Over zwemmende rechters en zoekende deskundigen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Over zwemmende rechters en zoekende deskundigen"

Transcriptie

1 Over zwemmende rechters en zoekende deskundigen Welke mogelijkheden zijn er voor de rechter om, na advies van een gedragsdeskundige, de toerekenbaarheid van een gedraging beter te kunnen beoordelen? Door J. Geurts ANR Masterscriptie in de strafrechtwetenschappen Ter verdediging tegenover de Examencommissie van de Tilburg Law School van de Tilburg University: Prof. Dr. G. Meynen Mr. S.B.G. Kierkels Datum: 20 september 2013

2 Voorwoord De masterscriptie is de climax van de studie. Na vele jaren studententijd is het afstudeeronderzoek het moment om de opgedane kennis in een scriptie te verwoorden en te laten zien klaar te zijn als student aan de universiteit. Passend bij mijn karakter besloot ik om weinig aan het toeval over te laten. Randzaken werden opzijgeschoven en de werkplaats in de UB werd mijn vaste stek. Geïnspireerd door een mooi onderwerp kreeg ik veel energie wat leidde tot een vlot werktempo. Het eerste document dat mijn toenmalige begeleider, professor Van Kalmthout, na zijn vakantie in zijn mailbox zag, was een stuk tekst van 60 pagina s. Hierbij mijn mededeling dat het allemaal goed was opgeschoten en dat ik uitzag naar onze eerste bijeenkomst. In 2007 begon ik mijn opleiding aan de Universiteit van Tilburg. Als jonge student had ik veel ambities. Terugkijkend denk ik in veel uit mijn studententijd te hebben gehaald zowel op studiegebied als in het studentenleven. Mooi zijn de herinneringen aan mijn studententijd met als hoogtepunt het bestuursjaar bij Vidar. Veel vrienden heb ik gemaakt binnen de vereniging en bij mijn dispuut; Fabras. Zij waren samen met mijn familie een mooi fundament in mijn studententijd. Dank daarvoor. Ook gaat er veel dankbaarheid uit naar professor Van Kalmthout voor de goede begeleiding. Het was prettig samenwerken met iemand die positief, meedenkend en geïnteresseerd is. Daarnaast wil ik professor Meynen bedanken. Uw denkwijze over het onderwerp heeft mij geïnspireerd tot het schrijven van deze scriptie. Daarnaast waardeer ik het dat u ook betrokken bent geweest bij de totstandkoming van dit werk. Tot slot gaat mijn dank uit naar mevrouw Kierkels die als tweede lezer in de examencommissie wil plaatsnemen. Het einde is nu bijna daar. Twee scripties zijn geschreven en nu mag ook ik de arbeidsmarkt op. Ik ben blij dat ik dit kan doen met een rugzak vol met mooie herinneringen. Ik hoop de komende jaren mijn rug te kunnen versterken en de rugzak verder te kunnen vullen. 2

3 Inhoudsopgave Voorwoord Pagina 2 Inhoudsopgave Pagina 3 Inleiding Pagina 5 Hoofdstuk 1 De stand van zaken 1.1 Inleiding Pagina Toerekenen en toerekeningsvatbaarheid Pagina De werkwijze van de gedragsdeskundige Pagina Het recht en de Pro Justitiarapportage Pagina Conclusie Pagina 19 Hoofdstuk 2 Verschillende visies 2.1 Inleiding Pagina De visie van Morse Pagina De visie van Meynen Pagina Andere visies Pagina Remmelink Pagina Simons Pagina Van Hamel Pagina Röling Pagina Van Bemmelen Pagina Conclusie Pagina 27 Hoofdstuk 3 Diverse theorieën 3.1 Inleiding Pagina M Naghten Rule Pagina Irresistible Impulse Test Pagina Model Penal Code Pagina Durham Rule Pagina Conclusie Pagina 34 Hoofdstuk 4 Toerekenbaarheid in de rechtspraktijk 4.1 Inleiding Pagina Jurisprudentiestudie Pagina Overname advies deskundige Pagina Rapportage als discussiepunt Pagina Gevolgen Pagina Problemen in de praktijk Pagina Conclusie Pagina 52 3

4 Hoofdstuk 5 Conclusie en aanbevelingen 5.1 Conclusie en aanbevelingen Pagina 54 Bronnenlijst Pagina 57 4

5 Inleiding Een belangrijke taak van het strafrecht is om menselijke gedragingen op een correcte manier binnen het rechtsgebied te waarderen. Iemand die een goed wegneemt dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, met het oogmerk zich wederrechtelijk te verrijken, maakt zich schuldig aan diefstal. 1 Menselijke gedragingen bepalen niet alleen de invulling van een delictsomschrijving, maar kunnen een persoon ook verschonen van diens schuld aan een bepaalde gedraging. In het Wetboek van Strafrecht zijn diverse strafuitsluitingsgronden geformuleerd. Zo is niet strafbaar hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. 2 Het is geen zeldzaamheid dat een rechter bij zijn beoordeling hulp vraagt van een deskundige. Iemand die meer kennis heeft binnen een bepaald gebied adviseert daarover aan de rechter. Aan de hand van het advies kan de rechter dan aan het wettelijk kader toetsen en zo tot een juiste beslissing komen. Hoe gaat dit in geval van toerekenbaarheid? Artikel 39 Sr verwoordt de ontoerekenbaarheid als schulduitsluitingsgrond als volgt: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend. Deze omschrijving is atypisch. Het artikel documenteert wel het bestaan van deze strafuitsluitingsgrond, maar zegt niet onder welke condities ervan sprake is. Over de kenmerken of effecten van de stoornis of de relatie met het delict wordt gezwegen. Nederland heeft dus geen juridische standaard die over ontoerekeningsvatbaarheid spreekt. 3 De gedragsdeskundigen die een advies geven over artikel 39 Sr werken wel volgens bepaalde formats, maar deze zijn niet juridisch van aard, zij kijken slechts naar de beïnvloeding van een stoornis. 4 Tegen deze achtergrond is er een discussie gaande over de plaats die de psychiatrie binnen het recht inneemt en hoe een rechter dient om te gaan met een casus waarin de toerekenbaarheid ter discussie staat. Zo kwam ik onder andere een scriptie tegen aan dezelfde universiteit over min of meer hetzelfde onderwerp, maar opererend vanuit een totaal andere opzet. Gelukkig zijn er na Darwin nog meer boeken over de evolutietheorie geschreven en ben ik van mening dat mijn scriptie zowel maatschappelijk als wetenschappelijk waarde heeft. Hoe is deze scriptie opgebouwd? Nadat er een kader is geschetst, kan het vergelijken van de verschillende standpunten in de literatuur en het bestuderen van modellen in andere landen inzicht bieden in de problemen die er op dit moment worden geconstateerd binnen de samenwerking tussen gedragsdeskundigen en juristen, meer specifiek; de rechters. Tevens kunnen aanknopingspunten worden gevonden die bijdragen aan de discussie over het omgaan met de toerekenbaarheid. Het onderzoeken van jurisprudentie zal inzicht geven in de stand van zaken in de rechtspraktijk en ook verbetermogelijkheden signaleren. Deze onderzoeksmethode biedt voldoende mogelijkheden om antwoord te geven op de vraag: welke mogelijkheden zijn er voor de rechter om, na advies van een gedragsdeskundige, de toerekenbaarheid van een gedraging beter te kunnen beoordelen? 1 Art. 310 Sr. 2 Art. 41 lid 1 Sr. 3 Meynen 2013a, p Meynen 2013a, p. 12 5

