Een gewaarschuwd mens

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een gewaarschuwd mens"

Transcriptie

1 MASTER THESIS Een gewaarschuwd mens Een empirisch onderzoek naar de invloed van IFRS 7 op de kwaliteit van risicoverslaggeving met betrekking tot financiële instrumenten in de jaarverslaggeving van Europese energiebedrijven. Wilfred Kevelam Juli 2008 Groningen

2 Een gewaarschuwd mens Een empirisch onderzoek naar de invloed van IFRS 7 op de kwaliteit van risicoverslaggeving met betrekking tot financiële instrumenten in de jaarverslaggeving van Europese energiebedrijven. De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van dit afstudeerverslag; het auteursrecht van dit afstudeerverslag berust bij de auteur. Auteur: Wilfred Kevelam Studentnummer: Opleiding Master Accountancy & Controlling Afstudeervariant: Accountancy Faculteit: Faculteit der Bedrijfskunde en Economische Wetenschappen Onderwijsinstelling: Rijksuniversiteit Groningen 1 e Begeleider: prof. dr. R.L. ter Hoeven RA 2 e Begeleider: dr. R.B.H. Hooghiemstra RA Stage- instelling: KPMG Accountants De Meern Begeleider: dhr. H.L. Hakvoort Datum: juli 2008 Plaats: Groningen 2

3 WOORD VOORAF Non scholae, sed vitae (Niet voor school, maar voor het leven) Deze Thesis is geschreven ter afsluiting van de Master Accountancy & Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hiermee is mijn studententijd, na vijf jaar studeren, dan echt voorbij. Het is een periode geweest die ik als leerzaam, inspannend, maar bovenal als zeer plezierig heb ervaren. Het interessante curriculum van de studie Accountancy & Controlling en mijn activiteiten bij studievereniging Pro Memorie hebben hier een belangrijke rol in gespeeld. Samenvattend kijk ik terug op een geweldige studententijd. Het bovenstaande citaat van de Romeinse filosoof Seneca, en tevens huisspreuk van de Rijksuniversiteit Groningen, is hier dan ook zeker op van toepassing. Centraal in deze Thesis staan financiële instrumenten, en met name op welke manier en in welke mate de risico s die hieruit ontstaan door ondernemingen in hun jaarverslag worden toegelicht. Recente ontwikkelingen, zoals de Amerikaanse kredietcrisis, hebben dit tot een uiterst interessant onderzoeksgebied gemaakt. Door het hanteren van een brede invalshoek in dit verslag, heb ik getracht de toegankelijkheid voor een ieder te waarborgen. Ik nodig u dan ook van harte uit om verder te lezen. Graag wil ik op deze plaats een aantal mensen bedanken dat geholpen heeft bij de totstandkoming van deze Thesis. Allereerst gaat mijn dank uit naar prof. dr. Ralph ter Hoeven RA, mijn eerste begeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, voor zijn deskundige bijdrage aan dit afstudeerverslag en voor zijn sturende opmerkingen. Ook mijn tweede begeleider vanuit de universiteit, dr. Reggy Hooghiemstra RA, evenals mijn begeleider vanuit KPMG, dhr. Henk Hakvoort, wil ik hartelijk danken voor hun hulp bij het schrijven deze Thesis. Tot slot dank ik mijn familie en in het bijzonder mijn vriendin Maayke voor de onophoudelijke interesse en steun tijdens mijn afstudeerperiode. Utrecht, juli 2008 Wilfred Kevelam 3

4 INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF...3 HOOFDSTUK 1: Inleiding Inleiding Probleemstelling Doel en vraagstelling Randvoorwaarden Relevantie van het onderzoek Leeswijzer...9 HOOFDSTUK 2: Financiële instrumenten en regelgeving Inleiding Relevante regelgeving Betrokken instanties Europese regelgeving Financiële instrumenten en relevante regelgeving Definities van financiële instrumenten Regelgeving met betrekking tot financiële instrumenten Inhoudelijke bespreking IFRS Achtergronden Doel, definities en toepassingsgebied Belang van financiële instrumenten voor financiële positie en prestatie Aard en omvang van risico s Verschillen IFRS 7 en IAS Conclusie...23 HOOFDSTUK 3: Kwaliteit van informatie Inleiding Het concept informatiekwaliteit Verklaringen voor informatieverschaffing Definities van het begrip informatiekwaliteit Onderzoeksmethoden naar informatiekwaliteit Disclosure index als onderzoeksmethode Basis voor de selectie van items Weging en schaalverdeling Conclusie...32 HOOFDSTUK 4: Onderzoeksopzet Inleiding Onderzoeksmethodiek Disclosure index van dit onderzoek Selectie van items Weging en schaalverdeling Betrouwbaarheid van de disclosure index Steekproef Conclusie...37 HOOFDSTUK 5: Onderzoeksresultaten Inleiding Algemene informatieverschaffing Informatie over het belang van financiële instrumenten Toelichtingen op de balans

5 5.3.2 Toelichtingen op de resultatenrekening Toelichtingen op afdekkinginstrumenten Informatie met betrekking tot de aard en omvang van risico s Kredietrisico Liquiditeitrisico Valutarisico Interestrisico Commodity- prijsrisico Conclusie...49 HOOFDSTUK 6: Conclusie Inleiding Beantwoording van de deelvragen Wat zijn financiële instrumenten en welke regelgeving is hierbij relevant? Wat houden de bepalingen van IFRS 7 in? Wat is informatiekwaliteit en hoe kan dit gemeten worden? Hoe wordt IFRS 7 in de praktijk toegepast? Beantwoording van de onderzoeksvraag en conclusie Beperkingen van het onderzoek en vervolgmogelijkheden...55 Geraadpleegde literatuur...57 BIJLAGE 1 : Lijst van afkortingen...61 BIJLAGE 2: Steekproef...62 BIJLAGE 3: Disclosure index...63 BIJLAGE 4: Resultaten disclosure index

6 HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Inleiding Het is een onmiskenbare trend dat zowel de complexiteit als de omvang van het gebruik van financiële instrumenten in de recente jaren explosief is toegenomen. Zo is de nominale waarde van de wereldwijde OTC- (over-the-counter) derivatenmarkt in de periode 2006 tot begin 2008 toegenomen tot bijna zeshonderd biljoen dollar, hetgeen meer dan een verdubbeling betekent ( Met de toename in omvang en complexiteit van financiële instrumenten nemen ook de risico s die hieruit voortvloeien sterk toe. De Amerikaanse subprime- crisis kan gezien worden als een ultieme illustratie hiervan. Immers, complexiteit en ondoorzichtigheid van financiële (krediet)producten spelen hier een belangrijke rol bij. Het proces van het verstrekken van kredieten, en het vervolgens in pakketjes verpakken en verkopen van deze kredieten zorgde voor onduidelijkheid omtrent wie welke risico s droeg. De pijnlijke gevolgen van deze onduidelijkheid zijn, gepaard met miljardenafschrijvingen, uiteindelijk aan het licht gekomen. Volgens Prof. dr. Arnold Schilder, directeur van De Nederlandse Bank is één van de belangrijke lessen die uit de recente ontwikkelingen getrokken moet worden dat het cruciaal is dat financiële partijen begrijpen welke risico s ze nemen én overdragen (toespraak DNB Symposium te Amsterdam, 27 november 2007). Al voordat de subprime- crisis aan het licht kwam, erkende de International Accounting Standards Board (IASB) de bovengenoemde ontwikkelingen met betrekking tot financiële instrumenten, en anticipeerde hierop met de invoering van een nieuwe IFRS standaard, namelijk IFRS 7: Financial Instruments; disclosures. De standaard vereist uitvoerige toelichtingen in de jaarrekening omtrent enerzijds het belang van financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van een onderneming, en anderzijds omtrent de aard en omvang van de risico s die hieruit voortvloeien. IFRS 7 vervangt hiermee de reeds bestaande toelichtingvereisten van IAS 30 en 32. IFRS 7 is verplicht gesteld vanaf boekjaren die op 1 januari 2007 of later aanvangen. Met uitzondering van ondernemingen die IFRS 7 vrijwillig eerder hebben toegepast, de zogenaamde early adopters, betekent dit dat IFRS 7 in veel gevallen in het boekjaar 2007 voor het eerst door ondernemingen wordt toegepast. Er bestaat daardoor een directe breuklijn in de jaarverslaggeving met betrekking tot financiële instrumenten tussen de jaarverslagen van 2006 en die van Deze directe breuklijn vormt de aanleiding tot mijn onderzoek. De vraag rijst namelijk of het verschil in standaarden ook daadwerkelijk waar te nemen is in de 6

7 jaarverslagen. En belangrijker, leidt dit nu daadwerkelijk tot een verbetering van de informatiekwaliteit. Dit onderzoek tracht antwoord te geven op deze vraag. 1.2 Probleemstelling Naar De Leeuw (2000) bespreek ik de probleemstelling aan de hand van drie onderdelen, namelijk het doel, de vraagstelling en de randvoorwaarden van het onderzoek. Deze aspecten worden in de volgende subparagrafen besproken Doel en vraagstelling Het doel van deze thesis is om vast te stellen of IFRS 7 leidt tot een verbetering van de informatiekwaliteit, doordat er meer inzicht wordt verkregen in de risico s waaraan een onderneming wordt blootgesteld en die ontstaan uit het bezit en gebruik van financiële instrumenten. Om dit doel te bereiken wil ik antwoord vinden op de onderstaande onderzoeksvraag: In hoeverre leidt IFRS 7, door de wettelijke invoering enerzijds en de praktische toepassing anderzijds, tot meer inzicht in de risico s voor een onderneming die ontstaan uit het bezit en gebruik van financiële instrumenten, en daardoor tot een verbetering van de informatiekwaliteit? De bovenstaande onderzoeksvraag bevat een duidelijke tweeledigheid, namelijk enerzijds de wettelijke invoering van IFRS 7, en anderzijds de daadwerkelijke toepassing van deze standaard in de praktijk. Op zichzelf leidt een wettelijke invoering van een standaard die kwalitatief hoogwaardige informatie vereist niet zonder meer tot een verbetering van de informatiekwaliteit. Immers, het is de vraag of en in hoeverre alle standaarden in de praktijk worden toegepast en of deze informatie relevant is voor gebruikers van de jaarrekening. Bovendien is het mogelijk dat de door de nieuwe standaard vereiste informatie al voor de invoering van de standaard vrijwillig gepubliceerd werd door de onderneming. De tweeledigheid die in de onderzoeksvraag naar voren komt, is daarom noodzakelijk om tot een juiste beantwoording van de onderzoeksvraag te komen. Teneinde dit proces te structureren, zijn de volgende deelvragen geformuleerd: Wat zijn financiële instrumenten en welke regelgeving is hierbij relevant? Wat houden de bepalingen van IFRS 7 in? Wat is informatiekwaliteit en hoe kan dit worden gemeten? Hoe wordt IFRS 7 in de jaarverslagen toegepast? 7

8 1.2.2 Randvoorwaarden De Leeuw (2000) formuleert randvoorwaarden als de gestelde eisen en beperkingen die invloed hebben op de methoden en resultaten van het onderzoek. Deze randvoorwaarden worden al dan niet opgedragen vanuit de universiteit. Een eerste randvoorwaarde heeft betrekking op de tijdsduur van het onderzoek. Vanuit de universiteit komt de eis van een minimale tijdsbesteding van 560 uur. Dit is goed voor twintig European Credits (ECs). Voor het onderzoek heb ik periode van ruim vijf maanden uitgetrokken. Hierdoor wordt ruimschoots aan de minimale tijdsbesteding van de universiteit voldaan. Naast beperkingen in de tijdsbesteding wordt er ook een aantal voorwaarden aan het onderzoeksrapport gesteld. De uiteindelijke Thesis mag in beginsel geen vertrouwelijke informatie bevatten, aangezien zowel het onderzoek als de beoordeling ervan verifieerbaar moeten zijn. Daarnaast dient het onderzoek individueel uitgevoerd te worden. De beoordeling vindt onder meer plaats op relationele, methodologische en inhoudelijke aspecten. Uiteraard dient het onderzoek te voldoen aan de wetenschappelijke beginselen. Dit houdt in dat er een duidelijke probleemstelling wordt geformuleerd, dat er relevante literatuur wordt geraadpleegd, dat de juiste onderzoeksmethode wordt gehanteerd en dat de resultaten zorgvuldig worden geanalyseerd en geïnterpreteerd (Scriptiewijzer Rijksuniversiteit Groningen). 1.3 Relevantie van het onderzoek Het onderzoek kent zowel praktische als theoretische relevantie. De praktische relevantie is van toepassing op eigenlijk iedereen die iets te maken heeft met IFRS 7: ondernemingen die onder de verplichting van IFRS vallen, gebruikers van de jaarrekening en ook op wet- en regelgevende instanties. Dit onderzoek geeft inzicht in de toepassing van IFRS 7 en beantwoordt de vraag in hoeverre de invoering van deze standaarden tot een verbetering van de informatiekwaliteit leidt. Verschillende partijen zouden het onderzoekresultaat kunnen opvatten als een indicatie of de invoering van IFRS 7 al dan niet een goede beslissing is geweest. De theoretische relevantie van het onderzoek is te vinden in een nauwgezette discussie over het concept informatiekwaliteit en de meetbaarheid hiervan. Het biedt een overzicht van diverse onderzoeksmethoden met elk hun sterke en zwakke kanten. Hierbij is zowel internationale als Nederlandse wetenschappelijke literatuur geraadpleegd, een zeldzame combinatie. 8

9 De onderzoeksmethode van dit onderzoek, het gebruik van een disclosure index, is in eerdere onderzoeken gebruikt. Echter, vaak is dit gebeurd met betrekking tot informatiekwaliteit van het gehele jaarverslag terwijl in dit onderzoek enkel verslaggeving met betrekking tot financiële instrumenten centraal staat. Dit onderzoek kent derhalve een hogere mate van detail dan de meeste andere onderzoeken. Ook is dit het eerste onderzoek waarbij door middel van een disclosure index de informatiekwaliteit van IFRS 7 wordt beoordeeld. Het gebruik van een zeer gedetailleerde disclosure index en de toepassing hiervan op een actueel thema betekenen mijns inziens een waardevolle toevoeging aan de huidige literatuur op dit gebied. 1.4 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk zal allereerst dieper worden ingegaan op wat financiële instrumenten zijn en welke wet- en regelgeving hierbij belangrijk is. Ook zullen de bepalingen van IFRS 7 uitvoerig behandeld worden. Vervolgens zal er in het derde hoofdstuk dieper worden ingegaan op de kwaliteit van informatie en hoe dit geoperationaliseerd kan worden. Verschillende onderzoeksmethoden komen hierbij aan bod. Op basis van de theoretische kennis uit de Hoofdstukken 2 en 3 bespreek ik in Hoofdstuk 4 de opzet van het onderzoek. Hierbij ga ik uitgebreid in op de onderzoeksmethode, hoe deze tot stand is gekomen, en op de gekozen steekproef. Vervolgens worden in Hoofdstuk 5 de resultaten van het empirische onderzoek gepresenteerd. De conclusies die op basis van de onderzoeksresultaten worden getrokken, zullen in Hoofdstuk 6 gepresenteerd worden. Ook komen hier de beperkingen van het onderzoek, evenals de mogelijkheden tot vervolgonderzoek, aan bod. 9

10 HOOFDSTUK 2 Financiële instrumenten en regelgeving 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk behandel ik de toelichtingvereisten zoals deze in IFRS 7 zijn opgenomen. Ik vang aan met een breder kader van relevante regelgeving op het gebied van accounting standards en de totstandkoming hiervan. Ook hierbij hanteer ik een Europees aggregatieniveau. Na dit bredere kader ga ik specifieker in op financiële instrumenten en de toelichtingvereisten van IFRS 7. Ik streef hierbij niet naar een volledige behandeling van alle afzonderlijke vereisten; wel is het doel inzichtelijk te maken wat de kern is van IFRS 7 en wat de belangrijkste relevante thema s hierbij zijn. Ook de belangrijkste verschillen tussen IFRS 7 en de oude standaard IAS 32 worden behandeld. Het hoofdstuk sluit af met een korte conclusie. 2.2 Relevante regelgeving In deze paragraaf bespreek ik welke instanties invloed hebben op de totstandkoming van accounting standards en welke standaarden op het gebied van financiële instrumenten er van kracht waren, voor de invoering van IFRS Betrokken instanties Op het Europese speelveld van de externe verslaggeving spelen twee organisaties een belangrijke rol. Het gaat hier enerzijds om de al eerder genoemde International Accounting Standards Board (IASB), en anderzijds om de Europese Commissie (EC). De in Londen gevestigde IASB is een zelfstandige, privaatrechtelijk organisatie. Zij tracht de volgende doelen te bewerkstelligen: Het ontwikkelen van één uniforme set van kwalitatief hoogwaardige, begrijpelijke en hanteerbare accounting standards; promotie van het gebruik van de standaarden, en; het convergeren van nationale accounting standards. De voorganger van de IASB (de IASC) werd in 1973 opgericht middels een overeenkomst tussen accountantsorganisaties vanuit tien verschillende landen, waaronder de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Duitsland, Frankrijk en ook Nederland. Destijds vielen alle professionele activiteiten die door accountantsorganisaties werden georganiseerd onder de International Federation of Accountants (IFAC). De IFAC en de IASC kwamen in 10

