BEI. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV DEN HAAG. Geachte heer Kamp,

Transcriptie

1 C N BEI Bezuidenhoutseweg 60 Postbus LK DEN HAAG Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV DEN HAAG T F E info@stvda.nl Den Haag Ons kenmerk Uw kenmerk Betreft: : 6 december 201 O : S.A JMIJS : AV/SDAl2010/16989 : Wijziging Wet op de Europese ondernemingsraden Geachte heer Kamp, In uw brief van 31 augustus 2010 hebt u de Stichting van de Arbeid verzocht om haar opvattingen kenbaar te maken over de voorgestelde implementatie in de Wet op de Europese ondernemingsraden van de in 2009 herziene Europese richtlijn betreffende de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen en concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers. Allereerst wil Stichting van de Arbeid een opmerking maken over de implementatie van de bovengenoemde richtlijn in de tekst van het wetsvoorstel. In de concept Memorie van Toelichting is aangegeven dat in het wetsvoorstel geen andere regels zijn opgenomen dan voor de implementatie noodzakelijk zijn. De Stichting meent dat het conceptwetsvoorstel op een aantal punten niet strookt met deze insteek. Ook is de Stichting van de Arbeid van opvatting dat bij de implementatie van Europese richtlijnen de tekst van de richtlijn zo nauwgezet mogelijk gevolgd dient te worden. Dit voorkomt misverstanden. Zij bepleit daarom de wettekst alsnog zoveel mogelijk aan te passen aan de tekst van de richtlijn. In de bijlage worden voorstellen daartoe per artikel aangegeven. Tot slot vraagt de Stichting uw aandacht voor het volgende. De Stichting is van oordeel dat de Nederlandse wet bepaalt of moet kunnen bepalen hoe de Nederlandse leden van een 'Europese ondernemingsraad bij overeenkomst' gekozen worden. Dit om de eigenheid van de Nederlandse medezeggenschap te bewaren. De vraag die nog openstaat is of het noodzakelijk is om hiervoor in de Nederlandse wet een bepaling op te nemen. In andere landen geeft de wet daarover duidelijkheid in het algemene deel van de wet. De Stichting verzoekt u om na te gaan of hiervoor ook in de Nederlandse wetgeving een voorziening moet worden opgenomen. De Stichting van de Arbeid is het overlegorgaan van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers: Vereniging VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland, FNV, CNV en Vakcentrale MHP

2 In de bijlage heeft de Stichting van de Arbeid naast wijzigingsvoorstellen ook vragen en opmerkingen per artikel aangegeven. De Stichting van de Arbeid is altijd bereid bovenstaande in een gesprek toe te lichten. Hoogachtend, S T I C H T ~ DE N ARBEID Bijlage: Reactie van de Stichting van de Arbeid op de wijzigingsvoorstellen voor de Wet op de Europese ondernemingsraden

3 In deze bijlage is aangegeven bij welke bepalingen van het voorstel van wet van de W OR de Stichting van de Arbeid of sociale partners nadere vragen, opmerkingen edof suggesties wensen te plaatsen. Waar in Richtlijn 2009/38/EG Opmerkingen Stichtin van de Arbeid Artikel l lid l onderdeel e: nieuw ingevoegd Grensoverschrijdende aangelegenheden: aangelegenheden die voor de gehele communautaire ondernemingen of voor de gehele communautaire groep van belang zijn, of voor ten minste twee ondernemingen of vestigingen van een communautaire onderneming of een communautaire groep in twee verschillende lidstaten; Artikel 1 lid 4 en Onderdeel (l 6) Werknemers geven aan dat Overweging 16 van de Richtlijn als volgt voorziet ten aanzien van deze definitie: dit zijn ondermeer aangelegenheden die, ongeacht het aantal betrokken lidstaten, voor het Europese personeelsbestand van betekenis zijn door de omvang van de gevolgen die zij kunnen hebben, of die de overbrenging van werkzaamheden tussen lidstaten met zich brengen. In de wetsbepaling komt het aspect van de 'gevolgen' niet aan de orde. De Memorie van Toelichting (MvT) noemt in Onderdeel A elementen die ku~en worden meegewogen. Werknemers stellen daarom voor om de volgende zin toe te voegen: "Wanneer een voorgenomen besluit dat in een lidstaat wordt genomen gevolgen heeft voor werknemers in een ander land wordt dit geacht een transnationale aangelegenheid te zijn. " Werkgevers wijzen dit voorstel van de werknemers af. De voorgestelde definitie in het conceptwetsvoorstel komt overeen met de tekst die in de gewijzigde richtlijn is toegevoegd. Werkgevers stemmen daar mee in. Groot bezwaar wordt echter gemaaki tegen de (artikelsgewijze) toelichting in de concepttekst voor de MvT. Daarin wordt een uitleg gegeven van "grensoverschrijdende aangelegenheden " die veel verder gaat dan de tekst van het voorgestelde artikel en de tekst in de herziene richtlijn toelaat. Uiteindelijk zal het aan het EHvJ zijn om zonodig in een concreet geval tot een beoordeling en uitleg te komen. Het zou ongewenst zijn als Nederland hierop een voorschot zou nemen. Werkgevers ver-

