Wet kinderopvang. Wet kinderopvang

Transcriptie

1 Wet kinderopg Wet 9 juli 2004 tot regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten kinderopg en waarborging de kwaliteit kinderopg (Wet kinderopg), laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2009, 580 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Begripsbepalingen Artikel In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: beroepskracht: 1. de persoon 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum en is belast met de verzorging en opvoeding kinderen; 2. de persoon 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau en is belast met het tot stand brengen en begeleiden gastouderopg; beroepskracht in opleiding: degene die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, en ten behoeve beroepspraktijkvorming is belast met de verzorging en opvoeding kinderen bij een kindercentrum of voorziening voor gastouderopg; gastouder: de natuurlijke persoon 18 jaar of ouder die gastouderopg biedt, met uitzondering natuurlijke personen wie een of meer kinderen op bij algemene maatregel bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, Boek 1 het Burgerlijk Wetboek, en met uitzondering de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens; gastouderbureau: een organisatie die gastouderopg tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst wie de betaling ouders aan gastouders geschiedt; gastouderopg: kinderopg: a. die plaatsvindt door tussenkomst een geregistreerd gastouderbureau; b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond artikel 5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopgtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner; c. waarbij de houder in totaal niet meer dan één voorziening voor gastouderopg exploiteert; d. waarbij de opg plaatsvindt op het woonadres de gastouder of op het woonadres een de ouders; en e. bestaande uit de gelijktijdige opg ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de leeftijd tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd tien jaar nog niet heeft bereikt; GGD: een gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 de Wet publieke gezondheid; houder: de rechtspersoon of natuurlijke persoon 18 jaar of ouder die een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopg of een gastouderbureau exploiteert; kindercentrum: een voorziening waar kinderopg plaatsvindt, anders dan gastouderopg; 342

2 kinderopg: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden kinderen tot de eerste dag de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint; kinderopgtoeslag: een tegemoetkoming het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten kinderopg; Onze Minister: Onze Minister Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder een kind op wie de kinderopg betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is pleegouderschap een subsidie op grond de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft; oudercommissie: de commissie, bedoeld in artikel 58; overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel r, de Wet financiering sociale verzekeringen; overheidswerknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, de Wet financiering sociale verzekeringen; register kinderopg: het register kinderopg, bedoeld in artikel 47a; Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; uitvoeringskosten: de kosten die door een gastouderbureau in rekening worden gebracht bij de ouder of de gastouder, niet zijnde de kosten gastouderopg; werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, de Wet financiering sociale verzekeringen; werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, de Wet financiering sociale verzekeringen. 2. Tot kinderopg worden niet gerekend: Uitzonderingen a. het toezichthouden op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze; b. verzorging en opvoeding in een peuterspeelzaal, waaronder wordt verstaan: een voorziening waarin uitsluitend kinderen af de leeftijd twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, verblijven in een speelgroep; c. verzorging en opvoeding die plaatsvindt in het kader de Wet op de jeugdzorg; d. verzorging en opvoeding kinderen, anders dan gastouderopg, die geschiedt op een plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft. Artikel 1a. 1. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering artikel 5, toepassing, met dien verstande dat met de aanwezigheid een partner geen rekening wordt gehouden in de kalendermaand waarin het partnerschap aangt of eindigt. 2. De uitvoering het toekennen, uitbetalen en terugvorderen de kinderopgtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst/. 3. In afwijking in zoverre het eerste lid zijn met betrekking tot tegemoetkomingen de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen alleen de volgende bepalingen de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen overeenkomstige toepassing: a. artikel 2, eerste lid, onderdelen b, g en p, b. artikel 3, c. artikel 4, d. artikel 6, e. artikel 9, Toepasselijkheid Awir Uitvoering toekennen toeslag Overeenkomstige toepassing 343