6 Hoofdstuk 1 De stand van zaken 1.1 Inleiding In de inleiding is aangegeven dat in deze scriptie bekeken wordt welke mogelijkheden er zijn om de rechter meer handvatten te geven om met ontoerekeningsvatbaarheid om te gaan. Het bekijken van deze mogelijkheden is alleen mogelijk als eerst een kader wordt geschetst van de huidige stand van zaken betreffende het omgaan met ontoerekenbaarheid. In dit hoofdstuk besteed ik aandacht aan de huidige praktijk van de toerekenbaarheid. Ik zal allereerst ingaan op de begrippen toerekenen en ontoerekeningsvatbaarheid en de positie die deze begrippen innemen binnen het strafrecht. Vervolgens zet ik uiteen welke rol deskundigen in het strafproces spelen en meer specifiek hoe gedragsdeskundigen op dit moment te werk gaan bij het opstellen van een rapportage Pro Justitia. Daarna besteed ik aandacht aan de verschillen tussen de psychiatrie en het recht en wat dit voor gevolgen heeft voor een rechter om met een Pro Justitiarapportage te werken. Aan het einde van het hoofdstuk trek ik een conclusie. 1.2 Toerekenen en toerekeningsvatbaarheid In de maatschappij krijgen beruchte criminelen als Kim De Gelder, Anders Breivik of Robert M. al snel het stempel gek op hun voorhoofd. In het proces in België tegen kindermoordenaar De Gelder was zijn toerekenbaarheid een belangrijk vraagstuk. Waar gedragsdeskundigen druk bezig waren met een rapport had de maatschappij haar oordeel al klaar. Iemand die zoiets doet is sowieso gek. Juridisch gezien ligt deze kwalificatie een stuk ingewikkelder en vooral de gevolgen zijn interessant. Iemand die door de maatschappij als gek wordt gezien kan een gedraging misschien toch worden toegerekend. Terwijl iemand die op het eerste gezicht helemaal niet zo gek lijkt, wellicht toch stoornissen heeft die maken dat de gedraging juist niet toerekenbaar is. Welke term dient gebruikt te worden? De termen toerekeningsvatbaarheid en toerekenbaarheid worden in het dagelijks spraakgebruik door elkaar gebruikt terwijl vaak hetzelfde wordt bedoeld. Waar de wetgever in zijn wetsartikel spreekt over het toerekenen is het juridisch gezien meer correct om de term toerekenbaarheid te gebruiken. De vraag is namelijk of het gepleegde feit kan worden toegerekend en niet of de dader toerekeningsvatbaar is. 5 Anders gezegd; toerekenbaarheid is het begrip voor de rechter om een oordeel te vellen over het toerekenen van een gedraging. Toerekeningsvatbaarheid is een kenmerk van een individu op een bepaald moment in verband met het delict en valt om die reden binnen de reikwijdte van de medici. 6 Dit genoemde onderscheid is in de praktijk echter minder scherp dan hier wordt gesteld. Zowel in de literatuur als in de rechtspraak worden beide begrippen geregeld door elkaar heen gebruikt. Hierdoor kan niet zondermeer bovengenoemde scheiding tussen de jurist in combinatie met de toerekenbaarheid en de psychiater in combinatie met de toerekeningsvatbaarheid worden aangehouden. Al vanaf de opkomst van de eerste bronnen van het Romeins recht wordt er rekening gehouden met personen aan wie een daad niet toegerekend kan worden. Wanneer met een mens helemaal niet meer te redeneren viel was deze krankzinnig. Deze krankzinnigheid vormde een 5 De Jong & Knigge 2003, p Wemes & Ten Voorde

7 strafuitsluitingsgrond. Een dergelijk krankzinnig mens kon met een dier gelijk worden gesteld. 7 De psychiatrie ontwikkelde zich. in de negentiende en twintigste eeuw werd duidelijk dat er ook geestesziekten waren waarbij iemand zich helemaal niet als een beest gedroeg. 8 Dit had zijn invloed op de criteria van toerekenbaarheid. Toen Nederland in 1886 haar eigen strafwet kreeg werd er aandacht besteed aan het al dan niet kunnen toereken van een gedraging. Het kunnen toerekenen van een gedraging is immers een kernpunt binnen het Nederlandse strafrecht om tot een veroordeling te komen. Wanneer een gedraging niet toerekenbaar is, dient geen straf opgelegd te worden. Toenmalig minister Modderman wilde ruime grenzen trekken en zag onder andere het verkeren in een roes door alcohol als een reden om iemand een gedraging niet toe te rekenen. 9 De Kamer stak hier uiteindelijk een stokje voor en de grenzen werden gesteld. Wanneer er sprake was van een ziektebeeld of een verstandelijk gebrek dat relatie hield met het delict, kon er sprake zijn van een niet toerekenbare gedraging. 10 In 1886 luidde de wettekst over toerekenbaarheid als volgt: Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn verstandelijke vermogens niet kan worden toegerekend. De Memorie van Toelichting licht de bepaling toe. Aangegeven werd dat er geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid aan de dader toebehoort wanneer de dader het feit niet kan worden toegerekend. Ook mag er geen toerekenbaarheid zijn wanneer hetzij de vrijheid van handelen, de keuze tussen het doen of laten van wat de wet verbiedt of gebiedt is uitgesloten of hetzij de dader in een zodanige toestand verkeert dat hij het ongeoorloofde van zijn handeling niet kan beseffen en de bijbehorende gevolgen niet kan berekenen. 11 De bepaling uit 1886 heeft ondertussen wel een ander artikelnummer, maar inhoudelijk is de tekst bijna niet veranderd. De woorden verstandelijke vermogens hebben in 1928 plaatsgemaakt voor het woord geestvermogens. Verdere wijzigingen zijn achterwege gebleven. Dit artikel mag dus met recht een monument binnen het strafrecht worden genoemd. De Jong geeft de wetgever een groot compliment over het feit dat een dergelijke oude bepaling zoveel jaren later haast onveranderd een belangrijke plek heeft in het strafrecht. 12 Hierin is wat meer voorzichtigheid op zijn plaats. Er is namelijk discussie over de werkbaarheid van de bepaling. Het feit dat een artikel al zo lang in de wet staat wil niet zondermeer zeggen dat het op dit moment ook goed werkbaar is. De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis zijn de elementen die het wetsartikel invullen. Een gebrekkig ontwikkeling doelt op iets wat er nooit is geweest of wat zich slechts beperkt laat zien. 13 Het gaat hierbij vooral om een onderontwikkeling van de geestvermogens. Van Marle noemt als voorbeelden een laag intelligentie of een kinderlijk gevoelsleven. 14 Omdat de gebrekkige ontwikkeling vaak eenvoudig is te constateren, zorgt deze voor minder discussie dan het andere element. De ziekelijk stoornis treedt op na voltooide ontwikkeling van de persoon die pas daarna 7 De Jong & Knigge 2003, p De Jong & Knigge 2003, p Kelk 2010 p Kelk 2010 p Remmelink 1994, p De Jong & Knigge 2003, p Dekker, Zuijderhoudt & Van Marle Dekker, Zuijderhoudt & Van Marle

8 gaat disfunctioneren. 15 Hieronder vallen veelal psychiatrische ziekten waarnaar grondig onderzoek nodig is om de aard ervan vast te stellen. Opvallend is dat in de literatuur vaak de termen stoornis of ziekte gebruikt worden om zowel de gebrekkige ontwikkeling als de ziekelijke stoornis op te vangen. 16 Omdat het hier om twee verschillende begrippen gaat is deze keuze dubieus. Ook de term geestvermogens verdient nadere toelichting. Zoals aangegeven werd dit woord in 1928 ter vervanging van verstandelijke vermogens ingevoerd. Vanaf dat moment werd het mogelijk om meer psychische afwijkingen onder het artikel te scharen. 17 Elke abnormale geestestoestand viel nu onder het artikel, dus ook dat van iemand van wie het bestaan van een verstandelijk vermogen werd betwijfeld. Wanneer een gedraging is begaan onder invloed van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis kan deze niet aan de dader worden toegerekend. Dit is alleen het geval wanneer er sprake is van causaliteit tussen de stoornis en het strafbaar handelen. In het proces is dit vaak een lastige stap. Het is voor een rechter dikwijls onmogelijk om de causaliteit tussen de stoornis en de gedraging aan te tonen omdat een rechter niet competent is om over stoornissen te oordelen. Hij zal advies moeten inwinnen van gedragsdeskundigen. Zij kunnen immers beter een inschatting maken over de aanwezigheid van een stoornis. Deze inschatting neemt de rechter vervolgens mee in zijn causaliteitsoordeel. De stap die de rechter moet maken tussen de invloed van de stoornis op de gedraging en het toerekenen is een stap die de rechter gezien het wetssysteem alleen moet maken. Vanwege zijn kennis ligt het voor de hand dat hij zichzelf eerst laat informeren. Hieruit wordt duidelijk dat de uiteindelijke conclusie over het al dan niet toerekenen van een gedraging een lastige stap is voor een rechter binnen een gebied waarvan hij nauwelijks verstand heeft. En toch is juist de conclusie over het al dan niet toerekenen essentieel. Opvallend is het daarom dat een rechter op basis van artikel 39 Sr niet verplicht is om advies van een deskundige te vragen. Doordat er meer kennis is gekomen binnen de psychiatrie is het mogelijk om verschillende gedragingen in het licht van artikel 39 Sr te bezien. Het artikel komt in procedures tegenwoordig regelmatig naar voren komt. Er zijn verschillende zienswijzen op toerekenbaarheid in de literatuur te vinden. Om een beeld te schetsen over de status van het begrip noem ik een aantal visies die al lange tijd in de literatuur naar voren komen. Ik zal hier later nog uitgebreider op ingaan. Volgens Remmelink vloeien er uit de wettelijke bepaling drie vragen voort die beantwoord moeten worden om al dan niet van toerekenen te kunnen spreken. 1: Vertoont de dader gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens? 2: Is het strafbare feit daarvan een uitvloeisel, is er dus causaal verband tussen ziekte en daad? 3: Behoort op die grond de toerekening van het feit achterwege te blijven? Dekker, Zuijderhoudt & Van Marle Zie bijvoorbeeld voetnoten 18 en Wemes & Ten Voorde Remmelink 1994, p

