Inbouw- en Bedieningshandleiding EB NL. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type Vertaling van het originele document.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inbouw- en Bedieningshandleiding EB NL. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type Vertaling van het originele document."

Transcriptie

1 Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type met HART -communicatie Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is beschikbaar. Afb. 1 Type Inbouw- en Bedieningshandleiding EB NL Firmware-versie 1.54 Uitgave november 2010

2 Betekenis van de instructies in deze inbouw- en bedieningshandleiding GEVAAR! Waarschuwing voor gevaarlijke situaties, die dodelijk of ernstig letsel tot gevolg kunnen hebben. Waarschuwing! Waarschuwing voor gevaarlijke situaties, die dodelijk of ernstig letsel tot gevolg kunnen hebben. OPGELET! Waarschuwing voor materiële schade. Opmerking:aanvullende verklaringen, informatie en tips 2 EB NL

3 Inhoud Inhoud Pagina 1 Belangrijke veiligheidsinstructies 8 2 Artikelcode 9 3 Constructie en werking Toepassingstype Toebehoren Communicatie Configuratie met TROVIS-VIEW Technische gegevens 14 4 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Directe aanbouw Aandrijving type Aandrijving type Aanbouw conform IEC (NAMUR) Aanbouw aan microventiel type Aanbouw aan draaiaandrijvingen Zware uitvoering Omkeerversterker bij dubbelwerkende aandrijvingen Omkeerversterker of Aanbouw externe positiesensor Montage bij directe aanbouw Montage bij aanbouw conform IEC (NAMUR) Montage aan microventiel type Montage aan draaiaandrijvingen Aanbouw van klepstandstellers met RVS-huis Veerruimtebeluchting bij enkelwerkende aandrijvingen Aanbouwdelen en toebehoren 40 5 Aansluitingen Pneumatische aansluitingen Steldrukindicatie Voedingsdruk Steldruk (Output) Elektrische aansluitingen Schakelversterker Verbindingsopbouw voor de communicatie 48 6 Bedieningselementen en aanwijzingen Serial Interface HART -communicatie 52 EB NL 3

4 Inhoud 7 Inbedrijfname Instelling Gesloten stand bepalen Volumesmoring Q instellen Aanwijzing aanpassen Steldruk begrenzen Werkgebied van de klepstandsteller controleren Initialisatie MAX Initialisatie op maximaal bereik NOM Initialisatie op nom. bereik MAN Initialisatie op handmatig gekozen bereik SUb Vervangingskalibratie Nulpunt inregelen Instellingen voor open/dicht-ventielen uitvoeren Reset Terugzetten naar defaultwaarden 67 8 Bediening Vrijgave en keuze parameters Bedrijfsstanden Automatisch en handbedrijf veiligheidspositie (SAFE) Storing/uitval Storingsmelding bevestigen 71 9 Instelling eindcontact Naderhand opbouwen van een inductief eindcontact Onderhoud Reparatie Ex-apparaten Update van de firmware (Serial Interface) Instructies voor onderhoud, kalibratie en werkzaamheden aan bedrijfsmaterieel Codelijst Instelling en bediening met TROVIS-VIEW Algemeen Systeemvoorwaarden Programma installeren Programma starten en basisinstellingen uitvoeren Data overdragen Offline-bedrijf (indirecte data-overdracht) Online-bedrijf (permanente data-overdracht) Parameter instellen EB NL

5 Inhoud 15.5 Klepstandsteller initialiseren Statusclassificatie Afmetingen in mm Bevestigingsniveaus conform VDI/VDE 3845 (september 2010) Keuze karakteristiek 116 Testcertificaten 118 Index 137 Opmerking: de werking van de ventieldiagnose EXPERTplus is in de handleiding EB 8389 beschreven. EB NL 5

6 Wijzigingen in de klepstandsteller-firmware Wijzigingen in de klepstandsteller-firmware ten opzichte van voorgaande versie Oud Nieuw Als standaardinstelling wordt het HART-protocol conform HART -specificatie revision 5 ondersteund. Via TROVIS-VIEW kan naar HART -Revision 6 worden omgeschakeld, HART -Tools zoals AMS of Hand Held Terminal worden door Revision 6 momenteel niet ondersteund. Extra statusmeldingen werden geïmplementeerd: Code 76 geen noodloopfunctie Code 77 fout bij laden programma Weergave van het aantal nulpuntsinregelingen sinds de laatste initialisatie. Bij een initialisatie met aandrijving AIR TO CLOSE wordt de bewegingsrichting (Code 7) automatisch op stijgend/dalend ingesteld. Code 3, de tijdsduur voor het resetten van de configuratievrijgave werd naar 120 s verlengd Gewijzigde elektronica, geen nieuwe functies Nieuwe EXPERT diagnosefuncties (code 48 toegevoegd) Apparaten in uitvoering EXPERTplus met uitgebreidere diagnosemogelijkheden. Een lopende initialisatie kan door indrukken van de draai-/drukknop worden onderbroken. De opties standmelder (code 37) en magneetventiel (code 45) worden automatisch herkend Vanaf deze firmware kunnen alle EXPERTplus functies via de HART -communicatie worden gebruikt. Het storingsmeldcontact wordt via de verzamelstatus van het apparaat geactiveerd Deze wordt altijd actief bij verzamelstatus = uitval. Indien code 32 = YES: ook actief bij verzamelstatus = functiecontrole Indien code 33 = YES: ook actief bij verzamelstatus = onderhoud nodig en onderhoudsvraag De verzamelstatus functiecontrole wordt bovendien ook bij test A1, A2, storingsmelduitgang en standmelder geactiveerd. De min/max-waarden van de temperatuurbewaking kunnen worden gereset. 6 EB NL

7 Wijzigingen in de klepstandsteller-firmware Wijzigingen in de klepstandsteller-firmware ten opzichte van voorgaande versie Oud Nieuw Interne veranderingen Interne veranderingen Via de klepstandsteller wordt bepaald, of het ventiel als regel- of als open/dicht-ventiel moet werken (zie paragraaf 3.1) Alle diagnosefuncties EXPERTplus staan zonder vrijschakeling op de klepstandsteller ter beschikking (zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus ). Optie binaire ingang met de volgende acties (zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus ): Lokaal schrijfbeveiliging instellen Deelslagtest (PST) starten Gewenste veiligheidswaarde benaderen Overschakelen tussen automatisch en handbediening Datalogger starten Resetten van de diagnosemeldingen Bij de initialisatie wordt de drukgrens (code 16) niet meer automatisch ingesteld Interne veranderingen EB NL 7

8 Belangrijke veiligheidsinstructies 1 Belangrijke veiligheidsinstructies Houd voor uw veiligheid de hierna volgende instructies aan voor wat betreft de montage, inbedrijfname en het gebruik van de klepstandsteller: Het apparaat mag alleen door specialistisch personeel, dat met de montage, de inbedrijfname en het gebruik van dit product vertrouwd is, worden gemonteerd en in bedrijf worden genomen. Vakpersoneel in de zin van dit inbouw- en bedieningsvoorschrift zijn personen, die vanwege hun vaktechnische opleiding, hun kennis en ervaring en hun kennis van de geldende normen, de hun opgedragen werkzaamheden kunnen beoordelen en mogelijke gevaren daarbij kunnen onderkennen. Bij apparaten in explosieveilige uitvoering moeten de personen een opleiding of training resp. een autorisatie voor het werken aan explosieveilige apparatuur in explosiegevaarlijke installaties hebben; zie daarvoor ook hoofdstuk 11. Gevaren, die bij het regelventiel van het medium, de steldruk en van bewegende delen kunnen uitgaan, moeten door geschikte maatregelen worden voorkomen. Indien door de hoogte van de voedingsdruk in de pneumatische aandrijving ontoelaatbare bewegingen of krachten ontstaan, moet de voedingsdruk door een geschikt reduceerstation worden begrensd. Ter voorkoming van materiële schade geldt bovendien: Het apparaat mag niet met de achterzijde/ontluchtingsopening naar boven gericht worden gebruikt. De ontluchtingsopening mag lokaal niet worden afgesloten. Ontluchtingsopening Correct transport en deskundige opslag van het apparaat is een absolute voorwaarde. Elektrische lasapparaten niet in de buurt van de klepstandsteller aarden. Opmerking:het met het CE-teken gemarkeerde apparaat voldoet aan de eisen van de richtlijn 94/9/EG en de richtlijn 89/336/EWG. De conformiteitsverklaring staat op aanvraag ter beschikking. 8 EB NL

9 Artikelcode 2 Artikelcode Artikelcode met LC-display, Autotune, HART -communicatie Ex-veiligheid Zonder II 2 G EEx ia IIC T6/II 2 D IP 65 T 80 C conform ATEX CSA/FM intrinsically safe/non incendive II 3 G EEx na/nl II T6 /II 3 D IP 65 T 80 C conform ATEX Optie (toebehoren) Inductieve eindschakelaar Magneetventiel SIL 4 Analoge standmelder Zonder Met type SJ 2-SN Zonder 24 V DC Zonder Met type x x x x x 0 x x 0 x 0 0 x 0 x x Externe positiesensor Binaire ingang Zonder Met Zonder Met Diagnose EXPERTplus 4 Materiaal behuizing aluminium RVS Speciale toepassingen Zonder Vrij van lakverstorende substanties Ontluchting met pneumatische aansluiting ¼ NPT, achterzijde huis gesloten Speciale uitvoeringen Zonder IECEx GOST Ex-toelating Ex ia GOST Ex-toelating Ex na/nl EB NL 9

10 Constructie en werking 3 Constructie en werking De elektropneumatische klepstandsteller wordt op pneumatische regelventielen aangebouwd en is bedoeld voor het toekennen van de ventielstand (gemeten waarde x) aan de regeluitgang (gewenste waarde w). Daarbij wordt het van een regel- of besturingssysteem komende elektrische stelsignaal vergeleken met de slag/draaihoek van het regelventiel en wordt er een steldruk (regeluitgang y) uitgestuurd. De klepstandsteller bestaat in wezen uit een weerstandsproportioneel wegmeetsysteem (2), een analoog werkende i/p-omvormer met nageschakelde luchtcapaciteitsversterker (7) en de elektronica met microprocessor (5). De klepstandsteller is standaard uitgevoerd met drie binaire contacten: Een storingsmelduitgang signaleert een storing aan de controlekamer en twee configureerbare software-grenswaardecontacten zijn bedoeld voor het melden van de eindstanden. De ventielstand wordt als slag of draaihoek op de aftasthefboom en op de wegopnemer (2) overgedragen en aan een analoge PD-regelaar verzonden. Tegelijkertijd wordt de stand via een AD-omvormer (4) aan de microprocessor (5) doorgegeven. De PDregelaar vergelijkt deze werkelijke waarde Seriële 20 interface 21 FSK 4 w 24V DC mm % S 19 w PD x Q y 2 G 1 x BE A3 A2 A1 11 G 1 Regelventiel 2 Wegopnemer 3 PD-regelaar 4 AD-omvormer 5 Microprocessor 6 i/p-omvormer 7 Luchtcapaciteitsversterker 8 Drukregelaar 9 Doorstroomregelaar 10 Volumesmoring 11* Induct. eindschakelaar 12* Magneetventiel 13* Standmelder analoog 14 Software-eindcont. alarm 1/2 15 Storingsmelduitgang alarm 3 16 Display 17* Aansturing magneetventiel 18* Galvanische scheiding 19 DA-omvormer 20 Communicatie-interface 21 HART -bijschakeling 22 Binaire ingang BE* * Optie Afb. 2 Schema 10 EB NL

11 Constructie en werking met de van het regelsysteem komende - gelijkstroomsignaal van ma, nadat deze door de AD-omvormer (4) is omgevormd. Bij een regelafwijking wordt de aansturing van de i/p-omvormer (6) zodanig veranderd, dat de aandrijving (1) via de nageschakelde luchtcapaciteitsversterker (7) overeenkomstig wordt be- of ontlucht. Dit zorgt ervoor, dat het smoorlichaam (bijv. de klep) van het regelventiel een stand inneemt die overeenkomt met de gewenste waarde. De voedingslucht voedt de pneumatische versterker (7) en de drukregelaar (8). Een tussengeschakelde, vast ingestelde doorstroomregelaar (9) is bedoeld voor het spoelen van de klepstandsteller en zorgt zo tegelijkertijd voor probleemloos bedrijf van de pneumatische versterker. De door de versterker uitgestuurde steldruk kan via de software worden begrensd. De bijschakelbare volumesmoring Q (10) is bedoeld voor de optimalisatie van de klepstandsteller. De aanvullende ventieldiagnose EXPERTplus is in de klepstandsteller geïntegreerd. Deze geeft informatie over de klepstandsteller en genereert diagnose- en statusmeldingen die in geval van storing een snelle storingsanalyse mogelijk maken. De klepstandsteller is met de betreffende toebehoren geschikt voor de volgende aanbouwvarianten: Directe aanbouw aan SAMSON-aandrijvingen type 3277: Paragraaf 4.1 Aanbouw aan aandrijvingen conform IEC (NAMUR-aanbouw): Paragraaf 4.2 Aanbouw aan microventiel type 3510: Paragraaf 4.3 Aanbouw aan draaiaandrijvingen conform VDI/VDE 3845: Paragraaf Toepassingstype De toepassingstypen regelventiel en open/ dicht-ventiel staan ter beschikking. In beide toepassingstypen kunnen de bedrijfsstanden automatisch bedrijf (AUTO) en handbediening (MAN) worden gekozen. Afhankelijk van het gekozen toepassingstype toont de klepstandsteller een afwijkend gedrag in automatisch bedrijf (AUTO): Regelventiel Bedrijfsstand De klepstandsteller volgt AUTO continu de ingestelde gewenste waarde. In het display wordt de ventielpositie (werkelijke positie) in % getoond. Open/dicht-ventiel Discrete verwerking van de vooringestelde gewenste waarde. In het display wordt de ventielpositie (werkelijke positie) in % getoond afwisselend met O/C (Open/ Close). Bedrijfsstand De klepstandsteller volgt de via HAND de lokale bediening ingestelde gewenste waarde. Via de code 49 - h wordt het toepassingstype bepaald, zie paragraaf 7.8. Opmerkingen: Afhankelijk van het toepassingstype kunnen bepaalde diagnosefuncties niet worden uitgevoerd of verwerkt, zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus. In handbedrijf kan een open/dicht-ventiel bij gesloten stand ATO voorbij 100%, bij gesloten stand ATC onder 0% van het nominale bereik worden bewogen (sluitstand zie paragraaf 7.1). EB NL 11

12 Constructie en werking 3.2 Toebehoren Magneetventiel Bij uitval van de voedingsspanning voor het magneetventiel (12), wordt de voedingsdruk voor de i/p-omvormer naar de atmosfeer ontlucht. De klepstandsteller kan niet werken en het regelventiel gaat, onafhankelijk van de gewenste waarde, naar de door de aandrijving gegeven veiligheidspositie. tact (11) gaat naar A1, het in werking blijvende software-eindcontact naar A2. Externe positiesensor Bij deze uitvoering is alleen de sensor op het ventiel gemonteerd. De klepstandsteller wordt onafhankelijk van het ventiel geplaatst. De verbinding van x- en y-signaal met het ventiel wordt uitgevoerd via een kabel en een luchtleiding (alleen zonder inductief eindcontact). OPGELET! In handbediening (MAN) wordt ook de gewenste handwaarde naar 0% teruggezet. Een afwijkende gewenste handwaarde moet nieuw worden geschreven (code 1). Standmelder De standmelder (13) werkt als tweedraadsmeetversterker en stuurt het via de microprocessor verwerkt signaal van de wegopnemer door als ma signaal. Omdat deze melding onafhankelijk volgt van het ingangssignaal (min. stroom 3,8 ma) van de klepstandsteller, is hiermee een echte controlemogelijkheid van de momentele slag/draaihoek aanwezig. Verder biedt de standmelder de mogelijkheid, een storing van de klepstandsteller via een meldstroom van < 2,4 ma of > 21,6 ma te signaleren. Inductief eindcontact Bij deze uitvoering bevat de draaias van de klepstandsteller een instelbare stuurkam voor het bedienen van de ingebouwde initiator. Het optionele inductieve con- Binaire ingang De klepstandsteller heeft een optionele binaire ingang. Via de flankregeling kan een van de navolgende acties worden geactiveerd: Overdracht schakeltoestand [standaard] De schakeltoestand van de binaire ingang wordt geprotocolleerd. Activeer lokale schrijfbeveiliging Zolang de binaire ingang actief is, kunnen op de klepstandsteller geen instellingen worden gewijzigd. De configuratievrijgave via code 3 is niet actief. Deelslagtest starten (PST) De klepstandsteller start eenmalig een deelslagtest. De test wordt met de instelling uit code 49 - d2 t/m code 49 - d9 uitgevoerd (zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus ). Gewenste veiligheidswaarde innemen Een open/dicht-ventiel gaat naar de ingestelde gewenste veiligheidswaarde, wanneer de klepstandsteller zich in automatisch bedrijf (AUTO) bevindt. In de bedrijfsstanden handbediening (MAN) of veiligheidspositie (SAFE) volgt geen actie. 12 EB NL

13 Constructie en werking Omschakelen tussen AUTO/HAND De klepstandsteller schakelt om van automatisch bedrijf (AUTO) naar -handbediening (MAN) resp. omge keerd. Wanneer de klepstandsteller zich in de bedrijfsstand veiligheidspositie (SAFE) bevindt, volgt geen actie. Start datalogger Met het activeren van de binaire ingang wordt de datalogger gestart (zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus ). Resetten diagnose Actieve test- en waarnemingsfuncties worden afgebroken en de diagnosegegevens worden eenmalig gereset. Lekkagesensor De storing Externe lekkage binnenkort te verwachten wordt actief. De storing wordt gereset, wanneer de flankbesturing naar "uit" schakelt. In de protocollering blijft de melding opgeslagen. Opmerkingen: De optionele binaire ingang kan alleen via de bedieningssoftware TROVIS-VIEW en via de parameters van de DD worden geconfigureerd (zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus ). Standaard wordt de schakeltoestand bij geopende schakelaar overgedragen. 3.3 Communicatie Voor de communicatie is de klepstandsteller voorzien van een interface voor het HART protocol (Highway Addressable Remote Transducer). De dataoverdracht volgt in de vorm van een gesuperponeerde frequentie (FSK = Frequency Shift Keying) via de aanwezige signaalkabels voor de gewenste waarde 4 tot 20 ma. Communicatie en bediening van de klepstandsteller kan via een HART - handterminal of via een PC met FSKmodem worden gerealiseerd Configuratie met TROVIS-VIEW Bestelnummer, zie tabel 5, pagina 42 De configuratie van de klepstandsteller kan worden uitgevoerd met de SAMSON-configuratie- en bedieningsinterface TROVIS- VIEW. De klepstandsteller wordt hiervoor met de digitale interface SERIAL INTERFACE via een adapterkabel op de RS232- of USB-poort van de PC aangesloten. TROVIS- VIEW maakt eenvoudige parametrering van de klepstandsteller mogelijk en visualisatie van de procesparameters in online-bedrijf. EB NL 13

14 Constructie en werking 3.4 Technische gegevens Klepstandsteller type Directe aanbouw op aandrijving type 3277:3, mm Slag instelbaar Aanbouw conform IEC : 3, mm Draaiaandrijving: draaihoek Slagbereik instelbaar binnen de geïnitialiseerde slag/draaihoek Beperking tot maximaal 1/5 mogelijk. Gewenste waarde ma 2-draads instrument, ompoolbeveiligd Minimaal bereik 4 ma signaalbereik Grootheid w 100 ma Beschadigingsgrens Minimale stroom 3,6 ma voor weergave 3,8 ma voor bedrijf Belastingsspanning 8,2 V (komt overeen met 410Ω bij 20 ma) Hulpenergie beluchting 1, bar ( psi) Steldruk (uitgang) Luchtkwaliteit ISO Uitg Karakteristiek instelbaar Max. deeltjesgrootte en dichtheid: Klasse 4 Oliegehalte: Klasse 3 Drukdauwpunt: Klasse 3 of minimaal 10 K onder de laagste te verwachten omgevingstemperatuur 0 bar tot voedingsdruk Via software begrensbaar op 1,4/2,4/3,7 bar±0,2 bar Lineair/equiprocentueel/invers equiprocentueel Gebruikersgedefinieerd (via bedieningssoftware en communicatie) Regelklep, draaiklepventiel en kogelsegmentventiel: lineair/ equiprocentueel 1 % Afwijking Hysterese 0,3 % Aanspreekgevoeligheid 0,1 % Looptijd Voor beluchting en ontluchting gescheiden tot 240 s via software instelbaar. Bewegingsrichting Omkeerbaar Luchtverbruik, stationair Beluchtingsonafhankelijk ca. 110 l n /h Luchtaanvoer aandrijving beluchten Aandrijving ontluchten Toelaatbare omgevingstemperatuur Invloeden Temperatuur Voeding Trilling Elektromagnetische compatibiliteit Elektrische aansluitingen Classificatie Bij Δp = 6 bar: 8,5 m n3 /h Bij Δp = 1,4 bar: 3,0 m n3 /h KVmax (20 C)= 0,09 Bij Δp = 6 bar: 14,0 m n3 /h Bij Δp = 1,4 bar: 4,5 m n3 /h KVmax (20 C)= 0, C C met kabelwartel metaal Bij Ex-apparaten gelden bovendien de grenzen van het typebeproevingscertificaat. 0,15 %/10 K Geen 0,25 % Hz en 4 g conform IEC 770 Aan de eisen conform EN , EN , EN en NE 21 is voldaan. 1 kabelwartel M20 x 1,5 voor klembereik mm Tweede schroefdraadgat M20 x 1,5 extra aanwezig Schroefklemmen voor aderdiameters van 0,2... 2,5 mm² IP 66/NEMA 4X 14 EB NL

15 Constructie en werking Klepstandsteller type Gebruik in veiligheidsrelevante systemen conform IEC Explosieveiligheid Communicatie (lokaal) Software-voorwaarde (SSP) Communicatie (HART ) Softwarevoorwaarde (HART ) Binaire contacten Voor handterminal Voor PC Geschikt voor toepassing in veiligheidsrelevante toepassingen... SIL 2 (los apparaat) en SIL 3 (bij redundante uitvoering), veilig uitschakelen bij gewenste waarde 0 ma II 2 G EEx ia IIC T6 / II 2 D IP 65 T 80 C of II 3 G EEx na II T6 / II 3 D IP 65 T 80 C IECEx ia IIC T6 / IP 54 en IP 65 T 80 C FM/CSA Intrinsically safe Class I, II, III, Division 1, Group A, B, C, D, E, F, G, T6 FM/CSA Non incendive Class I, Division 2, Group A, B, C, D, T6 SAMSON SSP-interface en Serial Interface Adapter TROVIS-VIEW met database-module HART -veldcommunicatieprotocol Impedantie in HART -frequentiebereik: Ontvangen Ω; Zenden ca. 115Ω Device Description voor type DTM-bestand conform specificatie 1.2, geschikt voor de integratie van het apparaat in kaderapplicaties, die het FDT/DTM-concept ondersteunen (bijv. PACTware); Andere integraties (bijv. AMS, PDM) zijn aanwezig Signaaltoestand Uitvoering Niet geactiveerd/ geen storingsm. Geactiveerd/storingsmelding Voor aansluiting op Niet-Ex Geleidend (R = 348Ω) Geblokkeerd Binaire ingang van een PLC conform EN 61131, P max = 400 mw NAMUR-schakelversterker conform EN Ex 2,1 ma 1,2 ma 2 software-eindcontacten ompoolveilig, potentiaalvrij, schakelgedrag instelbaar, fabrieksinstelling conform tabel signaaltoestand Uitvoering Niet-Ex Ex Niet geactiveerd Geactiveerd Geblokkeerd Geleidend (R = 348Ω) 1,2 ma 2,1 ma 1 storingsmeldcontact, potentiaalvrij NAMUR-schakelversterker conform EN Materialen Behuizing Externe delen Kabelwartel Gewicht Gietaluminium EN AC-AlSi12(Fe) (EN AC-44300) conform DIN EN 1706 verchroomd en poedergecoat Speciale uitvoering RVS Corrosiebestendig staal en Polyamide, zwart, M20 x 1,5 ca. 1,0 kg EB NL 15

16 Constructie en Werking Opties voor klepstandsteller type Magneetventiel Toelating conform IEC 61508/SIL Ingang 24 V DC Ompoolveilig Beschadigingsgrens 40 V Stroomverbruik I =UV 57, 3840Ω (komt overeen met 4,8 ma bij 24 V/114 mw) Signaal 0 niet opkomen 15 V Signaal 1 betrouwbaar opkomen > 19 V Levensduur > 5 x 106 schakelingen K V -waarde 0,15 Gebruik in veiligheidsrelevante systemen conform IEC 61508/SIL Overeenkomstig de klepstandstellerpneumatiek Analoge standmelder Voeding Uitgangssignaal Werkingsrichting Tweedraads meetversterker V DC Ompoolveilig Beschadigingsgrens 40 V 4 tot 20 ma Omkeerbaar Werkbereik % Karakteristiek Lineair Hysterese HF-invloed Overige invloeden als klepstandsteller Storingsmelding Naar keuze met meldstroom 2,4±0,1 ma of 21,6±0,1 ma uitstuurbaar Inductief eindcontact Initiator type SJ 2SN Voor aansluiting op schakelversterker conform EN In combinatie met een software-eindcontact toepasbaar. Externe positiesensor Slag als klepstandsteller Kabel 10 m Flexibel Met stekker M12 x 1 Brandwerend conform VDE 0472 Bestendig tegen olie, smeer- en koelmiddelen en andere agressieve media Toelaatbare omgevingstemperatuur C Bij Ex-apparaten gelden bovendien de grenzen van het typebeproevingscertificaat. Trillingsongevoeligheid Tot 10 g in het bereik van Hz Classificatie IP EB NL

17 Constructie en werking Binaire ingang Galvanisch gescheiden Schakelgedrag via software (bijv. TROVIS-VIEW, DTM) configureerbaar Schakelgedrag actief (voorinstelling) Aansluiting Voor externe schakelaar (potentiaalvrij contact) of relaiscontacten Elektrische gegevens Leegloopspanning bij geopend contact, max. 10 V, gepulsde gelijkstroom, piekwaarde 100 ma Contact Gesloten, R < 50Ω Geopend, R > 400Ω Schakeltoestand "aan" (voorinstelling) Schakeltoestand "uit" (voorinstelling) Schakelgedrag "passief Aansluiting Voor extern aangesloten gelijkspanning, ompoolveilig Elektrische gegevens V, beschadigingsgrens 40 V, stroomverbruik 3,7 ma bij 24 V Spanning > 6 V < 1 V Schakeltoestand "aan" (voorinstelling) Schakeltoestand "uit" (voorinstelling) EB NL 17

18 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Waarschuwing! Bij de montage van de klepstandsteller moet de volgende procedure worden aangehouden: 1. Klepstandsteller op regelventiel bouwen 2. Pneumatische hulpenergie aansluiten 3. Elektrische hulpenergie aansluiten 4. Inbedrijfname-instellingen uitvoeren De klepstandsteller is geschikt voor de volgende aanbouwvarianten: Directe aanbouw aan SAMSON-aandrijvingen Type 3277 Aanbouw aan aandrijvingen conform IEC (NAMUR-aanbouw) Aanbouw aan microventiel type 510 Aanbouw op draaiaandrijvingen Hefboom en stiftpositie Via de hefboom aan de achterkant van de klepstandsteller en de op de hefboom aangebrachte stift wordt de klepstandsteller op de gebruikte aandrijving en de nominale slag aangepast. De slagtabellen op blz. 19 tonen het maximale instelbereik op de klepstandsteller. De realiseerbare slag op het ventiel wordt bovendien door de gekozen veiligheidspositie en de benodigde veervoorspanning in de aandrijving begrensd.. Standaard is de klepstandsteller uitgevoerd met de hefboom M (stiftpositie 35). OPGELET! Houd bij de aanbouw op het regelventiel de volgende instructies aan, om beschadiging van de klepstandsteller te voorkomen. Voor het aanbouwen van de klepstandsteller mogen allen de aanbouwdelen/ toebehoren uit de tabellen 1 t/m 5 (pagina 40 t/m 42) worden gebruikt. Aanbouwvarianten aanhouden! Houd de toekenning van de hefboom en stiftpositie aan (conf. slagtabellen, pagina 19)! Afb. 3 Hefboom M met stiftpositie 35 Opmerking:wanneer de standaard gemonteerde hefboom M wordt vervangen, dan moet de nieuw gemonteerde hefboom voor aanpassing aan de interne meethefboom eenmaal van aanslag tot aanslag worden bewogen. 18 EB NL