4 Artikel l lid I onderdeel h: nieuw ingevoegd: Raadpleging: de dialoog en uitwisseling van standpunten tussen het hoofdbestuur of een ander passender bestuursniveau en de werknemersvertegenwoordigers Artikel 3a lid I: nieuw Informatie wordt op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud door het hoofdbestuur of een ander passender bestuursniveau aan werknemersvertegenwoordigers verstrekt dat zij zich ten behoeve van een eventuele raadpleging een grondig oordeel kunnen vormen over de gevolgen en, zo nodig, overleg voorbereiden met het hoofdbestuur of een ander passender bestuursniveau. Artikel 3a lid 2: nieuw Raadpleging vindt op een zodanig tijdstip, op een zodanige wljze en met een zodanige inhoud plaats dat werknemersvertegenwoordigers in staat zijn op basis van de verstrekte informatie over voorstellen ten aanzien van grensoverschrijdende aangelegenheden waarmee de raadpleging verband houdt, binnen een redelijke termijn advies uit te brengen, waarmee rekening kan worden gehouden in het besluitvormingsproces. Artikel 2 lid 1 onderdeel g Artikel 1 lid 2 en artikel 2 lid 1 onderdeel f Artikel 1 lid 2 en artikel 2 lid 1 onderdeel g zoeken daarom de passage: "Om te bepalen of uitbreiding van de werkgelegenheid" in de MVT te schrappen. De Stichting merkt op dat het wetsvoorstel spreekt van 'standpunten' en de Richtlijn over een 'gedachtewisseling over de voorgestelde maatregelen'. 'Standpunten' betreft een te definitieve term en lijkt uit te sluiten dat de besluitvorming nog kan worden be.~vloed. De Stichting stelt voor om 'standpunten' te vervangen door de letterlijke tekst van de Richtlijn: 'voorgestelde maatregelen'; oftewel de vertaling van 'proposed measures'. Hier wordt gesuggereerd dat de informatiepïichtslechts gekoppeld is aan een eventuele raadpleging. Dat is in de Richtlijn niet het geval. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om informatie die benodigd is om een EOR of overeenkomst tot stand te brengen. Het gaat om de informatie die werknemersvertegenwoordigers nodig kunnen hebben om de functie en taken in het kader van transnationale medezeggenschap uit te oefenen. Verder merkt de Stichting op dat een deel van de Richtlijntekst ontbreekt in de concepttekst van de WEOR. Het gaat om de passage uit de Richtlijn: 'zodat zij kennis kunnen nemen van het onderwerp en het kunnen bestuderen'. De Stichting vraagt zich af waarom deze passage is weggelaten. Met betrekking tot het slot van artikel 3a lid 2, waar staat 'waarmee rekening gehouden kan worden in het besluitvomzingsproces' merkt de Stichting op dat dit voor verandering vatbaar is. Een besluitvormingsproces is iets anders dan het nemen van een besluit. De Stichting stelt voor om de woorden 'in het besluimomzingsproces' te vervangen door 'bij het nemen van het besluit'. De Stichting acht het van belang dat informatie en raadpleging qua volgtijdelijkheid zodanig worden ingericht dat beïnvloeding praktisch gezien nog mogelijk is. De Stichting stelt voor deze opmerking op te nemen in de MvT. Tevens merkt de Stichting bij dit artikellid op, dat de volgende zinsnede van de Richtlijn ontbreekt : '(... ), mverminderd de verantwoordelijkheden van de bedrijfdeiding, f I

