GEMEENTEBELASTINGEN. INGEKOHIERDE BELASTING OP WONINGEN EN/OF GEBOUWEN EN/OF KAMERS DIE BESCHOUWD WORDEN ALS ONBEWOONBAAR, ONGESCHIKT, VERWAARLOOSD.

Transcriptie

1 GEMEENTEBELASTINGEN. INGEKOHIERDE BELASTING OP WONINGEN EN/OF GEBOUWEN EN/OF KAMERS DIE BESCHOUWD WORDEN ALS ONBEWOONBAAR, ONGESCHIKT, VERWAARLOOSD. GOEDKEURING. Art.1. - Het reglement inzake de ingekohierde belasting ingevoerd op woningen en/of gebouwen en/of kamers die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd van 13 december 2013 wordt opgeheven met ingang van 1 januari Er wordt ten behoeve van de gemeente voor een termijn ingaande op 1 januari 2016 en eindigend 31 december 2019 een ingekohierde belasting ingevoerd op woningen en/of gebouwen en/of kamers die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd en die voorkomen op één van de lijsten van de gemeentelijke inventaris bedoeld in artikel 4 van dit reglement. Art. 2. Definities Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1) administratie: de administratieve eenheid binnen de gemeentelijke administratie door het gemeentebestuur belast wordt met het beheer van de inventarissen bedoeld in artikel 4. 2) gebouw: elk bebouwd onroerend goed dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie woning zoals bedoeld onder 6) en niet beantwoordt aan de definitie kamer zoals bedoeld onder 7). 3) inventarisdatum: de datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in de inventaris wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of de woning niet uit de inventaris is geschrapt het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van de eerste inschrijving in de inventaris. 4) renovatienota: een nota die bestaat uit: een overzicht van welke niet stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd of een gedetailleerd tijdschema waarin wordt aangegeven waarbinnen de werken zullen worden uitgevoerd en een factuur voor een bedrag van minimum euro die dateert van uiterlijk één jaar voor het indienen van de renovatienota en die betrekking heeft op de gebreken die in het technisch verslag van het onderzoek naar de kwaliteit van de woning werden opgenomen met betrekking tot de woning of het gebouw waarop de belasting slaat. De controle of de werken effectief zijn aangevat gebeurt door de administratie. 5) verwaarlozing/bouwvalligheid: een woning en/of het gebouw met zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval aan bijvoorbeeld buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst, dakgoten of glas. De verwaarlozing wordt vastgesteld in een verslag. Een model van het verslag wordt vastgelegd in bijlage I. 6) woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande. 7) kamer: woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: wc, bad of douche, kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorziening afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt. 8) ongeschikte woning: een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opgelegd door het decreet houdende de Vlaamse Wooncode dd. 15 juli 1997 en latere wijzigingen en het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting dd. 22 december 1995 en latere wijzigingen, en door de bevoegde instanties als dusdanig ongeschikt werd verklaard. 9) onbewoonbare woning: een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag worden bewoond en door de bevoegde instantie als dusdanig onbewoonbaar werd verklaard conform artikel 133 en 135 van de Nieuwe Gemeentewet en artikel 64 1 van het Gemeentedecreet of het decreet houdende de Vlaamse Wooncode dd. 15 juli 1997 en latere wijzigingen en het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting dd. 22 december 1995 en latere wijzigingen. Art. 3. Belastingplichtige 1) Als belastingplichtige wordt beschouwd de houder van één van de hierna vermelde zakelijke rechten met betrekking tot een gebouw en/of woning en/of kamer op het ogenblik van de opname in één van de in artikel 4 bedoelde inventarissen: a) de volle eigendom b) het recht van opstal of van erfpacht c) het vruchtgebruik

