Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211"

Transcriptie

1 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211 (Advocaten: N.T. Dempsey, R.A. Woutering) (E.J. Numann, voorzitter, C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak, T.H. Tanja van den Broek, J. Wortel, raadsheren, P. Vlas, advocaat generaal) Hoge Raad (der Nederlanden) CMR-vervoer Weens Verdragenverdrag Uitleg eenvormig privaatrecht Opvolgend vervoer in de zin van artikel 34 CMR Hoofdstuk VI CMR Papieren vervoerders Doel en strekking CMR Artikel 39, lid 1 CMR Verklaring voor recht Verjaring Met het arrest Veldhuizen v. Beurskens is door de Hoge Raad in Nederland een einde gemaakt aan een langlopende theoretische discussie. De Hoge Raad oordeelde dat de regeling van opvolgend vervoer ook van toepassing kan zijn wanneer de hoofdvervoerder, wederpartij van de afzender, zelf niet een deel van het vervoer feitelijk uitvoert. Het eerder toepassen van artikel 34 e.v. CMR biedt ladingbelanghebbenden en regreszoekende vervoerders een palet aan mogelijkheden. De positie van de schaderijdende vervoerder wordt daarentegen een stuk benarder. Hij dient er rekening mee te houden dat onbekende ladingbelanghebbenden en regreszoekende vervoerders hem op grond van artikel 36 en 37 CMR direct kunnen aanspreken voor de schade, mogelijk in een voor hem ongunstige jurisdictie. Daarbij valt de bescherming van de verjaringsregeling van artikel 32 CMR grotendeels weg. Afwachten en stilzitten lijkt daarmee voor de schaderijdende vervoerder geen optie meer te zijn. Cour Suprême (des Pays-Bas) CMR-transport Convention de Vienne sur le droit des traités Explication du droit privé uniforme Transport successif au sens de l article 34 CMR Chapitre VI CMR Papiers transporteurs Objet et portée du CMR Article 39, alinéa 1 CMR Déclaration en droit Prescription Au travers de l arrêt Veldhuizen v. Beurskens, la Cour Suprême des Pays-Bas a mis un terme à une longue discussion théorique. La Cour Suprême a jugé que la disposition relative au transport successif peut également s appliquer lorsque le transporteur principal, cocontractant de l expéditeur, n effectue pas lui-même effectivement une partie du transport. L application de l article 34 et suivants de la CMR offre une palette de possibilités aux intéressés à la cargaison et aux transporteurs voulant exercer un recours. En revanche, la position du transporteur par le fait duquel le dommage a été causé se complique. Il devra tenir compte du fait que des intéressés inconnus à la cargaison et des transporteurs voulant exercer un recours pourront directement invoquer sa responsabilité en vertu des articles 36 et 37 CMR pour le dommage, éventuellement dans une juridiction défavorable pour lui. À cet égard, la protection de la disposition de prescription de l article 32 CMR disparaît dans une large mesure. Par conséquent, attendre sans bouger ne semble plus être une option pour le transporteur par le fait duquel le dommage a été causé. The Supreme Court (of the Netherlands) CMR Carriage Vienna Convention on the Law of Treaties Explanation of Uniform Private Law Carriage Performed by Successive Carriers within the meaning of Article 34 CMR Chapter VI CMR Paper Carriers CMR Purpose and Intent Article 39, par. 1 CMR Court Ruling Limitation By the Veldhuizen v. Beurskens judgment, the Supreme Court in the Netherlands has put an end to a long-running theoretical debate. The Supreme Court held that the rules on carriage performed by successive carriers can also apply when the main carrier, the sender s opposing 48

2 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211 party, does not effectively perform a portion of the carriage. The earlier application of article 34 and following of the CMR offers a wide range of possibilities to cargo stockholders and carriers seeking to recover the loss or damage. The position of the carrier who was performing the portion of the carriage during which the event causing the loss or damage occurred, however, gets considerably more precarious. He must take account of the fact that unknown cargo stockholders and carriers seeking to recover the loss or damage are entitled to enforce, pursuant to article 36 and 37 CMR, their right of recovery of the loss or damage directly upon him, possibly in a jurisdiction that is unfavourable to him. In this regard the protection offered by the limitation rule of article 32 CMR largely disappears. Therefore, waiting and sitting around doing nothing no longer seems to be an option for the carrier who was performing the portion of the carriage during which the event causing the loss or damage occurred. ( ) 3.5 Het middel werpt vragen op van uitleg van bepalingen van de CMR, derhalve van eenvormig privaatrecht, die dienen te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van de artikelen 31 en 32 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969 (Trb. 1972, 51, en 1985, 79; hierna: Verdrag van Wenen) (vgl. HR 29 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1191, NJ 1992/106, en HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2043, NJ 2014/295). Op grond van artikel 31, lid 1 Verdrag van Wenen moeten de bepalingen van de CMR worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van deze bepalingen met inachtneming van de context en in het licht van voorwerp en doel van de CMR. Uit artikel 31, lid 3, aanhef en onder b, Verdrag van Wenen volgt dat behalve met de context ook rekening moet worden gehouden met ieder later gebruik in de toepassing van het verdrag waardoor overeenstemming van de verdragspartijen inzake de uitlegging van het verdrag is ontstaan, hetgeen meebrengt dat ook de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden een primair interpretatiemiddel bij de uitleg van de CMR vormt. Voorts geldt dat voor de uitleg van de CMR geen gebruik kan worden gemaakt van de wordingsgeschiedenis van het verdrag omdat geen verslag of documentatie van de voorbereidende werkzaamheden ( travaux préparatoires ) is gepubliceerd of anderszins voor publieke inzage beschikbaar is, zodat het bepaalde in artikel 32 Verdrag van Wenen bij de uitleg van de CMR niet kan worden toegepast (vgl. HR 29 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1191, NJ 1992/106) De onderdelen 2.1 en 2.2 betogen in de kern dat anders dan het hof heeft geoordeeld in de rov. 4.8 en 4.9 geen sprake kan zijn van opvolgend vervoer in de zin van artikel 34 CMR indien de hoofdvervoerder en de andere vervoerders uitsluitend papieren vervoerder zijn en zij niet zelf ook zowel de goederen als de vrachtbrief in ontvangst hebben genomen en een deel van het vervoer bewerkstelligen Noch de tekst van artikel 34 CMR, noch die van de overige bepalingen van hoofdstuk VI CMR houdende Bepalingen nopens vervoer verricht door opvolgende vervoerders (art CMR), dwingt ertoe eerstgenoemde bepaling aldus uit te leggen dat geen sprake kan zijn van 49

