Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995

Transcriptie

1 Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995

2 ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING GENEESKUNDE CURRICULUM 1995 Vastgesteld door de Raad van Bestuur op 2 juli 2008, instemming verleend door de UMC Raad op 26 juni 2008 en geldend met ingang van 1 september Hoofdstuk 1 Algemeen Artikel 1.1 toepasselijkheid van de regeling 1. Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de ongedeelde opleiding Geneeskunde. 2. De opleiding wordt verzorgd door het Universitair Medisch Centrum St Radboud dat in zijn geheel is verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. 3. Met ingang van het studiejaar wordt de opleiding Geneeskunde aangeboden in de bachelor/master-structuur. 4. Studenten die staan ingeschreven voor de ongedeelde opleiding Geneeskunde worden in de gelegenheid gesteld de ongedeelde opleiding te voltooien binnen de regels en termijnen die in deze onderwijs- en examenregeling zijn vastgelegd. Artikel 1.2 begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. Wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (Stb 1992, 593). b. Universiteit: Radboud Universiteit Nijmegen. c. UMC St Radboud of UMC: Universitair Medisch Centrum St Radboud, waarin zijn opgegaan de voormalige Faculteit der Medische Wetenschappen en het Academisch Ziekenhuis Nijmegen St Radboud. d. Raad van Bestuur: de Raad van Bestuur van het UMC St Radboud zoals bedoeld in artikel 5 van de structuurregeling UMC en artikel 16A van de structuurregeling universiteit. e. Examencommissie: de door de Raad van Bestuur ingestelde commissie die is belast met het afnemen van examens en met de organisatie en coördinatie van de tentamens. f. Student: zij of hij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding. g. Opleiding: een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden en attitude waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken. h. Onderwijseenheid: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet. Aan elke onderwijseenheid is een tentamen verbonden. Iedere onderwijseenheid is verbonden met één of meer programmaonderdelen. i. Programmaonderdeel: een thematisch samenhangend geheel van studieactiviteiten (zelfstudie én contactonderwijs). Programmaonderdelen kunnen worden aangeboden in de vorm van blokken, stages, co-assistentschappen en episodes. Een episode bestaat uit één of meer co-assistentschappen of stages én uit daaraan gekoppeld centraal klinisch onderwijs. De duur van programmaonderdelen wordt aangegeven in weken. Ieder programmaonderdeel is verbonden met één of meer onderwijseenheden. j. Studiepunten: de uitdrukking van de studielast van de opleiding en van onderwijseenheden, waarbij een studiepunt gelijk is aan 28 uren studie. De studielast van een studiejaar bedraagt 60 studiepunten. De studielast van de opleiding bedraagt 360 studiepunten. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

3 k. Propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, gericht op het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van verwijzing en selectie aan het einde van die fase. l. Postpropedeuse: het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeuse en voorbereidt op het afsluitend examen. m. Tentamen: het onderzoek binnen een onderwijseenheid naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. n. Praktische oefeningen: onderwijsleeractiviteiten die vooral zijn gericht op het trainen van de in de opleiding beoogde vaardigheden en op vergroting van inzicht. Als praktische oefening kunnen ook worden aangemerkt: het individueel of in groepsverband maken van werkstukken of proefontwerpen, het uitvoeren van onderzoeksopdrachten, het deelnemen aan veldwerk of excursies en het maken van scripties. o. Toets: een proefwerk of test waarmee kan worden vastgesteld of de in de opleiding beoogde doelstellingen door de student zijn gerealiseerd. p. Voortgangstoetsen: theoretische toetsen die gedurende de gehele opleiding verscheidene keren per jaar worden gehouden om het niveau van integrale kennis van de geneeskunde te bepalen. q. Toetsingsregeling: de beschrijving van de vorm van een tentamen, van de vereisten om aan onderdelen van een tentamen zoals praktische oefeningen en toetsen te kunnen deelnemen en van de wijze waarop het eindresultaat wordt vastgesteld. r. Attitude: het geheel van gedragingen en gedragslijnen die kenmerkend zijn voor de voorbereiding op het beroep van arts. s. Regels en richtlijnen: regels voor de goede gang van zaken tijdens de tentamens en richtlijnen voor de beoordeling van de student en de vaststelling van de uitslag van de tentamens en examens van de opleiding geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Regels en richtlijnen worden vastgesteld door de examencommissie en tezamen met deze onderwijs- en examenregeling bekend gemaakt. Artikel 1.3 doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd zodanige kennis, inzicht, vaardigheid en attitude bij te brengen op het gebied van de geneeskunde dat de afgestudeerde bekwaam is medisch te handelen op het niveau van basisarts en voor dat medisch handelen verantwoordelijkheid te dragen. De afgestudeerde is in staat om elke medische vervolgopleiding in te gaan. Artikel 1.4 voltijds / deeltijds 1. De opleiding wordt uitsluitend voltijds verzorgd. 2. De examencommissie kan voor studenten in verband met zwangerschap en/of zorg voor hun kinderen op hun verzoek een aangepast onderwijs- en/of examenprogramma vaststellen. Artikel 1.5 de examens van de opleiding In de opleiding worden de volgende examens afgenomen: a. het propedeutisch examen; b. het doctoraal examen; c. het artsexamen. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

4 Hoofdstuk 2 Door het UMC aangeboden programmaonderdelen Artikel 2.1 overgangsprogramma In verband met de in artikel 1.1, lid 3, bedoelde invoering van de bachelor/master-structuur zijn aanpassingen aangebracht in het programma van de ongedeelde opleiding geneeskunde. Sommige programmaonderdelen worden vanaf een bepaald moment niet meer verzorgd. Andere programmaonderdelen worden vanaf een bepaald moment verzorgd. Artikel 2.2 basisblokken 1. Basisblokken zijn blokken waarin de student zich basisbegrippen uit de biomedische grondslagen van de geneeskunde eigen maakt, tegen de achtergrond van klinisch denken en handelen. 2. Het UMC biedt de volgende basisblokken aan, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Titel Code Duur Laatste uitvoering Eerste uitvoering Hoofdlijnen functionele morfologie B101 4 niet van toepassing niet van toepassing Biochemische en fysische processen B102 4 niet van toepassing niet van toepassing Celbiologische processen B103 4 niet van toepassing niet van toepassing Algemene pathofysiologie B201 4 niet van toepassing niet van toepassing Genetische en immunologische B202 4 niet van toepassing niet van toepassing processen Nieuwvormingen B203 4 niet van toepassing niet van toepassing Infectie en afweer B niet van toepassing niet van toepassing Artikel 2.3 orgaan-1 blokken 1. Orgaan-1 blokken zijn blokken waarin de student de normale bouw en het normale functioneren van een aantal organen en orgaansystemen bestudeert, waarbij relevantie voor het oplossen van medische problematiek steeds uitgangspunt is. 2. Het UMC biedt de volgende orgaan-1 blokken aan, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Titel Code Duur Laatste uitvoering Eerste uitvoering Circulatie en respiratie 1 O101 4 niet van toepassing niet van toepassing Stofwisseling, water- en O102 4 niet van toepassing niet van toepassing zouthuishouding 1 Beweging en sturing O103 4 niet van toepassing niet van toepassing Regulatie en integratie 1 O104 4 niet van toepassing niet van toepassing Artikel 2.4 orgaan-2 blokken 1. Orgaan-2 blokken zijn blokken waarin de student zich richt op een wetenschappelijk verantwoorde analyse van klachten en verschijnselen die mogelijk samenhangen met aandoeningen in één of meer organen/orgaansystemen. 2. Het UMC biedt de volgende orgaan-2 blokken aan, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