11 1981 overeen dat de IASB volledig autonoom accounting standards zou opstellen. Deze standaarden zijn de International Accounting Standards (IASs), waar er in totaal 41 van zijn opgesteld. In 2001 vond er een grote herstructurering plaats, waardoor de IASC werd vervangen door de IASB. De standaarden die vanaf dat moment zijn uitgegeven, worden de International Financial Reporting Standards (IFRSs) genoemd. De moederorganisatie van de IASB is de IASC Foundation. Deze moederorganisatie kent naast de IASB nog een andere belangrijke dochterorganisatie, de IASC Foundation Trustees. Deze laatste organisatie, bestaande uit 22 personen, is verantwoordelijk voor het binnenhalen van financiële middelen en het beoordelen van de strategie en effectiviteit van de IASB. Daarnaast benoemt zij de leden van andere dochterorganisaties van de Foundation, waaronder de IASB. De IASB is verantwoordelijk voor alle technische zaken met betrekking tot de standaarden, waaronder het voorbereiden en uitgeven van de IFRSs. Het orgaan bestaat uit veertien personen uit negen verschillende landen. Andere dochterorganisaties van de Foundation zijn de Standards Advisory Council (SAC), een adviesgevend orgaan ten behoeve van de IASB en de International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) dat zorg draagt voor de interpretaties van IFRS standaarden in verschillende contexten ( Naast de IASB speelt de Europese Commissie (EC), het uitvoerende orgaan van de Europese Unie (EU), een zeer grote rol. De antecedenten van de EU zijn te vinden in het Verdrag van Rome (1957), waarin harmonisatie van nationale, wettelijke en economische systemen centraal stond. De EC kan gezien worden als het dagelijkse bestuur van de Europese Unie. Zij doet voorstellen voor nieuwe Europese wetten en controleert of Europese wetgeving juist wordt toegepast in lidstaten ( ). In tegenstelling tot de IASB heeft de EC wettelijke macht om accounting standaarden te verplichten voor lidstaten. Dit betekent dat een standaard van de IASB verankerd moet worden in Europese wetgeving, alvorens ondernemingen verplicht zijn deze standaard toe te passen. Dit adoptieproces wordt weergegeven in Figuur 2.1. Indien de IASB een nieuwe standaard heeft opgesteld, doet het EFRAG, een orgaan met accounting experts uit de privaatrechtelijke sfeer, een aanbeveling aan de EC of de standaard al dan niet wettelijk verankerd dient te worden. Sinds 1 maart 2007 wordt dit advies getoetst door de Standards Advice Review Group (SARG), met name of het uitgebrachte advies objectief en in balans is. De EC beoordeelt vervolgens of de standaard voldoet aan de door haar gestelde eisen. Deze eisen houden in dat de standaard (1) niet strijdig mag zijn met het true and fair view principle van de bestaande Europese Richtlijnen, (2) voldoet aan de kwalitatieve criteria begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid en (3) dat het adopteren van deze standaard in het publieke belang van de Europese Unie is. Vervolgens stelt de EC 11

12 een wetsvoorstel op. Zowel het Accounting Regulatory Committe (ARC), een organisatie met vertegenwoordigers uit alle EU- landen, als het Europees Parlement krijgt de mogelijkheid om commentaar te geven op het voorstel en eventuele wijzingen aan te bevelen. Bij daadwerkelijk wettelijke verankering van het wetsvoorstel zijn alle Europees beursgenoteerde ondernemingen verplicht de standaard toe te passen. Figure 2.1 Adoptieproces van IFRSs door de EC (Bron European Parlement Report A6-0032/2008 ) Europese regelgeving Twee belangrijke wettelijke bepalingen dienen in dit kader besproken te worden. Allereerst behandel ik de Europese Richtlijnen. Vervolgens zal er nader ingegaan worden op de IFRS standaarden. Europese Richtlijnen: Voordat de wettelijke implementatie van IFRS door de EU een feit werd was er al een aantal Europese Richtlijnen (de Vierde en de Zevende Europese Richtlijn) dat voorschriften bevat op het gebied van financiële verslaglegging. Richtlijnen zijn bindende besluiten van de Europese Commissie, waarin de te bereiken doelen voor de lidstaten zijn vastgelegd, maar de wijze van omzetting op nationaal niveau aan de lidstaten zelf wordt overgelaten. Richtlijnen zijn bedoeld om een brug te slaan tussen het streven naar de noodzakelijke eenheid van het Europese recht enerzijds en de handhaving van de variatie van nationale karakteristieken anderzijds. Het doel van een Richtlijn is dus niet eenmaking van de wetgevingen, maar het nader tot elkaar brengen ervan ( 12

13 Internationale Financial Reporting Standards In 2002 kwam er een einde aan de periode waarin de EU haar eigen verslaggevingregels voorschreef in de vorm van Richtlijnen. De EC besloot destijds middels een Europese Verordening (EC 1606/2002) dat in een lidstaat van de EU gevestigde ondernemingen die zijn genoteerd aan een in de EU gevestigde effectenbeurs, met ingang van 1 januari 2005 rechtstreeks verplicht zijn hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen overeenkomstig de door de EC goedgekeurde standaarden van de IASB (KPMG Jaarboek Externe Verslaggeving, 2007). Alle standaarden van de IASB werden wettelijk verankerd, met uitzondering van enkele zogenaamde carve outs. Dit zijn uitzonderingen die de EU maakt op de IASB standaarden, waarbij het hier ging om IAS 39. De in 2001 goedgekeurde mededeling van de EC Strategie van de EU inzake de financiële verslaglegging: verdere maatregelen (COM 2000/ 359) omschrijft waarom de invoering van één uniforme set van accountingstandaarden noodzakelijk is: Eén van de voornaamste doelstellingen die in de conclusies van de Europese Raad van Lissabon wordt genoemd, is de verbetering van de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen van bedrijven ten behoeve van zowel de ondernemingen als de beleggers. Om dit doel te bereiken heeft de EU gemeenschappelijk standaarden nodig, die transparant zijn, volledig worden begrepen, naar behoren worden gecontroleerd en waarvan de naleving doeltreffend kan worden afgedwongen. Alleen wanneer dergelijke standaarden bestaan, zullen er groeimogelijkheden ontstaan voor de effectenmarkten van de EU, die momenteel half zo omvangrijk zijn als die van de VS. Verschillen tussen de IAS standaarden en de al bestaande Vierde en Zevende Europese Richtlijn zijn verdwenen door de vaststelling van de zogenaamde Moderniseringsrichtlijn. Middels deze richtlijn (2003/51/EG), effectief geworden in 2005, is voorkomen dat eisen aan de jaarrekening volgens IFRS standaarden strijdig zijn met de vereisten zoals deze door de EU richtlijnen worden gesteld. Zo is tevens bewerkstelligd dat er gelijkblijvende concurrentievoorwaarden blijven bestaan voor ondernemingen die verplicht zijn IFRS toe te passen, en voor ondernemingen die hiertoe niet verplicht zijn. 2.3 Financiële instrumenten en relevante regelgeving Nu er een breder kader van wetgeving met betrekking tot externe verslaggeving is geschetst, zal ik specifieker ingaan op de financiële instrumenten en welke standaarden hierbij van belang zijn. 13

14 2.3.1 Definities van financiële instrumenten De IASB definieert een financieel instrument als een overeenkomst die leidt tot een financieel actief bij de ene partij en een financiële verplichting of eigenvermogeninstrument bij een andere partij (IAS 32.11). Echter, ook liquide middelen worden als financieel instrument gezien. Een financieel actief is derhalve elk actief dat bestaat uit: liquide middelen; een overeengekomen recht om liquide middelen of een ander financieel actief van een andere partij te ontvangen; een contractueel recht om liquide middelen of een ander financieel actief te ontvangen van een andere partij; of financiële activa of verplichtingen te ruilen met een andere partij onder voorwaarden die potentieel voordelig zijn, of; een eigenvermogeninstrument in een andere partij. Een financiële verplichting bestaat uit: liquide middelen of een ander financieel actief aan een andere partij over te dragen, of; financiële instrumenten te ruilen met een andere partij onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn. Een eigenvermogeninstrument wordt gedefinieerd als een overeenkomst, die het overblijvende recht omvat op een aandeel in de activa van een partij, na aftrek van alle verplichtingen. Financiële instrumenten bestaan uit zowel primaire instrumenten als uit afgeleide instrumenten. Onder primaire instrumenten vallen vorderingen, schulden en aandelen. Afgeleide instrumenten zijn derivaten, zoals opties, futures, en termijncontracten. Derivaten scheppen verplichtingen, waardoor één of meer financiële risico s waaraan de onderliggende primaire financiële instrumenten onderhevig zijn, tussen betrokken partijen wordt overgedragen (IASB). Er vindt derhalve geen overdracht van onderliggende financiële instrumenten plaats. In IAS 39 worden drie kenmerken omschreven waaraan een derivaat moet voldoen: de waarde verandert als gevolg van veranderingen in een bepaalde variabele, zoals de rentevoet, prijs van een financieel instrument, commodityprijs, valutakoers of andere variabelen; 14

15 er is geen netto aanvangsinvestering benodigd of een geringe netto aanvangsinvestering in verhouding tot andere soorten contracten die op vergelijkbare wijze reageren op veranderingen in markfactoren, en; het wordt op een tijdstip in de toekomst afgewikkeld. Financiële instrumenten kunnen als volgt worden gecategoriseerd (IFRS 7.8): financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening, waarbij afzonderlijk worden getoond (i) welke als zodanig zijn aangewezen bij eerste opname en (ii) welke geclassificeerd zijn als aangehouden voor handeldoeleinden; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; leningen en vorderingen; voor verkoop beschikbare activa; financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening, waarbij afzonderlijk worden getoond (i) welke als zodanig zijn aangewezen bij eerste opname en (ii) welke geclassificeerd zijn als aangehouden voor handeldoeleinden; financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs Regelgeving met betrekking tot financiële instrumenten Met betrekking tot financiële instrumenten is er een aantal standaarden van belang. Allereerst moet hier IAS 39 genoemd worden. In deze standaard komt de waardering en verwerking van financiële instrumenten aan bod. Waardering op reële waarde staat centraal in de standaard: alle derivaten moeten op reële waarde worden gewaardeerd, evenals een aantal andere categorieën financiële instrumenten. Daarnaast biedt IAS 39 eisen omtrent de opname in en verwijdering uit de balans met betrekking tot financiële. Naast IAS 39 is ook IAS 32 van belang. In deze standaard staat de presentatie van financiële instrumenten in de balans centraal. De toelichtingvereisten van deze standaard zijn verplaatst naar IFRS 7. Zoals reeds is aangehaald worden in IFRS 7 alleen vereisten geboden omtrent de toelichting op financiële instrumenten. IFRS 7 zal in de volgende paragrafen uitvoerig behandeld worden. 15

16 2.4 Inhoudelijke bespreking IFRS 7 In deze paragraaf komen de toelichtingvereisten van IFRS 7 aan bod. Alvorens deze inhoudelijk nauwgezet te behandelen, bespreek ik kort de achtergrond, de doelstelling en het toepassingsgebied van IFRS Achtergronden In de inleiding van dit verslag is reeds uiteengezet dat zowel de omvang in het gebruik als de complexiteit van financiële instrumenten in de recente jaren sterk is toegenomen. Tevens zijn er sterke ontwikkelingen geweest in risicomanagementtechnieken en in de uitvoering hiervan. Als een gevolg hiervan is er een sterke behoefte van gebruikers van de jaarrekening ontstaan naar relevante informatie en meer transparantie over de risico s die ontstaan bij het gebruik van financiële instrumenten en hoe deze risico s gemanaged worden (McDonnell, 2007). De IASB is van mening dat gebruikers van de jaarrekening deze informatie nodig hebben om zo te beoordelen wat de invloed is op de financiële positie en prestatie van de onderneming. Meer transparantie zal in dit kader leiden tot beter geïnformeerde beslissingen van gebruikers. Om dit te bewerkstelligen achtte de IASB het noodzakelijk de bestaande standaarden aan te passen. Alle toelichtingvereisten met betrekking tot financiële instrumenten zoals deze opgenomen waren in IAS 30 (Informatieverschaffing in de jaarrekening van banken en soortgelijke instellingen ) en IAS 32 (Financiële instrumenten: informatieverschaffing en presentatie) zijn nu te vinden in één standaard. Met deze nieuwe standaard zijn dubbele vereisten geschrapt, andere werden vereenvoudigd en nieuwe vereisten zijn toegevoegd (IFRS 7, introduction) Doel, definities en toepassingsgebied Hoewel IFRS 7 complexe regelgeving bevat die een behoorlijke mate van detail kent, kent de standaard een duidelijk stramien. Een eerste onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds het belang van financiële instrumenten voor de financiële positie en prestaties van de entiteit, en anderzijds de aard en omvang van de uit financiële instrumenten voortvloeiende risico s, en de wijze waarop de entiteit deze risico s beheert. Het doel van IFRS 7 is derhalve dat ondernemingen informatie verschaffen over de twee bovengenoemde zaken, zodat gebruikers van de jaarrekening zich hier een oordeel over kunnen vormen. De volgende subparagrafen zullen de twee categorieën verder behandelen, naar het overzicht dat in Figuur 2.2 geboden wordt. IFRS 7 is van toepassing op alle ondernemingen die onder IFRS moeten rapporteren, ook al is het gebruik van financiële instrumenten nihil. Echter, de mate waarin informatieverschaffing is vereist, hangt sterk af van de mate waarin de ondernemingen financiële instrumenten bezitten en gebruiken. Ook vallen bijna alle financiële instrumenten onder de scope van 16

17 IFRS 7. Hierop is een aantal uitzonderingen, waaronder bijvoorbeeld op aandelen gebaseerde betalingen en verzekeringscontracten. Figuur 2.2 Overzicht van IFRS Belang van financiële instrumenten voor financiële positie en prestatie Zoals gezegd wordt er onderscheid gemaakt in informatieverschaffing over enerzijds het belang van financiële instrumenten en anderzijds de aard en omvang van de risico s die hieruit voortvloeien. In deze subparagraaf komen de standaarden van de eerste categorie aan bod. Veel vereisten met betrekking tot het belang van financiële instrumenten voor de positie en prestatie van een onderneming zijn overgenomen uit IAS 32. Het principe, beschreven in IFRS 7.7, vereist eenvoudigweg informatie over het belang van financiële instrumenten, zodat gebruikers zich hier een oordeel over kunnen vormen. Dit principe wordt verder geconcretiseerd in de paragrafen 7.8 tot en met De IASB is van mening dat er minimaal aan deze eisen voldaan moet worden, om het principe juist toe te passen. Zoals uit IFRS 7 blijkt, bestaat informatie over het belang van financiële instrumenten uit toelichtingen op de balans, toelichtingen op de resultatenrekening en overige toelichtingen. Een onderneming moet haar instrumenten groeperen in klassen, rekening houdend met de aard en de eigenschappen van de instrumenten. De onderneming dient in dit kader zelf een classificatie vast te stellen; het gaat hier dus niet om de categorisering van IAS 39 (IFRS 7 Appplication Guidance). De classificatie zal over het algemeen op een lager aggregatieniveau liggen dan de IAS 39 indeling en is afhankelijk van ondernemingsspecifieke factoren. Er dient minimaal onderscheid te worden gemaakt tussen instrumenten die tegen geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd en die tegen reële waarde worden opgenomen. Financiële instrumenten die buiten het toepassingsgebied van IFRS 7 vallen worden als een 17

18 afzonderlijke of meerdere afzonderlijke klassen weergegeven. Per klasse dient aanvullende informatie verschaft te worden. Toelichtingen op de balans In de balans of in de toelichting hierop dient van de verschillende categorieën financiële instrumenten, zoals gedefinieerd in IAS 39, zowel de boekwaarde als de reële waarde te worden weergegeven. Alleen indien deze beide waarden nagenoeg aan elkaar gelijk zijn, is het openbaren van alleen de boekwaarde voldoende. Voorheen was het voldoende om de boekwaarde van alleen financiële activa die tegen reële waarde op de balans staan, op te nemen. Over leningen en vorderingen die tegen reële waarde worden gewaardeerd, en waarvan waardeveranderingen in de resultatenrekening worden verwerkt, dient onder andere informatie verschaft te worden omtrent het maximale kredietrisico, het bedrag aan kredietderivaten dat dit risico beperkt en de verandering in de reële waarde van zowel de lening als de hieraan gerelateerde derivaten ten opzichte van de vorige verslagperiode. Ook de gehanteerde methoden om aan bovenstaande informatievereisten te voldoen moeten worden vermeld. Alle vereisten die betrekking hebben op herclassificaties en verwijderingen van instrumenten, alsmede op samengestelde financiële instrumenten met meerdere in het contract besloten derivaten, zijn overgenomen uit IAS 32 en dus nog steeds van kracht. Nieuw is tot slot de uitgebreide informatie die vereist wordt over voorzieningen voor kredietverliezen. Toelichtingen op de resultatenrekening Met betrekking tot de resultatenrekening is er zowel een aantal nieuwe vereisten, als een aantal bestaande vereisten dat rechtstreeks is overgenomen uit IAS 32. Per categorie waarin de financiële instrumenten zijn ingedeeld, moeten de waardewijzingen duidelijk worden. De bedragen die in het resultaat respectievelijk het eigen vermogen zijn verantwoord, moeten afzonderlijk worden getoond. Ook de waardeverminderingverliezen dienen per categorie te worden weergegeven (Praktijkgids IFRS, 2006). Zoals reeds vereist werd dienen ook de totale rentebaten en rentelasten van financiële activa en passiva die niet tegen reële waarde gewaardeerd worden met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening, geopenbaard te worden. Tot slot wordt ook een weergave vereist van baten uit en lasten van honoraria die zijn ontstaan uit financiële activa en passiva die niet tegen reële waarde gewaardeerd worden, en uit trust- en andere zaakwaarnemende activiteiten. 18

