Onderwijs- en Examen Regeling Bacheloropleidingen Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde

Transcriptie

1 Onderwijs- en Examen Regeling Bacheloropleidingen Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde Paragraaf 1 Algemene bepalingen art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de Bacheloropleiding Onderwijskunde en de Bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen, hierna te noemen: de opleidingen. De opleidingen worden verzorgd door het onderwijsinstituut Pedagogiek en Onderwijskunde binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht, hierna te noemen: de faculteit art. 1.2 begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; b. student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet; d. cursus: het geheel van onderwijs en toetsing van een onderdeel; e. toets: tentamen als bedoeld in art van de wet; f. praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden, zoals: het maken van een scriptie, het maken van een werkstuk of een proefontwerp, het uitvoeren van een onderzoekopdracht, het deelnemen aan een werkgroep, het samenwerken in groepsverband, het deelnemen aan veldwerk of een excursie, of het doorlopen van een stage; g. portfolio: het portfolio is een verzameling documenten waaruit de prestatie en de ontwikkeling van de student duidelijk worden voor zover ze relevant zijn in het kader van de gekozen opleiding h. examen: het bachelor examen van de opleiding; i. Universitaire Onderwijscatalogus: het onder verantwoordelijkheid van het college van bestuur gehouden register van de binnen de universiteit verzorgde cursussen. De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. art. 1.3 doel van de opleidingen art algemene doelstelling van de opleiding Onderwijskunde Het doel van de bacheloropleiding is dat afgestudeerden in staat zijn een bijdrage te leveren aan de onderwijskunde als wetenschap en in de praktijk als academische professional kunnen bijdragen aan het oplossen van onderwijsvraagstukken. Dit betekent dat afgestudeerden zowel theoretische als praktische problemen kunnen onderkennen, deze kunnen omzetten in hanteerbare vraagstellingen en deze kunnen oplossen met behulp van onder meer wetenschappelijk onderzoek. De bacheloropleiding stelt zich ten doel reflectieve academici te vormen; onderwijskundigen die nadenken over de grondslagen van het vak, die in staat zijn te reflecteren op het eigen professionele handelen en ethische en normatieve vragen als een integraal moment van die reflectie beschouwen. Vertaling van de doelstelling in eindtermen 1

2 De opleiding heeft academische vorming tot doel; mede ter onderbouwing van dit doel dienen de afgestudeerden de kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes te hebben ontwikkeld die hieronder worden gespecificeerd. 2

3 kennis & Inzicht Een afgestudeerde dient kennis van en inzicht te hebben in: a. de belangrijkste onderwijskundige visies en theorieën; b. de onderwijskunde als wetenschap en haar toepassingen; c. de geschiedenis van het onderwijs, stromingen daarbinnen en de relatie daarvan met d. maatschappelijke ontwikkelingen; e. de methodologie, methoden en technieken van onderzoek, en dient te kunnen aangeven wat verantwoord wetenschappelijk handelen is; f. de relatie met psychologie, sociologie en pedagogiek als basisdisciplines van de onderwijskunde; g. de theorie omtrent het ontwikkelen van onderwijsmateriaal in het gebruik van ICT daarbij; h. de ontwikkelingen op het gebied van competentiebepaling, diagnostiek, toetsing en evaluatie; i. de ontwikkelingen op het gebied van onderwijsadvisering en bedrijfsopleidingen vaardigheden De afgestudeerde dient tot het volgende in staat te zijn: a. literatuur en andere informatie op het betreffende kennisgebied verzamelen en selecteren, deze kritisch beoordelen en deze gebruiken bij theorievorming, onderzoek en ontwikkelwerk; b. teksten en beweringen kritisch analyseren en mede op basis daarvan een eigen conceptueel kader, synthese en/of standpunt ontwikkelen; c. op basis van een analyse van een vraag uit de wetenschap, de praktijk of het beleid een onderzoeksopzet maken, dit onderzoek uitvoeren en daarover rapporteren op een manier die voldoet aan de daarvoor in de wetenschap gangbare criteria; d. op het niveau van een beginnend academisch professional schrijven, mondeling presenteren, discussiëren en argumenteren, evalueren van het functioneren en de produkten van anderen en van zichzelf, en samenwerken; e. reflecteren op de eigen ontwikkeling en loopbaan en bewuste keuzes maken met het oog op de verdere ontwikkeling en loopbaan; f. onderwijsmateriaal vormgeven mede op basis van opvattingen uit de funderende disciplines psychologie, pedagogiek en sociologie; g. evaluatie, toetsing en beoordelingsprocedures ontwikkelen; h. analyse en advisering met betrekking tot opleidingsproblemen in school en bedrijfsorganisaties attitudes De afgestudeerde dient blijk te geven van: a. openheid in het communiceren over de uitvoering en resultaten van eigen en andermans onderzoek en ontwikkelwerk; b. professionaliteit bij het overdragen van kennis en het presenteren van plannen en resultaten van onderzoek en ontwikkelwerk; c. een integere en constructief-kritische houding met betrekking tot eigen en andermans plannen en resultaten van onderzoek en ontwikkelwerk; d. een respectvolle en verantwoordelijke houding tegenover medestudenten en tegenover anderen met wie men als gevolg van werkzaamheden in contact staat; e. bereidheid om tijdens de verdere loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied. Voorbereiding De opleiding Onderwijskunde dient voor te bereiden op een verdere studieloopbaan, in het bijzonder in de academische Masteropleiding Onderwijskunde: Onderwijskundig ontwerp en advisering en de research Masteropleiding Onderwijskunde: Learning, Interaction and Education. 3

