1. De Verklaring omtrent Gedrag VOG voor vrijwilligers, blz. 54: wordt dit verplicht gesteld en zo ja hoe/wanneer?

Transcriptie

1 Beantwoording vragen gesteld door de fractie van Hart voor Bloemendaal met betrekking tot het Beleidsplan Sociaal Domein Bloemendaal (corsa ) 1. De Verklaring omtrent Gedrag VOG voor vrijwilligers, blz. 54: wordt dit verplicht gesteld en zo ja hoe/wanneer? De gemeente Bloemendaal stelt een VOG voor vrijwilligers niet verplicht. Binnen het vrijwilligerswerk is een Verklaring Omtrent Gedrag niet wettelijk verplicht. Het is wel één van de maatregelen die een vereniging (waar kinderen of jongeren komen) kan nemen om een veilig klimaat te scheppen en bijvoorbeeld seksueel misbruik te voorkomen. Als er geen wettelijke verplichting is voor het overleggen van een VOG, mag een werkgever of vereniging zelf bepalen of hij een VOG verplicht stelt voor een bepaalde functie. Wat de gemeente betreft ligt de verantwoordelijkheid voor screening van medewerkers en vrijwilligers bij de werkgever of vereniging zelf. 2. De subsidie jaarlijks van EUR i.v.m. burgerinitiatieven. Het antwoord luidt: Het is de bedoeling met betrekking tot de burgerinitiatieven te gaan werken met een specifieke subsidieverordening. Deze wordt, zoals elke verordening, vanzelfsprekend ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd. In hoeverre is sprake van een samenloop met Right to Challenge? Wordt dit bedrag jaarlijks apart gereserveerd, zonder dat de raad er nog aan te pas komt? Tussen het project Burgerinitiatieven en Right to Challenge bestaat, inhoudelijk gezien, een relatie. Bij de uitwerking van de subsidieverordening met betrekking tot burgerinitiatieven (er vanuit gaande dat de raad met dit initiatief instemt) zal bekeken worden in hoeverre Right to challenge hierin meegenomen kan worden. Bij de raad berust het budgetrecht. Door (jaarlijkse) vaststelling van de (meerjaren)begroting bepaalt de raad dus het bedrag dat beschikbaar is voor burgerinitiatieven 3. Bijlage 7: de eigen bijdrage gaat uit van 15% van het verzamelinkomen. Dit gaat uit van het vermogen waar een rendement op wordt gemaakt fictief van 4 procent, terwijl dat heel onrealistisch is. Bij elkaar komt de heffing dan uit op 45% belasting op het vermogen. Wat gaat de gemeente doen voor die situaties waarin het vermogen vast zit. Wat te doen met pensioenen die zijn opgebouwd door ondernemers of zelfstandigen? Een hardheidsclausule? In art. 3.1 en volgende van het (landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 staan de kaders waarbinnen gemeenten een bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen mogen vragen. De bijdrage is gerelateerd aan het inkomen. Indien dat inkomen een bepaalde grens overschrijdt ( ), kan een hogere bijdrage worden gevraagd. De verhoging bedraagt in principe een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en ,--. Bij de berekening van het inkomen wordt op een bepaalde manier rekening gehouden met het vermogen. Zie art. 3.4 van het betreffende besluit.

