BESCHIKKING. Aan: VOF Omgevingsvergunning Windpark. Slufterdam. t.a.v. de heer C. van den Hoven Marten Meesweg AV Rotterdam

Transcriptie

1 Bezoekadres: Wilhelminakade AP ROTTERDAM Postadres: Postbus AN ROTTERDAM BESCHIKKING Aan: VOF Omgevingsvergunning Windpark Slufterdam t.a.v. de heer C. van den Hoven Marten Meesweg AV Rotterdam Website: cs.wieles@rotterdam.nl Inlichtingen: mr. C.S. Wieles Afdeling: Vergunningen Telefoon: Uw brief van: -- Uw kenmerk: -- Ons kenmerk: Aantal bijlagen: div. Betreft: omgevingsvergunning Windpark Slufterdam Datum: 7 mei 2015 Geachte meneer Van den Hoven, Op 14 juli 2014 hebben wij van VOF Omgevingsvergunning Windpark Slufterdam een aanvraag ontvangen om een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag gaat over de locatie gelegen aan Noordzeeboulevard in Rotterdam (). Uw aanvraag omgevingsvergunning betreft de volgende activiteit/activiteiten: - Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening - Bouwen van een bouwwerk; - Werk- of werkzaamheden uitvoeren - Een aangewezen activiteit die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving Hierbij ontvangt u de door u aangevraagde omgevingsvergunning. In deze vergunning komen de volgende onderwerpen aan de orde: - Omschrijving van de werkzaamheden - Bevoegd gezag - Procedure - Activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening o Toets aan het bestemmingsplan o Procedure afwijken bestemmingplan o Mer-beoordeling - Activiteit bouwen o Voorschriften voor de activiteit bouwen - Activiteit uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of werkzaamheden o Beoordeling werk of werkzaamheden uitvoeren o Aangewezen activiteit met mogelijke invloed op de fysieke leefomgeving, hierna te noemen Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) - Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) - Algemeen - IPPC-installatie - Toetsing - Conclusie OBM o Besluit

2 Blad: 2/9 - Inwerkingtreding besluit - Beroepsclausule - Verzendlijst De aanvraag is op naam gesteld van VOF Omgevingsvergunning Windpark Slufterdam, verder te noemen de aanvrager. De VOF bestaat uit de volgende vennoten: vennoot A, Padus bv (dochteronderneming van Eneco Wind bv), vennoot B, Nuon Wind Development bv. Omschrijving van de werkzaamheden Gezien de overlegde stukken is het de bedoeling de twee bestaande windturbineparken die door NUON en Eneco worden geëxploiteerd op de Slufterdam op de Maasvlakte op te waarderen en uit te breiden met nieuwe windturbines op het zuidelijk deel van de Slufterdam en in oostelijke richting. Daarbij worden de huidige 17 windturbines (opgesteld vermogen van 25,5 MW) vervangen door 14 grotere turbines met een vermogen van circa 3-4 MW per turbine (totaal nieuw opgesteld vermogen circa MW), een masthoogte van m en een rotordiameter van m, tiphoogte tussen de 125 en 156,5 meter. Bevoegd gezag Gedeputeerde Staten (GS) van Zuid-Holland hebben bij brief van 29 februari 2012 (kenmerk PZH ) aangegeven dat GS ingevolge artikel 9 f, lid 6 van de Elektriciteitswet 1998 hebben besloten dat in dit geval artikel 9f, lid 1 van die wet niet van toepassing is. Daarmee is de bevoegdheid om ten aanzien van de omgevingsvergunning te beslissen komen te liggen bij ons college. Het gebied waar deze windturbines gepland zijn ligt op de Noordzeeboulevard (Slufter en het verlengde daarvan). Het grootste deel van deze windturbines ligt op het grondgebied van de gemeente Rotterdam. Aan de zuidrand van de Slufter zijn drie van vier turbines geheel of gedeeltelijk geprojecteerd op het grondgebied van de gemeente Westvoorne. De meest oostelijke turbine is geheel binnen het grondgebied van de gemeente Westvoorne gelegen. Omdat het grootste deel van het project op het grondgebied van Rotterdam ligt zijn B&W van Rotterdam op grond van art. 2.4 lid 1 van de Wabo het bevoegde gezag om te beslissen op de aanvraag omgevingsvergunning. Procedure Gelet op artikel 3.10, eerste lid, onder a, van de Wabo is de besluitvormingsprocedure uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wabo met de uitgebreide voorbereidingsprocedure.