2 2) Zolang het gebouw, de woning en/of de kamer en/of het perceel niet geschrapt is uit een inventaris, wordt de houder van een zakelijk recht, bedoeld in 1), op het ogenblik dat een nieuwe termijn van 12 maanden verstrijkt als belastingplichtig van de nieuwe belasting beschouwd. 3) Behoort één van die zakelijke rechten in onverdeeldheid toe aan meer dan één persoon dan geldt de onverdeeldheid als belastingplichtige. De leden van de onverdeeldheid zijn hoofdelijk gehouden tot de betaling van de verschuldigde belasting. 4) Degene die een zakelijk recht, zoals bedoeld in 1), overdraagt moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van het zakelijk recht via een aangetekend schrijven en/of tegen ontvangstbewijs in kennis stellen van de opname van het gebouw, de woning en/of de kamer en/of het perceel in de inventaris. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte. Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, zoals bedoeld in 1), als belastingplichtige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd 5) Degene die het zakelijk recht overdraagt is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per aangetekend schrijven, aan de administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens: a) naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht b) datum van de akte, naam en standplaats van de notaris c) nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw. Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht zoals bedoeld in 1) als belastingplichtige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd. Art. 4. De gemeentelijke inventaris 1) De administratie maakt een inventaris op met afzonderlijke lijsten van: - ongeschikte en/of onbewoonbare woningen en/of kamers op basis van de Vlaamse Wooncode en/of de Nieuwe Gemeentewet/Gemeentedecreet - verwaarloosde gebouwen en/of woningen - gebouwen en/of woningen en/of kamers waarvoor saneringswerken of maatregelen werden opgelegd, een besluit tot woonverbod of een bevel tot sloping is uitgesproken door de bevoegde instantie 2) De administratie staat ook in voor de permanente controle en opvolging van de lijsten en de noodzakelijke controleverrichtingen. Art. 5. Inventarisdatum 1) De inventarisatie van een ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde woning en/of kamer gebeurt op datum van het respectieve besluit. Indien er een beroep wordt ingesteld tegen een ongeschikt of onbewoonbaar verklaring van een woning op basis van artikel 15 3 van het Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode wordt de opname in de inventaris geschorst voor de duur van het beroep. 2) De inventarisatie van verwaarloosde woningen, gebouwen en percelen gebeurt op de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van de verwaarlozing. 3) De inventarisatie van woningen en/of gebouwen en/of percelen op percelen die door de Federale Overheidsdienst Financiën Patrimoniumdocumentatie, gekwalificeerd worden als puin of krotwoning gebeurt per 1 januari van elk kalenderjaar. Deze woningen en/of gebouwen en/of percelen worden toegevoegd aan de lijst van verwaarloosde woningen en/of gebouwen. 4) De inventarisatie van woningen en/of kamers en/of gebouwen waarvoor saneringswerken of maatregelen worden opgelegd, een besluit tot woonverbod of een bevel tot sloping is uitgesproken, gebeurt op datum van heet respectieve besluit. 5) De administratie geeft de houder van het zakelijk recht bij aangetekend schrijven kennis van opname op één van de lijsten. Bij deze kennisgeving worden tevens alle gegevens gevoegd waarop de belasting wordt vastgesteld en berekend. De houder van het zakelijk recht kan binnen de maand volgend op deze kennisgeving via een aangetekend schrijven aan de administratie de verbetering vragen van de gegevens waarop de aanslag zal worden vastgesteld en berekend. Art. 6 Wijze van inventarisatie van verwaarloosde woningen, kamers, gebouwen en percelen: 1) De ambtenaren van de administratie zijn bevoegd om de verwaarlozing van een woning en/of kamer en/of gebouw en/of perceel op te sporen en in een administratieve akte vast te stellen, aan de hand van het model bijgevoegd als bijlage I. Onverminderd de toepassing van art. 89 bis van het wetboek van strafvordering, hebben de genoemde ambtenaren toegang tot de woningen en/of kamers en/of gebouwen en/of percelen om alle voor de