19 Overige toelichtingen De IASB vereist dat een onderneming inzicht geeft in de belangrijkste grondslagen voor de verslaggeving. Als voorbeelden hiervan noemt de IASB criteria voor het categoriseren van instrumenten en methoden voor het vaststellen van verliezen. Alle IAS 32 vereisten die betrekking hebben op afdekkinginstrumenten en waarderingen op reële waarde blijven geldig. IFRS 7 voegt hier aan aantal vereisten aan toe. Zo moet bijvoorbeeld expliciet het ineffectieve gedeelte van kasstroom- afdekkinginstrumenten duidelijk naar voren komen. Van reële waarde- afdekkinginstrumenten dienen de veranderingen in de reële waarde geopenbaard te worden. Tot slot dient er ook informatie geboden te worden over zogenaamde day one winsten of verliezen, het verschil tussen de transactieprijs bij initiële opname van een financieel instrument op de balans en de boekwaarde volgens de waarderingsmethode die in het vervolg gehanteerd zal worden. 2.5 Aard en omvang van risico s IFRS 7 vereist informatie waardoor gebruikers van de jaarrekening in staat worden gesteld om de aard en omvang van de risico s waaraan een entiteit is blootgesteld en die ontstaan uit het bezit en gebruik van financiële instrumenten, te evalueren. Dit is mijns inziens het hart van IFRS 7. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om strategische of operationele risico s, maar enkel om risico s die gerelateerd zijn aan het bezit en gebruik financiële instrumenten. De vereiste informatie dient zowel kwalitatief als kwantitatief van aard te zijn, en omvat (maar is niet beperkt tot) kredietrisico s, liquiditeitsrisico s en marktrisico s. De mate van de vereiste informatie hangt af van de mate waarin de onderneming gebruik maakt van financiële instrumenten en blootgesteld wordt aan risico s die hiermee samenhangen. Kwalitatief moet een onderneming beschrijven aan welke risico s de entiteit blootgesteld wordt en hoe deze zijn ontstaan. Daarnaast dienen de doelstellingen, grondslagen en procedures van de entiteit duidelijk te worden gemaakt bij het managen van de risico s en de gebruikte methoden voor de meting van het risico. Ook eventuele wijzingen hierin ten opzichte van de vorige periode moeten gepubliceerd worden. Naast bovenstaande kwalitatieve informatie, vereist IFRS 7 ook kwantitatieve informatie. Deze informatie dient een juiste samenvatting te zijn van informatie die intern aan managers op sleutelposities 1 wordt verstrekt. Dit is de zogenaamde management approach die IFRS 7 kent. De extern gepubliceerde informatie fundeert op de interne informatievoorziening. Dit kan gevolgen hebben voor de interne procedures en op dit punt raken IFRS 7 en de Sarbanes Oxley Act (SOx) elkaar. Het is dus denkbaar dat de interne informatievoorziening aangepast 1 Management op sleutelposities wordt geconcretiseerd in IAS 24: personen die zeggenschap en verantwoordelijkheid hebben m.b.t. planning, richting geven en het controleren van activiteiten van de entiteit, direct of indirect, waaronder directieleden en bestuurders. 19

20 wordt om jaarlijks te voldoen aan de externe verslaggevingeisen. Anderzijds is het ook mogelijk dat er meer informatie opgenomen dient te worden in de jaarrekening dan de minimale verslaggevingeisen, indien er anders geen juiste samenvatting van de interne rapportage wordt geboden. Het is de taak van de accountant om dit te controleren. Ondanks eventuele implicaties, onderkent de IASB diverse voordelen in het gebruik van deze management approach. De gebruiker van de jaarrekening wordt op deze manier in staat gesteld vanuit de ogen van het management naar de risico s te kijken. Daarnaast kan het kostenbesparend uitwerken, aangezien de informatie toch al voor interne rapportages wordt opgesteld. Hierdoor is de informatie ook tijdig beschikbaar. Het belangrijkste nadeel is het risico dat mogelijk concurrentiegevoelige informatie geopenbaard wordt. De onderneming zal hierin dus een doordachte afweging moeten maken tussen enerzijds het voldoen aan de verslaggevingeisen van IFRS 7 en anderzijds het voorkomen van het openbaren van concurrentiegevoelige informatie. IFRS 7 vereist dus kwantitatieve informatie die een juiste samenvatting vormt van de interne rapportages. Hierbij biedt de IASB een aantal eisen waaraan minimaal voldaan moet worden om het vereiste inzicht te krijgen in de risico s. Zoals gezegd gaat het hierbij om kredietrisico s, liquiditeitsrisico s, marktrisico s en eventueel andere risicoconcentraties. Hierbij dient vermeld te worden dat het alleen gaat om materiele risicoconcentraties, waarbij verwezen wordt naar een beschrijving van het begrip materialiteit in IAS 1. Ik bespreek hieronder de genoemde risico s met daarbij de door IFRS 7 minimaal vereiste kwantitatieve informatie. Kredietrisico Kredietrisico wordt in IFRS 7 gedefinieerd als het risico dat de ene partij bij een financieel instrument haar verplichting niet zal nakomen, waardoor de andere partij een verlies te verwerken krijgt. IFRS 7 vereist ten eerste het bedrag dat het maximale kredietrisico weergeeft, zonder eventuele verliescompensatie door verkregen onderpanden. Indien er onderpanden verkregen zijn die ter zekerheid dienen, moet hier een omschrijving van gegeven worden. Er bestaat enige discussie of deze zekerheden tegen boekwaarde of tegen reële waarde gepubliceerd dienen te worden. De IASB heeft gekozen voor de eenduidige boekwaarde, hoewel zij erkent dat reële waarde in geval van verkoop relevanter kan zijn. Echter, deze informatie komt dan naar voren in de afwaarderingcalculaties. Nieuw ten opzichte van IAS 32 is dat er een beoordeling van verstrekte kredieten moet worden gegeven die nog niet zijn verlopen of afgewaardeerd. Dit geeft meer inzicht in kredietrisico s en met name of het waarschijnlijk is dat er in de toekomst op deze kredieten afgewaardeerd moet worden. De kwaliteit van deze kredieten kan worden weergegeven door 20

21 het openbaren van bijvoorbeeld kredietratings, zoals deze vastgesteld worden door onder andere Standard & Poor s en Moody s. Over kredieten die wel zijn verlopen of afgewaardeerd, dient uitvoerige informatie te worden opgenomen. Bij verlopen kredieten die niet zijn afgewaardeerd is een ouderdomsanalyse, met een uitsplitsing naar het aantal maanden van verloop, verplicht. Op basis van deze informatie kan de gebruiker goed schatten hoe groot het risico is dat het verstrekte krediet alsnog afgelost wordt en hoe groot de kans is dat het krediet afgewaardeerd moet worden. Indien een krediet daadwerkelijk is afgewaardeerd, dient ook hier uitvoerige informatie over te worden geopenbaard zoals de hoogte van de afwaardering en de opbrengst van eventueel vervreemde onderpanden. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat een entiteit problemen zal hebben om te voldoen aan de verplichtingen in verband met financiële instrumenten. De belangrijkste vereiste informatie hierbij betreft een looptijdanalyse voor financiële verplichtingen, waaruit de resterende contractuele looptijden blijken en een omschrijving hoe de onderneming het liquiditeitsrisico beheert. Appendix B, als integraal onderdeel van IFRS 7, biedt specifieke eisen voor de looptijdanalyse. Een onderneming moet tijdvakken vaststellen en weergeven welke uitgaande onverdisconteerde kasstromen in deze tijdsvakken zullen plaatsvinden. Deze tijdsvakken kunnen bijvoorbeeld als volgt ingedeeld worden: kasstromen binnen één maand, binnen één en drie maanden, tussen drie maanden en één jaar en later dan één jaar. Volgens IFRS 7 dienen alle liquide verplichtingen in de analyse te worden opgenomen, dus ook die uit hoofde van derivaten. Het blijkt dat vooral deze laatste categorie de ondernemingen hoofdbrekens bezorgt (Bout & Ter Hoeven, 2007). Marktrisico Het marktrisico wordt door IFRS 7 gedefinieerd als het risico dat reële waarden of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van veranderingen in de marktprijzen. Marktrisico omvat drie soorten risico s: valutarisico s, renterisico s en overige prijsrisico s. In dit kader wordt door IFRS 7 een gevoeligheidsanalyse vereist voor ieder type marktrisico, waaruit blijkt hoe de resultaten en het eigen vermogen beïnvloed kunnen worden door mogelijke veranderingen in de desbetreffende variabele. Deze mogelijke veranderingen moeten redelijk zijn: het gaat hier niet om een worst case scenario. Een onderneming moet aangeven welke methoden en veronderstellingen hierbij gebruikt worden, en welke wijzingen hierin eventueel hebben plaatsgevonden ten opzichte van de eerdere verslaggevingperiode. 21

22 IFRS 7 staat het toe indien de onderneming in plaats van een gevoeligheidsanalyse per risico een zogenaamde Value at Risk (VaR) analyse publiceert. Het VaR model is een statistisch model dat op basis van historische gegevens het maximale verlies berekent over een bepaalde periode, met een bepaald betrouwbaarheidsniveau (Bout & Ter Hoeven, 2007). Uit deze analyse komt dus één bedrag aan marktrisico, waarin de onderlinge gevoeligheid van de verschillende risicovariabelen is meegenomen. Bij de gevoeligheidsanalyses moeten de gebruikte methoden worden toegelicht, zoals de gebruikte veronderstellingen en beperkingen van de analyses. Volgens Bout en Ter Hoeven (2007) zijn de belangrijkste beperkingen van de VaR analyses dat ze geen inzicht geven in zowel extreme marktschommelingen gedurende het jaar als in het risico op extreme marktrisico s in toekomstige jaren. 2.6 Verschillen IFRS 7 en IAS 32 Zoals eerder naar voren is gekomen vervangt IFRS 7 de volledige standaard IAS 30 en een aantal toelichtingen uit IAS 32 die betrekking hebben op de toelichting van financiële instrumenten. Het doel en de definities die in beide standaarden gehanteerd worden, komen grotendeels overeen. Ook is een behoorlijk aantal bepalingen in IFRS 7 letterlijk overgenomen uit IAS 32. Er is echter ook een aantal belangrijke verschillen te onderkennen. De grootste verandering zit in kwantitatieve informatie die vereist wordt, die gebaseerd moet zijn op de interne informatierapportage. Deze management approach, die kenmerkend is voor IFRS 7, is niet terug te vinden in IAS 32. De kwantitatieve eisen die IFRS 7 stelt met betrekking tot de aard en omvang van de risico s voortvloeiende uit de financiële instrumenten, betekenen een aanzienlijke uitbreiding van de toelichtingvereisten ten opzichte van IAS 32. Als voorbeeld van de uitgebreidere kwantitatieve vereisten kunnen de vereisten met betrekking tot het kredietrisico genoemd worden. IFRS 7 vereist enerzijds een beschrijving van de algemene kwaliteit van kredieten die niet zijn verlopen of afgewaardeerd. Anderzijds dient er gedetailleerde informatie te worden opgenomen over kredieten die wel zijn verlopen of afgewaardeerd, zoals een ouderdomsanalyse van verlopen kredieten. Daarnaast moet er ook een kwantitatieve beschrijving worden gegeven van eventuele verkregen onderpanden en nauwgezette informatie over eventuele voorzieningen voor kredietverliezen. Ook de gevoeligheidsanalyse per marktrisico is bij uitstek een voorbeeld van de uitgebreide kwantitatieve informatie die IFRS 7 vereist. Een aantal andere toelichtingvereisten van IFRS 7 is niet geheel nieuw, maar gaat wel veel verder dan voorheen. Zo ligt de uitsplitsing per categorie financiële activa of financiële verplichting op de balans op een gedetailleerder niveau dan in IAS 32. Ook de vereisten met 22

23 betrekking tot hedge accounting en fair value vragen meer dan de vereisten zoals opgenomen in IAS Conclusie Met de invoering van IFRS 7 moeten ondernemingen meer transparantie bieden inzake de risico s en het risicomanagement op het gebied van financiële instrumenten. Op deze manier wordt de gebruiker van de jaarrekening in staat gesteld te beoordelen welke risico s, voortvloeiende uit financiële instrumenten, een onderneming loopt en wat de mogelijke invloed hiervan is op de financiële positie en het financiële resultaat. Deze informatie dient zowel kwalitatief als kwantitatief van aard te zijn. Naast toelichtingvereisten op het gebied van de balans en de resultatenrekening, staan de uitgebreide risicovereisten centraal. Ondernemingen dienen te beschrijven welke risico s zij lopen en hoe zij deze beheren. Vervolgens dienen aanvullende kwantitatieve gegevens te worden geopenbaard, die funderen op de interne managementrapportages. Deze kwantitatieve gegevens hebben betrekking op kredietrisico s, liquiditeitsrisico s en marktrisico s. Als voorbeeld van deze aanvullende kwantitatieve informatie kunnen de ouderdomsanalyse van vervallen kredieten genoemd worden, evenals de looptijdanalyses van contractuele financiële verplichtingen en de gevoeligheidsanalyses van de marktrisico s. 23

24 HOOFDSTUK 3 Kwaliteit van informatie 3.1 Inleiding In dit onderzoek wordt gemeten of IFRS 7 leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de risicoverslaggeving met betrekking tot financiële instrumenten, of anders gezegd, tot een verbetering van de informatiekwaliteit op dit gebied. Aangezien informatiekwaliteit geen eenduidig begrip is, is het noodzakelijk een aantal theoretische achtergronden te behandelen. Ik vang aan met de behandeling van een fundamentele vraag waarom ondernemingen überhaupt informatie naar buiten brengen, een vraag die met behulp van diverse theorieën vanuit verschillende disciplines beantwoord kan worden. Vervolgens richt ik mij op het begrip informatiekwaliteit. Diverse definities bieden meer inzicht in dit concept. Een belangrijk aspect is hoe informatiekwaliteit gemeten kan worden; paragraaf 3.3 zal hiertoe diverse onderzoeksmethoden behandelen. Dieper zal ingegaan worden op één onderzoeksmethode in het bijzonder, namelijk de disclosure index. Dit gebeurt in paragraaf 3.4. Paragraaf 3.5 zal tot slot dit hoofdstuk samenvatten. 3.2 Het concept informatiekwaliteit In deze paragraaf wordt allereerst een aantal theoretische verklaringen voor informatieverschaffing geboden. Vervolgens bespreek ik een aantal definities van informatiekwaliteit Verklaringen voor informatieverschaffing Verschillende theorieën bieden een verklaring voor het feit dat ondernemingen informatie naar buiten brengen. In dit kader dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de wettelijke verplichting om informatie openbaar te maken en vrijwillige informatieverschaffing van ondernemingen. Klaassen en Hoogendoorn (2004) stellen dat informatievoorziening tot stand komt door vraag en aanbod. Aan de vraagzijde bevinden zich onder andere aandeelhouders, vermogensverschaffers, werknemers en de fiscus. De aanbodzijde wordt gevormd door ondernemingen. Echter, beide partijen zullen niet tot overeenstemming komen over de mate van informatievoorziening aangezien zij veelal conflicterende belangen hebben. Dit leidt tot frictie, en wetgeving kan hierbij een oplossing bieden. Daarnaast wil de overheid individuen beschermen tegen eventuele informatieasymmetrie; de situatie waarin één partij meer informatie ter beschikking heeft dan de andere partij. Door wetgeving worden individuen beschermd die niet over alle informatie kunnen beschikken. Indien er geen 24