5 Artikel 4 lid 3 Voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak, wordt hun in werktijd en met behoud van loon de gelegenheid geboden tot onderling beraad en overleg met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening van hun functie zijn betrokken en om scholing en vorming te ontvangen. Artikel 4 lid 3: toevoeging nieuwe laatste zin Voor zover dat redelijkenivijs noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak, wordt hun in werktijd en met behoud van loon de gelegenheid geboden tot onderling beraad en overleg met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening van hun functie zijn betrokken en om scholing en vorming te ontvangen. Aan hen worden voorzieningen ter beschikking gesteld, die zij in de uitoefening van hun functie redelijkerwijs nodig hebben. Artikel 4 lid 1 De Stichting stelt voor dat deze zinsnede aan dit artikellid wordt toegevoegd. De Stichting stelt voor om daar waar 'functie" staat vermeld, dit te veranderen in "taken". Dit doet meer recht aan de Nederlandse vertaling van de Richtlijntekst. Voorts is de Stichting van mening dat deze regeling niet bepaalt wie verantwoordelijk is voor het verstrekken van deze faciliteiten. Met andere woorden, niet is bepaald wie 'de gelegenheid biedt' en 'voorzieningen ter beschikking stelt'. Het verdient volgens de Stichting de voorkeur aan om aansluiting te zoeken bij de tekst van artikel 4 lid l van de Richtlijn: "Het hoofdbestuur is ervoor verantwoordelijk de voorwaarden te scheppen en in de middelen te voorzien die nodig zijn voor de instelling van de EOR (...)." De Stichting stelt voor deze Richtlijntekst op te nemen in plaats van de laatste zin in artikel 4 lid 3 (de toevoeging: 'Aan hen..hebben.') Wanneer daarvoor wordt gekozen, zal geen verschil van mening kunnen ontstaan over de vraag of het centrale, dan wel het decentrale niveau verantwoordelijk is voor de faciliteiten. Artikel 4 lid 4: Zij zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen die zij in hun hoedanigheid vernemen, alsmede van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan hun geheimhouding is opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Deze verplichting geldt ook voor personen die een functie als bedoeld in het eerste lid vervullen zonder werknemer te zijn. Artikel 4 lid 4: Niet gewijzigd Artikel 8 lid 1 Met betrekking tot scholing merkt de Stichting op dat het scholingsrecht volgens artikel 10 lid 4 van de Richtlijn thans een recht is van de hele EOR. Het zou dan ook op gelijke wijze moeten worden opgenomen in Hoofdstuk 2 van de WEOR (en daarnaast kan het blijven staan in Hoofdstuk 1, artikel 4 lid 3). Op die manier wordt dit recht benoemd voor de hele EOR van Nederlandse concerns, dus ook voor leden uit landen waar de rechten van EOR-leden minder duidelijk zijn vastgelegd. De Stichting van de Arbeid is van oordeel datde tekst van dit artikel nauwer zou moeten aansluiten bij de tekst van de Richtlijn. De geheimhoudingsplicht wordt volgens artikel 8 lid 1 van de Richtlijn veel nauwkeuriger omschreven qua reikwijdte van geheimhouding, namelijk dat: " leden van de BOG en van de EOR, alsmede deskundigen die hen eventueel bijstaan, de informatie die hun uitdrukkelijk als vertrouwelijk is verstrekt niet aan derden bekend maken." Hetzelfde geldt voor werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure ter informatie en Bovendien blijft de verplichting

6 Artikel 4 lid 8 wordt vernummerd naar Artikel 4 lid 9 Iedere in Nederland werkzame werknemer of werknemersvertegenwoordiger kan van de werkgever verlangen dat deze hem een overzicht van het aantal werknemers dat bij de communautaire onderneming of groep werkzaam is, alsmede van de verdeling van deze werkzaamheden over de verschillende lidstaten. Artikel 5 lid 2, onderdelen a en b Verwijzing naar artikel 19, vijfde lid wordt geactualiseerd. Artikel 4 lid 8: nieuw (daarna vernummerd) Onverminderd enige op hen rustende verplichting tot geheimhouding informeren de werknemers die lid zijn van een Europese ondernemingsraad dan wel optreden als vertegenwoordigers bij een andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers, de werknemersvertegenwoordigers binnen de communautaire onderneming of groep, of, als die er niet zijn, alle werknemers over de inhoud en de resultaten van de informatieen raadplegingsprocedure die overeenkomstig deze wet heeft plaatsgevonden. Artikel 4 lid 9 (vernummerd, aangevuld en het hiernaast cursief aangegeven deel wordt verplaatst als volgt:) (....) kan van de werkgever verlangen dat deze hem informatie verstrekt die benodigd is voor de opening van onderhandelingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid. Deze informatie bevat in ieder geval een overzicht van het aantal werknemers dat bij de communautaire