5 Titel Code Duur Laatste uitvoering Eerste uitvoering Circulatie 2 O201 4 niet van toepassing niet van toepassing Stofwisseling 2 O202 4 niet van toepassing niet van toepassing Respiratie 2 O203 4 niet van toepassing niet van toepassing Water- en zouthuishouding 2 O204 4 niet van toepassing niet van toepassing Zintuigen en huid O205 4 niet van toepassing niet van toepassing Voortplanting O206 4 niet van toepassing niet van toepassing Bewegingsapparaat O207 4 niet van toepassing niet van toepassing Regulatie en integratie 2 O208 4 niet van toepassing niet van toepassing Zenuwstelsel O209 4 niet van toepassing niet van toepassing Psychoproblematiek O210 4 niet van toepassing niet van toepassing Artikel 2.5 grondslagen en methoden blokken 1. Grondslagen en methoden (GM) blokken zijn blokken waarin reflectie op het geneeskundig proces en methoden van medisch wetenschappelijk onderzoek centraal staan. 2. Het UMC biedt de volgende GM blokken aan, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Titel Code Duur Laatste uitvoering Eerste uitvoering Arts en opleiding GM01 4 studiejaar niet van toepassing Arts en patient GM02 4 studiejaar niet van toepassing Arts en cultuur GM03 4 studiejaar niet van toepassing Arts en wetenschap GM04 4 studiejaar niet van toepassing Artikel 2.6 algemene blokken 1. Algemene (A) blokken zijn blokken waarin studenten thematiek bestuderen vanuit een bredere context met een accent op de zorgverlening, vaak georiënteerd op maatschappelijke problematiek en mede vanuit het organisatorische perspectief van de gezondheidszorg. 2. Het UMC biedt de volgende A-blokken aan, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Titel Code Duur Laatste uitvoering Eerste uitvoering Chronisch ziek zijn A001 4 studiejaar niet van toepassing Acute geneeskunde A002 4 studiejaar niet van toepassing Extramurale praktijk A003 4 studiejaar niet van toepassing Leeftijdsafhankelijke problematiek A004 4 studiejaar niet van toepassing Stelsel gezondheidszorg A005 4 studiejaar niet van toepassing Artikel 2.7 keuzeblokken 1. Het UMC biedt keuzeblokken aan. 2. De keuzeblokken zijn gericht op de voor het keuzecurriculum geformuleerde algemene doelen. 3. Het aantal en de spreiding van de door het UMC aangeboden keuzeblokken zijn zodanig dat studenten in redelijkheid aan de voor hen geldende exameneisen kunnen voldoen. De aangeboden keuzeblokken zijn opgenomen in bijlage 1. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

6 Artikel 2.8 programmaonderdelen op het gebied van praktische kennis, vaardigheden en attitude 1. Het UMC biedt de volgende programmaonderdelen aan op het gebied van praktische kennis, vaardigheden en attitude, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Titel Code Duur Laatste of eerste uitvoering Verpleegstage PKOV 4 niet van toepassing Praktisch klinisch onderwijs 1 PKO1 4 niet van toepassing Praktisch klinisch onderwijs 2 PKO2 4 tot en met periode 5 studiejaar Co-assistentschap introductie kliniek CIKL 4 tot nader te bepalen periode in studiejaar Stage introductie klinische fase CIKF 2 vanaf periode 10 in studiejaar Co-assistentschap inwendige CINT 8 niet van toepassing geneeskunde Centraal co-assistentschap 1 CC01 4 tot en met periode 9 studiejaar Co-assistentschap neurologie CNEU 4 niet van toepassing Co-assistentschap psychiatrie CPSY 4 niet van toepassing Co-assistentschap kindergeneeskunde CKIN 4 niet van toepassing Centraal co-assistentschap 2 CC02 4 tot en met periode 1 studiejaar Co-assistentschap heelkunde CHEE 8 niet van toepassing Co-assistentschap gynaecologie en CGYN 8 niet van toepassing voortplanting Centraal co-assistentschap 3 CC03 4 tot en met periode 7 studiejaar Co-assistentschap zintuigen en huid CZIH 4 tot nader te bepalen periode in studiejaar Co-assistentschap KNO-heelkunde CKNO 2 vanaf nader te bepalen periode in studiejaar Co-assistentschap oogheelkunde COOG 2 vanaf nader te bepalen periode in studiejaar Co-assistentschap dermatologie CDER 2 vanaf nader te bepalen periode in studiejaar Co-assistentschap huisartsgeneeskunde CHUI 8 niet van toepassing Co-assistentschap ouderenzorg CZRG 4 niet van toepassing Co-assistentschap sociale geneeskunde CSOC 4 niet van toepassing Vrije keuze co-assistentschap CKEU 4 niet van toepassing Co-assistentschap ontwikkelingslanden COWL 12 niet van toepassing Senior co-assistentschap CSEN 12 vanaf nader te bepalen periode in studiejaar Afsluitend co-assistentschap CAFS 4 niet van toepassing Episode 1: Introductie en interne EPINT 15 vanaf periode 6 studiejaar geneeskunde Episode 2a: Neurologie EPNEU 6 vanaf periode 10 studiejaar Episode 2b: Psychiatrie EPPSY 6 vanaf periode 10 studiejaar Episode 3: Heelkunde EPHEE 12 vanaf periode 2 studiejaar Episode 4: Kindergeneeskunde EPKIN 8 vanaf periode 5 studiejaar Episode 5: Obstetrie en gynaecologie EPGYN 10 vanaf periode 7 studiejaar Episode 6a: KNO EPKNO 3 vanaf periode 10 studiejaar Episode 6b: Oogheelkunde EPOOG 3 vanaf periode 10 studiejaar Episode 6c: Dermatologie EPDER 3 vanaf periode 10 studiejaar Episode 7a: Ouderenzorg EPOUD 6 vanaf periode 1 studiejaar Episode 7b: Huisartsgeneeskunde EPHUI 10 vanaf periode 1 studiejaar Episode 7c: Sociale geneeskunde EPSOC 4 vanaf periode 1 studiejaar Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

