Preek over Jozua 1,1-9 (CNS-themadienst): Nooit alleen!

Transcriptie

1 Preek over Jozua 1,1-9 (CNS-themadienst): Nooit alleen! Voorzang: Psalm 121, 1 en 4 Votum en groet Zingen: OvK 79 (Ik hoor bij Jezus) Heer, U kent mij als geen ander Leefregels Zingen: Opwekking 518 Heer, U doorgrondt en kent mij Gebed Schriftlezing: Jozua 1,1-9 en Mattheus 1,18-25 Zingen: Gezang 470, 1 Verkondiging van Jozua 1,1-9: Nooit alleen! Zingen: Ik volg de Heer Voorbede en dankzegging Collecte (Rik Stokvis en Fleur van de Vegt helpen hierbij) Slotzang: Psalm 68, 7 Zegen Jongens en meisjes! Kunnen jullie je nog herinneren dat jullie leerden lopen? Dat zal wel niet, hè? Dat is al zo lang geleden. Maar je hebt het misschien wel gezien bij je kleine broertje of zusje. Of bij een neefje of een nichtje. Dat ze leerden lopen. 1 Zo n jongentje of meisje van ongeveer een jaar. Een paar stapjes en weer vallen. Nog een paar stapjes en weer vallen. Maar pappa of mamma blijven in de buurt. Ze vangen je wel op als je valt. En op den duur gaat het steeds beter. Eerst hou je je nog overal aan vast. Aan de stoel, aan de tafel aan alles wat er maar in de buurt staat. Ik weet nog dat mijn oudste zoon leerde lopen. Die hield twee blokjes stevig in zijn handen. Dan had hij het gevoel dat hij zich toch ergens aan vast hield. Leren fietsen dat is net zo iets. 2 Misschien dat je je dat nog wel kunt herinneren. Eerst op een fiets met van die zijwielen. Dan kon je niet zo gemakkelijk omvallen. Maar op den duur probeerde je toch zonder die zijwielen. En pappa rende hard mee. Eerst hield hij nog het zadel vast. Maar toen liet hij je los. Misschien merkte je het niet eens. Maar hij bleef in de buurt. En hij riep: Het gaat goed, joh! Het gaat hartstikke goed! Je kunt het! Toe maar, je kunt het! 3 Nou, zo hebben we leren lopen en fietsen. Weet je, het is fijn als er altijd iemand bij je is. Iemand die op je let of het goed gaat. Want altijd als je aan iets nieuws begint is het heel erg spannend. 4 Als je verhuisd bent en je moet naar een nieuwe school. Dat is eng, hoor! Een juf of een meester, die je nog nooit gezien hebt. Allemaal kinderen die je helemaal niet kent. Zullen ze je wel aardig vinden? Krijg je wel vriendjes of vriendinnetjes? Spannend, hoor! Of je komt na de zomer in een hogere groep. Je krijgt allemaal nieuwe vakken. Gaat je dat wel lukken? 1