onderneming of groep werkzaam is en de verdeling van deze werknemers over de verschillende lidstaten. Artikel 5 lid 2 onderdelen a en b Verwijzing wordt gewijzigd naar 'artikel 19, zesde lid'. Rest van Artikel 5 blijft ongewijzigd Artikel 10lid2 Artikel 4 lid 4 Artikel 1 1 lid 2 en Onderdeel (36) ook na het verstrijken van hun rnandaat gelden, ongeacht waar de hier- voor vermelde personen zich bevinden. De Stichting merkt op dat in de Richtlijntekst niet iets vergelijkbaars is opgenomen met betrekking tot "vertegenwoordigers bij een andere procedure van infomtieverstrekking en raadpleging van werknemers". Hierdoor ontstaat verwarring met betrekking tot de zogenoemde 'artikel-13-overeenkomsten' en 'de ondernemingen die tussen 5 juni 2009 en 5 juni een overeenkomst ondertekenen of herzien' die in de Richtlijn een uitzonderingspositie hebben. Om die reden stelt de Stichting voor om in de MvT het onderscheid tussen enerzijds 'een andere procedure van infomtieverstrekking en raadpleging van werknemers' en anderzijds de 'artikel -13-overeenkomsten' en de 'ondernemingen die tussen 5 juni 2009 en 5 juni 2011 een overeenkomst ondertekenen of herzien' duidelijker te omschrijven. Om ook hier dicht bij de tekst van de Richtlijn te blijven, stelt de Stichting bij dit artikellid voor om (...) in ieder geval (...) in de concepttekst van de WOR te wijzigen in de term 'met name', zoals weergegeven is in de Richtlijntekst. Werknemers geven aan dat artikel 5 weliswaar, afgezien van een technische verandering, ongewijzigd blijft maar dat zulks niet in overeenstemming is met het feit dat de EOR beduidend grotere bevoegdheden en rechten krijgt. Zo schrijft Overweging 36 van de Richtlijn voor dat, in geval van inbreuk op de uit de Richtlijn voorvloeiende verplichtingen, administratieve of gerechtelijke procedures van toepassing moeten zijn, alsmede effectieve en afschrikwekkende sancties die in verhouding staan met de ernst van de overtreding. De tekst van artikel 11 lid 2 van de Richtlijn zou aanleiding kunnen geven ;m de geschille&egeling van artikel 5 van de voorgestelde wettekst

7 te verfïjnen met betrekking tot de 'effectieve en afschrikwekkende sancties', welke nu ontbreekt. Artikel 7 De communautaire onderneming of de moederonderneming is verplicht op verzoek van werknemers of werknemersvertegenwoordigers een overzicht te geven van het aantal werknemers dat bij de communautaire groep werkzaam is en de verdeling van deze werknemers over de verschillende lidstaten. Artikel l l lid 3, onderdeel b b. de omvang en samenstelling van de raad en de zittingsduur van zijn leden Artikel 7, gewijzigd en onderverdeeld in een lid 1 en een lid 2: Artikel 7, lid I: Een communautaire onderneming of een moederonderneming verstrekt aan werknemers of hun vertegenwoordigers informatie die benodigd is voor de opening van onderhandelingen als bedoeld in artikel 8, eerste lid. Deze informatie bevat in ieder geval een overzicht van het aantal werknemers over de verschillende lidstaten. Artikel 7, lid 2: Indien na de instelling van de bijzondere onderhandelingsgroep wijzigingen optreden in de informatie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt een communautaire onderneming of moederonderneming zo spoedig mogelijk na deze wijziging een gewijzigd overzicht aan de bijzondere onderhandelingsgroep en, indien die situatie zich voordoet, aan de werknemers of hun vertegenwoordigers van een communautaire onderneming of de moederonderneming uit een lidstaat die nog niet in de bijzondere onderhandelingsgroep zijn vertegenwoordigd. Artikel 9 lid 4: nieuw: Indien uit de eerste zin van het derde lid voorvloeit dat vanuit een lidstaat niet langer een lid van de bijzondere onderhan- Artikel 4 lid 4 Niet in de Richtlijn geregeld. Niet zo in Richtlijn geregeld. Werkgevers zijn van oordeel dat de huidige mogelijkheden om naleving van de WEOR te vorderen voldoende zijn en tevens een effectieve sanctie (dwangsom) behelzen bij nietnakoming. Bovendien wordt opgemerkt dat de sanctiebepaling in de richtlijn (art. 11, lid 2) ook niet is gewijzigd. Het eerste wat de Stichting opvalt, is dat de term 'in ieder gevar in de Richtlijn niet voorkomt. Daarvoor wordt de term 'met name' gehanteerd. De Stichting stelt ook bij dit artikel voor om in de WEOR zo dicht