3 opvolgend vervoer indien de hoofdvervoerder en mogelijke andere vervoerders uitsluitend papieren vervoerder zijn, dat wil zeggen: zelf geen enkel deel van het vervoer feitelijk uitvoeren, maar het vervoer geheel uitbesteden. Voorwerp en doel van de regeling van hoofdstuk VI CMR is zo volgt uit de artikel CMR versterking van de verhaalsmogelijkheden van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder. Een en ander is grond om artikel 34 CMR aldus uit te leggen dat deze bepaling ook ziet op het geval dat de hoofdvervoerder en mogelijke andere vervoerders uitsluitend papieren vervoerder zijn. Een dergelijke ruime uitleg van artikel 34 CMR doet de regeling van de artikelen CMR immers beter beantwoorden aan de beoogde versterking van de positie van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder. Ten slotte is van belang dat de hier bedoelde ruime uitleg van artikel 34 CMR strookt met de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden (zie de conclusie van de advocaat-generaal onder ). ( ) Het onderdeel faalt. Vast staat dat [verweerster] het vervoer niet feitelijk heeft uitgevoerd en dat zij niet de goederen in ontvangst heeft genomen. Zij kan derhalve niet als opvolgend vervoerder in de zin van artikel 34 CMR worden aangemerkt. Dit staat echter niet eraan in de weg dat [eiseres] wel wordt aangemerkt als opvolgend vervoerder in de zin van artikel 34 CMR, mits ten aanzien van haar aan alle vereisten van die bepaling is voldaan. Anders dan onderdeel 2.3 tot uitgangspunt neemt, stoelt de regeling van hoofdstuk VI CMR niet op het vereiste dat in de gehele keten sprake is van opvolgend vervoer Onderdeel 3.1 neemt tot uitgangspunt dat [eiseres] in de onderhavige verhaalsprocedure op grond van artikel 39, lid 1 CMR is gebonden aan de uitkomst van de procedure tussen Trans-O- Flex en [verweerster] ten overstaan van het Landgericht Hanau, nu zij in de gelegenheid is gesteld om door voeging of tussenkomst deel te nemen aan laatstgenoemde procedure. Daarvan uitgaande klaagt het onderdeel dat het hof in rov heeft miskend dat artikel 39, lid 1 CMR niet meer inhoudt dan dat de vervoerder op wie op de voet van artikel 37 CMR verhaal wordt gezocht, niet gerechtigd is de gegrondheid te betwisten van de betaling door de verhaalzoekende vervoerder aan een derde (de ladingbelanghebbende) en daarmee diens aansprakelijkheid jegens die derde. Artikel 39, lid 1 CMR laat onverlet dat de hiervoor bedoelde vervoerder zijn eigen aansprakelijkheid kan betwisten, aldus de klacht. Volgens onderdeel 3.2 vloeit daaruit voort dat, anders dan het hof in rov overweegt, [eiseres] in deze verhaalsprocedure gerechtigd is alsnog de discussie over de omvang van de aansprakelijkheid ingevolge de artikel 23 en 29 CMR te openen, en dat het hof niet is gebonden aan het oordeel van het Landgericht dat [eiseres] grob fahrlässig in de zin van artikel 29 CMR heeft gehandeld De tekst van artikel 39, lid 1 CMR houdt in: De vervoerder ( ) is niet gerechtigd de gegrondheid van de betaling door de vervoerder, die het verhaal uitoefent, te betwisten (in de Franse authentieke tekst: Le transporteur ( ) n est pas recevable à contester le bien-fondé du paiement effectué par le transporteur exerçant le recours ; in de Engelse authentieke tekst: No 50

4 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211 carrier ( ) shall be entitled to dispute the validity of the payment made by the carrier making the claim ). Blijkens deze bewoordingen uitgelegd overeenkomstig hun gewone betekenis met inachtneming van de context (vgl. art. 31, lid 1 Verdrag van Wenen) kan de vervoerder op wie op de voet van de artikelen 37 en 38 CMR verhaal wordt uitgeoefend, niet voor het eerst of opnieuw een verweer voeren dat ziet op de verschuldigdheid of de hoogte van het aan de derde (de ladingbelanghebbende) betaalde bedrag. Artikel 39, lid 1 CMR sluit dit verweer uit indien bij rechterlijke uitspraak de schadevergoeding is vastgesteld (in de Franse authentieke tekst: l indemnité a été fixee ; in de Engelse authentieke tekst: the amount of the compensation was determined ). Dit veronderstelt dat in die rechterlijke uitspraak (in de procedure tussen de verhaalzoekende vervoerder en de derde) is beslist dat eerstgenoemde aansprakelijk is, en is beoordeeld of toepassing moet worden gegeven aan de regeling van de beperkte aansprakelijkheid van artikel 23 CMR, dan wel aan de regeling voor onbeperkte aansprakelijkheid op de voet van artikel 29 CMR, en tot welke schadevergoeding het een dan wel het ander leidt. Voor de uitsluiting van het hiervoor bedoelde verweer is blijkens artikel 39, lid 1 CMR slechts plaats indien de vervoerder op wie op de voet van de artikelen 37 en 38 CMR verhaal wordt uitgeoefend, behoorlijk van het rechtsgeding tussen de verhaalzoekende vervoerder en de derde in kennis is gesteld en gelegenheid heeft gehad om daarin zich te voegen of tussen te komen. Aldus waarborgt artikel 39, lid 1 CMR dat dit verweer alleen dan in de verhaalsprocedure is uitgesloten indien het in de procedure tussen de verhaalzoekende vervoerder en de derde is gevoerd of kon worden gevoerd (door eerstgenoemde dan wel, na voeging of tussenkomst, door de vervoerder op wie verhaal wordt uitgeoefend) Ook hetgeen hiervoor in is overwogen omtrent voorwerp en doel van de regeling van hoofdstuk VI CMR te weten: versterking van de verhaalsmogelijkheden van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder brengt mee dat artikel 39, lid 1 CMR in de hiervoor in bedoelde zin moet worden uitgelegd. ( ) Noot Opvolgend vervoer (art CMR-Verdrag) Nederlandse Hoge Raad kiest met Veldhuizen v. Beurskens voor ruime uitleg artikel 34 CMR 1. Achtergrond en verschillende interpretaties 1. Met zijn uitspraak van 11 september 2015 heeft de Hoge Raad gekozen voor een ruime uitleg of extensieve interpretatie van het begrip opvolgend vervoer in de zin van artikel 34 van het CMR-Verdrag. Met het arrest Veldhuizen v. Beurskens heeft de Hoge Raad een einde gemaakt aan een langlopende (theoretische) discussie. 51