25 informatieasymmetrie aanwezig is, zodat interne managementinformatie voor iedereen beschikbaar is, is wetgeving ter bescherming van individuen overbodig (Scott, 2006). Tot slot kan regelgeving ook gezien worden als een reactie op misstanden (Klaassen en Hoogendoorn, 2004). Al in 1933 werden in de Verenigde Staten boekhoudregels opgesteld nadat een grootschalige fraude van Ivar Kreuger, de Zweedse Luciferkoning, aan het licht was gekomen. Uiteindelijk leidde de wereldwijde fraude van Kreuger tot de oprichting van de Securities Exchange Commission (SEC), verplichte controle van beursgenoteerde ondernemingen en tot de eerste boekhoudregels. Op Nederlands niveau kan de Pincoffs affaire hier aangehaald worden, die in 1879 aan het licht kwam en die een sterke impuls gaf aan de vraag naar onafhankelijke controleurs. Naast een wettelijke verplichting tot informatieverschaffing kent een onderneming ook contractuele verplichtingen hiertoe. Informatie is noodzakelijk om de naleving van contracten te controleren. Vermogenverschaffers eisen periodiek informatie over bijvoorbeeld de kredietwaardigheid van de onderneming. Ook de bekende agentschaptheorie speelt een rol in deze. De scheiding tussen eigendom en bestuur van de onderneming staat centraal in deze theorie. De relatie tussen deze twee partijen wordt vastgelegd in een contract, waarbij de principaal taken en beslissingsbevoegdheid delegeert aan de agent. Mogelijk conflicterende doelen tussen de principaal en de agent, en de problematiek om het gedrag van de agent te meten zijn twee belangrijke kwesties waarmee de agentschaptheorie zich bezig houdt (Eisenhardt, 1989). Het moge duidelijk zijn dat informatie een centrale plaats inneemt bij de agentschaptheorie, zeker bij het laatstgenoemde probleem. Hoewel de agentschaptheorie zeer kritisch benaderd wordt door Eisenhardt, noemt zij de behandeling van het begrip informatie in deze theorie als één van de meest bruikbare elementen. Met betrekking tot vrijwillige informatieverschaffing onderscheidt Scott (2006) drie verschillende bronnen van motivaties: de arbeidsmarkt voor managers, de kapitaalmarkt en de overnamemarkt. In de arbeidsmarkt voor managers worden de prestaties van managers continu geëvalueerd. Een manager zal additionele informatie willen openbaren als zijn prestatie wordt ondergewaardeerd. Ook wanneer zijn prestaties tegenvallen, zal hij meer informatie openbaren om hier een toelichting en verklaring bij te geven. In de hiermee samenhangende corporate control contest theory wordt verondersteld dat managers verantwoordelijk worden gehouden voor de aandelenkoers van een onderneming. Hierbij geldt wederom: een manager zal informatie openbaren om ervoor te zorgen dat aandelenkoers niet wordt ondergewaardeerd, of om een lagere aandelenkoers uit te leggen. In de wetenschappelijke literatuur is nog weinig onderzoek gedaan naar deze hypothese en het is de vraag in hoeverre deze theorie valide is. Daarnaast zijn er vergelijkbare motivaties vanuit de kapitaalmarkten. Healy en Palepu (2001) stellen dat de perceptie van investeerders over een bedrijf een belangrijk argument is voor 25

26 managers als zij nieuw eigen of vreemd vermogen willen aantrekken. Zij zullen de informatieasymmetrie willen verminderen, en daarmee het informatierisico, om zo de kosten van de externe financiering te beperken. Barry en Brown (1986) tonen inderdaad aan dat de financieringskosten lager worden naarmate het informatierisico lager is. Tot slot noemt Scott de overnamemarkt een bron van motivatie voor informatieverschaffing. Als de manager er niet in slaagt de waarde van een onderneming te vergroten, is er een kans dat de onderneming wordt overgenomen en de manager zal worden vervangen. Dit heeft vergelijkbare implicaties voor de informatievoorziening als hiervoor besproken bij de arbeidsmarkt voor managers. In het eerder aangehaalde artikel van Healy en Palepu (2001) bieden ook zij een overzicht van motivaties voor (vrijwillige) informatieverschaffing. Het overzicht kent grote overlap met Scott, maar bevat een aantal aanvullende verklaringen voor informatieverschaffing. Zij noemen hier bijvoorbeeld de aansprakelijkheidskostentheorie. Het effect van mogelijke aansprakelijkheidstelling door aandeelhouder is tweeledig. Enerzijds zal de dreiging van een aanklacht van aandeelhouders omdat informatie niet adequaat of tijdig is verstrekt motiverend werken voor een manager om informatie te publiceren. Anderzijds zal de dreiging van aansprakelijkheid ook als rem op de informatievoorziening fungeren, in het bijzonder als het gaat over onzekere toekomstverwachtingen. Bescherming vanuit de wetgever tegenover dergelijke claims, zoals de Safe Harbor 2 in de Verenigde Staten, kan dit laatste effect doen verminderen Definities van het begrip informatiekwaliteit Aangezien in dit onderzoek de kwaliteit van informatie onderzocht wordt, is het noodzakelijk meer inzicht te krijgen in dit concept. Kwaliteit kan in verschillende contexten onderzocht worden, zoals de kwaliteit van voedsel, de kwaliteit van een levenstandaard en in dit onderzoek dus de kwaliteit van informatie. Informatiekwaliteit is een ingewikkeld concept, welke een hoge mate van subjectiviteit, abstractie en contextgevoeligheid kent. Misschien is het daarom dat in veel artikelen een duidelijke definitie van het concept ontbreekt. Een aantal auteurs heeft echter het concept informatiekwaliteit wel gedefinieerd. Deze definities lopen uiteen; Diamond en Verrecchia (1991) benoemen informatiekwaliteit in termen van een Bayesiaanse investeerder. Hoe preciezer een investeerder de waarde van een aandeel kan inschatten op basis van de verschafte informatie, hoe hoger de kwaliteit van deze informatie is. King (1996) noemt de mate van self interest bias in de informatie een graadmeter voor kwaliteit, terwijl weer anderen (zie bijvoorbeeld Hopkins, 1996) het gemak waarmee 2 In 1995 voerde het Amerikaanse Congres de Private Securities Litigation Reform Act in als amendement op de Securities Act van De wet bepaalt dat uitgesproken toekomstverwachtingen geen basis kunnen vormen voor een rechtzaak, indien zij duidelijk benoemd zijn als verwachtingen en gepaard gaan met waarschuwingen over het onzekere karakter hiervan. De sectie waarin deze bepalingen zijn opgenomen wordt de Safe Harbor genoemd. 26

27 investeerders de informatie kunnen lezen en interpreteren als criterium hanteren. In de literatuur (Dunn en Mayhew, 2004) wordt kwaliteit ook gedefinieerd als de mate waarin informatieasymmetrie verminderd wordt door de informatieverschaffing. Een andere definitie wordt gegeven door Hoogendoorn (2001) in het bekende onderzoek van het Limperg Instituut naar de kwaliteit van financiële verslaggeving in Nederland. Hij omschrijft kwaliteit in algemene zin als de mate waarin het voldoet aan de eisen en verwachtingen van de gebruikers. Het is gerelateerd aan de doelstelling van de informatie en gericht op het voorzien in de informatiebehoeften van stakeholders. Vergelijkbaar met Diamond en Verrecchia stelt Hoogendoorn dat de informatiekwaliteit samenhangt met de mate waarin stakeholders zich een goed oordeel kunnen vormen over de financiële resultaten en financiële positie: hoe beter dit oordeel mogelijk is, des te hoger is de kwaliteit van de verslaggeving. Hoogendoorn onderscheidt naast inhoudelijke kwaliteit ook kwaliteitsaspecten met betrekking tot de infrastructuur rondom de financiële verslaggeving. Zaken als flexibiliteit en handhaving van wet- en regelgeving spelen hierbij een rol. Wanneer er gesproken wordt over informatiekwaliteit wordt er tevens veelal gerefereerd aan de kwalitatieve criteria van informatie zoals benoemd in het Conceptual Framework van de IASB. Het gaat hierbij om de begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van informatie. Begrijpelijkheid wil zeggen dat informatie te begrijpen is voor de gebruiker, waarbij verondersteld wordt dat deze een redelijke kennis bezit van het bedrijfsleven en van economische activiteiten, alsmede van verslaggeving, en bereid is informatie met een redelijke mate van toewijding te bestuderen (paragraaf 25, Conceptual Framework). Relevantie verwijst naar de mogelijke invloed op economische beslissingen. Betrouwbare informatie is vrij van wezenlijke onjuistheden en vooroordelen, en gebruikers kunnen ervan uit gaan dat de informatie getrouw weergeeft hetgeen zij behoort weer te geven (paragraaf 31, Conceptual Framework). Tot slot dient de informatie gebruikers in staat te stellen jaarrekeningen in de tijd te vergelijken om zo ontwikkelingen in de financiële positie en het resultaat te analyseren. Ook verschillende ondernemingen moeten onderling vergeleken kunnen worden, teneinde de relatieve positie te beoordelen (paragraaf 39, Conceptual Framework). Echter, de complicatie bij de kwalitatieve criteria van de IASB is dat deze voor een belangrijk deel met elkaar op gespannen voet staan. Het gaat er dus niet om alle criteria voor de volle honderd procent toe te passen, maar er moet een redelijk evenwicht worden gezocht tussen met elkaar strijdige criteria (Klaassen en Hoogendoorn, 2004). Wat kan er geconcludeerd worden op basis van bovenstaande definities? Het valt in ieder geval op dat definities van informatiekwaliteit veelal zeer algemeen zijn. Het gebrek aan inherente eigenschappen en de hoge mate van abstractie, contextgevoeligheid en subjectiviteit die hiermee samenhangen, zijn hier debet aan. Pogingen tot een concretere 27

28 definiëring zijn veelal eendimensionaal en trachten informatiekwaliteit op één aspect te beoordelen. Echter, informatiekwaliteit kent mijns inziens vele dimensies. Dergelijke definities doen daarom afbreuk aan het multidimensionale karakter van het concept. De relatie tussen informatiekwaliteit en de behoeften van gebruikers van de jaarrekening komt in diverse definities terug. Naar mijn mening terecht en dit biedt enige houvast in de definiëring. Dit houdt echter wel in dat informatiekwaliteit afhankelijk is van de context, en voor iedereen een andere betekenis heeft. Informatiekwaliteit wordt zodoende sociaal geconstrueerd is daarmee fundamenteel betwistbaar. De diversiteit in definities dwingen tot een keuze. In dit onderzoek hanteer ik de kwalitatieve kenmerken van de IASB als criteria voor informatiekwaliteit: begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van informatie. Deze criteria worden breed toegepast, zijn concreet geformuleerd en zijn gebaseerd op de behoeften van de gebruikers van de informatie. 3.3 Onderzoeksmethoden naar informatiekwaliteit In het kader van dit onderzoek is het met name interessant hoe de kwaliteit van informatie gemeten kan worden. In de voorgaande paragraaf betoog ik dat informatiekwaliteit een fundamenteel betwistbaar begrip is en ik ben met Beattie et al. (2001, 2002, 2004) van mening dat het meten ervan noodzakelijk complex is, als gevolg van de abstracte en subjectieve aard van het concept. Een nadere beschouwing van de literatuur laat zien dat het operationaliseren van informatiekwaliteit inderdaad problematisch is, doch niet onmogelijk. Verschillende onderzoekenmethoden worden gebruikt, die echter allen aan kritiek onderhevig zijn Beattie et al. (2004) bieden een duidelijk overzicht van de verschillende onderzoeksmethoden. Een andere categorisering wordt gegeven door Knoops (2001), die een onderscheid maakt tussen normatieve en marktgeoriënteerde onderzoeken. Deze laatste categorie ontbreekt in de verdeling van Beattie, maar is naar mijn mening zeker van belang. Figuur 3.1 biedt een overzicht van de onderzoeken, op basis van Beattie et al. en Knoops, waarbij ik de marktgeoriënteerde onderzoeken schaar onder de semi-objectieve methoden van Beatie et al. 28

29 Figuur 3.1 Onderzoeksmethoden naar informatiekwaliteit Een eerste onderscheid wordt gemaakt tussen subjectieve en semi-objectieve onderzoeksmethoden. De eerste methode bestaat uit subjectieve rankings, opgesteld door analisten. Met name de disclosure ranking opgesteld door de Asociation of Investment Management and Research (AIMR) is in veel onderzoeken gebruikt. Lang en Lundholm (1993) zijn een van de eersten die deze ranking gebruiken en geven een detailleerde omschrijving van de onderliggende procedures. Analisten geven hun oordeel over de informatiekwaliteit op drie aspecten: het jaarverslag, kwartaalpublicaties en overige publicaties, en de investeerderrelaties. De uiteindelijke score van de informatiekwaliteit van een bedrijf wordt bepaald door de gemiddelde scores van deze drie categorieën. De beoordeling vindt plaats aan de hand van gedetailleerde richtlijnen en criteria om de scores onderling vergelijkbaar te maken. De geloofwaardigheid van de ranking wordt met name ontleend aan de selectie van de analisten, daar zij als zeer deskundig in een specifieke branche worden beschouwd. Zij worden geacht een adequaat oordeel te kunnen vormen over de kwaliteit van informatie. Diverse auteurs, waaronder de eerder genoemde auteurs Lang en Lundholm, onderkennen de nadelen van de AIMR Ranking. Deze wordt sterk beïnvloed door de subjectieve perceptie van analisten. Healy en Palepu (2001) bekritiseren daarnaast de onduidelijke basis waarop ondernemingen in de analyse geselecteerd worden en de mate waarin de analisten bevooroordeeld zijn. Ik vat de kritiek uit deze en overige artikelen samen onder twee belangrijke punten: subjectiviteit en een gebrek aan transparantie. Tot slot speelt er tevens een meer pragmatisch probleem, namelijk dat deze, of vergelijkbare rankings, sinds 1998 niet meer opgesteld worden. Tegenover de subjectieve onderzoeksmethoden staan de semi-objectieve methoden. Naast tekstuele analyses zijn dit ook marktgeoriënteerde onderzoeken en het gebruik van disclosure indices. Tekstuele analyses bestaan uit inhoudelijke analyses, leesbaarheidsstudies en 29

30 taalkundige analyses. Bij deze methoden wordt er gebruik gemaakt van ingewikkelde softwareprogramma s. Zo worden er bij leesbaarheidsstudies teksten gescreend en geanalyseerd aan de hand van de Flesch index. De lengte van zinnen en het aantal lettergrepen van een woord bepalen hierbij de leesbaarheid van een jaarverslag. Hoewel objectief en betrouwbaar, is het mijns inziens twijfelachtig of op deze manier daadwerkelijk de leesbaarheid van een tekst gemeten wordt. In de marktgeoriënteerde onderzoeken zoals door Knoops (2001) benoemd, wordt de kwaliteit van de externe verslaggeving gemeten aan de hand van de reactie van de kapitaalmarkt op de publicatie van verslaggevinginformatie of de associatie tussen verslaggevingvariabelen en kapitaalmarktvariabelen zoals aandelenprijs en marktvolume. Naast de methodologische bezwaren die Knoops (1999) benoemt, bekritiseert hij vooral dat de kapitaalmarkt als enige norm wordt gehanteerd. Blij (2001) beaamt dit en noemt in het bijzonder het koppelen van een reactie aan een informatiebron problematisch. Een ander semi-objectieve methode die door Beattie et al. (2004) wordt onderscheiden is het gebruik maken van disclosure indices. Aangezien in dit onderzoek deze methode gehanteerd wordt, zal ik deze uitgebreider behandelen in de volgende paragraaf. 3.4 Disclosure index als onderzoeksmethode Een veelgebruikte methode is het opstellen van een zogenaamde disclosure index. Aan de hand van een dergelijke index worden vervolgens jaarverslagen geanalyseerd en wordt er getoetst in welke mate aan de index voldaan wordt. Hoe hoger de score op de index is, hoe hoger de informatiekwaliteit. In deze paragraaf bespreek ik hoe in grote lijnen een disclosure index opgesteld wordt. Hierbij komen drie belangrijke zaken aan bod: de selectie van items die in de index worden opgenomen en de onderliggende criteria hierbij, de eventuele weging die aan de items wordt toegekend en de schaalverdeling die hierbij wordt gebruikt Basis voor de selectie van items Een eerste belangrijke stap bij het ontwikkelen van een disclosure index is een het opnemen van bepaalde items waarover al dan niet informatie over wordt verschaft. Deze items worden geselecteerd op basis van een aantal kwaliteitscriteria. Deze criteria kunnen afgeleid worden uit verschillende bronnen. Hoogendoorn (2001) noemt er drie: Nationale- en internationale wetgeving Internationale studierapporten Criteria voor verslaggevingprijzen. 30