mogelijk bij de Richtlijntekst te blijven. Voorts is de Stichting van oordeel dat dit artikellid een juiste implementatie betreft van de Richtlijntekst maar dat het enigszins verwarrend is dat hier een andere definitie van het begrip 'infonnutie' wordt gehanteerd dan in de definities van artikel 1 van de conceptwettekst. Op grond van artikel 1 lid 1 onder g van de concept- WOR is informatie gedefinieerd als: "gegevens die betrekking hebben op grensoverschrijdende aangelegenheden". De Stichting stelt voor om daar waar in dit artikellid de term 'informatie' wordt gehanteerd de term 'gegevens' te gebruiken. Immers, het hanteren van twee verschillende definities van één term in één wet schept verwarring. De Stichting is van mening dat deze bepaling nu zo gelezen kan worden dat dit artikellid van toepassing is ingeval van elke personeelswisseling. Omdat de Stichting ervan uitgaat dat het lid waarschijnlijk zo niet is bedoeld, stelt de Stichting voor om vóór 'wijzigingen' 'belangrijke' toe te voegen in de wettekst; zoals ook gebeurt in de MvT. Dit lid gaat over de wijziging van de samenstelling van de BOG als de verdeling van de werknemers over de verschillende lidstaten wijzigt. Deze bepaling heeft een direct gevolg voor

8 Artikel l l lid 6, eerste zinsnede (...) houdt bepalingen in omtrent de duur van de overeenkomst, de wijze van onderhandelen over een nieuwe overeenkomst (...) delingsgroep kan worden afgevaardigd, dan wel daaruit voortvloeit dat vanuit een nog niet vertegenwoordigde lidstaat alsnog een lid kan worden afgevaardigd, neemt de bijzondere onderhandelingsgroep geen besluiten totdat haar samenstelling wijzigt. Artikel I l lid 2, onderdeel b b. de omvang en samenstelling van de raad, waarbij werknemers voor zover mogelijk evenwichtig vertegenwoordigd worden, en de zittingsduur van zijn leden. Artikel 6 lid 2 onderdeel b) de uitoefening van het stemrecht van artikel 13 WEOR. In de Richtlijn is echter niet opgenomen dat de BOG 'geen besluiten' neemt. Zoals het artikellid thans geformuleerd is, heeft dit tot gevolg dat de BOG pas besluiten kan nemen als de samenstelling conform de nieuwe verhoudingen is gewijzigd. De formulering van deze bepaling kan de voortgang van een zaak voor langere tijd ophouden en dat is ongewenst. (Hetzelfde geldt overigens voor artikel 16 lid 4 WEOR). De Richtlijn zegt in artikel 6 lid 5 dat de BOG beslist met meerderheid van haar leden. Dat wil zeggen dat de aanpassing in de samenstelling van de BOG direct effect heeft op het bepalen van wat de meerderheid is, ook als de zetel nog niet is bezet. Er is een uitzondering voor een eventueel besluit om niet (meer) te onderhandelen; dat besluit moet wel met minimaal 213 van de stemmen worden genomen (zie Richtlijn artikel 5 lid 5). Dat lijkt derhalve op de aanwezigen te duiden. Echter, noch de Richtlijn, noch de MvT bij de WEOR gaat in op het verschil tussen een meerderheid in 'leden' (Richtlijn artikel 6 lid 5) en in 'stemmen'. (Richtlijn artikel 5 lid 5). De WEOR spreekt niet van 'leden', maar aileen van 'stemmen'. De WEOR werpt bovendien extra onduidelijkheden op door te spreken over 'volstrekte meerderheid' (artikel 13 lid 1) en over 'gekwalijïceerde meerderheid' (Memorie van Toelichting bij artikel 13). De Stichting stelt voor om zo dicht mogelijk bij de Richtlijntekst te blijven. De Stichting vindt het niet duidelijk wat in de wettekst met 'evenwichtig' wordt bedoeld. In artikel 6 lid 2 sub b van de Richtlijn wordt die context wel genoemd, te weten: 'met inachtneming van de soort activiteit, categorie werknemers en geslacht (...)l. De Stichting stelt daarom voor om in de wettekst dezelfde uitleg over 'evenwichtig' op te nemen als in de Richtlijn. Artikel l1 lid 3, onderdeel e De wijze waarop de informatieverstrekking en raadpleging van de raad en de informatieverstrekking en de raadpleging van de werknemersvertegenwoordiging aan elkaar worden gekoppeld, rekening houdend met hun bevoegdheden: De Stichting stelt voor om ook hier dezelfde terminologie te hanteren. In dit artikellid spreekt men bijvoorbeeld over de 'raad' in combinatie met 'werknemersvertegenwoordigers'. Met de eerste term wordt de EOR bedoeld, met de tweede de nationale 'werknemersvertegenwoordigingorganen' als in artikel 6 lid 2 onderdeel c van de Richtlijn.