5 2. Nederlandse rechtspraak en literatuur zijn sinds jaar en dag verdeeld geweest over de vraag welke uitleg de ruime of de enge de voorkeur moest genieten. Beide interpretaties werden met regelmaat door de Nederlandse rechters toegepast, hetgeen de rechtszekerheid soms toch al niet het sterkste punt van het CMR-Verdrag niet ten goede kwam. Waar in de jaren negentig van de vorige eeuw de ruime opvatting de meeste aanhangers kende, werd de laatste jaren door enkele toonaangevende auteurs vooral de enge uitleg bepleit. Kortom, het werd tijd dat de Hoge Raad zich over de interpretatie van artikel 34 CMR zou uitlaten. 3. Om een goed beeld te krijgen van wat de Hoge Raad in zijn arrest van 11 september 2015 heeft beslist, dienen de verschillende Nederlandse interpretaties van artikel 34 CMR duidelijk van elkaar te worden onderscheiden. Het komt erop neer dat de aanhangers van de verschillende opvattingen anders aankijken tegen de vraag of ook sprake kan zijn van opvolgend vervoer als de hoofdvervoerder de goederen zelf niet feitelijk vervoert. Vervoerders die zelf geen enkel deel van het vervoer uitvoeren (d.w.z. niet met de goederen rijden), maar wel voor het vervoer contracteren, worden papieren vervoerders genoemd. 4. De opvatting dat een papieren hoofdvervoerder niet aan toepassing van Hoofdstuk VI CMR in de weg staat, wordt aangeduid als de ruime uitleg. Onder de enge uitleg wordt verstaan de opvatting dat niet is voldaan aan artikel 34 CMR als de hoofdvervoerder niet ook zelf met de goederen heeft gereden. Geen van de vervoerders is dan opvolgend vervoerder, aldus de enge leer. 5. Voor deze bijdrage is het van groot belang om de ruime uitleg niet te verwarren met de zeer ruime uitleg die het Gerechtshof s-hertogenbosch in 2008 in de zaak Penske v. Pfefferkorn hanteerde 1. Dit arrest is in Nederland een vreemde eend in de bijt, omdat het Gerechtshof s-hertogenbosch naast de feitelijke vervoerder en de papieren hoofdvervoerder, via een constructie van vertegenwoordiging, ook alle papieren ondervervoerders in de keten als opvolgend vervoerder aanmerkte. De Nederlandse ruime en enge uitleg van artikel 34 CMR hebben echter met elkaar gemeen dat een papieren ondervervoerder nooit als opvolgend vervoerder in de zin van Hoofdstuk VI CMR kan kwalificeren. Beide interpretaties vereisen namelijk dat zowel de goederen als de vrachtbrief door de ondervervoerder in ontvangst zijn genomen, wil deze kunnen worden aangemerkt als opvolgend vervoerder. 1 Gerechtshof 's-hertogenbosch 4 maart 2008, Penske v. Pfefferkorn, S&S 2011/34. 52

6 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/ Op grond van de tekst van artikel 34 CMR is zowel de ruime als de enge interpretatie goed te verdedigen. Artikel 34 CMR luidt in de authentieke Engelse en Franse verdragstekst en in de Nederlandse vertaling als volgt: If carriage governed by a single contract is performed by successive road carriers, each of them shall be responsible for the performance of the whole operation, the second carrier and each succeeding carrier becoming a party to the contract of carriage, under the terms of the consignment note, by reason of his acceptance of the goods and the consignment note. Si un transport régi par un contrat unique est exécuté par des transporteurs routiers successifs, chacun de ceux-ci assume la responsabilité de l exécution du transport total, le second transporteur et chacun des transporteurs suivants devenant, de par leur acceptation de la marchandise et de la lettre de voiture, parties au contrat, aux conditions de la lettre de voiture. Indien een vervoer, onderworpen aan één enkele overeenkomst, wordt bewerkstelligd door opvolgende wegvervoerders, worden de tweede en ieder van de volgende vervoerders door inontvangstneming van de goederen en van de vrachtbrief partij bij de overeenkomst op de voorwaarden van de vrachtbrief en wordt ieder van hen aansprakelijk voor de bewerkstelliging van het gehele vervoer. 7. In hedendaagse wegvervoerketens is de aanwezigheid van papieren vervoerders eerder regel dan uitzondering. Daarentegen komt het nog maar zelden voor dat er meerdere feitelijke vervoerders zijn, hetgeen anders was in de tijd dat het CMR-Verdrag (1956) werd opgesteld. Overeenkomsten van internationaal wegvervoer werden destijds vaak door verschillende wegvervoerders uitgevoerd, die elk een stukje van het grensoverschrijdende transport voor hun rekening namen. Bij deze vorm van internationaal transport, ook wel estafettevervoer genoemd, werden de goederen (en de vrachtbrief) van de ene op de andere vervoerder overgedragen. Artikel 34 CMR lijkt bezien tegen deze achtergrond en gelet op de tekst van de bepaling duidelijk te zijn geschreven voor estafettevervoer. Echter, de tekst van artikel 34 CMR sluit toepasselijkheid van Hoofdstuk VI CMR ook weer niet met zoveel woorden uit indien ook papieren vervoerders voor het transport hebben gecontracteerd. 8. Als de Hoge Raad voor de recent nog bepleite enge uitleg van artikel 34 CMR had gekozen, had dit op den duur het einde van Hoofdstuk VI CMR bete- 53

7 kend. Immers, het langzaamaan verdwijnen van estafettevervoer had er dan toe geleid dat Hoofdstuk VI CMR een dode letter was geworden. De Hoge Raad heeft de regeling met zijn keuze voor de ruime leer weer nieuw leven ingeblazen. Omdat het tot het Hoge Raad-arrest van 11 september 2015 voor partijen onduidelijk was welke leer Nederlandse rechters zouden toepassen, werd er in Nederland maar weinig een beroep gedaan op de bepalingen van Hoofdstuk VI CMR. Als men zich er al op beriep, werd dit vaak slechts subsidiair gedaan. Dit zal met de komst van het arrest Veldhuizen v. Beurskens ongetwijfeld gaan veranderen, maar of deze ontwikkelingen moeten worden toegejuicht is een tweede. 2. Veldhuizen v. Beurskens 2.1. Het geschil 9. In januari 2005 gaf Hewlett Packard ( HP ) aan Trans-O-Flex Schnell Lieferdienst GmbH ( TOF ) opdracht tot het vervoer over de weg van computerapparatuur van Nederland naar Duitsland. TOF besteedde de transportopdracht uit aan een andere logistieke dienstverlener ( Beurskens ) die op haar beurt de opdracht gaf aan de daadwerkelijke, feitelijke, vervoerder ( Veldhuizen ). Toen de voertuigcombinatie tijdens het weekeinde op het bedrijfsterrein van Veldhuizen geparkeerd stond, werd een deel van de lading gestolen. Beslissing van de Duitse rechter 10. In september 2007 maakte TOF bij het Landgericht Hanau in Duitsland een geding aanhangig tegen Beurskens. De Duitse rechter oordeelde dat Beurskens geen beroep toekwam op de aansprakelijkheidsbeperking van artikel 23, lid 3 CMR omdat het handelen van Veldhuizen waarvoor Beurskens ingevolge artikel 3 CMR aansprakelijk was was aan te merken als grovelijk onzorgvuldig in de zin van artikel 29 CMR. 11. In hoger beroep heeft het Oberlandesgericht Frankfurt am Main eveneens geoordeeld dat Beurskens in overeenstemming met artikel 29 CMR volledige schadevergoeding verschuldigd was. Beurskens heeft vervolgens ongeveer EUR ,-, vermeerderd met rente, aan TOF betaald. 54