2 Of mamma vertelt dat ze naar de dokter is geweest. En de dokter heeft gezegd, dat ze heel erg ziek is. Ze moet naar het ziekenhuis om te worden geopereerd. Hè, wat verdrietig! Mamma wordt toch wel weer beter? En hoe zal het gaan als mamma in het ziekenhuis ligt? Wat eng allemaal! Dat lijkt wel een beetje op het Bijbelverhaal van vanmorgen. Over Jozua en het volk Israël. Kennen jullie het verhaal van Israël? Dat woonde heel lang geleden in Egypte. Maar daar was het niet echt fijn. Daar regeerde een boze koning, de Farao. Die zorgde niet goed voor het volk Israël. Ze moesten keihard voor hem werken. En als ze niet hard genoeg werkten werden ze geslagen met een zweep. Nee, het was daar niet fijn in Egypte. Maar God zag dat wel. En God had medelijden met het volk Israël. Toen stuurde hij iemand naar de Egypte toe om zijn volk daar weg te halen. Wie weet hoe die man heette, die Israël uit Egypte moest halen? Ja, Mozes, die moest dat doen. Samen met zijn broer Aäron. Nou, voordat de Farao het volk liet gaan dat ging niet gemakkelijk, hoor! Maar het lukte. En Israël maakte een lange reis naar het land Kanaän. Naar het land dat God hen had beloofd. Die reis duurde veertig jaar. En ze maakten van alles mee. Maar altijd was Mozes er bij. Mozes wist altijd raad. Mozes wist altijd de weg. Mozes ging altijd voorop. Wat hadden ze zonder Mozes moeten beginnen. Mozes kende God. Hij wist precies wat God wilde voor Israël. En zo brengt Mozes het volk Israël vlak bij het beloofde land. Hij brengt ze tot aan de grensrivier de Jordaan. Ze kunnen het land al zien liggen. Ze zijn er bijna. Maar dan dan sterft Mozes. Dat is een groot verdriet voor Israël. Ze wisten niet beter of Mozes was er altijd. Als je verdriet had dan troostte Mozes. Als je even niet wist hoe het moest gaf Mozes goede raad. Als er ruzie was tussen mensen maakte Mozes het weer goed. Maar nu is hij niet meer bij hen. Wie moet er nu voor hen zorgen? Wie moet hen nu over de rivier de Jordaan in het beloofde land brengen? Nou, daar had Mozes zelf al voor gezorgd. Hij had al iemand aangewezen die het volk zou moeten leiden: Jozua. Jozua is de nieuwe leider van het volk. Dat is wel even wennen! Zeker voor Jozua zelf. Want Jozua was altijd het hulpje van Mozes geweest. Iedereen keek altijd naar Mozes. Jozua zelf ook. Wat Mozes zei daar had je wat aan. Mozes was de wijze leider. En nou moet Jozua dat zijn? 2

3 Lieve help, Jozua krijgt er de bibbers van! Hij vindt het vreselijk eng. Moet hij nu de leider van het volk zijn? Moet hij Israël over de Jordaan in het beloofde land brengen? En hoe zal dat gaan? Jozua is er niet zo gerust op. Hij vindt het wel erg spannend allemaal. Zal hij het wel kunnen? Zonder Mozes voelt hij zich heel alleen. Maar dan hoort Jozua plotseling de stem van God. Jozua, je hoeft niet bang te zijn. Ik ben bij jou, zoals Ik ook bij Mozes was. Geloof me maar! Vertrouw me maar! Zeg dat lijkt wel op een heel mooi liedje dat jullie vast wel kennen. Ik was vrijdagochtend op de Petraschool. Daar zat ik in de gymzaal met alle kleuters van Groep 1 en 2. Daar zag ik Eva en Rik en Silvester. En we hebben toen ook dat liedje gezongen dat ik bedoel: 5 Je hoeft niet bang te zijn, al gaat de storm tekeer. Leg maar gewoon je hand in die van onze Heer. Je hoeft niet bang te zijn als oorlog komt of pijn. Jezus zal als een muur rondom jouw leven zijn. Je hoeft niet bang te zijn al gaan de lichten uit. God is er en Hij blijft als jij je ogen sluit. Dat is wat God tegen Jozua zegt. Jozua, je hoeft niet bang te zijn. Ik ga met je mee naar het beloofde land. Ik help je om te gaan wonen in dat mooie land. 6 Ja, Jozua was daar al eens geweest in dat nieuwe land. Een hele tijd geleden was hij daar geweest als verspieder. Met z n twaalven hadden ze daar rond gekeken. Het vond het inderdaad een prachtig land. Maar weet je, de mensen die daar woonden waren beresterk! Er waren zelfs reuzen bij. Grote, woeste mannen, die konden vechten als de beste. En die vonden het niet zomaar goed dat Israël daar ook kwam wonen. Die zouden het volk Israël wel eens tegenhouden. En tien van de twaalf mannen zeiden toen: Dat redden we nooit! Dat gaan we dik verliezen! O nee, hoor. we kunnen het wel vergeten dat we daar kunnen wonen. We kunnen beter maar weer terug gaan naar Egypte! Maar Jozua en zijn vriend Kaleb zeiden: Nee, niet terug naar Egypte. Zijn jullie nu helemaal mal! God heeft ons beloofd dat we in dit mooie land zullen wonen. En als God wat heeft beloofd dan doet Hij dat ook. 7 Ik volg de Heer, want Hij is goed. Hij weet de weg en hoe het moet. Hij houdt van mij, Hij is overal, de herder die mij leiden zal. Dat had Jozua toen gezegd. 3