9 Artikel I I lid 8 wordt vernummerd naar Artikel I1 lid 9 Artikel 12 lid I (...) door een of meer deskundigen. 4rtikel I I lid 6, eerste zinsnede :...) houdt bepalingen in Jmtrent het tijdstip van inwerkingtreding, de duur van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst kan worden gewijzigd of opgezegd, de gevallen waarin en wijze waarop wordt onderhandeld over een nieuwe overeenkomst (...) 4rtikel I1 lid 8: nieuw: indien de overeenkomst geen regels bevat als bedoeld in het derde lid, onderdeel e, vindt, in het geval er beslissingen worden overwogen, die waarschijnlijk belangrijke wijzigingen in de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten met zich brengen, de informatieverstrekking en raadpleging van de raad en de informatieverstrekking en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers zoveel mogelijk gelijktijdig plaats. Artikel 12 lid I, aangevuld met: (...) door een of meer deskundigen, waaronder vertegenwoordigers van bevoegde en erkende werknemersorganisaties op communautair niveau als bedoeld in artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze deskundigen kunnen op verzoek van de bijzondere behandelingsgroep als adviseur aanwezig zijn in de vergaderingen, als bedoeld in artikel 11, eerste lid. Artikel 14a lid 3: nieuw Tijdens de onderhandelingen, bedoeld in het eerste lid, blijven de bestaande Europese ondernemingsraad of - raden functioneren in overeenstemming met de toepasselijke overeenkomst of overeenkomsten, dan wel blijft een andere procedure van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers van toepassing, indien die is overeengekomen. Artikel 6 lid 2 onderdeel g) Artikel 7 lid 1, derde gedachtestreepje Artikel 12 lid 3 Punt 1 onderdeel a van de Subsidiaire Voorschiften. Artikel 5 lid 4, derde alinea Artikel 13, derde alinea De Stichting stelt voor om die laatste :erm in de wettekst te gebruiken. De Stichting stelt voor "het tijdstip" :e veranderen in "de datum". De Stichting stelt voor om de Richtlijntekst zoveel mogelijk te volgen. Tevens doet de Stichting de suggestie deze tekst te vervangen door de tekst die aansluit bij de tekst van de Richtlijn: "(...) vangt, (...), de infomtieverstrekking en raadpleging van de EOR en de infomtieverstrekking en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigingsorganen zoveel mogelijk tegelijktijdig aan." Ook bij dit artikellid pleit de Stichting ervoor om dichter bij de tekst en de bedoeling van de Richtlijn te blijven. In de tekst ontbreekt 'naar eigen keuze' waar het gaat om het zich laten bijstaan door deskundigen. Bij dit artikeliid merkt de Stichting op dat het goed zou zijn indien hier een uitzondering wordt gemaakt voor 'andere procedures van infomtieverstrekking en raadpleging van werknemers' en ingaat op wat daarmee bedoeld wordt. In ieder geval zou duidelijk uit de MvT moeten blijken dat voor 'zogenoemde artikel-13-overeenkomsten' en 'de overeenkomsten die tussen 5 juni 2009 en 5 juni 2011 zijn ondertekend of herzien' een uitzondering wordt gemaakt. De Stichting merkt op dat in dit lid staat dat 'tijdens de onderhandelingen' bij herstructureringen de oude EOR'en blijven bestaan. Ter toelichting staat in de MvT dat wanneer een