8 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/ Beslissing van de Nederlandse rechter 12. Beurskens maakte hierna een geding aanhangig bij de Rechtbank Utrecht en vorderde een verklaring voor recht dat Veldhuizen gehouden is Beurskens te vrijwaren voor alle schade die zij heeft geleden als gevolg van de diefstal. Beurskens voerde aan dat Veldhuizen was aan te merken als een opvolgend vervoerder in de zin van artikel 34 CMR en dat Veldhuizen op grond van artikel 37 CMR gehouden was alle schade geleden door Beurskens te vergoeden. Beurskens stelde zich voorts op het standpunt dat Veldhuizen op grond van artikel 39, lid 1 CMR niet gerechtigd was de gegrondheid van de betaling door Beurskens aan TOF te betwisten, omdat de hoogte van die schadevergoeding reeds was vastgesteld door de Duitse rechter. Veldhuizen zou behoorlijk van het geding voor de Duitse rechter in kennis zijn gesteld en daarbij in de gelegenheid zijn geweest zich te voegen of tussen te komen, aldus Beurskens. 13. De Rechtbank Utrecht oordeelde dat Veldhuizen inderdaad was aan te merken als opvolgend vervoerder en dat Veldhuizen gehouden was enig door Beurskens aan TOF betaald bedrag te vergoeden. Het Gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis bekrachtigd, en oordeelde dat doel en strekking van artikel 34 CMR zijn dat de ladingbelanghebbende in elk geval de schadeveroorzakende vervoerder kan aanspreken (art. 36 CMR) als ware hij contractant bij de hoofdvervoerovereenkomst. Het Hof oordeelde dat doel en strekking van de CMR dus met zich meebrachten dat Veldhuizen als opvolgend vervoerder moest worden aangemerkt. Het feit dat Veldhuizen de enige feitelijke vervoerder is geweest doet daar volgens het Hof niet aan af. 14. Voorts oordeelde het Hof dat op grond van artikel 37 CMR niet is vereist dat de beslissing in het eerste Duitse geding, waarbij de aansprakelijkheid en de hoogte van de schadevergoeding zijn vastgesteld, eveneens op de grondslag van opvolgend vervoer moet zijn gebaseerd. Naar het oordeel van het Hof beoogt het CMR-Verdrag met de regresregeling voor opvolgend vervoer te voorzien in een snelle en eenvoudige afdoening van geschillen tussen de verschillende vervoerders in de logistieke keten. Het zou op gespannen voet staan met doel en strekking van de regresregeling van Hoofdstuk VI CMR als het mogelijk zou zijn de discussie over de omvang van de aansprakelijkheid te heropenen, wanneer een ander gerecht deze reeds heeft vastgesteld in een geding tussen andere partijen binnen de keten. 55

9 2.3. Beslissing van de Hoge Raad 15. Veldhuizen heeft cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden, die de beslissing van Rechtbank en Hof heeft bevestigd. De Hoge Raad stelde allereerst dat vragen over de uitleg van het CMR-Verdrag dienen te worden beantwoord op basis van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht uit 1969 (Verdrag van Wenen). Op grond van artikel 31, lid 1 Verdrag van Wenen moeten de bepalingen van het CMR-Verdrag worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van deze bepalingen met inachtneming van de context en in het licht van het voorwerp en doel van de CMR. Uit artikel 31, lid 3 Verdrag van Wenen volgt dat ook de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden een primair interpretatiemiddel bij de uitleg van de CMR vormt. Voor de uitleg van de CMR kan geen gebruik worden gemaakt van de wordingsgeschiedenis van het verdrag omdat geen verslag of documentatie van de travaux préparatoires is gepubliceerd. Artikel 32 Verdrag van Wenen kan derhalve niet worden toegepast, aldus de Hoge Raad. 16. De Hoge Raad oordeelde dat de artikelen CMR ten doel hebben de verhaalsmogelijkheden van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder te versterken. Dit is grond om artikel 34 CMR zo uit te leggen dat deze bepaling ook ziet op het geval dat de hoofdvervoerder en eventuele andere (onder)vervoerders papieren vervoerders zijn. Een ruime interpretatie van artikel 34 CMR doet volgens de Hoge Raad de regeling van de artikelen CMR beter beantwoorden aan de beoogde versterking van de positie van de ladingbelanghebbende en de verhaalzoekende vervoerder. 17. Deze uitleg van artikel 34 CMR strookt bovendien met de heersende opvatting in andere verdragslanden, aldus de Hoge Raad. Voorts is volgens de Hoge Raad een dergelijke uitleg niet in strijd met een grammaticale interpretatie van de relevante artikelen van het CMR-Verdrag. 18. De Hoge Raad bevestigde ook dat de Nederlandse rechter de gegrondheid van de betaling uit hoofde van eerdere gerechtelijke procedures tussen andere partijen in de keten niet kan beoordelen. In dit geval was Veldhuizen behoorlijk van het Duitse rechtsgeding tussen TOF en Beurskens in kennis gesteld, aldus de Hoge Raad. De Hoge Raad benadrukte echter ook dat artikel 39, lid 1 CMR niet belet dat de opvolgende vervoerder die verweer voert, een beroep kan doen op verweren die niet konden worden gevoerd in de procedure tussen partijen boven hem in de logistieke keten. De Hoge Raad wees er daarnaast op dat arti- 56

10 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211 kel 39, lid 1 CMR evenmin belet dat de vervoerder op wie verhaal wordt uitgeoefend, in de verhaalsprocedure een beroep doet op een van de artikelen 37 en 38 CMR afwijkende regeling die op de voet van artikel 40 CMR tussen hem en de verhaalzoekende vervoerder is overeengekomen. 3. Commentaar 3.1. Meer mogelijkheden voor ladingbelanghebbende 19. Het arrest van de Hoge Raad biedt de verhaalzoekende partijen meer mogelijkheden. Het is nu duidelijk dat de afzender onder de hoofdvervoerovereenkomst die schade of verlies lijdt, op grond van artikel 36 CMR in Nederland een vordering kan indienen tegen zowel zijn contractspartij, de (papieren) hoofdvervoerder, als tegen de feitelijke vervoerder die de schade heeft veroorzaakt. De feitelijke vervoerder is of hij nu wil of niet door overname van de vrachtbrief en de goederen (bij het laadadres of van een voorgaande vervoerder) partij geworden bij de vervoerovereenkomst tussen de afzender en de hoofdvervoerder op de voorwaarden van de CMR-vrachtbrief. 20. De afzender onder de hoofdvervoerovereenkomst (en ook de geadresseerde) krijgt er bij lading- of vertragingsschade dus een debiteur bij die hij uit hoofde van zijn vervoerovereenkomst kan aanspreken. De vraag is of deze afzender hier nu echt heel veel mee opschiet en of het beetje extra bescherming dat hij hierdoor geniet, opweegt tegen de (rechts)onzekerheid die de bepalingen van Hoofdstuk VI CMR betekenen voor de feitelijke vervoerder. Als de afzender verstandig is, zal hij immers contracteren met een hoofdvervoerder die over voldoende financiële middelen beschikt en deugdelijk is verzekerd voor het geval er tijdens het transport onverhoopt iets misgaat. Voorts zal de afzender met de hoofdvervoerder wederom ervan uitgaande dat hij zijn zaakjes goed regelt aanvullende afspraken hebben bedongen die in zijn voordeel zijn, zoals een voor hem gunstige jurisdictieclausule. Waarom zou de afzender bij een incident zijn contractuele wederpartij dan niet gewoon op grond van artikel 17, lid 1 juncto artikel 3 CMR aanspreken in plaats van een voor hem onbekende opvolgend vervoerder op grond van artikel 36 CMR? Ik zie hier, behoudens een mogelijk commercieel belang, weinig reden toe. 57