19 Aanbouw aan regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Slagtabellen Opmerking: de hefboom M is in de leveringsomvang opgenomen. Hefbomen S, L, XL voor aanbouw conform IEC (NAMUR) zijn leverbaar als toebehoren (zie tabel 3, pagina 41). Directe aanbouw aan aandrijvingen type en type 3277 Grootte aandr. Nom. slag Instelbereik klepstandsteller Benodigde Toegekende [cm 2 ] [mm] Min. Slag Max. Hefboom stiftpositie 120 7,5 5, ,0 M /240/ , ,0 M / , ,0 M 50 Aanbouw conform IEC (NAMUR-aanbouw) SAMSON-ventielen/aandrijving 3271 Andere ventielen/aandrijving Grootte aandr. Nom. slag Benodigde Toegekende Hefboom stiftpositie [cm 2 ] [mm] Min. Slag Max. 60 en 120 met ventiel ,5 3, ,0 S ,5 5, ,0 M /240/ ,5 7, ,0 M en 30 10, ,0 M /1400/ , ,0 L /1400/ , ,0 L / , ,0 XL 200 Aanbouw aan draaiaandrijving conform VDI/VDE 3845 Draaiaandrijving Min. Draaihoek Max. Benodigde Hefboom Toegekende stiftpositie 24 tot 100 M 90 EB NL 19

20 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.1 Directe aanbouw Aandrijving type Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: zie tabel 1, pagina 40. Slagtabel pagina 19 aanhouden! Aandrijving met 120 cm 2 De steldruk wordt afhankelijk van de aanbouw van de klepstandsteller links of rechts op het juk via een daarvoor bedoeld gat op het aandrijfmembraan aangesloten. Afhankelijk van de veiligheidspositie van de aandrijving membraanstang uitgaand of "membraanstang ingaand (ventiel bij luchtuitval sluitend of openend) moet eerste de omschakelplaat (9) op het juk worden gemonteerd. Daarbij moet deze met het betreffende symbool voor de aanbouw op de linker of rechter zijde op de markering worden uitgericht (kijkrichting op de omschakelplaat). 1. Aansluitplaat (6) of manometerhouder (7) met manometers op klepstandsteller monteren; let op de juiste positionering van de beide afdichtingsringen (6.1). 2. Afsluitschroef (4) op de achterzijde van de klepstandsteller verwijderen en de steldrukaansluiting Output 38 op de aansluitplaat (6) resp. op de manometerhouder (7) met de plug (5) uit de aanbouwdelen afsluiten. 3. Meenemer (3) op de aandrijfstang plaatsen, uitrichten en zodanig vastschroeven dat de bevestigingsschroef in de groef van de aandrijfstang valt. 4. Afdekplaat (10) met smalle zijde van de doorbraak (afb. 4 links) in de rich- ting van de steldrukaansluiting bevestigen, de opgeplakte vlakke pakking (14) moet naar het juk wijzen. 5. Slag 15 mm: op hefboom M(1) op de achterzijde van de klepstandsteller blijft de aftaststift (2) op stiftpositie 35(uitleveringstoestand). Slag 7,5 mm: de aftaststift (2) uit stiftpositie 35 losmaken en in het gat voor stiftpositie 25 plaatsen en vastschroeven. 6. Vormpakking (15) in de groef van de behuizing van de klepstandsteller leggen. 7. Klepstandsteller zodanig op de afdekplaat (10) plaatsen, dat de aftaststift (2) aan de bovenzijde van de meenemer (3) komt te liggen. Hefboom (1) overeenkomstig verstellen en de as van de klepstandsteller bij geopend deksel aan de kap resp. de knop (fig. 21) vasthouden. De hefboom (1) moet met veerkracht op de meenemer aanliggen. De klepstandsteller met de beide bevestigingsschroeven aan de afdekplaat (10) schroeven. Bij de montage erop letten, dat de afdichtring (10.1) in het gat van de afdekplaat is gelegd. 8. Deksel (11) aan de tegenoverliggende zijde monteren. Daarbij erop letten, dat in ingebouwde toestand van het regelventiel de ontluchtingsplug naar beneden wijst, zodat eventueel verzameld condensaat kan wegstromen. 20 EB NL

21 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Symbolen Membraanstang uitgaand Aanbouw links Aanbouw rechts Membraanstang ingaand Steldrukingang bij aanbouw links Markering 15 Omschakelplaat (9) Steldrukingang bij aanbouw rechts 14 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemer 4 Afsluitschroef 5 Plug 6 Aansluitplaat 6.1 Afdichtring 7 Manometerhouder 8 Manometeraanbouwset 9 Omschakelplaat aandrijving 10 Afdekplaat 10.1 Afdichtring 11 Deksel 14 Vlakke pakking 15 Vormpakking Hefboom M Doorbraak afdekplaat 4 Supply 9 Output Belangrijk! De aansluiting voor Supply en Output mag alleen via de aansluitplaat (6) uit de toebehoren worden 7 uitgevoerd. Koppelingen nooit direct in het huis draaien. 8 Afb. 4 Directe aanbouw steldrukaansluiting voor aandrijving type met 120 cm 2 EB NL 21

22 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Aandrijving type 3277 Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: zie tabel 2, pagina 41 Slagtabel pagina 19 aanhouden! Aandrijvingen met cm 2 De klepstandsteller op het juk monteren zoals in afb. 5 wordt getoond. De steldruk wordt via het verbindingsblok (12) naar de aandrijving gebracht, bij de veiligheidspositie membraanstang uitgaand intern via een gat in het juk en bij membraanstang ingaand via een externe leidingverbinding. 1. Meenemer (3) op de aandrijfstang plaatsen, uitrichten en zodanig vastschroeven dat de bevestigingsschroef in de groef van de aandrijfstang valt. 2. Afdekplaat (10) met smalle zijde van de uitsparing (fig. 5 links) in de richting van de steldrukaansluiting bevestigen, de opgeplakte vlakke pakking (14) moet naar het juk wijzen. 3. Bij aandrijvingen met 355/700 cm2 op de hefboom M(1) op de achterzijde van de klepstandsteller de aftaststift (2) uit stiftpositie 35 losmaken en in het gat voor stiftpositie 50 plaatsen en vastschroeven. Bij de aandrijvingen 240 en 350 cm 2 met 15 mm slag blijft de aftaststift (2) op stiftpositie Vormpakking (15) in de groef van de behuizing van de klepstandsteller leggen. 5. Klepstandsteller op de afdekplaat zodanig plaatsen, dat de aftaststift (2) aan de bovenzijde van de meenemer (3) komt te liggen. Hefboom (1) overeenkomstig verstellen en de klepstandstelleras bij geopend deksel aan de kap resp. de knop (afb. 21) vasthouden. De hefboom (1) moet met veerkracht op de meenemer aanliggen. De klepstandsteller met de beide bevestigingsschroeven aan de afdekplaat schroeven. 6. Controleer of de lip van de afdichting (16) aan de zijkant op het verbindingsblok zodanig is uitgericht, dat het aandrijfsymbool voor membraanstang uitgaand resp. membraanstang ingaand overeenkomt met de uitvoering van de aandrijving. Anders moeten de drie bevestigingsschroeven worden verwijderd, de afdekplaat worden opgetild en de afdichting (16) moet dan 180 verdraaid weer worden geplaatst. Bij het oude verbindingsblok (fig. 5 onder) moet de schakelplaat (13) zodanig worden gedraaid, dat het bijbehorende aandrijfsymbool naar de pijlmarkering is uitgericht. 7. Verbindingsblok (12) met de afdichtringen op de klepstandsteller en juk plaatsen en met de bevestigingsschroef (12.1) vastschroeven. Bij aandrijving membraanstang ingaand bovendien de plug (12.2) verwijderen en de externe steldrukleiding monteren. 8. Deksel (11) aan de tegenoverliggende zijde monteren. Daarbij erop letten, dat in ingebouwde toestand van het regelventiel de ontluchtingsplug naar beneden wijst, zodat eventueel verzameld condensaat kan wegstromen. 22 EB NL

23 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemer 10 Afdekplaat 11 Deksel 11.1 Ontluchtingsplug 12 Verbindingsblok 12.1 Schroef 12.2 Plug resp. aansluiting voor externe leidingverbinding 13 Schakelplaat 14 Vlakke pakking 15 Vormpakking 16 Afdichting Hefboom M Doorbraak van de afdekplaat (10) Aanzicht C Aanzicht A 16 G C SUPPLY G 3/8 Membraanstang ingaand uitgaand 16 SUPPLY A Aanzicht B SUPPLY Membraanstang ingaand uitgaand Verbindingsblok (oud) met schakelplaat (13) B Markering Afb. 5 Directe aanbouw steldrukaansluiting voor aandrijving type 3277 met 240, 350 en 700 cm 2 EB NL 23

24 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.2 Aanbouw conform IEC (NAMUR) Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: zie tabel 3, pagina 41 Slagtabel pagina 19 aanhouden! De klepstandsteller wordt via een NA- MUR-hoekstuk (10) op het regelventiel gebouwd. 1. De beide bouten (14) op het hoekstuk (9.1) van de koppeling (9) schroeven, de meenemerplaat (3) plaatsen en met de schroeven (14.1) vastdraaien. Aandrijvingsgrootte 2800 cm 2 en 1400 cm2(slag 120 mm): Bij slagen tot 60 mm moet de langere meenemerplaat (3.1) direct op de koppeling (9) worden geschroefd. Bij slagen groter dan 60 mm moet eerst het hoekstuk (16) en vervolgens daaraan de meenemerplaat (3) samen met de bouten (14) en schroeven (14.1) worden bevestigd. 2. NAMUR-hoekstuk (10) op het regelventiel monteren: Bij aanbouw op de NAMUR-rib met een bout M8 (11), ring en tandring direct in het aanwezige jukgat. Bij stangenventielen met twee beugels (15), die om de stangen worden gelegd. Het NAMUR-hoekstuk (10) volgens de opgebrachte schaal zodanig uitrichten, dat de meenemerplaat (3) t.o.v. het NAMUR-hoekstuk met het halve hoekbereik is verschoven (bij halve ventielslag moet de gleuf van de meenemerplaat in het midden t.o.v. het NAMUR-hoekstuk staan). 3. Aansluitplaat (6) of manometerhouder (7) met manometers (8) op klepstandsteller monteren; let op de juiste positionering van de beide afdichtingsringen (6.1). 4. Benodigde hefboom (1) M, Lof XL en stiftpositie conform aandrijvingsgrootte en ventielslag in de slagtabel op pagina 19 selecteren. Wanneer in plaats van de standaard aangebouwde hefboom M met aftaststift op positie 35 een andere stiftpositie of de hefboom Lof XL nodig is, ga dan als volgt te werk: 5. De aftaststift (2) in het volgens de tabel toegekende hefboomgat (stiftpositie) schroeven. Daarbij alleen de langere aftaststift (2) uit de aanbouwset gebruiken. 6. Hefboom (1) op de as van de klepstandsteller steken en met de schotelveer (1.2) en de moer (1.1) vastschroeven. Belangrijk: Wanneer een nieuwe hefboom (1) werd gemonteerd, dan moet deze voor aanpassing op de interne meethefboom eenmaal van eindaanslag tot eindaanslag worden bewogen. 7. Klepstandsteller op het Namur-hoekstuk zodanig plaatsen, dat de aftaststift (2) in de sleuf van de meenemerplaat (3, 3.1) komt te liggen. Hefboom (1) overeenkomstig instellen. De klepstandsteller met de bevestigingsschroeven op het NAMUR- hoekstuk vastschroeven. 24 EB NL

25 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Stangenaanbouw Stangen Ø mm Aanbouw aan NAMUR-ribben 3.1 Hefboom XL en L 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemerplaat 3.1 Meenemerplaat 6 Aansluitplaat 6.1 Afdichtring 7 Manometerhouder 8 Manometeraanbouwset 9 Koppeling 9.1 Hoekstuk 10 NAMUR-hoekstuk 11 Schroef 14 Bouten 14.1 Schroeven 15 Beugel 16 Hoekstuk Extra hoekstuk bij 16 aandrijving 2800 cm 2 Slag 60 mm Belangrijk! De aansluiting voor Supply en Output mag alleen via de aansluitplaat (6) uit de toebehoren worden uitgevoerd. Koppelingen nooit direct in het huis draaien. Afb. 6 Aanbouw conform IEC (NAMUR) EB NL 25

26 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.3 Aanbouw aan microventiel Type 3510 Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: zie tabel 3, pagina 41 Slagtabel pagina 19 aanhouden! De klepstandsteller wordt via een hoekstuk op het frame van het ventiel aangebouwd. 1. Klembeugel (3) op de koppeling van het ventiel plaatsen, haaks uitrichten en vastschroeven. 2. Hoekstuk (10) op ventieljuk met twee schroeven (11) bevestigen. 3. Aansluitplaat (6) of manometerhouder (7) met manometers op klepstandsteller monteren; let op de juiste positionering van de beide ronde afdichtingsringen (6.1). 4. De standaard aangebouwde hefboom M(1) met aftaststift (2) van de as van de klepstandsteller afschroeven. 5. Hefboom S(1) nemen en in het gat voor stiftpositie 17 van de aftaststift (2) schroeven. 6. Hefboom S op de as van de klepstandsteller steken en met de schotelveer (1.2) en de moer (1.1) vastschroeven. Hefboom eenmaal van aanslag naar aanslag bewegen. 7. Klepstandsteller zodanig op hoekstuk (10) plaatsen, dat de aftaststift in de groef van de klembeugel (3) glijdt. Hefboom (1) overeenkomstig instellen. De klepstandsteller met de beide schroeven op het hoekstuk (10) vastschroeven. 26 EB NL

27 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Klembeugel 6 Aansluitplaat 6.1 Afdichtring 7 Manometerhouder 8 Manometeraanbouwset 10 Hoekstuk 11 Schroef 3 10 Belangrijk! De aansluiting voor Supply en Output mag alleen via de aansluitplaat (6) uit de toebehoren worden uitgevoerd. Koppelingen nooit direct in het huis draaien Hefboom S 8 7 Afb. 7 Aanbouw aan microventiel type 3510 EB NL 27

28 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.4 Aanbouw aan draaiaandrijving Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: zie tabel 4, pagina 42 Slagtabel pagina 19 aanhouden! De klepstandsteller wordt met twee dubbele hoekstukken op de draaiaandrijving gemonteerd. Bij aanbouw op de SAMSONdraaiaandrijving type 3278 moet eerst het bij de aandrijving behorende afstandsstuk (5) op het vrije asuiteinde van de draaiaandrijving worden gemonteerd. Opmerking! Bij de hierna beschreven montage moet absoluut worden gelet op de draairichting van de draaiaandrijving. 1. Meenemer (3) op de gegroefde aandrijfas resp. het afstandsstuk (5) steken. 2. Koppelingswiel (4) met vlakke kant naar de aandrijving gericht op de meenemer (3) steken. Daarbij de sleuf zo uitrichten, dat deze bij de gesloten stand van het ventiel met de draairichting zoals getoond in fig. 9 overeenkomt. 3. Koppelingswiel en meenemer met schroef (4.1) en schotelveer (4.2) vast op de aandrijfas schroeven. 4. De beide onderste hoekstukken (10.1) afhankelijk van de aandrijvingsgrootte met hoek naar binnen of naar buiten op de aandrijfbehuizing vastschroeven. Bovenste hoekstuk (10) plaatsen en vastschroeven. 5. Aansluitplaat (6) resp. manometerhouder (7) met manometers op klepstandsteller monteren; let op de juiste positionering van de beide ronde afdichtingsringen/ Bij dubbelwerkende veerloze draaiaandrijvingen is een omkeerversterker voor de aanbouw op de aandrijving nodig, zie daarvoor paragraaf Op de hefboom M (1) van de klepstandsteller de standaard aftaststift (2) uitschroeven. De blanke aftaststift (Ø5) uit de aanbouwset gebruiken en in het gat voor de stiftpositie 90 schroeven. 7. Klepstandsteller op het bovenste hoekstuk (10) plaatsen en vastschroeven. Daarbij de hefboom (1) zodanig uitrichten, dat deze rekening houdend met de draairichting van de aandrijving met de aftaststift in de sleuf van het koppelingswiel (4) grijpt (fig. 9). In ieder geval moet zijn gewaarborgd, dat bij de halve draaihoek van de draainaandrijving de hefboom (1) parallel aan de langszijde van de klepstandsteller staat. 8. Schaalplaat (4.3) zodanig op het koppelingswiel plakken, dat de top van de pijl de sluitstand aanwijst en in ingebouwde toestand van het ventiel goed zichtbaar is Aandrijfflens Afb. 8 Montage van het koppelingswiel bij type EB NL

29 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren (7, 8) Belangrijk! De aansluiting voor Supply en Output mag alleen via de aansluitplaat (6) uit de toebehoren worden uitgevoerd. Koppelingen nooit direct in het huis draaien. Gleuf 80 mm 130 mm Legenda afb. 8 en 9 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemer (afb. 8) 4 Koppelingswiel 4.1 Schroef 4.2 Schotelveer 4.3 Schaalplaat 5 Aandrijfas adapter bij type Afdichtring 7 Manometerhouder 8 Manometeraanbouwset 10 Bovenste hoekstuk 10.1 Onderste hoekstuk Sleuf Regelventiel opent linksdraaiend Regelventiel opent rechtsdraaiend Afb. 9 Aanbouw aan draaiaandrijvingen EB NL 29

30 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Zware uitvoering De benodigde aanbouwdelen en de toebehoren zijn met bestelnummer opgenomen in tabel 4, pagina 42. De beide aanbouwsets bevatten alle aanbouwdelen, waarbij de voor de betreffende aandrijvingsgrootte benodigde onderdelen moeten worden uitgesorteerd. Aandrijving voorbereiden, eventueel benodigde adapter van de aandrijvingsleverancier monteren. 1. Behuizing (10) op draaiaandrijving monteren. Bij VDI/VDE-aanbouw evt. de afstandsstukken (11) gebruiken. 2. Bij SAMSON-draaiaandrijving type 3278 en VETEC S160 de adapter (5) op het vrije asuiteinde van de draaiaandrijving schroeven, bij VETEC R de adapter (5.1) plaatsen. Bij type 3278, VETEC S160 en VETEC R Adapter (3) plaatsen, bij VDI/ VDE-uitvoering alleen indien nodig voor de aandrijvingsgrootte. 3. Schild (4.3) zodanig op de koppeling aanbrengen, dat de kleur geel in het zichtbereik van de behuizing de ventielstand "open" aangeeft. Schilden met verklarende symbolen zijn meegeleverd en kunnen indien gewenst op de behuizing worden aangebracht. 4. Koppeling (4) op de gegroefde aandrijfas resp. de adapter (3) steken en met schroef (4.1)en schotelveer (4.2) vastschroeven. 5. Op de hefboom M (1) van de klepstandsteller de standaard aftaststift (2) uitschroeven. De aftaststift ( 5) uit de aanbouwset op stiftpositie 90 vastschroeven. 6. Evt. manometerhouder (7) met manometer of bij benodigd aansluitschroefdraad G ¼ de aansluitplaat (6) monteren; let op de juiste positie van de beide afdichtringen (6.1). Bij dubbelwerkende veerloze draaiaandrijvingen is een omkeerversterker voor de aanbouw op de aandrijving nodig, zie daarvoor paragraaf Bij aandrijvingen met minder dan 300 cm3 volume de inschroefsmoring (toebehoren, bestelnr ) in de steldrukuitgang van de klepstandsteller (resp. de manometerhouder of de aansluitplaat) schroeven. 8. Klepstandsteller op de behuizing (10) plaatsen en vastschroeven. Daarbij de hefboom (1) zodanig uitrichten, dat deze rekening houdend met de draairichting van de aandrijving met de aftaststift in de betreffende sleuf grijpt (fig. 10). Afb. 10 Draairichting Aandrijving linksdraaiend Aandrijving rechtsdraaiend 30 EB NL

31 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Adapter 4 Koppeling 4.1 Schroef 4.2 Schotelveer 4.3 Schild 5 Aandrijfas resp. adapter 6 Aansluitplaat (alleen voor G ¼) 6.1 Afdichtring 7 Manometerhouder 8 Manometeraanbouwset 10 Adapterhuis 10.1 Schroeven 11 Afstandsstukken Steldrukuitgang bij aandrijvingsvolume < 300 cm 3 van inschroefsmoring voorzien SAMSON-type 3278 VETEC S160, VETEC R Afb. 11 Aanbouw aan draaiaandrijving, zware uitvoering Aanbouw conform VDI/VDE 3845 (sept. 2010) Bevestigingsniveau 1, grootte AA1... AA4, zie paragraaf 16.1 EB NL 31

32 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.5 Omkeerversterker bij dubbelwerkende aandrijvingen Voor de toepassing aan dubbelwerkende aandrijvingen moet de klepstandsteller worden voorzien van een omkeerversterker; zier hiervoor omkeerversterker type 3710 van SAMSON met het inbouw- en bedieningsvoorschrift EB Wanneer afwijkend een omkeerversterker met artikelnummer of wordt gebruikt, dan moet de in paragraaf beschreven montage-instructie worden aangehouden Omkeerversterker of Op uitgang A1 van de omkeerversterker is de steldruk van de klepstandsteller actief, op uitgang A2 een tegengestelde druk, die telkens wordt verhoogd met de druk A1 op de actieve voedingsdruk. De relatie A1 + A2 = Z geldt. Montage 1. Aansluitplaat (6) uit de aanbouwdelen tabel 4 op de klepstandsteller monteren, daarbij letten op de juiste positie van de beide ronde afdichtringen (6.1). 2. De speciale moeren (1.3) uit de toebehoren van de omkeerversterker in de gaten van de aansluitplaat schroeven. 3. De vlakke pakking (1.2) in de uitsparing van de omkeerversterker plaatsen en de beide holgeboorde speciale schroeven (1.1) in de aansluitgaten A 1 en Z schuiven. 4. Omkeerversterker op de aansluitplaat (6) plaatsen en met de beide speciale schroeven (1.1) vastschroeven. 5. Meegeleverd filter (1.6) met schroevendraaier (8 mm breed) in de aansluitgaten A 1 en Z schroeven. OPGELET! De afdichtplug (1.5) op de omkeerversterker mag nog niet worden uitgedraaid. Het afdichtrubber (1.4) is bij ingeschroefde plug niet nodig en kan worden afgetrokken. Steldrukaansluiting A 1 :uitgang A 1 op de steldrukaansluiting op de aandrijving aansluiten, die bij toenemende druk het ventiel opent A2:uitgang A2 op de steldrukaansluiting van de aandrijving aansluiten, die bij toenemende druk het ventiel sluit Schuifschakelaar in klepstandsteller op AIR TO OPEN instellen. 6. Na de initialisatie code 16 drukgrens op No instellen. Manometeraanbouw De montagevolgorde uit figuur 12 blijft behouden. Op de aansluitingen A1 en Z wordt een manometerhouder geschroefd. Manometerhouder G ¼ ¼ NPT Manometer voor beluchting Z en uitgang A1 conform tabellen EB NL

33 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Van klepstandsteller Output 38 Supply 9 A 1 Z A 2 Regeluitgang naar aandrijving A 1 A Omkeerversterker 1.1 Speciale schroeven 1.2 Vlakke pakking 1.3 Speciale moeren 1.4 Afdichtrubber 1.5 Plug 1.6 Filter 6 Aansluitplaat 6.1 Ronde afdichtring 6.2 Schroeven Output 38 Supply 9 Z A Afb. 12 Aanbouw van een omkeerversterker of EB NL 33

34 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.6 Aanbouw externe positie - sensor Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: zie tabel 6, pagina 43 Bij de klepstandstelleruitvoering met externe positiesensor wordt de sensor, die zich in een separate behuizing bevindt, via een plaat of hoekstuk op het regelventiel gemonteerd. De slagopname komt overeen met die bij een standaard apparaat. De regelaareenheid kan vrij aan een wand of op een pijp worden gemonteerd. Afb. 13 Regelaareenheid met sensor op microventiel Voor de pneumatische aansluiting moet afhankelijk van de gekozen toebehoren een aansluitplaat (6) of een manometerhouder (7) op de behuizing worden geschroefd; let daarbij op de correcte plaatsing van de afdichtringen (6.1) (zie afb. 6, rechtsonder). Voor de elektrische aansluiting is een aansluitkabel, lengte 10 m, met connectors M12 x 1 meegeleverd. Opmerkingen: Voor de pneumatische en elektrische aansluiting gelden bovendien de beschrijvingen in paragraaf 5.1 en 5.2. Instelling en bediening conform de beschrijving in hoofdstuk 7 en 8. Sinds 2009 heeft de positiesensor (20) aan de achterzijde twee pennen als aanslag voor de hefboom (1). Wanneer deze positiesensor op oudere aanbouwdelen wordt gemonteerd, dan moeten in de montageplaat/het hoekstuk (21) twee gaten Ø8 mm worden aangebracht. Hiervoor is een sjabloon als hulpmiddel leverbaar, zie tabel 6, pagina Montage bij directe aanbouw Aandrijving type met 120 cm 2 De steldruk van de klepstandsteller wordt via de steldrukaansluiting van de aansluitplaat (9, afb. 14 links) op de membraankamer van de aandrijving aangesloten. Daarvoor eerst de aansluitplaat (9) uit de toebehoren op het juk van de aandrijving schroeven. Aansluitplaat (9) daarbij zodanig draaien, dat het voor de veiligheidspositie juiste symbool membraanstang uitgaand of membraanstang ingaand naar de markering is gericht (afb. 14 onder). Let er absoluut op, dat de vlakke pakking van de aansluitplaat (9) correct is geplaatst. De aansluitplaat heeft gaten met NPT- en G-schroefdraad. De niet benodigde schroefdraadaansluiting met afdichtrubber en vierkante plug afsluiten. Aandrijving type 3277 met cm 2 : De steldruk wordt bij "membraanstang uitgaand" van de aansluiting aan de zijkant van het juk naar de aandrijving geleid. Bij membraanstang ingaand wordt de aansluiting op de bovenste membraankamer gebruikt, de zijaansluiting op het juk moe van een ontluchtingsplug (toebehoren) worden voorzien 34 EB NL

35 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Montage van de positiesensor 1. Hefboom (1) op de sensor in de middenstand brengen en vasthouden. Moer (1.1) losmaken en hefboom met schotelveer (1.2) van de sensoras afnemen. 2. De positiesensor (20) op de montageplaat (21) schroeven. 3. Afhankelijk van de grootte van de aandrijving en de nominale slag van het ventiel de benodigde hefboom en de positie van de aftaststift (2) conform de slagtabel op pagina 19 bepalen. Bij uitlevering is de hefboom M met stiftpositie 35 aan de sensor gemonteerd. Indien nodig, de aftaststift (2) uit de stiftpositie losmaken en in het gat voor de aanbevolen stiftpositie plaatsen en vastschroeven. 4. Hefboom (1) en schotelveer (1.2) op de sensoras plaatsen. Hefboom in middenstand zetten en vasthouden, moer (1.1) opschroeven. 5. Meenemer (3) op de aandrijfstang plaatsen, uitrichten en zodanig vastschroeven dat de bevestigingsschroef in de groef van de aandrijfstang valt. 6. Montageplaat met sensor zodanig op het juk plaatsen, dat de aftaststift (2) aan de bovenkant van de meenemer (3) komt te liggen, deze moet met veer Symbool Markering Steldruk Steldruk Ontluchtingsplug Membraanstang uitgaand ingaand 1 Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemer 9 Aansluitplaat 11 Deksel 20 Positiesensor 21 Montageplaat Afb. 14 Montage bij aandrijving type links en type 3277 rechts EB NL 35

36 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. kracht aanliggen. Montageplaat (21) met de beide bevestigingsschroeven op het juk schroeven. 7. Deksel (11) aan de tegenoverliggende zijde monteren. Daarbij erop letten, dat in ingebouwde toestand van het regelventiel de ontluchtingsplug naar beneden wijst, zodat eventueel verzameld condensaat kan wegstromen Montage bij aanbouw conform IEC (NAMUR) Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: Tabel 6, pagina Hefboom (1) op de positiesensor in de middenstand brengen en vasthouden. Moer (1.1) losmaken en hefboom met schotelveer (1.2) van de sensoras afnemen. 2. De positiesensor (20) op het hoekstuk (21) schroeven. De standaard aangebouwde hefboom M met aftaststift (2) op positie 35 is voor aandrijvingsgrootten van 120, 240 en 350 cm2 met een nominale slag van 15 mm gedimensioneerd. Bij andere aandrijvingsgrootten of slagen de hefboom en stiftpositie kiezen conform de slagtabel op pagina 19. Hefboom L en XL zijn meegeleverd met de aanbouwset. 3. Hefboom (1) en schotelveer (1.2) op de sensoras plaatsen. Hefboom in middenstand zetten en vasthouden, moer (1.1) opschroeven. 4. De beide bouten (14) op het hoekstuk (9.1) de koppeling (9) vastschroeven, de meenemerplaat (3) plaatsen en met de schroeven (14.1) vasttrekken , Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemerplaat 9 Koppeling 9.1 Hoekstuk 14 Bouten 14.1 Schroeven 20 Positiesensor 21 Hoekstuk 2 Afb. 15 Montage conform IEC (NAMUR) 36 EB NL