3 Blad: 3/9 Volledigheid en ontvankelijkheid Volgens artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo dient de aanvrager ervoor zorg te dragen dat de aanvraag betrekking heeft op alle activiteiten die onlosmakelijk met elkaar samenhangen. Gebleken is dat alle onlosmakelijke onderdelen zijn aangevraagd. De aanvraag is daarnaast getoetst aan de indieningsvereisten uit de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) en op inhoud beoordeeld. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is zowel volledig als ontvankelijk en derhalve in behandeling genomen. Activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening Toets aan het bestemmingsplan De locatie waarop de aangevraagde ontwikkeling betrekking heeft ligt deels in het bestemmingsplan Maasvlakte I (2013). Dit bestemmingsplan maakt de aangevraagde ontwikkeling niet mogelijk omdat het geen ruimte biedt voor de ontwikkeling van nieuwe windturbines. Ook voor het deel van de aanvraag dat zich op het grondgebied van de gemeente Westvoorne bevindt is er sprake van strijdigheid met het daar geldende bestemmingsplan van de gemeente Westvoorne. In dat bestemmingsplan, Zeegebied Westvoorne 2013 is voor het betreffende gebied de bestemming Natuur opgenomen. Wij hebben de gemeente Westvoorne schriftelijk verzocht of zij kunnen instemmen met de afwijking van het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne Wij hebben daarop een positieve reactie ontvangen van de gemeente Westvoorne (brief d.d. 14 oktober 2014). De gemeente Westvoorne heeft daarbij als voorwaarde gestelde dat het dijkstabiliteitsrapport aantoont dat er op dat gebied geen problemen zijn c.q. ontstaan. De aanvrager geeft aan dat dit geen probleem zal opleveren. Procedure afwijken van het bestemmingsplan Om het plan mogelijk te maken dient een afwijking te worden toegestaan met toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Aan het plan kan medewerking worden verleend, omdat het past in het Convenant Realisatie Windenergie Rotterdamse Haven, dat op 5 september 2009 is ondertekend door het rijk, de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam, het Rotterdam Climate Initiative (RCI), het Havenbedrijf Rotterdam N.V., Deltalinqs, de Nederlandse Wind Energie Associatie en de Milieufederatie Zuid-Holland. Het plan past ook in het Convenant realisatie Windenergie Stadsregio Rotterdam, dat op 21 juni.2012 is ondertekend door de Rijnmondgemeenten, de stadsregio Rotterdam, de provincie Zuid-Holland, het Havenbedrijf Rotterdam, Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en de Nederlandse Wind Energie Associatie. In beide convenanten hebben genoemde partijen aangegeven dat zij een gezamenlijke bijdrage willen leveren aan de doelstelling van het Rijk en de provincie aangaande de realisatie en opbrengst van duurzame energie middels windturbines. Dit convenant is voor de gemeente Rotterdam geen vrijblijvende opgave, maar concretiseert de opgave voor windenergie die vanuit het rijk en de provincie is opgelegd.

4 Blad: 4/9 Bij de beoordeling van het bouwplan is expliciet rekening gehouden met het feit dat de ruimere omgeving van de beoogde bouwlocatie volstrekt andere ruimtelijke kenmerken heeft. Gezien de afstand tussen het beoogde windpark en de woningen in de omgeving (enkele kilometers) achten wij storende invloeden betreffende de zichtbaarheid en beleving van de windturbines niet onevenredig groot. Voor dit plan bestaat een goede ruimtelijke onderbouwing die wordt onderschreven en die deel uitmaakt van dit besluit. Op grond van artikel 6.5, lid 1, van het Besluit ruimtelijke ordening, wordt de omgevingsvergunning niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft. Volgens artikel 6.5, lid 3 van het Besluit ruimtelijke ordening kan de gemeenteraad categorieën gevallen aanwijzen waarin deze verklaring niet is vereist. Op 23 juni 2011 heeft de gemeenteraad een zogenaamde algemene verklaring van geen bedenkingen afgegeven. Uw aanvraag valt onder deze algemene verklaring van geen bedenkingen. Om medewerking te verlenen, zoals bedoeld in artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, heeft het verzoek om afwijking van het bestemmingsplan met het ontwerp van de beschikking en de bijbehorende stukken, volgens artikel 3.10, eerste lid, onder a, van deze wet van 20 maart 2015 tot en met 30 april 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Mer-beoordeling Voor het project is een procedure mer-beoordelingsprocedure doorlopen. In de aanmeldingsnotitie is door de initiatiefnemer op basis van aangegeven kenmerken van de voorgenomen activiteit en de omgeving is een onderbouwde inschatting van de milieugevolgen gemaakt. Daarbij is aandacht besteed aan alle relevante milieuthema's. Als uitgangspunt voor mer-beoordelingsplichtige activiteiten geldt dat alleen een milieueffectrapport (MER) gemaakt hoeft te worden, indien het bevoegde gezag van oordeel is dat dit noodzakelijk is vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben. Wij hebben de door u overgelegde informatie getoetst aan de Wet milieubeheer (Wm), met name aan artikel 7.17 van die wet. De voorgenomen activiteit hebben wij beoordeeld op grond van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Conclusie: er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zoals genoemd in artikel 7.17 van de Wm. In verband daarmee hebben wij besloten dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Zie verder ons mer-beoordelingsbesluit Windpark Slufterdam d.d. 2 juli 2014, kenmerk (bijgevoegd).