11 3.2. Onzekerheid voor feitelijke vervoerder 21. Voor de feitelijke vervoerder wordt het daarentegen allemaal een stuk onzekerder, hetgeen naar mijn mening niet strookt met voorwerp en doel van de overige bepalingen van het CMR-Verdrag. Zo krijgt de feitelijke vervoerder te maken met artikel 39, lid 4 CMR, dat bepaalt dat bij regres tussen vervoerders de verjaring jegens hem (pas) zal lopen vanaf de dag van een rechterlijke einduitspraak tot vaststelling van de ingevolge de bepalingen van dit verdrag te betalen schadevergoeding hetzij, bij gebreke van zulk een uitspraak, vanaf de dag waarop de betaling is geschied. De feitelijke vervoerder kan hierdoor niet meer eenvoudig nagaan wanneer een vordering op hem zal verjaren. Het is goed denkbaar dat de feitelijke vervoerder pas jaren na een incident door een regreszoekende vervoerder wordt aangesproken tot vergoeding van de schade, omdat er dan pas hoger in de keten een schikking is getroffen of een rechterlijke einduitspraak is gewezen. De feitelijke vervoerder geniet hierdoor niet meer de bescherming van de korte en voorzienbare verjaringstermijnen ex artikel 32 CMR, die de vervoerder juist beogen te beschermen tegen dergelijke late vorderingen en kenmerkend zijn voor het vervoerrecht. 22. Daarnaast kan de feitelijke vervoerder bij toepassing van Hoofdstuk VI CMR niet meer vertrouwen op de jurisdictieclausule die hij met zijn opdrachtgever is overeengekomen. Vervoerders doen er indien mogelijk altijd goed aan om met hun opdrachtgever af te spreken dat eventuele geschillen uitsluitend kunnen worden voorgelegd aan een rechter (art. 31 CMR) of arbitragetribunaal (art. 33 CMR) in een vervoerdersvriendelijk verdragsland, zoals Nederland of België 2. Een dergelijke jurisdictieclausule zal de feitelijke vervoerder echter niet beschermen tegen de afzender of regreszoekende vervoerder (niet zijnde zijn opdrachtgever), die hem op grond van artikel 36 juncto 31 CMR of artikel 37 juncto 39, lid 2 CMR direct in een vervoerdersonvriendelijke jurisdictie dagvaardt. Of de afzender en regreszoekende vervoerder dit kunnen doen, hangt uiteraard weer af van de uitleg van artikel 34 CMR door de rechter van de aangezochte verdragsstaat. Voor het slagen van een dergelijke vordering moet immers wel sprake zijn van opvolgend vervoer. Wat dat betreft zal het Hoge Raad-arrest van 11 september 2015 de feitelijke vervoerder niet direct veel pijn doen, omdat de Nederlandse rechter bekend staat als een vervoerdersvriendelijke rechter. 2 In Nederland lijkt een exclusieve forumkeuze voor de Nederlandse rechter sinds Rb. Rotterdam 20 augustus 2014, S&S 2015/43 niet meer mogelijk te zijn. Een exclusieve arbitrageovereenkomst op grond van art. 33 CMR is (naar alle waarschijnlijkheid) wél toegestaan. 58

12 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/ De kans bestaat echter dat rechters van minder vervoerdersvriendelijke verdragslanden de door de Hoge Raad gekozen ruime uitleg van artikel 34 CMR nu zullen overnemen, waardoor afzenders en regreszoekende vervoerders waarmee de feitelijke vervoerder niet heeft gecontracteerd ook in die landen de feitelijke vervoerder op grond van de bepalingen van Hoofdstuk VI CMR kunnen aanspreken uit hoofde van de hoofdvervoerovereenkomst. In dit kader wijs ik erop dat de rechters in het Verenigd Koninkrijk reeds een ruime uitleg van artikel 34 CMR hanteren. Het Verenigd Koninkrijk staat erom bekend dat ladingsbelanghebbenden daar boetes voor misgelopen accijnzen (die hen zijn opgelegd na ladingdiefstal tijdens transport) kunnen verhalen op CMR-vervoerders zonder dat sprake hoeft te zijn van artikel 29 CMR. Daarnaast is de Britse rechter geneigd om artikel 29 CMR (doorbreking van de CMR-limieten) iets eerder toe te passen dan zijn ambtgenoten in België en Nederland. 24. Vervoerders moeten er dus bedacht op zijn dat zij op grond van de bepalingen van Hoofdstuk VI CMR rechtstreeks door een ladingsbelanghebbende (de afzender of geadresseerde onder de hoofdvervoerovereenkomst) kunnen worden gedagvaard in het Verenigd Koninkrijk of een ander vervoerdersonvriendelijk land. Dit kan als gezegd alleen als de rechters van het aangezochte verdragsland toepasselijkheid van artikel 34 CMR aannemen Heersende opvatting verdragslanden 25. Volgens de Hoge Raad zou de ruime uitleg van artikel 34 CMR stroken met de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de CMR-verdragslanden 3. Als we de Hoge Raad dus moeten geloven, kan de feitelijke vervoerder reeds in de meeste verdragslanden op grond van artikel 36 of 37 CMR rechtstreeks worden aangesproken door een voor hem onbekende afzender of vervoerder. De Hoge Raad baseert zijn rechtsoverweging dat de ruime uitleg van artikel 34 CMR strookt met de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden op het onderzoek van de advocaat-generaal naar rechtspraak en literatuur uit België, Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk. Van deze CMR-verdragslanden zou alleen België artikel 34 CMR eng uitleggen 4. In Duitsland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk zou artikel 34 CMR ruim worden geïnterpreteerd. Hoe de overige vijftig CMR-ver- 3 De Hoge Raad neemt dit over uit de conclusie van de advocaat-generaal, welke conclusie kan worden ingezien op 4 De advocaat-generaal verwijst naar de uitspraak van het Hof van Cassatie van 30 juni 1995, ETL