9 Simons spreekt van toerekeningsvatbaarheid als een zodanige psychische gesteldheid, waarbij de toepassing van een strafmaatregel vanuit algemeen en individueel standpunt gerechtvaardigd is. 19 Hiervan is volgens Simons sprake als de dader psychisch gezond is. Dit is het geval wanneer hij een normaal voorstellingverloop heeft, op normale wijze de ontvangen voorstellingen verwerkt en onder invloed van die voorstellingen op normale wijze de wil bepaalt. 20 Van Hamel hanteert een benadering welke 3 elementen bezit: toerekeningsvatbaarheid is een staat van psychische normaliteit en rijpheid, welke drieërlei geschiktheid meebrengt: 1 die om de feitelijke strekking van de eigen handelingen te begrijpen; 2 die om het maatschappelijk ongeoorloofde van die handelingen te beseffen; 3 die om ten aanzien van die handeling de wil te bepalen. 21 Röling stelt: toerekenbaar is hij, die geacht wordt de betekenis van het feit gelijkwaardig met de rechtsgenoten te beseffen en krachtens dat inzicht zijn wil wederom gelijke personen bepaalt. 22 Ook Van Bemmelen poogt de term toerekenbaarheid meer duidelijk te maken. Hij meent: toerekenbaar is hij die zich op behoorlijke wijze in het leven kan handhaven. 23 Tot slot wil ik wijzen op de criteria die Dekker e.a. noemen in hun artikel. Zij maken uit de literatuur op dat er sprake moet zijn van een vrijheid van handelen, een karaktercriterium dat uitgaat van het verwerpelijke karakter van de handeling, het normaliteitcriterium dat uitgaat van de normale mens en het cognitieve namelijk het niet weten of beseffen dat wat men deed, fout was. 24 Doordat er veel verschillende zienswijzen op de toerekenbaarheid zijn, is het moeilijk om het begrip te definiëren. In de literatuur wordt dan ook gezegd dat er niemand in geslaagd is om het juiste criterium te geven. 25 Doordat er vaagheid rondom het begrip toerekenbaarheid heerst, is het voor een jurist lastig om met het begrip te werken. Het scheppen van een criterium van toerekenbaarheid is niet het doel van deze scriptie. Gezocht wordt naar handvatten om de rechter meer grip te geven om met de vraag naar de toerekenbaarheid om te gaan. Artikel 39 Sr stelt ontoerekenbaarheid wel als schulduitsluitingsgrond vast, maar zegt niets over de condities waaronder het van toepassing is. Er wordt niets gezegd over de kenmerken van de stoornis of de relatie met het delict. 26 Niet alleen juristen, maar ook psychiaters worstelen met het begrip. De term vatbaarheid suggereert een te objectiveren eigenschap terwijl dit niet zo is. De Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013 noemt vooral wat ontoerekeningsvatbaarheid niet is: niet een vast te stellen kenmerk van een delict, geen eigenschap van de onderzochte, het zegt niets over het functioneren van de onderzochte in het dagelijks leven en het is ook geen vast te stellen symptoom van een stoornis. De Richtlijn wil het begrip liever loslaten en spreken over een advies in het toerekenen van de stoornis, en de mate waarin deze heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het ten laste gelegde, te betrekken. 27 Omdat het begrip echter in de maatschappij zo is ingeburgerd beveelt de Richtlijn als eindconclusie aan om toch in termen van toerekeningsvatbaarheid te formuleren. 19 Remmelink 1994, p Remmelink 1994, p Remmelink 1994, p Remmelink 1994, p Remmelink 1994, p Dekker, Zuijderhoudt & Van Marle Van Bemmelen Deze lezing wordt ook recenter nog bevestigd. 26 Meynen 2013a, p Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013, p. 63 9

10 De begrippen toerekenbaarheid en toerekeningsvatbaarheid zijn dus niet zomaar in een aantal woorden te omschrijven. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met het feit dat het een medische kwestie is die in een juridische jasje wordt gegoten. Hoe de psychiaters met het begrip omgaan komt zo aan bod. Voor nu is het relevant dat er in de literatuur geen hapklare standaard wordt gegeven die de rechter helpt om om te gaan met de waardering van ziekelijke stoornissen. Een rechter laat zich eerst informeren en moet vervolgens zelf bepalen in welke mate de ziekte invloed heeft op de strafbare gedraging. Het al dan niet toerekenen is uiteindelijk een stap die blijft bij de rechter. 28 Dat is lastig nu er voor een rechter weinig aanknopingspunten zijn om echt antwoord te kunnen geven op de vraag: is de storing zodanig dat de gedraging niet toe te rekenen valt? Relevant is verder de vraag wat precies de gevolgen voor een dader zijn wanneer een rechter bepaalt dat een gedraging niet kan worden toegerekend. Artikel 39 Sr is een schulduitsluitingsgrond. Dit betekent dat wanneer een gedraging niet kan worden toegerekend de schuld bij de dader wordt weggenomen. Centrale elementen van een strafbare gedraging zijn onder andere de wederrechtelijkheid en de verwijtbaarheid waarvan de laatste het schuldelement bevat. Als een gedraging niet kan worden toegerekend, is deze nog wel wederrechtelijk, maar niet verwijtbaar. Op basis van de derde vraag van artikel 350 Sv moet om tot een straf te komen de dader strafbaar zijn. De ontoerekenbaarheid betekent dat een van de vereisten voor een strafbaar feit, de verwijtbaarheid, vervalt waardoor verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsgevolgen. Wanneer er sprake is van een culpose delictsomschrijving en de verwijtbaarheid dus in de tenlastelegging is opgenomen dient verdachte te worden vrijgesproken. Het opleggen van een straf is dus niet mogelijk wanneer er succesvol aan artikel 39 Sr wordt getoetst. Het opleggen van een maatregel, waaronder de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, artikel 37 Sr, of de Tbs-maatregel, artikel 37a Sr, is wel mogelijk. Er moet dan natuurlijk wel zijn voldaan aan de vereisten uit de wet De werkwijze van de gedragsdeskundige Deskundigen spelen in het strafrecht een belangrijke rol. Verondersteld mag worden dat rechters voldoende verstand hebben van het recht. Wanneer een casus elementen bevat waarover de rechter onvoldoende weet, is er de mogelijkheid om een deskundige in te schakelen. Omdat het in het strafrecht draait om waarheidsvinding is het van belang dat een rechter gecompenseerd wordt in het ontbreken van zijn kennis door een deskundige. Dit komt de waarheidsvinding ten goede. De rol van de deskundige is in het strafrecht overigens beperkt tot het adviseren. De beantwoording van de schuldvraag ligt immers bij de rechter. De werkwijze van de gedragsdeskundige bij de vraag of een gedraging aan een persoon toegerekend kan worden komt nu aan bod. Omdat de rechter een oordeel velt over de verdachte is het belangrijk dat hij een goed beeld heeft van de persoon die voor hem staat. Dit wil niet zeggen dat het altijd de rechter is die een gedragsdeskundige inschakelt. Sterker nog, de regelgeving over de mogelijkheden van een zittingsrechter om een gedragsdeskundige in te schakelen is vrij vaag. De bevoegdheid van een 28 Remmelink 1994, p Kelk 2010, p