7 Episode 8: Senior co-assistentschap EPSEN 20 vanaf periode 6 studiejaar De verpleegstage heeft als doel een oriëntatie op zorgaspecten in de geneeskunde door een actieve, praktijkgerichte kennismaking met en deelname aan de zorgverlening aan patiënten. Deze stage wordt door de student vervuld in het UMC of in een externe instelling voor patiëntenzorg. 3. Het co-assistentschap introductie kliniek en de stage introductie klinische fase worden door de student deels gevolgd binnen een van de afdelingen van het UMC en deels binnen het klinisch trainingscentrum. 4. De centrale co-assistentschappen worden gevolgd in het klinisch trainingscentrum van het UMC en hebben als doel de reflectie op voorafgaand onderwijs en specifieke voorbereiding op daarna volgend onderwijs. 5. Het vrij keuze co-assistentschap heeft betrekking op een door de student te kiezen klinisch vak in de medische wetenschappen. 6. Het afsluitend co-assistentschap heeft betrekking op een van de volgende vakken: Inwendige Geneeskunde, Neurologie, Psychiatrie, Kindergeneeskunde, Heelkunde, Gynaecologie/ Voortplanting, Huisartsgeneeskunde. Het afsluitend co-assistentschap wordt uitsluitend gelopen binnen het UMC of een door het UMC in de extramurale praktijk aangewezen instelling. 7. Het co-assistentschap ontwikkelingslanden is een door het UMC aangeboden coassistentschap in een ontwikkelingsland dat door de student in het programma kan worden opgenomen. Aan het volgen van dit co-assistentschap is een voorbereidend programma verbonden. 8. Het senior co-assistentschap is een co-assistentschap met een duur van 12 weken waarin de student zoveel mogelijk in een positie van beginnend arts-assistent wordt geplaatst en dat wordt gevolgd in het UMC of een geaffilieerde instelling. 9. Episode 1 bestaat uit 4 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs, de stage introductie klinische fase, het co-assistentschap inwendige geneeskunde en 1 week afsluitend centraal klinisch onderwijs. 10. Episode 2 bestaat uit 3 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs, de coassistentschappen neurologie en psychiatrie en 1 week afsluitend centraal klinisch onderwijs. 11. Episode 3 bestaat uit 3 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs, het coassistentschap heelkunde en 1 week afsluitend centraal klinisch onderwijs. 12. Episode 4 bestaat uit 3 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs, het coassistentschap kindergeneeskunde en 1 week afsluitend centraal klinisch onderwijs Episode 5 bestaat uit 1 week voorbereidend centraal klinisch onderwijs, het coassistentschap obstetrie en gynaecologie en 1 week afsluitend centraal klinisch onderwijs. 14. Episode 6 bestaat uit 3 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs en de coassistentschappen KNO-heelkunde, oogheelkunde en dermatologie. 15. Episode 7 bestaat uit 4 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs, de coassistentschappen ouderenzorg, huisartsgeneeskunde en sociale geneeskunde en 2 weken afsluitend centraal klinisch onderwijs. 16. Episode 8 bestaat uit 2 weken voorbereidend centraal klinisch onderwijs en het senior coassistentschap. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

8 Artikel 2.9 programmaonderdelen op het gebied van onderzoekskennis, - vaardigheden en attitude 1. Het UMC biedt de volgende programmaonderdelen aan op het gebied van onderzoekskennis, -vaardigheden en -attitude, met de aangegeven duur in weken en indien van toepassing het moment van laatste of eerste uitvoering. Titel Code Duur Laatste of eerste uitvoering Onderzoekstage WETS 12 niet van toepassing Episode 9: Onderzoekstage EPOND 14 Vanaf periode 5 studiejaar Tijdens de onderzoekstage voert de student onder begeleiding een wetenschappelijk onderzoek op het gebied van of in relatie tot de medische wetenschappen uit. 3. Episode 9 bestaat uit een onderzoekstage van 14 weken. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

9 Hoofdstuk 3 Propedeuse Paragraaf 1 Inhoud van de propedeutische fase Artikel 3.1 inhoud van de propedeutische fase (60 studiepunten) 1. De propedeuse omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studiepunten (stp): Thematische kennis en vaardigheden (51,3 stp) stp 1. Beweging en sturing (O103) 5,7 2. Biochemische en fysische processen (B102) 5,7 3. Celbiologische processen (B103) 5,7 4. Circulatie en respiratie 1 (O101) 5,7 5. Grondslagen en methoden 1: Arts en opleiding (GM01) 5,7 6. Grondslagen en methoden 2: Arts en patiënt (GM02) 5,7 7. Hoofdlijnen functionele morfologie (B101) 5,7 8. Regulatie en integratie 1 (O104) 5,7 9. Stofwisseling en water-zout-huishouding 1 (O102) 5,7 Praktisch klinische kennis, vaardigheden en attitude (5,7 stp) 10. Verpleegstage (PKOV) 5,7 Integrale kennis (3,0 stp) 11. Voortgangstentamen propedeuse (VTP) 3,0 2. Het voortgangstentamen propedeuse (11) bestaat uit verscheidene opeenvolgende theoretische toetsen, voortgangstoetsen genoemd, die zijn bedoeld om het niveau van integrale kennis op het gebied van de geneeskunde te bepalen. De voortgangstoetsen zijn identiek voor alle studenten van de opleiding en worden op tevoren bekend gemaakte tijdstippen afgenomen. Deelname aan de voortgangstoetsen is verplicht volgens bepalingen die daartoe zijn vastgelegd in de toetsingsregeling voortgangstentamens. De normen voor het met voldoende resultaat afleggen van voortgangstoetsen en voor het behalen van voortgangstentamens worden aan het begin van een studiejaar bekend gemaakt. Artikel 3.2 propedeutisch examen Het propedeutisch examen bestaat uit de tentamens die verbonden zijn aan de onderwijseenheden die worden genoemd in artikel 3.1 lid 1. Paragraaf 2 Afleggen van tentamens Artikel 3.3 ingangseisen en volgorde tentamens De student die is toegelaten tot de propedeuse kan zonder verdere ingangseisen deelnemen aan alle onderwijseenheden die tot de propedeuse behoren. Artikel 3.4 tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 3.1 genoemde onderwijseenheden, met uitzondering van de verpleegstage (10) en de voortgangstoetsen (11), wordt in elk studiejaar minstens tweemaal de gelegenheid gegeven, met dien verstande dat: Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