2 De gemeente berekent de eigen bijdragen niet zelf. Dit gebeurt door het CAK. Zij stellen ook, aan de hand van de gegevens van de Belastingdienst, inkomen en eventueel vermogen vast. De gemeente ontvangt ook geen informatie over de financiële situatie/vermogenssituatie van personen. Kortom, de gemeente is hierbij niet betrokken. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is de bevoegdheid bij de gemeente neergelegd het percentage van 15% en de in genoemd besluit vastgelegde vaste eigen bijdragen voor alle groepen dus niet op individuele basis neerwaarts bij te stellen. 4. Risicobeperking op blz. 120: solidariteit is op zich een goed uitgangspunt als het om risicobeheersing gaat. Hoe zijn de risico s in deze gemeenten, dwz lasten per gemeente? Zoals in de toelichting op pagina 120 staat zijn de werkelijke kosten en de risico s voor de acht verschillende gemeenten niet goed in te schatten. Het gevraagde inzicht in de risico s per gemeenten kan dan ook niet worden gegeven. 5. Idem m.b.t. solidariteit: er komen geen schotten tussen de verschillende budgetten. Vraag is dan wel: hoe wordt er straks verrekend? Gaan de andere gemeenten wel schotten om de verschillende budgetten plaatsen? Welke afspraken worden daarover gemaakt? Zie de beantwoording van vraag 7. De verwachting is dat het gros der gemeenten geen schotten tussen de drie budgetten gaat plaatsen, maar wel een schot om de 3 budgetten samen. 6. Woonplaatsbeginsel: wat als ouders gescheiden zijn of niet binnen de regio wonen etc., d.w.z.: is er een financieel overzicht bekend of dit probleem zich voordoet in de regio van 8 gemeenten, dit i.v.m. het financiële risico en de inschatting daarvan. Het is op dit moment nog niet mogelijk om hier een financieel overzicht van te geven. De persoonsgegevens van het grootste deel van de cliënten voor Jeugdhulp zijn nog niet aan gemeenten overgedragen. In algemene zin gelden de volgende regels voor toepassing van het woonplaatsbeginsel voor ouders die gescheiden zijn en in verschillende gemeenten wonen: Als ouders na een echtscheiding in verschillende gemeenten wonen en de jeugdige bij beide ouders woont, moet er een hoofdverblijf worden aangewezen. De rechter kan bij de scheidingsuitspraak het hoofdverblijf bepalen. Als het hoofdverblijf niet door de rechter is bepaald, geven de ouders aan wat het hoofdverblijf van de jeugdige is. Kunnen of willen de ouders dit niet aangeven, dan gaan de twee desbetreffende gemeenten met elkaar in overleg. Daarbij hanteren zij het criterium: de verantwoordelijke gemeente is die gemeente waar de jeugdhulp in het belang van de jeugdige binnen zijn sociale netwerk (school, sport en vriendenkring) georganiseerd kan worden.

3 7. Blz. 116: de financiën. De gescheiden geldstromen. Wij lezen dat er geen bestedingsvoorwaarden gelden. Het antwoord van de wethouder luidt: is het de bedoeling van het college de budgetten te besteden aan het doel waarvoor beschikbaar gesteld: de uitvoering van de Jeugdwet, Wmo 2015 en Participatiewet. Waarom wordt er geen definitieve reserve voor aangelegd, waardoor deze gelden blijven bij het sociaal domein (geen onzichtbaar maar een zichtbaar schot)? Het college is van mening dat de 3D-budgetten in principe besteed moeten worden aan het doel waarvoor zij beschikbaar worden gesteld: uitvoering Participatiewet, Wmo 2015 (nieuwe voorzieningen) en Jeugdwet. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de budgetten worden besteed aan de aankoop van lantaarnpalen. In die zin plaatst het college dus een schot om het totaal van de drie deelbudgetten. (Zoals oorspronkelijk ook de opzet van het Rijk was via het Sociaal Deelfonds). Tussen de drie deelbudgetten worden geen schotten geplaatst. Het is de opzet van het college een eventueel overblijvend deel van een deelbudget mits niet nodig voor het dekken van een tekort op een van de andere deeldomeinen te reserveren en zo beschikbaar te houden voor het sociaal domein. Hiertoe is de gelijkluidende reserve ingesteld. 8. Blz. 43: beschut werken. Voor onze fractie is het niet zo vanzelfsprekend dat Paswerk de meest aangewezen organisatie is. Daarvoor dienen meer aanbieders beschikbaar te zijn om cliënt gericht maatwerk te leveren. Wij lezen dat dit onderzocht wordt de komende tijd. Wanneer is dit bekend? Wordt ook binnen de regio van eerder genoemde 8 gemeenten gekeken, d.w.z. is sprake van samenwerking op dat punt? Het zal voor Bloemendaal om een beperkt aantal mensen per jaar gaan. Deze groep heeft veel begeleiding nodig en een beschermde omgeving nodig. De op het gebied van de SW samenwerkende gemeenten (Bloemendaal, Haarlemmerliede Spaarnwoude, Haarlem, Heemstede en Zandvoort) sluiten geen andere partners uit maar feit is dat Paswerk veel ervaring heeft met deze groep. Regionaal wordt bekeken of Paswerk dit kan gaan doen of dat er ook nog andere aanbieders zijn. 9. In de media zijn veel berichten verschenen over de arbeidsplaatsen die gevonden moeten worden i.v.m. de Participatiewet en de verdringing van betaalde banen. Het antwoord van de wethouder is dat er ook naar plekken voor beschut werken wordt gezocht binnen de gemeente en bij de partijen die voor de gemeente werkzaam zijn. Is daar een plan van aanpak voor gemaakt? Wat voor soort arbeidsplekken betreft dit en is sprake van verdringing? Garantiebanen zijn voor een andere doelgroep dan voor de mensen die alleen voor beschut werken in aanmerking komen. In de verordening re-integratie is de voorwaarde dat er geen verdringing mag plaatsvinden, opgenomen. Of er sprake is van verdringing zal in het individuele geval getoetst moeten worden.