11 zittingsrechter om een deskundige in te schakelen lijkt vooral gebaseerd op de algemene onderzoekstaak van de rechter. 30 Overige spelers binnen het strafproces die een gedragsdeskundige kunnen inschakelen zijn de verdachte zelf of diens raadsman, de officier van justitie en de rechtercommissaris. 31 Vanaf 1988 zijn de terbeschikkingstelling en de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de wet opgenomen. Voor het opleggen van deze maatregelen is vereist dat een rechter beschikt over adviezen van twee gedragsdeskundigen waaronder die van een psychiater. 32 Naast deze twee maatregelen is het advies van een gedragsdeskundige ook van belang bij de bepaling van de toerekenbaarheid van artikel 39 Sr. Hierover zijn geen verdere bepalingen in de wet opgenomen. Psychiaters en psychologen zijn belangrijke deskundigen wanneer een rechter moet beoordelen of een gedraging wel of niet aan iemand kan worden toegerekend. Het wetsartikel spreekt namelijk van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De vraag of de gedraging door de stoornis niet kan worden toegerekend komt voor de rekening van de rechter. Die moet derhalve ook weten of er een stoornis is. Het beslissen over een gebrekkig ontwikkeling of ziekelijke stoornis behoort niet tot de basis lesstof van een jurist en kan om die reden beter worden overgelaten aan een gedragsdeskundige. Uit onderzoek blijkt dat er een drietal gevallen zijn wanneer een deskundige wordt ingeschakeld. Het eerste geval heeft betrekking op het delict. Wanneer er een ernstig delicten heeft plaatsgevonden dat een grote impact heeft op de maatschappij wordt vaak een deskundige ingeschakeld. Het tweede geval heeft betrekking op de recidive en een mogelijke maatregel tot behandeling. Wanneer iemand veelvuldig revindiceert en er gekeken wordt naar behandelopties om het recidivegevaar af te laten nemen, wordt hierover advies gevraagd aan een deskundige. Het laatste geval heeft betrekking op de persoon van de verdachte. Wanneer hij vreemd gedrag vertoont, er het vermoeden bestaat van psychopathologie of verdachte eerder in contact is geweest met de geestelijke gezondheidszorg wordt er ook een beroep gedaan op een deskundige. 33 De rechter is op basis van de wet niet verplicht om zijn oordeel over de toerekenbaarheid te baseren op het advies van een gedragsdeskundige. Alleen wanneer er gesproken wordt over de maatregelen die opgelegd kunnen worden in geval van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis is een rechter in bepaalde gevallen verplicht om psychiatrische documentatie te verzamelen. 34 Wanneer de rechter een oordeel geeft over de schulduitsluitingsgrond van artikel 39 Sr kan hij dit in beginsel helemaal zelf doen. Dit past bij de discretionaire bevoegdheid van de rechter. Echter in de praktijk zal, gezien de inhoud van de materie, een rechter haast altijd advies van een psychiater en psycholoog inwinnen. Dit zal geschieden middels een Pro Justitiarapportage. Op basis van artikel 51i Wetboek van Strafvordering moet in de opdracht aan de deskundige vermeld worden waaraan het onderzoek moet voldoen en binnen welke termijn dit moet gebeuren. 35 De gedragsdeskundige krijgt de taak om de rechter te informeren over wat er ten grondslag ligt aan de gedragskeuzes van de 30 Van Esch 2012, p Van Esch 2012, p Van Marle e.a p Van Esch 2012, p Zie bijvoorbeeld art. 37 lid 2 Sr 35 Van Esch 2012, p

12 onderzochte en in hoeverre de verdachte in staat is zijn gedrag te verantwoorden. In de persoonsbeschrijving van de verdachte kijkt de deskundige naar de ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het delict en geeft in zijn diagnose een inschatting van de invloed die dat op het delict heeft gehad. Daarnaast worden de vermogens en vaardigheden van de verdachte bekeken die belangrijk zijn in de overweging van een verdachte om iets wel of niet te doen. 36 Omdat de beslissing over het al dan niet toereken grote gevolgen kan hebben voor de dader, is het belangrijk dat de rapportage aan bepaalde standaarden voldoet. Om die reden zijn er modellen waaraan een rapportage moet voldoen en zijn er diverse handboeken geschreven die informatie geven over de behandeling van een dader in strafrechtelijke zin. 37 Daarnaast krijgen Pro Justitiarapporteurs een speciale opleiding. Een rapportage Pro Justitia neemt meer tijd in beslag dan een doorsnee psychiatrisch onderzoek. Dit komt vooral doordat de onderzoeker het strafdossier uitvoerig moet bestuderen. 38 Een ander belangrijk verschil met een normaal onderzoek is het feit dat het advies van de deskundige vastligt op het moment dat de zaak ter zitting wordt behandeld. Een gewone rapportage kan door een deskundige altijd nog veranderd worden. Daarnaast moet de rapportage Pro Justitia voor alle spelers in het strafproces duidelijk zijn. Dit vraagt extra verduidelijking en argumentatie. 39 Waar een standaard voor de rechter voor de toetsing aan artikel 39 Sr ontbreekt, daar hebben de gedragsdeskundigen meer lijn gecreëerd om tot een oordeel over de toerekeningsvatbaarheid van een gedraging te komen. Omdat het hier om een oordeel van de gedragsdeskundige gaat wordt de vatbaarheid aan de toerekenbaarheid toegevoegd. 40 Hierin staat de beïnvloeding door de stoornis centraal. De vragen geven echter geen antwoord op de juridisch relevante aard van de beïnvloeding. 41 Hieruit volgt dat een gedragsdeskundige niet oordeelt of de gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend. Die beslissing blijft bij de rechter. De onderzoekers stellen zichzelf de volgende vragen: 1. Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en zo ja, hoe is dit in diagnostische zin te omschrijven? 2. Hoe was dit ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde? 3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochte zijn gedragskeuzen c.q. zijn gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde (zodanig dat het tenlastegelegde daaruit (mede) verklaard kan worden)? 4. Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven: a) op welke manier dat geschiedde, b) in welke mate het geschiedde en c) welke conclusie m.b.t. de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is? 5. Kan de deskundige gemotiveerd aangeven in welke mate en op welke wijze de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling bij voortbestaan ervan opnieuw aanleiding kan geven tot soortgelijke of andere feiten als waarvan verdachte nu wordt verdacht? 36 Oei & Groenhuijsen 2009, p Zie bijvoorbeeld: Stevens e.a., PJ Rapportage in strafzaken: juridische kaders voor behandeladvies, NIFP Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013, p Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013, p Zie hiervoor paragraaf Meynen 2013a, p

13 6. Kan de deskundige zo concreet mogelijk aangeven welke maatregelen te adviseren zijn om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen of te beperken en binnen welk juridisch kader dat gerealiseerd zou kunnen worden? 42 De eerste twee vragen geven een meer algemeen beeld van de persoon en de psychische toestand van de verdachte ten tijde van het delict. 43 De vragen drie en vier richten zich op de strafuitsluitingsgrond van artikel 39 Sr. De vijfde vraag gaat in op de recidivemogelijkheid en de laatste vraag geeft een advies aan de verzoeker van de rapportage. In de Nederlandse rechtspraktijk is er sprake van een systeem waarin verschillende gradaties van toerekeningsvatbaarheid voorkomen. 44 Jarenlang werd er gerapporteerd in vijf gradaties van toerekeningsvatbaarheid. Het constateren van de aanwezigheid van een stoornis was onvoldoende om iemand verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Dit is namelijk afhankelijk of in de context van een concrete situatie in vergelijking tot de gemiddelde mens iemand geen of in mindere mate weerstand kon bieden aan de invloed van de symptomen op zijn strafbaar handelen. 45 De gradaties waarin gerapporteerd werd waren: Toerekeningsvatbaar Er is geen stoornis aanwezig of de stoornis heeft geen invloed op de uitvoering van het delict. Enigszins verminderd toerekeningsvatbaar Er is een geringe stoornis of er is maar een beperkte band met het ten laste gelegde. Verminderd toerekeningsvatbaar Zowel de psychische stoornis als omstandigheden waaronder het delict is ontstaan, hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde. De dwingende kracht van de stoornis is voor de dader lastig te beïnvloeden. Sterk verminderd toerekeningsvatbaar Er is nog sprake van enige wilsvrijheid, maar die is ernstig beperkt. Ontoerekeningsvatbaar Het delict is volledig voortgekomen uit de stoornis. De dader had ten tijde van het handelen geen enkele keuzevrijheid. 46 Op dit moment zijn er voor psychiaters nog drie gradaties van toerekeningsvatbaarheid. De Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken is niet op psychologen van toepassing en om die reden rapporteren zij nog wel in vijf gradaties. De inperking voor de psychiaters is gemaakt omdat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het leggen van duidelijke relaties tussen specifieke psychopathologie en het advies over toerekenen lastig is. Dit omdat de relatie en het verband 42 O.a. Meynen 2013a, p Van Marle e.a. 2008, p Van Marle e.a. 2008, p Van Esch 2012, p Van Esch 2012, p