10 a. de tentamens van de genoemde onderwijseenheden voor de eerste maal kunnen worden afgelegd binnen de voor het betreffende onderwijseenheid geprogrammeerde onderwijsperiode; b. de tentamens van de onderwijseenheden 5 en 6 (Grondslagen en Methoden 1: Arts en opleiding en Grondslagen en methoden 2: Arts en patiënt) vanaf het studiejaar niet meer kunnen worden afgelegd, tenzij de examencommissie in individuele gevallen anders beslist. c. de onderwijseenheid Medisch professionele vorming 1, die deel uitmaakt van de door het UMC aangeboden bacheloropleiding geneeskunde, de onderwijseenheid 6 (Grondslagen en methoden 2: Arts en patiënt) kan vervangen. 2. De voortgangstoetsen, deel uitmakend van het voortgangstentamen (11) zoals genoemd in artikel 3.1, kunnen per studiejaar worden afgelegd op tijdstippen die aan het begin van het studiejaar bekend worden gemaakt. 3. De tentamens van de verpleegstage die bij de eerste gelegenheid niet of met onvoldoende resultaat zijn afgelegd, kunnen opnieuw worden afgelegd binnen een door de examencommissie op voorstel van de eerst verantwoordelijke examinator vast te stellen termijn. 4. Indien een tentamen verscheidene malen wordt afgelegd, dan wordt het laatst behaalde resultaat beschouwd als het geldend resultaat. Artikel 3.5 vorm van de tentamens 1. Voor ieder onderwijseenheid wordt door de examinator een toetsingsregeling opgesteld die de goedkeuring van de examencommissie behoeft. Deze toetsingsregeling beschrijft de vorm waarin het tentamen wordt afgenomen inclusief eventuele afwijkingen bij de tweede afname van het tentamen binnen het studiejaar. De toetsingsregeling wordt voorafgaand aan de onderwijsperiode van het betreffende onderwijseenheid bekend gemaakt aan studenten. 2. Op verzoek van de student kan de examencommissie toestaan dat een tentamen op een andere wijze dan vorenbedoeld wordt afgelegd. 3. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen, voorzover de aard van de opleiding zich daartegen niet verzet. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 4. Binnen de onderwijseenheden en met name binnen de eenheden waarin praktisch klinisch onderwijs en wetenschappelijke scholing wordt verzorgd, wordt de student ook beoordeeld op attitude. Als aspecten van attitude worden met name verstaan: communicatie met en gedrag ten opzichte van patiënten, intercollegiaal gedrag, reflectie op eigen functioneren, wetenschappelijke instelling en bereidheid tot leren. Een beoordeling op attitude wordt door de examinator alleen dan expliciet en schriftelijk aan de examencommissie afgegeven, wanneer naar haar of zijn mening sprake is van ongewenst gedrag of houding van een student of wanneer de examencommissie verzoekt om een expliciete beoordeling. Indien een examinator een zodanige mededeling wil doen aan de examencommissie stelt hij daaraan voorafgaand de student van zijn voornemen schriftelijk op de hoogte. 5. Ten behoeve van de examencommissie wordt een persoonlijk dossier van iedere aan de opleiding deelnemende student aangelegd. In dit dossier worden alle relevante gegevens met betrekking tot de beoordeling van kennis, vaardigheden en attitude van de student en de overige voor de opleiding relevante persoonsgegevens opgenomen. Op het persoonsarchief zijn de universitaire regelingen over privacy en inzage van toepassing. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

11 6. Indien bij de verantwoordelijke examinator gerede twijfel ontstaat over het niveau van kennis, vaardigheden of attitude van een student met het oog op de omgang met patiënten, dan stelt de examinator de examencommissie en de student hiervan terstond schriftelijk in kennis. Binnen een termijn van maximaal twee maanden na ontvangst van het bericht van de examinator beslist de examencommissie al dan niet een nader onderzoek in te stellen naar kennis, vaardigheid, inzicht en attitude van de student met betrekking tot het praktisch klinisch onderwijs. De student wordt van dit besluit schriftelijk in kennis gesteld. Bij voornoemd onderzoek worden zowel de betrokken examinator(en) als de student gehoord. De bevindingen van het onderzoek worden schriftelijk ter kennis gebracht van de student. Afhankelijk van de uitkomst van genoemd onderzoek kan de examencommissie, gegeven de aard van de opleiding, de student de toegang tot het praktisch klinisch onderwijs ontzeggen, echter niet dan nadat de student in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. In geval van een ontzegging bepaalt de examencommissie aan welke voorwaarden de student dient te voldoen om opnieuw tot het praktisch klinisch onderwijs te worden toegelaten en stelt de termijn vast waarbinnen over deze toelating wordt beslist. Artikel 3.6 mondelinge tentamens Het mondeling afnemen van een tentamen is in de regel niet openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator op verzoek van de student in een bijzonder geval anders heeft bepaald. Op verzoek van de student zal de examencommissie bij een mondeling tentamen een tweede examinator toevoegen. Artikel 3.7 vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De uitslag van een tentamen wordt uitgedrukt in een geheel getal van 1 t/m 10, met uitzondering van de tentamens van de verpleegstage, waarvan het resultaat wordt uitgedrukt in voldoende (V) dan wel onvoldoende (OV) en van de voortgangstoetsen en voortgangstentamens waarvan het resultaat wordt uitgedrukt als onvoldoende (O), voldoende (V) of goed (G). Indien een student enige verplichte onderdelen van een blok (practica, werkgroepen e.d.) niet heeft kunnen volgen of afronden en indien tevens de mogelijkheid bestaat tot deelname aan herhalingspractica of uitwerking van een individuele opdracht, dan kan de uitslag van het tentamen worden uitgedrukt in de code GU (= geen uitslag). De waarde van GU staat gelijk aan een onvoldoende resultaat. De betekenis van GU is dat in een later stadium alsnog een definitieve uitslag wordt vastgesteld. 2. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit, die in kopie aan de studentenadministratie van het UMC wordt verschaft. 3. De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen vier weken na de dag waarop het is afgelegd en verschaft de studentenadministratie van het UMC de nodige gegevens ten behoeve van de bekendmaking van de uitslag aan de student. Op verzoek van de examinator kan de examencommissie deze termijn van uitslagbepaling verlengen tot zes weken. Een dergelijk verzoek moet voor aanvang van het betreffende onderwijsblok worden ingediend, zodat studenten tijdig van een besluit tot verlenging op de hoogte kunnen worden gesteld. 4. Ten aanzien van een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen bepaalt de examencommissie tevoren op welke wijze en binnen welke termijn de student een schriftelijke verklaring omtrent de uitslag zal ontvangen. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