4 art algemene doelstelling opleiding Pedagogische Wetenschappen Het doel van de opleiding is dat afgestudeerden in staat moeten zijn een bijdrage te leveren aan de pedagogische wetenschap en samenleving. Daaronder wordt verstaan een opleiding waarin studenten wordt geleerd zowel theoretische als praktisch relevante vraagstukken te formuleren en deze op te lossen door het combineren van bestaande kennis, alsmede nieuwe kennis te verwerven door middel van wetenschappelijk onderzoek. De Bacheloropleiding stelt zich ten doel reflexieve academici te vormen; pedagogen met een onderzoekende en lerende attitude en vaardigheid, die kunnen nadenken over de grondslagen van het vak, die in staat zijn te reflecteren op het eigen professionele handelen en ethische en normatieve vragen als een integraal moment van die reflectie beschouwen. Vertaling van de doelstelling in eindtermen De opleiding beoogt naast academische vorming ook verschillende eindtermen. Deze eindtermen van de opleiding zijn opgesplitst in drie verschillende categorieën: kennis & inzicht, vaardigheden en attitudes. De drie categorieën zijn in de praktijk duidelijk met elkaar verweven. art kennis en inzicht De afgestudeerde dient kennis te hebben van en inzicht in a. de sociaal-wetenschappelijke en wetenschapstheoretische grondslagen van de Pedagogische Wetenschappen en van daarmee verbonden ethische en normatieve vraagstukken; b. de geschiedenis van opvoeding en opvoedingswetenschap; c. de opvoeding in het primaire leefmilieu; d. de handelingsvelden van de Pedagogische Wetenschappen, i.c. opvoeding, onderwijs, jeugdzorg en hulpverlening en hun onderlinge verbondenheid; e. de ontwikkelings-, leer- en gedragsproblemen van kinderen en jeugdigen; f. de modellen en methoden van diagnostiek van de hulpvragen van deze kinderen en jeugdigen en hun directe omgeving; g. diagnostische en evaluatieve onderzoeksmethoden; kennis van en inzicht in de belangrijkste diagnostische instrumenten, alsmede de betrouwbaarheid, validiteit e.d. daarvan; h. de vormen van zorg- en hulpverlening die zich voor deze kinderen en jeugdigen en hun directe omgeving bestaan; i. de methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek; j. de technieken op het gebied van statistiek en computerverwerking; k. relevante aspecten van de ontwikkelingspsychologie, persoonlijkheidspsychologie, l. onderwijspsychologie, psychopathologie, kinderneurologie en (neuro)psychologie en van de kinder- & jeugdpsychiatrie. art vaardigheden De afgestudeerde is in staat om a. literatuur op het betreffende kennisgebied te verzamelen, deze kritisch te bezien, de relevantie ervan voor het inzicht in het betreffende gebied vast te stellen en het geheel samen te vatten; b. vragen op het betreffende gebied te vertalen tot een onderzoeksvraagstelling; c. de vragensteller te informeren over de te verwachte opbrengst van dat onderzoek en over de mate waarin de oorspronkelijke vraag uit de praktijk naar verwachting beantwoord kan worden; d. aan de hand van een onderzoeksvraag een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren; e. onderzoeksresultaten te bewerken en het antwoord op de onderzoeksvraag te formuleren; f. het verrichte onderzoek te presenteren in de vorm van een voordracht zowel voor een publiek met een wetenschappelijke achtergrond als een niet-wetenschappelijk publiek; g. onderzoek verslaan in een wetenschappelijk gangbaar format; h. relevante stof te verzamelen voor scholing en onderwijs op het betreffende gebied; i. professioneel te communiceren binnen het vakgebied. 4

5 art attitudes De afgestudeerde toont a. openheid met betrekking tot het communiceren over de resultaten van eigen en ander onderzoek; b. professionaliteit bij het overdragen van kennis en het presenteren van onderzoeksplannen en resultaten; c. een integere en kritische houding met betrekking tot onderzoeksplannen en resultaten; d. een respectvolle en verantwoordelijke houding t.o.v. medestudenten en t.o.v. degene met wie men als gevolg van werkzaamheden in contact staat; e. bereidheid om tijdens de verdere loopbaan te blijven leren, zichzelf verder te ontwikkelen, en bij te dragen aan het vakgebied. Voorbereiding De opleiding Pedagogische Wetenschappen dient voor te bereiden op een verdere studieloopbaan, in het bijzonder in de academische Masteropleiding Pedagogiek met de programma s Orthopedagogiek en Maatschappelijke opvoedingsvraagstukken en de research Masteropleiding Pedagogiek: Development and Socialisation in Childhood and Adolescence. De opleiding bereidt ook voor op een maatschappelijke loopbaan. art. 1.4 vorm van de opleiding art De opleiding Onderwijskunde wordt zowel voltijds als in deeltijd verzorgd. art De opleiding Pedagogische Wetenschappen wordt voltijds verzorgd. 5

6 Paragraaf 2 Opbouw van de opleiding art. 2.1 studielast De opleiding heeft een studielast van 180 ECTS studiepunten, waarbij een studiepunt (ECTS) gelijk staat aan 28 uur studeren. De opleiding omvat onderdelen op gevorderd niveau (zie art. 3.2) met een studielast van tenminste 45 ECTS art. 2.2 major art bacheloropleiding Onderwijskunde: 1. De opleiding omvat een gedeelte (major) met een studielast van 135 ECTS, dat is gericht op onderwijskundige theorieën over het vormgeven en verbeteren van onderwijs. Het leren in scholen en bedrijven gedurende de hele levensloop staat daarbij centraal. De voedingsbodem van de vormgeving van onderwijskundige theorieën wordt gevormd door de constituerende disciplines psychologie, pedagogiek en sociologie. Daarvan zijn de in de bijlage onder 1 aangewezen onderdelen met een totale studielast van 75 ECTS verplicht. 2. De overige onderdelen van de major worden door de student gekozen uit de in de bijlage onder 2 aangewezen onderdelen met dien verstande dat 15 ECTS besteed moet worden aan een bachelorthesis op gevorderd niveau. 3. Van de major dienen onderdelen die mede betrekking hebben op de wetenschappelijke en maatschappelijke context van Onderwijskunde met een studielast van tenminste 30 ECTS deel uit te maken. 4. De onderdelen van de major dienen voor tenminste 30 ECTS op verdiepend niveau te liggen en voor tenminste 30 ECTS op gevorderd niveau. art bacheloropleiding Pedagogische Wetenschappen: 1. De opleiding omvat een gedeelte (major) met een studielast van 135 ECTS, dat betrekking heeft op de bestudering van de pedagogische beïnvloeding van het gedrag van kinderen en adolescenten en de biologische en psychosociale voorwaarden daartoe binnen de handelingsvelden van de pedagogiek: opvoeding, onderwijs, jeugdzorg en hulpverlening. Daarvan zijn de in de bijlage onder 1 aangewezen onderdelen met een totale studielast van 75 ECTS verplicht. 2. De overige onderdelen van de major worden door de student gekozen uit de in de bijlage onder 2 aangewezen onderdelen met dien verstande dat 15 ECTS besteed moet worden aan een onderzoeksseminar op gevorderd niveau. 3. Van de major dienen onderdelen die mede betrekking hebben op de wetenschappelijke en maatschappelijke context van Pedagogische wetenschappen met een studielast van tenminste 30 ECTS deel uit te maken. 4. De onderdelen van de major dienen voor tenminste 30 ECTS op verdiepend niveau te liggen en voor tenminste 30 ECTS op gevorderd niveau. art. 2.3 profileringsruimte, minor 1. De opleiding omvat een profileringsruimte, waarin de student onderdelen kiest met een totale studielast van tenminste 45 ECTS. 2. De onderdelen van de profileringsruimte dienen voor tenminste 15 ECTS op verdiepend niveau te liggen, tenzij het bepaalde in het vierde lid toepassing vindt. 3. Voor keuze in aanmerking komen de onderdelen opgenomen in de Utrechtse Universitaire Onderwijscatalogus en onderdelen verzorgd door een andere Nederlandse universiteit. Onder goedkeuring van de examencommissie komen in aanmerking onderdelen verzorgd door een buitenlandse universiteit en onderdelen verzorgd door een Nederlandse instelling voor hoger beroepsonderwijs. Ook voor onderdelen uit de Universitaire Onderwijscatalogus die in samenwerking met een HBO-instelling zijn opgezet is goedkeuring van de examencommissie vereist. 6