4 10. Bij de financiële paragraaf valt verder op dat er een summiere uitwerking van controle functie en scheiding daarvan aan de beleidsmatige kant. Voorbeeld is blz. 127 (waarschijnlijk wordt pag. 120 bedoeld) ad A: budgetbewaking jeugdzorg waar totaal geen terugkoppeling is en stilzwijgend wordt verrekend. Graag nadere uitleg. Ondanks dat uitgangspunt is dat er tussen de 8 gemeenten geen verrekening plaatsvindt wat betreft de besteding van het budget ten behoeve van jeugd- en opvoedhulp, JeugdzorgPlus, jeugdbescherming en jeugdreclassering is het juist de bedoeling dat omdat toepassing van het solidariteitsbeginsel in deze nieuw is dar er tussen de 8 gemeenten en de betrokken aanbieders periodiek overleg plaatsvindt over het verloop van besteding van het budget etc. 11. De eigen bijdrage: is bekend bij de inwoners wat er straks gevraagd wordt aan eigen bijdrage en weten deze mensen ook wat de financiële impact zal zijn, d.w.z. situatie voor en na 1 januari? Op dit moment is dit bij inwoners nog niet bekend. Het is ook niet mogelijk om de inwoners hierover nu zo concreet te informeren. In de beleidsregels, die in december in het college zal worden besproken, wordt meer inzicht gegeven in de bepaling van eigen bijdragen. De inning vindt plaats via het CAK. Daar wordt de definitieve berekening gemaakt op basis van zaken als leeftijd, gezinssamenstelling (gehuwd of niet), inkomen en vermogen. M.b.t. de verordening Participatie tegenprestatie art 2: er staat moet niet leiden tot verdringing. Is er een inventarisatie gemaakt welke werkzaamheden hiervoor in aanmerking komen, is overleg gepleegd met organisaties etc? Er is geen inventarisatie van werkzaamheden die niet verdringen. Een lijst biedt geen enkele garantie voor het (op termijn) voldoen aan de voorwaarden. De op te dragen werkzaamheden zullen steeds moeten worden getoetst aan het gegeven of ze geen regulier werk verdringen. Als het gaat om klussen als assistent binnen het algemeen nut zal sneller aan de eisen worden voldaan dan bijvoorbeeld een assistent in het bedrijfsleven. art 3: naar vermogen: wordt rekening gehouden met opleidingsniveau en zo ja, op welke wijze? In de toelichting op artikel 3 wordt aangegeven dat de term vermogen betrekking heeft op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om de werkzaamheden te verrichten. Feitelijk moeten we onderzoeken of de belanghebbende in staat is om de werkzaamheden te verrichten. Niet iedere uitkeringsgerechtigde kan alle gewenste werkzaamheden verrichten. Het gaat hierbij over skills, maar ook over de psychische en fysieke vermogens om een taak te vervullen.

5 art 4: 3-5 maanden en 2-10 uur per week: is dit de gangbare termijn, d.w.z. hoe is dit in de andere omliggende gemeenten geregeld/afgesproken? Deze termijn is in de gehele regio Zuid-Kennemerland gelijk en blijft binnen de thans bekende voorwaarden gesteld in jurisprudentie. art 5: overlap met art 3d? Deels. 3d spreekt zich niet uit over de doelgroep die middels een reintegratietraject naar werk wordt begeleid. art 6: binnen 12 maanden beoordeling in lid 2. Monitoring: is oproep elk moment mogelijk in die 12 maanden en hoe wordt dit toegepast in combinatie met art 4? Wat gebeurt er als iemand gedurende langere periode niet in Bloemendaal verblijft? Monitoring is elk moment mogelijk, doch uiterlijk binnen 12 maanden. Vanaf het moment dat een tegenprestatie wordt opgelegd gelden de regels voor duur en omvang, conform art. 4. Op het moment dat iemand gedurende langere tijd niet in Bloemendaal verblijft, dan wordt de uitkering beëindigd en kan geen tegenprestatie worden opgelegd.