31 Nationale en internationale wetgeving zijn normen die door de wetgever (of standard setter ) van belang worden geacht voor de gebruikers. Mogelijke bronnen hierbij zijn het Burgerlijk Wetboek 2 titel 9, Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en Europese Richtlijnen en standaarden. In diverse onderzoeken worden normen afgeleid uit internationale studierapporten. Vaak zijn de opvattingen van deskundigen in deze onderzoeken verwerkt. Eén van de bekendste onderzoeken in dit kader is uitgevoerd door het Jenkins Committee (1994). De resultaten van dit onderzoek worden in veel andere onderzoeken gebruikt. Ook criteria die gebruikt worden bij het toekennen van prijzen voor de beste financiële verslaggeving kunnen als bron dienen. In Nederland kennen we bijvoorbeeld de Henri Sijthoffprijs die door Het Financieel Dagblad wordt toegekend. Marston en Shrives (1991) voegen hier nog een aantal bronnen aan toe. Zij stellen dat de informatiebehoefte van de geselecteerde gebruikersgroep ook vaak het uitgangspunt is. Hoewel dit redelijk lijkt te zijn, blijven de keuzes voor items een intuïtief karakter houden: zij worden geselecteerd indien de onderzoeker denkt dat deze belangrijk zijn voor de gebruikers. Een ander probleem is dat er uitgegaan wordt van consensus binnen de geselecteerde gebruikersgroep. In de literatuur is er discussie over de validiteit van dit uitgangspunt (zie bijvoorbeeld Wallace, 1988 en Buzby, 1974). Overigens komen wetgeving en criteria voor prijsuitreikingen veelal tot stand op basis van de gebruikersbehoeften. Tot slot kan bestaande literatuur als bron worden gebruikt. Onderzoekers kunnen een overzicht maken van alle items die op disclosure indices zijn opgenomen en vervolgens bepalen welke zij relevant achten. Ook kunnen complete disclosure indices worden overgenomen Weging en schaalverdeling Nadat de items zijn opgenomen in de index, moet er bepaald worden welke schaalverdeling er gehanteerd wordt en of er een weging wordt toegekend aan de items. Er worden vier verschillende schaalverdelingen onderscheiden (Marston en Shrives, 1991). Een nominale verdeling maakt slechts onderscheid in categorieën, zonder een orde hierin aan te brengen. Wanneer er sprake is van slechts twee mogelijke categorieën, zoals man- vrouw, wordt dit een dichotome verdeling genoemd. Een ordinale verdeling voegt hieraan nog een rangorde toe, bijvoorbeeld goed redelijk - slecht. Een interval kent een cijfermatige verdeling, bijvoorbeeld de Celsiusschaal om temperatuur te meten. Een ratio schaal voegt hier nog een absoluut nulpunt aan toe, zoals bij het meten van de lengte in centimeters. De keuze voor het gebruik van een van deze methoden is voornamelijk van belang bij de statistische bewerking van de onderzoekdata. Bij de nominale en ordinale schaalverdeling worden nonparametrische testen gebruikt, bij interval en ratio verdeling worden parametrische testen gebruikt. 31

32 Daarnaast moet er een keuze worden gemaakt of er een weging wordt toegekend aan de items van de index. Door gewicht aan te brengen aan de items kan er onderscheid gemaakt worden in de mate van belang. De achterliggende gedachte hiervan is dat de disclosure index beter aansluit op het doel van het onderzoek. Dit kan bijvoorbeeld door kwantitatieve gegevens een hogere score te geven dan kwalitatieve scores, aangezien kwantitatieve gegevens informatiever en eenduidiger in interpretatie zijn. Het nadeel van deze methode is wederom de subjectiviteit bij het vaststellen van de gewichten, ook als deze gebaseerd zijn op enquêtes van de gebruikers. Vaak worden hierbij analisten betrokken: zij worden als professionele gebruikers van de jaarrekening verondersteld verschillende partijen te vertegenwoordigen. Deze veronderstelling is echter twijfelachtig en volgens Knoops (2001) niet of nauwelijks op juistheid getoetst. Verschillende onderzoeken laten zien dat financiële informatiebehoeften van verschillende gebruikersgroepen van elkaar verschillen (Hassink, 2000). Een andere auteur (Cooke, 1989) beargumenteert dat, indien het toekennen van gewicht niet gebeurt op basis van één gebruikersgroep, de mate van belang tegen elkaar gemiddeld worden. Het toekennen van gewichten zou derhalve zinloos zijn. Ook blijkt uit verschillende empirische onderzoeken dat er geen verschil in uitkomsten bestaat bij het al dan niet toekennen van gewicht aan items. Zowel bij de selectie als bij het eventueel toekennen van gewicht aan de items speelt subjectiviteit een rol. Om deze reden betogen Ahmed & Courtis (1999) dat dichotome en ongewogen indices de subjectiviteit verminderen en daarom de norm zijn. Hoewel er in de literatuur kritiek is op deze stelling en er gewezen wordt op de beperking van statische bewerking, bevordert een dergelijke samenstelling wel degelijk de eenduidigheid en objectiviteit van een disclosure index. 3.5 Conclusie In dit onderzoek wordt beoordeeld of IFRS 7 leidt tot een verbetering van de risicoverslaggeving op het gebied van financiële instrumenten door ondernemingen in de energiesector, oftewel tot een verbetering van de informatiekwaliteit. Informatiekwaliteit kent een hoge mate van abstractie en subjectiviteit. Om deze reden zijn geformuleerde definities vaak algemeen van aard. In dit onderzoek worden de kwalitatieve kenmerken van de IASB gebruikt als criteria voor informatiekwaliteit. Het gaat hierbij om de begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van informatie. Deze criteria zijn gebaseerd op de behoeften van de gebruikers van de informatie. Omdat de genoemde criteria op sommige vlakken niet met elkaar stroken, zal er een redelijk evenwicht gevonden moeten worden met elkaar strijdige criteria. 32

33 In de literatuur zijn verschillende methoden om informatiekwaliteit te meten onderscheiden. Het gaat hierbij om enerzijds subjectieve onderzoeksmethoden zoals ratings van analisten, en anderzijds om semi-objectieve methoden zoals het gebruik van disclosure indices. Gezien de subjectieve aard van het concept is het niet mogelijk om informatiekwaliteit op een puur objectieve manier te doen. Keuzes in zowel de definiëring van informatiekwaliteit als in de methode om informatiekwaliteit te beoordelen, zijn onontkoombaar. 33

34 HOOFDSTUK 4 Onderzoeksopzet 4.1 Inleiding In de vorige hoofdstukken is besproken wat informatiekwaliteit is en hoe dit door middel van verschillende methoden gemeten kan worden. In dit hoofdstuk presenteer ik de onderzoeksmethode die gehanteerd wordt in dit onderzoek, namelijk het gebruik van een disclosure index. In paragraaf 4.2 ga ik nader in op deze methodiek. Vervolgens behandelt paragraaf 4.3 welke keuzes ik gemaakt heb ten aanzien van de index. De betrouwbaarheid van de checklist wordt in paragraaf 4.4 aangetoond. In paragraaf 4.5 ga ik nader in op de gekozen steekproef. Tot slot wordt een en ander samengevat in paragraaf 4.6. De volledige disclosure index is opgenomen in Bijlage Onderzoeksmethodiek Zoals blijkt uit de indeling van Beattie et al. (2001) op pagina negenentwintig, zijn er diverse onderzoeksmethoden om de kwaliteit van informatie te meten. Een veelgebruikte methode is het opstellen van een zogenaamde disclosure index. In dit onderzoek maak ook ik gebruik van deze onderzoeksmethode, aangezien het een inzichtelijke, hanteerbare, semi-objectieve en reproduceerbare methode is om informatiekwaliteit te meten. De door mij opgestelde disclosure index is gebaseerd op de informatievereisten van IFRS 7 en bevat bijna zestig items. Zowel de methodiek, het gebruik van een disclosure index als onderzoeksinstrument om informatiekwaliteit te meten, als de samenstelling van de index fundeert op inzichten uit de wetenschappelijke literatuur. Aan de hand van de ontwikkelde index analyseer ik de jaarverslagen 2006 en 2007 van twintig ondernemingen. Vervolgens wordt door middel van statische analyses bepaald of er significante verschillen zijn waar te nemen. Hierbij maak ik gebruik van de McNemartoets. Deze toets, een afgeleide van de Chi Kwadraattoets, wordt gehanteerd wanneer hetzelfde fenomeen op twee momenten gemeten wordt om zodoende een verandering vast te stellen. Per item op de disclosure zijn de volgende hypothesen geformuleerd: H0: In de jaarverslagen 2007 wordt er niet significant vaker informatie gepubliceerd op het betreffende punt dan in de jaarverslagen H1: In de jaarverslagen 2007 wordt er significant vaker informatie gepubliceerd op het betreffende punt dan in de jaarverslagen

35 Het gehanteerde significantieniveau is 95%. Dit wil zeggen dat de verschillen per item op de disclosure index significant zijn als uit de statische analyse blijkt dat de p-waarde kleiner is dan 0,05. Indien dit het geval is, wordt de H0 hypothese verworpen, en de H1 hypothese geaccepteerd. De McNemartoets is een tweezijdige toets: daarom worden de verkregen p- waarde gehalveerd, aangezien er eenzijdig getoetst dient te worden. De statische analyse is noodzakelijk om de mogelijke aanwezigheid van de factor toeval te minimaliseren en met een hoge mate van zekerheid (95%) te constateren of er daadwerkelijk verschillen waar te nemen zijn. 4.3 Disclosure index van dit onderzoek In paragraaf 3.4 is besproken hoe een checklist opgesteld kan worden en welke keuzes hierbij gemaakt dienen te worden. In deze paragraaf bespreek ik de index die ontwikkeld is voor dit onderzoek Selectie van items In dit onderzoek wordt een disclosure index gebruikt waarbij ik de standaard IFRS 7 als basis van kwaliteitscriteria heb gebruikt. Ik betoog dat dit een juiste basis is om de kwaliteit van informatie te meten, aangezien begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van informatie de criteria zijn die de IASB hanteert bij het opstellen en invoeren van accounting standaarden. De IASB beschouwt dit als kwalitatieve kenmerken van informatie waaraan de gebruiker van de informatie behoefte heeft. Bovendien komt de invoering van IASB standaarden tot stand op basis van uitvoerige en zorgvuldige procedures waarbij diverse zeer deskundige partijen betrokken zijn. Informatie met betrekking tot financiële instrumenten die in meerdere mate voldoet aan de standaarden van IFRS 7, voldoet derhalve in meerdere mate aan de criteria van de IASB en kan daarom mijns inziens beschouwd worden als kwalitatief beter. In verband met beperkingen in de tijd is het niet mogelijk om alle afzonderlijke vereisten van IFRS 7 in de checklist op te nemen. Om deze reden is een selectie gemaakt van welke vereisten het belangrijkst zijn voor de kwaliteit van informatie. In de geest van IFRS 7 zijn dit met name de vereisten die betrekking hebben op de risico s voortvloeiende uit de financiële instrumenten. Juist deze informatie voldoet aan de kwalitatieve kenmerken van de IASB. Immers, als dit niet het geval was geweest, was de invoering van IFRS 7 in grote mate zinloos geweest, aangezien het juist de kwantitatieve risicovereisten zijn die het grote verschil vormen ten opzichte van eerdere standaarden. Om deze reden ligt de focus van de door mij opgestelde disclosure index dan ook op de kwantitatieve risicovereisten. 35

36 4.3.2 Weging en schaalverdeling In paragraaf is naar voren gekomen dat diverse auteurs van mening zijn dat dichotome en ongewogen disclosure indices de norm moeten zijn, omdat zij de subjectiviteit minimaliseren. Ondanks kritieken vanuit de literatuur op deze stelling, ben ik het eens met de genoemde auteurs en kies ik ervoor om in dit onderzoek ook gebruik te maken van een dichotome schaalverdeling, zonder bepaalde items een extra weging toe te kennen. 4.4 Betrouwbaarheid van de disclosure index Om betrouwbare onderzoeksresultaten te krijgen, is het noodzakelijk dat ook het meetinstrument betrouwbaar is. Dit kan getoetst worden met behulp van de Cronbach s Alpha (α). Hiermee wordt bepaald of hetzelfde onderliggende concept gemeten wordt door de interne consistentie van items op de disclosure index vast te stellen. De uitkomst α heeft een maximale waarde van 1; hoe dichter de α bij 1 komt, hoe hoger de betrouwbaarheid. Over het algemeen wordt een α- waarde van 0,7 als het minimale betrouwbaarheidsniveau aangehouden. De uitkomst van Cronbach s Alpha toets voor de disclosure index als geheel is 0,925. Hierbij is een aantal items, waarbij de respons te laag was, niet betrokken in de toets. Dit betekent dat de betrouwbaarheid van de disclosure index behoorlijk hoog is. Daarnaast heb ik een aantal specifieke, onderliggende concepten dat door de disclosure index gemeten wordt, afzonderlijk getoetst. Het gaat hierbij om het kredietrisico, het liquiditeitsrisico en de marktrisico s. Hiertoe heb ik alle items van de disclosure checklist die betrekking hebben op het gemeten risico samengevoegd, en hierop de Cronbach s Alpha toets uitgevoerd. Met betrekking tot het kredietrisico komt hier een α- waarde uit van 0, 896. Met betrekking tot het liquiditeitsrisico en de marktrisico s zijn deze waarden respectievelijk 0,749 en 0,901. Ook deze waarden zitten boven de 0,7 en laten zien dat de checklist ook op deze specifieke concepten betrouwbaar is. 4.5 Steekproef Gezien de beperking in tijdsbesteding moet er een keuze gemaakt worden welke jaarverslagen er onderzocht gaan worden en over welke populatie er iets gezegd kan worden. Ik kies ervoor om de toepassing van IFRS 7 te onderzoeken in jaarverslagen van ondernemingen in de energiesector (water, gas en elektriciteit). Uit literatuuronderzoek en gesprekken met deskundigen blijkt dat IFRS 7 op dergelijke bedrijven een grote impact kan hebben. Door deregulering van de Europese energiemarkten in de jaren 90 hebben stabiele grondstoffenprijzen plaatsgemaakt voor volatiele prijzen, bepaald door vraag en aanbod (Van der Kloot Meijberg, 2008). Ondernemingen in de energiesector hebben te maken met 36

37 omvangrijke en zeer gedetailleerde contracten: fysiek te leveren gas wordt bijvoorbeeld vaak vele malen verhandeld, vóór de periode van daadwerkelijke levering (Van der Tas &Veuger, 2007). Zij houden daarom grote posities in financiële instrumenten aan voor het mijden of verminderen van risico s. Financiële instrumenten zijn voor dergelijke ondernemingen derhalve van wezenlijk belang. Om bovenstaande reden kies ik ervoor om jaarverslagen van ondernemingen in de energiesector te onderzoeken. Hierbij beperk ik mij tot Europese energiebedrijven, aangezien IFRS 7 op hen van toepassing is. Middels een categorisering van alle Europese utiliteitsbedrijven ( is er een overzicht gemaakt van de Europese beursgenoteerde energieondernemingen met meer dan 50 werknemers. Dit levert een overzicht op met ongeveer tachtig ondernemingen. Uit dit overzicht zijn er willekeurig (at random) twintig ondernemingen geselecteerd. Een overzicht van de ondernemingen die in de steekproef zijn geselecteerd, is opgenomen in Bijlage 2. De resultaten van het onderzoek hebben betrekking op ondernemingen in de energiesector. De vraag is in hoeverre het resultaat te generaliseren is naar ondernemingen uit overige sectoren. Deze vraag is lastig te beantwoorden. Aangezien de omvang van de steekproef relatief klein is, acht ik het onderzoek niet zonder meer te generaliseren. Echter, het onderzoeksresultaat heeft wel degelijk een indicatieve functie. Indien het onderzoek uitwijst dat de informatiekwaliteit van energiebedrijven door de invoering van IFRS 7 is verbeterd, duidt dit erop dat de informatiekwaliteit van overige ondernemingen ook is verbeterd. 4.6 Conclusie In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een disclore index als onderzoeksmethode naar de kwaliteit van informatie. Het belangrijkste kritiekpunt op het gebruik van een disclosure index als onderzoeksmethode, is de aanwezigheid van subjectiviteit. Deze komt tot uiting in zowel de selectie als in de weging van items op de index naar voren. Echter, subjectiviteit is onoverkomelijk bij het meten van een sociale constructie zoals informatiekwaliteit (Coy & Dixon, 2004). Een bepaalde mate van subjectiviteit is mijns inziens daarom gerechtvaardigd, zolang de gemaakte keuzes transparant worden weergegeven en objectiviteit niet gepretendeerd word. Bij het ontwikkelen van een disclosure index in dit onderzoek zijn drie stappen doorlopen. Allereerst heb ik ervoor gekozen dat de toelichtingvereisten van IFRS 7 de basis vormen voor de index. Ook in andere onderzoeken vormt wetgeving vaak de basis voor het opstellen van een disclosure index. Vanuit IFRS 7 zijn vervolgens de items geselecteerd. Gezien beperkingen in de tijd, is het niet mogelijk alle afzonderlijke vereisten van IFRS 7 in de checklist op te nemen. Om deze reden 37

38 heb ik een selectie gemaakt welke toelichtingvereisten belangrijk zijn voor een goede kwaliteit van informatie, waarbij de kwalitatieve criteria van de IASB de maatstaf vormen. De selectie is uitgevoerd in de geest van IFRS 7; dit houdt in dat kwantitatieve toelichtingvereisten omtrent risico s voortvloeiende uit het bezit en gebruik van financiële instrumenten centraal staan in de checklist. Het is onoverkomelijk dat het kiezen van deze items een bepaalde mate van subjectiviteit met zich meebrengen. Echter, om de subjectiviteit te minimaliseren wordt er gebruik gemaakt van een dichotome schaalverdeling en hebben alle items op de disclosure index hetzelfde gewicht. Aan de hand van de disclosure index worden de jaarverslagen over 2006 en 2007 van twintig ondernemingen uit de energiesector geanalyseerd. Met behulp van de McNemartoets wordt vastgesteld of de eventueel geconstateerde verschillen ook daadwerkelijk significant zijn. 38