7 4. Indien de student een samenhangend geheel van onderdelen kiest, dat door een onderwijsinstituut wordt verzorgd onder de aanduiding minor, wordt deze aanduiding op het getuigschrift van zijn examen vermeld. Een minor dient tenminste één onderdeel op gevorderd niveau met een studielast van tenminste 7,5 ECTS te omvatten. 5. De examencommissie kan m.b.t. een onderdeel als bedoeld in het 3e lid of een minor als bedoeld in het 4e lid, een lagere studielast dan de nominale toerekenen, voor zover het onderdeel resp. de minor betrekking heeft op dezelfde kennis en vaardigheden als in een of meer andere onderdelen van de major of profileringsruimte zijn begrepen. art. 2.4 academische vorming Het portfolio van de student dient naar het oordeel van de examencommissie voldoende bewijzen te bevatten van de academische vorming van de student, in het bijzonder m.b.t.: het zelfstandig wetenschappelijk denken, handelen en communiceren; het hanteren van relevant wetenschappelijk instrumentarium; het wetenschappelijk communiceren in de eigen en tenminste één vreemde taal; het hanteren van vakwetenschappelijke kennis in een bredere c.q. wijsgerige en maatschappelijke context. 7

8 Paragraaf 3 Onderwijsvormen art. 3.1 cursus Voor de onderdelen van de opleiding worden cursussen verzorgd met een studielast van 7,5 ECTS of een veelvoud daarvan. Elke cursus omvat het onderwijs en de toetsing van het desbetreffende onderdeel. In elke cursus zijn een of meer praktische oefeningen begrepen volgens de specificatie in de bijlage onder 4, die tevens is opgenomen in de Universitaire Onderwijscatalogus. art. 3.2 niveau Een cursus wordt verzorgd op een van de volgende niveaus: 1. inleidend; 2. verdiepend; 3. gevorderd. Niveau 1, inleidend: Vak: Brede introductie in vakgebied: aanleren taal van het vak, basisbegrippen, introductie in fundamentele concepten, aanreiken referentiekader. Academische vorming: Instructie in en kleinschalige oefening van academische vaardigheden, kennismaking met contextaspecten van het vak. Niveau 2, verdiepend: Vak: Academische vorming: Inzoomen op deelgebieden, state of the art m.b.t. kennis/inzichten, lopende wetenschappelijke debatten, aanleren specifieke methoden en technieken. Zelfstandig mondeling en schriftelijk presenteren, eigen reflectie op maatschappelijke/filosofische/ ethische implicaties. Niveau 3, gevorderd: Vak: Integreren/synthetiseren: voorspellen op basis van theorie, theorievorming op basis van onderzoeksgegevens, eigen bijdrage aan conceptuele kaders. Academische vorming: Eigen bijdrage aan vraagstelling, in samenhang evalueren van wetenschappelijke informatie over hetzelfde onderwerp uit verschillende bronnen en bovendien vanuit verschillende wetenschappelijke theorieën en perspectieven. art. 3.3 voorkennis Onverminderd het bepaalde in art. 4.2 wordt in de studiegids bij elke cursus aangegeven welke voorkennis gewenst is om daaraan met goed gevolg te kunnen deelnemen. art. 3.4 deelname De in de bijlage onder 3 vermelde cursussen worden telkens verzorgd voor ten hoogste het daarbij vermelde aantal studenten. Deelname vindt plaats in de volgorde van inschrijving bij het desbetreffende onderwijsinstituut, met dien verstande dat voor de opleiding ingeschreven studenten voorrang genieten bij de cursussen, die behoren tot het verplichte deel van hun major. art. 3.5 plaatsvinden cursussen Alle in de studiegids en Universitaire Onderwijscatalogus vermelde cursussen dienen doorgang te vinden. Bij een inschrijving van minder dan tien studenten kan de coördinerende docent in overleg met de studenten het onderwijs in een andere werk- en beoordelingsvorm aanbieden, dan wel een vervangende cursus aanbieden. 8

9 Paragraaf 4 Toetsing art. 4.1 algemeen 5. Tijdens de cursus wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. Hij wordt daarbij geadviseerd over zijn deelneming aan de cursus en over de voortgang van zijn studie. 6. Het oordeel over een eindtoets is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Onvoldoenden worden uitsluitend in hele getallen uitgedrukt, voldoenden in hele of halve getallen. 7. Indien een eindcijfer uit decimalen bestaat, dan geldt het volgende Onvoldoende: 0,00-0,49 = 0 0,50-1,49 = 1 1,50-2,49 = 2 2,50-3,49 = 3 3,50-4,49 = 4 4,50-5,49 = 5 Voldoende: 5,50-6,24 = 6 6,25-6,74 = 6½ 6,75-7,24 = 7 7,25-7,74 = 7½ 7,75-8,24 = 8 8,25-8,74 = 8½ 8,75-9,24 = 9 9,25-9,74 = 9½ 9,75-10 = 10 als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgend decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond. 8. Indien de student aan alle verplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan, aan de eerste gelegenheid van de toets heeft deelgenomen én (in geval van twee deeltoetsen) één van beide deeltoetsen voldoende is, maar hem niettemin als eindcijfer géén voldoende is toegekend, dan wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende toets af te leggen. 9. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt een student die niet heeft voldaan aan de in dat lid vermelde voorwaarden op diens verzoek een aanvullende toets aangeboden, indien naar de mening van het managementteam van het onderwijsinstituut dat de cursus aanbiedt, sprake is van één van de volgende omstandigheden: A. overmacht door ziekte, bijzondere familieomstandigheden, zwangerschap, handicap of chronische ziekte B. andere vormen van overmacht. 10. Toetsing vindt niet plaats in de maand augustus. art. 4.2 verplichte volgorde major Aan de toetsing van de volgende onderdelen van de major kan eerst worden deelgenomen nadat aan de toetsing van de daarbij vermelde onderdelen met goed gevolg is deelgenomen: art voor de opleiding Onderwijskunde geldt: Bachelorthesis: na het behalen van Methoden, technieken en statistiek 1; Methoden, technieken en statistiek 2: na behalen van Methoden, technieken en statistiek 1; Webgebaseerde leeromgevingen: na het behalen van Onderwijs en informatie- en communicatietechnologie. 9