3 Wet kinderopg f. artikel 10, g. artikel In afwijking artikel 4, derde lid, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt een kind voor wie de pleegouder een subsidie ontgt op grond de Wet op de jeugdzorg, geacht door die pleegouder in belangrijke mate te worden onderhouden. Artikel 2 t/m 4. Vervallen HOOFDSTUK 2 KINDEROPVANGTOESLAG EN TEGEMOETKOMINGEN IN DE KOSTEN VAN KINDEROPVANG Paragraaf 1 Aanspraken op kinderopgtoeslag en tegemoetkomingen in de kosten kinderopg Aanspraak tegemoetkoming Artikel Een ouder heeft aanspraak op een kinderopgtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten kinderopg jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft: a. kinderopg in een geregistreerd kindercentrum; of b. gastouderopg in een geregistreerde voorziening voor gastouderopg die plaatsvindt door tussenkomst een geregistreerd gastouderbureau. 2. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. 3. Indien een gastouderbureau uit het register kinderopg, bedoeld in artikel 47a, wordt verwijderd, geldt de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde voorwaarde registratie het gastouderbureau niet, gedurende een bij algemene maatregel bestuur te bepalen uitlooptermijn waarbinnen de voorziening voor gastouderopg op grond artikel 47a, tweede lid, onderdeel c, in het register kinderopg ingeschreven blijft. Paragraaf 2 Kinderopgtoeslag Tegemoetkoming rijkswege Artikel Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopgtoeslag, indien de ouder in dat jaar: a. tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten, b. zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming de partner in de zin artikel 3.78 de Wet inkomstenbelasting 2001, c. algemene bijstand of een uitkering ontgt op grond de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet, en gebruik maakt een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, de Wet werk en bijstand, artikel 11, eerste lid, de Wet investeren in jongeren, artikel 34, eerste lid, onder a, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid, onder a, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopg met zich brengt, 344

4 d. een uitkering ontgt op grond de Wet werk en inkomen kunstenaars, en gebruik maakt een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader de uitoefening een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, de Wet werk en inkomen kunstenaars, e. de leeftijd 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing artikel 16 of artikel 18, eerste en vierde lid, de Wet werk en bijstand algemene bijstand ontgt of kan ontgen, f. als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende is geregistreerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, en gebruik maakt een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, de Wet werk en bijstand, g. een inburgeringsvoorziening volgt als bedoeld in artikel 19 de Wet inburgering, met uitzondering de ouder die op grond de onderdelen c of h dit artikellid een tegemoetkoming ontgt, h. recht heeft op of een uitkering ontgt op grond hoofdstuk II de Werkloosheidswet, en blijkens de bijlage of het plan, bedoeld in artikel 29, tweede lid, die wet, deelneemt aan een traject gericht op het vergroten de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 76a die wet bij een werkgever verricht, i. recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, arbeidsondersteuning op grond de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of een uitkering op grond hoofdstuk 7 de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of recht heeft op ziekengeld op grond de Ziektewet: 1. ten behoeve wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden, gericht op de bevordering de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 30a, achtste lid, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen laat verrichten, 2. ten behoeve wie de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 82 de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen werkzaamheden, gericht op de bevordering de inschakeling in het arbeidsproces als bedoeld in artikel 42 die wet laat verrichten, of 3. werkzaamheden op een proefplaats verricht als bedoeld in artikel 65g de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 2:24 of 3:69 de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, artikel 67e de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 37 de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of artikel 52e de Ziektewet, j. is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 de Wet studiefinanciering k. dit onderdeel is nog niet in werking getreden; l. dit onderdeel is nog niet in werking getreden. 2. Een ouder die niet in Nederland woont, heeft slechts aanspraak op een kinderopgtoeslag indien hij in een andere lidstaat of Zwitserland woont en, daartoe getenland Woonachtig in buirechtigd, in Nederland arbeid verricht of een uitkering ontgt als bedoeld in het eerste lid, onder c, d, e, h of i, en gebruik maakt een in één die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 3. Een ouder met een partner heeft slechts aanspraak op een kinderopgtoeslag, indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en a. in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht, Ouder met partner 345