13 dragslanden artikel 34 CMR uitleggen, komt echter niet aan bod. Los van de vraag of veel waarde moet worden gehecht aan de interpretatie van artikel 34 CMR door de Oostenrijkse rechter, blijkt dat als men de Duitse literatuur en rechtspraak erop naslaat dat rechters in Duitsland maar zelden tot toepassing van Hoofdstuk VI CMR komen. Dit komt omdat Duitse rechters strikte eisen stellen ten aanzien van de ondertekening en overdracht van de CMR-vrachtbrief door de hoofdvervoerder. Als de hoofdvervoerder een papieren vervoerder is, zal het in de praktijk niet snel voorkomen dat hij de CMR-vrachtbrief ondertekent voordat deze in het bezit komt van de feitelijke vervoerder. De overweging van de Hoge Raad over de heersende opvatting in de CMR-verdragslanden lijkt gelet op het voorgaande wat kort door de bocht te zijn Wie zijn vervoerder in de zin van de artikelen CMR? 26. De bepalingen van Hoofdstuk VI CMR blinken niet uit in duidelijkheid. Zo is het de vraag of met vervoerder in de artikelen CMR alle vervoerders in de keten of alleen de opvolgend vervoerders worden bedoeld. 27. In Veldhuizen v. Beurskens overweegt de Hoge Raad dat Beurskens niet als opvolgend vervoerder kan worden aangemerkt nu zij voor het transport de goederen noch de vrachtbrief in ontvangst heeft genomen. De Hoge Raad zet met deze overweging een streep door de zeer ruime uitleg van artikel 34 CMR die het Gerechtshof s-hertogenbosch in 2008 in de zaak Penske v. Pfefferkorn hanteerde. Dat papieren ondervervoerders geen opvolgend vervoerder kunnen zijn, werd in Nederland ook reeds vóór Veldhuizen/Beurskens bevestigd door het Gerechtshof Den Haag en het Gerechtshof s-hertogenbosch 5. Blijkens het Hoge Raad-arrest van 11 september 2015 mag papieren ondervervoerder Beurskens voor haar regres echter wel gebruik maken van artikel 39, lid 1 CMR, waardoor Veldhuizen de gegrondheid van de betaling van Beurskens aan TOF niet meer kon betwisten. De papieren ondervervoerder lijkt van de Hoge Raad dus in ieder geval wél de lusten van Hoofdstuk VI CMR te krijgen. Of de papieren ondervervoerder ook de lasten krijgt, is nog onbekend. Interessante vragen zijn of de papieren ondervervoerder op grond van artikel 38 CMR samen met de opvolgend vervoerders moet bijdragen in de schadevergoeding als de schadeveroorzakende vervoerder insolvent is en of de jurisdictiebepaling van artikel 39, lid 2 5 Gerechtshof Den Haag 10 februari 2015, S&S 2015/102; Gerechtshof s-hertogenbosch 10 september 2013, S&S 2015/68. 60

14 Hoge Raad der Nederlanden 11 september 2015 Veldhuizen v. Beurskens 14/03211 CMR ook rechtsmacht oplevert ten aanzien van de papieren ondervervoerder. De tijd zal het leren. 28. De Hoge Raad heeft dus beslist dat een papieren ondervervoerder, die een vergoeding heeft betaald op grond van artikel 37 onder a CMR, zijn regresvordering rechtstreeks kan indienen tegen de opvolgend vervoerder die verantwoordelijk is voor het verlies of de schade. Dit geldt ook in het geval hij op grond van een buitenlandse beslissing schadevergoeding betaalt aan zijn opdrachtgever. In dergelijke gevallen kan de Nederlandse rechter niet zijn eigen regels voor de uitleg van bijvoorbeeld artikel 29 CMR toepassen, omdat de rechter zich op grond van artikel 39, lid 1 CMR dient te schikken in de buitenlandse beslissing, vooropgesteld dat de opvolgend vervoerder in kennis is gesteld van het buitenlandse geding en de gelegenheid heeft gehad om daarin zich te voegen of tussen te komen Verklaring voor recht 29. In geval van verlies of beschadiging tijdens CMR-wegvervoer is het voor de feitelijke schadeveroorzakende vervoerder nu nog aantrekkelijker geworden om tegen alle partijen in de vervoerketen een declaratoire procedure aanhangig te maken bij de Nederlandse (of een andere vervoerdersvriendelijke) rechter, indien deze op grond van artikel 31 CMR bevoegdheid toekomt 6. Stilzitten en hopen dat de vordering verjaart, lijkt voor hem geen optie meer te zijn door artikel 39, lid 4 CMR. In dit verband dient te worden opgemerkt dat het Europees Hof van Justitie (in het arrest Nipponkoa v. Inter-Zuid) heeft geoordeeld dat het niet langer mogelijk is om in een andere jurisdictie een vordering tot schadevergoeding in te dienen tegen de partij die reeds een declaratoire procedure aanhangig heeft gemaakt in Nederland (art. 31, lid 2 CMR) 7. Het aanhangig maken van een verklaring voor recht-procedure belet dus dat de schadeveroorzakende vervoerder door de afzender of vervoerder waarmee hij niet heeft gecontracteerd, kan worden gedagvaard in een vervoerdersonvriendelijke jurisdictie. Daarnaast zal het tijdig halen van een declaratoir vonnis in Nederland (d.w.z. voordat aan de vereisten van artikel 39, lid 1 CMR is voldaan) voorkomen dat de opvolgend vervoerder zich niet meer kan verweren tegen een ongunstige einduitspraak die hoger in de keten is gewezen. 6 Art. 39 lid 2 CMR ziet alleen op vorderingen van de vervoerder die verhaal uitoefent. Voor een declaratoire vordering van de vervoerder op zijn principaal moet er dus bevoegdheid zijn o.g.v. art. 31 lid 1 CMR. 7 HvJ EU 19 december 2013, Nipponkoa v. Interzuid, C-452/21, S&S 2014/24. 61

15 30. Hoewel op de onderbouwing van de Hoge Raad voor zijn keuze voor de ruime uitleg van artikel 34 CMR wel wat valt af te dingen, is de keuze zélf goed te verdedigen. De bepalingen CMR zijn naar mijn mening slechts van beperkte (toegevoegde) waarde voor ladingbelanghebbenden en regreszoekende vervoerders, terwijl toepassing van Hoofdstuk VI CMR schadeveroorzakende vervoerders veel onzekerheid brengt. RUTGER VAN DIJK Advocaat 62

Opvolgend vervoer: Hoge Raad kiest voor ruime uitleg

Opvolgend vervoer: Hoge Raad kiest voor ruime uitleg Vervoerrecht Opvolgend vervoer: Hoge Raad kiest voor ruime uitleg Prof. mr. Maarten Claringbould, hoogleraar Zeerecht aan de Universiteit van Leiden en advocaat bij Van Traa Advocaten Artikel 34-40 CMR-opvolgend

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2010:BO4084

ECLI:NL:RBROT:2010:BO4084 ECLI:NL:RBROT:2010:BO4084 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-10-2010 Datum publicatie 16-11-2010 Zaaknummer 264896 / HA ZA 06-1916 en 265072 / HA ZA 06-1930 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST Vertaling 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/2/5 ARRET En cause : BELGACOM Contre: ALPHACOM Langue de la procédure : le français ARREST Inzake: BELGACOM Tegen: ALPHACOM Procestaal: Frans GRIFFIE

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Datum van inontvangstneming : 31/01/2013 Vertaling C-1/13-1 Datum van indiening: Zaak C-1/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing 2 januari 2013 Verwijzende rechter: Cour de cassation (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Opvolgend vervoer. 1. Inleiding. Mr. C.P. ten Bruggencate Partner Cox Ten Bruggencate Advocaten

Opvolgend vervoer. 1. Inleiding. Mr. C.P. ten Bruggencate Partner Cox Ten Bruggencate Advocaten Opvolgend vervoer 1. Inleiding Mr. C.P. ten Bruggencate Partner Cox Ten Bruggencate Advocaten De regeling voor opvolgend vervoer is misschien wel het meest actuele onderwerp uit het CMR-verdrag van 1956.

