4.5.5 Schoon inrichten Afwalwater- en regelwatersysteem Waterkwaliteit Overige wateraspecten

Transcriptie

1 4.5.5 Schoon inrichten Afwalwater- en regelwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In geval van dit bouwplan kunt u het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit in subparagraaf genoemde voorwaarden, lozen op het oppervlaktewater Waterkwaliteit Om een goede waterkwaliteit te realiseren is het nodig dat voorkomen wordt dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Ook is het nodig gebouwd wordt met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Er dient voorkomen te worden dat mest, voederresten en perssappen in het oppervlaktewater terecht komen. Hierbij is het nodig dat voldaan wordt aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen. In dit plan wordt verontreinigd oppervlaktewater afgevoerd via een gescheiden rioolstelsel naar de mestkelder onder de bestaande ligboxenstal Overige wateraspecten Voor alle activiteiten in en nabij het watersysteem, waaronder het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het aanbrengen van een wijziging in het watersysteem, dient gemeld of een vergunning aangevraagd te worden bij Wetterskip Fryslân. De aanvraag voor een watervergunning of de melding kan gelijktijdig met de omgevingsvergunningaanvraag ingediend worden via het omgevingsloket online ( Mocht een dergelijke vergunning en/of melding nodig zijn dan zal deze te zijner tijd worden aangevraagd. 44

2 Hoofdstuk Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een nieuw ruimtelijk project dient op grond van artikel lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het project. Onderdeel daarvan is een onderzoek naar de financiële haalbaarheid van het project. Een tweede bepaling omtrent het financiële aspect is het eventueel verhalen van projectkosten. In principe dient bij vaststelling van het ruimtelijke besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van projectkosten zeker te stellen. Op basis van afdeling '6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan besloten worden geen exploitatieplan vast te stellen indien: 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan, project of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is; 2. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4, onderscheidenlijk 5, niet noodzakelijk is, en het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is. Het bouwplan van de aanvrager is een bij een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplan ex artikel 6.12 Wro. Hierin is het onderdeel grondexploitatie opgenomen. De kosten voor realisatie van het project komen volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Gemaakte kosten door de gemeente worden middels het heffen van leges op de initiatiefnemer verhaald zoals is opgenomen in de legesverordening van de gemeente Ameland. Hiermee kan worden gesteld dat het project financieel haalbaar wordt geacht. 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het voorliggend project betreft een afwijking op de bepalingen uit de Beheersverordening " Buitengebied Ameland" van gemeente Ameland en wordt opgesteld conform de procedure zoals is opgenomen in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het kader van deze procedure wordt de ontwerp omgevingsvergunning voor eenieder ter inzage gesteld. Tijdens deze terinzage termijn wordt eenieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Wanneer het besluit en de vergunning met bijbehorende onderbouwing ter inzage ligt wordt gepubliceerd op de gebruikelijke wijze conform artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). 5.3 Handhaving Het bestemmingsplan en een omgevingsvergunning zijn bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van de regels in de omgevingsvergunning ligt bij de gemeente. Het handhavingsbeleid van de gemeente Ameland vormt de basis van de handhaving binnen de gemeentelijke grenzen. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de bescherming van mens en omgeving te waarborgen tegen ongewenste activiteiten en overlast. In het kader van een ruimtelijk project heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet. Bij overtreding van deze regels kan gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van een bestemmingsplan of een vrijstelling. Handhaving vindt plaats aan het handhavingsbeleid van de gemeente Ameland. 45

3 Hoofdstuk Reacties en zienswijzen Ingekomen zienswijzen In het kader van terinzagelegging conform de procedure zoals gesteld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft de voorliggende ruimtelijke onderbouwing gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij eenieder de mogelijkheid had tot het indienen van zienswijzen. Hierbij zijn geen/enkele zienswijzen ingediend Reactie 1 46