14 individueel bepaald is en afhangt van individueel onderzoek. 47 Hieruit volgt volgens de psychiatrie dat er geen basis is voor een schaalverdeling. Wat aangetoond kan worden is de afwezigheid van een stoornis en of het ten laste gelegd volledig gemotiveerd is door de stoornis. Daartussen is sprake van een relatie van de stoornis en het delict die in iedere situatie verschillend is. De middelste drie categorieën van het oude model kunnen binnen psychiatrisch onderzoek niet goed worden onderscheiden. Het indelen in een schaal is niet mogelijk. 48 Wat stelt de deskundige nu vast? Dat de verantwoordelijkheid van de verdachte voor wat hij heeft gedaan zo ver reikt als hij dat gedrag in redelijke mate kon beïnvloeden. 49 Anders gezegd; of er een stoornis aanwezig was waardoor de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn gedraging. Dat bepaalt de mate van toerekeningsvatbaarheid. Wat dient de rechter vast te stellen? Aan de hand van de bevindingen van de gedragsdeskundige moet hij bepalen of de gedraging aan de verdachte toerekenbaar is en in welke mate en of er verzachtende omstandigheden zijn. 50 Dus; wat de juridische relevante aard van de beïnvloeding is. Daarin zit dus een belangrijk verschil. 1.4 Het recht en de Pro Justitiarapportage In de vorige paragraaf is ingegaan op de werkwijze van de gedragsdeskundige. In deze paragraaf wordt het onderzoek van de gedragsdeskundige overgebracht naar de rechter. Duidelijk wordt dat een rechter door de rapportage niet zomaar klaar is met zijn taak. Hij zal uiteindelijk moeten bepalen of iemand het feit wel of niet kan worden toegerekend. Vanuit dit perspectief is het oordeel van de deskundige niet meer dan een (maar wel belangrijk) puzzelstukje. Op het moment dat er een delict plaatsvindt is een aantal vragen belangrijk voor de rechter. In het licht van deze scriptie noem ik er twee. De eerste vraag is of de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft die invloed heeft op het delict. Dit gaat dus over de beïnvloeding. De tweede vraag is wanneer deze gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis aanwezig is of het feit de verdachte daardoor ook niet kan worden toegerekend en artikel 39 Sr dus van toepassing is. Dit is de juridische aard van de stoornis. Naar aanleiding van het delict gaat een deskundige de verdachte onderzoeken en stelt hierbij een mate van toerekeningsvatbaarheid vast; hij doet onderzoek naar de mate waarin de verdachte zich van zijn strafbare gedrag en de bijbehorende gevolgen voor andere rekenschap geeft. 51 Dit is de beantwoording van de eerste vraag van de rechter. De tweede vraag, een strikt juridische vraag, blijft open. De gedragsdeskundige laat zich namelijk wel uit of het feit hem door de stoornis niet kan worden toegerekend, maar de juridisch consequentie van de gedraging komt voor rekening van de rechter. De vertaalslag naar het recht dient nog gemaakt te worden. De vatbaarheid van de toerekening kan de rechter hierbij wel helpen, maar laat ruimte open. Rechters verwachten van psychiaters en psychologen een brede blik die een eendimensionaal beeld van de verdachte voorkomt. Daarna is het de beurt aan de rechter. Die moet de genuanceerde blik op de verdachte in de verklaring van de gedragsdeskundigen waarderen. 52 In deze paragraaf worden de theoretische problemen besproken waarmee een rechter te maken krijgt bij zijn oordeel over toerekenen aan de 47 Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013, p Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013, p Oei & Groenhuijsen 2009, p Oei & Groenhuijsen 2009, p Oei & Groenhuijsen 2009, p Oei & Groenhuijsen 2009, p

15 hand van de Pro Justitiarapportage bezien vanuit het feit dat de psychiatrie en het recht twee verschillende wetenschappen zijn. Voor het gemak vallen de psychologie en de psychiatrie in deze paragraaf onder de noemer psychiatrie. De achtergrond bij het probleem dat gedragsdeskundigen en rechters anders met de vraag over het toerekenen van een gedraging omgaan, is gelegen in het feit dat het recht en de psychiatrie twee verschillende wetenschappen zijn. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat toerekenbaarheid een juridische begrip is. Het gaat om het vaststellen van een schulduitsluitingsgrond. 53 Hier is de vraag hoe het leerstuk over schuld in een individuele casus toegepast dient te worden van belang. Psychiaters kijken anders naar een zaak. Zij gaan niet in op vragen over het al dan niet toerekenen en of de verdachte schuld heeft aan een gedraging. Wel gaan zij in op de gedraging, maar vanuit een ander perspectief. Hoe openbare de klachten zich, wat voor stoornis is het, wat is de kans op herhaling etc.? Dat is dus een hele andere invalshoek dan die van de rechter. Psychiaters zeggen wel wat over de ontoerekeningsvatbaarheid van de persoon, maar een knoop over de schuldvraag hakken ze niet door. Dat is uiteindelijk de taak van de rechter, het blijft een juridische aangelegenheid. Mooij is ingegaan op het verschil tussen de psychiatrie en het recht; uiteraard op het vlak waar beide gebieden elkaar raken. In dit geval is dat het onderwerp betreffende het toerekenen. Mooij begint door te stellen dat het Nederlandse strafrecht individualiserend is. 54 Doordat het strafrecht op de persoon is gericht, heeft dit volgens Mooij gevolgen voor de psychiatrie bij de beoordeling van een casus in het licht van artikel 39 Sr. Hij gebruikt de term hermeneutisch om aan te geven dat in de forensische psychiatrie het individu bij kennisverwerving niet gezien moet worden als een obstakel, maar als iets dat verdisconteerd moet blijven en waarvan niet mag worden afgezien. 55 Hieruit volgt volgens Mooij: Forensisch-psychiatrisch onderzoek binnen een juridische vraagstelling, is dus wel zeker niet de vaststelling van het toebehoren aan een bepaalde rubriek uit een classificatiestelsel hoewel een dergelijke vaststelling op zich niet verkeerd is maar behelst uiteindelijk een grondig onderzoek naar iemands feitelijke, habituele gedrag, in samenhang met de levensgeschiedenis en oorsprongsgezin, waarbij ook de latere generatie (kinderen) en de voorgaande generatie (grootouders) niet aan de aandacht mogen ontsnappen. 56 Naast hermeneutisch is de forensische psychiatrie naar de mening van Mooij ook prudentieel. Hiermee bedoelt hij dat niet gaat om automatische toepassing van vooraf gegeven inzichten, maar om het krijgen van een individueel beeld. 57 Het strafrecht heeft ook het individu als uitgangspunt en houdt met de toepassing van het kader rekening met de individuele zaak. Mooij komt daarom tot de conclusie dat ook het strafrecht hermeneutisch en prudentieel is. 58 Dit heeft echter niet tot gevolg dat beide wetenschappen zondermeer met elkaar te verenigen zijn. Rechtsgelijkheid zorgt ervoor dat er juridisch gezien niet doorgeslagen kan worden in het individualisme. Het hele proces over het toerekenen speelt zich 53 Meynen 2013a, p Mooij 1989, p Mooij 1989, p Mooij 1989 p Mooij 1989 p Mooij 1989 p

16 daarnaast af binnen een juridisch domein met haar eigen begrippen en uitgangspunten waarin de psychiatrie geen rol speelt. Denk bijvoorbeeld aan de leerstukken over opzet en culpa in causa. De psychiatrie heeft weer haar eigen systeem met uitgangswaardes welke niet in het recht te vinden zijn. Dit leidt ertoe dat beide wetenschappen op sommige gebieden hun eigen werkelijkheid hebben. 59 Dat beide wetenschappen een eigen waarheid hebben is niet zozeer een kwestie van goed of fout, maar is een logisch gevolg wanneer twee verschillende wetenschappen in elkaars vaarwater komen. Dit kan in de praktijk leiden tot spanningen tussen de beide gebieden. De eigen werkelijkheid van beide wetenschappen heeft te maken met de manier van denken. Strafrechters denken vooral in alternatieven terwijl de psychiatrie zich meer vasthoudt aan haar eigen waarheid door te denken in een glijdende schaal. 60 Het is in de psychiatrie niet vaak een ja-of nee-kwestie in tegenstelling tot het recht. Het recht keurt namelijk bepaald gedrag goed of fout en dit doet de psychiatrie niet. Daarnaast spelen voor een rechter ook factoren mee waar een gedragsdeskundige niet, of minder, mee te maken heeft. Maatschappelijke normen, opvattingen en behoeften beïnvloeden de rechter ook bij de vraag of een bepaalde gedraging wel of niet kan worden toegerekend. 61 Waar leidt dit nu toe met betrekking tot de toerekenbaarheid? Mooij stelt dat forensische psychiatrie weldegelijk psychiatrie blijft die betrekking heeft op zaken als ziekte, stoornis en gezondheid. Hieruit volgt dat een oordeel over een stoornis die de toerekeningsvatbaarheid raakt ook echt een psychiatrisch oordeel blijft. 62 Mooij schetst dus wel overeenkomsten tussen de verschillende wetenschappen, en gaat ook in op de verschillen, maar concludeert dat er niet voldoende overeenkomsten tussen de gebieden zijn om de conclusie van de psychiater zowel juridisch als psychiatrisch te duiden. Dit komt in zekere zin ook overeen met de inaugurele lezing van Meynen, ondanks het feit dat hij het strafrecht en de psychiatrie minder vloeiend in elkaar laat overlopen. Meynen stelt dat de psychiater kijkt naar de beïnvloeding van de gedraging door de stoornis, maar dat het geen antwoord geeft op de juridische vraag naar de aard van de beïnvloeding. Over welk type invloed strafrechtelijk relevant is zwijgt de psychiater en dit laat ruimte voor de rechter om er met een juridische blik naar te kijken. 63 Zowel Mooij als Meynen geven dus aan dat de psychiater zich bezighoudt met het psychiatrische gebied en dat het juridische dat nodig is voor artikel 39 Sr bij de rechter wordt gelaten. Mooij baseert dit op het feit dat de psychiatrie en het recht verschillende wetenschappen zijn. Meynen gaat minder expliciet in op het verschil tussen de wetenschappen en baseert zijn mening op de inhoudelijke behandeling van de vraagstelling over de toerekenbaarheid. Het verschil in wetenschappen speelt hier echter ook een rol bij. Gepaard met het feit dat het recht en de psychiatrie twee verschillende wetenschappen zijn, is er ook een verschil in jargon tussen de gedragsdeskundigen en de juristen. Doordat een deskundige eigenlijk genoodzaakt wordt om in juridische termen te denken, wordt hij min of meer gedwongen om buiten zijn eigen competenties te treden. 64 De vaststelling van Mooij dat de rapportage een 59 Mooij 1989 p Kelk 1990 p Krans 2011 p Mooij 1989 p Meynen 2013a, p Oei & Groenhuijsen 2009, p