12 5. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in artikel 9.2, alsmede op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 3.8 geldigheidsduur 1. De geldigheidsduur van behaalde onderwijseenheden genoemd in artikel 3.1 is onbeperkt, met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid. 2. Wanneer een student de studie wil hervatten na een onderbreking van meer dan een studiejaar, dan kan de examencommissie een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student om te kunnen besluiten of aanvullende dan wel vervangende eisen gesteld moeten worden in het licht van het op dat moment vigerende examenprogramma. 3. Studenten die staan ingeschreven voor de ongedeelde opleiding geneeskunde en die de propedeuse niet hebben behaald kunnen zich inschrijven voor de bacheloropleiding geneeskunde die door het UMC wordt verzorgd. Voor onderwijseenheden die deel uitmaken van zowel de ongedeelde opleiding als de bacheloropleiding en die door de student zijn behaald geldt de geldigheid conform de OER Bachelor Geneeskunde curriculum Wanneer een student niet vóór 1 september 2006 het propedeutisch examen heeft behaald overeenkomstig de bepalingen in artikel 3.10, behouden de tot dan toe behaalde resultaten hun geldigheid uitsluitend binnen de door het UMC vanaf september 2005 aangeboden bacheloropleiding geneeskunde én alleen voor zover de behaalde onderwijseenheden deel uitmaken van zowel de ongedeelde opleiding als de bacheloropleiding. 5. In individuele gevallen kan de examencommissie in afwijking van het vorige lid besluiten de geldigheid van behaalde resultaten binnen de ongedeelde opleiding te verlengen tot een door haar vast te stellen tijdstip. Paragraaf 3 Het propedeutisch examen Artikel 3.9 examendata De uitslag van examens wordt door de examencommissie tweemaandelijks vastgesteld op data die bij de aanvang van het studiejaar bekend zijn gemaakt. Artikel 3.10 uitslag examen 1. De examencommissie stelt de uitslag van het propedeutisch examen vast, nadat de student voor de programmablokken thematische kennis en vaardigheden, praktisch klinische kennis, vaardigheden en attitude en integrale kennis, zoals vermeld in artikel 3.1, een voldoende resultaat heeft behaald. 2. Het resultaat van thematische kennis en vaardigheden is voldoende, wanneer voor minstens acht van de onderwijseenheden 1 t/m 9 het cijfer 6 of hoger is behaald en voor maximaal een van deze onderwijseenheden minstens het cijfer 5 is behaald. 3. Het resultaat van praktisch klinische kennis, vaardigheden en attitude is voldoende, wanneer voor onderwijseenheid 10 (verpleegstage) de beoordeling voldoende (V) is behaald. 4. Het resultaat van integrale kennis is voldoende, wanneer voor onderwijseenheid 11 (voortgangstentamen propedeuse) de beoordeling voldoende (V) of goed (G) is behaald. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

13 Hoofdstuk 4 Trajecten binnen de postpropedeuse Paragraaf 1 Inhoud van de postpropedeutische fase Artikel 4.1 indeling van de postpropedeuse 1. De postpropedeuse bestaat uit een preklinische fase en een daarop volgende klinische fase. 2. Voor studenten die in of voorafgaand aan periode 5 van het studiejaar beginnen met de klinische fase, is het blok praktisch klinisch onderwijs 2 (PKO2) het eerste onderdeel van de klinische fase. 3. Voor studenten die vanaf periode 6 van het studiejaar beginnen met de klinische fase, is episode 1 (EP01) het eerste onderdeel van de klinische fase. Artikel 4.2 inhoud van het preklinische deel van de postpropedeutische fase 1. Het preklinisch deel van de postpropedeuse kan de volgende onderwijseenheden omvatten: Thematische kennis en vaardigheden 1. Algemene pathofysiologie (B201) 2. Genetische en immunologische processen (B202) 3. Nieuwvormingen (B203) 4. Infectie en afweer (B204) 5. Circulatie 2 (O201) 6. Stofwisseling 2 (O202) 7. Respiratie 2 (O203) 8. Water- en zouthuishouding 2 (O204) 9. Zintuigen en huid (O205) 10. Voortplanting (O206) 11. Bewegingsapparaat (O207) 12. Regulatie en integratie 2 (O208) 13. Zenuwstelsel (O209) 14. Psychoproblematiek (O210) 15. Grondslagen en methoden 3: Arts en cultuur (GM03) 16. Grondslagen en methoden 4: Arts en wetenschap (GM04) 17. Extramurale praktijk (A003) 18. Stelsel gezondheidszorg (A005) 19. Chronisch ziek zijn (A001) 20. Acute geneeskunde (A002) 21. Leeftijdsafhankelijke problematiek (A004) Praktisch klinische kennis, vaardigheden en attitude 22. Praktisch klinisch onderwijs 1 (PKO1) Keuzevakken 23 t/m 28 Keuzeblokken en vrije keuzevakken Integrale kennis 29. Voortgangstentamen tweede cursusjaar (VTD2) 30. Voortgangstentamen derde cursusjaar (VTD3) 31. Voortgangstentamen vierde cursusjaar (VTD4) Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

14 2. De feitelijke inhoud van het preklinische én klinische deel van de postpropedeuse is afhankelijk van het traject dat voor de student volgens artikel 4.5 van toepassing is. Paragraaf 2 Toelating tot de klinische fase Artikel 4.3 Toegangseisen 1. Studenten kunnen pas deelnemen aan de onderwijseenheden van de klinische fase indien zij vóór 1 mei 2009 voldoen aan de toegangseisen voor het blok praktisch klinisch onderwijs 2 (PKO2) of vóór 1 mei 2010 voldoen aan de toegangseisen voor episode 1 (EPINT). 2. Aan de in het eerste lid bedoelde toegangseisen voor PKO2 is voldaan wanneer aan alle hierna genoemde criteria is voldaan: voldoende resultaat voor thematische kennis en vaardigheden; van een voldoende resultaat is sprake wanneer voor minstens negentien van de in artikel 4.2, eerste lid met de nummers 1 tot en met 21 bedoelde onderwijseenheden het cijfer 6 of hoger is behaald en voor maximaal twee van deze onderwijseenheden minstens het cijfer 5 is behaald; voldoende resultaat voor de in artikel 4.2, eerste lid met nummer 22 bedoelde onderwijseenheid (praktisch klinisch onderwijs 1); voldoende resultaat voor minstens drie keuzevakken; voldoende resultaat (beoordeling als voldoende of goed) voor de in artikel 4.2, eerste lid met nummer 30 bedoelde onderwijseenheid (voortgangstentamen derde cursusjaar); deelname aan minstens drie en voldoende resultaat (beoordeling als voldoende of goed) voor minstens twee voortgangstoetsen van de in artikel 4.2, eerste lid met nummer 31 bedoelde onderwijseenheid (voortgangstentamen vierde cursusjaar). 3. Aan de in het eerste lid bedoelde toegangseisen voor EPINT is voldaan wanneer aan alle hierna genoemde criteria is voldaan: voor minstens veertien van de in artikel 4.1, eerste lid met de nummers 1 tot en met 16 bedoelde onderwijseenheden is het cijfer 6 of hoger behaald en voor maximaal twee van deze onderwijseenheden is minstens het cijfer 5 behaald; voldoende resultaat voor de in artikel 4.2, eerste lid met nummer 22 bedoelde onderwijseenheid (praktisch klinisch onderwijs 1); voldoende resultaat voor minstens drie keuzevakken; voldoende resultaat (beoordeling als voldoende of goed) voor de in artikel 4.2, eerste lid met nummer 30 bedoelde onderwijseenheid (voortgangstentamen derde cursusjaar). 4. Voor studenten die in het bezit zijn van een diploma doctoraal examen Biomedische Gezondheidswetenschappen, behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, die met vrijstelling voor het propedeutisch examen zijn toegelaten tot de opleiding, geldt in afwijking van het gestelde in het tweede en derde lid, het bepaalde in hoofdstuk 8 van deze regeling. 5. Voor studenten die in het bezit zijn van een diploma bachelor examen Biomedische Wetenschappen, behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, die met vrijstelling voor het propedeutisch examen zijn toegelaten tot de opleiding, geldt in afwijking van het gestelde in het tweede en derde lid, het bepaalde in hoofdstuk 8 van deze regeling. 6. Voor studenten die in het bezit zijn van een diploma Tandartsexamen, behaald aan de Radboud Universiteit Nijmegen, die met vrijstelling voor het propedeutisch examen zijn Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