37 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 5. Het hoekstuk met sensor zodanig op de NAMUR-rib van het ventiel plaatsen, dat de aftaststift (2) in de sleuf van de meenemerplaat (3) komt te liggen, en dan het hoekstuk met de bevestigingsschroeven op het ventiel vastschroeven Montage aan microventiel Type 3510 Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: Tabel 6, pagina Hefboom (1) op de positiesensor in de middenstand brengen en vasthouden. Moer (1.1) losmaken en de standaard aangebouwde hefboom M(1) met schotelveer (1.2) van de sensoras afnemen. 2. De positiesensor (20) op het hoekstuk (21) schroeven. 3. Hefboom S(1) uit de aanbouwdelen nemen en de aftaststift (2) in het gat voor stiftpositie 17 schroeven. Hefboom (1) en schotelveer (1.2) op de as van de sensor steken. Hefboom in de middenstand brengen en vasthouden, moer (1.1) opschroeven. 4. Meenemer (3) op de koppeling van het ventiel plaatsen, haaks uitrichten en vastschroeven. 5. Hoekstuk (21) met positiesensor op het ventieljuk zodanig plaatsen en vastschroeven, dat de aftaststift (2) in de groef van de meenemer (3) glijdt Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 3 Meenemer 20 Positiesensor 21 Hoekstuk Afb. 16 Montage op microventiel EB NL 37

38 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Montage op draaiaandrijvingen Benodigde aanbouwdelen en toebehoren: Tabel 6, pagina Hefboom (1) op de positiesensor in de middenstand brengen en vasthouden. Moer (1.1) losmaken en hefboom met schotelveer (1.2) van de sensoras afnemen. 2. De positiesensor (20) op de montageplaat (21) schroeven. 3. De op de hefboom (1) standaard ingeschroefde aftaststift (2) vervangen door de blanke aftaststift (Ø 5) uit de aanbouwdelen en op de stiftpositie 90 schroeven. 4. Hefboom (1) en schotelveer (1.2) op de sensoras plaatsen. Hefboom in middenstand zetten en vasthouden, moer (1.1) opschroeven. De verdere montage komt overeen met de beschrijving voor de aanbouw van het standaard apparaat conform paragraaf 4.4. In plaats van de klepstandsteller moet de positiesensor (20) met montageplaat (21) worden gemonteerd , Hefboom 1.1 Moer 1.2 Schotelveer 2 Aftaststift 20 Positiesensor 21 Montageplaat Afb. 17 Montage aan draaiaandrijvingen 38 EB NL

39 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. 4.7 Aanbouw van klepstandstellers met RVS-behuizing Voor klepstandstellers met RVS-huis zijn aanbouwonderdelen nodig, die geheel van RVS resp. vrij van aluminium zijn. Opmerking:de pneumatische aansluitplaat en een manometerhouder zijn in RVS leverbaar (bestelnummers zie hierna), net zoals de pneumatische omkeerversterker type Aansluitplaat (RVS) Manometerhouder (RVS) G ¼ ¼ NPT Alleen in ¼ NPT Voor de aanbouw van klepstandstellers met RVS-huis gelden de tabellen (pagina's ) met de volgende beperkingen: Directe aanbouw: alle aanbouwsets uit tabel 1 en 2 kunnen worden gebruikt. Het verbindingsblok komt te vervallen. Via de pneumatische aansluitplaat in RVS wordt het leidingwerk naar de aandrijving uitgevoerd. Aanbouw conform IEC (NAMUR-rib of stangaanbouw) Alle aanbouwsets uit tabel 3 kunnen worden gebruikt. Aansluitplaat in RVS. Aanbouw aan draaiaandrijvingen Behalve de aanbouwset "zware uitvoering" kunnen alle aanbouwsets uit tabel 4 worden gebruikt. Aansluitplaat van RVS. 4.8 Veerruimtebeluchting bij enkelwerkende aandrijvingen. De afgeblazen instrumentlucht van de klepstandsteller kan worden gebruikt om de binnenruimte van de aandrijving tegen corrosie te beschermen. Op het volgende moet worden gelet: Directe aanbouw type FA/FE De veerruimtebeluchting is automatisch gegeven. Directe aanbouw type 3277, cm 2 FA: op het verbindingsblok de pluggen 12.2 (afb. 5, pagina 23) verwijderen en een pneumatische verbinding met de ontluchtingszijde van de aandrijving maken. OPGELET! De beschreven procedure geldt niet voor oude verbindingsblokken van poedergecoat aluminium. Hier wordt de aanbouw uitgevoerd zoals in paragraaf "Aanbouw conform IEC (NAMUR-rib of stangenaanbouw) en aan draaiaandrijvingen beschreven. FE: De veerruimtebeluchting is automatisch gegeven. EB NL 39

40 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Aanbouw conform IEC (NAMURrib of stangenaanbouw) en op draaiaandrijvingen Voor de klepstandsteller is een extra aansluitbare uitgang voor de ontluchting nodig. Daarvoor is als toebehoren een adapter leverbaar: draadbus (M20 x 1,5) G ¼ ¼ NPT OPGELET! De adapter bezet een aansluiting M20 x 1,5 in het apparaathuis. Er kan dus maar een kabelwartel worden geïnstalleerd. Wanneer andere componenten in gebruik zijn, die de aandrijving ontluchten (magneetventiel, volumeversterker, snelontluchter e.d.), dan moet ook deze ontluchting in de veerruimtebeluchting worden meegenomen. De aansluiting via de adapter op de klepstandsteller moet met een terugslagklep, bijv. terugslagklep G 1/4 bestelnr , in het leidingwerk worden beschermd. Bij plotseling aanspreken van de ontluchte componenten kan anders de druk in de behuizing van de klepstandsteller tot boven de omgevingsdruk toenemen en het apparaat beschadigen. 4.9 Aanbouwdelen en toebehoren. Tabel 1 Directe aanbouw type (afb. 4) Bestelnr. Aanbouwdelen Aanbouwdelen voor aandrijvingen cm Omschakelplaat oud bij aandrijving type xxxxxx.00 (oud) Toebehoren op Aandrijving Omschakelplaat nieuwbij aandrijving type xxxxxx.01(nieuw)1) Aansluitplaat nieuw voor aandrijving type xxxxxx.01(nieuw)1), G¼ en ¼NPT Aansluitplaat oud voor aandrijving type xxxxxx.00(oud): G¼ Aansluitplaat oud voor aandrijving type xxxxxx.00(oud):¼NPT Toebehoren op Klepstandsteller Aansluitplaat (6) Manometerhouder (7) Manometeraanbouwset (8)... max. 6 bar (Output/Supply) G¼ ¼NPT G¼ ¼NPT RVS/Ms RVS / RVS ) Bij nieuwe aandrijvingen (index.01) kunnen alleen nieuwe omschakel- en aansluitplaten worgen gebruikt, oude en nieuwe platen kunnen niet onderling worden verwisseld. 40 EB NL

41 Aanbouw aan regelventiel aanbouwdelen en toebehoren Tabel 2 Directe aanbouw type 3277(afb. 5) Bestelnr. Aanbouwdelen Aanbouw aan aandrijvingen 240, 350, 355, 700 cm Leidingverbinding met koppeling voor veiligheidspositie "membraanstang ingaand" bij beluchting van de bovenste membraankamer 240 cm cm2 Staal RVS Staal RVS Toebehoren Verbindingsblok met afdichtingen en schroef 355 cm2/ 700 cm2 Staal RVS G¼ ¼NPT Manometeraanbouwset tot max. 6 bar (Output/Supply) RVS/Ms RVS / RVS Tabel 3 aanbouw aan NAMUR-rib of stangenaanbouw (stangen mm) conform IEC (afb. 6 en 7) Slag in mm Hefboom Voor aandrijving Bestelnr. 7,5 S Type met 60/120 cm2 aan microventiel type 3510 (afb. 7) M1) Externe aandrijving en type 3271 met cm 2 : L Externe aandrijving en type 3271, uitvoering 1000 en XL 30 of 60 L Toebehoren Externe aandrijving en type 3271, uitvoeringen en Slag 120 mm Type 3271, uitvoeringen en 2800 cm 2 bij slag 30/60 mm Montagebeugel voor Emerson en Masoneilan slagaandrijvingen; bovendien is afhankelijk van de slag een aanbouwset conform IEC nodig, keuze zie regels boven Valtek type 25/ Aansluitplaat (6) Manometerhouder (7) Manometeraanbouwset tot max. 6 bar (Output/Supply) G¼ ¼NPT G¼ ¼NPT RVS/Ms RVS / RVS ) Hefboom M is aan het basisapparaat gemonteerd (meegeleverd met de klepstandsteller) EB NL 41

42 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Tabel 4 aanbouw aan draaiaandrijving(afb. 8 en 9) Aanbouw conform VDI/VDE 3845 (september 2010), zie voor details hoofdstuk 16.1 Bestelnr. Aandrijvingsoppervlak komt overeen met bevestigingsniveau 1 grootte AA1... AA4, uitvoering CrNiMo-stalen hoekstuk grootte AA1... AA4, zware uitvoering zware uitvoering (bijv. Air Torque ) Consoleoppervlak komt overeen met bevestigingsniveau 2, zware uitvoering Aanbouwdelen Aanbouw aan SAMSON-type 3278 met 160/320 cm², uitvoering CrNiMo-stalen beugel Aanbouw aan SAMSON-type cm² en VETEC-typen S160, R en M, zware uitvoering Aanbouw aan SAMSON-type 3278 met 320 cm² en VETEC-type S320, zware uitvoering Aanbouw aan Camflex II Aansluitplaat (6) Toebehoren Manometerhouder (7) Manometeraanbouwset tot max. 6 bar (Output/Supply) G¼ ¼NPT G¼ ¼NPT RVS/Ms RVS / RVS en Tabel 5 Toebehoren algemeen Omkeerversterker voor dubbelwerkende aandrijvingen Kabelwartel M20x1,5, messing vernikkeld Adapter M20 x 1,5 naar ½ NPT, aluminium Inbouwset inductief eindcontact 1 x SJ 2-SN DE/EN (uitleveringstoestand) Toebehoren Dekselplaat met parameterlijst en bedieningsinstructies EN/ES EN/FR TROVIS-VIEW met apparaatmodule (besteltekst ) Seriële interface adapter (SAMSON SSP-interface RS-232-interface (PC)) Isolated USB Interface Adapter (SAMSON SSP-interface USB-poort (PC)) incl. TROVIS-VIEW-CD Bestelnr. Type EB NL

43 Aanbouw op regelventiel aanbouwdelen en toebehoren. Tabel 7 Aanbouw externe positiesensor Aanbouwdelen voor aandrijving met 120 cm², zie afbeelding 14 links G1/8 Aansluitplaat (9, oud) bij aandrijving xxxxxx.00 Directe aanbouw: 1/8 NPT Aansluitplaat (nieuw) bij aandrijving xxxxxx.01(nieuw) 1) Aanbouwdelen voor aandrijvingen 240, 350, 355 en 700 cm², zie afb. 14 rechts NAMUR-aanbouw Aanbouwdelen voor aanbouw aan NAMUR-rib met hefboom L en XL, zie afb. 15 Aanbouw microventiel Aanbouwdelen voor microventiel type 3510, zie afb. 16 VDI/VDE 3845 (september 2010), details zie paragraaf 16.1 Bestelnr Aanbouw Draaiaandrijving Aandrijfoppervlak komt overeen met bevestigingsniveau 1 Grootte AA1... AA4 met meenemer en koppelingswiel, uitvoering CrNiMo-stalen beugel, zie afb. 17 grootte AA1... AA4, zware uitvoering Grootte AA5, zware uitvoering (bijv. Air Torque ) Consoleoppervlak komt overeen met bevestigingsniveau 2, zware uitvoering SAMSON-type cm²/vetec-type S160 en type R, zware uitvoering SAMSON-type 3278 met 320 cm² en VETEC-type S320, zware uitvoering Aansluitplaat (6) G¼ ¼ NPT G¼ en Manometerhouder (7) ¼ NPT Toebehoren klepstandsteller RVS/Ms Manometeraanbouwset tot max. 6 bar (Output/Supply) RVS / RVS Console voor wandmontage Opmerking:vanwege de uiteenlopende kwaliteit van de bevestigingsondergrond moeten bevestigingselementen ter plaatse worden voorzien. 1) Bij nieuwe aandrijvingen (index.01) kunnen alleen nieuwe aansluitplaten worgen gebruikt, oude en nieuwe platen zijn niet onderling uitwisselbaar. EB NL 43

44 Aansluitingen 5 Aansluitingen WAARSCHUWING! bij de montage van de klepstandsteller moet de volgende- procedure worden aangehouden: 1. Klepstandsteller op regelventiel monteren 2. Pneumatische hulpenergie aansluiten 3. Elektrische hulpenergie aansluiten 4. Inbedrijfname-instellingen uitvoeren De aansluiting van de hulpvoeding kan afhankelijk van de bedrijfsstand bewegingen van de membraanstang van het regelventiel veroorzaken. Om beknellingen van vingers en handen te voorkomen mag de membraanstang niet worden aangeraakt en geblokkeerd. 5.1 Pneumatische aansluitingen OPGELET! Houd de volgende instructies aan, om beschadiging aan de klepstandsteller te voorkomen. Het schroefdraad in de klepstandstellerbehuizing is niet bedoeld voor directe luchtaansluiting! De aansluitkoppelingen moeten in de aansluitplaat, het manometerblok of het verbindingsblok uit de toebehoren worden geschroefd. Daar zijn de luchtaansluitingen naar keuze uitgevoerd als gat met ¼ NPT of G ¼ schroefdraad. De standaard inbouwwartels voor metalen of koperen leiding of kunststof slangen kunnen worden gebruikt. De beluchting moet droog zijn en vrij van olie en stof en de onderhoudsvoorschriften voor de voorgeschakelde reduceerstations moeten absoluut worden aangehouden. Luchtleidingen moeten voor het aansluiten grondig worden doorgeblazen. De steldrukaansluiting is bij directe aanbouw op de aandrijving type 3277 vast gegeven; bij aanbouw conform IEC (NAMUR) wordt deze afhankelijk van de veiligheidspositie "membraanstang ingaand resp. uitgaand" aan de onder- of de bovenzijde van de aandrijving uitgevoerd. Bij draaiaandrijvingen zijn de aansluitmarkeringen van de fabrikant maatgevend Steldrukindicatie Voor de controle van de beluchting (Supply) en de steldruk (Output) verdient de aanbouw van manometers aanbeveling (zie toebehoren in tabel 1...5) Voedingsdruk De benodigde voedingsdruk is afhankelijk van het nom. signaalbereik en de werkingsrichting (veiligheidspositie) van de aandrijving. Het nom. signaalbereik is afhankelijk van de aandrijving als veerbereik of steldrukbereik op de typeplaat vermeld, de werkingsrichting is met FA of FE resp. met een symbool gemarkeerd. Membraanstang door veerkracht uitgaand FA (Air to open) Veiligheidspositie "ventiel dicht" (bij doorgangs- en hoekventielen): benodigde voedingsdruk = nom. signaalbereikeindwaarde + 0,2 bar, minimaal 1,4 bar. 44 EB NL

45 Aansluitingen Membraanstang door veerkracht ingaand- FE (Air to close) Veiligheidspositie ventiel open (bij doorgangs- en hoekventiel): De benodigde voedingsdruk bij dichtsluitend ventiel wordt bij ingeschat bepaald uit de maximale steldruk pstmax: pst max = F + d 2 π Δ p [bar] 4 A d = zittingdiameter [cm] Δp = verschildruk bij ventiel [bar] A = aandrijfoppervlak [cm2] F = nom. signaalbereikeindwaarde van de aandrijving [bar] 5.2 Elektrische aansluitingen GEVAAR! Levensgevaar door elektrocutie en/of optreden van een explosieve atmosfeer! Bij de elektrische installatie moeten de geldende elektrotechnische voorschriften en de ongevallenpreventievoorschriften van het land van bestemming worden aangehouden. In Duitsland zijn dit de VDE-voorschriften en de ongevallenpreventievoorschriften van de bedrijfsverenigingen. Voor de montage en installatie in explosiegevaarlijke omgevingen geldt de EN : 2008; VDE 0165 deel 1 Explosieve atmosferen ontwerp, keuze en opstelling van elektrische installaties. Wanneer er geen informatie beschikbaar is wordt er als volgt te werk gegaan: Benodigde voedingsdruk = nom. signaalbereikeindwaarde + 1 bar Steldruk (Output) De steldruk aan de uitgang (Output 38) van de klepstandsteller kan via code 16 op drukken van 1,4 bar, 2,4 bar of 3,7 bar worden begrensd. In de fabrieksinstelling is de begrenzing niet geactiveerd [No]. OPGELET! De klembezetting moet absoluut worden aangehouden. Verwisselen van de elektrische aansluitingen kan de explosieveiligheid doen komen te vervallen. Gelakte schroeven in of aan de behuizing mogen niet worden losgemaakt. Voor het samen schakelen van de intrinsiekveilige elektrische bedrijfsmiddelen gelden de toegestane maximale waarden uit het EG-typebeproevingscertificaat (Ui resp. U o, l i resp. I o, P i resp. Po: C i resp. C o en L i resp. L o ). Keuze van kabel en leidingen Voor de installatie van de intrinsiekveilige circuits moet par. 12 van de EN : EB NL 45

46 Aansluitingen 2008; VDE 0165 deel 1 worden aangehouden. Voor het installeren van meeraderige kabels en leidingen met meer dan één intrinsiekveilig circuit geldt par De radiale dikte van de isolatie van een ader voor algemeen gebruikelijke isolatiematerialen, zoals bijv. polyethyleen, moet een minimale dikte van 0,2 mm hebben. De diameter van de afzonderlijke aders van een soepele kabel mag niet kleiner dan 0,1 mm zijn. De uiteinden van de ader moeten worden beschermd tegen splijten, bijv. met adereindhulsen. Bij aansluiting via 2 afzonderlijke kabels of leidingen kan een extra kabelwartel worden gemonteerd. Niet gebruikte kabeldoorvoeren moeten met blindpluggen zijn afgesloten. Instrumenten, die bij omgevingstemperaturen tot onder 20 C worden gebruikt, moeten metalen kabelwartels hebben. Zone 2-/Zone 22-bedrijfsmaterieel Voor bedrijfsmaterieel dat overeenkomstig de ontstekingsklasse Ex na II (niet vonkend bedrijfsmaterieel) conform EN : 2003 moet worden gebruikt geldt, dat het koppelen en onderbreken zowel als het schakelen van stroomcircuits onder spanning alleen bij de installatie, het onderhoud of voor reparatiedoeleinden is toegestaan. Voor bedrijfsmaterieel dat in energiebegrensde circuits met ontstekingsklasse Ex nl (energiebegrensd bedrijfsmaterieel) conform EN : 2003 wordt aangesloten geldt, dat dit bedrijfsmaterieel bedrijfsmatig mag worden geschakeld. Voor het samenschakelen van het bedrijfsmaterieel met energiebegrensde circuits met veiligheidsklasse Ex nl IIC gelden de toegestane maximale waarde uit het conformiteitscertificaat resp. de aanvullingen voor de conformiteitsrapportage. Kabelinvoer Kabelinvoer met kabelwartel M20 x 1,5 klemcapaciteit 6-12 mm. Een tweede gat M20 x 1,5 is in de behuizing aanwezig, hier kan indien nodig een extra wartel worden gemonteerd. De schroefklemmen zijn uitgevoerd voor aderdiameter 0,2... 2,5 mm 2, aandraaimomenten minimaal 0,5 Nm. De aders voor de gewenste waarde moeten op de klemmen 11 en 12 worden aangesloten. Er mag slechts één stroombron worden aangesloten. Wanneer de gewenste waarde hoger wordt dan 22 ma, dan verschijnt op het LC-display de waarschuwing OVERLOAD. OPGELET! Bij onbedoelde aansluiting van een spanningsbron kan al ca. 7 V (ca. 2V bij ompolen) beschadiging van het apparaat veroorzaken. Een algemene aansluiting aan een potentiaalvereffeningsader is niet nodig. Wanneer toch aansluiting hiervan moet worden uitgevoerd dan kan de potentiaalvereffening intern in de klepstandsteller worden aangesloten. Afhankelijk van de uitvoering is de klepstandsteller uitgerust met inductieve eindschakelaars en/of een magneetventiel. De standmelder is in 2-draadstechniek uitgevoerd. De voedingsspanning is in de regel 24 VDC. De spanning direct op de aansluitklemmen van de standmelder mag rekening houdend met de kabelweerstanden tussen minimaal 12 V en maximaal 30 V DC liggen. 46 EB NL

47 Aansluitingen De aansluitbezetting is in afb. 18 resp. de plaat op de klemmenstrook vermeld. OPGELET! Voor het gebruik van de klepstandsteller mag de kleinste toegestane gewenste waarde van 3,8 ma niet worden onderschreden. Toebehoren: kabelwartel kunststof M20 x 1,5: zwart Bestelnr blauw Bestelnr Messing vernikkeld bestelnr RVS Bestelnr Adapter M20 x 1,5 naar ½ NPT Aluminium, poedergecoat Bestelnr RVS Bestelnr Schakelversterker voor het gebruik van de eindcontacten moeten in het uitgangscircuit schakelversterkers worden opgenomen. Deze moeten, om de bedrijfszekerheid van de klepstandsteller te waarborgen, aan de grenswaarden voor het stuurstroomcircuit conform EN voldoen. Bij opstelling in explosiegevaarlijke installaties moeten de geldende bepalingen worden aangehouden. Bij niet-ex toepassingen kunnen de eindcontacten direct op de binaire ingang van de PLC conform DIN EN worden aangesloten. Dit is gerelateerd aan genormeerde werkgebieden voor digitale ingangen conform DIN EN paragraaf met de nominale spanning 24 V DC. optie optie optie A3 A2 A1 G V DC Magneetventiel (optie) ma Regeluitgang Afb. 18 Elektrische aansluitingen Niet-Binaire ingang van een PLC conform Ex EN (P max = 400 mw) of schakelversterker conform EN Ex schakelversterker conform EN A3 Storingsmelding Eindcontacten A2 A1 Software Software optie inductief A 2-draads meetversterkervoeding alleen voor de optionele standmelder Binaire ingang EB NL 47

48 Aansluitingen Verbindingsopbouw voor de communicatie De opbouw van de communicatie tussen een PC met FSK-modem of handterminal eventueel met een scheidingsversterker, en klepstandsteller volgt conform het HARTprotocol. FSK-modem type Viator RS 232 niet-ex bestelnr PCMCIA niet-ex bestelnr USB niet-ex bestelnr Wanneer de belastingsspanning van de regelaar of het besturingsstation niet voldoende is, dan moet een scheidingsversterker als belastingsomvormer worden tussengeschakeld (aansluiting als Ex-beveiligde aansluiting van de klepstandsteller afb. 19). Voor de toepassing van de klepstandsteller in explosiegevaarlijke omgeving moet een scheidingsversterker in Ex-veilige uitvoering worden gebruikt. Via het HART -protocol kunnen de gekoppelde controlekamer- en veldinstrumenten met hun adres via point-to-point of standaard bus (multidrop) afzonderlijk worden aangesproken. Point-to-point: Het busadres/oproepadres moet altijd nul (0) zijn. Standaard-bus (Multidrop): In Standaard-bus (Multidrop) volgt de klepstandsteller net zoals bij een point-to-point verbinding de analoge stroom van de regeluitgang. Deze bedrijfsstand is bijv. geschikt voor split-range bedrijf (serieschakeling) van klepstandstellers. De busadressen/oproepadressen moeten tussen liggen. Niet Ex-veilige aansluiting Handterminal of 2e FSK-modem 4 tot 20 ma Regelaar/besturingsstation Veilige omgeving Ex-omgeving Ex-veilige aansluiting Regelaar/besturingsstation Ex-scheidingsversterker Handterminal of 2e FSK-modem in Ex-uitvoering Afb. 19 Aansluiting met FSK-modem 48 EB NL

49 Aansluitingen Opmerking: Communicatieproblemen kunnen ontstaan, wanneer de uitgang van de procesregelaar/ het besturingsstation niet HART-conform is. Voor aanpassing kan de Z-box (bestelnr ) tussen de uitgang en de communicatieaansluiting worden ingevoegd. Over de Z-box valt een spanning van ca. 330 mv af (komt overeen met 16,5Ω bij 20 ma). Als alternatief kunnen een 250Ω-weerstand in serie en een 22 µf-condensator parallel met de analoge uitgang worden ingezet. Er moet op worden gelet dat daarbij de belasting voor de regelaaruitgang wordt verhoogd. 250 Ω 22 µf Regelaar/besturingsstation Afb. 20 Aanpassing van het uitgangssignaal EB NL 49

50 Bedieningselementen en aanwijzingen 6 Bedieningselementen en aanwijzingen Draai-/drukknop De draai-/drukknop bevindt zich onder - het beschermdeksel op het front. De lokale bediening van de klepstandsteller volgt via de zwarte draai-/druk - knop: Draaien: Codes en waarden kiezen Indrukken: keuze bevestigen Schuifschakelaar AIR TO OPEN/AIR TO CLOSE Wanneer een toenemende steldruk het ventiel opent, geldt AIR TO OPEN. Wanneer een toenemende steldruk het ventiel sluit, geldt AIR TO CLOSE. De steldruk is de pneumatische druk op de uitgang van de klepstandsteller, die op de aandrijving wordt geactiveerd. Bij klepstandstellers met aangebouwde omkeerversterker voor dubbelwerkende aandrijvingen (aansluitingen conform par. 4.5) geldt altijd AIR TO OPEN. Volumesmoring Q De volumesmoring is bedoeld voor het aanpassen van de luchtaanvoer aan de grootte van de aandrijving. Daarbij zijn twee vaste instellingen, afhankelijk van de luchttoevoer naar de aandrijving mogelijk: Bij aandrijvingen kleiner dan 240 cm 2 en zijaansluiting van de steldruk (type ) MIN SIDE kiezen, bij aansluiting op de achterzijde (type ) MIN BACK kiezen. bij aandrijvingen vanaf 240 cm 2 MAX SIDE bij zij- en MAX BACK bij achteraansluiting kiezen. Aanwijzingen Code, parameters en aan functies toegekende symbolen worden in het LC-display weergegeven. Bedrijfsstanden: Handbediening (zie par ) Automatisch bedrijf (zie par ) SAFE (zie par ) S Bargraph: In handbediening en automatisch bedrijf toont de bargraph het regelverschil, afhankelijk van voorteken en bedrag. Per 1% regelverschil verschijnt een aanwijselement. Wanneer de klepstandsteller niet is geïnitialiseerd (display knippert), dan toont de bargraph de hefboompositie in graden relatief aan de langsas. Een bargraphsegment komt overeen moet ongeveer 5 draaihoek. Wanneer de toegestane draaihoek is overschreden, dan knippert het vijfde element (aangewezen waarde > 30 ). Hefboom- en stiftpositie moeten worden gecontroleerd. Statusmeldingen Uitval Onderhoudsvraag/-behoefte Deze symbolen geven aan, dat er een storing is opgetreden. Iedere storing kan via de statusclassificatie de status "geen melding", "melding", "onderhoud nodig", "onderhoudsvraag" of "uitval" krijgen toegekend (zie par. 15.6). Vrijgave configuratie Geeft aan, dat de in de codelijst, hoofdstuk 14, met een ster * gemarkeerde codes voor configuratie zijn vrijgegeven (zie par. 8.1). 50 EB NL