10 art voor de opleiding Pedagogische Wetenschappen geldt: Culturele diversiteit na het behalen van Opvoeding en ontwikkeling 2; Gehandicaptenzorg na het behalen van Orthopedagogiek 2; Justitiële interventies na het behalen van Grondslagen van het Recht en Jeugd, criminaliteit en beleid; Leerproblemen, dyslexie en dyscalculie na het behalen van Orthopedagogiek 2; Methoden, technieken en statistiek 2 na het behalen van Methoden, technieken en statistiek 1; Onderzoeksvaardigheden 1 en 2: na het behalen van Methoden, technieken en statistiek 1 en 2 en 3; Orthopedagogiek 1: na het behalen van Opvoeding en ontwikkeling 1; Onderzoeksseminar: na het behalen van de cursussen Methoden, technieken en statistiek 1, 2 en 3 en Onderzoeksvaardigheden 1 en 2; Pedagogiek.net: na het behalen van Algemene Pedagogiek; Psychosociale ontwikkeling en problemen: na het behalen van Opvoeding en ontwikkeling 2 en Orthopedagogiek 1; Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking na het behalen van Orthopedagogiek 2. art. 4.3 toetsvorm 1. De toetsing van een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de studiegids en in de Universitaire Onderwijscatalogus. 2. Aan studenten met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 3. Studenten die tijdens een toets een woordenboek willen raadplegen, dienen hiervoor vooraf schriftelijke toestemming van de examencommissie te krijgen. De toestemming kan voor de duur van ten hoogste één studiejaar worden verleend. art. 4.4 mondelinge toetsen 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid vindt de toetsing van de in de bijlage onder 6 genoemde onderdelen plaats in groepsverband. 3. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt en de examencommissie zijn bezwaar als redelijk erkent. art. 4.5 termijn beoordeling 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen toets vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk of elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student. 3. Op de schriftelijke verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art en op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. art geldigheidsduur De geldigheidsduur van deeltoetsen is beperkt tot het studiejaar waarin de deeltoets is behaald. De geldigheidsduur van volledig behaalde cursussen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie voor een onderdeel, waarvan de toets langer dan 10 jaar geleden is behaald, een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. 10

11 art. 4.7 inzagerecht 1. Gedurende tenminste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk, inclusief de bijbehorende vragen. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Indien een collectieve bijeenkomst wordt georganiseerd voor inzage van een schriftelijke toets en een student verschijnt daar niet zonder zich af te melden, dan vervalt het inzagerecht. art. 4.8 vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van de major, indien de student: a) hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid, dit onderdeel kan ook behaald zijn aan een opleiding in het buitenland; b) hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. art. 4.9 examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem afgelegde toetsen en de daarmee verworven academische vorming. 2. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voorzover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. 3. Voor het behalen van het examen gelden de volgende voorwaarden: a) voor alle onderdelen is een voldoende behaald; b) voor het portfolio, als bedoeld in art. 2.4, is een voldoende beoordeling verkregen. art graad 1. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad Bachelor of Science verleend 2. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. 11

12 Paragraaf 5 Vooropleiding art. 5.1 vervangende eisen deficiënties Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding Aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal dan wel de afsluitende toets van de cursus Nederlands als tweede taal van het James Boswell Instituut. art colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het niveau van het VWO-examen: Nederlands Engels Wiskunde A1 art. 5.3 gelijkwaardige vooropleiding Het diploma van een in de bijlage onder 8 vermelde opleiding wordt aangemerkt als gelijkwaardig aan het diploma Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs als bedoeld in artikel 7.24 lid 1 van de wet. 12

13 Paragraaf 6 Studiebegeleiding art. 6.1 studievoortgangsadministratie 1. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2. Via OSIRIS-Online kunnen studenten informatie over hun studievoortgang opvragen, waarbij geldt dat daarin uitsluitend de tot dan toe door de administratie verwerkte studieresultaten zijn opgenomen. art. 6.2 studiebegeleiding De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven, mede ten behoeve van hun oriëntatie op mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding. Deze studieloopbaanbegeleiding omvat: a. Groepsgewijze en individuele advisering over mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding, mede met het oog op beroepsmogelijkheden, en over mogelijkheden om direct na het behalen van het Bachelordiploma de arbeidsmarkt te betreden. b. Het bevorderen van de motivatie en de binding van de studenten aan de opleiding c. Het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie. d. Bijdragen aan de ontwikkeling van studievaardigheden en (overige) academische vaardigheden. e. Begeleiden van het werken door de studenten aan hun portfolio academische vorming. f. Het bieden van een digitaal informatiesysteem ter ondersteuning bij het maken van keuzes. art. 6.3 studieadvies 1. In het jaar van zijn eerste inschrijving krijgt elke student voor het einde van het eerste en vervolgens voor het einde van het tweede semester een schriftelijk advies over de voortzetting van zijn opleiding met uitzondering van de deeltijdstudenten Onderwijskunde: zij krijgen alleen aan het einde van het tweede semester een schriftelijk studieadvies. 2. Desgevraagd geeft de faculteit de student mondeling advies over de voortzetting van zijn studie in of buiten de faculteit en over eventuele andere ontwikkelingsmogelijkheden. 13