3 inventarisatie noodzakelijke opsporingen en vaststellingen te verrichten wanneer het vermoeden bestaat dat een woning en/of kamer en/of gebouw en/of perceel verwaarloosd staat. 2) Indien ingevolge een beslissing een woning en/of kamer en/of gebouw en/of perceel wordt opgenomen in of geschrapt uit de inventaris, wordt die beslissing vastgesteld in een administratieve akte aan de hand van het model bijgevoegd als bijlage I. 3) De houder van het zakelijk recht wordt bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van deze vaststelling met uitzondering van de schrapping uit de inventaris die met een gewone brief wordt meegedeeld. 4) De houder van het zakelijk recht kan de vaststelling binnen 4 maanden na de kennisgeving betwisten met een aangetekend schrijven bij de administratie en binnen dezelfde termijn aantonen dat de woning en/of de kamer en/of het gebouw en/of perceel niet verwaarloosd is. 5) Wanneer de vaststelling niet werd betwist of de houder van het zakelijk recht er niet in slaagt de gebreken weg te werken of het tegenbewijs te leveren en dit binnen een termijn van 4 maanden, maakt de administratie een administratieve akte van verwaarlozing op. Deze akte wordt aangetekend verstuurd aan de houder van het zakelijk recht. Indien daarentegen wordt aangetoond dat de woning, de kamer, het gebouw of het perceel niet verwaarloosd is en dit als dusdanig door de administratie wordt aanvaard, wordt dit door de administratie aan de houder van het zakelijk recht schriftelijk meegedeeld. Art. 7. Schrapping 1) De ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaarde woningen en/of kamers en/of gebouwen worden geschrapt uit de inventaris op de datum van het Besluit van de Burgemeester tot opheffing van de onbewoonbaar- en/of ongeschiktverklaring. 2) De woningen en/of kamers en/of gebouwen waarvoor de Burgemeester ter vrijwaring van de openbare veiligheid of gezondheid een besluit tot woonverbod heeft uitgevaardigd, worden geschrapt uit de inventaris op de datum van het Besluit van de Burgemeester tot opheffing van het woonverbod. 3) De woningen en/of gebouwen waarvoor de Burgemeester ter vrijwaring van de openbare veiligheid of gezondheid een bevel tot sloping heeft uitgevaardigd, worden geschrapt uit de inventaris zodra de sloping voltooid en het terrein volledig van puin of krotwoning geruimd is. 4) De woningen en/of kamers en/of gebouwen en/of percelen waarvoor de Burgemeester ter vrijwaring de openbare veiligheid of gezondheid saneringswerken of maatregelen heeft opgelegd, worden geschrapt uit de inventaris zodra het verlag ter controle bevestigt dat de opgelegde werken uitgevoerd zijn. 5) Woningen en/of kamers en/of gebouwen en/of percelen die voorkomen op de lijst van verwaarloosde woningen en/of kamers en/of gebouwen worden geschrapt na opmaak van een verslag ter controle waaruit blijkt dat de woning, de kamer of het gebouw niet meer als verwaarloosd wordt beschouwd en dit aan de hand van het model in bijlage I. 6) De percelen die door de Federale Overheidsdienst Financiën Patrimoniumdocumentatie gekwalificeerd worden als puin of krotwoning worden geschrapt uit de inventaris zodra het perceel volledig van puin of krotwoning geruimd is. Art. 8. Berekening van de belasting 1) De heffing is verschuldigd indien het gebouw en/of woning gedurende 12 opeenvolgende maanden is opgenomen in de inventaris zoals bedoeld in artikel 4. 2) Het bedrag van de basisbelasting per woning of gebouw wordt vastgesteld op 5 euro per vierkante meter bebouwde oppervlakte / grondoppervlakte van de constructie vermenigvuldigd met het aantal bouwlagen. Het aantal bouwlagen dat in aanmerking wordt genomen is het aantal bouwlagen van de woning of het gebouw die meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het gelijkvloers. De belastbare oppervlakte wordt steeds in volle vierkante meter uitgedrukt. De gedeelten kleiner dan een halve vierkante meter worden weggelaten, de gedeelten gelijk aan of boven de halve vierkante meter worden aangerekend als een volle vierkante meter. Voor de berekening van de verschuldigde belasting worden een kelder, ingericht met woonvertrekken, en een ingerichte zolder met woonvertrekken als bouwlaag aanzien. De minimum basisaanslag per woning, kamer of gebouw bedraagt 500 euro. 3) Het bedrag van de eerste belasting per belastbare kamer wordt forfaitair vastgesteld op 75 euro. 4) Het bedrag van de verschuldigde belasting is gelijk aan het resultaat van volgende formule: Het bedrag van de basisbelasting vermenigvuldigd met x+1, waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van 12 maanden dat de woning en/of de kamer en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in de gemeentelijke inventaris waarbij x niet meer mag bedragen dan 4. 5) Indien de woning, de kamer of het gebouw is opgenomen op verschillende lijsten zoals bedoeld in artikel 4, is de voormelde belasting slechts éénmaal verschuldigd. Art. 9. Zijn van de belasting vrijgesteld:

4 1) De houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 3 wordt niet beschouwd als belastingplichtige indien hij de woning en/of kamer en/of gebouw volledig en uitsluitend gebruikt als zijn hoofdverblijfplaats en hij over geen ander onroerend goed beschikt. 2) De houder van het zakelijk recht, zoals bedoeld in artikel 3 die eigenaar is van één woning die hij eerder als hoofdverblijfplaats en als laatste bewoner bewoonde, verblijft in een erkende ouderenvoorziening of die voor langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling of die zich in elke vergelijkbare situatie bevindt waarbij overmacht kan worden bewezen. Deze vrijstelling geldt voor een periode van maximaal 5 jaar te rekenen vanaf de inventarisatiedatum. 3) De houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 3, wordt vrijgesteld gedurende een periode van 2 jaar volgend op de volledige overdracht van de woning, de kamer, het gebouw of perceel op voorwaarde dat in de loop van voormelde periode geen nieuwe overdracht plaatsvindt. Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan: vennootschappen waarin de vroegere houder van het zakelijk recht participeert, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor meer dan 10% van het aandeelhouderschap bloed- of aanverwanten tot en met de 3de graad, tenzij in geval van overdracht bij erfopvolging of testament. 4) De houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 3, op één van de volgende woningen en/of gebouwen wordt vrijgesteld voor: de woningen en/of gebouwen die binnen de grenzen liggen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan of waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid de woningen en/of gebouwen die krachtens het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- of dorpszichten zijn beschermd als monument en waarvoor bij de bevoegde overheid een dossier bijzondere procedure werd ingediend, waarmee het agentschap Onroerend Erfgoed zich akkoord verklaarde. de woningen en/of gebouwen en/of kamers die getroffen zijn door een ramp die zich heeft voorgedaan onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige gedurende een periode van 2 jaar volgend op de datum van de ramp. de woningen en/of kamers en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik tot 2 jaar na het einde van de onmogelijkheid. 5) De houder van het zakelijk recht, bedoeld in artikel 3, wordt vrijgesteld voor een periode van 1 jaar in een periode van 10 jaar van zodra de belastingplichtige een stedenbouwkundige vergunning, een renovatienota en facturen voor een bedrag van minstens euro kan voorleggen. Een renovatienota kan bestaan uit: - een overzicht van de werken die worden uitgevoerd welke niet stedenbouwkundig verplicht zijn - of een gedetailleerd tijdschema waarbinnen de werken zullen worden uitgevoerd - én een factuur voor een minimum bedrag van euro die niet ouder is dan één jaar. De ingediende facturen moeten betrekking hebben op de problemen die in het technisch verslag van het onderzoek naar de kwaliteit van de woning werden opgenomen en moeten betrekking hebben op werken die de gebreken uit het technisch verslag verhelpen om door de administratie aanvaard te worden. In geval van zelf uitgevoerde werken moet er minstens één factuur van minstens zijn die de aankoop van het gebruikte materiaal verantwoordt. Aankoopfacturen van gereedschap en machines worden niet aanvaard. De vrijstelling start op datum van aanvaarding van de vrijstelling door de dienst huisvesting. Deze vrijstelling kan tot tweemaal toe verlengd worden voor een duurtijd van telkens één jaar. Bij aanvraag van een aansluitende vrijstellingsperiode dient ten laatste 1 maand vóór de vervaldag van de vrijstellingsperiode een nieuwe vrijstelling aangevraagd worden. Deze zal goedgekeurd worden op voorwaarde dat wordt aangetoond dat de werken het voorbije jaar vooruitgang boekten. Dit gebeurt door het voorleggen van nieuwe facturen, aangevuld met fotomateriaal. De nieuwe vrijstellingsperiode start op de vervaldag van de vorige vrijstellingsperiode. Art. 10. Bewijs van vrijstelling De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 9 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie. Art. 11 Om de toepassing van de belasting verordening te kunnen controleren of onderzoeken worden de personeelsleden, daartoe aangesteld door het college van burgemeester en schepenen, gemachtigd alle fiscale onderzoeksbevoegdheden uit te voeren die krachtens artikel 11 van het decreet van 30 mei 2008 van toepassing vinden op het vlak van de gemeentebelastingen. Specifiek inzake de controle en het onderzoek van boeken en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting, is iedereen die over dergelijke boeken of

