: negatief bindend studieadvies, persoonlijke omstandigheden Datum uitspraak : 23 september 2005

Transcriptie

1 Trefwoorden : negatief bindend studieadvies, persoonlijke omstandigheden Datum uitspraak : 23 september 2005 Hoofdoverwegingen : Het College is van oordeel dat, mede gezien het in het studiejaar behaalde aantal studiepunten, de student onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de persoonlijke omstandigheden van zodanige invloed zijn geweest op de studieprestaties, dat ten gevolge daarvan de norm voor het kunnen doorstromen naar de hoofdfase niet is behaald. Daarnaast is niet komen vast te staan dat de opleiding tekort is geschoten in de naleving van artikel 12 lid 1.2 van de OER, nu, hoewel daarover tussen partijen verschil van mening bestaat, het College, onder meer op grond van de ter zitting getoonde gespreksnotities, het aannemelijk acht dat de in het kader van de studieloopbaanbegeleiding vereiste (drie) gesprekken tijdig hebben plaatsgevonden. Het College van Beroep, zitting houdende op 13 september 2005, gehoord de partijen en gezien de stukken, overweegt ten aanzien van de feiten, 1. De student heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de opleiding d.d. 15 juli 2005 waarbij de student, op grond van het door hem in het studiejaar behaalde aantal studiepunten, een bindend negatief studieadvies (BSA) is toegekend en hij derhalve is afgewezen voor vervolginschrijving aan de opleiding. 2. De student heeft in zijn beroepschrift, zakelijk weergegeven, gesteld dat hij ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet in staat is geweest te voldoen aan de voor de doorstroming van de propedeuse naar de postpropedeuse gestelde norm van 40 studiepunten (ECTS). Daarnaast stelt student dat niet voldaan is aan de formele vereisten, voortvloeiend uit het traject van studielooopbaanbegeleiding. 3. De opleiding stelt dat de student met name in het eerste kwartiel competenties heeft behaald en, over het gehele studiejaar bezien, op de specifieke beroepscompetenties (bouwcompetenties) slecht heeft gescoord. De behaalde studieresultaten zijn zodanig dat, naar de mening van de opleiding, niet kan worden gesteld dat de door de student aangevoerde omstandigheden van doorslaggevende invloed zijn geweest op de door de student geleverde studieprestaties.

2 Het College van Beroep beoordeelt het geschil: 1. Ingevolge artikel 7.61 lid 1 sub a WHW (Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek) kan van besluiten betreffende een bindend studieadvies beroep worden ingesteld bij het College van Beroep, zodat het College van Beroep bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige, tijdig ingestelde beroep. 2. Uitgangspunt van de WHW is dat aan iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding bij onvoldoende resultaat een afwijzend bindend advies uitgebracht kan worden over de voortzetting van de studie. Daarbij dienen persoonlijke omstandigheden door het instellingsbestuur in acht te worden genomen. 3. In artikel 7.8b lid 1 van de WHW is bepaald dat het instellingsbestuur iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale bacheloropleiding advies uitbrengt over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. In lid 3 van hetzelfde artikel is bepaald dat het instituutsbestuur aan het hiervoor genoemde advies een afwijzing kan verbinden, overeenkomstig de door het bestuur vast te stellen regels. Het instellingsbestuur kan tot afwijzing overgaan, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden, indien de student niet voldoet aan de studievereisten die zij heeft vastgesteld. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke persoonlijke omstandigheden het instellingsbestuur bij zijn beoordeling dient te betrekken. In concreto gaat het daarbij om omstandigheden die tot studievertraging aanleiding hebben kunnen geven, zoals ziekte, handicap, bijzondere familieomstandigheden en bestuursactiviteiten. 4. In artikel 11 van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding is bepaald dat de student die minder dan 40 studiepunten in het studiejaar heeft behaald, het recht tot het vervolgen van de opleiding kan worden ontzegd. Ingevolge artikel 12 lid 4 van de OER dient de opleiding na te gaan of de student persoonlijke omstandigheden heeft aangevoerd. Aan de hand van de studieresultaten in het eerste, propedeutisch jaar, kan de opleiding zich een beeld vormen van de capaciteiten van de student en in het licht daarvan beoordelen of de gekozen opleiding aansluit bij de mogelijkheden van de student. Aangezien de student in het studiejaar niet aan de vastgestelde BSA norm heeft voldaan, was de opleiding gerechtigd aan de student het onderhavige bindende studieadvies te geven, tenzij bijzondere, persoonlijke omstandigheden tot een andere besluitvorming hadden behoren te leiden. Onbetwist en door het College van Beroep aangenomen is dat er in casu bijzondere, persoonlijke omstandigheden aanwezig waren.

3 5. Als uitgangspunt voor de beoordeling van de vraag of de student naar het oordeel van de opleiding ongeschikt moet worden geacht voor de opleiding, geldt de vastgestelde norm van 40 studiepunten, een en ander met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden. Het College is van oordeel dat, mede gezien het in het studiejaar behaalde aantal studiepunten, de student onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de persoonlijke omstandigheden van zodanige invloed zijn geweest op de studieprestaties, dat ten gevolge daarvan de norm voor het kunnen doorstromen naar de hoofdfase niet is behaald. Daarnaast is niet komen vast te staan dat de opleiding tekort is geschoten in de naleving van artikel 12 lid 1.2 van de OER, nu, hoewel daarover tussen partijen verschil van mening bestaat, het College, onder meer op grond van de ter zitting getoonde gespreksnotities, het aannemelijk acht dat de in het kader van de studieloopbaanbegeleiding vereiste (drie) gesprekken tijdig hebben plaatsgevonden. Het bovenstaande in aanmerking nemende, dient naar het oordeel van het College van Beroep het beroep ongegrond te worden verklaard. Het College van Beroep beslist: Het College van Beroep verklaart het beroep van de student ongegrond.

