha aan habitattypen en leefgebied gerealiseerd te worden. Tabel 2 Overzicht te ontwikkelen arealen van relevante habitats en leefgebieden van soorten Habitats/leefgebied Minimale Maximale Ontwikkeltijd opp. Ha oppervlakte H1110A permanent overstroomde jr zandbanken getijdengebied H1140A Slik- en zandplaten jr H1310A Zilte pionier begroeiingen jr Zeekraal H1320 Slijkgrasvelden jr H1330A Schorren en zilte graslanden 20 Geen max jr H2120 Witte duinen 0 40* 3-5 jr H2130A Grijze duinen kalkrijk 0 40* jr H2160 Duindoornstruwelen jr Schelpenrijkstrand jr *Gezamenlijk oppervlak H2120 Witte duinen en H2130A Grijze duinen kalkrijk bedraagt maximaal 40 ha Ten behoeve van de ontwikkeling en het beheer van de beoogde natuurwaarden is een Beheerplan Prins Hendrikzanddijk opgesteld. Hierin zijn, mede aan de hand van een groot aantal praktijkvoorbeelden, inrichtings- en beheermaatregelen beschreven die kunnen worden ingezet om de doelen te realiseren. Tevens is met de morfologische studie aangetoond dat het plan morfologisch gezien voldoende stabiel is en alleen een beperkte hoeveelheid periodiek onderhoud

9 vraagt. Op grond van deze twee onderzoeken kan gesteld worden, dat de geplande habitats zich ook daadwerkelijk binnen de gestelde termijnen ontwikkelen. Bij verwante habitattypen zijn natuurlijke successie en het terreinbeheer mede bepalend voor de oppervlakteverhoudingen op middellange termijn (10-20 jaar). Hiervoor is een bandbreedte gehanteerd. Uit de passende beoordeling blijkt (paragraaf 5.3) dat door gerichte maatregelen in het plangebied een groot aantal habitattypen en soorten worden gecreëerd en/of worden verbeterd. Dit geldt ook voor habitattype H1110A Permanent overstroomde zandbanken, het enige habitattype waarvan het oppervlak door de geplande maatregelen afneemt, omdat hiervan door diverse maatregelen de kwaliteit substantieel verbetert. Het oppervlak van habitattype H1110A neemt af met 82 tot 122 ha (zie tabel 5.2 paragraaf 5.3). In de binnen het plangebied resterende ha wordt een substantiële kwaliteitsverbetering verwacht als gevolg van een verbetering van de samenhang met andere habitattypen (met name H1140A Slik- en wadplaten). Bij de beoordeling van de voorspelde veranderingen in dit habitattype H1110A zijn de volgende overwegingen van belang: door de oppervlakteafname van dit habitattype wordt de ontwikkeling van tal van andere habitats en soorten met een instandhoudingsdoel, waaronder habitats en soorten met een uitbreidings en/of verbeterdoelstelling, en een substantiële bijdrage aan de algemene doelen mogelijk gemaakt; het totale oppervlak van dit habitattype in Natura 2000-gebied Waddenzee is meer dan ha (basisgegevens Min. EZ/RWS); de voorspelde afname van het oppervlak is slechts circa 0,1 % van dit totaal; de natuurlijke variatie van het totaal areaal H1110A en het complementaire habitattype H1140A (droogvallende platen) is van dag tot dag, van seizoen tot seizoen en van jaar tot jaar onder invloed van variatie in hoog- en waterniveau aanzienlijk groter dan deze afname; alleen al in het kombergingsgebied van het Marsdiep verschilt het gemiddeld areaal droogvallende platen van jaar tot jaar met ettelijke duizenden hectaren (Kater e.a., 2010); de kwaliteit van het habitattype in het plangebied is in de huidige situatie matig; mede als gevolg hiervan is de betekenis voor soorten met een instandhoudingdoelstelling die geheel of gedeeltelijk van dit habitattype afhankelijk zijn, zoals bodemdieretende eenden en visetende vogels, relatief klein (zie paragraaf 3.1.7); de oppervlakteverschuivingen die als gevolg van het plan optreden sluiten aan bij de natuurlijke dynamiek van de Waddenzee; afname het habitattype kan op vergelijkbare schaal optreden als gevolg van spontane kustaangroei; daarbij ontwikkelen zich in grote lijnen dezelfde habitattypen die hier op meer kunstmatige wijze worden gecreëerd Significant negatieve effecten op de Natura 2000 instandhoudings-doelstellingen door aantasting van oppervlakte en kwaliteit zijn dan ook uitgesloten. Ad 2d Verstoring door recreatief medegebruik De Prins Hendrikzanddijk is beperkt toegankelijk voor recreanten. Maatregelen worden getroffen om betreding te voorkomen. Uitzondering hierop zijn: drie uitkijkpunten, waarvan twee worden gerealiseerd bij de vernieuwing van de gemalen Prins Hendrik en De Schans. Een derde uitzichtpunt wordt gerealiseerd op het veiligheidsduin, welke landschappelijk ingepast wordt en bereikbaar is via een aan te leggen wandelpad. Dit wandelpad wordt