14 Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen art. 7.1 tentamens en examens oude stijl 1. Voor de studenten, die direct voorafgaand aan het tijdstip van invoering van deze regeling waren ingeschreven voor de oude stijl opleiding Pedagogiek dan wel Onderwijskunde, blijft de desbetreffende Onderwijs- en examenregeling, laatstelijk vastgesteld in april 2005 van kracht, onder de volgende voorwaarden: a. Met ingang van 1 september 2004 wordt geen gelegenheid meer geboden het propedeutisch examen af te leggen. b. Studenten die op 31 augustus 2004 het propedeutisch examen niet hebben behaald, stappen over naar de bacheloropleiding. c. Tot 1 september 2009 wordt aan degenen die het propedeutisch examen hebben gehaald, de gelegenheid geboden het afsluitend examen af te leggen. 2. De leiding van het onderwijsinstituut kan bepalen dat het onderwijs en het tentamen voor een of meer onderdelen wordt vervangen door een overeenkomstige cursus van de bacheloropleiding. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie aan andere studenten, dan die bedoeld in het eerste lid, toestemming verlenen tentamens en examens af te leggen volgens de in het eerste lid bedoelde onderwijs- en examenregeling. art. 7.2 overstap oude stijl > nieuwe stijl Een student, als bedoeld in art. 7.1, kan onder de volgende voorwaarden deelnemen aan de opleiding krachtens deze onderwijs- en examenregeling: a. behaalde studieresultaten worden gewaardeerd als vrijstelling voor overeenkomstige onderdelen volgens de equivalentietabel in de bijlage onder 7; b. deelneming staat open voorzover de gefaseerde invoering van het onderwijs en de tentamens volgens deze regeling dat feitelijk toelaten. art. 7.3 wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling behoeven de instemming dan wel het advies van de faculteitsraad en worden door de decaan bij afzonderlijk besluit vastgesteld, gehoord de opleidingscommissie. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op: een goedkeuring die krachtens art. 2.3 is verleend; enige andere beslissing, die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. art. 7.4 bekendmaking 1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken, onder meer door opneming in het Opleidingsstatuut. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. art. 7.5 inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september

15 Bijlage 1 Verplichte onderdelen Major (art en 2.2.2) 1.1 Opleiding Onderwijskunde a) cursussen op niveau 1 (inleidend): Inleiding Onderwijskunde, studielast 7.5 ECTS, Inleiding in de Methodenleer en statistiek 1, studielast 7.5 ECTS,* Onderwijskunde in de praktijk 1, studielast 7.5 ECTS. b) cursussen op niveau 2 (verdiepend): Inleiding in de Methodenleer en statistiek 2, studielast 7.5 ECTS,* Onderwijs en informatie- en communicatietechnologie, studielast 7.5 ECTS, Onderwijspsychologie, studielast 7.5 ECTS, Onderwijskundige veranderingsinterventies, studielast 7.5 ECTS, c) cursussen op niveau 3 (gevorderd): Grondslagen en ethiek van de pedagogiek en de onderwijskunde, studielast 7.5 ECTS; Ontwerpen van leersituaties, studielast 7.5 ECTS; Assessment en evaluatie in onderwijs en opleiding, studielast 7.5 ECTS.* 1.2 Opleiding Pedagogische Wetenschappen a) cursussen op niveau 1 (inleidend): Algemene Pedagogiek, studielast 7.5 ECTS, Inleiding in de Methodenleer en statistiek 1, studielast 7.5 ECTS,* Opvoeding en Ontwikkeling 1, studielast 7.5 ECTS, b) cursussen op niveau 2 (verdiepend): Behandeling en interventies gericht op psychosociale problemen, leerproblemen en ontwikkelingsproblemen, studielast 7.5 ECTS, Diagnostiek van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen, studielast 7.5 ECTS, Inleiding in de Methodenleer en statistiek 2, studielast 7.5 ECTS,* Opvoeding en ontwikkeling 2, studielast 7.5 ECTS Orthopedagogiek 1, studielast 7.5 ECTS. Theoretische pedagogiek, studielast 7.5 ECTS. c) cursussen op niveau 3 (gevorderd): Grondslagen en ethiek van de pedagogiek en de onderwijskunde, studielast 7.5 ECTS; * Wetenschappelijke en maatschappelijke contextvakken 15

16 2 Keuzeonderdelen Major (art en 2.2.2) 2.1 Opleiding Onderwijskunde a) cursussen op niveau 1 (inleidend): Opvoeden en leren, studielast 7.5 ECTS,* Opvoeding en ontwikkeling 1, studielast 7.5 ECTS. b) cursussen op niveau 2 (verdiepend): Begeleiding van professionaliseringstrajecten, studielast 7.5 ECTS, Capita selecta Pedagogiek en Onderwijskunde, studielast 7.5 ECTS Doing a field study using qualitative methods, studielast 7.5 ECTS, Educational policy, studielast 7.5 ECTS, Geschiedenis van het onderwijs en vergelijkende onderwijskunde, studielast 7.5 ECTS, Introduction to theory construction and statistical modeling, studielast 7.5 ECTS, Onderwijskunde in de praktijk 2, studielast 7.5 ECTS, Onderwijstheorieën rekenen/wiskunde, studielast 7.5 ECTS, Opvoeding en ontwikkeling 2, studielast 7.5 ECTS, Oriëntatie op de educatieve praktijk, studielast 7,5 ECTS. c) cursussen op niveau 3 (gevorderd): Bachelorthesis, studielast 15 ECTS, Personeelsontwikkelingsstrategieën, studielast 7.5 ECTS, Webgebaseerde leeromgeving, studielast 7.5 ECTS, Culturele diversiteit in opvoeding en onderwijs, studielast 7.5 ECTS, 2.2 Opleiding Pedagogische Wetenschappen a) cursussen op niveau 1 (inleidend): Determinanten van gedrag, studielast 7.5 ECTS,* b) cursussen op niveau 2 (verdiepend): Capita selecta Pedagogiek en Onderwijskunde, studielast 7.5 ECTS Gehandicaptenzorg, studielast 7.5 ECTS Grondslagen van het recht, studielast 7.5 ECTS Jeugd, criminaliteit en beleid, studielast 7.5 ECTS Jeugdcultuur en peergroup, studielast 7.5 ECTS Onderdeel Jeugd en recht, studielast 2.5 ECTS Jeugdrecht, studielast 7.5 ECTS Leerproblemen, studielast 7.5 ECTS Pedagogische praktijkontwikkeling, studielast 7.5 ECTS Interuniversitaire cursus Gehandicaptenzorg, studielast 7.5 ECTS Motorische ontwikkeling- en stoornissen, studielast 7.5 ECTS Orthopedagogiek 2, studielast 7.5 ECTS, Sport en bewegingspedagogiek, studielast 7.5 ECTS Sport, bewegen en beleid, studielast 7.5 ECTS *) Wetenschappelijke en maatschappelijke contextvakken 16