51 Bedieningselementen en aanwijzingen AUtO automaat CL CCL Err ESC HI LO LOW MAN rechtsdraaiend linksdraaiend storing onderbreken ix groter dan 21,6 ma ix kleiner dan 2,4 ma w te klein handinstelling Aanwijzingen en de betekenis daarvan MAX maximaal bereik No niet aanwezig/niet actief NOM nom. slag OVERLOAD w > 22 ma RES resetten RUN start SAFE SUb testing Uitval/storing handbediening Regelbedrijf veiligheidspositie vervangingskalibratie Testfunctie actief Code S TunE YES ZP initialisatie loopt aanwezig/actief nulpuntsinregeling Stijgend / stijgend Stijgend / dalend Knippert nood-modus, zie code 62 Knippert niet initialiseert ventiel in mechanische veiligheidspositie Identificatie Stand Parameter Eindcontact alarm 1 Vrijgave configuratie % mm S Onderhoudsvraag/-behoefte knipperend symbool: Buiten de specificatie mm % Toets initialisatie Kap resp. knop Kam initiator Bargraph voor regelafwijking resp. hefboompositie Eenheden Eindcontact alarm 2 Veiligheidspositie actief INIT CAUTION VALVE ACTUATES AIR TO OPEN CLOSE SERIAL INTERFACE SSP interface Schakelaar voor AIR TO OPEN/ AIR TO CLOSE % mm mm % S Volumesmoring MAX BACK Q MAX SIDE Draai-/drukknop Afb. 21 Display- en bedieningselementen EB NL 51

52 Bedieningselementen en aanwijzingen 6.1 Serial Interface De klepstandsteller moet met minimaal 4 ma worden gevoed. Via de lokale interface SERIAL-INTERFACE en de Serial-Interface-adapter kan de t klepstandsteller direct met de PC worden verbonden. De bedieningssoftware is TROVIS-VIEW met geïnstalleerde apparaatmodule , details zie hoofdstuk HART -communicatie De klepstandsteller moet met minimaal 4 ma worden gevoed. Het FSK-modem moet parallel aan het stroomcircuit worden aangesloten. Voor de communicatie staat een DTM-bestand (Device Type Manager) conform specificatie 1.2 ter beschikking. Daarmee kan het apparaat bijv. met de bedieningsinterface PACTware in bedrijf worden genomen. Alle apparaatparameters kunnen via DTM en bedieningsinterface worden benaderd. Voor de inbedrijfname en de instelling eerst te werk gaan conform par. 7.1 t/m 7.4, die voor de bedieningsinterface noodzakelijke parameters zijn te vinden in de codelijst (hoofdstuk 14). Code 3 toont dan knipperend het woord "HART" in het display. De blokkering kan alleen via de HART -communicatie worden opgeheven. Als voorinstelling is de lokale bediening vrijgegeven. Opmerking: Wanneer in de klepstandsteller ingewikkelde functies worden gestart, die een langere berekeningstijd nodig hebben of grotere datahoeveelheden in het RAM van de klepstandsteller opslaan, wordt via het DTMbestand "Gerät beschäftigt/busy gemeld. Deze melding is geen storingsmelding en kan eenvoudig worden bevestigd. OPGELET! Via de code 47 kan de schrijftoegang voor de HART -communicatie worden geblokkeerd. Blokkeren en vrijgeven kan dan alleen lokaal op het apparaat worden uitgevoerd. Vooringesteld is een vrije schrijftoegang. Via de HART -communicatie kan de lokale bediening inclusief de INITtoets worden geblokkeerd. 52 EB NL

53 Inbedrijfname Instelling 7 I nbedrijfname instelling Waarschuwing! Bij de montage van de klepstandsteller moet de volgende procedure worden aangehouden: 1. Klepstandsteller op regelventiel bouwen 2. Pneumatische hulpenergie aansluiten 3. Elektrische hulpenergie aansluiten 4. Inbedrijfname-instellingen uitvoeren Weergave na aansluiting van de elektrische hulpenergie: Een niet geïnitialiseerde klepstandsteller toont na de melding testing het storingssymbool en knipperend het -handsymbool. De getalswaarde staat voor de hefboompositie in graden relatief tot de langsas. Weergave bij niet-geïnitialiseerde klepstandsteller Een geïnitialiseerde klepstandsteller geeft code 0 weer. De klepstandsteller bevindt zich in de laatst actieve bedrijfsstand. Waarschuwing! Tijdens de inbedrijfname-instellingen beweegt de membraanstang van het regelventiel. Om beknellingen van vingers en handen te voorkomen mag de membraanstang niet worden aangeraakt en geblokkeerd. OPGELET! De inbedrijfname-instellingen moeten in de gespecificeerde volgorde worden uitgevoerd (par par. 7.6). Opmerking:in de startfase voert de klepstandsteller een testprogramma uit, terwijl deze tegelijkertijd de automatiseringstaak uitvoert. Gedurende de startfase is de lokale bediening onbeperkt mogelijk maar de schrijftoegang slechts beperkt. 7.1 Gesloten stand bepalen Rekening houdend met het ventieltype en de werkingsrichting van de aandrijving moet de gesloten stand (0%) worden toegekend. De toekenning wordt via de schuifschakelaar AIR TO OPEN/CLOSE uitgevoerd: stand AIR TO OPEN Steldruk opent, bijv. voor ventiel met veiligheidspositie ventiel gesloten stand AIR TO CLOSE Steldruk sluit, bijv. voor ventiel met veiligheidspositie ventiel geopend OPGELET! Voor dubbelwerkende aandrijvingen geldt altijd de instelling AIR TO OPEN (AtO). Ter controle:na een succesvolle initialisatie moet het display van de klepstandsteller in de gesloten stand van het ventiel 0% weergeven bij geopend ventiel moet 100% worden weergegeven. Anders schuifschakelaar omzetten en klepstandsteller opnieuw initialiseren. EB NL 53

54 Inbedrijfname Instelling Opmerking: De schakelaarstand wordt voor iedere initialisatie opgevraagd. Daarna heeft verschuiven van de schakelaar geen invloed meer op het bedrijf van de klepstandsteller. 7.2 Volumesmoring Q instellen MAX BACK MIN SIDE Q MIN BACK MAX SIDE Afb. 22 Volumesmoring Q Stand MAX BACK/MIN SIDE Via de volumesmoring Q wordt de luchttoevoer aangepast aan de grootte van de aandrijving: Aandrijving met een looptijd < 1 s, bijv. Slagaandrijvingen met een aandrijfoppervlak < 240 cm 2 vragen om een gesmoorde volumestroom ( MIN ). Bij aandrijvingen met een looptijd 1 s is een smoring van de volumestroom niet nodig ( MAX ). De stand van de volumesmoring Q hangt bij SAMSON-aandrijvingen bovendien af van de luchtgeleiding bij de aandrijving: Voor aandrijvingen met zijaansluiting, bijv. type geldt het opschrift SIDE. Voor aandrijvingen met achteraansluiting, bijv. type geldt het opschrift BACK. Voor aandrijvingen van andere leveranciers geldt altijd het opschrift SIDE. Overzicht stand van de volumesmoring Q* Looptijd Steldruk < 1 s 1 s Zijaansluiting MIN SIDE MAX SIDE Achteraansluiting MIN BACK MAX BACK * Tussenstanden zijn niet toegestaan. OPGELET! Wanneer de smoorstand wordt veranderd, is een nieuwe initialisatie nodig. 7.3 Aanwijzing aanpassen Om de aanwijzing op de klepstandsteller aan te passen aan de inbouwsituatie, kan het display met 180 worden verdraaid. leesrichting voor aanbouw pneumatische aansluiting rechts leesrichting voor aanbouw pneumatische aansluiting links Wanneer het display op zijn kop staat, ga dan als volgt te werk: Draaien Code 2 Indrukken, codegetal 2 knippert Draaien gewenste leesrichting Indrukken, om de leesrichting te bevestigen 54 EB NL

55 Inbedrijfname Instelling 7.4 Steldruk begrenzen Indien de maximale aandrijfkracht beschadiging aan het ventiel kan veroorzaken, moet de steldruk worden begrensd. Voordat de steldruk kan worden begrensd, moet de configuratie op de klepstandsteller worden vrijgegeven: Opmerking:de configuratievrijgave vervalt na 120 s zonder bedieningshandeling. 7.5 Werkgebied van de klepstandsteller controleren Om de mechanische aanbouw en de optimale werking te controleren, moet het werkgebied van de klepstandsteller in handbediening met de handmatig ingestelde gewenste waarde worden doorlopen. -handbediening kiezen: Bedrijfsstand Standaard MAN Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave Steldruk begrenzen: Draaien Code 16 Configuratievrijgave standaard No Drukgrens standaard No Indrukken, codegetal 16 knippert Draaien, tot de gewenste drukgrens (1,4/2,4/3,7 bar) wordt getoond Indrukken, om de drukgrens te bevestigen Draaien Code 0 Indrukken, codegetal 0 knippert Draaien MAN Indrukken, de regelaar gaat over naar -handbediening. Werkgebied controleren: Handmatige gewenste waarde w (getoond wordt de actuele draaihoek) Draaien Code 1 Indrukken, codegetal 1 en -symbool Knipperen Draaien, tot de druk in de klepstandsteller is opgebouwd, en het regelventiel voor de controle van het slag-/ draaihoekbereik naar de eindstanden gaat. Weergegeven wordt de draaihoek van de hefboom op de achterzijde van de klepstandsteller. EB NL 55

56 Inbedrijfname Instelling Horizontale hefboom (middenstand) komt overeen met -0. Voor het optimaal functioneren van de klepstandsteller mogen de buitenste bargraph-elementen bij het doorlopen van het werkgebied niet knipperen. Code 1 kan door indrukken van de draai-/ drukknop ( ) worden verlaten. Het toegestane bereik is overschreden, wanneer de getoonde hoek meer dan 30 is en het meest rechtse of links bargraph-element knippert. De klepstandsteller gaat in de veiligheidspositie (SAFE). Na het opheffen van de veiligheidspositie (SAFE) zie par moet absoluut worden gecontroleerd, of hefboom- en stiftpositie voldoen aan de specificaties in hoofdstuk 4. Waarschuwing! Ter voorkoming van lichamelijk letsel of materiële schade door de beluchting of de elektrische hulpenergie, moet de klepstandsteller voor het vervangen van de hefboom of verandering van de stiftpositie worden gescheiden van de beluchting en de elektrische voeding. 7.6 Initialisatie Waarschuwing! Tijdens de initialisatie doorloopt het regelventiel het gehele slag-/draaihoekgebied. Voer de initialisatie daarom nooit uit bij een lopend proces, maar alleen tijdens de inbedrijfnamefase bij gesloten afsluitventielen. Voor het starten van de initialisatieprocedure moet de maximaal toegestane steldruk van het regelventiel worden gecontroleerd. Bij de initialisatie stuurt de klepstandsteller tot aan de maximaal actieve voedingsdruk uit. Eventueel moet de steldruk via een voorgeschakelde drukreduceer worden begrensd. OPGELET! Wanneer de klepstandsteller op een andere aandrijving wordt aangebouwd of wanneer de inbouwsituatie wordt veranderd, moet de klepstandsteller voor een nieuwe initialisatie naar de basisinstelling worden teruggezet, zie par Bij de initialisatie past de klepstandsteller zich optimaal aan op de wrijvingsomstandigheden en de steldrukbehoefte van het regelventiel. Soort en omvang van de zelfinregeling worden door de ingestelde initialisatiemodus bepaald: Maximaal bereik MAX (standaard bereik) Initialisatiemodus voor eenvoudige inbedrijfname voor ventielen met twee mechanisch eenduidig begrensde eindstanden, bijv. driewegventielen (zie par.7.6.1) 56 EB NL

57 Inbedrijfname Instelling Nominaal bereik NOM Initialisatiemodus voor alle doorgangsventielen (zie par ) handmatig gekozen bereik MAN Initialisatiemodus voor doorgangsventielen met onbekend nominaal bereik (zie par ) Vervangingskalibratie SUb Voor het vervangen van een klepstandsteller tijdens bedrijf van de installatie met minimaal effect op het proces (zie par 7.6.4) Opmerking:voor het normaal bedrijf is het na aanbouw van de klepstandsteller aan het ventiel, en de instelling van veiligheidspositie en volumesmoring voldoende, de initialisatietoets (INIT) te bedienen, om de optimale werking van de klepstandsteller te waarborgen. De klepstandsteller moet daarvoor alleen met de standaardwaarden werken, eventueel moet een reset worden uitgevoerd (zie par. 7.9). De tijd voor de initialisatieprocedure is afhankelijk van de looptijd van de aandrijving en kan enkele minuten duren. Bij succesvolle initialisatie gaat de regelaar in regelbedrijf, herkenbaar aan het -regelsymbool. Bij een storing volgt een onderbreking. De initialisatiefout wordt overeenkomstig de classificatie via de verzamelstatus op het display getoond (zie par. 8.3). Opmerking:met de instelling code 48 - h0= YES wordt na de initialisatie de opname van de voor de ventieldiagnose benodigde referentiecurven (stelsignaal y stationair (d1) en regeluitgang y hysterese (d2)) gestart. Dit wordt door de afwisselende weergave van testen d1 resp. d2 weergegeven. Een storing bij de opname van de referentiecurven wordt via de codes 48 - h1 en code 81 weergegeven. De referentiecurven hebben geen invloed op de regeling. Afwisselende weergave Initialisatie loopt. Symbool afhankelijk van gekozen initialisatietype. Balkindicatie voortgangsafhankelijk Gesloten stand AIR TO CLOSE Bij schuifschakelaar op AIR TO CLOSE gaat de klepstandsteller na een succesvolle initialisatie automatisch over op de bewegingsrichting stijgend/dalend ( ). Daarmee resulteert aansluitend de volgende toekenning van gewenste waarde en ventielstand: % Initialisatie succesvol, regelaar in bedrijfsstand automatisch Gesloten stand Bewegingsrichting Gewenste waarde Ventiel Dicht bij Open bij AIR TO OPEN 0 % 100 % AIR TO CLOSE 100 % 0 % EB NL 57

58 Inbedrijfname Instelling De dichtsluitfunctie is geactiveerd. OPGELET! Bij driewegventielen moet code 15(eindstand w>) op 99 % worden gezet. Draaien YES Indrukken, weergave Initialisatiemodus kiezen: onderbreken van een lopende initialisatie Een lopende initialisatie kan door indrukken van de draai-/drukknop ( ) worden onderbroken. De klepstandsteller gaat dan naar de veiligheidspositie en wijst 3 s StOP aan. Via code 0 kan de veiligheidspositie worden verlaten (zie par ) MAX Initialisatie op maximaal bereik De klepstandsteller bepaalt de slag/draaihoek van het smoorlichaam van de DICHTstand tot de tegenoverliggende aanslag en neemt deze slag/draaihoek over als werkgebied van %. Configuratie vrijgeven: Opmerking:de configuratievrijgave vervalt na 120 s zonder bedieningshandeling. Draaien code 6 Indrukken Draaien MAX Standaard MAX Indrukken, om de initialisatiemodus MAX over te nemen. Initialisatieprocedure starten: INIT-toets bedienen! De nom. slag/draaihoek wordt na de initialisatie in % weergegeven, code 5(nom. bereik) blijft geblokkeerd. De parameters slag/draaihoekbereik aanvang en einde (code 8 en 9) worden ook in % getoond en kunnen alleen in % worden veranderd. Voor de weergave in mm/ moet de stiftpositie (code 4) worden ingevoerd. Stiftpositie invoeren: Standaard No mm Stiftpositie standaard No Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien Code 4 Indrukken, codegetal 4 knippert 58 EB NL

59 Inbedrijfname Instelling draaien Stiftpositie aan hefboom (conf. aanbouw) Indrukken Het nom. bereik wordt in mm/ weergegeven NOM Initialisatie op nom. bereik De effectieve ventielslag kan door de gekalibreerde opnemer zeer nauwkeurig worden bepaald. De klepstandsteller test bij de initialisatieprocedure of het regelventiel in staat is om het aangegeven nominale bereik (slag of draaihoek) ongehinderd te doorlopen. Wanneer dit het geval is, dan wordt het aangegeven nominale bereik met de grenzen slag/draaihoekbereik aanvang en einde (code 8 en 9) als werkgebied overgenomen. mm mm Standaard No Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave Stiftpositie en nominale slag instellen: Stiftpositie standaard No nom. bereik (met code 4 = No geblokkeerd) Opmerking:de maximaal mogelijke slag moet in ieder geval groter zijn dan de ingevoerde nominale slag. Anders wordt de initialisatie afgebroken (storingscode 52), omdat de nominale slag niet wordt bereikt. Configuratie vrijgeven: Opmerking:de configuratievrijgave vervalt na 120 s zonder bedieningshandeling. Draaien Code 4 Indrukken, codegetal 4 knippert Draaien Stiftpositie aan hefboom (conf. aanbouw) indrukken Draaien Code 5 Indrukken, codegetal 5 knippert Draaien Nom. slag van het ventiel Indrukken EB NL 59

60 Inbedrijfname Instelling Initialisatiemodus kiezen: Configuratie vrijgeven: Init-modus Standaard MAX Opmerking:de configuratievrijgave vervalt na 120 s zonder bedieningshandeling. Draaien Code 6 Indrukken, codegetal 6 knippert Draaien NOM Indrukken, om de initialisatiemodus NOM over te nemen. Initialisatieprocedure starten: INIT-toets bedienen! Opmerking:na de initialisatie moet de bewegingsrichting worden gecontroleerd en indien nodig worden aangepast (code 7). Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave Stiftpositie invoeren: mm Configuratievrijgave standaard No Stiftpositie standaard No MAN Initialisatie op handmatig gekozen bereik Voor het activeren van de initialisatie moet het regelventiel met de hand in de OPENstand worden gezet. Drukknop ( ) in kleine stappen rechtsom draaien. De gewenste ventielstand moet met monotoon toenemende steldruk worden ingenomen. De klepstandsteller berekent uit de OPEN- en DICHT-stand de verschilweg/-hoek en neemt dit over als werkgebied met de grenzen slag/draaihoek aanvang en einde (code 8 en 9). Draaien Code 4 Indrukken, codegetal 4 knippert Draaien stiftpositie aan hefboom (conf. aanbouw) Indrukken Initialisatiemodus kiezen: Draaien Code 6 Init-modus Standaard MAX Indrukken, codegetal 6 knippert 60 EB NL

61 Inbedrijfname Instelling Draaien MAN Indrukken, om de initialisatiemodus MAN te nemen. OPEN-stand instellen: Draaien Code 0 Handmatige gewenste waarde (getoond wordt de actuele draaihoek) Indrukken, codegetal 0 knippert Draaien MAN Indrukken Draaien Code 1 Indrukken, codegetal 1 knippert Draaien, tot de OPEN-stand van het ventiel is bereikt Indrukken, om de OPEN-stand te bevestigen Initialisatieprocedure starten: INIT-toets bedienen! SUb Vervangingskalibratie Een volledige initialisatie duurt meerdere minuten en vereist meerdere keren doorlopen van het ventiel van het hele slagbereik. Bij vervangingskalibratie SUb worden de regelparameters ingeschat en niet door de initialisatieprocedure bepaalt, zodat geen hoge stationaire nauwkeurigheid kan worden verwacht. Er moet, wanneer de installatie dat toelaat, altijd een andere initialisatiemodus worden gekozen. De vervangingskalibratie wordt gekozen, om een klepstandsteller tijdens bedrijf van de installatie te kunnen vervangen. Daarvoor wordt het regelventiel normaal gesproken in een bepaalde stand mechanisch vastgezet of door een extern op de aandrijving aangesloten druksignaal pneumatisch vastgehouden. De blokkeerstand zorgt ervoor, dat de installatie bij deze ventielstand verder kan worden gebruikt. Door het instellen van de blokkeerstand (code 35), sluitrichting (code 34), stiftpositie (code 4), nom. bereik (code 5) en bewegingsrichting (code 7) kan de klepstandsteller de configuratie van de klepstandsteller berekenen. OPGELET! Wanneer de vervangende klepstandsteller al is geïnitialiseerd, dan moet voor de nieuwe initialisatie een reset worden uitgevoerd, zie par Configuratie vrijgeven: Opmerking:de configuratievrijgave vervalt na 120 s zonder bedieningshandeling. Configuratievrijgave standaard No Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave EB NL 61

62 Inbedrijfname Instelling Stiftpositie en nominale slag instellen: Bewegingsrichting instellen: mm Stiftpositie standaard No Bewegingsrichting standaard mm nom. bereik (met code 4 = No geblokkeerd) Draaien Code 4 Indrukken, codegetal 4 knippert Draaien stiftpositie aan hefboom (conf. aanbouw) Indrukken Draaien Code 5 Indrukken, codegetal 5 knippert Draaien Nom. slag van het ventiel Indrukken Initialisatiemodus kiezen: Draaien Code 7 Indrukken, codegetal 7 knippert Draaien Bewegingsrichting ( / ) Indrukken Slagbegrenzing uitschakelen: Slagbegrenzing standaard Draaien Code 11 Indrukken, codegetal 11 knippert Draaien No Indrukken Drukgrenzen en regelparameters veranderen: Draaien code 6 Indrukken Draaien SUb Init-modus Standaard MAX Indrukken, om de initialisatiemodus SUb nemen. Opmerking:de drukgrens (code 16) mag niet worden veranderd. De regelparameters K P (code 17) en T V (code 18) mogen alleen worden veranderd, wanneer de instelling van de uitgewisselde regelaar bekend is. 62 EB NL

63 Inbedrijfname Instelling Drukgrens standaard No KP-trap standaard 7 Indrukken Draaien Code 35 Indrukken, codegetal 35 knippert Draaien Blokkeerstand, bijv. 5 mm (aan de slagindicatie van het geblokkeerde ventiel afl ezen of uitmeten) Gesloten stand instellen: mm TV-trap standaard 2 Draaien Code 16/17/18 Indrukken, codegetal 16/17/18 knippert Draaien en de gekozen regelparameter instellen Indrukken, om de instelling te bevestigen Sluitrichting en blokkeerstand instellen: Sluitrichting (draairichting, via welke de DICHT-stand van het regelventiel wordt bereikt; kijkrichting op het display van de klepstandsteller) Standaard: CCL (linksom) Blokkeerstand standaard: 0 Draaien Code 34 Indrukken, codegetal 34 knippert Draaien Sluitrichting (CCL linksom/ CL rechtsom) schakelaar voor gesloten stand AIR TO OPEN of CLOSE conform par. 7.1, blz. 53 instellen. Volumesmoring conform par. 7.2, pagina 54 instellen. Initialisatieprocedure starten: INIT-toets bedienen! Bedrijfsstand gaat over in MAN. Getoond wordt de blokkeerstand. Opmerking:omdat er geen volledige initialisatie is uitgevoerd, toont de klepstandsteller de storingscode 76(geen noodloop) en eventueel de storingscode 57 (regelkring). Deze meldingen hebben geen invloed op de bedrijfsgereedheid van de klepstandsteller. Blokkeerstand opheffen en overgaan in -automatisch bedrijf (AUTO): Om te zorgen dat de klepstandsteller de regelgrootheid kan volgen, moet de blokkeerstand worden opgeheven en moet de regelaar in automatisch bedrijf worden overruled. Draaien Code 1 Indrukken, codegetal 1 en knipperen -symbool EB NL 63

64 Inbedrijfname Instelling Draaien, tot de druk in de klepstandsteller is opgebouwd en het ventiel iets voorbij de blokkeerstand open gaat. Indrukken, om de blokkeerstand op te heffen Draaien Code 0 Indrukken, codegetal 0 knippert Draaien AUtO Indrukken De regelaar gaat naar automatisch bedrijf. Getoond wordt de actuele ventielstand in %. Opmerking:wanneer de regelaar tijdens automatisch bedrijf neigt tot pendelen, dan moeten de regelparameters K P en T V wat worden bijgesteld. Daarbij moet als volgt te werk worden gegaan: T V (code 18)op 4 instellen. K P (code 17) verkleinen, tot er een stabiel gedrag van de klepstandsteller ontstaat. OPGELET! Het ventiel gaat bij de nulpuntsinregeling kortstondig van de actuele slag-/draaihoekstand in de gesloten stand. Belangrijk:om een nulpuntsinregeling te kunnen uitvoeren, moet de klepstandsteller op de pneumatisch hulpenergie zijn aangesloten. Configuratie vrijgeven: Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave Nulpuntsinregeling uitvoeren: Init-modus Standaard MAX Nulpuntcorrectie Wanneer het proces het mogelijk maakt, moet aansluitend een nulpuntsinregeling conform paragraaf 7.7 worden uitgevoerd. 7.7 Nulpunt inregelen Bij onregelmatigheden bij de gesloten stand, bijv. bij zacht afdichtende kleppen kan het nodig zijn, het nulpunt opnieuw in te stellen. Draaien Code 6 Indrukken, codegetal 6 knippert Draaien ZP INIT-toets bedienen! De nulpuntsinregeling wordt gestart, de klepstandsteller stuurt het regelventiel in de DICHT-stand en stelt het interne elektrische nulpunt opnieuw in. 64 EB NL

65 Inbedrijfname Instelling 7.8 Instellingen voor open/ dicht- ventielen uitvoeren Wanneer het ventiel met het toepassingstype open/dicht moet worden gebruikt, dan moeten het werkpunt, de testgrenzen en de grenzen voor de discrete analyse worden gedefinieerd. Opmerking:bij open/dicht-ventielen is het slagbereik via de veiligheidspositie en het ingestelde werkpunt gedefinieerd. Daardoor worden de volgende parameters voor het bepalen van het werk- en gewenste waardebereik niet verwerkt en kunnen niet worden veranderd: Slag-/draaihoekbereik begin (code 8) Slag-/draaihoekbereik einde (code 9) Slag-/draaihoekbegrenzing onder (code 10) Slag-/draaihoekbegrenzing boven (code 11) Gewenste waardebereik begin (code 12) Gewenste waardebereik einde (code 13) Discrete verwerking Slag [%] Δt < 6 s Code 49 - h1 Code 49 - h5 Code 49 - h2 tijd [s] Wanneer de gewenste waarde ( ) zich bij de start van het automatisch bedrijf onder de grens werkpunt (code 49 - h5) bevindt, dan neemt het ventiel ( ) de veiligheids- positie in. Neemt de gewenste waarde toe en wordt de grens werkpunt overschreden, dan gaat het ventiel naar het werkpunt (code 49 - h1). Wanneer de gewenste waarde afneemt tot onder de grens veiligheidspositie (code 49 - h2), dan gaat het ventiel terug naar de veiligheidspositie. Slag [%] Δt < 6 s Code 49 - h1 Code 49 - h5 Code 49 - h2 tijd [s] Wanneer de gewenste waarde ( ) zich bij de start van het automatisch bedrijf boven de grens werkpunt bevindt (code 49 - h5) dan neemt het ventiel ( ) het werkpunt (code 49 - h1) in. Wanneer de gewenste waarde afneemt tot onder de grens veiligheidspositie (code 49 - h2), dan gaat het ventiel naar de veiligheidspositie. Resolutie van de deelslagtest (PST) Een deelslagtest wordt geactiveerd, wanneer de gewenste waarde ( ) vanuit een gedefinieerde stand (veiligheidspositie of werkpunt) in het bereik tussen onderste grens start test(code 49 - h3) en bovenste grens start test(code 49 - h4) beweegt en hier langer dan 6 seconden blijft. Het ventiel ( ) gaat vanuit de laatste gedefinieerde stand naar de sprongstart (code 49 - d2). EB NL 65

66 Inbedrijfname Instelling Slag [%] Slag [%] Δt > 6 s Start PST Start PST Δt > 6 s Ende PST Ende PST Code 49 - h1 Code 49 - h5 Code 49 - h4 Code 49 - h3 Code 49 - h2 Code 49 - d2 Tijd [s] Code 49 - h1 = Code 49 - d2 Code 49 - h5 Code 49 - h4 Code 49 - h3 Code 49 - h2 Tijd [s] Na beëindiging van de deelslagtest beweegt het ventiel terug naar de vorige stand (veiligheidspositie of werkpunt). Onderbreken van de deelslagtest (PST) De deelslagtest wordt afgebroken, wanneer de gewenste waarde het bereik tussen grens veiligheidspositie en grens werkpunt verlaat. Na onderbreking van de deelslagtest beweegt het ventiel terug naar de vorige stand (veiligheidspositie of werkpunt). Instellingen uitvoeren Configuratie vrijgeven: Draaien Code 3, weergave: No indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES indrukken, weergave Toepassingstype open/dicht kiezen: Draaien Code 49 Indrukken, codegetal 49 knippert Draaien Code h0 Indrukken, codegetal h0 knippert Draaien YES Indrukken Werkpunt, testgrenzen en grenzen voor de discrete analyse instellen: Draaien code h1/h2/h3/h4/h5 Indrukken, codegetal h1/h2/h3/h4/h5 knippert Draaien en gekozen parameters instellen Indrukken, om de instelling te bevestigen 66 EB NL