4 Trefwoorden : negatief bindend studieadvies, persoonlijke omstandigheden Datum uitspraak : 23 september 2005 Hoofdoverwegingen : Hoewel de student, door het niet bespreekbaar maken van de ontstane situatie, er zelf toe heeft bijgedragen dat de opleiding in haar besluitvorming omtrent de verstrekking van het onderhavige BSA de bijzondere omstandigheden niet heeft betrokken, is het College van oordeel dat deze omstandigheden, die het studeren zeer hebben bemoeilijkt, zodanig zwaarwegend zijn, dat bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet geconcludeerd kan worden dat de student niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het College van Beroep, zitting houdende op 1 september 2004, gehoord de partijen en gezien de stukken, overweegt ten aanzien van de feiten, 1. De student heeft op 8 augustus beroep aangetekend tegen het besluit van de opleiding d.d. 14 juli 2004 waarbij de student, op grond van het niet voldoen aan de door de opleiding gestelde BSA-norm, een negatief bindend studieadvies (BSA) is toegekend. 2. De student heeft in zijn beroepschrift, zakelijk weergegeven, gesteld dat hij door bijzondere omstandigheden, in casu betrokkenheid bij een ernstig verkeersongeval in december 2003, niet in staat is geweest te voldoen aan het voor de doorstroming van de propedeuse naar de postpropedeuse gestelde vereiste. 3. De opleiding stelt dat, bezien over de vier kwartielen, de door de student geleverde studieprestaties voor basisvakken, in zijn totaliteit, grotendeels onvoldoende zijn geweest. Daarnaast stelt de opleiding dat zij weliswaar, zij het informeel, bekend was met bijzondere omstandigheid waarop de student thans een beroep doet, doch dat de student, daartoe uitgenodigd, hierover niet met zijn studieloopbaanbegeleider heeft gecommuniceerd.

5 Het College van Beroep beoordeelt het geschil: 1. Ingevolge artikel 7.61 lid 1 sub a WHW (Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek) kan van besluiten betreffende een bindend studieadvies beroep worden ingesteld bij het College van Beroep, zodat het College van Beroep bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige, tijdig ingestelde beroep. 2. Uitgangspunt van de WHW is dat aan iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding bij onvoldoende resultaat een afwijzend bindend advies uitgebracht kan worden over de voortzetting van de studie. Daarbij dienen persoonlijke omstandigheden door het instellingsbestuur in acht te worden genomen. 3. In artikel 7.8b lid 1 van de WHW is bepaald dat het instellingsbestuur iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale bacheloropleiding advies uitbrengt over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. In lid 3 van hetzelfde artikel is bepaald dat het instituutsbestuur aan het hiervoor genoemde advies een afwijzing kan verbinden, overeenkomstig de door het bestuur vast te stellen regels. Het instellingsbestuur kan tot afwijzing overgaan, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden, indien de student niet voldoet aan de studievereisten die zij heeft vastgesteld. Bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is bepaald welke persoonlijke omstandigheden het instellingsbestuur bij zijn beoordeling dient te betrekken. In concreto gaat het daarbij om omstandigheden die tot studievertraging aanleiding hebben kunnen geven, zoals ziekte, handicap, bijzondere familieomstandigheden en bestuursactiviteiten. 4. In artikel 12 van de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding is bepaald dat de student die minder dan 28 studiepunten in het studiejaar heeft behaald, het recht tot het vervolgen van de opleiding kan worden ontzegd. Ingevolge artikel 12 lid 4 van de OER dient de opleiding na te gaan of de student persoonlijke omstandigheden heeft aangevoerd. Aan de hand van de studieresultaten in het eerste, propedeutisch jaar, kan de opleiding zich een beeld vormen van de capaciteiten van de student en in het licht daarvan beoordelen of de gekozen opleiding aansluit bij de mogelijkheden van de student. Aangezien de student in het studiejaar niet het benodigd aantal studiepunten heeft behaald, was de opleiding gerechtigd op basis van de door of namens haar vastgestelde norm aan de student het onderhavige bindende studieadvies te geven, tenzij bijzondere, persoonlijke omstandigheden tot een andere besluitvorming hadden behoren te leiden. Onbetwist en door het College van Beroep aangenomen is dat er in casu bijzondere, persoonlijke omstandigheden aanwezig waren. 5. Als uitgangspunt voor de beoordeling van de vraag of de student naar het oordeel van de opleiding ongeschikt moet worden geacht voor de opleiding,

6 geldt de vastgestelde norm van 28 studiepunten, een en ander met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden. Ter zitting is gebleken dat de student de ernst, reikwijdte en implicaties van het ongeval heeft onderschat en de ontstane situatie heeft aangemerkt als een hem persoonlijk betreffende omstandigheid die hij zelf diende op te lossen. 6. Hoewel de student, door het niet bespreekbaar maken van de ontstane situatie, er zelf toe heeft bijgedragen dat de opleiding in haar besluitvorming omtrent de verstrekking van het onderhavige BSA de bijzondere omstandigheden niet heeft betrokken, is het College van oordeel dat deze omstandigheden, die het studeren zeer hebben bemoeilijkt, zodanig zwaarwegend zijn, dat bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet geconcludeerd kan worden dat de student niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het bovenstaande in aanmerking nemende, dient naar het oordeel van het College van Beroep het beroep gegrond te worden verklaard. Het College van Beroep beslist: Het College van Beroep verklaart het beroep van de student gegrond en vernietigt de beslissing waarvan beroep.