17 c) cursussen op niveau 3 (gevorderd): Culturele diversiteit in opvoeding en ontwikkeling, studielast 7.5 ECTS, Gedrag en gedragsproblemen in school, studielast 7.5 ECTS, Justitiële interventies, studielast 7.5 ECTS Methoden, technieken en statistiek 3, studielast 7.5 ECTS, Onderzoeksseminar, studielast 15 ECTS, Onderzoeksvaardigheden 1: studielast 7.5 ECTS,* Onderzoeksvaardigheden 2: studielast 7.5 ECTS,* Psychosociale ontwikkeling en problemen bij kinderen en jeugdigen, studielast 7.5 ECTS *) Wetenschappelijke en maatschappelijke contextvakken Bachelorstudenten dienen er rekening mee te houden dat zij slechts toegang krijgen tot een Masterprogramma van de masteropleiding pedagogiek, indien zij binnen het keuzedeel van de Major het bij het masterprogramma aansluitende studiepad, zoals beschreven in de studiegids, hebben gevolgd. 3 Cursussen met beperkte capaciteit (art. 3.4) Niet van toepassing. 4 Practica (art ) De volgende cursussen bestaan geheel of gedeeltelijk uit een praktische oefening : Zie studiegids Onderwijskunde. Zie studiegids Pedagogische Wetenschappen. 5 Toetsvorm (art ) De eindbeoordeling van de afzonderlijke cursussen vindt plaats op de volgende wijze: Zie studiegids Onderwijskunde. Zie studiegids Pedagogische Wetenschappen. 6 Toetsing in groepsverband (art. 4.4) Niet van toepassing. 17

18 7 Equivalentie onderdelen > cursussen (art. 7.2) 7.1 Overgangsregeling: Pedagogische Wetenschappen Studenten die op 31 augustus 2004 hun propedeuse Pedagogische Wetenschappen niet hebben behaald stappen over naar de Bachelorfase: Indien afgerond binnen de propedeuse: Algemene pedagogiek 7 sp (280 sbu) Theorie 3 sp (120 sbu) Methoden & Technieken 4 sp (160 sbu) Statistiek 4 sp (sbu 160) Trainingen 1 & 2 Open Interview & Kwalitatieve analyse 2 sp (80 sbu) Dan hoeft niet afgerond te worden/vrijstelling binnen Bachelor-1: Algemene pedagogiek 7,5 ECTS (210 sbu) Indien onderdelen Statistiek en/of Methoden en technieken behaald zijn, wordt voor de corresponderende onderdelen van het tentamen van MTS 1 en MTS 2 vrijstelling verleend. De student dient zelf op het tentamen een bewijs te overleggen van het onderdeel dat behaald is. De student krijgt dispensatie van de betreffende tentamenvragen. Profileringsruimte 2,85 ECTS (80 sbu) Afronden in de Bachelor: 2,5 ECTS (70 sbu) teveel afgerond; die mag worden meegenomen naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) Theoretische pedagogiek 7,5 ECTS (210 sbu) minus opdrachten (120 sbu) Opmerkingen: Indien zowel Algemene pedagogiek als Theorie is afgerond, wordt vrijstelling verleend voor de bachelorcursussen Algemene pedagogiek en Theoretische pedagogiek mits een extra opdracht van 20 sbu is afgerond: neem hierover contact op met P.vanderploeg@fss.uu.nl. Indien is afgerond: - Statistiek (160 sbu) - M&T (160 sbu) - Trainingen 3 & 4 (80 sbu) krijgt u vrijstelling voor de Ba-1 cursussen Methoden, technieken en statistiek 1 en 2. De 20 sbu die te weinig is afgerond, kan in de profileringsruimte aangevuld worden. Trainingen 3 & 4 Vragenlijstconstructie en ECTS 2 sp (80 sbu) Onderdelen van vragenlijstconstructie en ECTS uit de cursussen: Methoden, technieken en statistiek 1 18

19 Determinanten van gedrag 1 3 sp (120 sbu) Determinanten van gedrag 2 3 sp (120 sbu) Orthopedagogiek Sp 7 (280 sbu) Kinder en Jeugdstudies Sp 7 (sbu 280) Orthopedagogiek 7,5 ECTS (210 sbu) Opvoeding en ontwikkeling 2 7,5 ECTS (210 sbu) Determinanten van gedrag 7,5 ECTS (210 sbu) Minus opdrachten (120 sbu) Determinanten van gedrag 7,5 ECTS (210 sbu) Minus opdrachten (120 sbu) N.B. studenten die Determinanten 1 èn 2 hebben gehaald in de propedeuse, krijgen vrijstelling voor de gehele bachelorcursus Determinanten van gedrag. De 30 sbu teveel afgerond mag worden meegenomen naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) 2,5 ECTS (70 sbu) teveel afgerond; die mag worden meegenomen naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) 2,5 ECTS (70 sbu) teveel afgerond; die mag worden meegenomen naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) 19