67 Inbedrijfname Instelling 7.9 Reset terugzetten naar standaard waarden Bij een reset worden alle inbedrijfnameparameters en de diagnose op de af fabriek ingestelde standaard waarden teruggezet (zie codelijst, hoofdstuk 14). Configuratie vrijgeven: Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave Inbedrijfnameparameters terugzetten: Reset Standaard No Draaien Code 36, weergave: Indrukken, codegetal 36 knippert Draaien Std Indrukken Alle inbedrijfnameparameters en de diagnose worden op de ingestelde standaardwaarden teruggezet. Opmerking:met code 36 - diagis het mogelijk, alleen de diagnosegegevens (EX- PERTplus) te resetten, zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus. EB NL 67

68 Bediening 8 Bediening WAARSCHUWING! Tijdens de bediening beweegt de membraanstang van het regelventiel. Om beknellingen van vingers en handen te voorkomen mag de membraanstang niet worden aangeraakt en geblokkeerd. 8.1 Vrijgave en selectie van de parameters In de codelijst in hoofdstuk 14 vanaf pagina 77 zijn alle codes met hun betekenis en default-waarden (fabrieksinstelling) opgesomd. Bij met een sterretje (*) gemarkeerde codes is voor de instelling een configuratievrijgave nodig, die met code 3 wordt gerealiseerd, zoals hierna beschreven. Nu kunnen de afzonderlijke codes opeenvolgend worden geconfigureerd: draaien en de gewenste code selecteren. Indrukken, om de gewenst code te openen. Codegetal knippert. Draaien en instelling kiezen. Indrukken, om de instelling te bevestigen. Opmerking:wanneer binnen 120 s geen invoer plaatsvindt, dan vervalt de configuratievrijgave en volgt terugkeer naar code 0. Invoer onderbreken Onderbreken van de weergave Code 3 Configuratie niet vrijgegeven Een invoer kan voor de bevestiging ( -knopdruk) worden afgebroken, zonder dat de gekozen instelling wordt overgenomen: Configuratie vrijgeven Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert. De instelling onder code 3 kan worden gewijzigd. Draaien YES Indrukken, weergave De configuratie is vrijgegeven. Draaien ESC Indrukken De invoer wordt beëindigd, zonder dat de vooraf ingestelde waarde wordt overgenomen. 68 EB NL

69 Bediening 8.2 Bedrijfsstanden Automatisch en handbedrijf Standaard bevindt de klepstandsteller zich na een succesvolle initialisatie in -automatisch bedrijf (AUTO). % Automatisch bedrijf Gewenste handbedieningswaarde instellen % Draaien Code 1 Indrukken, codegetal 1 knippert Draaien, tot de druk in de klepstandsteller is opgebouwd, het regelventiel reageert en de gewenste ventielstand worden ingenomen. % Omschakeling naar -handbedrijf (MAN) Opmerking:na ca. 120 s zonder bedieningshandeling gaat de regelaar terug naar code 0, maar blijft in handbedrijf. Omschakeling naar bedrijf (AUTO) -automatisch Draaien Code 0 Draaien Code 0 Indrukken, weergave AUtO, codegetal 0 knippert Draaien MAN Indrukken, de regelaar gaat over naar -handbediening. De handbediening begint met de laatste gewenste waarde van het automatische bedrijf, zodat de omschakeling soepel verloopt. Getoond wordt de actuele stand in %. Indrukken, codegetal 0 knippert Draaien AUtO Indrukken, de regelaar gaat over naar automatisch bedrijf EB NL 69

70 Bediening Veiligheidspositie (SAFE) Wanneer het ventiel in de bij de inbedrijfname vastgelegde veiligheidspositie (conf. par. 7.1) moet worden bewogen, dan moet als volgt te werk worden gegaan: 8.3 Storing/uitval Alle toestands- en storingsmeldingen worden in de klepstandsteller met een status geclassificeerd. De default-instellingen van de statusclassificatie zijn in de codelijst genoemd. Draaien Code 0 Indrukken, weergave:actuele bedrijfsstand (AUtO of MAN), codegetal 0 knippert Draaien SAFE Indrukken, weergave: S Het ventiel gaat naar de veiligheidspositie. Wanneer de klepstandsteller geïnitialiseerd is wordt nu de actuele ventielstand in % getoond. Verlaten van de veiligheidspositie Draaien Code 0 Indrukken, codegetal 0 knippert Draaien en de gewenste bedrijfsstand AUtO of MAN instellen Indrukken De klepstandsteller gaat over in de ingestelde bedrijfsstand. Opmerking: Veranderingen in de statusclassificatie kunnen via de bedieningssoftware TROVIS-VIEW en via de parameters van de DD worden uitgevoerd, zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus. Om een beter overzicht te krijgen worden geclassificeerde meldingen gecombineerd tot een verzamelstatus van de klepstandsteller. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende statusmeldingen: Uitval Het apparaat kan vanwege een functionele storing in het apparaat of de randapparatuur de taak niet volgen of heeft nog geen succesvolle initialisatie doorlopen. Onderhoud nodig Het apparaat kan zijn taak nog (beperkt) uitvoeren, een onderhoudsbehoefte resp. bovengemiddelde slijtage werd geconstateerd. De slijtagegrens is binnenkort bereikt resp. wordt sneller bereikt dan voorzien. Onderhoud is op middellange termijn nodig. Onderhoudsvraag Het apparaat kan zijn taak nog (beperkt) uitvoeren, een onderhoudsbehoefte resp. bovengemiddelde slijtage werd geconstateerd. De slijtage- 70 EB NL

71 Bediening grens is binnenkort bereikt resp. wordt sneller bereik dan voorzien. Een onderhoud is op korte termijn nodig. Buiten de specificatie Het apparaat wordt gebruikt buiten de gespecificeerde toepassingsomstandigheden. Opmerking:wanneer aan een event "geen melding" is toegekend, dan heeft deze event geen invloed op de verzamelstatus. De verzamelstatus wordt aangegeven met de volgende symbolen: Verzamelstatus Uitval Functionele controle Onderhoudsbehoefte/onderhoudsvraag Buiten de specificatie Display Klepstandsteller Tekstmelding, bijv. testing, TunEoftESt Knipperend Wanneer de klepstandsteller niet is geïnitialiseerd, dan toont het display het uitvalsymbool ( ), omdat de klepstandsteller de gewenste waarde niet kan volgen. Indien storingsmeldingen actief zijn, wordt de mogelijke storingsoorzaak vanaf code 49 getoond. In het display verschijnt dan Err. Voorbeeld: fout stiftpositie Oorzaak en oplossing kunnen worden gevonden in de codelijst (hoofdstuk 14). Storingsmelduitgang De verzamelstatus "uitval" zorgt voor schakelen van de optionele storingsmelduitgang. Via de code 32 kan naar keuze ook de verzamelstatus "functionele controle" de storingsmelduitgang schakelen. Via de code 33 kan naar keuze ook de verzamelstatus "onderhoudsbehoefte/ onderhoudsvraag" de storingsmelduitgang activeren Storingsmelding bevestigen Configuratie vrijgeven: Opmerking:de configuratievrijgave vervalt na 120 s zonder bedieningshandeling. Draaien Code 3, weergave: No Indrukken, codegetal 3 knippert Draaien YES Indrukken, weergave Storingsmelding bevestigen: Draaien storingscode, die moet worden bevestigd Indrukken De storingsmelding is bevestigd. S EB NL 71

72 Instelling eindcontact 9 Instelling eindcontact Bij de uitvoering met inductief eindcontact bevindt zich op de draaias van de klepstandsteller een instelbare stuurkam (1), die de initiator (3) bediend. Voor het gebruik van het inductieve eindcontact moet in het uitgangscircuit een bijbehorende schakelversterker (par ) worden ingeschakeld. Wanneer de kam (1) zich in het veld van de initiator bevindt wordt deze hoogohmig. Wanneer deze zich niet meer in dit veld bevindt wordt deze initiator laagohmig. De eindschakelaar wordt normaal gesproken zodanig ingesteld, dat in een eindstand een signaal actief is. Het schakelpunt kan echter ook voor het signaleren van een tussenstand worden ingesteld. De gewenste schakelfunctie, of het uitgangsrelais bij het binnengaan van de kam in de initiator moet zijn aangetrokken of afgevallen, wordt ook op de schakelversterker gekozen. Opmerking:het inductieve eindcontact vervangt het software-eindcontact A1 met klemcodering +41/ 42. Iedere schakelpositie kan naar keuze door het binnengaan of uittreden van de stuurkam worden gesignaleerd. Het tweede softwaregrenscontact blijft onbeperkt aanwezig, de werking van software-eindcontact A1 is uitgeschakeld. Instelschroef (2) kam (1) initiator (3) Afb. 23 instelling eindcontact 72 EB NL

73 Instelling eindcontact Software-aanpassing Code 38(inductief alarm is op YES ingesteld). Het inductieve eindcontact is met de klemmen +41/ 42 verbonden. Bij uitlevering af fabriek SAMSON is het apparaat overeenkomstig voorbereid. Schakelpuntinstelling: OPGELET! Bij het inregelen of controleren moet het schakelpunt altijd vanuit de middenstand (50%) worden benaderd. Om onder alle omgevingscondities een betrouwbaar schakelen te waarborgen moet het schakelpunt tenminste 5% voor de mechanische aanslag (OPEN DICHT) worden ingesteld. Voor DICHT-stand: 1. Klepstandsteller initialiseren. 2. Klepstandsteller door verstellen met de MAN-functie op 5 % zetten (zie LC Display). 3. Kam met de gele instelschroef (2) zodanig verstellen, dat de kam inof uitgaat en de schakelversterker aanspreekt. Als indicator kan de schakelspanning worden gemeten. Voor OPEN-stand: 1. Klepstandsteller initialiseren. 2. Klepstandsteller door verstellen met de MAN-functie op 95 % zetten (zie LC Display). 3. Kam (1) met de gele instelschroef (2) zodanig verstellen, dat de kam de initiator (3) ingaat of uitgaat. Als indicator kan de schakelspanning worden gemeten. Contactfunctie: Kam uit > contact wordt gesloten. Kam in > contact wordt geopend. Contactfunctie: Kam uit > contact wordt gesloten Kam in > contact wordt geopend EB NL 73

74 Instelling eindcontact 9.1 Naderhand aanbrengen van een inductief eindcontact Benodigde inbouwset: eindcontact bestelnr Opmerking: Bij werkzaamheden aan explosieveilige apparaten moeten de voorschriften conform hoofdstuk 11 "Reparatie Ex-apparaten" worden aangehouden Draai-/drukknop (3) en kap (1) wegnemen, de vijf bevestigingsschroeven (2) uitdraaien en het kunststof deksel (9) aftillen. 2. Op de gemarkeerde plaats (4) met een mes een opening maken. 3. Connector (11) met kabel inschuiven, de initiator (7) op het deksel borgen. 4. Op het contact X7 van de bovenste printkaart de steekbrug (artikelnr ) verwijderen en de kabelstekker (11) opschuiven. 5. Kabel zo installeren, dat het kunststof deksel vrij kan worden geplaatst. Bevestigingsschroeven (2) plaatsen en vastschroeven, op de initiator de klemplaat (8) monteren. 6. As klepstandsteller met de afgevlakte locatie zodanig verdraaien, dat de knop (5) met de kam naast de initiator kan worden geplaatst. 7. Belangrijk!Bij de inbedrijfname van de klepstandsteller de optie inductief alarm bij code 38 van No op YES zetten. Steekplaats X7 (11) 1 Kap 2 Schroeven 3 Draai-/drukknop 4 Markering 5 Knop Kam 7 Initiator 8 Klemplaat 9 Kunststof deksel 11 Stekker Afb. 24 Naderhand inbouwen van een inductief eindcontact 74 EB NL

75 Onderhoud 10 Onderhoud Het apparaat is onderhoudsvrij. In de pneumatische aansluitingen Supply en Output bevinden filterpatronen met 100 µm meschgrootte als filter, die indien nodig kunnen worden uitgeschroefd en gereinigd. De onderhoudsvoorschriften van eventuele aanvoerlucht-conditioneringsstations moeten worden aangehouden. zijn onderhavig aan de bepalingen voor gerepareerde apparaten. Deze moeten voor toepassing binnen explosiegevaarlijke omgeving overeenkomstig de bepalingen die voor de Reparatie van Ex-apparaten" gelden aan een beproeving worden onderworpen. Voor onderhoud, kalibratie en instellingen, binnen en buiten het explosiegevaarlijke gebied, moet hoofdstuk 13 worden aangehouden. 11 Reparatie Ex-apparaten Wanneer het bedrijfsmiddel met een component waarvan de explosieveiligheid afhangt wordt ingezet, dan mag deze pas weer in bedrijf worden genomen, wanneer een deskundige het bedrijfsmiddel conform de eisen van de explosieveiligheid heeft gecontroleerd en daarvan een certificaat heeft opgesteld of het bedrijfsmiddel van haar testsymbool heeft voorzien. De beproeving door de deskundige kan komen te vervallen, waneer het bedrijfsmiddel voor het opnieuw in bedrijf nemen door de leverancier aan een stuksbeproeving wordt onderworpen en deze succesvolle beproeving door het aanbrengen van een testsymbool op het bedrijfsmiddel werd bevestigd. Excomponenten mogen alleen door originele, beproefde, componenten van de leverancier worden vervangen. Apparaten die buiten explosiegevaarlijke omgeving bedrijfsmatig worden gebruikt en in de toekomst binnen explosiegevaarlijke omgeving worden ingezet, 12 Update van de firmware (Serial Interface) Een update van de firmware, bij klepstandstellers die in bedrijf zijn, kan plaatsvinden als hierna beschreven: Bij een update door een door SAMSON geautoriseerde medewerker van de servicedienst wordt de update via een, door de kwaliteitsborging toegewezen, testmarkering op het apparaat. In alle andere gevallen mag een update alleen door schriftelijk geautoriseerd personeel van de eigenaar worden uitgevoerd met dit moet op het apparaat worden aangegeven. Laptops en PC's, die met de netvoeding zijn verbonden, mogen zonder extra beveiligingsschakeling niet worden gebruikt. Voor laptops in accubedrijf geldt een uitzondering. Hier moet ervan uit worden gegaan, dat het om kortstondig gebruik gaat voor software-programmering resp. testen. EB NL 75

76 Instructies omtrent onderhoud, kalibratie en werkzaamheden aan bedrijfsmaterieel a) Update buiten de explosiegevaarlijke omgeving: De klepstandstellers moeten worden gedemonteerd. De update volgt buiten de explosiegevaarlijke omgeving. b) Update ter plaatse: Een update ter plaatse is alleen mogelijk na overleg van de ondertekende toestemming van de eigenaar van de installatie. Na de uitgevoerde update moet de actuele firmware op de typeplaat worden aangegeven, bijv. met een sticker. 13 Instructies omtrent onderhoud, kalibratie en werkzaamheden aan bedrijfsmaterieel Het samenschakelen met intrinsiekveilige circuits voor controle, kalibratie en instelling, binnen en buiten explosiegevaarlijke omgeving mag alleen met intrinsiekveilige stroom- resp. spanningsbronnen en meetinstrumenten plaatsvinden, zodat beschadiging van veiligheidsrelevante onderdelen wordt voorkomen. De in de toelatingen aangegeven maximale waarden van de intrinsiekveilige circuits moeten worden aangehouden. 76 EB NL

77 Codelijst 14 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 0 Bedrijfsstand [MAN] handbedrijf AUtO Automatisch bedrijf SAFE Veiligheidspositie ESC Afbreken De omschakeling van automatisch naar hand verloopt soepel. Bij de veiligheidspositie verschijnt in het display het symbool S. Bij MAN en AUtO wordt de regelafwijking weergegeven door de bargraph-elementen. De cijferindicatie geeft bij een geïnitialiseerde klepstandsteller de ventielstand of de draaihoek in % aan, anders de stand van de hefboom tot de middenas als hoek. 1 Hand-w Instelling van de gewenste handwaarde met draai-/drukknop, getoond wordt bij een geïnitialiseerd apparaat de momentele [0] % slag/hoek in %, anders de stand van de hefboom t.o.v. de midden van het nominale bereik as in hoek. Opmerking: Opmerking:alleen beschikbaar, wanneer code 0= MAN. een open/dicht-ventiel kan bij gesloten stand ATO over 100 %, bij gesloten stand ATC tot onder 0% van het nom. bereik worden bewogen. 2 Leesrichting normaal of ondersteboven ESC 3 Configuratie vrijgave [No] YES ESC Leesrichting van het display wordt met 180 gedraaid. Mogelijkheid voor het veranderen van data wordt vrijgegeven (vervalt automatisch na 120 s zonder bediening van de draai-druk-knop). Wanneer de lokale bediening via HART - communicatie is geblokkeerd, dan wordt knipperend HART getoond. De met * gemarkeerde codes kunnen alleen worden gelezen, niet worden overschreven. Via de SSP-interface kan ook alleen worden gelezen. EB NL 77

78 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 4* stiftpositie [No] 17, 25, 35, 50 mm 70, 100, 200 mm, 90 bij draaiaandrijvingen ESC Opmerking: Wordt de stiftafstand code 4 te klein gekozen, dan schakelt het apparaat uit veiligheidsoverwegingen over naar de SAFE-modus 5* Nominaal bereik [15.0] mm of hoek ESC 6* Init-modus [MAX] maximaal bereik NOM nom. bereik MAN handinstelling SUb noodmodus ZP nulpuntsinregeling ESC afbreken 7* w/x [ ] ESC De aftaststift moet afhankelijk van de ventielslag/-hoek in de juiste stiftpositie worden geplaatst. Voor de initialisatie onder NOM of SUb moet deze stiftpositie worden ingevoerd. Stiftpositie standaard Instelgebied Code 4 Code 5 Code ,5 3, ,7 25 7,5 5, , ,0 7, , ,0 10, , ,0 14, , ,0 20, , ,0 40, , ,0 24, ,0 Voor de initialisatie onder NOM of SUb moet de nom. slag/ -hoek van het ventiel worden ingevoerd. Het mogelijke instelbereik resulteert conform de stiftpositie uit de tabel bij code 4. Na een succesvolle initialisatie wordt hier de maximale slag/hoek getoond, die bij de initialisatie is bereikt. Keuze van het type initialisatie MAX: Weg/hoek van het smoorlichaam vanuit de DICHT-stand tot de tegenoverliggende aanslag in de aandrijving NOM: Weg/hoek van het smoorlichaam gemeten vanaf de DICHT-stand tot de opgegeven OPEN-stand MAN: Handmatig gekozen bereik SUb: Vervangingskalibratie, zonder initialisatieprocedure Bewegingsrichting van de gewenste waarde w t.o.v. slag/draaihoek x Automatische aanpassing: AIR TO OPEN Na de initialisatie blijft de bewegingsrichting stijgend/stijgend ( ), met toenemend ma-signaal opent een doorgangsventiel. AIR TO CLOSE Na de initialisatie schakelt de bewegingsrichting om naar stijgend/dalend ( ), met toenemend ma-signaal sluit een doorgangsventiel. 78 EB NL

79 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 8* x-bereik aanvang (slag-/ draaihoekbereik aanvang) % van het nom. bereik, [0.0 %] ESC Opmerking:Specificatie in mm of hoek, wanneer code 4 is ingesteld. 9* x-bereik einde (slag-/draaihoekbereik einde) % van het nom. bereik, [100.0 %] ESC Opmerking:Specificatie in mm of hoek, wanneer code 4 is ingesteld. 10* x-grens onder (slag-/ draaihoekbegrenzing onder) [No] % van werkgebied ESC 11* x-grens boven (slag-/draaihoekbegrenzing boven) % van werkgebied, [100.0 %] No ESC Aanvangswaarde voor de slag/draaihoek in nom. resp. werkgebied. Het werkgebied is de werkelijke weg/hoek van het regelventiel en wordt door het x-bereik aanvang (code 8) en x-bereik einde (code 9) begrensd. Normaal gesproken zijn het werkgebied en het nom. bereik hetzelfde. Het nom. bereik kan door het x-bereik aanvang en het x-bereik einde worden begrensd op het werkgebied. Waarde wordt getoond resp. moet worden ingevoerd. De karakteristiek wordt aangepast. Zie ook voorbeeld code 9! Eindwaarde voor de slag/draaihoek in nom. resp. werkgebied Waarde wordt getoond resp. moet worden ingevoerd. De karakteristiek wordt aangepast. Voorbeeld:Als toepassing voor een gewijzigd werkgebied geldt bijv. het beperkte bereik voor een te groot gedimensioneerd regelventiel. Bij deze functie wordt het gehele resolutiebereik van de gewenste waarde naar de nieuwe grenzen omgerekend. 0% op het display komt overeen met de ingestelde onderste grens en 100% met de ingestelde bovenste grens. Begrenzing van de slag/draaihoek naar beneden op de ingevoerde waarde; de karakteristiek wordt niet aangepast. Er volgt geen aanpassing van de karakteristiek op het gereduceerde bereik. Zie ook voorbeeld code 11. Begrenzing van de slag/draaihoek naar boven op de ingevoerde waarde; de karakteristiek wordt niet aangepast. Voorbeeld: In veel toepassingen is het zinvol, de ventielslag te begrenzen bijv. wanneer een bepaalde minimale doorstroming aanwezig moet zijn of een bepaald maximaal niet mag worden bereikt. De onderste begrenzing moet met code 10 en de bovenste met code 11 worden ingesteld. Wanneer een dichtsluitfunctie is voorzien, dan heeft deze voorrang op de slagbegrenzing. Bij No kan het ventiel met een gewenste waarde buiten het bereik ma over de nom. slag worden open gestuurd. EB NL 79

80 Codelijst Code Parameter Aanwijzing, Nr. Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 12* w-aanvang % van gewenste waardebereik, [0.0 %] ESC 13* w-einde % van gewenste waardebereik, [100.0 %] ESC Aanvangswaarde van het geldige gewenste waardebereik, deze moet kleiner zijn dan de eindwaarde w-eind, 0% = 4 ma. Het gewenste waardebereik is het verschil tussen w-eind en w- aanvang en moet als Δw 25 % = 4 ma zijn. Bij een ingesteld gewenste waardebereik van %= ma moet het regelventiel het gehele werkgebied van % slag/draaihoek doorlopen. In Split-range-bedrijf werken de ventielen met kleinere gewenste waarden. Daarbij wordt de regeluitgang van het regelsysteem voor de aansturing van twee ventielen zodanig verdeeld, dat deze bijv. bij het telkens halve ingangssignaal de volledige slag/draaihoek doorloopt. (eerste ventiel ingesteld op % = ma en tweede ventiel ingesteld op % = ma gewenste waarde. Eindwaarde van het geldige gewenste waardebereik, moet groter zijn dan w-aanvang. 100 % = 20 ma 14* Eindstand bij w kleiner (eindstand w <) Wanneer de gewenste waarde w tot de ingestelde procentuele waarde de eindwaarde is genaderd, die sluiten van het ventiel tot gevolg heeft, dan wordt de aandrijving spontaan volledig ontlucht % van het onder (bij AIR TO OPEN) of belucht (bij AIR TO CLOSE). De actie heeft code 12/13 ingestelde altijd maximaal dicht sluiten van het ventiel tot gevolg. bereik, [1.0 %] No ESC Codes 14/15 hebben voorrang op codes 8/9/10/11 Codes 21/22 hebben voorrang op codes 14/15 15* Eindstand bij w groter (eindstand w >) [No] % van het via code 12/13 ingestelde bereik ESC Wanneer de gewenste waarde w tot de ingestelde procentuele waarde de eindwaarde is genaderd, die openen van het ventiel tot gevolg heeft, dan wordt de aandrijving spontaan volledig belucht (bij AIR TO OPEN) of ontlucht (bij AIR TO CLOSE). De actie heeft altijd maximaal openen van het ventiel tot gevolg. Codes 14/15 hebben voorrang op codes 8/9/10/11 Codes 21/22 hebben voorrang op codes 14/15 Voorbeeld: voor 3-wegventielen de eindstand w > op 99 % instellen. 80 EB NL

81 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 16* Drukgrens [No] 1,4 2,4 3,7 bar ESC 17* KP-niveau (proportionaliteitsfactor) , [7] ESC 18* TV-niveau (integratietijd) , [2] No ESC 19* Tolerantieband % van werkgebied, [5.0] ESC De steldruk naar de aandrijving kan in stappen worden begrensd. Na verandering van de ingestelde drukgrens moet de aandrijving eenmaal worden ontlucht (bijv. door keuze van de veiligheidspositie, code 0). OPGELET! Bij dubbelwerkende aandrijvingen (gesloten stand AIR TO OPEN (AtO)) mag de drukbegrenzing niet worden geactiveerd. Aanwijzing resp. verandering van K P Opmerking betreffende verandering van het K P - en T V -niveau: Bij de initialisatie van de klepstandsteller werden de waarden voor K P en T V optimaal ingesteld. Wanneer de regelaar vanwege extra storingen tot ontoelaatbaar pendelen neigt, dan kunnen de K P - en T V -waarden na de initialisatie worden aangepast. Daarvoor kan ofwel het T V -niveau stapsgewijs worden verhoogd, tot het gewenste inloopgedrag is bereikt, of wanneer al de maximale waarde 4 bereikt is, het K P - niveau stapsgewijs worden verlaagd. OPGELET! Een verandering van het K P -niveau beïnvloedt de regelafwijking. Weergave resp. verandering van TV, zie instructies onder K P - niveau! Een verandering van het T V -niveau beïnvloedt niet de regelafwijking. Dient als foutbewaking. Bepalen van de tolerantieband betrokken op het werkgebied. Bijbehorende nalooptijd [30] s is resetcriterium. Wordt tijdens de initialisatie een looptijd vastgesteld, waarvan het 6-voudige > 30 s is, dan wordt de zesvoudige looptijd als nalooptijd overgenomen. EB NL 81

82 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 20* Karakteristiek , [0] ESC 21* w-helling open s, [0 s] ESC 22* w-helling dicht s, [0 s] ESC 23* Wegintegraal , [0] Exponentiële weergave vanaf tellerstand > 9999 RES ESC Keuze karakteristiek 0 Lineair 1 Equiprocentueel 2 Equiprocentueel invers 3 SAMSON-regelventiel lineair 4 SAMSON-regelventiel equiprocentueel 5 VETEC-draaiklep lineair 6 VETEC-draaiklep equiprocentueel 7 Kogelsegment lineair 8 Kogelsegment equiprocentueel 9 Door gebruiker gedefinieerd (definitie via bedieningssoftware) Opmerking: De verschillende karakteristieken zijn in hoofdstuk 17 weergegeven. Tijd om het werkgebied bij het openen van het regelventiel te doorlopen. Looptijdbegrenzing (code 21 en 22): Bij veel toepassingen is het aan te raden, de looptijd van de aandrijving te begrenzen, om te snel ingrijpen in het lopende proces te voorkomen. Code 21 heeft voorrang op code 15. OPGELET! De functie is niet actie bij het activeren van de veiligheidsfunctie of het magneetventiel en bij het wegvallen van de hulpenergie. Tijd om het werkgebied bij het sluiten van het regelventiel te doorlopen. Code 22 heeft voorrang op code 14. OPGELET! De functie is niet actie bij het activeren van de veiligheidsfunctie of het magneetventiel en bij het wegvallen van de hulpenergie. Gesommeerde dubbele ventielslag. Kan door code 36 Std naar 0 worden teruggezet. Opmerking: de waarde wordt iedere 1000 dubbele slagen beveiligd tegen netspanningsuitval opgeslagen. 82 EB NL

83 Codelijst Code Parameter Aanwijzing, Nr. Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 24* GW wegintegraal , [ ] Exponentiële weergave vanaf tellerstand > 9999 ESC Grenswaarde wegintegraal, na het overschrijden daarvan verschijnen de symbolen en. 25* Alarmmodus , [2] ESC Schakelmodus van de software-eindcontacten alarm A1 en A2 in aangesproken toestand (bij geïnitialiseerde klepstandsteller). 1) Ex-varianten conform EN : A1 2,1 ma A2 1,2 ma 1: A1 1,2 ma A2 1,2 ma 2: A1 2,1 ma A2 2,1 ma 3: A1 1,2 ma A2 2,1 ma 2) niet Ex-variant 0: A1 R = 348Ω A2 blokkerend 1: A1 blokkerend A2 blokkerend 2: A1 R = 348Ω A2 R = 348Ω 3: A1 blokkerend A2 R = 348Ω Bij niet geïnitialiseerde toestand staan software-eindcontacten altijd op het signaal conform de niet-aangesproken toestand. Wanneer er geen ma-signaal op de klemmen 11/12 actief is, dan gaan de softwarematige grenswaardecontacten beide naar het signaal 1,2 ma (Ex) resp. blokkerend (niet-ex). Opmerking:de storingsmelduitgang schakelt bij actieve storing altijd naar 1,2 ma/blokkerend; Zonder storing staat deze op 2,1 ma/r = 348Ω 26* Grenswaarde A1 No % van werkgebied, [2.0 %] ESC Bij onderschrijden van de waarde gaat alarm 1 in de aangesproken toestand. Software-grenswaarde A1 wordt, gerelateerd aan het werkgebied, getoond of kan worden veranderd. De instelling heet geen invloed wanneer een inductief contact is ingebouwd. EB NL 83