5 Blad: 5/9 Activiteit bouwen Voorschriften voor de activiteit bouwen Wegens acceptatie van het bij de aanvraag ontbreken van gegevens en stukken als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, van de Ministeriële regeling omgevingsrecht, is het noodzakelijk, krachtens artikel 4.7, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht aan deze beschikking voorschriften te verbinden: 1. Om te kunnen beoordelen of bij uitvoering van het bouwwerk wordt voldaan aan de in de bouwregelgeving gestelde eisen en de aan deze beschikking verbonden voorschrift(en), dienen de navolgende algemene nadere gegevens en bescheiden (zoals berekeningen, tekeningen en (test)rapporten), uiterlijk 3 weken voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, ter goedkeuring bij de afdeling Vergunningen te worden aangeboden. Met de uitvoering van de betreffende onderdelen mag geen aanvang worden gemaakt voordat daaraan door de afdeling Vergunningen goedkeuring is gehecht. Het betreft hier: - de kraanfundatie; - de voorzieningen t.b.v. de bouwput; - de bouwmethode en veiligheidsvoorzieningen (Bouwveiligheidsplan); - (IEC) Typecertificaat van de windturbines. 2. Om te kunnen beoordelen of de veiligheid, als bedoeld in de artikelen 4.9 en 4.10 van de Bouwverordening Rotterdam 2010, in acht zal worden genomen moet een bouwveiligheidsplan ter goedkeuring bij de afdeling Vergunningen worden aangeboden. Met uitvoering van de bouwwerkzaamheden mag pas een aanvang worden gemaakt nadat dit bouwveiligheidsplan is goedgekeurd. 3. Voor wat betreft de constructie gegevens over: - een grondonderzoeksrapport en grondmechanisch advies t.b.v. de fundering (inclusief een dijkstabiliteitsrapport); - het gewicht en de stabiliteit (gewichts -en stabiliteitsberekening); - de toe te passen palen en het palenplan; - de constructies van beton; - de constructies van hout; - de constructies van metaal; - de constructies van steenachtig materiaal; - de constructies van geprefabriceerde elementen één en ander met bevestigingsmiddelen en (eventuele) hijsvoorzieningen. 4. De op grond van artikel van de Bouwverordening Rotterdam 2010, op de bij de omgevingsvergunning behorende tekening(en) aangegeven verbindingsweg(en) en/of opstelplaats(en) dienen te voldoen aan het gestelde in de NVBR publicatie Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

6 Blad: 6/9 5. Exploitatie windturbines a. De windturbines WTG01B t/m WTG07B worden door de vennoot Nuon Wind Development B.V. geëxploiteerd. Door de vennoot Padus B.V. worden de windturbines WTG09B t/m WTG014B geëxploiteerd. b. Voor aanvang van de bouwwerkzaamheden dient de vergunningverlener schriftelijk op de hoogte te worden gebracht wie van de partijen Nuon Wind Development B.V. of Padus B.V. de exploitatie van windturbine WTG08B heeft. c. Zonder de in lid 2 genoemde mededeling is het niet toegestaan te starten met de werkzaamheden. Activiteit uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of werkzaamheden Beoordeling werk of werkzaamheden uitvoeren Op grond van het bestemmingsplan Maasvlakte 1, waarin voor deze locatie de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-1 geldt is hier een omgevingsvergunning noodzakelijk voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 m2 en die tevens dieper reiken dan 3 meter beneden NAP. Door Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) is aangegeven dat gelet op de beperkte intensiteit van het (voorgenomen) heien de kans klein wordt geacht dat hierdoor archeologische waarden in die mate worden verstoord dat eventueel toekomstig onderzoek op de planlocatie niet meer mogelijk is. Het BOOR acht een archeologische onderzoek in het kader van onderhavige ontwikkeling dan ook niet noodzakelijk. Gelet op vorenstaande is er geen beletsel om de omgevingsvergunning voor de activiteit uitvoeren van een werk, geen gebouwde zijnde of werkzaamheden te verlenen. Aangewezen activiteit met mogelijke invloed op de fysieke leefomgeving (OBM) Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) Op grond van artikel 8.41a van de Wet milieubeheer (verder: Wm) moet een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend indien het project activiteiten bevat waarvoor een melding is vereist. Bij de onderhavige aanvraag om een omgevingsvergunning is als bijlage tevens een melding op grond van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit ingediend. Algemeen De aangevraagde activiteiten vallen onder artikel 2.2a, eerste lid, onder a, van het Bor. Dit lid vindt echter geen toepassing indien de activiteiten tevens betrekking hebben op een gpbvinstallatie. Hieronder gaan wij daar nader op in. De aangevraagde activiteiten moeten wij daarnaast ook toetsen aan de weigeringsgronden die in artikel 5.13b, lid eerste lid (milieueffectrapport) van het Bor staan. Hieronder staan onze overwegingen. Op grond van artikel 5.13a van het Bor mogen wij aan de OBM geen voorschriften verbinden. De aangevraagde activiteiten vallen onder de reikwijdte van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het Activiteitenbesluit milieubeheer en de bijbehorende Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer zijn voorschriften voor deze activiteiten opgenomen.