17 psychiatrisch oordeel blijft, is hierdoor wat minder stellig omdat de psychiater zich bezig gaat houden met ander jargon. Het belangrijkste jargon in de vraagstelling over het toerekenen zijn natuurlijk de termen toerekenbaarheid en toerekeningsvatbaarheid. Al aan bod is gekomen dat er eigenlijk geen juridische definitie van toerekenbaarheid is. Ook is aangetoond dat het begrip ontoerekeningsvatbaarheid weinig houvast biedt voor de gedragsdeskundige. Hierdoor is het lastig om gedragsdeskundigen in hun opleiding tot Pro Justitiarapporteur te leren hoe ze dit begrip moeten toepassen. Dit kan tot gevolg hebben dat elke gedragsdeskundige een eigen referentiekader opstelt over wat er onder ontoerekeningsvatbaarheid moet worden verstaan. Dit heeft in de praktijk al tot problemen geleidt. Binnen eenzelfde casus komen rapporteurs tot uiteenlopende conclusies. Gezegd mag dus worden dat het begrip ontoerekeningsvatbaarheid niet bruikbaar is voor een gedragsdeskundige. 65 Dit werd in de Richtlijn Rapporten ook al genoemd. Wanneer er met twee verschillende wetenschappen gewerkt wordt, kunnen er problemen optreden wanneer de ene wetenschap het jargon van de andere wetenschap overneemt. Wanneer in een wetenschap de eigen begrippen nog geen duidelijke betekenis hebben, leidt dit, haast vanzelfsprekend, tot problemen in de praktijk. Zeker wanneer een andere wetenschap die begrippen overneemt. Interessant is tevens de vraag wat een rechter kan met de verschillende gradaties van de psychiater. De wet spreekt in artikel 39 Sr namelijk niet over een mate van toerekenbaarheid, hetgeen wel door een psychiater naar voren wordt gebracht. En hier ontstaat een problematische situatie. Wat moet een rechter namelijk doen op het moment dat een psychiater rapporteert dat iemand verminderd toerekeningsvatbaar is? Bij de oplegging van bijvoorbeeld de Tbs-maatregel spelen gradaties wel een rol. Iemand die namelijk gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, kan door de rechter een dergelijke maatregel worden opgelegd. Wanneer een gedraging geheel toerekenbaar is, dan kan het niet. Bij artikel 39 Sr speelt de mate van toerekenbaarheid geen rol. Het gaat er om of de daad wel of niet is toe te rekenen. Ook is er een probleem met betrekking tot het advies van de gedragsdeskundige en het oordeel van de rechter om een causale relatie te bepalen. De rechter zal op basis van artikel 39 Sr tot de conclusie moeten komen of er een causaal verband is tussen de stoornis en het delict. Dit blijkt uit het woordje wegens uit het artikel. Alleen wanneer dit verband aanwezig is, kan de schulduitsluitingsgrond van toepassing zijn. Een eenvoudig voorbeeld; een pyromaan kan tijdens het plegen van een moord een stoornis hebben, namelijk de drang om brand te stichten, echter hoeft deze stoornis geen causale relatie met het delict te hebben. Een psychiater gaat in zijn advies aan de rechter ook in op het verband tussen de stoornis en het delict. De mate waarin de stoornis invloed heeft gehad op het delict is hierbij relevant. Hoe groter de invloed van de stoornis hoe kleiner de mate van toerekenbaarheid. De psychiaters vinden het uitbrengen van advies over de causaliteit een belangrijke pijler binnen hun rapportage. 66 Hummelen en De Jong vragen zich af of een gedragsdeskundige wel de mogelijkheid heeft de invloed van de stoornis op het ten laste gelegde feit te kwantificeren. 67 Volgens de schrijvers hebben juristen namelijk een heel ander referentiekader dan gedragsdeskundigen bij het bepalen van het verband tussen stoornis en delict. Bij het strafrecht gaat het om een causale relatie waar de stoornis als een (gedeeltelijke) oorzaak van het delict wordt gezien. Binnen de psychiatrie wordt aangenomen dat bij gestoord gedrag meerdere factoren een rol 65 Krans 2011, p Richtlijn Psychiatrisch onderzoek en rapportage in strafzaken 2013, p Krans

18 spelen. Niet alleen het gestoorde gedrag, maar ook factoren die zich meer in de context afspelen. 68 Nieboer ziet in dat de vraag naar causaliteit door het verschil in perceptie tussen gedragsdeskundigen en rechters voor de gedragsdeskundige problematisch is. De deskundige gaat wel in op de vraag of de stoornis een verband heeft met het delict, maar het kader van deze vraag wordt door de jurist bepaald. 69 De deskundige is enkel aan de vraag gebonden of er een verband bestaat tussen stoornis en delict en heeft hierbij met het kader van de jurist niet veel te maken. De deskundige kijkt vooral naar de persoon, terwijl de rechter het hele kader met betrekking tot het feit meeneemt. Zelfs wanneer de deskundige meent dat het delict voorkomt uit de psychische afwijking is, volgens Nieboer, niet beantwoord hoe groot het causale aandeel van de afwijking is. 70 De rechter zou bijvoorbeeld in gevallen waarin een gedragsdeskundige iemand volledig ontoerekeningsvatbaar acht nog tot een veroordeling kunnen komen op basis van de redelijkheid en billijkheid. 71 De rechter behoudt dus zijn monopoliepositie binnen de eindbeslissing en perceptieverschillen met betrekking tot de causaliteit kunnen leiden tot verschillende oordelen tussen rechters en deskundigen. Haffmans stelt dat het causale criterium bij de rechter slechts een onderdeel is naast andere onderdelen zoals bijvoorbeeld de ernst van het delict. Bij het toerekenen van de rechter dient causaliteit dus genuanceerd te worden. 72 Dit geeft aan dat de bepaling van causaliteit van de gedragswetenschapper niet doorslaggevend hoeft te zijn voor de eindbeslissing van een rechter. Het recht en de psychiatrie zijn twee verschillende wetenschappen. Ondanks dat beide wetenschappen overeenkomsten hebben, zijn er toch verschillen die tot problemen kunnen leiden wanneer de rechter een rapportage Pro Justitia onder zijn neus krijgt. Allereerst heeft dit te maken met de verschillende eigen waarheden van de beide wetenschappen. Daarnaast zijn er de meer voor de hand liggende problemen. Het gebruik van een verschillend jargon is een lastig probleem. Daarmee hangt ook samen dat de begrippen toerekeningsvatbaarheid en toerekenbaarheid eigenlijk niet te definiëren zijn. Ook het betrekken van andere elementen bij het leggen van een causaal verband zorgen voor lastigheden. Daarnaast is er nog het probleem dat ontstaat wanneer een deskundige in verschillende gradaties rapporteert. Een rechter kan niet zoveel met deze gradaties, omdat de wettekst geen gradaties kent binnen de ontoerekenbaarheid. Ondanks dat het aantal gradaties waarin psychiaters formuleren is teruggebracht van vijf naar drie brengt dit nog niet de gewenste helderheid voor een rechter. Daarnaast dwingt de beslissing om een gradatie van toerekenbaarheid aan te geven een psychiater in een andere wetenschap. Dit brengt het risico met zich mee dat gedragsdeskundigen volledig verschillend gaan oordelen omdat ze niet weten wat nu precies toerekeningsvatbaarheid inhoudt. Ik zou dan ook willen voorstellen om de gedragsdeskundige nog wel de vraag voor te leggen of er een stoornis is en in welke mate die invloed heeft gehad op de uitvoering van het delict, maar de gradaties hierin los te laten. Een lijn die eigenlijk al ingezet lijkt te zijn. Hier wordt in het volgende hoofdstuk wat uitgebreider bij stilstaan. 68 Krans Nieboer 1970, p Nieboer 1970, p Remmelink 1994, p Krans 2011, p

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Informatie voor betrokkenen

Informatie voor betrokkenen Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederla voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut vo Psychiatrie en Psychologie Nederlands Instituut voor Forensisc

Nadere informatie

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken Informatie voor onderzochte de rechter. ook zij bedoeld. i. Als in deze brochure wordt gesproken over hij wordt daarmee Terminologie: gaat maken.