84 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 27* Grenswaarde A2 No % van werkgebied, [98.0 %] ESC 28* Alarm Test Leesrichting : Standaard [No] RUN 1 RUN 2 RUN 3 ESC 29* Standmelder x/ix 3) [ ] ESC 30* Storingmelder ix 3) [No] HI LO ESC Omgedraaid [No] 1 RUN 2 RUN 3 RUN ESC Bij overschrijden van de waarde gaat alarm 2 in de aangesproken toestand. Software-grenswaarde A2 wordt, gerelateerd aan het werkgebied, getoond of kan worden veranderd. Test van de software-eindcontacten alarm A1 en A2 en het storingsmeldcontact A3. Wanneer de test wordt geactiveerd, dan schakelt het betreffende contact vijfmaal. RUN1/1 RUN: Software-eindcontact A1 op 2,1mA RUN2/2 RUN: Software-eindcontact A2 op 2,1mA RUN3/3 RUN: Storingsmeldcontact A3 op 1,2 ma Werkingsrichting van de standmelder, geeft uitgaande van de gesloten stand de toekenning van de slag-/hoekstand aan het uitgangssignaal i aan. Het werkgebied (zie code 8) van het ventiel wordt als ma signaal afgebeeld. Over- of onderschrijdingen kunnen binnen de grenzen 2, ,6 ma worden weergegeven. Bij niet aangesloten klepstandsteller (gewenste waarde kleiner dan 3,6 ma) is het signaal 0,9 ma en in niet geïnitialiseerde toestand 3,8 ma. Bij code 32 YES stuurt de klepstandsteller tijdens de initialisatie of nulpuntsinregeling de waarde conform code 30 uit, bij code 32 NO wordt bij lopende zelfinregeling 4 ma uitgestuurd. Keuze, of en hoe storingen, die schakelen van het storingsmeldcontact veroorzaken, ook door de standmelderuitgangen moeten worden gesignaleerd. HI ix =21,6±0,1 ma of LO ix =2,4±0,1 ma 31* Standmelder test 3) Test van de standmelder, waarden kunnen, gerelateerd aan het [defaultwaarde is de laatste getoonde werkgebied, worden ingevoerd. Lokaal wordt bij geïnitialiseerde klepstandsteller de momentele momentele waarde als startwaarde gebruikt (soepele overgang in waarde van de standmelder] testmodus). Bij de test via de software wordt de ingevoerde simulatiewaarde gedurende 30 s als standmeldsignaal uitgestuurd. % van werkgebied ESC 3)Analoge standmelder: codes 29/30/31 kunnen alleen worden gekozen, wanneer de standmelder (optie) is ingebouwd. 84 EB NL

85 Codelijst Code Parameter Aanwijzing, Nr. Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 32* Storingsmelding bij verzamelstatus functiecontrole [YES] No ESC YES: Storingsmelding ook bij verzamelstatus "functiecontrole" No: Verzamelstatus "functiecontrole" veroorzaakt geen storingsmelding Opmerking:Onafhankelijk van de verzamelstatus schakelt de storingsmelduitgang altijd bij de storingscodes 57, 58, 60, 62 en , * Storingsmelding bij verzamelstatus onderhoud nodig [YES] No ESC YES: Storingsmelding alleen bij verzamelstatus "uitval" en bij verzamelstatus Onderhoud nodig No: Storingsmelding alleen bij verzamelstatus "uitval" Opmerking:Onafhankelijk van de verzamelstatus schakelt de storingsmelduitgang altijd bij de storingscodes 57, 58, 60, 62 en , * Sluitrichting CL [CCL] ESC 35* Blokkeerstand [0] mm/ /% ESC 36* Reset [No] Std diag ESC 37 Standmelder No YES 38* Inductief alarm [No] YES ESC 39 Info regelafwijking e % 40 Info looptijd open s, [0 s] CL : clockwise, rechtsom CCL: counterclockwise, linksom Draairichting via welke de gesloten stand van het regelventiel wordt bereikt (blik op de knopbeweging bij geopend klepstandstellerdeksel). Opmerking:Invoer alleen bij intitialisatiemodus SUb (code 6) nodig. Invoer van de blokkeerstand afstand tot de DICHT-stand. Opmerking:Alleen nodig bij initialisatiemodus SUb. Std: Zet alle parameters naar de standaard waarden (fabrieksinstelling) en de diagnosegegevens terug. Na het resetten van de parameters moet het instrument worden geïnitialiseerd. diag: Alleen resetten van de diagnosegegevens. Opgenomen referentiecurven en de protocollering blijven behouden. Geen nieuwe initialisatie nodig. Geeft aan of de optie standmelding is ingebouwd of niet. Alleen weergave Geeft aan of de optie inductie contact is ingebouwd of niet. Geeft de afwijking t.o.v. de gewenste positie aan (e = w x) Alleen weergave Minimale openingstijd, wordt bij de initialisatie bepaald Alleen weergave EB NL 85

86 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Belangrijk! Van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 41 Info looptijd dicht s, [0 s] 42 Info Auto-w % van het bereik 4 tot 20 ma 43 Info firmware Xxxx 44 Info y 0 P %, [0 %] MAX 45 Info magneetventiel YES HIGH/LOW No 46* Polling adres Minimale sluittijd, wordt bij de initialisatie bepaald Alleen weergave Actieve automatische gewenste waarde overeenkomstig ma Alleen weergave Apparaattype en actuele firmwareversie (afwisselend weergegeven) Alleen weergave Stelsignaal y in %, gerelateerde aan het bij de initialisatie bepaalde slagbereik MAX: De klepstandsteller bouwt de maximale uitgangsdruk op, zie beschrijving code 14, P: De klepstandsteller ontlucht volledig, zie beschrijving code 14, 15. : De klepstandsteller is niet geïnitialiseerd. Alleen weergave Geeft aan, of een magneetventiel is ingebouwd. Wanneer op de klemmen van het ingebouwde magneetventiel spanning actief is, dan wordt YES en HIGH afwisselend getoond. Wanneer geen spanning actief is (aandrijving ontlucht, veiligheidspositie met symbool S in het display, dan worden afwisselend YES en LOW getoond. Alleen weergave Keuze van het busadres , [0] ESC 47* Schrijfbeveiliging HART [No] YES ESC Bij geactiveerde schrijfbeveiliging kunnen apparaatgegevens via HART -communicatie alleen worden uitgelezen, niet worden overschreven. 86 EB NL

87 Codelijst Code Parameter Aanwijzing, Nr. Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Opmerking: van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 48* Diagnose Diagnoseparameter d d0 temperatuur C d1 min. temperatuur [20 C] d2 max. temperatuur [20 C] d3 aantal nulpuntsinregelingen [0] Actuele bedrijfstemperatuur [ C] intern in de klepstandsteller. (nauwkeurigheid ±3 %). Alleen weergave Laagste, ooit opgetreden bedrijfstemperatuur onder 20 C. Alleen weergave Hoogste, ooit opgetreden bedrijfstemperatuur boven 20 C. Alleen weergave Aantal nulpuntsinregelingen sinds de laatste initialisatie. Alleen weergave d4 aantal initialisaties [0] d5 nulpuntsgrenzen % van het nom. bereik, [5.0 %] d6 verzamelstatus OK C CR b S d7 referentieloop [No] YES ESC d8 vrij Aantal uitgevoerde initialisaties sinds de laatste reset. Alleen weergave Gebruikersgestuurde nulpuntbewaking Is bedoelt voor foutbewaking van de nulpuntsverschuiving. Gecomprimeerde verzamelstatus, gevormd uit de afzonderlijke toestanden Alleen weergave OK In orde C Onderhoud nodig CR Onderhoudsvraag b Uitval S Buiten de specificatie Referentiebeweging voor de testfuncties regeluitgang y stationair (d1) en regeluitgang y hysterese (d2) activeren Activeren van de referentiebeweging is alleen in -handbedrijf (MAN) mogelijk, omdat het complete stelbereik van het ventiel wordt doorlopen. Wanneer EXPERTplus bij oudere apparaten naderhand wordt geactiveerd, moeten de referentiecurven worden geregistreerd, zodat alle diagnosefunctionaliteiten ter beschikking staan. Tot firmwareversie 1.4x: Invoer van een vrijschakelcode voor EXPERTplus EB NL 87

88 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Opmerking: van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 48* Diagnoseparameter h h0 Init met referentiebeweging [No] YES ESC h1 resultaat referentiebeweging [No] YES Initialisatie met referentiebeweging (bij referentiebeweging worden de referentiecurven voor de testfuncties regeluitgang y stationair (d1) en regeluitgang y hysterese (d2) opgenomen.) No Er werd geen referentiebeweging doorlopen. YES De referentiecurven voor de testfuncties regeluitgang y Stationair (d1) en regeluitgang y hysterese (d2) werden succesvol opgenomen. Alleen weergave h2 vrij h3 Auto Reset diag dagen, [0 dagen] h4 Resttijd Auto Reset diag Na een instelbare tijdsperiode worden de diagnosedate conform code 36 - diag automatisch gereset. Voorbeeld: Startgedrag van de installatie die niet typisch is voor het proces mag niet in de totale diagnose worden opgenomen. Resterende tijd tot het automatisch resetten van de diagnosegegevens conform code 48 - h3 Alleen weergave 49* Deelslagtest (PST)/Volslagtest (FST) Toepassingstype A Deelslagtest (PST) A0 Deelslagtest starten [No] YES ESC A1 Tijd tot de volgende PST-autotest A2 Gewenste testmodus PST Auto [Man] ESC A3 Autotesttijd Bedrijfsstand en testmodus PST moeten op MAN zijn ingesteld Resterende tijd [d_h] tot het uitvoeren van de volgende deelslagtest (PST). Geldt alleen in de testmodus PST Auto Alleen weergave Schakelt de tijdsafhankelijke automatische deelslagtest in (PST Auto) of uit (PST Man). Gewenste tijd [h] voor het herhalen van de deelslagtest (PST) 88 EB NL

89 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Opmerking: van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 49* A4 Statusclassificatie PST-status [C] OK CR b S ESC A5 Aanbevolen minimale aftasttijd C Onderhoud nodig OK Geen melding CR Onderhoudsvraag b uitval S Buiten de specificatie Aftasttijd [s], waarmee het complete sprongantwoord in het diagram ter beschikking staat. Alleen weergave A6 vrij A7 delta y-bewaking Referentiewaarde A8 Activering delta y-bewaking [No] YES ESC A9 delta y-bewakingswaarde %, [10 %] De ventielpositie sprongstart (code 49 - d2) en sprongeinde (code 49 - d3) worden met bepaalde stelimpulsen doorlopen. Het verschil van deze stelimpulsen vormt de delta y [1/s]. De delta y-bewaking referentiewaarde geldt voor de ingestelde sprongwaarde (code 49 - d2 en code 49 - d3) en voor de gekozen hellingtijden (code 49 - d5 en code 49 - d6). Een verandering van deze waarde vraagt om opnieuw bepalen van de delta y-bewaking referentiewaarde. Alleen weergave Schakelt de delta y-bewaking aan of uit. Aandeel [%] van het totale stelimpulsbereik van /s (Voorbeeld:10 % = /s) Wanneer de stelsignaalverandering delta y met deze waarde van de delta y-bewaking referentiewaarde verschilt, wordt de deelslagtest afgebroken. d Sprongparameter deelslagtest (PST) d1 vrij d2 Sprongstart %, [95.0 %] d3 Sprongeinde %, [90.0 %] Startwaarde voor uitvoeren van het sprongantwoord Eindwaarde voor uitvoeren van het sprongantwoord EB NL 89

90 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Opmerking: van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 49* d4 Activeren hellingfunctie [No] YES d5 Hellingtijd (stijgend) s, [15 s] d6 Hellingtijd (dalend) s, [15 s] d7 Stabilisatietijd voor testaanvang s, [10.0 s] d8 Wachttijd na sprong s, [2.0 s] d9 Aftasttijd s, [0.2 s] Schakelt de hellingfunctie aan of uit. Hellingtijd voor % slag (stijgend) van de hellingunctie De initialisatie stelt een zinvolle waarde in, die niet mag worden onderschreden. Hellingtijd voor % slag (dalend) van de hellingfunctie De initialisatie stelt een zinvolle waarde in, die niet mag worden onderschreden. Wachttijd voor begin van de test, zodat de sprongstartwaarde betrouwbaar kan worden bereikt Wachttijd na de 1e sprong tot de 2e sprong wordt gemaakt Aftasttijd van de sprongantwoordmeting E Onderbrekingsvoorwaarden deelslagtest (PST) E0 Activering x-bewaking [No] YES E1 x-bewakingswaarde % van totale slag, [0.0 %] Schakelt de x-bewaking aan of uit. De test wordt afgebroken, zodra deze waarde de ventielstand heeft onderschreden. E2 vrij E3 vrij E4 vrij E5 Activering PST tolerantiebandbewaking [No] YES E6 PST tolerantieband %, [5.0 %] Schakelt de PST tolerantiebandbewaking aan of uit. De test wordt afgebroken, zodra het sprongeinde (code 49 -d3) met deze procentuele waarde wordt overschreden. 90 EB NL

91 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Opmerking: van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 49* E7 Max. testduur gebruikersinstelling s, [30 s] Maximale testduur, waarna de test in ieder geval wordt afgebroken. F Testinformatie deelslagtest (PST) Alleen weergave F0 Geen test aanwezig Geen test aanwezig of de test werd handmatig afgebroken. F1 Test OK F2 x-onderbreking F3 y-onderbreking F4 Tolerantieband overschreden F5 Max. testtijd overschreden F6 Test handm. afgebroken F7 Geheugen meetgegevens vol F8 Int. magneetventiel F9 Voedingsdruk/wrijving De test werd door de functie x-onderbreking beëindigd. De test werd door de functie y-onderbreking beëindigd. De test werd afgebroken. Er zijn x-waarden buiten de tolerantieband opgetreden. De test werd na de maximale testtijdinstelling niet afgerond en onderbroken. De test werd door de gebruiker afgebroken. Het maximale geheugenvolume van het meetgegevensgeheugen werd bereikt. Na 100 meetwaarden per meetgrootheid stopt de registratie, de test wordt echter tot het einde afgemaakt. De test werd door het aanspreken van het magneetventiel afgebroken. De test werd vanwege te weinig voedingsdruk o een te hoge wrijving afgebroken. h Toepassingstype ventiel h0 Toepassingstype [No] YES ESC h1 Werkpunt % ventielstand, [100.0 %] No Regelventiel YES Open/dicht-ventiel Afhankelijk van het ingestelde toepassingstype vertoont de klepstandsteller een afwijkend gedrag in de bedrijfsstand AUTO en verschillen in de diagnosefuncties. Deze ventielstand wordt ingenomen, zodra de gewenste waarde de grens van het werkpunt (code 49 - h5) overschrijdt. h2 Grens veiligheidspositie % Gewenste waarde, [12.5 %] Bij onderschrijding van deze grens beweegt het ventiel naar de veiligheidspositie (SAFE). EB NL 91

92 Codelijst Code Nr. Parameter Aanwijzing, Waarde [fabrieksinstelling] Beschrijving Opmerking: van * voorziene codes moeten voor de configuratie eerst worden vrijgegeven met code 3 49* h3 Onderste grens test activeren [25.0 % gewenste waarde] Tussen de veiligheidsgrenzen en de onderste testgrens blijft het ventiel staan in de laatst geldige stand. Tussen de onderste en de bovenste testgrens wordt na 6 s een deelslagtest (PST) uitgevoerd. Alleen weergave h4 Bovenste grens test activeren Tussen de bovenste testgrens en de werkpuntgrens blijft het [50.0 % gewenste waarde] ventiel staan in de laatst geldige stand. Alleen weergave h5 Grens werkpunt % gewenste waarde, [75.0 %] h6 vrij h7 Grenswaarde tijdsanalyse s, [0.6 s] Bij overschrijding van de werkpuntgrens wordt het werkpunt ingenomen. Tijdgrens voor het verschil tussen referentiewaarde en actueel opgenomen waarde. Deze bepaalt, vanaf welk verschil een melding wordt gegenereerd. h8 Grenswaarde slaganalyse Slaggrens voor het verschil tussen referentiewaarde en actueel % ventielstand, opgenomen waarde. Deze bepaalt, vanaf welk verschil een [0.3 %] melding wordt gegenereerd. h9 Statusclassificatie Open/dicht [C] OK CR b S ESC C Onderhoud nodig OK Geen melding CR Onderhoudsvraag b uitval S Buiten de specificatie Opmerking:de hierna genoemde storingscodes worden overeenkomstig de statusclassificatie via de verzamelstatus in het display weergegeven (onderhoud nodig/onderhoudsvraag:, buiten de specificatie: knipperend, uitval: ). Wanneer aan een storingscode de statusclassificatie "geen melding" is toegekend, dan wordt de storing niet meegenomen in de verzamelstatus. Voor iedere storingscode is af fabriek een statusclassificatie vooringesteld. Via een bedieningssoftware (bijv. TROVIS-VIEW) kan ook een individuele classificatie worden uitgevoerd (zie par. 15.6). 92 EB NL

93 Codelijst Initialisatiefout Storingscodes oplossing Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. 50 x > bereik Het meetsignaal levert een te grote of te kleine waarde, de meetsensor bevindt zich in de buurt van de mechanische grens. Stift verkeerd gepositioneerd Bij NAMUR-aanbouw hoekstuk verschoven of klepstandsteller niet in het midden Meenemerplaat verkeerd aangebouwd Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Aanbouw en stiftpositie controleren, bedrijfsstand van SAFE op MAN instellen en apparaat opnieuw initialiseren. 51 Delta x < bereik Het meetgebied van de sensor is te klein Stift verkeerd gepositioneerd Verkeerde hefboom Minder dan 16 draaihoek aan de as van de klepstandsteller geeft alleen een melding, bij minder dan 9 volgt onderbreking van de initialisatie. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Aanbouw controleren, apparaat opnieuw initialiseren. 52 Aanbouw Verkeerde aanbouw apparaat Nom. slag/-hoek (code 5) kon bij de initialisatie onder NOM niet worden bereikt (geen tolerantie naar beneden toegestaan) Mechanische of pneumatische fout, bijv. verkeerd gekozen hefboom of te weinig voedingsdruk voor het innemen van de gewenste stand Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Aanbouw en voedingsdruk controleren, apparaat opnieuw initialiseren. Een controle van de maximale slag/hoek is onder bepaalde omstandigheden door invoer van de werkelijke stiftpositie en aansluitend initialiseren onder MAX mogelijk. Nadat de initialisatie is afgerond toont code 5 de maximaal bereikt slag resp. hoek. EB NL 93

94 Codelijst Storingscode oplossingen Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. 53 Initialisatietijd overschreden (Init-tijd >) De initialisatieloop duurt te lang, de regelaar gaan in de voorgaande bedrijfsstand terug. Geen druk op de voedingsleiding of lekkage Uitval voedingslucht tijdens de initialisatie Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Aanbouw en voedingsluchtpersleiding controleren, apparaat opnieuw initialiseren. 54 Init MGV 1) Een magneetventiel is ingebouwd (code 45= YES ) en werd niet of verkeerd aangesloten, zodat geen aandrijfdruk kan worden opgebouwd. De melding volgt, wanneer toch een initialisatie wordt geprobeerd. 2) Er wordt geprobeerd, vanuit de veiligheidspositie (SAFE) te initialiseren. Statusclassificatie Oplossing 55 Looptijd onderschreden (looptijd <) Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Ad 1) Aansluiting en voedingsspanning van het magneetventiel controleren. Code 45 High/Low Ad 2) Via code 0 de bedrijfsstand MAN instellen. Daarna apparaat initialiseren. De bij de initialisatie bepaalde looptijden van de aandrijving zijn zo gering, dat de regelaar zich niet optimaal kan instellen. [Onderhoud nodig] Stand van de volumesmoring conform par. 7.1 controleren, apparaat opnieuw initialiseren. 56 stiftpositie De initialisatie werd afgebroken, omdat voor de gekozen initialisatiemodi NOM en SUb de invoer de stiftpositie noodzakelijk is. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Stiftpositie bij code 4 en nom. slag/hoek bij code 5 invoeren. apparaat opnieuw initialiseren. 94 EB NL

95 Codelijst Bedrijfsfouten Storingscode oplossingen 57 Regelkring Aanvullende melding via storingsmeldcontact! Statusclassificatie Oplossing Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. Regelkring gestoord, het regelventiel volgt niet meer binnen de toegestane tijden de gemeten waarde (alarm tolerantieband code 19). Aandrijving mechanisch geblokkeerd Aanbouw van de klepstandsteller naderhand verschoven Voedingsdruk is niet meer voldoende. [Onderhoud nodig] Aanbouw controleren 58 Nulpunt Nulpuntpositie fout. Fout kan optreden bij verschuiven van de aanbouwpositie van de klepstandsteller of bij slijtage aan de klepgarnituur, vooral bij zachtafdichtende kleppen. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Ventiel en aanbouw van de klepstandsteller controleren, wanneer alles in orde is bij code 6 een nulpuntsinregeling uitvoeren (zie par. 7.7, pagina 64). Bij nulpuntsafwijkingen meer dan 5% verdient een nieuwe initialisatie aanbeveling. 59 Autocorrectie Wanneer er een fout in het databereik van de regelaar optreedt, dan wordt deze door de zelfbewaking herkend en automatisch gecorrigeerd. 60 Fatale storing Statusclassificatie Oplossing Aanvullende melding via storingsmeldcontact! Statusclassificatie Oplossing [Geen melding] Zelfstandig In de veiligheidsrelevante data wordt een fout ontdekt, waarbij autocorrectie niet mogelijk is. Oorzaak kunnen EMC-storingen zijn. Het regelventiel wordt in de veiligheidspositie gebracht. Uitval (niet classificeerbaar) Reset met code 36 - Std uitvoeren, apparaat opnieuw initialiseren. EB NL 95

96 Codelijst Hardwarestoring Storingscode oplossingen 62 x-signaal Aanvullende melding via storingsmeldcontact Statusclassificatie Oplossing Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. Meetwaarderegistratie voor de aandrijving is uitgevallen Geleidend kunststof is defect. Het instrument werkt verder in een noodmodus, maar moet zo snel mogelijk worden vervangen. De noodmodus wordt in het display door een knipperend regelsymbool en in plaats van de standindicatie door 4 strepen gesignaleerd. Besturing: Wanneer het meetsysteem is uitgevallen, dan is de klepstandsteller altijd nog in een bedrijfsveilige toestand. De regelaar gaat in een noodmodus, waarbij de stelpositie niet meer exact kan worden ingenomen. De klepstandsteller volgt echter verder een gewenste waardesignaal, zodat het proces in een veilige toestand blijft. [Onderhoudsvraag] Apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. 63 w te klein De gewenste waarde is wezenlijk kleiner dan 4 ma (0 %); komt voor wanneer de stroombron die de klepstandsteller voedt niet aan de norm voldoet. In het display van de klepstandsteller wordt deze toestand gesignaleerd door een knipperende LOW. Statusclassificatie Oplossing [Geen melding] Gewenste waarde controleren. Eventueel de stroombron naar beneden toe begrenzen, zodat geen waarden lager dan 4 ma kunnen worden uitgestuurd. 64 i/p-omvormer (y) Stroomcircuit van de i/p-omvormer onderbroken. Statusclassificatie Oplossing Uitval (niet classificeerbaar) Oplossing niet mogelijk, Apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. 96 EB NL

97 Codelijst Storingsbijlage Storingscode oplossingen 65 Hardware Aanvullende melding via storingsmeldcontact Statusclassificatie Oplossing Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. Er is een hardwarestoring opgetreden, de regelaar gaat naar de veiligheidspositie SAFE. [Uitval] Storing bevestigen en weer naar de bedrijfsstand automatisch gaan, anders een reset uitvoeren en het apparaat opnieuw initialiseren. Indien geen resultaat, apparaat ter reparatie opsturen aan SAMSON AG. 66 Datageheugen Het beschrijven van het datageheugen werkt niet meer, bijv. bij Aanvullende melding via storingsmeldcontact data. Ventiel gaat naar de afwijkingen tussen geschreven en gelezen veiligheidspositie. Statusclassificatie Oplossing Uitval (niet classificeerbaar) Apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. 67 Controleberekening Hardwareregelaar wordt met een controleberekening bewaakt. Aanvullende melding via storingsmeldcontact Statusclassificatie Oplossing [Uitval] Storing bevestigen. Wanneer dat niet mogelijk, apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. EB NL 97

98 Codelijst Datafouten Storingscode oplossingen 68 Regelparameter Aanvullende melding via storingsmeldcontact Statusclassificatie Oplossing Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. Fout in de regelaarparameters [Onderhoud nodig] Storing bevestigen, reset uitvoeren en apparaat opnieuw initialiseren. 69 Potentiometerparameter Fout in de parameters van de digitale potentiometer Aanvullende melding via storingsmeldcontact! Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Storing bevestigen, reset uitvoeren en apparaat opnieuw initialiseren. 70 Inregelparameters Fout in de data van de productie-inregeling, apparaat werkt Aanvullende melding via storingsmeldcontact! daarna met de waarden van de koude start. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. 71 Algemene parameters Fout in de parameters, die voor de regeling niet kritisch zijn. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] 73 Interne apparaatstoring 1 Interne apparaatstoring Statusclassificatie Oplossing Storing bevestigen. Controle en evt. opnieuw instellen van de gewenste parameters. [Onderhoud nodig] Apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. 74 HART parameters Fout in de HART parameters, die voor de regeling niet kritisch zijn. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Storing bevestigen. Controle en evt. opnieuw instellen van de gewenste parameters. 98 EB NL

99 Codelijst Storingscode oplossingen Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. 75 Info-parameters Fout in de infoparameters, die voor de regeling niet kritisch zijn. Statusclassificatie Oplossing [Onderhoud nodig] Storing bevestigen. Controle en evt. opnieuw instellen van de gewenste parameters. 76 Geen noodloopeigenschap Het wegmeetsysteem van de klepstandsteller beschikt over een zelfbewaking (zie code 62). Bij bepaalde aandrijvingen, zoals bijv. dubbelwerkende, is geen gestuurde noodmodus mogelijk. Hier ontlucht de klepstandsteller bij een storing in de wegmeting de uitgang (Output 38) resp. A1 bij dubbelwerkend. Of een dergelijke aandrijving aanwezig is, wordt bij de initialisatie automatisch herkend. Statusclassificatie Oplossing [Geen melding] Pure informatie, evt. bevestigen. Geen andere maatregelen nodig. 77 Storing laden programma Wanneer het apparaat na het aansluiten van het stroomsignaal Aanvullende melding via storingsmeldcontact testingin het display). voor de eerste keer start, voert deze een zelftest uit (lichtkranttekst Wanneer een programma wordt geladen, dat niet overeenkomt met de klepstandsteller, dan wordt het ventiel in de veiligheidspositie gebracht en kan niet meer uit deze positie worden genomen. Statusclassificatie Oplossing Uitval (niet classificeerbaar) 78 Optieparameters Fout in de optieparameters Statusclassificatie Oplossing Stroom onderbreken en apparaat opnieuw laten starten. Anders apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. [Onderhoud nodig] Apparaat ter reparatie aan SAMSON AG sturen. EB NL 99

100 Codelijst Diagnosestoring Storingscode oplossingen Melding verzamelstatus actief, bij de vraag verschijnt Err. Indien storingsmeldingen actief zijn, worden deze hier getoond. 79 Uitgebreide diagnose Meldingen in de uitgebreide diagnose EXPERTplus zijn actief (zie EB 8389 Ventieldiagnose EXPERTplus ). Statusclassificatie Onderhoud nodig (niet classificeerbaar) 80 Diagnoseparameter Storingen, die voor de regeling niet kritisch zijn. Statusclassificatie Oplossing 81 Referentiebeweging afgebroken Statusclassificatie Oplossing Onderhoud nodig (niet classificeerbaar) Storing bevestigen. Controle en eventueel nieuwe referentiebeweging. Fout bij het automatisch opnemen van de referentiecurven Regeluitgang y stationair (d1) en regeluitgang y hysterese (d2) in het kader van een initialisatie Referentiebeweging werd onderbroken Referentielijn y stationair resp. y hysterese werd niet overgenomen. Storingsmeldingen worden beveiligd tegen netspanningsuitval opgeslagen. Deze kunnen niet worden gereset [Onderhoud nodig] Controle en eventueel nieuwe referentiebeweging. 100 EB NL