20 Overgangsregeling D1 voor overstappers naar bacheloropleiding Pedagogiek: Indien reeds behaald binnen D1: Inleiding in de Klinische kinderneuropsychologie (80 sbu) Inleiding Kinder- en Jeugdpsychiatrie (80 sbu) Interventie (280 sbu) Jeugdrecht voor pedagogen (40 sbu) Methoden van praktijkonderzoek (60 sbu) Statistiek D1 (80 sbu) dan in Bachelorprogramma: Studiepunten tellen mee in de profileringsruimte Studiepunten tellen mee in de profileringsruimte Vrijstelling voor de Ba-2 cursus Behandeling. De teveel behaalde studiepunten (70 sbu of 2,5 ECTS) tellen mee in de profileringsruimte. indien een van de deeltoetsen behaald: n.v.t. n.v.t. Studiepunten tellen mee n.v.t. in de profileringsruimte Indien u Methoden van n.v.t. praktijkonderzoek hebt behaald, krijgt u bij de cursus Methoden, technieken en statistiek 3 (MTS 3) vrijstelling voor de laatste twee weken en de laatste tentamenvraag. U dient op het tentamen een bewijs te overleggen dat Methoden van praktijkonderzoek behaald is. Indien u Methoden van n.v.t. praktijkonderzoek èn Statistiek D1 hebt behaald, geldt de regeling in de laatste kolom. Indien u alleen SD1 heeft behaald, tellen de 80 sbu mee in de profileringsruimte en dient u de cursus MTS 3 in zijn geheel te volgen. Schriftelijk tentamen (50% = 140 sbu) Opdracht (50% = 140 sbu) dan in Bachelorprogramma: Vrijstelling voor schriftelijk tentamen van de Ba-2 cursus Behandeling. De teveel behaalde studiepunten (35 sbu of 1,25 ECTS) tellen mee in de profileringsruimte Vrijstelling voor de opdrachten van de Ba-2 cursus Behandeling. De teveel behaalde studiepunten (35 sbu of 1,25 ECTS) tellen mee in de profileringsruimte Indien u zowel de cursus Methoden van praktijkonderzoek als Statistiek D1 hebt behaald, dan volgt u in het onderdeel kwantitatieve methoden (140 sbu) uit het vak Pedagogisch onderzoek. Deze drie onderdelen samen (totaal 280 sbu) geven vrijstelling voor de gehele cursus MTS 3. De teveel behaalde 70 sbu tellen mee in de profileringsruimte. 20

21 Onderkenning (280 sbu) Orthopedagogische diagnostiek 1 (280 sbu) Problemen en praktijk (280 sbu) Vrijstelling voor de Ba-2 cursus Diagnostiek. De teveel behaalde studiepunten (70 sbu of 2,5 ECTS) tellen mee in de profileringsruimte. zie de regeling hierboven voor de cursus Onderkenning Profileringsruimte 10 ECTS (280 sbu) Schriftelijk tentamen (50% = 140 sbu) Opdracht (50% = 140 sbu) Schriftelijk tentamen (50% = 140 sbu) Vrijstelling voor schriftelijk tentamen van de Ba-2 cursus Diagnostiek. De teveel behaalde studiepunten (35 sbu of 1,25 ECTS) tellen mee in de profileringsruimte Vrijstelling voor de opdrachten van de Ba-2 Diagnostiek. De teveel behaalde studiepunten (35 sbu of 1,25 ECTS) tellen mee in de profileringsruimte Profileringsruimte 5 ECTS (140 sbu) Opdracht (50% = 140 sbu) Profileringsruimte 5 ECTS (140 sbu) Leeronderzoek: Oriëntatie Leeronderzoek (80 sbu) Thema s LO (320 sbu) Training Open interviewen (60 sbu) of Training systematische gedragsobservatie (60 sbu) Gespreks- en Interviewtraining (40 sbu) Indien het leeronderzoek geheel is afgerond (500 sbu): vrijstelling voor de cursussen Onderzoeksvaardigheden 1 en 2 (420 sbu); 80 sbu tellen mee in de profileringsruimte Wanneer onderdelen van het leeronderzoek zijn afgerond, tellen de behaalde studiepunten mee in de profileringsruimte. Sbu = studiebelastingsuren. ECTS = European Credits: met ingang van 1 september 2002 wordt gerekend in European Credits, de studiepunten nieuwe stijl. 1 sp = 40 studiebelastingsuren 1 ECTS = 28 studiebelastingsuren 1 studiejaar heeft een omvang van 1680 studiebelastingsuren, 42 studiepunten, 60 ECTS De studiebelastingsuren van de vakken binnen de propedeusefase en de vervangende vakken binnen de Ba-1fase komen niet altijd overeen. Als in de Ba 1 te veel studiebelastingsuren zijn afgerond (dwz meer dan 1680 studiebelastingsuren), dan mag met het teveel een deel van de profileringsruimte worden ingevuld. Komt de student studiebelastingsuren tekort, dan dient hij de ontbrekende studiebelastingsuren aan te vullen in de profileringsruimte. 21

22 Overgangsregeling voor de verplichte onderdelen van de major Pedagogiek: niet behaald in 2004/2005 te doen in Opmerkingen Problemen en praktijk (7,5 ECTS) Opvoeding en ontwikkeling 2 (7,5 ECTS) Ethiek en wetenschapsfilosofie (7,5 ECTS) Grondslagen en ethiek van de pedagogiek en onderwijskunde (7,5 ECTS) De major keuzecursussen behoeven geen overgangsregeling. Heeft u in het studiejaar 2004/2005 één of meerdere major keuzecursussen niet behaald, dan kunt een keuze maken uit het major keuzeaanbod van

23 7.2 Overgangsregeling: Onderwijskunde Studenten die op 31 augustus 2004 hun propedeuse Onderwijskunde niet hebben behaald stappen over naar de Bachelorfase: Indien afgerond binnen de propedeuse: Algemene pedagogiek 7 sp (280 sbu) Ontwikkelen en leren 7 sp (280 sbu) Veranderingen in scholen en organisaties 7 sp (280 sbu) Onderwijskunde in de praktijk 10 sp (400 sbu) Methoden en technieken Onderwijskunde propedeuse 4 sp (160 sbu) Statistiek propedeuse Onderwijskunde 4 sp (160 sbu) Training Omgaan met wetenschappelijk materiaal 1,5 sp (60 sbu) Training Vragenlijstconstructie en gestructureerd interviewen 1,5 sp (60 sbu) Dan hoeft niet afgerond te worden/ vrijstelling binnen Bachelor-1: Inleiding onderwijskunde 7,5 ECTS (210 sbu) Determinanten van gedrag (v.a. 2005: Opvoeden en leren) 7,5 ECTS (210 sbu) Opvoeding & ontwikkeling 1 7,5 ECTS (210 sbu) Onderwijskunde in de praktijk 1 7,5 ECTS (210 sbu) + Onderwijskunde in de praktijk 2 7,5 ECTS (210 sbu) Indien onderdelen Statistiek en/of Methoden en technieken behaald zijn, wordt voor de corresponderende onderdelen van het tentamen van MTS 1 en MTS 2 vrijstelling verleend. De student dient zelf op het tentamen een bewijs te overleggen van het onderdeel dat behaald is. De student krijgt dispensatie van de betreffende tentamenvragen. Profileringsruimte = vrije keuze (60 sbu) Profileringsruimte = vrije keuze (60 sbu) Opmerkingen: 2,5 ECTS (70 sbu) te veel afgerond; die mag meegenomen worden naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) 2,5 ECTS (70 sbu) te veel afgerond; die mag meegenomen worden naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) 2,5 ECTS (70 sbu) te veel afgerond; die mag meegenomen worden naar de profileringsruimte (vrije keuzeruimte) 0,75 ECTS (20 sbu) te weinig afgerond; binnen de profileringsruimte moet 0,75 ECTS extra worden afgerond Indien deze vier onderdelen zijn afgerond, krijgt u vrijstelling voor de cursussen Methoden, technieken en statistiek 1 en 2. De 20 sbu die te veel zijn afgerond, tellen mee in de profileringsruimte. 23