4 En nu zegt God: Jozua, wees weer net zo moedig als toen. Want Ik ben niet veranderd! Ik ga jullie helpen om in dat mooie land te kunnen wonen. Dat gaat zeker lukken. Als je maar naar Mij blijft luisteren! Als je altijd goed op Mij blijft letten! Vergeet nooit te lezen in het boek dat Ik je heb gegeven. Daar staat alles in hoe je moet leven. In dat boek wijs Ik jullie de weg die je moet gaan. Vergeet nooit steeds weer in dat boek te lezen. Want dat is de staf, de herdersstaf, waarmee Ik jullie leid! Want je hoeft het niet alleen te doen. Zoals Ik bij Mozes was, zo zal Ik bij jou zijn, Jozua! Geloof Mij maar! 8 Nou is dit een verhaal van lang geleden. Jozua is al lang gestorven. Net als Mozes. Net als die andere mensen waarover in de Bijbel van die mooie verhalen staan. Jakob en Jozef. Gideon en Samuël. Ruth en Esther. David en Daniël. Allemaal mannen en vrouwen die het vaak heel moeilijk hadden. Maar God liet hen nooit alleen. Hij heeft ze allemaal geholpen. Ze moesten soms moeilijke dingen doen. Maar ze wisten: We zijn nooit alleen! Ja, het zijn verhalen van lang geleden. Maar God is er vandaag ook voor jou en mij. Hij is ook altijd bij óns. Zeg, Anke van Ledden las vanmorgen nog een stukje uit de Bijbel. Daar kwam een vreemde naam in voor. Maar voor sommigen van jullie was die naam eigenlijk heel bekend. Ik bedoel de naam Immanuel. 9 Wie van jullie zit op de Immanuel-school? Weten jullie wel wat die naam betekent? 10 God is met ons. Immanuel dat is de naam van iemand uit de Bijbel. Wie wordt wel zo genoemd? Ja, dat is onze Heer Jezus! Een engel vertelde aan Jozef dat Hij geboren zou worden. Het duurt niet lang meer dan wordt dat verhaal weer verteld. Op school en in hier de kerk. Over het kind van Jozef en Maria. Dat kind zou Jezus heten. Maar ook Immanuel God met ons. Dat is een naam met een prachtige boodschap. Een heerlijke belofte: God zal altijd bij ons zijn. Nou, dat heeft Jezus laten zien. Jezus heeft vertéld hoeveel God van ons houdt. Maar Jezus heeft ook laten zien hoeveel God om ons geeft. Hij heeft zijn leven voor ons over gehad. Hij is voor ons gestorven aan het kruis. En nu weten we het helemaal zeker: God laat ons nooit alleen! Alle kinderen, groot en klein, mogen heel dicht bij Hem zijn. Dat heeft Hij zelf gezegd. En als je s avonds niet kunt slapen of als je bang in het donker bent denk dan aan de Goede Herder, die al zijn schapen bij hun namen kent. Want Hij laat je nooit alleen! 11 Maar dan mag God ook wat van jou vragen. Dat je gehoorzaam doet wat Hij zegt. Jozua kreeg een opdracht van God. 4

5 Ga het beloofde land binnen. Ga vechten tegen de vijanden van God. Zeg, waar zou jij tegen moeten vechten? Kun je iets bedenken? Tegen de verkeerde dingen in je leven. Dat je ongehoorzaam bent. Dat je misschien wel eens driftig bent. Of heel lelijke woorden zegt. Andere kinderen uitscheldt of pest. Of iets van ze afpakt. Dat zijn dingen waar God verdriet van heeft. Daar moet je tegen vechten. Zoals Jozua moest vechten tegen de mensen in het beloofde land. Maar ook dat hoef je nooit alleen te doen. Als je God vraagt of Hij je helpen wil, zal Hij dat zeker doen. Want echt: Hij laat je nooit alleen! Zullen we Hem dan maar volgen? Laten we het maar zingen uit volle borst: Ik volg de Heer AMEN (1369) 5