101 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 15 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 15.1 Algemeen Met de configuratie- en bedieningsinterface TROVIS-VIEW kunnen verschillende SAMSONapparaten met communicatiemogelijkheid worden geconfigureerd en geparametreerd. De software is modulair opgebouwd en bestaat uit bedieningsinterface, communicatieserver en de apparaatspecifieke module. De bediening is soortgelijk als die van Windows Explorer. Via de configuratie en bedieningsinterface TROVIS-VIEW kunnen alle instellingen op de klepstandsteller worden uitgevoerd. De software TROVIS-VIEW staat op internet ( onder "producten" > support en downloads ter beschikking. Op aanvraag kan deze ook op een CD worden uitgeleverd. Opmerking:hierna worden de belangrijkste functies van TROVIS-VIEW in combinatie met de klepstandsteller type beschreven. Gedetailleerde beschrijvingen omtrent TROVIS-VIEW bevat de online-help [?] Systeemvoorwaarden Nodig is een PC met de volgende minimale specificaties: Hardware PC met Pentium II processor of gelijkwaardige processor (300 MHz of hoger), 500 MHz aanbevolen Seriële interface resp. USB RS-232-adapter min. 96 MB RAM, aanbevolen 192 MB RAM min. 150 MB vrije geheugenruimte op harde schijf, daarnaast ca MB harde schijfruimte per SAMSON-module SVGA-grafische kaart (min. 800 x 600) CD-ROM station Software Besturingssysteem: Windows 2000 (min. SP2), Windows XP, Windows Vista, Windows 7 Microsoft.NET Framework Versie 2.0 (op installatie-cd geleverd) Internet-Browser: bijv. Microsoft Internet Explorer Adobe Reader Toebehoren Serial-Interface adapter, bestelnr (SAMSON SSP-interface RS-232-interface (PC)) Isolated USB Interface adapter, bestelnr (SAMSON SSP-interface USB-poort (PC)) EB NL 101

102 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 15.2 Programma installeren 1. Installatie via het programma setup.exe starten. Opmerking betreffende installatie m.b.v. het download-bestand: Voordat de installatie kan worden uitgevoerd, moet het ingepakte bestand worden uitgepakt. Instructies betreffende de installatie met behulp van de installatie-cd: Afhankelijk van de instelling van het besturingssysteem wordt de installatie automatisch na het plaatsen van de CD gestart. Het programma setup.exe hoeft dan niet meer handmatig te worden gestart. 2. Volg de aanwijzingen van de installatiesoftware op. 102 EB NL

103 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 15.3 Programma starten en basisinstellingen uitvoeren De instellingen in de configuratie- en bedieningsinterface kunnen met of zonder verbinding met het apparaat worden uitgevoerd. Opmerking:wanneer geen verbinding met de klepstandsteller bestaat, dan worden op de bedieningsinterface de standaard instellingen getoond, of met het menu [Bestand > Openen] kan een opgeslagen TROVIS-VIEW bestand (*.tro) worden geladen en overschreven. 1. Configuratie- en bedieningsinterface TROVIS-VIEW starten. De menubalk en de map worden getoond. 2. Indien gewenst, de taalinstelling onder [Options > Language] veranderen. 3. Indien gewenst, onder [Edit > Customer data] extra informatie over de installatie opgeven, bijv. projectnaam, plaats van de installatie, eigenaar. 4. Indien gewenst, met [Edit > Load Factory Defaults laden] de waarden van de koude start in de bedieningsinterface inlezen. EB NL 103

104 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 5. Communicatiepoort voor de datacommunicatie instellen. Ga daarvoor als volgt te werk: PC-poort (RS-232 of USB) via de betreffende adapter met de SAMSON SSP-interface met de klepstandsteller verbinden. Menu [Options -> Communication] openen en knop [Server Settings] aanklikken. Keuze maken Local connection en Automatically local connect. Server-instellingen met [OK] bevestigen. Het venster Communication wordt opnieuw getoond. Knop [Port settings] aanklikken. In het veld Automatic detection (Status: not searched yet.) knop [Start] aanklikken. Wanneer TROVIS-VIEW de klepstandsteller heeft gevonden, dan verandert de status: Found on COM Instellingen tweemaal met [OK] bevestigen. 6. Indien gewenst, met [Options > Add module] een nieuwe TROVIS-VIEW-module toevoegen. Daarvoor is in het geopende venster de invoer van de CD-key nodig. De CDkey bevindt zich op de verpakking van de installatie-cd. 7. Indien gewenst, de TROVIS-VIEW bestandsnaam onder [Options > Filename] samenstellen uit type, datum en andere instelbare parameters. De uit deze systematiek opgebouwde bestandsnaam verschijnt als voorstel bij het opslaan van een TROVIS-VIEW-bestand (bijv. VIEW3_3730_3_.tro). 104 EB NL

105 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW Softwareversie converteren De softwareversie van TROVIS-VIEW moet met die van de klepstandsteller overeenkomen. Bij de communicatie (data-overdracht) wordt de firmwareversie van de klepstandsteller automatisch gecontroleerd en overeenkomstig geconverteerd. Wanneer de firmwareversie zonder data-overdracht moet worden aangepast, moet als volgt te werk worden gegaan: 1. Menu [File > Convert ] openen. Er wordt een venster geopend met een lijst met alle beschikbare firmware-versies. 2. Gewenste versie markeren. 3. Keuze met [OK] bevestigen Data overdragen De instelling in de bedieningsinterface kan met of zonder verbinding met de klepstandsteller worden uitgevoerd. Bij verbinding met het apparaat kunnen de door het apparaat uitgelezen gegevens worden overschreven. Wanneer geen verbinding met de klepstandsteller bestaat, dan worden op de bedieningsinterface de standaard instellingen getoond, of met het menu [File > Open] kan een opgeslagen TROVIS-VIEW bestand (*.tro) worden geladen en overschreven. De verbinding met de klepstandsteller kan door aanklikken van de symbolen rechtsboven in de werkbalk worden gemaakt: Data van de klepstandsteller worden uitgelezen en in de bedieningsinterface getoond. De klepstandsteller wordt met de complete record van de bedieningsinterface beschreven. Voor het overdragen van afzonderlijke parameterwaarden moeten telkens de betreffende contextmenu's worden geopend. Met het commando "beschrijven" wordt dan alleen de gekozen parameterwaarde beschreven, conf. par De klepstandsteller bevindt zich in online-bedrijf, wat wordt gesignaleerd door de TROVIS-VIEW 3 tekst rechts in het blauwe aanwijsveld. De klepstandsteller is in ofline-bedrijf. EB NL 105

106 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW De genoemde functies kunnen via de menubalk [Device] worden geactiveerd. WAARSCHUWING! Data mogen pas dan op de klepstandsteller worden overgedragen, wanneer de elektrische aansluiting conform par. 5.2 is uitgevoerd Offline-bedrijf (indirecte data-overdracht) Tussen PC en klepstandsteller bestaat geen permanente dataverbinding. De communicatie wordt doelgericht voor het uitlezen en beschrijven van de klepstandsteller gebruikt. Klepstandsteller beschrijven:dataoverdracht met [Device > Write] starten. De regeling volgt overeenkomstig de overgedragen data. Klepstandsteller uitlezen:dataoverdracht met [Device > Read] starten. In TROVIS-VIEW worden de ingelezen data met het symbool weergegeven. Opmerking: De data kan als alternatief worden overgedragen via symbolen in de werkbalk: Klepstandsteller met data uit TROVIS-VIEW beschrijven. Data van de klepstandsteller lezen en in de TROVIS-VIEW weergeven Online-bedrijf (permanente data-overdracht) Tussen klepstandsteller en TROVIS-VIEW bestaat een constante dataverbinding. Actuele configuratie- en bedrijfsdata worden cyclisch door de klepstandsteller uitgelezen en in TROVIS-VIEW weergegeven. In TROVIS-VIEW uitgevoerde instellingen worden direct aan de klepstandsteller doorgegeven. Online-bedrijf starten:in het menu [Device] op [Online] klikken. In online-bedrijf is het symbool in de apparaatbalk geanimeerd. Online-bedrijf beëindigen:bij geactiveerd online-bedrijf in het menu [Device] op [Online] klikken. Het online-bedrijf wordt verlaten. Opmerking:het online-bedrijf kan als alternatief via het symbool gestart en beëindigd. in de werkbalk worden 106 EB NL

107 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW Grafische bedrijfsweergave (Trend-Viewer) Tijdens online-bedrijf worden bij geactiveerde Trend-Viewer [Ansicht > Trend-Viewer] cyclisch de procesgegevens (stelwaarde TRD, actuele ventielpositie en regelafwijking [e]) grafisch in de tijd t [s] weergegeven. De grafische weergave kan worden aangepast. Datapunten, die geregistreerd worden, kunnen worden toegevoegd of verwijderd. Met rechts klikken op de grafische weergave kan de evaluatie in een bestand worden geschreven en worden opgeslagen. Opmerking:het toevoegen van andere datapunten in het aanzicht Trend-Viewer volgt via Drag & Drop. Daarvoor het gewenste datapunt in het mapaanzicht markeren (linker muisknop) en het gemarkeerde datapunt op het diagram slepen Parameter instellen Eigenschappen van datapunten worden na oproepen van de map door symbolen weergegeven: Symbool Betekenis Databron: Datapunt kan niet worden bewerkt. Datapunt kan worden bewerkt. Datapunt is uitvoerbaar. Datapunt is gebruikersgedefinieerd. Markering voor status-/storingsidentificatie. Waardebereik is overschreden. Waardebereik is onderschreden. Waarde werd met de hand veranderd. Waarde werd uit de klepstandsteller gelezen. Bij online-bedrijf wordt de actualisering door x in het symbool gesignaleerd. Waarde komt uit een opgeslagen bestand. Parameters zijn datapunten, waarvan de instellingen kunnen worden bewerkt. Deze zijn door het symbool uitgevoerd. gemarkeerd. Uw instelling kan via een permanente of indirecte data-overdracht worden EB NL 107

108 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 1. Door aanklikken van een link in een boomstructuur van mappen worden rechts alle datapunten van die map getoond. Wanneer de muiscursor op een datapunt wordt geplaatst, wordt een tooltip geopend die informatie geeft over deze parameter. 2. Een dubbelklik op een parameterwaarde opent het venster "parameter veranderen. Met de rechter muisknop wordt een venster (contextmenu) met verdere bewerkingsmogelijkheden getoond: [Edit] opent het venster Modify parameter [Read] Leest parameter waarde uit klepstandsteller [Write] Schrijft parameterwaarde in de klepstandsteller [Default: ] zet de parameters op de getoonde waarde koude start (grijze aanwijzing, wanneer parameterwaarde = Waarde koude start) [Min ] zet de parameter op de getoonde minimale waarde (niet bij alle parameters) [Max ] zet de parameter op de getoonde maximale waarde (niet bij alle parameters) Opmerking: in TROVIS-VIEW worden afhankelijk van de muispositie in het helpvenster (onder het boomaanzicht) korte verklaringen van de parameters getoond. Meer verklaringen vindt u in de codelijst (hoofdstuk 14). In TROVIS-VIEW staat het bij een parameter behorende codenummer in het veld "commentaar. 108 EB NL

109 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 15.5 Klepstandsteller initialiseren De initialisatie met TROVIS-VIEW is alleen mogelijk, wanneer de klepstandsteller correct is aangebouwd en aangesloten. De klepstandsteller moet via de Serial-Interface-adapter zijn verbonden met de PC. Waarschuwing! Tijdens de initialisatie doorloopt het regelventiel het gehele slag-/draaihoekgebied. Initialisatie daarom nooit tijdens een lopend proces uitvoeren, maar alleen tijdens de inbedrijfnamefase bij gesloten afsluitventielen. Initialisatie met de "inbedrijfname-assistent 1. Inbedrijfname-assistent via de knop starten. 2. Instructies van de inbedrijfname-assistent opvolgen. Handmatige initialisatie 1. Parameters in de map [Positioner -> Start up] instellen. 2. Gewenste type initialisatie (maximaal bereik (MAX), nom. bereik (NOM), handmatig gekozen bereik (MAN), vervangingskalibratie (SUb)) onder [Positioner -> Start up -> Initialisation] invoeren. EB NL 109

110 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 3. Initialisatie met de knop [Execute] starten. De tijd voor de initialisatieprocedure is afhankelijk van de looptijd van de aandrijving en kan enkele minuten duren. 110 EB NL

111 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW 15.6 Statusclassificatie Alle statusmeldingen worden in de klepstandsteller met een status geclassificeerd, waarmee een opgetreden storing wordt gemeld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de toestanden "uitval", "Onderhoud nodig", "Onderhoudsvraag", "Buiten de specificatie" en "Geen melding". Uitval Het apparaat kan vanwege een functionele storing in het apparaat of de randapparatuur de taak niet volgen of heeft nog geen succesvolle initialisatie doorlopen. Onderhoud nodig Het apparaat kan zijn taak nog (beperkt) uitvoeren, een onderhoudsbehoefte resp. bovengemiddelde slijtage werd geconstateerd. De slijtagegrens is binnenkort bereikt resp. wordt sneller bereikt dan voorzien. Onderhoud is op middellange termijn nodig. Onderhoudsvraag Het apparaat kan zijn taak nog (beperkt) uitvoeren, een onderhoudsbehoefte resp. bovengemiddelde slijtage werd geconstateerd. De slijtagegrens is binnenkort bereikt resp. wordt sneller bereikt dan voorzien. Onderhoud is op korte termijn nodig. Buiten de specificatie Het apparaat wordt gebruikt buiten de gespecificeerde toepassingsomstandigheden. Geen melding Wanneer aan een event "geen melding" is toegekend, dan heeft deze event geen invloed op de verzamelstatus. Veranderingen in de statusclassificatie zijn mogelijk via de map [Positioner > Error control > Status classification]. Statusclassificatie afzonderlijke meldingen TROVIS-VIEW3/DTM Uitval Rood Onderhoud nodig/onderhoudsvraag Blauw Buiten de specificatie Geel Geen melding Wit EB NL 111

112 Instelling en bediening met TROVIS-VIEW Om een beter overzicht te krijgen worden geclassificeerde meldingen gecombineerd tot een verzamelstatus. De verzamelstatus kan aan de rechterrand van de infobalk en in de map [Diagnose > Status message] worden afgelezen. Deze map ([Diagnose > Status message]) toont welke storingen voor het activeren van de verzamelstatus verantwoordelijk zijn. Opmerking:verzamelstatus en statusmeldingen worden net zolang met tot ze worden uitgelezen. gemarkeerd, De weergave van de verzamelstatus is als volgt: Verzamelstatus TROVIS-VIEW3/DTM Uitval Rood Onderhoud nodig/onderhoudsvraag Blauw Functionele controle Oranje Buiten de specificatie Geel Geen melding Groen 112 EB NL

113 Afmetingen in mm 16 Afmetingen in mm Manometerhouder of aansluitplaat 58 Aanbouw conform IEC Externe positiesensor Hefboom mm S = 17 M = 50 L = 100 XL = 200 Schild Output (38) Supply (9) Directe aanbouw: 58 Afb. 25a NAMUR- en directe aanbouw EB NL 113

114 Afmetingen in mm 52 Output Y 1 Output Y 1 Supply (9) Ø Output Y 2 Omkeerversterker type 3710 (optie) Output Y 2 50 Output A1 Supply (9) A1 Z 76 A Aansluitplaat 150 G ¼ of ¼ NPT 58 Omkeerversterker of (optie) Output A2 Afb. 25b Aanbouw aan draaiaandrijving conform VDI/VDE 3845 (sept. 2010), bevestigingsniveau 1, grootte AA1... AA4 114 EB NL

115 Afmetingen in mm 16.1 Bevestigingsniveaus conform VDI/VDE 3845 (september 2010) M min M6 25 Bevestigingsniveau 2 (consoleoppervlak) C Bevestigingsniveau 1 (aandrijfoppervlak) Ød ØD A B Aandrijving Afmetingen in mm Grootte A B C d M min D* AA ,5 voor M AA ,5 voor M AA ,5 voor M AA ,5 voor M AA ,5 voor M AA ,5 voor M * Flenstype F05 conform DIN EN ISO 5211 EB NL 115

116 Keuze karakteristiek 17 Keuze karakteristiek Hierna zijn de onder code 20 selecteerbare karakteristieken grafisch weergegeven. Opmerking:de individuele definitie van de karakteristiek (gebruikersgedefinieerde karakteristiek) kan alleen via een werkstation/bedieningssoftware (bijv. TROVIS-VIEW) plaatsvinden. Lineair(keuze karakteristiek: 0) Slag/draaihoek [%] Gewenste waarde [%] Equiprocentueel(keuze karakteristiek: 1) Slag/draaihoek [%] 100 Equiprocentueel invers(keuze karakteristiek: 2) Slag/draaihoek [%] Gewenste waarde [%] Gewenste waarde [%] EB NL

117 SAMSON-regelventiel lineair (keuze karakteristiek: 3) slag/draaihoek [%] 100 SAMSON-regelventiel equiprocentueel (keuze karakteristiek: 4) Slag/draaihoek [%] Gewenste waarde [%] Gewenste waarde [%] VETEC-draaiklep lineair (keuze karakteristiek: 5) slag/draaihoek [%] 100 VETEC-draaiklep equiprocentueel (keuze karakteristiek: 6) Slag/draaihoek [%] Gewenste waarde [%] Gewenste waarde [%] Kogelsegment lineair (keuze karakteristiek: 7) Slag/draaihoek [%] 100 Kogelsegment equiprocentueel (keuze karakteristiek: 7) Slag/draaihoek [%] Gewenste waarde [%] Gewenste waarde [%]

118 118 EB NL

119 EB NL 119

120 120 EB NL

121 EB NL 121

122 122 EB NL

123 EB NL 123

124 124 EB NL

125 EB NL 125

126 126 EB NL

127 EB NL 127

128 128 EB NL

129 EB NL 129

130 130 EB NL

131 EB NL 131

132 132 EB NL

133 EB NL 133

134 Keuze karakteristiek 134 EB NL

135 EB NL 135

136 136 EB NL

137 Index Index A Aanbouw aan RVS-behuizing...39 aan microventiel type aan draaiaandrijving...28 conform IEC (NAMUR)...24 Directe aanbouw: aan aandrijving type aan aandrijving type omkeerversterker...32 Aanbouwdelen Aansluitingen elektrisch pneumatisch Afmetingen Artikelcode...9 Automatisch bedrijf...50, 69 B Bargraph...50 Bediening Bedieningselementen Bedrijfsstanden...50, Binaire ingang...12 Elektrische aansluiting...47 Technische gegevens...17 Blokkeerstand opheffen...63 C Codelijst Communicatie...13 HART...13, 52 TROVIS-VIEW Configuratie met TROVIS-VIEW...13, 107 op klepstandsteller...68 Configuratievrijgave...50, 68 D Display Met 180 verdraaien...54 Draai-/drukknop...50 E Eindcontact...12 Elektrische aansluiting...47 Instelling Naderhand opbouwen...74 Technische gegevens...16 Elektrische aansluiting...45 Explosieveiligheid...15 Externe positiesensor...12, 34 Aanbouw aan microventiel type aan draaiaandrijving...38 conform IEC (NAMUR)..36 Directe aanbouw...34 Elektrische aansluiting...34 Pneumatische aansluiting...34 Technische gegevens...16 Extra uitrusting Binaire ingang...12 Eindcontact...12 Externe positiesensor...12 Magneetventiel...12 Standmelder...12 G Gesloten stand bepalen...53 H Handbediening...50, 69 HART -Communicatie...52 HART -protocol...48 EB NL 137

138 Index I Inbedrijfname Initialisatie handmatig gekozen bereik MAN..57, 60 maximaal bereik MAX...56, 58 met TROVIS-VIEW Nom. bereik NOM...57, 59 Vervangingskalibratie SUb...57, 61 K Kabel invoeren...46 Keuze karakteristiek...82, M Magneetventiel...12 Elektrische aansluiting...47 Technische gegevens...16 N Nulpuntsinregeling...64 O Omkeerversterker...32 Onderhoud...75 Opbouw klepstandsteller Open/dicht-ventiel...11, Output (steldruk)...45 P Pneumatische aansluiting R Reparatie...75 Reset...67 S Schuifschakelaar AIR TO OPEN/CLOSE..50 Serial Interface...13, 52, Slagtabellen...19 Software-update...75 Standaard waarde...67 Standmelder...12 Elektrische aansluiting...47 Technische gegevens...16 Statusclassificatie , 111 Statusmeldingen...50 Steldruk...45 begrenzen...55 weergaven...44 Storing Storingsmeldingen Bedrijfsstoringen...95 Bevestigen...71 Datafouten Diagnosefout Foutbijlage...97 Hardwarestoring...96 Initialisatiestoring Supply (voedingsdruk)...44 T Technische gegevens...14, Toebehoren Toebehoren Toepassingstype...11, EB NL

139 Index TROVIS-VIEW Data-overdracht Initialisatie klepstandsteller Installatie Parameterinstelling starten Symbolen Systeemvoorwaarden Trend-Viewer U Uitval Update...75 V Veerruimtebeluchting...39 Veiligheidspositie SAFE...50, 70 Ventieldiagnose Vervangingskalibratie SUb...57, 61 Verzamelstatus...71, 112 Voedingsdruk...44 Volumesmoring...50 instellen...54 W Werkgebied controleren handmatig gekozen bereik MAN...57, 60 maximaal bereik MAX...56, 58 Nom. bereik NOM...57, 59 Werking klepstandsteller...10 EB NL 139

140 SAMSON AG MESS- UND REGELTECHNIK Weismüllerstraße Frankfurt am Main Germany Telefoon: Telefax: Internet: EB NL S/Z

Inbouw- en Bedieningshandleiding EB 8384-3 NL. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type 3730-3. Vertaling van het originele document.

Inbouw- en Bedieningshandleiding EB 8384-3 NL. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type 3730-3. Vertaling van het originele document. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type 3730-3 met HART -communicatie Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is beschikbaar. Afb. 1 Type 3730-3

Nadere informatie

Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is beschikbaar.

Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is beschikbaar. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type 3730-2 en type 3730-3 met HART -communicatie Toepassing Enkel of dubbelwerkende klepstandsteller voor aanbouw op pneumatische regelventielen. Zelfinregelend,

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8384-2 NL. Elektropneumatische klepstandsteller Type 3730-2. Vertaling van het originele document.

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8384-2 NL. Elektropneumatische klepstandsteller Type 3730-2. Vertaling van het originele document. Elektropneumatische klepstandsteller Type 3730-2 Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is beschikbaar. Fig. 1 Type 3730-2 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB

Nadere informatie

Elektropneumatische klepstandsteller type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Elektropneumatische klepstandsteller type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Elektropneumatische klepstandsteller type 3730-0 Fig. 1 Type 3730-0 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8384-0 NL Uitgave maart 2004 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Blz. 1. Constructie en werking...........................

Nadere informatie

Magneetventielen type 3963

Magneetventielen type 3963 Inbouw- en bedieningsvoorschrift Magneetventielen type 3963 Fig. 1 Algemeen De instrumenten mogen alleen door vakpersoneel dat bekend is met de montage, de inbedrijfname en het bedrijf van dit product,

Nadere informatie

Pneumatische draaiaandrijving Type 3278

Pneumatische draaiaandrijving Type 3278 Pneumatische draaiaandrijving Type 3278 Fig. 1 Draaiaandrijving type 3278 1. Constructie en Werking De enkelvoudig werkende draaiaandrijving met veerretour dient voor aanbouw op regel - ventielen en andere

Nadere informatie

Elektrische of pneumatische eindschakelaar type Fig. 1 Eindschakelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8365 NL

Elektrische of pneumatische eindschakelaar type Fig. 1 Eindschakelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8365 NL Elektrische of pneumatische eindschakelaar type 4746 Fig. 1 Eindschakelaar type 4746 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8365 NL Uitgave december 2000 Inhoudsopgave Inhoud Blz. Veiligheidsinstructies.............................

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL. Type 3730 Elektropneumatische positioner type Firmwareversie 1.5x Uitgave augustus 2017

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL. Type 3730 Elektropneumatische positioner type Firmwareversie 1.5x Uitgave augustus 2017 Type 3730 Elektropneumatische positioner type 3730-2 oud ontwerp Vertaling van de originele instructies nieuw ontwerp Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8384-2 NL Firmwareversie 1.5x Uitgave augustus

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8091 NL. Pneumatisch regelventiel Type en type Fig. 1 Pneumatische regelventielen

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8091 NL. Pneumatisch regelventiel Type en type Fig. 1 Pneumatische regelventielen Pneumatisch regelventiel Type 3510-1 en type 3510-7 Type 3510-1 met aandrijving 120 cm 2 Type 3510-7 met aandrijving 120 cm 2 en geïntegreerde klepstandsteller Type 3510-1 met aandrijving 60 cm 2 Fig.

Nadere informatie

PROFIBUS-PA klepstandsteller Type 3785

PROFIBUS-PA klepstandsteller Type 3785 PROFIBUS-PA klepstandsteller Type 3785 Toepassing Enkelvoudig of dubbelwerkende PROFIBUS-PA klepstandsteller voor aanbouw aan pneumatische regelventielen. Nominale slag van 7,5... 120 mm draaihoek tot

Nadere informatie

Drukregelaar type 4708

Drukregelaar type 4708 Drukregelaar type 478 Toepassing Drukregelaar voor de voeding van pneumatische meet-, regelen besturingsinrichtingen met constante druk Bereik gewenste waarde,,6 bar (3... 4 psi) of,... 6 bar (8... 9 psi)

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningshandleiding EB NL ( ) Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type

Inbouw- en bedieningshandleiding EB NL ( ) Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type 3730-5 met F OUNDATION fieldbus -communicatie FF Device Rev 2 Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is

Nadere informatie

Inductieve eindschakelaar Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8356 NL

Inductieve eindschakelaar Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8356 NL Inductieve eindschakelaar Type 3768 Fig. 1 Type 3768 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8356 NL Uitgave november 2000 Inhoudsopgave Blz. 1. Constructie en werking........................... 4 1.1 Uitvoeringen.................................

Nadere informatie

Drukregelaar type voor verhoogde luchtcapaciteit. Afb. 1 Drukregelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Drukregelaar type voor verhoogde luchtcapaciteit. Afb. 1 Drukregelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Drukregelaar type 4708-45 voor verhoogde luchtcapaciteit Afb. 1 Drukregelaar type 4708-45 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8546-1 NL Uitgave maart 2010 Inhoudsopgave Inhoud Pagina 1 Constructie en werking.........................

Nadere informatie

Selectie en toepassing

Selectie en toepassing Klepstandsteller Eindschakelaar Magneetventielen Stelomvormer Standmelder Extra apparatuur Selectie en toepassing Uitgave oktober 2001 Overzichtsblad Klepstandstellers, stelomvormers, eindschakelaars,

Nadere informatie

Pneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Pneumatische klepstandsteller Type 4765 Fig. 1 Type 4765 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8359-1 NL Uitgave augustus 2000 Inhoudsopgave Inhoud Blz. 1. Constructie en werking...........................

Nadere informatie

Standmelder Type 4748

Standmelder Type 4748 Standmelder Type 4748 Fig. 1 Type 4748 1. Constructie en werking De standmelder type 4748 is bedoeld voor het toekennen van de ventielstand (slag) aan een analoog uitgangssignaal van 4...20 ma. Wanneer

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8385 NL. Pneumatische klepstandsteller Elektropneumatische klepstandsteller Type 3760

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8385 NL. Pneumatische klepstandsteller Elektropneumatische klepstandsteller Type 3760 Pneumatische klepstandsteller Elektropneumatische klepstandsteller Type 3760 Fig. 1 Klepstandsteller type 3760 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8385 NL Uitgave juli 2000 Inhoudsopgave Inhoud Blz. 1.

Nadere informatie

PROFIBUS klepstandsteller Type 3785 PA-apparaatprofiel versie 3.0. Fig. 1 Type 3785. Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8382-2 NL

PROFIBUS klepstandsteller Type 3785 PA-apparaatprofiel versie 3.0. Fig. 1 Type 3785. Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8382-2 NL PROFIBUS klepstandsteller Type 3785 PA-apparaatprofiel versie 3.0 Fig. 1 Type 3785 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8382-2 NL Firmware-versie R 1.42/K 2.12 Uitgave mei 2007 Inhoudsopgave Inhalt Seite

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8546 NL. Drukregelaar type Type op klepstandsteller Type met filterhuis

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8546 NL. Drukregelaar type Type op klepstandsteller Type met filterhuis Drukregelaar type 78 Type 78- op klepstandsteller 7 Type 78- met filterhuis Type 78- op aandrijving 7 Fig. Drukregelaar type 78 Inbouw- en bedieningsvoorschrift B 8 NL Uitgave september Inhoudsopgave Inhoud

Nadere informatie

Pneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Pneumatische klepstandsteller Type 3766 Fig. 1 Type 3766 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8355-1 NL Uitgave maart 2002 Inhoudsopgave Inhoud Blz. 1. Constructie en werking...........................