10 Artikel 18 lid 3 De Europese ondernemingsraad stelt een reglement van orde vast. Alvorens het reglement wordt vastgesteld wordt het hoofdbestuur in de gelegenheid gesteld zijn standpunt kenbaar te maken. Indien een beperkt comité is gekozen regelt het reglement de bevoegdheden daarvan. Artikel 24 lid 2 Indien deze overeenkomsten niet inhouden of binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet gaan inhouden, dat werknemers of hun vertegenwoordigers van ondernemingen of vestigingen, die na het sluiten van de overeenkomsten tot de communautaire onderneming of groep zijn gaan behoren, binnen die termijn worden betrokken bij de vernieuwing of aanpassing daarvan dan wel worden vertegenwoordigd in de afgesproken procedure van informatie en raadpleging, wordt deze wet na die termijn op de berokken communautaire onderneming of groep van toepassing. Artikel 16 lid 4 Indien uit de eerste zin van het derde lid voortvloeit dat vanuit een lidstaat niet langer een lid van de Europese ondernemingsraad kan worden afgevaardigd, dan wel daaruit voortvloeit dat vanuit een nog niet vertegenwoordigde lidstaat alsnog een lid kan worden afgevaardigd, neemt de Europese ondernemingsraad geen besluiten totdat haar samenstelling is gewijzigd. Artikel 24 lid I Deze wet is, behoudens de artikelen 3a, 5 en 14% niet van toepassing ten aanzien van een communautaire onderneming of groep die voor 5 februari 1997 partij was bij een of meer in werking getreden overeenkomsten, mits deze overeenkomsten voorzien in een regeling terzake van informatieverstrekking aan en raadpleging van de werknemers over grensoverschrijdende aangelegenheden, en die gesloten zijn met een werknemersvertegenwoordiging die de communautaire onderneming of groep redelijkerwijs representatief mocht achten voor de werknemers uit de betrokken lidstaten. Artikel 24 lid 2 Deze wet, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van de Wet... tot wijziging van de Wet op de Europese ondernemingsraden in verband met de uitvoering van de richtlijn tEG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 (PbEU 2009, L 122), houdende herschikking van richtlijn 94/45/EG, inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondememingen of concern met een communautaire dimensie Niet in de Richtlijn Artikel 14 lid 1, onderdeel a Artikel 14 lid 1 onderdeel b nieuwe overeenkomst wordt gesloten de eerder opgerichte EOR'en ontbonden worden. Het verdient volgens de Stichting aanbeveling de ontbinding niet te koppelen aan het moment van ondertekening van de overeenkomst maar aan de datum van het van kracht worden van de overeenkomst. Dit lid gaat over de wijziging "-- van de samenstelling van de EOR als de verdeling van de werknemers over de verschillende lidstaten wijzigt. In de Richtlijn is echter niet opgenomen dat de EOR 'geen besluiten' neemt. Zoals het artikellid is geformuleerd, heeft dit tot gevolg dat de EOR pas besluiten kan nemen als de samenstelling conform de nieuwe verhoudingen is gewijzigd. Deze bepaling kan de voortgang van een zaak voor langere tijd ophouden. De Stichting acht dat ongewenst en stelt voor deze bepaling te schrappen. Zie ook de opmerkingen bij artikel 9 lid 4 van de WEOR. Werkgevers zijn van oordeel dat de herziene richtlijn geen aanleiding geeft om ook artikel 3a van toepassing te laten zijn op de zogenoemde artikel-1 3-overeenkomsten en wijzen derhalve die toevoeging in de conceptwettekst af. Werknemers zijn het eens met de voorgestelde tekst. Werkgevers hebben ten aanzien van de tekst van dit artikellid bezwaar tegen vermelding van artikel 3a. Werknemers zijn het eens met de voorgestelde tekst.

11 ter informatie en raadpleging van de werknemers blijft, behoudens de artikelen 3a, 5 en 14a, van toepassing op een communautaire onderneming of groep die partij is bij een overeenkomst ais bedoeld in artikel 8, eerste lid, betrekking hebbend op het hele personeelsbestand, die in de periode van 5 juni 2009 tot 5 juni is ondertekend of her- I zien.