Nadere informatie

Inhoud. Deel I Inleidende beschouwingen 1. Deel II Juridische beschouwingen 17. Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3

Inhoud. Deel I Inleidende beschouwingen 1. Deel II Juridische beschouwingen 17. Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3 Inhoud Deel I Inleidende beschouwingen 1 Hoofdstuk 1 Gedragsdeskundigen in strafzaken 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Historische beschouwingen 6 1.3 De actualiteit van het onderwerp 8 1.3.1 De wetenschap 8 1.3.2

Nadere informatie

Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs. 1. Informatieplicht

Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs. 1. Informatieplicht Uitbrengen van de rapportage Aanbevelingen voor psychiaters en psychologen pj rapporteurs 1. Informatieplicht De NIP code (2007) is hierin duidelijk. Bij het aangaan van de professionele relatie dient

Nadere informatie

(On)toerekeningsvatbaarheid: kloof tussen gedragsdeskundigen en rechters

(On)toerekeningsvatbaarheid: kloof tussen gedragsdeskundigen en rechters (On)toerekeningsvatbaarheid: kloof tussen gedragsdeskundigen en rechters Naam: Nadia Marouane ANR: 275798 Masterthesis: Rechtsgeleerdheid: accent strafrecht Examencommissie: mr. S.B.G Kierkels Prof. T.I.

Nadere informatie

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie Het Pieter Baan Centrum Algemene informatie 1 Deze brochure is bedoeld om algemene informatie te geven over het Pieter Baan Centrum (PBC). Het PBC is de forensisch psychiatrische observatiekliniek van

Nadere informatie

De Tolbert-zaak onder de loep: drugsstoornis, opzet en ontoerekenbaarheid.

De Tolbert-zaak onder de loep: drugsstoornis, opzet en ontoerekenbaarheid. T.I. Oei* en E.M.C. van Nielen** De Tolbert-zaak onder de loep: drugsstoornis, opzet en ontoerekenbaarheid. In de zaak die later is gaan heten de Tolbert-zaak bracht Avi C. in augustus 2005 de twee kinderen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

HRo - Inleiding belastingrecht -- Deel 2

HRo - Inleiding belastingrecht -- Deel 2 Inleiding belastingrecht les 2 programma Enkele begrippen uit het strafrecht Verdachte Strafbaar feit Wederrechtelijkheid als bestanddeel Opzet Schuld als bestanddeel Verdachte Artikel 27 Sv Als verdachte

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20438 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Esch, Cornelia Marianne van Title: Gedragsdeskundigen in strafzaken Issue Date:

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 32 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg) G BRIEF

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken Voorwoord Lijst van afkortingen Verkort aangehaalde werken v xiii xv 1 Inleiding 1 1.1 De Nederlandse strafwetgeving 1 1.2 Ongeschreven recht, verdragsrecht, supranationaal recht 3 1.3 Het Wetboek van

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e), Grondslagen van Recht Week 3 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt de samenvatting van de stof van Hoofdstuk 14 van het boek Hoofdlijnen, dat voorgeschreven wordt in week 3. Aanvankelijk hebben

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier Samenvatting Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht (ASR) in werking getreden. Met het adolescentenstrafrecht beoogt de wetgever een flexibele toepassing van het jeugden volwassenenstrafrecht rond

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

P R O J U S T I T I A

P R O J U S T I T I A Psychiatrisch onderzoek P R O J U S T I T I A betreffende de heer/mevrouw Voornamen TUSSENVOEGSEL(S) ACHTERNAAM geboren : dag maand jaar te : plaats, land verblijvend : forensisch psychiatrische instelling

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Wie zijn onze patiënten?

Wie zijn onze patiënten? In deze folder vertellen wij u graag wat meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. De Kijvelanden behandelt mensen met een psychiatrische stoornis. De rechter heeft hen tbs met bevel tot

Nadere informatie

Van aandoening tot delict, van delict tot sanctie

Van aandoening tot delict, van delict tot sanctie Van aandoening tot delict, van delict tot sanctie Nieuwe reeks deel 9 en 11 Eerder verschenen in deze nieuwe reeks: 1 Strafrechtspolitiek - Patiëntenrecht in de psychiatrie 2 Psychiatrie en rechtspraak

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever

Samenvatting. Inleiding. Vraagstelling onderzoek. Wetgever Samenvatting Inleiding Bij een ontzetting uit beroep of ambt wordt iemand de bevoegdheid ontzegd om een bepaald beroep of ambt voor een zekere periode uit te oefenen. Ontzettingen worden vaak opgelegd

Nadere informatie

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden Over TBS In deze folder vertellen wij u graag meer over Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden en in het bijzonder over tbs. De Kijvelanden behandelt

Nadere informatie

Formeel Strafrecht, De Verdachte. Hoofdstuk 6 SPV pagina 2 t/m 12

Formeel Strafrecht, De Verdachte. Hoofdstuk 6 SPV pagina 2 t/m 12 Formeel Strafrecht, De Verdachte Hoofdstuk 6 SPV pagina 2 t/m 12 Wat gaan we behandelen? Wat is formeel strafrecht? Doel strafvordering? Artikel 1 Strafvordering Waar vind je strafvordering? De drie fasen

Nadere informatie

Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS

Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS Harry Stikkelbroeck senior raadsheer gerechtshof Arnhem Leeuwarden lid Adviescollege Verloftoetsing TBS art. 51 l, lid 1 Sv: De deskundige brengt aan zijn opdrachtgever een met redenen omkleed verslag

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20438 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20438 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20438 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Esch, Cornelia Marianne van Title: Gedragsdeskundigen in strafzaken Issue Date:

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 31 mei 2010 Betreft Dierenmishandeling in Batenburg

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 31 mei 2010 Betreft Dierenmishandeling in Batenburg > Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Prins Clauslaan 8 2595 AJ DEN HAAG Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG www.minlnv.nl

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

STOORNIS & SCHULD. Een studie naar een juridische standaard voor de ontoerekenbaarheid.

STOORNIS & SCHULD. Een studie naar een juridische standaard voor de ontoerekenbaarheid. STOORNIS & SCHULD. Een studie naar een juridische standaard voor de ontoerekenbaarheid. S.L.T.J. Ligthart Anr. 125079 Master Rechtsgeleerdheid, accent strafrecht Examinatoren: prof. dr. G. Meynen mr. drs.

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Hoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen.

Hoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen. Week 1 Inleiding in het strafrecht Het karakter van het strafrecht. De geschiedenis van de codificatie van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Waarom bestaat het strafrecht? Hoe verwordt een bepaalde

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

LOWI Advies 2014, nr. 11

LOWI Advies 2014, nr. 11 LOWI Advies 2014, nr. 11 Advies van 28 november 2014 van het LOWI ten aanzien van de klacht van Verzoeker, ingediend op 2014 en gericht tegen het besluit van het Bestuur van 2014. 1. De klacht De klacht

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie

Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is een centrum van expertise en kennis op het gebied van

Nadere informatie

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt' > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Onderwerp WODC-onderzoek

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1. ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie

25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1. ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie 25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1 ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie Wat is de maatschappelijke relevantie van je onderwerp? De levenslange gevangenisstraf is al omstreden sinds de invoering

Nadere informatie

Mr Henk van Asselt. Werkzaam op het advocatenkantoor te Roosendaal. Strafrechtadvocaat. Lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten

Mr Henk van Asselt. Werkzaam op het advocatenkantoor te Roosendaal. Strafrechtadvocaat. Lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten Mr Henk van Asselt Werkzaam op het advocatenkantoor te Roosendaal Strafrechtadvocaat Lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten Jeugdstrafrecht Leeftijdscategorieën Jeugdstrafrecht: - 12

Nadere informatie

Bijsluiter psychische hinder

Bijsluiter psychische hinder Bijsluiter psychische hinder Dit formulier is bedoeld voor de onafhankelijk psycholoog of psychiater ter ondersteuning van een aanvraag voor geslachtsnaamswijziging zoals genoemd onder C in de brochure

Nadere informatie

Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer

Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer 14 februari 2011 A.M. Hol, Universiteit Utrecht 1 Vraagstelling: Heeft overschrijding

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 7

Samenvatting. Samenvatting 7 Samenvatting Levensbeëindiging het veroorzaken of bespoedigen van de dood door het toedienen van een middel met het doel het leven te bekorten is strafbaar als doodslag of moord. Onder omstandigheden kan

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Deel V. Samenvatting en aanbevelingen

Deel V. Samenvatting en aanbevelingen Deel V Samenvatting en aanbevelingen 1 Hoofdstuk 16 Samenvatting 16.1 Inleiding Jaarlijks verrichten gedragsdeskundigen ongeveer 8500 onderzoeken in strafzaken. Kranten en andere media leggen veel interesse

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 7-3 4 9 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen [namen], in hun hoedanigheid als examinatoren,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7184

ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7184 ECLI:NL:RBZLY:2008:BD7184 Instantie Rechtbank Zwolle-Lelystad Datum uitspraak 10-07-2008 Datum publicatie 15-07-2008 Zaaknummer 07/440060-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

Datum 15 juli 2015 Onderwerp NIFP standpunt m.b.t. het toerekennen en wijziging standaardvraagstelling. Geachte heer/mevrouw,

Datum 15 juli 2015 Onderwerp NIFP standpunt m.b.t. het toerekennen en wijziging standaardvraagstelling. Geachte heer/mevrouw, 1 > Retouradres Postbus 13369 3507 LJ Utrecht Herman Gorterstraat 5 3511 EW Utrecht Postbus 13369 3507 LJ Utrecht www.nifpnet.nl Contactpersoon A.J. de Groot Portfeuillehoduer Rapportage nifp@dji.minjus.nl

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 1. Inleiding 5

Inhoudsopgave. 1. Inleiding 5 Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Een liberale visie op gezondheidszorg 11 2.1 Het individu als ultieme waarde 11 2.2 Gezondheidszorg in een liberale rechtsstaat 14 2.3 Kortom: een liberale visie op gezondheidszorg

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20438 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Esch, Cornelia Marianne van Title: Gedragsdeskundigen in strafzaken Issue Date:

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Enkele begrippen uit het strafrecht. Belastingrecht en strafrecht. 2010 -- Formeel recht -- Deel 5. Verdachte. Formeel belastingrecht les 5 programma

Enkele begrippen uit het strafrecht. Belastingrecht en strafrecht. 2010 -- Formeel recht -- Deel 5. Verdachte. Formeel belastingrecht les 5 programma Formeel belastingrecht les 5 programma Enkele begrippen uit het strafrecht Belastingrecht en strafrecht Overtredingen en misdrijven Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst Verdachte Artikel 27 Sv Als

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20438 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Esch, Cornelia Marianne van Title: Gedragsdeskundigen in strafzaken Issue Date:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest K.P.M.A. Muis L. van der Geest Samenvatting en conclusies in hoofdpunten In 2008 en 2009 is er sprake van een opvallende daling van het aantal tbs-opleggingen met bevel tot verpleging. Het is onwaarschijnlijk

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Gezondheidsstrafrecht

Gezondheidsstrafrecht Gezondheidsstrafrecht Mr. dr. W.L.J.M Duijst Deventer 2014 Omslagontwerp: H2R creatievecommunicatie ISBN 978-90-13-12600-6 E-book 978-90-13-12601-3 NUR 824-410 2014, W.L.J.M. Duijst Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Y1~Ufr~J~Ô)Dt~ College van Procureurs-Generaal. Openbaar Ministerie. Voorzitter

Y1~Ufr~J~Ô)Dt~ College van Procureurs-Generaal. Openbaar Ministerie. Voorzitter Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter Y1~Ufr~J~Ô)Dt~ Postbus 20305 2500 EH Den Haag De Minister van Veiligheid en Justitie I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Prins Clauslaan

Nadere informatie

Voeging ad informandum in strafzaken

Voeging ad informandum in strafzaken Voeging ad informandum in strafzaken A.A. Franken Gouda Quint BV (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem 1993 Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen IX 1. Introductie 1.1 Het begin van de voeging ad

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:9246 Instantie Datum uitspraak 26-10-2015 Datum publicatie 27-10-2015 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 15/810055-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerkeneerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 23-08-2011 Datum publicatie 23-08-2011 Zaaknummer 19.810178-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Datum 25 april 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de positie van kwetsbare verdachten in het strafproces

Datum 25 april 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de positie van kwetsbare verdachten in het strafproces 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamerd der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109

ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109 ECLI:NL:RBUTR:2004:AR8109 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 23 12 2004 Datum publicatie 23 12 2004 Zaaknummer 16/028249 04 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerkeneerste aanleg meervoudig

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Lijst van gebruikte afkortingen

Lijst van gebruikte afkortingen Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen VII 1 Inleiding 1 1.1 Afbakening onderzoek 1 1.2 Onderzoeksmethode 3 1.3 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 3 1.4 Leeswijzer 4 2 (Neuro)geheugendetectietests

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport DATUM

Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport DATUM Tweede Kamer der Staten-Generaal Aan de leden van de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport DATUM 7 juni 2019 KENMERK B20190607MD BETREFT plenaire behandeling wetsvoorstel 35 087 Geachte

Nadere informatie

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen GEDRAGSCODE Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen Het College gerechtelijk deskundigen, met inachtneming van artikel 51k, eerste lid van de Wet deskundige in strafzaken (Stb. 2009, 33; hierna de

Nadere informatie

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Het LJN nummer is belangrijk om terug te zoeken voor derden. +++++ LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Datum uitspraak: 04-06-2010 Datum publicatie: 07-06-2010 Rechtsgebied:

Nadere informatie

Registratie-eisen en toetsingsprocedure Forensische Psychiatrie, Forensische Psychologie en Forensische Orthopedagogiek 003

Registratie-eisen en toetsingsprocedure Forensische Psychiatrie, Forensische Psychologie en Forensische Orthopedagogiek 003 Registratie-eisen en toetsingsprocedure Forensische Psychiatrie, Forensische Psychologie en Forensische Orthopedagogiek 003 Versie 1.0 (Juni 2010) Pagina - 1 - van 7 Registratie-eisen en toetsingsprocedure

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus EH Den Haag. Geachte heer Dekker,

Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus EH Den Haag. Geachte heer Dekker, RSJ Postbus 30137 2500 GC Den Haag www.rsj.nl Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus 20301 2500 EH Den Haag Datum : 5 maart 2019 E-mail : advies@rsj.nl Uw kenmerk : 2443608 Ons kenmerk : RSJ/101/3115/2019/GvA/TvV

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ9048

ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ9048 ECLI:NL:RBZUT:2009:BJ9048 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 30-09-2009 Datum publicatie 30-09-2009 Zaaknummer 06/460261-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister).

een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). KlRz 041/2013 RAPPORT inzake de klacht van [Verzoeker ] tegen een gedraging van de Douane van Curaçao, welke gedraging toe te schrijven is aan de Minister van Financiën, (hierna de Minister). - 2-1. Inleiding

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Het strafbare feit Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Wat gaan we behandelen Strafbaar feit Onder het begrip strafbaar feit word verstaan een menselijke gedraging die gedekt wordt door een wettelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994)

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994) Titelpagina Copyright Pagina Voorwoord HOOFDSTUK 1 Delicten 1.1 Afpersing 1.2 Bedreiging 1.3 Belaging 1.4 Belediging 1.5 Deelname aan een criminele organisatie 1.6 Diefstal 1.7 Heling 1.8 Huisvredebreuk

Nadere informatie

geboren te [geboorteplaats] op [1971], thans verblijvende in de Forensisch Psychiatrische Afdeling Roosenburg van Altrecht te Den Dolder.

geboren te [geboorteplaats] op [1971], thans verblijvende in de Forensisch Psychiatrische Afdeling Roosenburg van Altrecht te Den Dolder. ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ2746 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 28-01-2013 Datum publicatie 01-03-2013 Zaaknummer 16/655888-12; 16/655504-12 (vordering na voorw. veroordeling) (P) Rechtsgebieden

Nadere informatie