5 Wet kinderopg b. een uitkering ontgt als bedoeld in het eerste lid, onder c, d, e, h of i, en gebruik maakt een in één die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving een andere lidstaat of Zwitserland, c. werkloos wordt als bedoeld in het tweede lid en een uitkering ontgt als bedoeld in het tweede lid, onder a of b, of een daarmee vergelijkbare uitkering, vastgesteld krachtens de wetgeving een andere lidstaat of Zwitserland, of d. een persoon is als bedoeld in het eerste lid, onder f, g, j, k of l. 4. Voor de toepassing deze wet wordt met inkomen uit werk en woning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gelijkgesteld een daarmee overeenkomend inkomen dat niet tot het verzamelinkomen de ouder behoort omdat het niet behoort tot het Nederlands inkomen als bedoeld in hoofdstuk 7 de Wet inkomstenbelasting 2001, of is vrijgesteld op grond bepalingen internationaal recht. 5. Dit lid is nog niet in werking getreden. Voorwaarden en hoogte tegemoetkoming rijkswege Uurprijs Indexering Verhoging kinderopgtoeslag werkende ouder/partner Artikel De hoogte de kinderopgtoeslag is afhankelijk : a. de draagkracht, en b. de kosten kinderopg per kind die worden bepaald door: 1º. het aantal uren kinderopg per kind in het berekeningsjaar, 2º. de voor die kinderopg te betalen prijs, met inachtneming het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en 3º. de soort kinderopg. 2. De uurprijs die bij de hoogte de kinderopgtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. Dat bedrag kan per soort kinderopg verschillend worden vastgesteld en kan voor kinderopg die plaatsvindt in landen die geen deel uitmaken de Europese Unie dan wel geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte lager worden vastgesteld. 3. Bij algemene maatregel bestuur kunnen regels worden gesteld over de redelijke verhouding tussen het aantal, al dan niet in dienstverband, gewerkte uren de ouder en zijn partner alsmede de in verband daarmee benodigde reistijd, en het aantal uren kinderopg waarvoor toeslag kan worden aangevraagd. Desgevraagd toont de ouder ten genoegen de Belastingdienst/ aan dat aan de in de eerste volzin bedoelde regels is voldaan. 4. Het aantal uren kinderopg dat in aanmerking wordt genomen bij de hoogte de kinderopgtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gaat een bij algemene maatregel bestuur vast te stellen maximum, dat per soort kinderopg of per leeftijdsgroep verschillend kan worden vastgesteld, niet te boven. 5. De bedragen, bedoeld in het tweede lid, en de mate waarin het toetsingsinkomen de ouder en, indien hij een partner heeft, dat zijn partner een rol speelt bij de hoogte de kinderopgtoeslag, worden per 1 januari ieder kalenderjaar bij regeling Onze Minister herzien aan de hand een bij algemene maatregel bestuur aan te wijzen index ter zake lonen of prijzen. 6. Bij of krachtens algemene maatregel bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de hoogte en de berekeningswijze de kinderopgtoeslag, waarbij tevens tabellen worden vastgesteld, waaruit de relatie tussen de kosten kinderopg en de kinderopgtoeslag kan worden afgelezen. Artikel Indien een ouder en diens partner tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, wordt de kinderopgtoeslag vermeerderd met een bedrag dat overeenkomt met een derde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 346