4 Bijlagen 47

5 Bijlage 1 NijePleats advies 48

6 ADVIES NIJE PLEATS Agrarisch bedrijf, familie Kiewied-Metz te Buren, Ameland Datum: 23 juli 2015

7 COLOFON Nije Pleats, 23 juli 2015 Status rapport: definitief Rapportnummer: 2015/111 Rapport opgesteld door: Nije Pleats De heer Barend van der Veen Mevrouw Hike van der Mei Opdrachtgever: Familie Kiewied-Metz, Reeweg 6 te Buren Ameland In samenwerking met: Gemeente Ameland De heer J. Kooiker Hûs en hiem De heer Johan de Vries

8 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Proces 1.3 Leeswijzer 2 Het bedrijf 2.1 Locatie 2.2 Huidige bedrijfsvoering 2.3 Wensen voor de toekomst 3 Advies Nije Pleats 3.1 Proces 3.2 Analyse 3.3 Advies 4 Checklist planologische toets 4.1 Beleidskader 4.2 Hinder van bedrijven 4.3 ProjectMER 4.4 Verkeerslawaai 4.5 Waterparagraaf 4.6 Ecologisch onderzoek 4.7 Archeologisch onderzoek 4.8 Externe veiligheid 4.9 Luchtkwaliteit 4.10 Bodemkwaliteit 4.11 Verkeersaspecten 4.12 Maatschappelijke haalbaarheid 4.13 Financiële haalbaarheid

9 1 INLEIDING 1.1 Aanleiding De familie Kiewied-Metz is voornemens het agrarisch bedrijf aan de Reeweg 6 te Buren (Ameland) uit te breiden. Het huidige bestemmingsplan voorziet niet in de gewenste bouwmogelijkheden. Om de ruimtelijk-landschappelijke haalbaarheid van de uitbreiding van het bedrijf op deze locatie aan te tonen, is het voorliggende advies opgesteld. Dit advies kan worden gebruikt bij het planologisch regelen van de nieuwe uitbreiding van het bedrijf. Het is uitdrukkelijk geen vergunning op basis waarvan het bedrijf nu uitgebreid kan gaan worden. Het daarvoor geldende (juridische) proces dient nog te worden doorlopen. Het voorliggende rapport is één van de schakels die nodig zijn voor dat proces. 1.2 Proces Voorliggend advies is via het spoor van de Nije Pleats tot stand gekomen. Dit betekent dat er een proces gevolgd is waarbij alle partijen, die uiteindelijk het bouwplan moeten toetsen, betrokken zijn geweest. Middels een werksessie van de Nije Pleats op het erf van de initiatiefnemer is met alle betrokkenen/deskundigen gekomen tot een ontwikkelingsconcept voor het bedrijf voor de komende jaren. Deze proceslijn betekent een commitment van de deelnemende partijen aan het resultaat van de werksessie. Zij zullen zich herkennen in de concrete uitwerking in het voorliggende advies. Voorliggend advies vormt de ruimtelijk landschappelijke input voor een eventuele planologische procedure. Naast dit advies is daarvoor meestal ook een aantal nader te bepalen planologische onderzoeken noodzakelijk. Een checklist hiervoor is in hoofdstuk 4 van voorliggende advies opgenomen. 1.3 Leeswijzer Achtereenvolgens wordt in dit advies ingegaan op het bedrijf (hoofdstuk 2), het advies van de Nije Pleats (hoofdstuk 3) en een checklist voor de planologische toets (hoofdstuk 4).

10 2 HET BEDRIJF 2.1 Locatie Het erf is gelegen op het waddeneiland Ameland, ten oosten van Buren. Het erf is gelegen aan de Reeweg. Figuur Ligging erf in de regio (Bron: Google Maps, 2015) Figuur Overzicht huidige erf (Bron: BingMaps, 2015)