15 toegelaten tot de opleiding, geldt in afwijking van het gestelde in het tweede en derde lid, het bepaalde in hoofdstuk 8 van deze regeling. Artikel 4.4 plaatsing voor de klinische fase 1. Voor het verdelen van beschikbare plaatsen voor het klinische deel van de postpropedeutische fase wordt meerdere malen per jaar een loting georganiseerd. 2. De in het vorige lid bedoelde loting wordt uitgevoerd met inachtneming van de regeling voor de verdeling van co-assistentschap plaatsen. Paragraaf 3 Trajecten binnen de postpropedeutische fase Artikel 4.5 Definitie van trajecten 1. Voor studenten die voldoen aan de criteria bedoeld in artikel 4.3, tweede lid én die via de in artikel 4.4 bedoelde loting geplaatst zijn voor deelname aan het blok praktisch klinisch onderwijs 2 (PKO2) in of voorafgaand aan periode 5 van studiejaar , is het gestelde in hoofdstuk 5 (traject I) van deze regeling van toepassing. Het gestelde in de hoofdstukken 6, 7 en 8 is op deze studenten niet van toepassing. 2. Voor studenten die voldoen aan de criteria bedoeld in artikel 4.3, tweede lid én die via de in artikel 4.4 bedoelde loting geplaatst zijn voor deelname aan episode 1 (EPINT) in of na periode 6 van studiejaar , is het gestelde in hoofdstuk 6 (traject II) van deze regeling van toepassing. Het gestelde in de hoofdstukken 5, 7 en 8 is op deze studenten niet van toepassing. Instroom in traject II is mogelijk tot en met periode 12 van studiejaar Voor studenten die voldoen aan de criteria bedoeld in artikel 4.3, derde lid én die via de in artikel 4.4 bedoelde loting geplaatst zijn voor deelname aan episode 1 (EPINT) in of na periode 6 van studiejaar , is het gestelde in hoofdstuk 7 (traject III) van deze regeling van toepassing. Het gestelde in de hoofdstukken 5,6 en 8 is op deze studenten niet van toepassing. 4. Voor studenten bedoeld in artikel 4.3, vierde, vijfde en zesde lid, is het gestelde in hoofdstuk 8 (traject IV) van deze regeling van toepassing. Het gestelde in hoofdstuk 5 is op deze studenten van toepassing voor zover dat in hoofdstuk 8 is bepaald. Het gestelde in de hoofdstukken 6 en 7 is op deze studenten niet van toepassing. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

16 Hoofdstuk 5 Postpropedeuse, traject I Paragraaf 1 Inhoud van de postpropedeutische fase Artikel 5.1 inhoud van de postpropedeutische fase (300 studiepunten) 1. De postpropedeuse omvat de volgende onderwijseenheden met de daarbij vermelde studiepunten (stp): Thematische kennis en vaardigheden (119,7 studiepunten) stp 1. Acute geneeskunde (A002) 5,7 2. Algemene pathofysiologie (B201) 5,7 3. Bewegingsapparaat (O207) 5,7 4. Chronisch ziek zijn (A001) 5,7 5. Circulatie 2 (O201) 5,7 6. Extramurale praktijk (A003) 5,7 7. Genetische en immunologische processen (B202) 5,7 8. Grondslagen en methoden 3: Arts en cultuur (GM03) 5,7 9. Grondslagen en methoden 4: Arts en wetenschap (GM04) 5,7 10. Infectie en afweer (B204) 5,7 11. Leeftijdsafhankelijke problematiek (A004) 5,7 12. Nieuwvormingen (B203) 5,7 13. Psychoproblematiek (O210) 5,7 14. Regulatie en integratie 2 (O208) 5,7 15. Respiratie 2 (O203) 5,7 16. Stelsel gezondheidszorg (A005) 5,7 17. Stofwisseling 2 (O202) 5,7 18. Voortplanting (O206) 5,7 19. Water-zout-huishouding 2 (O204) 5,7 20. Zenuwstelsel (O209) 5,7 21. Zintuigen en huid (O205) 5,7 Praktisch klinische kennis, vaardigheden en attitude (115.5 studiepunten) 22. Praktisch klinisch onderwijs 1 (PKO1) 5,7 23. Praktisch klinisch onderwijs 2 (PKO2) 5,7 24. Co-assistentschap introductie kliniek (CIKL) 5,7 25. Co-assistentschap inwendige geneeskunde (CINT) 11,4 26. Centraal co-assistentschap 1 (CC01) 4,3 27. Co-assistentschap neurologie (CNEU) 5,7 28. Co-assistentschap psychiatrie (CPSY) 5,7 29. Co-assistentschap kindergeneeskunde (CKIN) 5,7 30. Centraal co-assistentschap 2 (CC02) 4,3 31. Co-assistentschap heelkunde (CHEE) 11,4 32. Co-assistentschap gynaecologie en voortplanting (CGYN) 11,4 33. Centraal co-assistentschap 3 (CC03) 4,3 34. Co-assistentschap zintuigen en huid (CZIH) 5,7 35. Co-assistentschap huisartsgeneeskunde (CHUI) 11,4 36. Co-assistentschap ouderenzorg (CZRG) of: Co-assistentschap sociale geneeskunde (CSOC) 5,7 37. Vrij keuze co-assistentschap (CKEU) 5,7 38. Afsluitend co-assistentschap (CAFS) 5,7 Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