39 HOOFDSTUK 5 Onderzoeksresultaten 5.1 Inleiding Aan de hand van de opgestelde disclosure index zijn van twintig energieondernemingen de jaarverslagen 2006 en 2007 getoetst. In dit hoofdstuk bespreek ik de belangrijkste onderzoeksresultaten. Hierbij illustreer ik de praktische uitwerking van IFRS 7 in de jaarverslagen van de geselecteerde ondernemingen door het bieden van een aantal voorbeelden van met name kwantitatieve informatieverschaffing. Zoals duidelijk is geworden in Hoofdstuk 4 analyseer ik met behulp van de McNemartoets of de geconstateerde verschillen tussen de jaarverslagen van 2006 en 2007 ook daadwerkelijk significante verschillen zijn. Het gehanteerde betrouwbaarheidsniveau hierbij is 95%. Voor een compleet overzicht van alle scores en uitkomsten van de McNemartoets per vraag verwijs ik naar Bijlage 4. In deze bijlage is ook te vinden of de gevonden uitkomsten significant zijn. Hiermee wordt aangegeven of de H0 hypotheses voor elk afzonderlijk item op de index wordt verworpen. In dit hoofdstuk bespreek ik per paragraaf een onderdeel van de disclosure index. Paragraaf 5. 5 sluit af met een korte conclusie. 5.2 Algemene informatieverschaffing Zoals uit tabel 5.1 blijkt, wordt er zowel in 2006 als in 2007 behoorlijk voldaan aan de algemene informatievereisten. In de jaarverslagen van beide jaren komt duidelijk naar voren hoe het risicomanagement gestructureerd is in de organisatie, wat het doel is van het gebruik van financiële instrumenten en wat de algemene grondbeginselen voor de verslaggeving zijn. De verschillen tussen de jaarverslagen 2006 en 2007 zijn minimaal. Het enige verschil welke duidelijk naar voren komt, is dat in 2007 de indeling van financiële instrumenten in klassen naar aard en kenmerken vaker in voldoende mate wordt toegelicht. Echter, nog steeds is dit maar bij 35% van de twintig ondernemingen die in de steekproef zijn opgenomen het geval. MATE VAN TOEPASSING (COMPLIANCE) MET BETREKKING TOT ALGEMENE DISCLOSURES Χ² 1 Wordt het duidelijk hoe het risicomanagement in de organisatie is gestructureerd? 100% 100% 1 2 Wordt het doel van het gebruik van financiële instrumenten duidelijk? 100% 100% 1 3 Worden de algemene grondslagen voor de verslaggeving duidelijk? 100% 100% 1 4 Wordt de classificatie van financiële instrumenten duidelijk toegelicht? 5% 35% 0,016 39

40 5 Wordt het duidelijk welke financiële instrumenten in welke klasse vallen? 90% 95% 0,5 6 Is er een aansluiting mogelijk tussen deze classificatie en de balans 100% 100% 1 7 Wordt het duidelijk toegelicht hoe de fair value wordt vastgesteld? 95% 95% 1 Tabel 5.1 Onderzoeksresultaten vraag 1 t/m Informatie over het belang van financiële instrumenten In de volgende subparagrafen bespreek ik de onderzoeksresultaten die betrekking hebben op het belang van de financiële instrumenten voor de financiële positie en prestatie van ondernemingen. Het gaat hierbij om toelichtingen op de balans, de resultatenrekening en afdekkinginstrumenten Toelichtingen op de balans IFRS 7 vereist dat per categorie financiële instrumenten duidelijk de boekwaarde en, indien afwijkend, ook de reële waarde vermeld worden. De IAS 39 categorisatie komt in 2006 slechts eenmaal expliciet in het jaarverslag voor. In 2007 is dit veel vaker: bij twee ondernemingen komt deze expliciet in de balans naar voren, bij dertien ondernemingen gebeurt dit in een toelichtende noot en bij vijf ondernemingen gebeurt het helemaal niet. Bij het gros van de ondernemingen verandert de presentatie van de balans zelf als gevolg van de invoering van IFRS 7 dus niet. Er is nog een aantal verschillen waar te nemen, dat echter niet significant is. In veel jaarverslagen wordt een duidelijk overzicht geboden met zowel boekwaarden als reële waarden van categorieën instrumenten. In 2006 geven twaalf ondernemingen een dergelijk overzicht, in 2007 zijn dit er vijftien. De overige bedrijven vermelden, een enkele uitzondering daargelaten, dat de boekwaarden nagenoeg overeenkomen met de reële waarden. Een dergelijk overzicht is duidelijk en geeft veel inzicht. Figuur 5.1 geeft een voorbeeld: 40

41 Figuur 5.1 Overzicht categorieën financiële instrumenten (bron: Annual Report Centrica 2007) In de jaarverslagen 2007 wordt tevens vaker duidelijk of de reële waarden tot stand komen op basis van een actieve markt, of op basis van een schatting. In 2007 doet 85% van de ondernemingen dit, in 2006 was dit nog 65%. Ook hier is een, weliswaar niet significante, verbetering zichtbaar. MATE VAN TOEPASSING (COMPLIANCE) MET BETREKKING TOT BALANS DISCLOSURES Χ² 8 Komt de IFRS 7 categorisatie van financiële instrumenten expliciet naar voren in de balans? 5% 10% 0,5 9 Indien niet in de balans, komt de IFRS 7 categorisatie expliciet naar voren in een toelichting? 0% 72% Wordt van elke categorie financiële instrumenten de boekwaarde gegeven? 100% 100% 1 11 Wordt er een overzicht geboden met de fair value en de boekwaarde van elke categorie financiële instrumenten? 60% 75% 0, Wordt er als alternatief op vraag 11 vermeld of de fair value en de boekwaarde nagenoeg overeenkomen? 30% 60% nvt 13 Worden de vergelijkende balanswaarden van de vorige verslagperiode gegeven? 100% 100% 1 14 Wordt duidelijk of de boekwaarden van financiële instrumenten tot stand komt o.b.v. een actieve markt of een schatting? 65% 85% Tabel 5.2 Onderzoeksresultaten vraag 8 t/m 14 41

42 5.3.2 Toelichtingen op der resultatenrekening Met betrekking tot de resultatenrekening constateer ik nauwelijks een verschil tussen de jaarverslagen van 2006 en In beide populaties is ongeveer evenveel informatie te vinden omtrent baten en lasten ontstaan uit financiële instrumenten. Een nieuwe vereiste is dat per categorie van financiële instrumenten het resultaat weergegeven dient te worden. In 2007 doet 75% van de ondernemingen dit, terwijl dit in 2006 slechts 25% was. Met een zeer kleine p-waarde is dit duidelijk een significante verbetering. Dat de informatiekwaliteit op dit punt sterk is verbeterd blijkt ook uit de onderstaande figuren 5.2 en 5.3. Het overzicht van 2007 (Figuur 5.3) geeft een veel gedetailleerder beeld van de inkomsten uit financiële instrumenten dan het overzicht van 2006 (Figuur 5.2): Figuur 5.2 Overzicht resultaat uit financiële instrumenten (bron Annual Report International Power 2006) Figuur 5.3 Overzicht resultaat uit financiële instrumenten (bron Annual Report International Power 2007) Toelichtingen op afdekkinginstrumenten Ook de informatie over afdekkinginstrumenten is in de jaarverslagen 2006 en 2007 behoorlijk vergelijkbaar. Een belangrijke nieuwe eis is dat het bedrag aan ineffectiviteit van de afdekkinginstrumenten geopenbaard moet worden. In 2006 heeft 25% van de onderzochte ondernemingen dit gedaan. In 2007 is dit percentage gestegen tot 70%. Dit betekent dat nog 42

43 steeds 30% van de onderzochte ondernemingen in 2007 niet dit bedrag benoemt. Desondanks is de stijging ten opzichte van 2006 fors en met een p-waarde van ongeveer 0,002 zeker een significante verbetering. 5.4 Informatie met betrekking tot de aard en omvang van risico s In deze paragraaf komt aan bod in hoeverre voldaan wordt aan de toelichtingvereisten van IFRS 7 die betrekking hebben op de aard en omvang van risico s die voortvloeien uit het bezit en gebruik van financiële instrumenten. Per risico bespreek ik welke informatie in de jaarverslagen van 2006 en 2007 wordt opgenomen, en hoe deze informatie van elkaar verschilt Kredietrisico Veel van de toelichtingvereisten die van belang zijn om het kredietrisico in te schatten, zijn nieuw ten opzichte van eerdere standaarden. Het lijkt daarom logisch dat de informatiekwaliteit hierover in de jaarverslagen van 2007 sterk is verbeterd. Dit blijkt inderdaad het geval. Zoals uit tabel 5.3 blijkt dat de omschrijvingen van de risico s, en de toelichtende informatie over de beheersing van het risico, in beide jaren goed worden toegelicht en niet van elkaar verschillen. Wel bevatten de jaarverslagen 2007 veel meer kwantitatieve informatie over het kredietrisico. Bijna alle onderzochte ondernemingen van 2007 noemen het maximale kredietrisico en geven hierbij de cijfers van het voorgaande jaar. Ook over eventueel verkregen onderpanden wordt meer informatie verschaft. Een duidelijke omschrijving van deze onderpanden ontbreekt echter regelmatig. Een andere duidelijke verbetering is het bieden van een beoordeling van de algemene kredietkwaliteit. In 2007 biedt bijna 60% van de onderzochte energieondernemingen een dergelijke beoordeling in de vorm van een kredietrating. Een voorbeeld van een algemene kredietbeoordeling is opgenomen in Figuur 5.4. MATE VAN TOEPASSING (COMPLIANCE) MET BETREKKING TOT HET KREDIETRISICO Χ² 22 Wordt het risico en het ontstaan van het risico duidelijk omschreven? 80% 80% 1 23 Worden de doelstellingen, grondslagen en procedures voor het beheersen van het risico duidelijk? 100% 100% 1 24 Wordt het maximale bedrag aan kredietrisico expliciet benoemd? 65% 95% Worden er vergelijkende cijfers van de vorige verslagperiode bij het maximale kredietrisico gegeven? 24% 75% Wordt het duidelijk hoeveel eventuele onderpanden en verkregen zekerheden er verkregen zijn die het kredietrisico verminderen? 30% 70% Wordt er een omschrijving gegeven van de eventueel verkregen 10% 30%

44 onderpanden en zekerheden? 28 Wordt het duidelijk wat de algemene kwaliteit van de kredieten is (kredietratings)? 30% 60% Wordt er een ouderdomsanalyse gegeven van vervallen activa die geen waardevermindering hebben gehad? 0% 85% Wordt er informatie verschaft over kredieten die een waardevermindering hebben gehad? 10% 50% Wordt het duidelijk of een waardevermindering van kredieten in de toekomst waarschijnlijk is? 25% 30% 0,5 Tabel 5.3 Onderzoeksresultaten vraag 22 t/m 31 Figuur 5.4 Overzicht kwaliteitsratings (bron Annual Report Verbund 2006) Een laatste, duidelijke kwaliteitsverbetering laat zich zien in het aanbieden van een ouderdomsanalyse van vervallen kredieten die niet zijn afgewaardeerd. In 2007 wordt deze door 85% van de onderzochte ondernemingen geboden. In de overige gevallen wordt het kredietrisico niet significant geacht. De gebruiker van de jaarrekening kan hieruit afleiden hoe groot de kans is dat vervallen kredieten alsnog betaald worden. Het opnemen van een dergelijk overzicht biedt mijns inziens veel relevante gegevens en betekent derhalve een sterke verbetering van de informatiekwaliteit. Een voorbeeld van een ouderdomsanalyse wordt gegeven in figuur 5.5: Figuur 5.5 Ouderdomsanalyse (bron Jaarverslag Elia 2007) 44

45 5.4.2 Liquiditeitsrisico De belangrijkste nieuwe eis is dat er een looptijdanalyse gepubliceerd moet worden waarbij de onverdisconteerde kasstromen in tijdsvakken ingedeeld moeten worden. Dit biedt veel belangrijke informatie: er wordt immers inzicht gekregen hoe omvangrijk de uitgaande kasstromen zijn en in welke periode deze zullen plaatsvinden. In 2007 is er slechts één onderneming die niet voldoet aan deze eis. Dit betekent dat 95% wel een looptijdanalyse openbaart. Nagenoeg alle ondernemingen publiceren hierbij ook de vergelijkende cijfers (95% van de ondernemingen) en een uitsplitsing tussen primaire en afgeleide financiële instrumenten (85% van de ondernemingen). In 2006 werd slechts in 25% van de onderzochte ondernemingen een vergelijkbare analyse. Wel werden er in veel gevallen andere looptijdanalyses geboden: deze bieden echter in mindere mate relevante informatie. Figuur 5.6 geeft een voorbeeld van een looptijdanalyse: Figuur 5.6 Looptijdanalyse (bron Annual Report BG 2007) Met betrekking tot overige toelichtingen over het liquiditeitsrisico zijn er niet veel verschillen waar te nemen. Wel wordt er in 2007 in meer jaarverslagen uitgebreider ingegaan op het ontstaan van het liquiditeitsrisico en wat de gevolgen hiervan kunnen zijn. MATE VAN TOEPASSING (COMPLIANCE) MET BETREKKING TOT HET LIQUIDITEITSRISICO Χ² 32 Wordt het risico en het ontstaan van het risico duidelijk omschreven? 35% 65% Worden de doelstellingen, grondslagen en procedures voor het beheersen van het risico duidelijk? 100% 100% 1 34 Wordt er een looptijdanalyse voor financiële verplichtingen tegen onverdisconteerde kasstromen gegeven? 25% 95% Wordt er in de looptijdanalyse een onderscheid gemaakt tussen afgeleide en niet-afgeleide financiële instrumenten? 20% 85%

46 36 Worden er hierbij vergelijkende cijfers van de vorige verslagperiode gegeven? 20% 95% Wordt er een looptijdanalyse van verplichtingen in een andere vorm geboden? 60% 5% NVT Tabel 5.4 Onderzoeksresultaten vraag 32 t/m Valutarisico In 2007 wordt er iets vaker dan in 2006 in voldoende mate een omschrijving gegeven van het valutarisico en hoe dit risico gemanaged wordt door de onderneming. Echter, deze verbeteringen zijn statistisch gezien niet significant. De grootste, significante verbetering zit in de gevoeligheidsanalyse, die door IFRS 7 verplicht is gesteld. Zestien onderzochte ondernemingen hebben in 2007 een dergelijke analyse opgesteld. Dit betekent een significante stijging ten opzichte van de vijf ondernemingen die in 2007 vrijwillig een gevoeligheidsanalyse hebben opgesteld. De dollar wordt hier verreweg het vaakst gebruikt als valuta met de belangrijkste invloed op het resultaat en eigen vermogen. In veel gevallen (85%) is de toelichting bij de gevoeligheidsanalyse, over bijvoorbeeld de gebruikte technieken en veronderstellingen, onvoldoende. Mijns inziens is deze informatie zeer belangrijk om de uitkomsten van de gevoeligheidanalyse juist te interpreteren. Hier ligt nog veel ruimte voor verbetering. In geen van de jaarverslagen wordt vermeld dat er wijzingen hebben plaatsgevonden in de gebruikte technieken en veronderstellingen. Figuur 5.7 laat een gevoeligheidsanalyse zien waarin de gevolgen van fluctuaties in drie verschillende valuta s ten opzichte van de Euro worden gepresenteerd. Figuur 5.7 Gevoeligheidsanalyse van het valutarisico (bron Annual Report Veolia 2007) 46

47 MATE VAN TOEPASSING (COMPLIANCE) MET BETREKKING TOT HET VALUTARISICO Χ² 38 Wordt het risico en het ontstaan van het risico duidelijk omschreven? 75% 90% Worden de doelstellingen, grondslagen en procedures voor het beheersen van het risico duidelijk? 95% 100% 0,5 40 Wordt er een gevoeligheidsanalyse gegeven van het risico? 25% 80% Worden er hierbij vergelijkende cijfers van de vorige verslagperiode gegeven? 15% 60% Worden de gebruikte methoden en onderliggende veronderstellingen in voldoende mate toegelicht? 0% 15% Worden eventuele wijzingen in de bovenstaande zaken t.o.v. de vorige verslagperiode duidelijk? 0% 0% 1 Tabel 5.5 Onderzoeksresultaten vraag 38 t/m Interestrisico Bij het interestrisico wordt vergelijkbare informatie gevraagd als bij het valutarisico. Ook hier moet allereerst een beschrijving van het risico worden gegeven, en een toelichting hoe dit risico door de onderneming wordt gemanaged. In 2006 wordt het risico door dertien van de twintig ondernemingen voldoende omschreven; in 2007 is dit aantal gestegen naar zeventien ondernemingen. Bijna alle ondernemingen lichten zowel in 2006 als in 2007 voldoende toe hoe het risico beheerst wordt. In bovenstaande zaken zijn geen significante verschillen waar te nemen. Wel constateer ik wederom een significante stijging van het aantal interestgevoeligheidsanalyses in 2007 ten opzichte van In 2007 wordt door negentien ondernemingen deze analyse gegeven (2006; zeven ondernemingen). Zestien ondernemingen geven hierbij ook de vergelijkende cijfers van het vorige boekjaar. Veelal wordt een fluctuatie van 1% in de rente aangehouden om de gevoeligheidsanalyse op te stellen. Waar in 2006 de gehanteerde methoden en veronderstellingen bij het opstellen van de gevoeligheidsanalyse door geen enkele onderneming werd geopenbaard, wordt dit in 2007 door zes ondernemingen gedaan. Figuur 5.8 bevat een gevoeligheidsanalyse van het interestrisico, waarbij de gebruikte technieken en onderliggende aannames nauwelijks worden toegelicht. Figuur 5.8 Gevoeligheidsanalyse van het interestrisico (bron Annual Report Verbund 2007) 47

