Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting Wisselkoersarrangement Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 20 maart 1979 Met ingang van 13 februari jl. is voor Nederland in het kader van de invoering van het Europese Monetaire Stelsel een nieuw wisselkoersarrangement van kracht geworden, dat is vervat in het bijgaande Wisselkoersbesluit Voor de toelichting op dit besluit moge ik verwijzen naar de heden eveneens aan uw Kamer aangeboden nota inzake het EMS. Over het voorbereidend overleg ter zake op communautair niveau heb ik het parlement schriftelijk en mondeling reeds ingelicht (Kamerstukken ,15 132, nr. 1, ,15 132, nrs. 2 en 3, en Handelingen Tweede Kamer , blz ). De resultaten van het overleg in de Europese Raad van 4 en 5 december 1978 zijn door mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken in een brief aan het parlement voorgelegd (Kamerstukken ,15 414, nr. 1). De Minister van Financiën, F. H. J. J. Andriessen S-Fin Tweede Kamer, zitting , , nr. 1 1

2 o

3 Besluit van 13 maart 1979 houdende regelen betreffende de wisselkoersarrangementen met betrekking tot de gulden (Wisselkoersbesluit 1979) Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Generale Thesaurie, Directie Buitenlandse Financiële Betrekkingen, van 12 maart 1979, nr , gedaan met instemming van de Raad van Ministers; Gelet op artikel 2 van de Wet inzake de wisselkoers van de gulden (Stb. 1978,332); Gezien de resolutie van de Raad van regeringsleiders van de lid-staten van de Europese Gemeenschappen van 5 december 1978; Gezien de verordeningen van de Raad voor de Europese Gemeenschappen van 18 december 1978, nrs. 2990/78 en 2991/78; Gezien het advies van De Nederlandsche Bank N.V. van 27 december 1978; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1 1. Met betrekking tot de gulden geldt, te rekenen met ingang van 13 maart 1979, het wisselkoersarrangement van het Europese Monetaire Stelsel, waaraan Nederland deelneemt, te zamen met België en Luxemburg, de Bondsrepubliek Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Ierland en Italië. 2. Op grond van het in het eerste lid bedoelde arrangement worden de volgende middenkoersen vastgesteld: 100 Belgische/Luxemburgse franken f Deense kronen f Duitse marken f Franse franken f Iers pond f Italiaanse lires f Daarbij wordt een fluctuatiemarge in acht genomen van 2,25 % ter weerszijden van de middenkoersen, behoudens wat betreft de Italiaanse lire, waarvoor een fluctuatiemarge van ten hoogste 6% in acht wordt genomen. 3. Met betrekking tot de koers van de gulden geldt een afwijkingsdrempel als bedoeld in paragraaf 3.5 van de resolutie van de Raad van regeringsleiders van de lid-staten van de Europese Gemeenschappen van 5 december Voor valuta's, waarop de bedoelde regeling niet van toepassing is, worden geen middenkoersen vastgesteld. Artikel 2 Onze Minister van Financiën is gemachtigd de toepassing van artikel 1, eerste, tweede en derde lid, geheel of gedeeltelijk op te schorten, indien en voor zolang de ontwikkeling op de wisselmarkt daartoe noodzaakt. Tweede Kamer, zitting ,15 534, nr. 1 3

4 Artikel 3 Ons besluit van 21 juli 1978, Stb. 405, wordt ingetrokken. Artikel 4 Dit besluit kan worden aangehaald als: Wisselkoersbesluit Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Nederlandse Staatscourant zal worden geplaatst. Lech, 13 maart 1979 Juliana De Ministervan Financiën, F. H. J. J. Andriessen Tweede Kamerzitting ,15 534, nr. 1 4

5 Advies van De Nederlandsche Bank N.V. inzake het ontwerp-wisselkoersbesluit 1979 Amsterdam, 27 december Zijne Excellentie de Ministervan Financiën Casuariestraat VB 's-gravenhage Excellentie, Hierbij bevestigen wij het mondelinge advies, dat wij gelet op artikel 2 lid 3 van de Wet inzake de wisselkoers van de gulden hebben uitgebracht met betrekking tot het standpunt van de Regering inzake het wisselkoersarrangement van het Europees Monetair Stelsel. Wij willen vooropstellen, dat het in de Resolutie van de Europese Raad van 5 december 1978 neergelegde streven, te komen tot een nauwere economische en monetaire samenwerking in Europa, onze volledige instemming heeft. Het streven naar stabiele wisselkoersen tussen de deelnemende landen is hier geplaatst in het kader van de meer algemene doelstelling, een zone van monetaire stabiliteit te verwezenlijken. Wij kunnen ons er dan ook mee verenigen, dat naast handhaving van de bestaande wisselkoersen ten opzichte van de aan het slangarrangement deelnemende EEG-landen, voortaan ook stabiliteit wordt nagestreefd in de wisselkoersverhoudingen met Frankrijk, Ierland en Italië. Ten aanzien van de afwijkingsdrempel delen wij de visie, die tijdens de onderhandelingen ook door de Minister van Financiën naar voren is gebracht. Deze drempel moet worden gezien als een instrument, dat kan bijdragen tot intensivering van de noodzakelijke beleidsconsultaties tussen de lid-staten, en niet als een punt welks overschrijding onder alle omstandigheden tot het nemen van maatregelen zou moeten leiden. Dit geldt te meer, nu vooralsnog overschrijding van deze drempel zou kunnen samenhangen met de omstandigheid, dat een aan het stelsel deelnemend land aanzienlijk bredere wisselkoersmarges in acht neemt dan de andere landen, terwijl in de rekeneenheid ook de valuta is opgenomen van een land dat niet aan het wisselkoersarrangement deelneemt. Met nadruk willen wij de uitspraak onderschrijven, vervat in de conclusies van het Presidium van de Europese Raad van 6-7 juli 1978, dat een stelsel van nauwere monetaire samenwerking slechts succes zal hebben indien de deelnemende landen een beleid voeren dat leidt tot grotere interne en externe stabiliteit. Voorwaarde voor de nagestreefde stabiliteit is een beleid, dat in ieder der lid-staten een hoge mate van prioriteit geeft aan vermindering van de inflatie. Zolang de verschillen in inflatie tussen de aan het arrangement deelnemende landen de omvang hebben van dit moment, is voor de geloofwaardigheid der wisselkoersverhoudingen van essentieel belang, dat er uitzicht op verbetering bestaat. Tegelijkertijd dient het monetaire beleid in de deelnemende landen de mogelijkheid te hebben, in voldoende mate rekening te houden met de eisen van extern evenwicht. Deze mogelijkheid hangt nauw samen met omvang en wijze van financiering van de overheidstekorten. Het interne beleid zal derhalve in overeenstemming moeten zijn met de beslissing der deelnemende regeringen aan het Europees Monetair Stelsel deel te nemen. De Nederlandsche Bank N.V. G. A. Kessler, fd president B. A. J. M. van Hellenberg Hubar, directeur-fd secretaris Tweede Kamer, zitting , , nr. 1 5