17 Onderzoekskennis, -vaardigheden en attitude (17,1 studiepunten) 39. Onderzoekstage (WETS) 17,1 Keuzevakken doctoraal en artsexamen (34,2 studiepunten) 40 t/m 45 Keuzeblokken en vrije keuzevakken 34,2 Integrale kennis (13,5 studiepunten) 46. Voortgangstentamen tweede cursusjaar (VTD2) Voortgangstentamen derde cursusjaar (VTD3) Voortgangstentamen vierde cursusjaar (VTD4) Voortgangstentamen vijfde cursusjaar (VTA5) Voortgangstentamen zesde cursusjaar (VTA6) 1,5 2. a. Voor minstens vier van de keuzevakken doctoraal en artsexamen (40 t/m 45) moet worden gekozen uit de in een bijlage bij deze regeling genoemde door de opleiding aangeboden keuzeblokken geneeskunde. De student kan voor maximaal twee van de keuzevakken vrije keuzevakken kiezen, die zijn te verstaan als vakken uit onderwijsprogramma's op doctoraal niveau van andere universitaire opleidingen of als individuele vakken van vergelijkbaar niveau. Aan vrije keuzevakken kan pas worden deelgenomen nadat de examencommissie haar goedkeuring hieraan heeft verleend. Indien een student een extra vrij keuze co-assistentschap binnen het UMC of een geaffilieerd ziekenhuis wil kiezen als vrij keuzevak, dient ook goedkeuring te worden verkregen van de examencommissie. Deze goedkeuring kan worden geweigerd wanneer het aanbod van keuze co-assistentschappen daartoe aanleiding geeft. b. Deelname aan keuzeblokken waarvoor de student volgens de daarvoor geldende indelingsregels is ingedeeld en deelname aan vrije keuzevakken waarvoor de student goedkeuring heeft verkregen, is verplicht. De examinator kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van de verplichting tot deelname aan onderdelen van een blok waarvoor de student is ingedeeld, indien sprake is van een overmachtsituatie of van aantoonbaar reeds verworven kennis of vaardigheden met betrekking tot de betreffende onderdelen van het blok. De examencommissie kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van de verplichting tot deelname aan een blok waarvoor de student is ingedeeld, indien sprake is van een overmachtsituatie of van vrijstelling conform artikel 9.1. Verzuim zonder dat ontheffing van de verplichting tot deelname is verleend, leidt tot vaststelling van een uitslag met het cijfer 4 of lager. 3. De voortgangstentamens (46 t/m 50) bestaan uit verscheidene opeenvolgende theoretische toetsen, voortgangstoetsen genoemd, die zijn bedoeld om het niveau van integrale kennis op het gebied van de geneeskunde te bepalen. De voortgangstoetsen zijn identiek voor alle studenten van de opleiding en worden op tevoren bekend gemaakte tijdstippen afgenomen. Deelname aan de voortgangstoetsen is verplicht volgens bepalingen die daartoe zijn vastgelegd in de toetsingsregeling voortgangstentamens. De normen voor het met voldoende resultaat afleggen van voortgangstoetsen en voor het behalen van voortgangstentamens worden aan het begin van een studiejaar bekend gemaakt. 4. a. Het co-assistentschap introductie kliniek (24) wordt door de student vervuld bij één van de afdelingen in het UMC. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

18 b. Voor studenten die vanaf een nader te bepalen periode in het studiejaar deelnemen aan PKO2 (23), wordt het co-assistentschap introductie kliniek vervangen door de in artikel 2.8, eerste lid, bedoelde stage introductie klinische fase (CIKF: 3 stp). Voor dezelfde studenten wordt het co-assistentschap zintuigen en huid (34) vervangen door de in artikel 2.8 eerste lid bedoelde co-assistentenschappen KNOheelkunde (EPKNO: 3 stp), Oogheelkunde (EPOOG: 3 stp) en Dermatologie (EPDER: 3 stp). De onderlinge volgorde van deze drie co-assistentschappen is vrij. 5. Onderwijseenheid 36 heeft betrekking op een co-assistentschap ouderenzorg of een coassistentschap sociale geneeskunde. 6. Aan een vrij keuze co-assistentschap (37) buiten het UMC of geaffilieerde ziekenhuizen kan niet worden deelgenomen dan nadat de examencommissie haar goedkeuring hieraan heeft verleend. 7. Aan de onderzoekstage (39) kan pas worden deelgenomen nadat door of vanwege de examencommissie goedkeuring is verleend aan het door de student in het kader van dit onderwijseenheid uit te voeren project. 8. De student kan de onderwijseenheden co-assistentschap ouderenzorg of sociale geneeskunde, vrij keuze co-assistentschap en afsluitend co-assistentschap (36 t/m 38) onder bepaalde voorwaarden vervangen door het co-assistentschap ontwikkelingslanden (17,1 stp). De in de vorige zin bedoelde voorwaarden worden vastgelegd in de regeling voor de verdeling van co-assistentschap plaatsen. 9. De student kan de onderwijseenheden co-assistentschap ouderenzorg of sociale geneeskunde, vrij keuze co-assistentschap en afsluitend co-assistentschap (36 t/m 38) onder bepaalde voorwaarden vervangen door het senior co-assistentschap (17,1 stp). De in de vorige zin bedoelde voorwaarden worden vastgelegd in de regeling voor de verdeling van co-assistentschap plaatsen. 10. Wanneer zich de situatie voordoet dat de student, door studievertraging, niet meer kan deelnemen aan één of meer van de onderdelen 26, 30 of 33 (de centrale coassistentschappen) beslist de examencommissie over de daarvoor in de plaats komende vervangende onderdelen. 11. De student die het examenprogramma wil uitbreiden met extra onderwijseenheden, kan daartoe een verzoek indienen bij de examencommissie. Deze zal het verzoek toetsen op omvang, niveau en relatie met de opleiding. Extra onderwijseenheden waarmee de examencommissie heeft ingestemd, behoren als individueel deel tot het examenprogramma van de betrokken student met de verplichting tot afronding daarvan met een voldoende resultaat. Aan de goedkeuring van de examencommissie tot opname van extra onderwijseenheden in het programma kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van inschrijving als student of tegemoetkoming in studiekosten. Studenten dienen derhalve voorafgaand aan de aanvraag om goedkeuring na te gaan of zij hiervan geen nadelige gevolgen zullen ondervinden. Artikel 5.2 doctoraal examen 1. Het doctoraal examen bestaat in ieder geval uit de onderwijseenheden 1 t/m 21 (thematische kennis en vaardigheden), 22 (praktisch klinisch onderwijs 1), 40 t/m 42 (drie keuzevakken) en 46 t/m 48 (voortgangstentamens tweede, derde en vierde cursusjaar) zoals genoemd in artikel 5.1 lid 1, zodanig aangevuld met een combinatie van andere onderwijseenheden uit artikel 5.1 lid 1 dat de totale omvang van de postpropedeuse minimaal 180 studiepunten bedraagt. Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