5 bescheiden beschikt, verplicht die zonder verplaatsing voor te leggen op ieder verzoek van deze personeelsleden. Deze personeelsleden zullen zich legitimeren via het aanstellingsbesluit en/of legitimatiebewijs. Iedereen is verplicht aan deze personeelseden vrije toegang te verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend. Om de belastingplicht te kunnen bepalen of de grondslag van de belasting te kunnen controleren of onderzoeken, moet aan die personeelsleden de mogelijkheid geboden worden vaststellingen te doen. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben die personeelsleden evenwel alleen toegang tussen vijf uur s morgens en negen uur s avonds, na machtiging van de politierechter tenzij uit vrije wil toegang wordt verleend. Art. 12. De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen. Art. 13. De belasting moet betaald worden binnen de 2 maand na toezending van het aanslagbiljet. Bij laattijdige betaling wordt, in toepassing van art. 4 van de invorderingsprocedure fiscale en niet fiscale ontvangsten, het te betalen bedrag verhoogd met de portkosten. Art. 14. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen. Art. 15. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag en tegen een belastingverhoging een bezwaarschrift indienen bij college van burgemeester en schepenen die handelt als bevoegde administratieve overheid. Het college van burgemeester en schepenen kan ontheffing op de belasting geven indien voldoende bewijzen worden voorgelegd met betrekking tot de renovatie op basis van onder andere een bezoek van de huisvestingsambtenaar of voorgelegde facturen die niet ouder zijn dan één jaar voor de inventarisdatum en betrekking hebben op de gebreken aangeduid in het technisch verslag; Het bezwaar tegen de kohierbelasting moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 dagen na ontvangst een schriftelijke ontvangstmelding gestuurd zowel naar de belastingschuldige en in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger en aan de financieel beheerder. Enkel als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in het bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting. In voorkomend geval deelt het schepencollege aan de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger ten minste vijftien kalenderdagen voor de dag van de hoorzitting de datum, uur en plaats van de hoorzitting mee waarop het bezwaarschrift behandeld zal worden, evenals de dagen, uren en plaats waarop het dossier geraadpleegd zal kunnen worden. De aanwezigheid op de hoorzitting moet door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger aan het schepencollege schriftelijk of via duurzame drager worden bevestigd ten minste zeven kalenderdagen vóór de dag van de hoorzitting. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wordt gehoord door het college van burgemeester en schepenen. De bevoegde overheid doet binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift, uitspraak op basis van een met redenen omklede beslissing. Die termijn van zes maanden wordt met drie maanden verlengd als de betwiste aanslag ambtshalve werd gevestigd. De beslissing van de bevoegde overheid wordt met een aangetekende brief betekend aan de belastingschuldige, en in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en wordt tevens ter kennis gebracht aan de financieel beheerder. Deze aangetekende brief vermeldt de instantie waarbij een beroep kan worden ingesteld evenals de ter zake geldende termijn en vormen. De beslissing van de bevoegde overheid is onherroepelijk wanneer het beroep niet tijdig bij de bevoegde instantie is ingesteld. Art. 16. Deze beslissing zal ter kennisgeving overgemaakt worden aan de heer Gouverneur van Oost- Vlaanderen.