7 Blad: 7/9 IPPC-installatie Artikel 2.2a, zevende lid, van het Bor stelt dat bij IPPC-installaties (zoals bedoeld in bijlage 1 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334)), de OBM niet van toepassing is. Voor IPPCinstallaties moet een omgevingsvergunning milieu (artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo) worden aangevraagd. Na beoordeling van uw aanvraag concluderen wij dat uw aangevraagde activiteiten geen betrekking hebben op een IPPC-installatie. Toetsing Op grond van artikel 5.13b van het Bor dient de omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2a, eerste lid, onder a, van de Wabo, te worden geweigerd indien het bevoegd gezag op grond van artikel 7.17, eerste lid, van de Wet milieubeheer heeft beslist dat een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Bij besluit van 2 juli 2014, kenmerk , hebben wij reeds beslist dat een dergelijk milieueffectrapport niet hoeft te worden opgesteld. Dit (mer-beoordelings)besluit is tevens toegevoegd als bijlage bij de aanvraag omgevingsvergunning. Conclusie OBM Voor de aangevraagde activiteit hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld. Er zijn derhalve geen redenen om de omgevingsvergunning OBM te weigeren. Besluit Gelet op het vorenstaande wordt u omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met: - artikel 2.1, eerste lid, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor de activiteit bouwen; - artikel 2.1, eerste lid, sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor de activiteit uitvoering van werk of werkzaamheden; - artikel 2.1, eerste lid, sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening; - artikel 2.1, eerste lid, sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor de activiteit met mogelijke invloed op de fysieke leefomgeving; tot het uitvoeren van het bovenomschreven plan overeenkomstig de bij dit besluit bij behorende bescheiden. De aanvraag en bijbehorende bijlagen maken onderdeel uit van deze vergunning. Op dit besluit is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing.

8 Blad: 8/9 Inwerkingtreding besluit Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na afloop van de beroepstermijn, tenzij een voorlopige voorziening is ingediend. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, treedt de beschikking niet in werking voordat hierop is beslist. (Grondslag: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 6.1, tweede en derde lid) Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rotterdam, namens deze, clusterdirecteur Stadsontwikkeling, voor deze, drs. M.J. Schotman hoofd afdeling Vergunningen Afschrift van deze brief is gezonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westvoorne. Beroepsclausule Binnen zes weken, ingaande de dag na de eerste dag van de terinzagelegging van de (definitieve) beschikking, kan beroep worden ingesteld bij de Rechtbank Rotterdam door een belanghebbende die: tijdig tegen het ontwerpbesluit zienswijzen heeft ingebracht; aantoont dat hij hiertoe redelijkerwijs niet in staat is geweest. Het beroepschrift moet worden gericht aan: Rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM te Rotterdam. Voor het in behandeling nemen van het beroep is griffierecht verschuldigd. Het beroepschrift heeft geen schorsende werking. U kunt, indien u beroep heeft ingesteld tegen het projectbesluit en de bouwvergunning, tevens een verzoek om voorlopige voorziening (o.a. schorsing) indienen bij voornoemde rechtbank. Wordt dat verzoek gedurende de beroepstermijn ingediend dan treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Voor het in behandeling nemen van het verzoek is griffierecht verschuldigd. Op dit besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat u in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden u aanvoert tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Vermeld in het beroepschrift dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.

9 Blad: 9/9 Verzendlijst Een exemplaar van dit besluit is gezonden aan: - Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westvoorne; - Burgemeester en Wethouder van de gemeente Rotterdam, Postbus 70012, 3000 KP Rotterdam; _ NUON Wind Development B.V., t.a.v. de heer J. de Gooijer, Postbus 41920, 1009 DC Amsterdam; - Stadsontwikkeling Rotterdam, t.a.v. afd. Vergunningen, D. Van Kinderen; - Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, Industriële Veiligheid, Postbus 9154, 3007 AD Rotterdam; - Havenbedrijf Rotterdam; - Rijkswaterstaat Zuid-Holland, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam; - Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Postbus 16191, 2500 BD Den Haag; - DCMR Milieudienst Rijnmond, info@dcmr.nl.