19 2. De student dient de keuze voor de samenstelling van het doctoraal examenprogramma voor goedkeuring voor te leggen aan de examencommissie. 3. Het examen verleent het recht tot het voeren van de titel 'doctorandus' en geeft toegang tot de promotie. Artikel 5.3 vrij doctoraal examen Een student kan na het behalen van het propedeutisch examen onder goedkeuring en begeleiding van de examencommissie geneeskunde een programma voor een vrij doctoraal examen medische wetenschappen samenstellen. De omvang van dit programma moet minstens 180 studiepunten bedragen. Het programma moet verder gekenmerkt worden door een duidelijke aan geneeskunde gerelateerde afstudeerrichting (hoofdvak) waarin ook een onderzoekstage wordt verricht. Het vrij doctoraal examen medische wetenschap verleent het recht tot het voeren van de titel 'doctorandus', geeft toegang tot de promotie, maar geeft geen toegang tot het artsexamen. Artikel 5.4 artsexamen Het artsexamen bestaat uit de onderwijseenheden die worden genoemd in artikel 5.1 lid 1 met uitzondering van de onderwijseenheden die conform de bepalingen in artikel 5.2 zijn opgenomen in het doctoraal examenprogramma van de student. Paragraaf 2 Afleggen van tentamens Artikel 5.5 ingangseisen en volgorde onderwijseenheden 1. Aan onderwijseenheden van de postpropedeuse kan pas worden deelgenomen nadat het propedeutisch examen conform de bepalingen in artikel 3.10 is behaald. Voorwaardelijke toelating tot onderwijseenheden van de postpropedeuse is mogelijk, indien de student aan de volgende voorwaarden heeft voldaan. De student die aan het einde van het eerste studiejaar waarin hij of zij heeft deelgenomen aan de propedeuse, nog niet voor dit examen is geslaagd, krijgt voor een termijn van maximaal twaalf maanden voorwaardelijke toelating tot onderwijseenheden van de postpropedeuse indien de volgende resultaten zijn behaald: a. Van de propedeutische onderwijseenheden 1 t/m 9, genoemd in artikel 3.1, lid 1, zijn er tenminste zeven behaald met het cijfer 6 of hoger (of vrijstelling). b. Voor de propedeutische onderwijseenheid 10 (verpleegstage), genoemd in artikel 3.1, lid 1, is een voldoende resultaat behaald (of vrijstelling). De examencommissie kan in bijzondere gevallen toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van de hierboven genoemde condities voor voorwaardelijke toelating. 2. Voor de hieronder genoemde onderwijseenheden uit artikel 5.1 gelden de daarbij genoemde ingangseisen. a. Aan onderwijseenheid 23 (praktisch klinisch onderwijs 2) kan pas worden deelgenomen wanneer de onderwijseenheden 1 t/m 21 (thematische kennis en vaardigheden), 22 (praktisch klinisch onderwijs 1) en 40 t/m 42 (drie keuzevakken) conform de bepalingen in artikel 5.12 zijn behaald en wanneer minstens de volgende resultaten voor integrale kennis zijn behaald: voldoende voor het onderdeel 47 (voortgangstentamen derde cursusjaar), deelname aan minstens drie en voldoende resultaat voor minstens twee voortgangstoetsen van het onderdeel 48 (voortgangstentamen vierde cursusjaar). Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per

20 b. Aan onderwijseenheid 39 (onderzoekstage) kan pas worden deelgenomen wanneer de student heeft deelgenomen aan de in artikel 4.4 bedoelde loting, tenzij de examencommissie in individuele gevallen anders beslist. c. Aan onderwijseenheid 24 (co-assistentschap introductie kliniek respectievelijk stage introductie klinische fase) kan pas worden deelgenomen wanneer voor onderwijseenheid 23 (praktisch klinisch onderwijs 2) het cijfer 6 of hoger is behaald. d. Aan onderwijseenheid 27 (co-assistentschap neurologie) kan pas worden deelgenomen wanneer voor onderwijseenheid 24 (co-assistentschap introductie kliniek respectievelijk stage introductie klinische fase) een voldoende beoordeling is behaald en voor de onderwijseenheden 25 en 26 (inwendige geneeskunde, centraal co-assistentschap 1) het cijfer 6 of hoger is behaald. e. Aan onderwijseenheid 31 (co-assistentschap heelkunde) kan pas worden deelgenomen wanneer voor de onderwijseenheden 27, 28, 29 en 30 (reeks 2: neurologie, psychiatrie, kindergeneeskunde, centraal co-assistentschap 2) het cijfer 6 of hoger is behaald. f. Aan onderwijseenheid 34 (co-assistentschap zintuigen en huid respectievelijk de co-assistentschappen KNO-heelkunde, oogheelkunde en dermatologie) kan pas worden deelgenomen wanneer voor de onderwijseenheden 31, 32 en 33 (reeks 3: heelkunde, gynaecologie en voortplanting, centraal co-assistentschap 3) het cijfer 6 of hoger is behaald. g. Aan onderwijseenheid 38 (afsluitend co-assistentschap) kan pas worden deelgenomen wanneer voor de onderwijseenheden 24 t/m 37 (alle andere coassistentschappen) het oordeel voldoende of het cijfer 6 of hoger is behaald. h. Aan de onderwijseenheid co-assistentschap ontwikkelingslanden of de onderwijseenheid afsluitend senior co-assistentschap, genoemd in artikel 5.1 lid 10 en 11, kan pas worden deelgenomen wanneer voor de onderwijseenheden 24 t/m 35 (alle andere co-assistentschappen) het oordeel voldoende of het cijfer 6 of hoger is behaald. 3. De onderwijseenheden 24 t/m 38 (alle co-assistentschappen) moeten in de in artikel 5.1 lid 1 genoemde volgorde worden gevolgd, tenzij de examencommissie in individuele gevallen anders beslist. 4. De examencommissie kan in bijzondere gevallen toestaan dat ten voordele van de student wordt afgeweken van het bepaalde in de voorgaande leden. Artikel 5.6 tijdvakken en frequentie tentamens 1. Tot het afleggen van de tentamens van de in artikel 5.1, lid 1 genoemde onderwijseenheden, met uitzondering van de voortgangstoetsen, keuzeblokken en vrije keuzevakken, wordt in elk studiejaar minstens tweemaal de gelegenheid gegeven, met dien verstande dat: a. de tentamens van de genoemde onderwijseenheden voor de eerste maal kunnen worden afgelegd binnen de voor het betreffende onderwijseenheid geprogrammeerde onderwijsperiode; b. de tentamens van de genoemde onderwijseenheden, met uitzondering van de onderwijseenheden 23 t/m 39 (praktisch klinisch onderwijs 2, de coassistentschappen en de onderzoekstage), voor de tweede maal kunnen worden afgelegd in periodes die vóór de aanvang van het studiejaar bekend gemaakt worden; Onderwijs- en Examenregeling Geneeskunde Curriculum 1995, per