6 2. Voor een ouder die geen partner heeft en tegenwoordige arbeid verricht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a of b, wordt de kinderopgtoeslag vermeerderd met een bedrag dat overeenkomt met een zesde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 3. Het tweede lid is overeenkomstige toepassing op een ouder met een partner die een persoon is als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, of artikel 29, eerste lid, onderdeel a. 4. Bij de toepassing het eerste tot en met derde lid is artikel 7, tweede en vierde lid, overeenkomstige toepassing. Artikel De financiële middelen tot dekking de uitgaven voor de vermeerdering de kinderopgtoeslag, bedoeld in artikel 8, eerste tot en met derde lid, voor zover toegekend aan ouders die als werknemer of overheidswerknemer tegenwoordige arbeid verrichten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, worden verkregen door het heffen een opslag op de premie die ten gunste komt het sectorfonds, bedoeld in artikel 23, tweede lid, de Wet financiering sociale verzekeringen, onderscheidenlijk de premie, bedoeld in artikel 29 die wet. 2. De premieopslagen, bedoeld in het eerste lid, zijn verschuldigd door de werkgever onderscheidenlijk de overheidswerkgever. 3. De premieopslagen worden vastgesteld bij ministeriële regeling. De artikelen 26 onderscheidenlijk 31 de Wet financiering sociale verzekeringen zijn overeenkomstige toepassing. 4. Op de heffing en invordering de premieopslagen zijn de artikelen 57, 59 en 60 de Wet financiering sociale verzekeringen overeenkomstige toepassing. Premieopslagen werkgever Artikel 10 t/m 21. Vervallen Paragraaf 3 Tegemoetkoming de gemeente Artikel Een ouder heeft in een berekeningsjaar aanspraak op een tegemoetkoming de gemeente: a. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is die een uitkering ontgt en gebruik maakt een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, d of e, of als niet-uitkeringsgerechtigde gebruik maakt een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder f, voor wie het college burgemeester en wethouders op grond artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, of derde lid, tweede zin, de Wet werk en bijstand, artikel 11, eerste lid, de Wet investeren in jongeren, artikel 34, eerste lid, onder a, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 34, eerste lid, onder a, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 30a, derde lid, onder a, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of artikel 72, tweede lid, de Werkloosheidswet, verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling of die gebruik maakt een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, de Wet werk en inkomen kunstenaars; b. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder g, j, k of l; c. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a of b, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en een uitkering ontgt als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, d, of e, en gebruik maakt een in één die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling, voor wie het college burgemeester en wethouders op grond Voorwaarden aanspraak op tegemoetkoming gemeente 347

7 Wet kinderopg de wetten, genoemd onder a, verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling, of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving een andere lidstaat of Zwitserland, of voor zover de partner in dat jaar een persoon is als bedoeld onder b; d. voor zover de ouder in dat jaar een persoon als bedoeld onder a of b, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en een uitkering ontgt als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, en gebruik maakt een in één die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling, voor wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving een andere lidstaat of Zwitserland; e. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon als bedoeld onder c; f. voor zover de ouder in dat jaar een persoon als bedoeld onder a of b, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht; g. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon als bedoeld onder c. 2. Aanspraak op een tegemoetkoming de gemeente heeft eveneens een ouder, voor zover de ouder in een berekeningsjaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, en algemene bijstand ontgt op grond de Wet werk en bijstand, of een inkomensvoorziening op grond de Wet investeren in jongeren en, indien hij een partner heeft, voor zover zijn partner een persoon is die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht en algemene bijstand ontgt op grond de Wet werk en bijstand of een daarmee vergelijkbare uitkering, vastgesteld krachtens de wetgeving een andere lidstaat of Zwitserland. 3. De aanspraak bestaat jegens de gemeente waar de ouder zijn woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 Boek 1 het Burgerlijk Wetboek. 4. Een persoon als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, heeft slechts aanspraak op een tegemoetkoming, indien hij geen partner heeft. Artikel 23. Treedt in werking op nader te bepalen tijdstip Hoogte tegemoetkoming gemeente Artikel De tegemoetkoming de gemeente bedraagt: a. voor een ouder als bedoeld in artikel 22 eerste lid, onder c, voorzover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, e of f, een derde deel de kosten kinderopg, verhoogd met een bij regeling Onze Minister zodanig vast te stellen bedrag, dat het totaal aan kinderopgtoeslag en tegemoetkoming de gemeente niet meer bedraagt dan de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid; b. voor een ouder als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder c, voor zover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, g, j, k of l, een derde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 2. De tegemoetkoming de gemeente bedraagt: a. voor een ouder als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, b, d, e, f of g, voorzover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, e of f, een zesde deel de kosten kinderopg, verhoogd met een bij regeling Onze Minister zodanig vast te stellen bedrag, dat het totaal aan kinderopgtoeslag en tegemoetkoming de gemeente niet meer bedraagt dan kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid; 348