48 MATE VAN TOEPASSING (COMPLIANCE) MET BETREKKING TOT HET INTERESTRISICO Χ² 44 Wordt het risico en het ontstaan van het risico duidelijk omschreven? 65% 85% Worden de doelstellingen, grondslagen en procedures voor het beheersen van het risico duidelijk? 95% 100% 0,5 46 Wordt er een gevoeligheidsanalyse gegeven van het risico? 35% 95% Worden er hierbij vergelijkende cijfers van de vorige verslagperiode gegeven? 20% 80% Worden de gebruikte methoden en onderliggende veronderstellingen in voldoende mate toegelicht? 0% 20% Worden eventuele wijzingen in de bovenstaande zaken t.o.v. de vorige verslagperiode duidelijk? 0% 0% 1 Tabel 5.6 Onderzoeksresultaten vraag 44 t/m Commodity- prijsrisico Naast het interest- en valutarisico vallen ook overige prijsrisico s onder IFRS 7. In dit onderzoek is gekeken naar het risico van fluctuaties in de prijzen van commidities. Uit het jaarrekeningenonderzoek blijkt wederom dat er nauwelijks verschil is te zien in de omschrijving van het risico, en in de toelichting op hoe dit risico beheerst wordt. In 2007 bieden veertien ondernemingen een gevoeligheidsanalyse van dit risico. Hoewel in 2007 meer gevoeligheidsanalyses van het interest- en valutarisico worden geopenbaard, betekent dit wel een sterke groei ten opzichte van Toen publiceerden slechts twee ondernemingen een dergelijke analyse. Wederom is bij veel ondernemingen de bijbehorende toelichting onvoldoende. Ook worden er geen wijzingen duidelijk gemaakt in de gebruikte methoden en veronderstellingen ten opzichte van eerdere jaren. Als alternatief op de gevoeligheidsanalyses werd er in 2006 door twee ondernemingen een VaR analyse opgesteld. In 2007 heeft geen enkele onderneming uit de steekproef hiervoor gekozen. Figuur 5.9 bevat een gevoeligheidsanalyse van zowel het interest- en valutarisico als het gasprijsrisico in één, overzichtelijk figuur. Figuur 5.9 Gevoeligheidsanalyse van de marktrisico s (bron Annual Report BG 2007) 48

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 19.12.2015 L 333/97 VERORDENING (EU) 2015/2406 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN 3.4.2018 L 87/3 VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2018/519 VAN DE COMMISSIE van 28 maart 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie 26.3.2018 L 82/3 VERORDENING (EU) 2018/498 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2018 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 247/3

Publicatieblad van de Europese Unie L 247/3 9.9.2006 Publicatieblad van de Europese Unie L 247/3 VERORDENING (EG) Nr. 1329/2006 VAN DE COMMISSIE van 8 september 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1725/2003 tot goedkeuring van bepaalde internationale

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 95/9

Publicatieblad van de Europese Unie L 95/9 5.4.2013 Publicatieblad van de Europese Unie L 95/9 VERORDENING (EU) Nr. 313/2013 VAN DE COMMISSIE van 4 april 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) L 291/84 VERORDENING (EU) 2017/1989 VAN DE COMMISSIE van 6 november 2017 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen

Nadere informatie

1 Toepasselijke IFRS normen 1. 2 Definities 2 3 Informatie die in de balans moet worden opgenomen 3 4 Onderscheid tussen vlottend en vast 4

1 Toepasselijke IFRS normen 1. 2 Definities 2 3 Informatie die in de balans moet worden opgenomen 3 4 Onderscheid tussen vlottend en vast 4 Hoofdstuk 3 23/02/2011 - BvV Inhoudstafel 1 Toepasselijke IFRS normen 1 1.1 Referenties 1 1.2 Toepassingsgebied van IAS 1 Presentatie van de jaarrekening 1 2 Definities 2 3 Informatie die in de balans

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2014 Balans per 30 juni 2014 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2014 31 december 2013 Vlottende activa Handelsdebiteuren 1.624

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2014. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP INSINGER DE BEAUFORT BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2014 Balans per 30 juni 2014 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2014 31 december 2013 Vlottende activa

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 23.9.2016 L 257/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2016/1703 VAN DE COMMISSIE van 22 september 2016 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van

Nadere informatie

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving Materieel belang in de jaarrekening Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving Agenda Inleiding Doel van de jaarrekening Wat is materieel belang Wat

Nadere informatie

STICHTING VRIENDEN PROXIMA TERMINALE ZORG TE NIEUWEGEIN

STICHTING VRIENDEN PROXIMA TERMINALE ZORG TE NIEUWEGEIN STICHTING VRIENDEN PROXIMA TERMINALE ZORG TE NIEUWEGEIN Jaarrekening 2018 2 1 Samenstellingsverklaring van de accountant 2 1 Balans per 31 december 2018 5 2 Staat van baten en lasten 7 3 Grondslagen voor

Nadere informatie

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: de algemene vergadering van Nederlandse Waterschapsbank N.V. Verklaring over de jaarrekening 2014 Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2014 van

Nadere informatie

Balans per 31 december 2017

Balans per 31 december 2017 Balans per 31 december 2017 (na resultaatbestemming) 2017 2016 EUR EUR EUR EUR Activa Vlottende activa Vorderingen 1 18.409 8.262 Liquide middelen 2 680.162 900.883 Totaal activa 698.571 909.145 Passiva

Nadere informatie

Sher foundation Stichting. Jaarrekening 2017

Sher foundation Stichting. Jaarrekening 2017 INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSRAPPORT Opdracht 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 2 JAARREKENING Balans per 31 december 2017 4 Staat van baten en lasten over 2017 5 Grondslagen van waardering

Nadere informatie

STICHTING JIMMY NELSON FOUNDATION TE AMSTERDAM. Rapport inzake jaarstukken 2016

STICHTING JIMMY NELSON FOUNDATION TE AMSTERDAM. Rapport inzake jaarstukken 2016 STICHTING JIMMY NELSON FOUNDATION TE AMSTERDAM Rapport inzake jaarstukken 2016 INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSRAPPORT 1 Opdracht 2 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 2 FINANCIEEL VERSLAG 1 Bestuursverslag

Nadere informatie

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013 Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013 HALFJAARVERSLAG 2013 Schiphol Nederland B.V. is onderdeel van de Schiphol Group (N.V. Luchthaven Schiphol voert Schiphol

Nadere informatie

VERSLAG (2016/C 449/19)

VERSLAG (2016/C 449/19) C 449/102 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.12.2016 VERSLAG over de jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van

Nadere informatie

Jaarrekening 2017 Stichting Evenementen Liliane Fonds 'S-HERTOGENBOSCH

Jaarrekening 2017 Stichting Evenementen Liliane Fonds 'S-HERTOGENBOSCH Jaarrekening 2017 Stichting Evenementen Liliane Fonds 'S-HERTOGENBOSCH Inhoudsopgave Accountantsrapport Pagina Samenstellingsverklaring van de accountant 3 Jaarrekening Balans per 31 december 2017 6 Staat

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE CONFORMITEIT TUSSEN IAS 32 (HERZIENE VERSIE VAN 1998) EN DE EUROPESE JAARREKENINGENRICHTLIJNEN

ONDERZOEK NAAR DE CONFORMITEIT TUSSEN IAS 32 (HERZIENE VERSIE VAN 1998) EN DE EUROPESE JAARREKENINGENRICHTLIJNEN XV/6026/99 NL ONDERZOEK NAAR DE CONFORMITEIT TUSSEN IAS 32 (HERZIENE VERSIE VAN 1998) EN DE EUROPESE JAARREKENINGENRICHTLIJNEN DIRECTORAAT-GENERAAL XV Interne markt en financiële diensten 1 Dit document

Nadere informatie

Steunstichting SBWU. Boekjaar 2014. Steunstichting SBWU Utrecht. 2 april 2015

Steunstichting SBWU. Boekjaar 2014. Steunstichting SBWU Utrecht. 2 april 2015 Steunstichting SBWU Boekjaar 2014 Steunstichting SBWU Utrecht 2 april 2015 Inhoud Blad Jaarrekeningverslag over boekjaar 2014 3 Jaarrekening 2014 4 Balans per 31 december 2014 5 Winst-en verliesrekening

Nadere informatie

Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V.

Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V. Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V. Grant Thornton Accountants en Adviseurs B.V. De Passage 150 Postbus 71003 1008 BA Amsterdam T 088-676 90 00 F 088-676 90 10

Nadere informatie

Jaarrekening 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 Stichting Evenementen Liliane Fonds 'S-HERTOGENBOSCH

Jaarrekening 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 Stichting Evenementen Liliane Fonds 'S-HERTOGENBOSCH Jaarrekening 1 januari 2016 tot en met 31 Stichting Evenementen Liliane Fonds 'S-HERTOGENBOSCH Inhoudsopgave Accountantsrapport Pagina Samenstellingsverklaring van de accountant 3 Jaarrekening Balans per

Nadere informatie

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd.

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd. Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V. Grant Thornton Accountants en Adviseurs B.V. De Passage 150 Postbus 71003 1008 BA Amsterdam T 088-676 90 00 F 088-676 90 10

Nadere informatie

Special nieuwe standaard van Joint Ventures

Special nieuwe standaard van Joint Ventures Special nieuwe standaard van Joint Ventures Audit І Tax І Advisory Nieuwe standaard Joint Ventures Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. Joint operations en joint ventures... 3 3. Veranderingen in de verslaggeving

Nadere informatie

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015 Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2015 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Algemeen... 2 2. Jaarrekening... 3 2.1 Balans per 31 12 2015 (voor winstbestemming)... 3 2.2 Winst en verliesrekening over 2015...

Nadere informatie

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV Jaarbericht Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV 2015 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Algemeen... 2 2. Jaarrekening... 3 2.1 Balans per 31 12 2015 (voor winstbestemming)... 3 2.2 Winst en verliesrekening

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 27.2.2018 L 55/21 VERORDENING (EU) 2018/289 VAN DE COMMISSIE van 26 februari 2018 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen

Nadere informatie

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV Jaarbericht Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV 2014 Inhoudsopgave 1. Algemeen 2 2. Jaarrekening 3 2.1 Balans per 31-12-2014 (voor winstbestemming) 3 2.2 Winst en verliesrekening over 2014 4 2.3 Kasstroomoverzicht

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2015 Balans per 30 juni 2015 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2015 31 december 2014 Vaste activa Immateriële vaste activa

Nadere informatie

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven

Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund te Eindhoven Jaarrekening 2012 Stichting Bewaarder Holland Immo Group XI/ Retail Residential Fund Jaarrekening 2012 Inhoudsopgave Jaarstukken

Nadere informatie

Financieel verslag 2015/2016 Stichting Foundation for the Advancement of the Study of International Taxation 's-gravenhage

Financieel verslag 2015/2016 Stichting Foundation for the Advancement of the Study of International Taxation 's-gravenhage V1 Financieel verslag 2015/2016 Stichting Foundation for the Advancement of the Study of International Taxation 's-gravenhage INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Jaarrekening 1.1 Balans per 31 augustus 2016 3 1.2

Nadere informatie

Toelichting op minderheidsbelangen. Toezicht Financiële Verslaggeving

Toelichting op minderheidsbelangen. Toezicht Financiële Verslaggeving Toelichting op minderheidsbelangen Toezicht Financiële Verslaggeving Oktober 2012 Inhoudsopgave 1 Executive Summary 4 2 Belangrijkste onderzoeksresultaten 7 3 Aanleiding, doelstellingen en populatie 10

Nadere informatie

Jaarrapport 2014. Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen

Jaarrapport 2014. Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Jaarrapport 2014 Stichting Fonds Familie in de Buurt te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Inhoudsopgave blad Opdracht 2 Algemeen 3 Beoordelingsverklaring

Nadere informatie

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016 Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 1. Algemeen... 2 2. Jaarrekening (x 1.000)... 3 2.1 Balans per 31 12 2016 (voor winstbestemming)... 3 2.2 Winst en verliesrekening

Nadere informatie

Jaarrapport Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen

Jaarrapport Stichting Fonds Familie in de Buurt. te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Jaarrapport 2016 Stichting Fonds Familie in de Buurt te Groningen Stichting Fonds Familie in de Buurt Inhoudsopgave blad Opdracht 2 Algemeen 3 Voorwoord van het bestuur

Nadere informatie

BIJLAGE. Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus

BIJLAGE. Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus NL BIJLAGE Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2010 2012 1 1 "Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van

Nadere informatie

Stichting Rijksherbariumfonds dr. E. Kits van Waveren. te Leiden. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Stichting Rijksherbariumfonds dr. E. Kits van Waveren. te Leiden. Rapport inzake de jaarrekening 2014 Stichting Rijksherbariumfonds dr. E. Kits van Waveren te Leiden Rapport inzake de jaarrekening 2014 Inhoudsopgave Pagina Accountantsrapport Algemeen 2 Financiële positie 3 Jaarrekening Balans per 31 december

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 9.1.2015 L 5/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN VERORDENING (EU) 2015/28 VAN DE COMMISSIE van 17 december 2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde

Nadere informatie

De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 1 mei 2006 tegemoet.

De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 1 mei 2006 tegemoet. RJ-Uiting 2006-1 Ten geleide De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft het verzoek ontvangen om een uitspraak te doen over de verwerking in de jaarrekening van om niet verkregen en gekochte CO2 emissierechten.

Nadere informatie

VERSLAG (2016/C 449/35)

VERSLAG (2016/C 449/35) C 449/188 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.12.2016 VERSLAG over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar

Nadere informatie

Schiphol Nederland BV Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

Schiphol Nederland BV Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening 2009 Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening Jaarverslag 2009 Toelichting bij vennootschappelijke balans per 31 december 2009 en vennootschappelijke winst- en verliesrekening over 2009

Nadere informatie

VERSLAG (2016/C 449/23)

VERSLAG (2016/C 449/23) C 449/128 NL Publicatieblad van de Europese Unie 1.12.2016 VERSLAG over de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van

Nadere informatie

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2016 t/m 30 juni 2016

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2016 t/m 30 juni 2016 Haarlem Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2016 t/m 30 juni 2016 INHOUD Pagina ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Opdracht 3 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 3 TUSSENTIJDS OVERZICHT 1 Balans

Nadere informatie

VERSLAG. over de jaarrekening van het pensioenfonds van Europol betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van het Fonds

VERSLAG. over de jaarrekening van het pensioenfonds van Europol betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van het Fonds 1.12.2016 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 449/143 VERSLAG over de jaarrekening van het pensioenfonds van Europol betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van het Fonds (2016/C

Nadere informatie

Hoofdstuk 270 / De winst- en verliesrekening 270.1

Hoofdstuk 270 / De winst- en verliesrekening 270.1 Hoofdstuk 270 / De winst- en verliesrekening 270.1 Het verschil tussen de reële waarde en het nominale bedrag van de tegenprestatie wordt over de periode tot de verwachte ontvangst als rentebate verwerkt.