dusdanig ingepast dat geen visuele verstoring aan de Waddenzeezijde van het veiligheidsduin optreedt; een onverlicht fietspad door het veiligheidsduin en over de kruin van de bestaande dijk. Effecten van de uitkijkpunten op verstoringgevoelige natuurwaarden worden geheel voorkomen door de gekozen locatie bij de gemalen en door de visuele afscherming. Illegale betreding wordt voorkomen door afrastering en de ruimtelijke inpassing. Conform voorschrift 6 is de PHZD buiten de paden voor wandelen en fietsen niet openbaar toegankelijk. Illegale betreding dient middels bebording, afdoende voorzieningen en zo nodig handhaving tegen gegaan te worden. Voor fietsers wordt een fietspad aangelegd over het veiligheidsduin en over de kruin van de bestaande dijk, zodat de mogelijkheid voor een (recreatieve) fietsroute langs het wad blijft bestaan. Het tracé van het fietspad is zodanig gekozen dat verstoring van de meest verstoringsgevoelige natuur wordt vermeden, te weten de strandhaak en de kwelders. Deze liggen

10 op meer dan 1200 meter afstand waardoor de verstoring van de vogels en zeehonden door fietsers zeer gering wordt geacht. Significant negatieve effecten op de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen door verstoring van het recreatief medegebruik zijn dan ook uitgesloten. Ad 3 Bepalen van cumulatieve effecten Waddenzeedijk Texel De Waddenzeedijk wordt over 10 secties versterkt. Sectie 9 waar de Prins Hendrikzanddijk wordt gerealiseerd, is één van deze secties. Voor de effecten van de werkzaamheden ten behoeve van de versterking van sectie 1 t/m 8 en 10 is eerder een Passende Beoordeling opgesteld en reeds een natuurbeschermingswetvergunning op 19 november 2015 verleend. De werkzaamheden in de sectie 1 t/m 8 en 10 enerzijds en sectie 9 anderzijds kunnen gelijktijdig lopen. De effecten van de sectie 9 kunnen voor een tweetal aspecten cumuleren met de effecten van sectie 1 t/m 8 en 10: verstoring tijdens de aanlegfase; oppervlakteverlies. Om significant negatieve effecten te voorkomen is conform voorschrift 5 een fasering van de werkzaamheden in ruimte en tijd uitgewerkt, waardoor soorten altijd de gelegenheid hebben om uit te wijken. In deze fasering is reeds rekening gehouden met de verstorende effecten van de versterking van sectie 1 t/m 8 en 10. De cumulatieve effecten van verstoring tijdens de aanlegfase door sectie 1 t/m 8 en 10 en sectie 9 zijn dus reeds in deze Passende beoordeling meegenomen. Uit deze Passende Beoordeling voor de Prins Hendrikzanddijk blijkt dat geen negatieve effecten als gevolg van oppervlakteverlies voor het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn. Aangezien de effecten van de Prins Hendrikzanddijk nihil zijn, is ook geen sprake van cumulatieve effecten. Overige projecten zijn in de passende beoordeling onderzocht. Het gaat hierbij om kortdurende projecten waarbij verstoring zeer gering en/of zeer incidenteel is, waardoor de beschikbaarheid van gebieden waar naar kan worden uitgeweken niet substantieel wordt beïnvloed (zie Hfst 7 en tabel 7.1 van de passende beoordeling). Het gaat hierbij om o.a. monitoringsprojecten en evenementen. Cumulerende verstorende effecten kunnen worden uitgesloten. Ad 4 Mitigerende of andere maatregelen Er is conform voorschrift 5 een fasering van de werkzaamheden in ruimte en tijd uitgewerkt waardoor soorten altijd de gelegenheid hebben om uit te wijken. In deze fasering is reeds rekening gehouden met de verstorende effecten van de versterking van sectie 1 t/m 8 en 10. Daarnaast worden onderhoudssuppleties en baggerwerkzaamheden in de PHZD niet uitgevoerd in de meest kwetsbare periode van het broedseizoen van de vogels en de zoogperiode van zeehonden (aprilaugustus en december t/m maart en juni t/m juli). Deze mitigerende maatregelen zijn vastgelegd in voorschrift 6 van deze vergunning. C2. Conclusie Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de Natura 2000 instandhoudingsdoelstellingen en de beschermde waarden van het natuurmonument 'Polder Ceres' zijn uit te sluiten. Tevens achten wij het belang van de veiligheid van de waterkering zwaarwegend. Wij zijn dan ook voornemens om de aangevraagde vergunning voor aanleg, onderhoud en gebruik van de PHZD te verlenen. Deze conclusie geldt nadrukkelijk onder de door ons gestelde voorschriften en beperkingen. Meer informatie Heeft u nog vragen? Neemt u dan contact op met de heer C.F.P. Vrolijk via of kvrolijk@rudnhn.nl. Wij verzoeken u hierbij het zaaknummer te vermelden. Ondertekening <P.M> Beroep <P.M.>