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

BEPERKING VAN AANSPRAKELIJKHEID ONDER DE HAGUE RULES de AQASIA. Nick Margetson Advocaat bij Margetson Lawyers Rotterdam

BEPERKING VAN AANSPRAKELIJKHEID ONDER DE HAGUE RULES de AQASIA. Nick Margetson Advocaat bij Margetson Lawyers Rotterdam BEPERKING VAN AANSPRAKELIJKHEID ONDER DE HAGUE RULES de AQASIA Nick Margetson Advocaat bij Margetson Lawyers Rotterdam 1 Beperking van aansprakelijkheid in het vervoerrecht Beperking van aansprakelijkheid;

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2003/2/7 ARRET du 24 mai 2004 En cause : TEXACO BELGIUM SA contre COUCKY SPRL Langue de la procédure : le français ARREST van 24 mei 2004 Inzake : TEXACO BELGIUM

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267

ECLI:NL:RBAMS:2013:6267 ECLI:NL:RBAMS:2013:6267 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 11092013 Datum publicatie 27092013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C/13/539534 Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/1/13 ARRET Dans l affaire A 2012/1 En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD Langue de la procédure : le français ARREST In de

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900

ECLI:NL:HR:2017:1273. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/00900 ECLI:NL:HR:2017:1273 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 07-07-2017 Datum publicatie 07-07-2017 Zaaknummer 17/00900 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:487

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2015/1/6 ARREST Inzake: Naam : BVBA Upper At Home Tegen: Naam : BVBA The Works Procestaal: Nederlands ARRET En cause : Nom : BVBA Upper At Home Contre: Nom : BVBA

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN ALGEMENE VOORWAARDEN Algemene voorwaarden van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Transport Trading Amsterdam (T.T.A.) B.V., gevestigd te (1047 HM) Amsterdam, aan het adres Ruijgoordweg

Nadere informatie

BENELUX ~ A 2009/1/10 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1. Inzake. BOUSSE-GOVAERTS e.a. tegen COLORA BOELAAR

BENELUX ~ A 2009/1/10 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1. Inzake. BOUSSE-GOVAERTS e.a. tegen COLORA BOELAAR COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2009/1/10 Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1 Inzake BOUSSE-GOVAERTS e.a tegen COLORA BOELAAR Procestaal : Nederlands Arrêt du 20 avril 2010 dans l affaire

Nadere informatie

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/3/10 ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/3 ------------------------- Inzake : COTRABEL BVBA tegen LAUTE DIRK Procestaal : Nederlands En cause : ARRET

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Datum van inontvangstneming : 23/03/2017 Vertaling C-83/17-1 Zaak C-83/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 februari 2017 Verwijzende rechter: Oberster Gerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-01-2011 Datum publicatie 10-02-2011 Zaaknummer 332164 / HA ZA 09-1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 MEI 2011 C.09.0618.N-C.09.0620.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I. Nr. C.09.0618.N HAWE BELGIUM nv, met zetel te 2900 Schoten, Kruiningenstraat 188, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Michel Mahieu,

Nadere informatie

LJN: BH1222, Rechtbank Haarlem, 139310 / HA ZA 07-1193 Print uitspraak Datum uitspraak: 21-01-2009 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure:

LJN: BH1222, Rechtbank Haarlem, 139310 / HA ZA 07-1193 Print uitspraak Datum uitspraak: 21-01-2009 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: LJN: BH1222, Rechtbank Haarlem, 139310 / HA ZA 07-1193 Print uitspraak Datum uitspraak: 21-01-2009 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie: Vervoerdersaansprakelijkheid.

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden '" 13 februari 2015 Eerste Kamer in naam des Konings 10/02162 LZ Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: l. LEIDSEPLEIN BEHEER B.V., gevestigd te Amsterdam, 2. Hendrikus Jacobus Marinus DE VRIES,

Nadere informatie

BENELUX ~ A 2003/3/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER

BENELUX ~ A 2003/3/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2003/3/7 ARRET du 24 mai 2004 En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER Langue de la procédure : le français ARREST van 24 mei 2004 Inzake :

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 44 23 februari 2011 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mevrouw mr. P.M. Arnoldus-Smit en mevrouw mr. J.W.M. Lenting) Samenvatting Consument heeft

Nadere informatie

~ A 2007/2/11. ARREST van 27 juni 2008 BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP. ARRET du 27 juin 2008 SPRL OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP

~ A 2007/2/11. ARREST van 27 juni 2008 BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP. ARRET du 27 juin 2008 SPRL OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2007/2/11 ARREST van 27 juni 2008 Inzake BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP tegen 1. HOHO Hubert 2. MEERS Agnes Procestaal : Nederlands ARRET du 27 juin

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2003 Nr. 105

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2003 Nr. 105 74 (1977) Nr. 6 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2003 Nr. 105 A. TITEL Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 12 d.d. 25 februari 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

De negative Feststellungsklage en een parel van het CMR

De negative Feststellungsklage en een parel van het CMR * Mr. M. Muller De negative Feststellungsklage en een parel van het CMR 1. Inleiding1 De uitleg en de uitwerkingen van art. 29 CMR, die de doorbreking van de beperking van aansprakelijkheid van de CMRvervoerder

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/

Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 94/3/12 Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/3 --------------------------- Inzake : LESLEE SPORTS IMPORTING LIMITED tegen SNAUWAERT N.V. Procestaal

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/ HET BENELUX-GERECHTSHOF LA COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/1/7 ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/1 -------------------------- Inzake : BEVIER VASTGOED B.V. tegen GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V Procestaal

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

BENELUX ~ A 2004/4/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRET du 24 octobre En cause. Etat belge. contre. De La Fuente

BENELUX ~ A 2004/4/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRET du 24 octobre En cause. Etat belge. contre. De La Fuente COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2004/4/11 ARRET du 24 octobre 2005 En cause Etat belge contre De La Fuente Langue de la procédure : le français ARREST van 24 oktober 2005 Inzake Belgische Staat

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918 ECLI:NL:HR:2016:24 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/03918 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1701,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 133

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 133 27 (1990) Nr. 3 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2004 Nr. 133 A. TITEL Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, met bijlagen; Parijs,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Datum van inontvangstneming : 25/08/2014 Vertaling C-359/14 1 Datum van indiening: 23 juli 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-359/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Vilniaus miesto apylinkės teismas

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA vonnis RECHTBANK S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 325461 / HA ZA 08-3967 Vonnis in het incident van in de zaak van de rechtspersoon naar publiek recht UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM

Nadere informatie

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen

Artikel 24. Artikel 24 lid 1 Pandrecht. Verkoop van verpande goederen Artikel 24 Lid 1 Lid 2 Pandrecht Pandrecht Verkoop van verpande goederen Artikel 24 lid 1 Pandrecht Algemeen Het verschil tussen pand en retentie Het pandrecht in de AVC 2002 is nieuw ten opzichte van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 APRIL 2013 C.12.0320.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0320.N TRANSEUROPA FERRIES nv, met zetel te 8400 Oostende, Slijkensesteenweg 2, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist,

Nadere informatie

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2012/3/10 ARREST In de zaak A 2012/3 Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur Procestaal: Nederlands ARRET Dans l affaire A 2012/3 En

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1324, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:4034, Bekrachtiging/bevestiging

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1324, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2015:4034, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:HR:2017:694 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-04-2017 Datum publicatie 14-04-2017 Zaaknummer 16/00188 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1324,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2012:BV3678

ECLI:NL:HR:2012:BV3678 ECLI:NL:HR:2012:BV3678 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 01-06-2012 Datum publicatie 01-06-2012 Zaaknummer 10/05322 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV3678

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht. Lodewijk Smeehuijzen (hoogleraar privaatrecht VU)

Verjaring in het verzekeringsrecht. Lodewijk Smeehuijzen (hoogleraar privaatrecht VU) Verjaring in het verzekeringsrecht Lodewijk Smeehuijzen (hoogleraar privaatrecht VU) Inleiding Wetgever heeft de ambitie gehad in de artt. 3:306 tot en met 3:326 BW het hele verjaringsrecht te regelen.