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst) 3.12.2015 L 317/19 VERORDENING (EU) 2015/2231 VAN DE COMMISSIE van 2 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen

Nadere informatie

Jaarrekening en accountantsrapport

Jaarrekening en accountantsrapport Jaarrekening en accountantsrapport over 2017 --dit document is elektronisch gewaarmerkt-- INHOUDSOPGAVE Pagina Accountantsrapport Samenstellingsverklaring van de accountant 1 Algemeen 3 Fiscale positie

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2015 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Fiscale positie

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2016 Balans per 30 juni 2016 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2016 31 december 2015 Vaste activa Immateriële vaste activa

Nadere informatie

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014 Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2014 Inhoudsopgave 1. Algemeen 2 2. Jaarrekening 3 2.1 Balans per 31-12-2014 (voor winstbestemming) 3 2.2 Winst en verliesrekening over 2014 4 2.3 Kasstroomoverzicht

Nadere informatie

3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare

3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare 3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare 3.1 Balans per 31 december 2013 (voor resultaatbestemming) Activa 31-12-2013 31-12-2012 Vaste activa Materiële vaste activa 591.897 591.897 Financiële vaste activa

Nadere informatie

Ingetrokken voor 2013

Ingetrokken voor 2013 en ok k etr Ing 01 3 or 2 vo Audit Alert 16: De gevolgen voor de accountantsverklaring van de wijzigingen in Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek 1. Inleiding Als gevolg van de EU-verordening inzake internationale

Nadere informatie

Nederlandse Haarstichting Wilsonsplein VG Haarlem. Jaarverslag 2012

Nederlandse Haarstichting Wilsonsplein VG Haarlem. Jaarverslag 2012 Nederlandse Haarstichting Wilsonsplein 2 2011 VG Haarlem Jaarverslag 2012 Nederlandse Haarstichting Pagina: - 1 - Geacht bestuur, Hierbij brengen wij rapport uit omtrent de gegevens in de jaarrekening

Nadere informatie

Jaarrekening 2016 Stichting Piloot met Missie Gouda

Jaarrekening 2016 Stichting Piloot met Missie Gouda Jaarrekening 2016 Stichting Piloot met Missie Gouda Mei 2017 (vaststelling jaarrekening) Stichting Piloot met Missie, Gouda Pagina 1 van 6 Inhoud Balans per 31 december 2016 3 Toelichting op de balans

Nadere informatie

Rubriek Verslaggeving en Verslaglegging. IFRS nog volop in beweging

Rubriek Verslaggeving en Verslaglegging. IFRS nog volop in beweging Rubriek Verslaggeving en Verslaglegging IFRS nog volop in beweging IFRS nog volop in beweging In de nieuwe rubriek Verslaggeving en Verslaglegging deze keer een update over IFRS standaarden. Hierbij gaan

Nadere informatie

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst RJ-Uiting 2019-4: Ontwerp-alinea s toelichtingsbepalingen van RJ 272 Belastingen naar de winst Inleiding De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) heeft besloten om de toelichtingsbepalingen in hoofdstuk

Nadere informatie

JAARRAPPORT 2015/2016 STICHTING CARITAS DRACHTEN DRACHTEN

JAARRAPPORT 2015/2016 STICHTING CARITAS DRACHTEN DRACHTEN JAARRAPPORT 2015/2016 STICHTING CARITAS DRACHTEN DRACHTEN Dit document is voorzien van een digitale handtekening. INHOUDSOPGAVE Blz. ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Samenstellingsverklaring van de accountant 3 2

Nadere informatie

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i Aan: de aandeelhouders en de raad van commissarissen van... (naam entiteit(en)) A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 201X

Nadere informatie

STICHTING DE BOOMGAARD TE NAARDEN JAARREKENING 2013

STICHTING DE BOOMGAARD TE NAARDEN JAARREKENING 2013 STICHTING DE BOOMGAARD TE NAARDEN JAARREKENING 2013 INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Samenstellingsverklaring 2 3 Algemeen 3 4 Financiële positie 4 5 Fiscale positie 4 1 JAARVERSLAG

Nadere informatie

JAARREKENING Stichting CHILD SURGERY-Viêt Nam Spoorlaan SR Bussum

JAARREKENING Stichting CHILD SURGERY-Viêt Nam Spoorlaan SR Bussum JAARREKENING 2016 Stichting CHILD SURGERY-Viêt Nam Spoorlaan 11 1406 SR Bussum INHOUDSOPGAVE Pagina RAPPORT Samenstellingsverklaring 3 Algemeen 4 Resultaatanalyse 5 Financiële positie 6 JAARREKENING Balans

Nadere informatie

Stichting Domiliana Hunzestraat 12 7417 XG Deventer. Jaarverslag 2012

Stichting Domiliana Hunzestraat 12 7417 XG Deventer. Jaarverslag 2012 Stichting Domiliana Hunzestraat 12 7417 XG Deventer Jaarverslag 2012 Stichting Domiliana Pagina: - 1 - Geacht bestuur, Hierbij brengen wij rapport uit omtrent de gegevens in de jaarrekening 2012 van uw

Nadere informatie

Stichting Domiliana Hunzestraat 12 7417 XG Deventer. Jaarverslag 2014

Stichting Domiliana Hunzestraat 12 7417 XG Deventer. Jaarverslag 2014 Stichting Domiliana Hunzestraat 12 7417 XG Deventer Jaarverslag 2014 Stichting Domiliana Pagina: - 1 - Geacht bestuur, Hierbij brengen wij rapport uit omtrent de gegevens in de jaarrekening 2014 van uw

Nadere informatie

Steunstichting SBWU. Boekjaar Steunstichting SBWU Utrecht. 19 januari 2016

Steunstichting SBWU. Boekjaar Steunstichting SBWU Utrecht. 19 januari 2016 Steunstichting SBWU Boekjaar 2015 Steunstichting SBWU Utrecht 19 januari 2016 Inhoud Blad Jaarrekeningverslag over boekjaar 2015 3 Jaarrekening 2015 4 Balans per 31 december 2015 5 Winst-en verliesrekening

Nadere informatie

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2018 t/m 30 juni 2018

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2018 t/m 30 juni 2018 Haarlem Tussentijds overzicht over de periode 1 januari 2018 t/m 30 juni 2018 INHOUD Pagina ACCOUNTANTSRAPPORT 1 Opdracht 3 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 3 TUSSENTIJDS OVERZICHT 1 Balans

Nadere informatie

Praktijkhandreiking 1106 INTERNE ROULATIE BIJ NIET-OOB S Vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december 2009. Ingetrokken per dec '14

Praktijkhandreiking 1106 INTERNE ROULATIE BIJ NIET-OOB S Vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december 2009. Ingetrokken per dec '14 Praktijkhandreiking 1106 INTERNE ROULATIE BIJ NIET-OOB S Vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december 2009 1 PRAKTIJKHANDREIKING INTERNE ROULATIE BIJ NIET-OOB S Praktijkhandreiking 1106 Datum:

Nadere informatie

oog voor ondernemen Stichting Hugo de Vries Fonds te Amsterdam Rapport inzake de jaarrekening 2016

oog voor ondernemen Stichting Hugo de Vries Fonds te Amsterdam Rapport inzake de jaarrekening 2016 Stichting Hugo de Vries Fonds te Amsterdam Rapport inzake de jaarrekening 2016 INHOUDSOPGAVE ACCOUNTANTSRAPPORT 3 1 2 3 Samenstellingsverklaring van de accountant Resultaten Financiële positie 4 5 6 JAARREKENING

Nadere informatie

Financieel verslag 2017 van Stichting Diensten aan Gehandicapten te Veenendaal

Financieel verslag 2017 van Stichting Diensten aan Gehandicapten te Veenendaal Financieel verslag 2017 van Stichting Diensten aan Gehandicapten te Veenendaal INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSRAPPORT 1 Opdracht 3 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 3 3 Algemeen 4 JAARREKENING

Nadere informatie

VERSLAG (2016/C 449/02)

VERSLAG (2016/C 449/02) 1.12.2016 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 449/17 VERSLAG over de jaarrekening van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van

Nadere informatie

Financiële verantwoording Vereniging het Verschil

Financiële verantwoording Vereniging het Verschil Financiële verantwoording 2014 Vereniging het Verschil Financiële verantwoording Inhoud Balans per 31 december 2014... 3 Staat van Baten en Lasten... 4 Toelichting behorende tot de jaarrekening... 5 Algemeen...

Nadere informatie

Stichting St. Pieters en Bloklands Gasthuis - Beleid te Amersfoort. Rapport inzake jaarstukken 2013

Stichting St. Pieters en Bloklands Gasthuis - Beleid te Amersfoort. Rapport inzake jaarstukken 2013 aren DICHTBIJ MAAKT DOELEN BEREIKBAAR Stichting St. Pieters en Bloklands Gasthuis - Beleid te Amersfoort Rapport inzake jaarstukken 2013 Auren Accounting Products Amersfoort B.V. Amsterdamseweg 3, Postbus

Nadere informatie

Schiphol Nederland B.V. 2011. Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

Schiphol Nederland B.V. 2011. Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening Schiphol Nederland B.V. 2011 Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening Jaarverslag 2011 Schiphol Nederland B.V. is onderdeel van de Schiphol Group (N.V. Luchthaven Schiphol voert Schiphol

Nadere informatie

Geconsolideerde jaarrekening

Geconsolideerde jaarrekening 4 Financieel Overzicht Bekaert Jaarverslag 2012 Geconsolideerde jaarrekening Geconsolideerde winst-en-verliesrekening in duizend - Jaren afgesloten per 31 december Omzet 5.1. 3 339 957 3 460 624 Kostprijs

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Technische nota 2017/XX - Definiëring van EBIT / EBITDA na omzetting van de accounting richtlijn

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Technische nota 2017/XX - Definiëring van EBIT / EBITDA na omzetting van de accounting richtlijn COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN Technische nota 2017/XX - Definiëring van EBIT / EBITDA na omzetting van de accounting richtlijn Ontwerp technische nota van 15 maart 2017 1. In hetgeen volgt wenst

Nadere informatie

STICHTING ELS & TOM AKERBOOM TE SOEST. Rapport inzake jaarstukken februari 2016

STICHTING ELS & TOM AKERBOOM TE SOEST. Rapport inzake jaarstukken februari 2016 STICHTING ELS & TOM AKERBOOM TE SOEST Rapport inzake jaarstukken 2014 12 februari 2016 INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Opdracht 2 2 Samenstellingsverklaring 2 JAARREKENING 1 Balans per 31 december

Nadere informatie

3. JAARREKENING maart 2016

3. JAARREKENING maart 2016 3. JAARREKENING - 10-20 maart 2016 3.1 Balans per 31 december 2015 (Na resultaatbestemming) 31 december 2015 31 december 2014 ACTIVA Vlottende activa Vorderingen Handelsdebiteuren 811 2.810 Overlopende

Nadere informatie

Jaarrekening en accountantsrapport

Jaarrekening en accountantsrapport Jaarrekening en accountantsrapport Stichting Whitestone over 2014 --dit document is elektronisch gewaarmerkt-- INHOUDSOPGAVE Pagina Accountantsrapport Samenstellingsverklaring van de accountant 1 Algemeen

Nadere informatie

RAPPORT 2015/2016 STICHTING SAMEN RKC WAALWIJK

RAPPORT 2015/2016 STICHTING SAMEN RKC WAALWIJK RAPPORT 2015/2016 STICHTING SAMEN RKC WAALWIJK INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Opdracht 1 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 1 3 Algemeen 2 4 Resultaat 3 JAARREKENING 1 Balans per 30

Nadere informatie

3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare

3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare 3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare 3.1 Balans per 31 december 2012 (voor resultaatbestemming) Activa 31-12-2012 31-12-2011 Vaste activa Materiële vaste activa 591.897 591.897 Financiële vaste activa

Nadere informatie

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Jaarrapport 2016

De Grote Voskuil Capital B.V. Haarlem. Jaarrapport 2016 Haarlem Jaarrapport 2016 INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSVERSLAG 1 Opdracht 3 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 3 JAARREKENING 1 Balans per 31 december 2016 5 2 Winst-en-verliesrekening over

Nadere informatie

VERSLAG (2016/C 449/29)

VERSLAG (2016/C 449/29) 1.12.2016 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 449/157 VERSLAG over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord

Nadere informatie

Kingdom Ministries De heer A. van der Laak Klaproosstraat WD OMMEN Publicatiebalans 2016

Kingdom Ministries De heer A. van der Laak Klaproosstraat WD OMMEN Publicatiebalans 2016 Kingdom Ministries De heer A. van der Laak Klaproosstraat 49 7731 WD OMMEN Publicatiebalans 2016 Vastgesteld op de bestuursvergadering d.d. 22 juni 2018. Kingdom Ministries De heer A. van der Laak Klaproosstraat

Nadere informatie

Vaste activa Materiële vaste activa

Vaste activa Materiële vaste activa 1 BALANS PER 31 DECEMBER 2015 (voor winstbestemming) 31 december 2015 31 december 2014 ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa 375.365 504.356 Vlottende activa Voorraden 50.210 20.111 Vorderingen 105.994

Nadere informatie

HOEBERT HULSHOF & ROEST

HOEBERT HULSHOF & ROEST Inleiding Artikel 1 Deze standaard voor aan assurance verwante opdrachten heeft ten doel grondslagen en werkzaamheden vast te stellen en aanwijzingen te geven omtrent de vaktechnische verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Jaarrekening en accountantsrapport

Jaarrekening en accountantsrapport Jaarrekening en accountantsrapport Stichting Whitestone over 2015 --dit document is elektronisch gewaarmerkt-- INHOUDSOPGAVE Pagina Accountantsrapport Samenstellingsverklaring van de accountant 1 Algemeen

Nadere informatie

VERSLAG (2016/C 449/07)

VERSLAG (2016/C 449/07) 1.12.2016 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 449/41 VERSLAG over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding betreffende het begrotingsjaar 2015

Nadere informatie

NEDERLANDSE FEDERATIE VOOR NEFROLOGIE TE UTRECHT. Rapport inzake jaarstukken maart 2019

NEDERLANDSE FEDERATIE VOOR NEFROLOGIE TE UTRECHT. Rapport inzake jaarstukken maart 2019 NEDERLANDSE FEDERATIE VOOR NEFROLOGIE TE UTRECHT Rapport inzake jaarstukken 2018 13 maart 2019 INHOUDSOPGAVE Pagina BEOORDELINGSVERKLARING 1 Opdracht 4 2 Algemeen 5 3 5 JAARREKENING 1 Balans per 31 december

Nadere informatie

11 SEP Stichting Hugo de Vries Fonds. te Amsterdam. Rapport inzake de jaarrekening JBIO ihqtkomtn d.d.:

11 SEP Stichting Hugo de Vries Fonds. te Amsterdam. Rapport inzake de jaarrekening JBIO ihqtkomtn d.d.: Van Noort Gassler & Co accountants & adviseurs JBIO ihqtkomtn d.d.: 11 SEP. 2018 Stichting Hugo de Vries Fonds te Amsterdam Rapport inzake de jaarrekening 2017 INHOUDSOPGAVE ACCOUNTANTSRAPPORT 3 1 2 3

Nadere informatie

Nieuwe bepalingen over verbonden partijen en niet in de balans opgenomen regelingen

Nieuwe bepalingen over verbonden partijen en niet in de balans opgenomen regelingen Nieuwe bepalingen over verbonden partijen en niet in de balans opgenomen regelingen Eind 2008 zijn in de Nederlandse wet nieuwe bepalingen opgenomen met vereisten voor de toelichting van de jaarrekening.

Nadere informatie

Financieel verslag Stichting Waga Winschoten. Fin verslag Stichting Waga 2018.xlsx

Financieel verslag Stichting Waga Winschoten. Fin verslag Stichting Waga 2018.xlsx Financieel verslag 2018 Stichting Waga Winschoten Pagina 1 Inhoud Jaarrekening 2 Balans per 31 december 2017 3 Staat van baten en lasten 2017 4 Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten

Nadere informatie

Stichting Steunfonds KansPlus gevestigd te Houten

Stichting Steunfonds KansPlus gevestigd te Houten gevestigd te Houten Rapport inzake de Jaarrekening 2012 INHOUDSOPGAVE Pagina 1. Accountantsrapport 1.1 Opdracht 2 1.2 Algemeen 3 1.3 Resultaten 4 1.4 Financiële positie 5 2. Jaarrekening 2.1 Balans per

Nadere informatie

JAARREKENING Stichting Milieu-Educatief Centrum Maarssen t.a.v. het stichtingsbestuur Endelhovenlaan GR Maarssen UITGEBRACHT AAN:

JAARREKENING Stichting Milieu-Educatief Centrum Maarssen t.a.v. het stichtingsbestuur Endelhovenlaan GR Maarssen UITGEBRACHT AAN: JAARREKENING 2015 UITGEBRACHT AAN: Stichting Milieu-Educatief Centrum t.a.v. het stichtingsbestuur Endelhovenlaan 1 3601 GR KVK NUMMER: 41184853 DATUM: 14 maart 2016 Freen & Co bv Oosterpark 77-78 1092

Nadere informatie

Participatieregelingen: beloning of investering?

Participatieregelingen: beloning of investering? Participatieregelingen: beloning of investering? Participatieregelingen zijn een veel voorkomend instrument om management te binden en te belonen, zowel in corporate- als privateequity-omgevingen. Ondernemingen

Nadere informatie

Concept Praktijkhandreiking 1119 Nadere toelichtingen in de goedkeurende controleverklaring

Concept Praktijkhandreiking 1119 Nadere toelichtingen in de goedkeurende controleverklaring Nadere toelichtingen in de goedkeurende controleverklaring maart 2012 Concept Praktijkhandreiking 1119 Inleiding Binnen de huidige wet- en regelgeving kan de accountant reeds uitdrukkelijk inspelen op

Nadere informatie

CONCEPT. Stichting Rijksherbariumfonds dr. E. Kits van Waveren. te Leiden. Rapport inzake de jaarrekening Geen accountantscontrole toegepast

CONCEPT. Stichting Rijksherbariumfonds dr. E. Kits van Waveren. te Leiden. Rapport inzake de jaarrekening Geen accountantscontrole toegepast Stichting Rijksherbariumfonds dr. E. Kits van Waveren te Leiden Rapport inzake de jaarrekening 2011 Geen accountantscontrole toegepast Inhoudsopgave Pagina Accountantsrapport Algemeen 2 Financiële positie

Nadere informatie

Triodos Custody bv JAARVERSLAG 2008. TlCustody

Triodos Custody bv JAARVERSLAG 2008. TlCustody Triodos Custody bv JAARVERSLAG 2008 TlCustody Inhoud 3 Directieverslag Jaarrekening 2008 4 Balans per 31 december 2008 5 Winst- en verliesrekening over 2008 6 Toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening

Nadere informatie

RAPPORT 2017/2018 STICHTING SAMEN RKC WAALWIJK

RAPPORT 2017/2018 STICHTING SAMEN RKC WAALWIJK RAPPORT 2017/2018 STICHTING SAMEN RKC WAALWIJK INHOUDSOPGAVE Pagina ACCOUNTANTSRAPPORT 1 Opdracht 1 2 Samenstellingsverklaring van de accountant 1 3 Algemeen 2 4 Resultaat 3 JAARREKENING 1 Balans per 30

Nadere informatie