24 Overgangsregeling D1 voor overstappers naar bacheloropleiding Onderwijskunde: Indien reeds behaald binnen D1 Leren en media (280 sbu) Management en organisatie in onderwijs en opleiding (280 sbu) Onderwijskundig onderzoek regulier (160 sbu) Onderwijskundig onderzoek verkort (100 sbu) Statistiek D1 en Gecontextualiseerde Statistiek en Methoden voor Onderwijskunde (160 sbu) Dan in bachelorprogramma: Vrijstelling voor de Ba-2 cursus Onderwijspsychologie (210 sbu). De teveel behaalde studiepunten (70 sbu) tellen mee in de profileringsruimte Vrijstelling voor de Ba-2 cursus Onderwijskundige veranderingsinterventies (210 sbu). De teveel behaalde studiepunten (70 sbu) tellen mee in de profileringsruimte De behaalde studiepunten (160 sbu) tellen mee in de profileringsruimte De behaalde studiepunten (100 sbu) tellen mee in de profileringsruimte Vrijstelling voor de cursus Ba-2 Meten en beoordelen (v.a. 2005: assessment en evaluatie) mits een extra opdracht van 50 sbu is afgerond. Neem hiervoor contact op met de cursuscoördinator, dr. C. Boonman Indien een van de deeltoetsen is behaald: Dan in bachelorprogramma: Opdracht 50% (140 sbu) Vrijstelling voor de opdrachten (105 sbu) van de Ba-2 cursus Onderwijspsychologie. De teveel behaalde studiepunten (35 sbu) tellen mee in de profileringsruimte. Schriftelijk tentamen 50% (140 sbu) n.v.t. n.v.t. n.v.t. Toets A Statistiek 50% (80 sbu) Toets B GSM 50% (80 sbu) Vrijstelling voor het schriftelijk tentamen (105 sbu) van de Ba-2 cursus Onderwijspsychologie. De teveel behaalde studiepunten (35 sbu) tellen mee in de profileringsruimte. Vrijstelling voor het onderdeel statistiek (105 sbu) resp. GSM (105 sbu) van de Ba-2 cursus Meten en beoordelen (v.a. 2005: assessment en evaluatie) mits een extra opdracht van 25 sbu is afgerond. Neem hiervoor contact op met de cursuscoördinator, dr. C. Boonman (c.boonman@fss.uu.nl) 24

25 Wetenschapsfilosofie en geschiedenis van het onderwijs regulier (280 sbu) Wetenschapsfilosofie en geschiedenis van het onderwijs verkort (160 sbu) Oriëntatie Leeronderzoek (80 sbu) Thema s LO (320 sbu) Training Analyse van verbaal gedrag en observatieprotocollen (60 sbu) Training ECTS (60 sbu) Vrijstelling voor de Ba-1 cursus Wetenschapsfilosofie en geschiedenis van het onderwijs (210 sbu). (v.a. 2005: grondslagen en ethiek van de pedagogiek en onderwijskunde) De teveel behaalde studiepunten (70 sbu) tellen mee in de profileringsruimte. Geldt als extra cursus in de profileringsruimte Vrijstelling voor de bachelorthesis (420 sbu). De teveel behaalde studiepunten (100 sbu) tellen mee in de profileringsruimte. Opdrachten 50% (140 sbu) Schriftelijk tentamen 50% (140 sbu) Opdrachten 50% (80 sbu) Schriftelijk tentamen 50% (80 sbu) Oriëntatie Leeronderzoek (80 sbu) Thema s LO (320 sbu) Training Analyse van verbaal gedrag en observatieprotocollen (60 sbu) Training ECTS (60 sbu) Vrijstelling voor de opdrachten (63 sbu) van de Ba-1 cursus Wetenschapsfilosofie. De teveel behaalde studiepunten (77 sbu) tellen mee in de profileringsruimte. Vrijstelling voor het mondeling tentamen (147 sbu) van de Ba-1 cursus Wetenschapsfilosofie. bij overstap naar de verkorte bacheloropleiding, vervalt dit onderdeel. bij overstap naar de verkorte bacheloropleiding, vervalt dit onderdeel. Wanneer onderdelen van het leeronderzoek zijn afgerond, tellen de behaalde studiepunten mee in de profileringsruimte. Sbu = studiebelastingsuren. ECTS = European Credits: met ingang van 1 september 2002 wordt gerekend in European Credits, de studiepunten nieuwe stijl. 1 sp = 40 studiebelastingsuren 1 ECTS = 28 studiebelastingsuren 1 studiejaar heeft een omvang van 1680 studiebelastingsuren, 42 studiepunten, 60 ECTS De studiebelastingsuren van de vakken binnen de propedeusefase en de vervangende vakken binnen de Ba-1fase komen niet altijd overeen. Als in de Ba 1 te veel studiebelastingsuren zijn afgerond (dwz meer dan 1680 studiebelastingsuren), dan mag met het teveel een deel van de profileringsruimte worden ingevuld. Komt de student studiebelastingsuren tekort, dan dient hij de ontbrekende studiebelastingsuren aan te vullen in de profileringsruimte. 25

26 Overgangsregeling voor de verplichte onderdelen van de major Onderwijskunde: niet behaald in 2004/2005 te doen in Opmerkingen Meten en beoordelen van leerprestaties en competenties (7,5 ECTS) Assessment en evaluatie in onderwijs en opleiding (7,5 ECTS) Wetenschapsfilosofie en geschiedenis van het onderwijs (7,5 ECTS) Grondslagen en ethiek van de pedagogiek en onderwijskunde (7,5 ECTS) De major keuzecursussen behoeven geen overgangsregeling. Heeft u in het studiejaar 2004/2005 één of meerdere major keuzecursussen niet behaald, dan kunt een keuze maken uit het major keuzeaanbod van