8 b. voor een ouder als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, b, d, e, f of g, voorzover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder d, g, j, k of l, een zesde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 3. De tegemoetkoming de gemeente bedraagt voor een ouder of zijn partner als bedoeld in artikel 22, tweede lid, een bij regeling Onze Minister zodanig vast te stellen bedrag, dat het totaal aan kinderopgtoeslag en tegemoetkoming de gemeente niet meer bedraagt dan de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 4. Bij regeling Onze Minister kunnen regels worden gesteld ter voorkoming samenloop tegemoetkomingen ingevolge dit artikel, voorzover de ouder en zijn partner personen zijn als bedoeld in het eerste lid, onder a, onderscheidenlijk met tegemoetkomingen ingevolge artikel 30, voorzover het gevallen betreft, waarin, ofwel de ouder ofwel zijn partner een persoon is als bedoeld in het tweede lid, onder a, en de ander een persoon is als bedoeld in artikel 30, tweede lid. Artikel 25. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast omtrent de tegemoetkoming de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling de tegemoetkoming. Artikel De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college burgemeester en wethouders. 2. De ouder doet bij de aanvraag zo mogelijk opgave zijn burgerservicenummer, of bij het ontbreken daar, zijn sociaal-fiscaalnummer en dat zijn partner en het kind waarop de tegemoetkoming betrekking heeft. 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door die partner. Nadere regels tegemoetkoming gemeente Aanvraag tegemoetkoming gemeente Artikel De ouder verstrekt desgevraagd aan het college burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte de tegemoetkoming de gemeente belang zijn. 2. De inlichtingen en gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt binnen een door het college burgemeester en wethouders te stellen redelijke termijn. 3. Inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling een lagere tegemoetkoming worden, onmiddellijk na het bekend worden daar, door de ouder schriftelijk verstrekt aan het college burgemeester en wethouders. 4. De houder verstrekt desgevraagd aan het college burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak een ouder op de tegemoetkoming de gemeente belang zijn. Artikel 27. Het college burgemeester en wethouders maakt bij de uitvoering deze wet gebruik het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daar, het sociaal-fiscaalnummer. Gegevensverstrekking voor tegemoetkoming gemeente Paragraaf 4 Tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Artikel Een ouder heeft in een berekeningsjaar aanspraak op een tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: a. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is die een uitkering ontgt en gebruik maakt een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, tenzij het college burgemeester en wethouders op grond artikel 72, tweede lid, de Werkloosheidswet, artikel 30a, derde lid, onder a, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of op grond Tegemoetkoming UWV 349

9 Wet kinderopg artikel 7, derde lid, tweede zin, de Wet werk en bijstand verantwoordelijk is voor het ondersteunen die ouder bij arbeidsinschakeling; b. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en een uitkering ontgt als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, en gebruik maakt een in één die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling, tenzij het college burgemeester en wethouders op grond de wetten, genoemd onder a, verantwoordelijk is voor het ondersteunen die partner bij arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving een andere lidstaat of Zwitserland; c. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder c; d. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a of b, en zijn partner in dat jaar een persoon als bedoeld onder b; e. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld onder a, en zijn partner in dat jaar een persoon die in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont en in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht; f. voor zover de ouder in dat jaar een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, en zijn partner een persoon als bedoeld onder b. 2. Een persoon als bedoeld in het eerste lid onder a heeft slechts aanspraak op een tegemoetkoming indien hij geen partner heeft. Berekening tegemoetkoming UWV Aanvraag tegemoetkoming UWV Artikel De tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bedraagt voor een ouder als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, voorzover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, een derde deel de kosten kinderopg, verhoogd met een bij regeling Onze Minister zodanig vast te stellen bedrag, dat het totaal aan kinderopgtoeslag en tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet meer bedraagt dan de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 2. De tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bedraagt voor de overige ouders, bedoeld in artikel 29, eerste lid, voorzover de ouder een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, een zesde deel de kosten kinderopg, verhoogd met een bij regeling Onze Minister zodanig vast te stellen bedrag, dat het totaal aan kinderopgtoeslag en tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet meer bedraagt dan de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 3. Bij regeling Onze Minister kunnen regels worden gesteld ter voorkoming samenloop tegemoetkomingen ingevolge dit artikel, voorzover de ouder en zijn partner personen zijn als bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk met tegemoetkomingen ingevolge artikel 24, voorzover het gevallen betreft, waarin, ofwel de ouder ofwel zijn partner een persoon is als bedoeld in het tweede lid en de ander een persoon is als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder a. Artikel De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. 2. De ouder doet bij de aanvraag zo mogelijk opgave zijn zijn burgerservicenummer of, bij het ontbreken daar, zijn sociaal-fiscaalnummer en dat zijn partner en het kind waarop de tegemoetkoming betrekking heeft. 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door die partner. 350