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Artikel 28. Artikel 28 lid 1 Verjaringstermijn van een jaar. Verjaringstermijn van een jaar Extra regrestermijn van drie maanden

Artikel 28. Artikel 28 lid 1 Verjaringstermijn van een jaar. Verjaringstermijn van een jaar Extra regrestermijn van drie maanden Artikel 28 Lid 1 Lid 2 Verjaring Verjaringstermijn van een jaar Extra regrestermijn van drie maanden Artikel 28 lid 1 Verjaringstermijn van een jaar Verjaringstermijn één jaar De hoofdregel, zoals die

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014 Datum van inontvangstneming : 05/08/2014 Vertaling C-322/14-1 Zaak C-322/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 4 juli 2014 Verwijzende rechter: Landgericht Krefeld (Duitsland)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Datum van inontvangstneming : 19/06/2015 Vertaling C-222/15-1 Zaak C-222/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 15 mei 2015 Verwijzende rechter: Pécsi Törvényszék (Hongarije) Datum

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/2/6 ARRET. En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/2/6 ARRET. En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A. COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2009/2/6 ARRET En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A. Langue de la procédure : le français ARREST Inzake : FAUCON B. c.s. tegen BRAINE-L

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2007:BA4247

ECLI:NL:RBARN:2007:BA4247 ECLI:NL:RBARN:2007:BA4247 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 02-05-2007 Zaaknummer 140755 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* ARREST VAN 8. 2. 1990 ZAAK C-320/88 ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990* In zaak C-320/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Datum van inontvangstneming : 19/07/2016 Vertaling C-341/16-1 Zaak C-341/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 juni 2016 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013 Datum van inontvangstneming : 19/04/2013 Vertaling C-120/13-1 Zaak C-120/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 14 maart 2013 Verwijzende rechter: Amtsgericht Wedding (Duitsland)

Nadere informatie

Arrest. 1. DE DIJCKER, naamloze vennootschap, met zetel te 9520 Sint-Lievens-Houtem, Gentsesteenweg 1, verweerster,

Arrest. 1. DE DIJCKER, naamloze vennootschap, met zetel te 9520 Sint-Lievens-Houtem, Gentsesteenweg 1, verweerster, Hof van Cassatie, arrest van 16 januari 2009 Vervoersovereenkomst (Gevolg)schade aan andere dan de vervoerde zaken Aansprakelijkheid vervoerder Toepasselijk recht CMR-verdrag Toepassingsgebied artikelen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-08 d.d. 5 januari 2012 (mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. H.J. Schepen, leden, en mr. E.P.A. Bogers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2010/5/8 Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: VANDERPERREN - JACQUEMAR Procestaal: Nederlands

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015 Datum van inontvangstneming : 01/09/2015 Vertaling C-419/15-1 Zaak C-419/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 juli 2015 Verwijzende rechter: Oberlandesgericht Düsseldorf (Duitsland)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4. Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4. Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands 1 COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2010/4/10 Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4 Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands Arrêt du 11 février

Nadere informatie

Artikel 26. Vrijwaring; Himalaya-clausule. Artikel 26 lid 1 Vrijwaring. Himalaya-clausule

Artikel 26. Vrijwaring; Himalaya-clausule. Artikel 26 lid 1 Vrijwaring. Himalaya-clausule Artikel 26 Lid 1 Lid 2 Vrijwaring; Himalaya-clausule Vrijwaring Himalaya-clausule Artikel 26 lid 1 Vrijwaring Vrijwaring Zware machine valt van oplegger Voor zover een vervoerder schade moet vergoeden

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Rechtspraak.nl - Print uitspraak ECLI:NL:HR:2014:2928 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-10-2014 Datum publicatie 10-10-2014 Zaaknummer 13/02931 Formele relaties Rechtsgebieden Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:497, Contrair In cassatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844

ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844 ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-05-2009 Datum publicatie 25-06-2009 Zaaknummer 315275 / HA ZA 08-2278 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012

Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Datum van inontvangstneming : 19/06/2012 Vertaling C-218/12-1 Zaak C-218/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 mei 2012 Verwijzende rechter: Landgericht Saarbrücken (Duitsland)

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-06-2009 Datum publicatie 05-06-2009 Zaaknummer 256615 / HA ZA 08-21443 juni 2009 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320 Rapport Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen weigert om bij de inning van de verschuldigde kinderalimentatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 JANUARI 2015 C.14.0159.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0159.N ADVANCED TECHNOLOGY COMPANY nv, met zetel te 9850 Nevele, IJsbeerlaan 1, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger,

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2006/5/12. ARREST van 29 april Inzake PET CENTER BVBA. tegen. Willem SCHOUTEN. Procestaal : Nederlands

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2006/5/12. ARREST van 29 april Inzake PET CENTER BVBA. tegen. Willem SCHOUTEN. Procestaal : Nederlands COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2006/5/12 ARREST van 29 april 2008 Inzake PET CENTER BVBA tegen Willem SCHOUTEN Procestaal : Nederlands ARRET du 29 avril 2008 En cause PET CENTER SPRL contre Willem

Nadere informatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: Uitspraak 6 februari 2015 Eerste Kamer 14/03627 LH/EE Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. R.J. van Galen, t e g e n BEPRO

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovémij Verzekeringen N.V. / Benelux-Merkenbureau Conclusie van de Avocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/6) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000

Nadere informatie

LJN: BZ0031, Rechtbank 's-hertogenbosch, / HA ZA Print uitspraak

LJN: BZ0031, Rechtbank 's-hertogenbosch, / HA ZA Print uitspraak LJN: BZ0031, Rechtbank 's-hertogenbosch, 251200 / HA ZA 12-733 Print uitspraak Datum uitspraak: 23-01-2013 Datum publicatie: 30-01-2013 Rechtsgebied: Handelszaak Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ A 2002/2/6 Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 Inzake : BENELUX-MERKENBUREAU tegen VLAAMSE TOERISTENBOND Procestaal : Nederlands Arrêt du 15 décembre 2003

Nadere informatie

BINDEND ADVIES. van de Geschillencommissie Energie

BINDEND ADVIES. van de Geschillencommissie Energie BINDEND ADVIES van de Geschillencommissie Energie in het geschil tussen: [naam van de consument], wonende te [woonplaats] (verder te noemen: de consument) en [naam van de netbeheerder], gevestigd te [vestigingsplaats]

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1989 Nr. 96

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1989 Nr. 96 53 (1970) Nr. 5 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1989 Nr. 96 A. TITEL Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Finland betreffende het internationale

Nadere informatie