Nadere informatie

Eindschakelaar type 3776

Eindschakelaar type 3776 Inbouw- en bedieningsvoorschrift Eindschakelaar type 3776 Fig. 1 Inhoud Algemene instructies 2 Montage 2 Montage aan draaiaandrijvingen SAMSON type 3278 3 Montage op draaiaandrijvingen conform VDI/VDE

Nadere informatie

Uitvoeringen. Bijbehorende overzichtsblad T 5800 Bijbehorende typebladen aandrijvingen T 8340, T 8331 T , T 5857, T 5824, T 5840

Uitvoeringen. Bijbehorende overzichtsblad T 5800 Bijbehorende typebladen aandrijvingen T 8340, T 8331 T , T 5857, T 5824, T 5840 Elektrische regelventielen Type 3260/5857, 3260/5824, 3260/5825, 3260/3374, 3260/3274 Pneumatische regelventielen Type 3260/2780, 3260/3372, 3260-1, 3260-7 Driewegventiel type 3260 Toepassing Als meng-

Nadere informatie

Model 240 Pneumatisch open-/dicht-regelventiel Type 3351

Model 240 Pneumatisch open-/dicht-regelventiel Type 3351 Model 240 Pneumatisch open-/dicht-regelventiel Type 3351 Fig. 1 Type 3351 1. Constructie en werking Het pneumatische regelventiel type 3351 bestaat uit een open-/dichtventiel en een membraanaandrijving,

Nadere informatie

Pneumatisch regelventiel type 3335/3278 Pneumatisch regelventiel type 3335-1

Pneumatisch regelventiel type 3335/3278 Pneumatisch regelventiel type 3335-1 Pneumatisch regelventiel type 3335/3278 Pneumatisch regelventiel type 3335-1 Figuur 1 Pneumatisch regelventiel type 3335/3278 1. Constructie en werking Het pneumatische regelventiel bestaat uit het met

Nadere informatie

HART klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

HART klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL HART klepstandsteller Type 3780 Fig. 1 Type 3780 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8380-1 NL Firmware R 2.21/K 2.21 Uitgave augustus 2000 Inhoudsopgave Inhoud Blz. 1. Constructie en werking...........................

Nadere informatie

Elektropneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Elektropneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Elektropneumatische klepstandsteller Type 4763 Fig. 1 Type 4763 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8359-2 NL Uitgave juni 2000 Inhoudsopgave Inhoud Blz. 1. Constructie en werking...........................

Nadere informatie

Elektropneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Elektropneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Elektropneumatische klepstandsteller Type 3767 Fig. 1 Type 3767 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8355-2 NL Uitgave oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Blz. 1 Constructie en werking...........................

Nadere informatie

Model 250 Pneumatisch regelventiel Type en

Model 250 Pneumatisch regelventiel Type en Model 250 Pneumatisch regelventiel Type 3252-1 en 3252-7 Afb. 1 Hogedrukventiel type 3252 met pneumatische aandrijving type 3277 en i/p-klepstandsteller type 3767 Uitgave november 1998 Inbouw- en bedieningsvoorschrift

Nadere informatie

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9 PRS 9 Gebruiksaanwijzing 810534-00 Programmaschakelaar PRS 9 Afmetingen / Overzicht PRS 9 Test 128,5 169 30,48 (6TE) Fig. 1 A B C D E PRS 9 I H G F Test J Fig. 2 MAX 95 % IP 10 MAX 70 C 2 Legenda A B C

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2183 NL. Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2183 NL. Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K Veiligheidsthermostaat Regelthermostaat Fig. 1 Veiligheidstemperatuurbewaking type 2436 K/2403 K met regelthermostaat type 2430

Nadere informatie

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type 42-14 type 42-18 Type 42-24 A type 42-28 A Type 42-24 B type 42-28 B Type 42-24 A Type 42-28 A figuur 1 Verschildrukregelaar 1. Constructie en werking De verschildrukregelaar

Nadere informatie

Pneumatische aandrijvingen 1000, 1400, 2800 en 2 x 2800 cm² Type 3271

Pneumatische aandrijvingen 1000, 1400, 2800 en 2 x 2800 cm² Type 3271 Pneumatische aandrijvingen 1000, 1400, 2800 en 2 x 2800 cm² Handbediening type 3273 Toepassing Slagaandrijving, vooral voor aanbouw op SAMSON ventielen model 240, 250 en 280 Membraanoppervlak 1000 tot

Nadere informatie

URN 2. Gebruiksaanwijzing 810537-00 Netvoedingsapparaat URN 2

URN 2. Gebruiksaanwijzing 810537-00 Netvoedingsapparaat URN 2 URN 2 Gebruiksaanwijzing 810537-00 Netvoedingsapparaat URN 2 Afmetingen / functionele elementen 128,5 169 30,01 (6TE) Fig. 1 A C B MAX 70 C MAX 95 % Fig. 2 2 Legenda A B C 32-polige klemmenstrook LED bedrijf

Nadere informatie

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing 810552-00 HN-schakelaar NRS 2-4

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing 810552-00 HN-schakelaar NRS 2-4 NRS 2-4 Gebruiksaanwijzing 810552-00 HN-schakelaar NRS 2-4 Inhoudsopgave blz. Belangrijke instructies Veiligheidsinstructies...7 Waarschuwing...7 Verklaringen Verpakkingsinhoud...8 Systeembeschrijving...8

Nadere informatie

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1 URN 1 Gebruiksaanwijzing 810536-00 Stroomomvormer URN 1 Aansluitschema URN 1b 24 V= ± 25 % max. 15 W 24 V ±5% 10 VA Fig. 1 2 Overzicht A MAX 50 C Alarm MAX 95 % Entriegeln RESET Fig. 2 A B D E 112 85 C

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. Connector ISO voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30380

Aanvullende handleiding. Connector ISO voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30380 Aanvullende handleiding Connector ISO 4400 voor niveaudetectiesensoren Document ID: 30380 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid. Correct gebruik... 3.2 Algemene veiligheidsinstructies... 3.3 Veiligheidsinstructies

Nadere informatie

Montage- en gebruiksaanwijzing

Montage- en gebruiksaanwijzing Montage en gebruiksaanwijzing Cooper Safety BV Postbus 3397 4800 DJ Breda Nederland Tel. +31 (0)76 750 53 00 Fax +31 (0)76 587 14 22 www.coopersafety.nl Pagina 1 1. Algemene opmerkingen 1.1 Korte beschrijving

Nadere informatie

1. Videoschakelaar. De videoschakelaar bestaat uit een centrale en schakelunit.

1. Videoschakelaar. De videoschakelaar bestaat uit een centrale en schakelunit. 1. Videoschakelaar De videoschakelaar bestaat uit een centrale en schakelunit. De videoschakelaar is te bestellen met versterkers 012-006-001-001 en zonder versterkers 012-006-001-002. 2. Aansluiten centrale

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. Bluetooth-USB-adapter. Verbinding van PC/notebook met VEGA-apparaten met Bluetooth-interface. Document ID: 52454

Aanvullende handleiding. Bluetooth-USB-adapter. Verbinding van PC/notebook met VEGA-apparaten met Bluetooth-interface. Document ID: 52454 Aanvullende handleiding Bluetooth-USB-adapter Verbinding van PC/notebook met VEGA-apparaten met Bluetooth-interface Document ID: 52454 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Voor uw veiligheid... 3 1.1 Correct

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8048 NL. Pneumatisch regelventiel Type 3249-1 en type 3249-7

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8048 NL. Pneumatisch regelventiel Type 3249-1 en type 3249-7 Pneumatisch regelventiel Type 3249-1 en type 3249-7 Fig. 1 Regelventiel type 3249-7 in Ball-body-uitvoering, met aandrijving type 3277 en geïntegreerde klepstandsteller Fig. 2 Regelventiel type 3249-7

Nadere informatie

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina:

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina: 1. Videoschakelaar met versterkers en druktoetsbediening De videoschakelaar bestaat uit een centrale unit. Detectech bestelnummer: 012-006-001-003 EAN-nummer: 7436949748797 2. Behuizing centrale-unit De

Nadere informatie

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina:

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina: 1. Videoschakelaar De videoschakelaar bestaat uit een centrale -en schakelunit. De videoschakelaar is te bestellen met versterkers 012-006-001-001 en zonder versterkers 012-006-001-002 2. Aansluiten centrale

Nadere informatie

Product information Scheidingsversterkers en Beveiliging

Product information Scheidingsversterkers en Beveiliging Product information Overspanningsbeveiligingen B-9 B6-00, B6-00 FI B6-6G, B6-0W B6-, B6-8 B8- Document ID: 0707 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Productbeschrijving... Type-overzicht... Elektrische aansluiting...

Nadere informatie

Veiligheidsafsluitventiel met drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Veiligheidsafsluitventiel met drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL Veiligheidsafsluitventiel met drukreduceer Type 33-1 Fig. 1 Type 33-1 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2551-1NL Uitgave juni 1999 Constructie en werking 1. Constructie en werking Het drukreduceer bestaat

Nadere informatie

Montage handleiding Meskantafsluiters

Montage handleiding Meskantafsluiters Montage handleiding Meskantafsluiters MONTAGEKLARE ACCESSOIRES Montagekit Een groot assortiment accessoires beschikbaar in montagekit voor DN 300. Magneetklep Snelle montage van magneetklep Standmelding

Nadere informatie

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud. www.pentair.com/valves

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud. www.pentair.com/valves KEYSTONE Inhoud 1 Optionele module 8: AS-Interface module 1 2 Installatie 1 3 Communicatiekenmerken 1 4 Beschrijving van de OM8 AS-Interface module 2 5 AS-Interface protocol 3 6 Communicatie-interface

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr. Universeel-seriedimmer-basiselement Best.nr. : 2263 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd.

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 34456

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 34456 Aanvullende handleiding Connector Harting HAN 7D voor niveaudetectiesensoren Document ID: 34456 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid... 3. Correct gebruik... 3. Algemene veiligheidsinstructies...

Nadere informatie

Installatie instructies

Installatie instructies 1 Installatie instructies 04-2016 VEILIGHEID EN CORRECT GEBRUIK Om veiligheid en een lange levensduur van dit product te garanderen, zal u de bijgesloten instructies strikt in acht moeten nemen. Uw garantie

Nadere informatie

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Systeem 2000 Trappenhuisverlichtingsautomaat, Basiselement impulsgever. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat DIN-rail trappenhuisverlichtingsautomaat Best.nr. : 0821 00 Basiselement impulsgever Best.nr. : 0336 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag

Nadere informatie

Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Ruimte MODBUS. Omschrijving

Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Ruimte MODBUS. Omschrijving Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Meting van de ruimte T en relatieve vochtigheid (rh) Voedingsspanning : AC/DC 24 Volt Bus interface : MODBUS RTU (RS45) Uitgangssignaal T : proportioneel

Nadere informatie

PROPORTIONELE DRUKREGELAAR

PROPORTIONELE DRUKREGELAAR PROPORTIONELE DRUKREGELAAR VOOR DRUKREGELING MET DIGITALE STURING SENTRONIC D P02-NL-R4 DRUKREGELING SENTRONICD: Een nieuwe generatie DIGITALE proportionele drukregelaars: DIRECT WERKEND: nauwkeurige sturing

Nadere informatie

Temperatuurregelaar zonder hulpenergie Model 43 Temperatuurregelaar type 43-1 type 43-2

Temperatuurregelaar zonder hulpenergie Model 43 Temperatuurregelaar type 43-1 type 43-2 Temperatuurregelaar zonder hulpenergie Model 43 Temperatuurregelaar type 43-1 type 43-2 Toepassing Regelaar voor stadsverwarmingsinstallaties, warmtegeneratoren, warmtewisselaars en andere huistechnische

Nadere informatie

Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken

Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken Madas type EVO/NC Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken Aansluiting schroefdraad G3/8, G1/2 of G3/4 Maximale inlaatdruk 200 mbar Temperatuur bereik - 15 o C tot + 60 o C, energiebesparende versie -

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. VEGADIS-adapter. Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor. Document ID: 45250

Aanvullende handleiding. VEGADIS-adapter. Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor. Document ID: 45250 Aanvullende handleiding VEGADIS-adapter Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor Document ID: 4550 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid. Correct gebruik...

Nadere informatie

Magneetklep DN15 t/m DN150

Magneetklep DN15 t/m DN150 Madas type EVP(C)/NC Magneetklep DN15 t/m DN150 Kenmerken Aansluiting schroefdraad G1/2 t/m G2 EN10226 Aansluitingen flenzen DN25 t/m DN150 PN16 ISO 7005 Maximale inlaatdruk 200 mbar optioneel 360 mbar

Nadere informatie

Magneetveld-sensor magneetinductieve naderingssensor BIM-EG08-Y1X

Magneetveld-sensor magneetinductieve naderingssensor BIM-EG08-Y1X ATEX categorie II 1 G, Ex zone 0 ATEX categorie II 1 D, Ex zone 20 SIL2 volgens IEC 61508 schroefdraad, M8 x 1 roestvast staal, 1.4427 SO nominale schakelafstand 78 mm, in combinatie met magneet DMR31-15-5

Nadere informatie

Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT 03/11

Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT 03/11 Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT Condensaat management waarschuwingssysteem ALGEMENE WERKING 03/11 De WARNER-LT is een condensaat management waarschuwingssysteem. Condensaat management speelt

Nadere informatie

afsluitkleppen Serie AK-Ex voor luchtdichte afsluiting in zones met explosiegevaar volgens ATEX 10/2015 NL/nl K

afsluitkleppen Serie AK-Ex voor luchtdichte afsluiting in zones met explosiegevaar volgens ATEX 10/2015 NL/nl K . X X testregistrierung afsluitkleppen Serie ATEX-conforme onderdelen voor luchtdichte afsluiting in zones met explosiegevaar volgens ATEX Ronde afsluitkleppen voor afsluiten van luchtkanalen, volgens

Nadere informatie

Type 240 Pneumatische regelventielen type PSA, -7 PSA, -9 PSA Globe valve type 3241 PSA

Type 240 Pneumatische regelventielen type PSA, -7 PSA, -9 PSA Globe valve type 3241 PSA Type 240 Pneumatische regelventielen type 3241 1 PSA, -7 PSA, -9 PSA Globe valve type 3241 PSA ANSI-uitvoering Toepassing Regelventiel voor PSA-installaties (Pressure Swing Adsorption) s ½ tot 6 Nominale

Nadere informatie

MONTAGE & INSTALL ATIE. MultifunctioneleBUVA. Ergo-Motion MFB. besturingsmodule

MONTAGE & INSTALL ATIE. MultifunctioneleBUVA. Ergo-Motion MFB. besturingsmodule MultifunctioneleBUVA Ergo-Motion MFB besturingsmodule MONTAGE & INSTALL ATIE BUVA Montage & Installatie Ergo-Motion MFB 2 Inhoud 1 Beschrijving 4 1.1 Algemeen 4 1.2 Ingangen 4 1.3 Uitgangen 5 1.4 Instelling

Nadere informatie

Handleiding voor demonstratie multimeter

Handleiding voor demonstratie multimeter Handleiding voor demonstratie multimeter 24.06.18 3867.70 Omschrijving: Deze demonstratie multimeter is special ontworpen voor educatieve doeleinden en kan de volgende eenheden meten: spanning, stroom.

Nadere informatie

Installatie & onderhouds instructies COMBO-D-LUX. Tijdgestuurde condensaat aftap 02/13

Installatie & onderhouds instructies COMBO-D-LUX. Tijdgestuurde condensaat aftap 02/13 Installatie & onderhouds instructies COMBO-D-LUX Tijdgestuurde condensaat aftap ALGEMENE WERKING 02/13 De COMBO-D-LUX is een alles-in-één tijdgestuurde aftap met een geïntegreerde kogelkraan en zeef. De

Nadere informatie

DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer. DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding

DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer. DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding DALI-potentiometer met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer DALI-potentiometer met geïntegreerde netvoeding Best. nr. : 2030 00 DALI-potentiometer Best. nr. : 2020 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies

Nadere informatie

Installatie- en Onderhoudsinstructies KAPTIV-CS-HP-S. Elektronisch niveaugestuurde condensaataftap 06/14

Installatie- en Onderhoudsinstructies KAPTIV-CS-HP-S. Elektronisch niveaugestuurde condensaataftap 06/14 Installatie- en Onderhoudsinstructies KAPTIV-CS-HP-S Elektronisch niveaugestuurde condensaataftap ALGEMENE BESCHRIJVING 06/14 De KAPTIV-CS-HP-S (Compact Solution High Pressure Stainless Steel) is een compacte

Nadere informatie

AK 45 Gebruiksaanwijzing 810532-00

AK 45 Gebruiksaanwijzing 810532-00 AK 45 Gebruiksaanwijzing 810532-00 Opstart-aflaatklep AK 45 Doorstroomdiagram 1000 800 600 500 400 1 300 Doorstroming [kg/h] 200 100 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,8 1 2 Verschildruk [bar] 1 Maximale doorstroomhoeveelheid

Nadere informatie

Installatiehandleiding

Installatiehandleiding LC-Products B.V. tel. (+31) 088-8111000 email: info@lc-products.nl website: www.lc-products.nl LC-Products. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced in any form or by any means

Nadere informatie

Handleiding. Elektronica VEGASWING 66. Document ID: 44768

Handleiding. Elektronica VEGASWING 66. Document ID: 44768 Handleiding Elektronica VEGASWING 66 Document ID: 44768 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Over dit document 1.1 Functie... 3 1.2 Doelgroep... 3 1.3 Gebruikte symbolen... 3 2 Voor uw veiligheid 2.1 Geautoriseerd

Nadere informatie

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie Jaloeziebesturingsknop Best.nr. : 2328.. Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie Best.nr. : 0820.. Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen

Nadere informatie

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Art. nr. : 240PDPETW Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Installatie & onderhouds instructies KAPTIV. Niveau gestuurde condensaat aftap zonder persluchtverlies 09/09

Installatie & onderhouds instructies KAPTIV. Niveau gestuurde condensaat aftap zonder persluchtverlies 09/09 Installatie & onderhouds instructies KAPTIV Niveau gestuurde condensaat aftap zonder persluchtverlies ALGEMENE WERKING De KAPTIV is een niveau gestuurde condensaataftap zonder persluchtverlies. Door de

Nadere informatie

AVID standaanwijzers. Het assortiment. CR standaanwijzer Corrosiebestendige IP68 standaanwijzer voor afsluiters.

AVID standaanwijzers. Het assortiment. CR standaanwijzer Corrosiebestendige IP68 standaanwijzer voor afsluiters. AVID Het assortiment AVID (Automated Valve Interface Devices) standaanwijzers omvat de meest geavanceerde technologie voor het bewaken en sturen van geautomatiseerde kwartslag afsluiters Alle AVID producten

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. Voor continu metende sensoren. Document ID: 34457

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. Voor continu metende sensoren. Document ID: 34457 Aanvullende handleiding Connector Harting HAN 7D Voor continu metende sensoren Document ID: 34457 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Voor uw veiligheid 1.1 Correct gebruik... 3 1.2 Niet toegestaan gebruik...

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW Art. nr.: 1713DSTE Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Elektrische Spanning. Vermogen

Elektrische Spanning. Vermogen MICRO 0 Serie 8 MICRO SCHUIFVENTIEL met elektropneumatische bediening getapte behuizing Ø M - monteerbaar op meervoudige basisplaten /-/-/ poorten / posities ALGEMENE BESCHRIJVING MEDIUM : Lucht of neutraal

Nadere informatie

Elektronische draadloze ruimtethermostaat D9380 RF-T

Elektronische draadloze ruimtethermostaat D9380 RF-T Elektronische draadloze ruimtethermostaat D9380 RF-T 1 INHOUDSOPGAVE Inleiding 3 Bediening en display 3 Bediening 3 Display 4 Handleiding voor gebruik 4 Gebruiksfuncties 5 Functie COMFORT 5 Functie ECO

Nadere informatie

Drukregelaar zonder hulpenergie Universele drukreduceer type 41-23

Drukregelaar zonder hulpenergie Universele drukreduceer type 41-23 Drukregelaar zonder hulpenergie Universele drukreduceer type 41-23 Toepassing Drukregelaar voor gewenste waarden van 5 mbar tot 28 bar Ventielen in nom. doorlaat DN 15 t/m 100 Nom druk PN 16 t/m 40 Voor

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 5801 NL. Elektrische aandrijving Type 5801 (draaiaandrijving) Type 5802 (slagaandrijving)

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 5801 NL. Elektrische aandrijving Type 5801 (draaiaandrijving) Type 5802 (slagaandrijving) Elektrische aandrijving Type 5801 (draaiaandrijving) Type 5802 (slagaandrijving) Slagaandrijving met regelventiel Type 3260 Draaiaandrijving met stangenstelsel Slagaandrijving met regelventiel Type 3321

Nadere informatie

Productinformatie. ORION-VA Klimaatcomputer met centrale regelingen (IRIS)

Productinformatie. ORION-VA Klimaatcomputer met centrale regelingen (IRIS) Productinformatie Hotraco Agri BV Stationsstraat 142 5963 AC Hegelsom Tel +31 (0)77 327 50 20 Fax +31 (0)77 327 50 21 info@hotraco.com www.hotraco.com Klimaatcomputer met centrale regelingen (IRIS) Klimaatcomputer

Nadere informatie

FAAC Tubular Motors Schaapweg BA Vlodrop

FAAC Tubular Motors Schaapweg BA Vlodrop 2 Inhoud 1. Algemeen... 4 1.1 Hindernisherkenning en stoppen op een aanslag... 4 2. Beschreibung... 4 3. Technische eigenschappen... 5 4. Montage... 5 4.1 Bouwen van de motor... 5 4.2 Installeren van de

Nadere informatie

Bedienings- en servicehandleiding

Bedienings- en servicehandleiding Voor de gebruiker Bedienings- en servicehandleiding Kamerthermostaat ModuLine 100 Zorgvuldig lezen vóór bediening en servicewerkzaamheden Beknopt overzicht Beknopt overzicht bedieningsmogelijkheden Legenda

Nadere informatie

Montage instructie Mechanisch codeslot. Montage instructie Mechanisch codeslot met krukbediening Type KNSV 5150 SCP

Montage instructie Mechanisch codeslot. Montage instructie Mechanisch codeslot met krukbediening Type KNSV 5150 SCP Mechanisch codeslot met krukbediening Type KNSV 5150 SCP Mechanisch codeslot Situatie : Op bestaand DIN slot Mechanisch codeslot met krukbediening Type KNSV 5150 SCP Mechanisch codeslot Situatie : Met

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies

1 Veiligheidsinstructies Universeel-seriedimmer-basiselement Best.nr. : 2263 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd.

Nadere informatie

Systeem 2000 Touch-opzetstuk. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Systeem 2000 Touch-opzetstuk. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat Touchdimmeropzetstuk Best.nr. : 2260.. Touchschakelopzetstuk Best.nr. : 2261.. Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur

Nadere informatie

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op   Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18 GPRS-A Universele monitoringsmodule Quick start De volledige handleiding is verkrijgbaar op www.osec.nl Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18 SATEL sp. z o.o. ul. Budowlanych 66 80-298 Gdańsk POLAND

Nadere informatie

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden. NETVOEDINGEN AC-1200 1200.190813 1201EL, 1202EL, 1203EXL, 1205EXL ALGEMENE INFORMATIE Deze netvoedingen zijn alleen bedoeld voor installatie door gekwalificeerde installateurs. Er zijn geen door de gebruiker

Nadere informatie

Inbouw- en bedieningshandleiding EB 8015. Pneumatisch regelventiel Type 3241-1 en type 3241-7. Type 3241-1. Type 3241-7

Inbouw- en bedieningshandleiding EB 8015. Pneumatisch regelventiel Type 3241-1 en type 3241-7. Type 3241-1. Type 3241-7 Pneumatisch regelventiel Type 3241-1 en type 3241-7 Type 3241-1 Type 3241-7 Fig. 1 Ventiel type 3241 met aandrijving type 3271 en aandrijving type 3277 Inbouw- en bedieningshandleiding EB 8015 Uitgave

Nadere informatie

Systeem 6000 Elektro-pneumatische omvormer voor gelijkstroomsignalen i/p-signaalomvormer Type 6102 Type 5288

Systeem 6000 Elektro-pneumatische omvormer voor gelijkstroomsignalen i/p-signaalomvormer Type 6102 Type 5288 Systeem 6000 Elektro-pneumatische omvormer voor gelijkstroomsignalen i/p-signaalomvormer Type 6102 Type 5288 figuur 1 type 6102-51 19"-uitvoering figuur 2 type 6102-52 19"-uitvoering figuur 3 type 6102-53

Nadere informatie

Magneetveld-sensor magneetinductieve naderingssensor BIM-EM12E-Y1X

Magneetveld-sensor magneetinductieve naderingssensor BIM-EM12E-Y1X ATEX categorie II (1) G, Ex zone 0 ATEX categorie II 1 D, Ex-zone 20 SIL2 (Low Demand Mode) conform IEC 61508, PL c conform ISO 13849-1 bij HFT0 SIL3 (All Demand Mode) conform IEC 61508, PL e conform ISO

Nadere informatie

Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter

Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter Made in Germany Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter Media Medien geleidende vloeibare media vloeistofgroep 2 volgens de PED (Pressure Equipment Directive)

Nadere informatie

Capacitieve sensor BC10-S30-Y1X/S90

Capacitieve sensor BC10-S30-Y1X/S90 ATEX-categorie II 2 G, Ex-zone 1 ATEX categorie II 1 D, Ex-zone 20 SIL2 (Low Demand Mode) conform IEC 61508, PL c conform ISO 13849-1 bij HFT0 SIL3 (All Demand Mode) conform IEC 61508, PL e conform ISO

Nadere informatie

Afb.2.: Achteraanzicht

Afb.2.: Achteraanzicht KNX Multiroom-versterker Artikelnr.: MR-AMP4.4 MR-AMP4.8 Bedieningshandleiding Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd.

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement Best. nr.: 5406 00 Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

AP21 SSI Display. Display voor positie en snelheid Nokkencontroller Signaalomvormer Display voor niet lineaire bewegingen. 96 mm

AP21 SSI Display. Display voor positie en snelheid Nokkencontroller Signaalomvormer Display voor niet lineaire bewegingen. 96 mm Datasheet AP21 AP21 SSI Display Toepasbaar als: Display voor positie en snelheid Nokkencontroller Signaalomvormer Display voor niet lineaire bewegingen 48 mm ca. 90 mm 96 mm Voor sensoren met Synchroon

Nadere informatie

Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter

Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter Made in Germany Toepassingsgebied Applicatie Totalisator functie Montage aansluiting op pijp via adapter Media Medien geleidende vloeibare media vloeistofgroep 2 volgens de PED (Pressure Equipment Directive)

Nadere informatie

Installatie & Onderhoudsinstructies 10-2015

Installatie & Onderhoudsinstructies 10-2015 Installatie & Onderhoudsinstructies 1 10-2015 VEILIGHEID EN CORRECT GEBRUIK Om veiligheid en een lange levensduur van dit product te garanderen, zal u de bijgesloten instructies strikt in acht moeten nemen.

Nadere informatie

MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS100 LS100.130214 VERGRENDELINGEN. t 088 500 2800 f 088 500 2899 13

MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS100 LS100.130214 VERGRENDELINGEN. t 088 500 2800 f 088 500 2899 13 MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) MODELLEN LS100ZA, LS100ZB, LS100ZC, LS100ZD, LS100WA, LS100WB, LS100WC, LS100WD 1. INHOUDSOPGAVE 1 Inhoudsopgave 2 Bedieningselement 3 Slot met bevestigingsmaterialen 4 Installatie

Nadere informatie

Verschildrukregelaar Type 45-1 Type 45-2 Type 45-3 Type Fig. 1 Type Fig. 2 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 3124 NL

Verschildrukregelaar Type 45-1 Type 45-2 Type 45-3 Type Fig. 1 Type Fig. 2 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 3124 NL Verschildrukregelaar Type 45-1 Type 45-2 Type 45-3 Type 45-4 Fig. 1 Type 45-1 Fig. 2 Type 45-2 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 3124 NL Uitgave mei 2000 Constructie en werking 1. Constructie en werking

Nadere informatie

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4 Art.-Nr.: Art.-Nr.: Montage handleiding Inhoud Algemene omschrijving...p. Montage handleiding en functies...p. Instellingen van magneet contacten...p. Aansluiting met draadloos magneet contact...p. Aansluiting

Nadere informatie