10 Artikel 32. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen maakt bij de uitvoering deze wet gebruik het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daar, het sociaal-fiscaalnummer. Artikel De ouder verstrekt desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen alle gegevens en inlichtingen hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte de tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut belang zijn. 2. De inlichtingen en gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt binnen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen redelijke termijn. 3. Inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling een lagere tegemoetkoming worden, onmiddellijk na het bekend worden daar, door de ouder schriftelijk verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. 4. De houder verstrekt desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak een ouder op de tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen belang zijn. Gegevensverstrekking tegemoetkoming UWV Artikel 34. Bij of krachtens algemene maatregel bestuur worden regels gesteld omtrent de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling de tegemoetkoming het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Paragraaf 5 Voortzetting aanspraak tegemoetkomingen Artikel Het college burgemeester en wethouders kan besluiten dat een ouder, die een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c tot en met f, voor wie het college burgemeester en wethouders op grond artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, of derde lid, tweede volzin, de Wet werk en bijstand, artikel 11, eerste lid, de Wet investeren in jongeren, artikel 34, eerste lid, onder a, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 34, eerste lid, onder a, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 30a, derde lid, onder a, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of artikel 72, tweede lid, de Werkloosheidswet, verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling of die gebruik maakt een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling in het kader een gemengde beroepspraktijk als bedoeld in artikel 21, eerste lid, de Wet werk en inkomen kunstenaars, na beëindiging de aanspraak op grond artikel 22, in aansluiting daarop aanspraak heeft op een tegemoetkoming jegens de gemeente. Artikel 24 is toepassing. 2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan besluiten dat een ouder, die een persoon is als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder h of i, tenzij het college burgemeester en wethouders op grond artikel 72, tweede lid, de Werkloosheidswet, artikel 30a, derde lid, onder a, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen of op grond artikel 7, derde lid, tweede volzin, de Wet werk en bijstand verantwoordelijk is voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling, na beëindiging de aanspraak op grond artikel 29, in aansluiting daarop aanspraak heeft op een tegemoetkoming jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Artikel 30 is toepassing. 3. Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt slechts genomen met betrekking tot een ouder of diens partner, die naar het oordeel het college burgemeesters en wethouders onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of een met het college burgemeester en wethouders onder- Nadere regels Aanspraak tegemoetkoming als ondersteuning bij arbeidsinschakeling 351

11 Wet kinderopg scheidenlijk Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vergelijkbaar bestuursorgaan in een andere lidstaat of Zwitserland, naar vermogen tracht arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. In een zodanig geval heeft de ouder eveneens aanspraak op een kinderopgtoeslag, voor zover hij niet reeds een aanspraak heeft op grond artikel 6. Maximale duur 4. Bij regeling Onze Minister worden regels gesteld omtrent de maximale duur aanspraken, verleend op grond het eerste of tweede lid. Paragraaf 6 Invordering Artikel 36 en 37. Vervallen Invordering tegemoetkoming door gemeente Invordering tegemoetkoming door UWV Artikel Bedragen door een ouder of diens partner in het kader deze wet verschuldigd aan de gemeente worden ingevorderd door het college burgemeester en wethouders. Een bedrag is invorderbaar af een maand na de dag dagtekening de beschikking waarbij de vordering is ontstaan. 2. De artikelen 58 tot en met 60 de Wet werk en bijstand zijn overeenkomstige toepassing. Artikel 39. Op de invordering bedragen door een ouder of diens partner in het kader deze wet verschuldigd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn de artikelen 57 tot en met 57b de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering overeenkomstige toepassing. Paragraaf 7 Overige bepalingen Geen verrekening tegemoetkoming met andere publiekrechtelijke uitkeringen Geen beslag tegemoetkoming Artikel 40. De kinderopgtoeslag, alsmede de tegemoetkomingen de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen blijven buiten beschouwing bij de verlening andere op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen. Artikel De tegemoetkomingen de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening of beslag, waaronder begrepen beslag ingevolge faillissement of toepassing de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tenzij het betreft de inning : a. vorderingen houders ter zake verleende kinderopg; b. vorderingen de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. 2. Elk beding dat strijdt met het eerste lid, is nietig. Artikel 42 en 43. Vervallen Hoofdelijke aansprakelijkheid ouders t.a.v. schulden Artikel 44. De ouder en zijn partner zijn ten aanzien schulden voortvloeiend uit vorderingen de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ingevolge deze wet, hoofdelijk aansprakelijk. (...) 352

12 Overgangsrecht Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006 (Stb. 2006, 647) Artikel IA. Indien op grond artikel 11 de Wet kinderopg zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, een aanvraag tot vaststelling de tegemoetkoming het Rijk over het tegemoetkomingsjaar 2005 wordt gedaan, wordt in afwijking dat artikel die aanvraag als tijdig beschouwd, indien deze is gedaan vóór 1 april 2007 en de aanspraak op de tegemoetkoming uitsluitend bestaat op grond artikel 6, vierde lid, de Wet kinderopg zoals dit artikellid komt te luiden nadat artikel I, onderdeel A, onder 3 en 4, deze wet is getreden. Overgangsrecht Belastingplan 2007 (Stb. 2006, 682) Artikel XXIV. 1. Voor het tegemoetkomingsjaar 2005 blijft de Wet kinderopg zoals deze wet luidde op 31 december 2005, toepassing op de extra tegemoetkoming het Rijk, bedoeld in de artikelen 94 tot en met 96 die wet. 2. Voor het berekeningsjaar 2006 blijft de Wet kinderopg zoals deze wet luidde op 31 december 2006, toepassing op de extra kinderopgtoeslag, bedoeld in de artikelen 94 tot en met 96 die wet. Artikel XXV. 1. Een op het tijdstip inwerkingtreding deze wet geldend beding een arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst of andere overeenkomst, inhoudende dat de werkgever jegens of ten behoeve de ouder die als werknemer tegenwoordige arbeid verricht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, de Wet kinderopg verplicht is een bijdrage in de kosten kinderopg te verstrekken, blijft buiten toepassing, voorzover die bijdrage overeenkomt met of minder bedraagt dan het bedrag de vermeerdering de kinderopgtoeslag, bedoeld in artikel 8 de Wet kinderopg, waarop de ouder aanspraak kan maken, waarbij de hoogte de bedoelde vermeerdering wordt gesteld op: a. een zesde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de Wet kinderopg; b. in geval de bijdrage mede betrekking heeft op de omstandigheid dat een ouder een partner heeft die zijn werkgever geen bijdrage in de kosten kinderopg ontgt of een bijdrage die minder bedraagt dan een zesde deel die kosten: een derde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de Wet kinderopg, verminderd met de door de partner ontgen bijdrage; c. in geval de bijdrage mede betrekking heeft op de omstandigheid dat een ouder geen partner heeft: een derde deel de kosten kinderopg, bedoeld in artikel 7, eerste lid, de Wet kinderopg. 2. Het eerste lid is overeenkomstige toepassing op een aldaar bedoeld beding tot verstrekking kinderopg. 3. Bij de toepassing het eerste en tweede lid is artikel 7, tweede lid, de Wet kinderopg overeenkomstige toepassing. 4. Voor de toepassing het eerste en tweede lid wordt met een collectieve arbeidsovereenkomst gelijkgesteld een regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan en wordt met werkgever onderscheidenlijk werknemer gelijkgesteld overheidswerkgever onderscheidenlijk overheidswerknemer. 353