11 2.2 Huidige bedrijfsvoering Het bedrijf houdt zoogkoeien op ruim 200 hectare grond van Staatsbosbeheer. Aan de Reeweg worden de koeien opgestald indien nodig. 2.3 Wensen voor de toekomst De familie Kiewied-Metz wil meer zoogkoeien kunnen huisvesten. Bovendien wil de familie over naar een nieuw stalconcept omdat op grond van Staatsbosbeheer alleen vaste mest mag worden uitgereden. Gedacht wordt aan een potstal. De bestaande stal zal worden aangepast en het nieuwe deel van de stal zal gelijk als potstal worden ingericht. Door dit nieuwe stalsysteem is ook extra (overdekte) opslag nodig van riet (wat als strooisel in de stal zal worden gebruikt en nu als afval van het wetterskip wordt verbrand). Ook dient opslag van hooi onder dak plaats te vinden. Tot slot dient ook de vaste mest overdekt te worden opgeslagen. Om op termijn beter toezicht op het vee te kunnen houden bestaat er een wens om op termijn op deze locatie ook een bedrijfswoning te realiseren. Deze wens in nu nog niet concreet en zal in een later stadium verder verkend moeten worden. Dit resulteert in de wensen om: - de stal te vergroten - de wagenberging te vergroten - wellicht een bedrijfswoning te bouwen op termijn

12 3 ADVIES NIJE PLEATS 3.1 Proces Op 28 mei 2015 is een werksessie van de Nije Pleats gehouden. De werksessie werd (deels) gehouden op het erf van de familie Kiewied aan de Reeweg 6 te Buren. Bij de bijeenkomst waren aanwezig: - Dhr. B. Kiewied, initiatiefnemer - Dhr. A. Kiewied, initiatiefnemer - Dhr. I. Boersma, DLV, adviseur initiatiefnemer - DhrJ. Kooiker, gemeente Ameland - Dhr. J. de Vries, welstandsarchitect Hûs en Hiem - Mevr. H, van der Mei, team Nije Pleats, landschapsontwerper - Dhr. B. van der Veen, team Nije Pleats, voorzitter 3.2 Analyse Ligging van de boerderij in zijn omgeving De locatie ligt aan de oostzijde Buren op Ameland in de polder op de overgang van het dorpsgebied naar het open buitengebied. Buren is één van de twee dorpen die op het centrale deel van het eiland liggen. De polders Nes-Buren Ameland behoren tot het hoofdlandschap jonge zeepolders. Luchtfoto planlocatie

13 Situering planlocatie Landschappelijke structuur Ameland bestaat oorspronkelijk uit drie duinbogen. Deze zijn onderling met diepere strandvlakten verbonden die bij hoog water overspoelden. Hierdoor zijn drie herkenbare verhogingen aanwezig. De eerste bewoners vestigden zich op de hogere delen achter die duinbogen. Er was slechts incidenteel sprake van overstroming van de lagere delen. Later ontstond de Waddenzee en steeg de zeespiegel wat toen een probleem werd omdat ook de bewoonde delen overstroomde. Om zich te beschermen werden dijkjes aangelegd, zowel veekerende als zeewerende dijkjes. Kaart Grutsk

14 Voorkant erf, direct gesitueerd aan de weg, afgeschermd met beplanting De volgende onderdelen zijn kenmerkend voor de Jonge zeepolders (bron: Provincie Fryslân) Jonge zeepolders zijn door aanslibbing ontstaan onder invloed van de zee. De bodem en de ondergrond bestaan uit zeeklei. Plaatselijk is het terrein flauw glooiend met micro reliëf en slenkresten Maat en Schaal zijn open, grootschalig. De polders zijn schaars bebouwd tot vrijwel vrij van bebouwing De structuren zijn grootschalig en vormen door lage oude en hoge zeedijken begrensde ruimte, intensief (deels onverhard) rationeel wegenpatroon en patroon van slenken. De dorpen vormen een reeks streekdorpen met esachtige kenmerken Boerenerven komen verspreid voor De dorpen zijn verbonden door hoofdwegen met plaatselijk parallelwegen en tussenverbindingen, het tracé verloop is hoofdzakelijk gekoppeld aan de rationele rechthoekige verkaveling van de laatste ruilverkaveling. Water: slenken, wielen Verkaveling: onregelmatig tot regelmatige blokverkaveling Beplanting zijn gekoppeld aan puntverdichtingen rond erven en eendenkooien, plaatselijk boselementen, gedeeltelijk langs hoofdwegen, vrijwel aaneengesloten erfbeplantingen Bijzonderheden vormen de verdwenen dorpen, terpen, restanten van dijkdoorbraken, eendenkooien, kerkhof, bedrijfsterreinen De kernkwaliteiten van het gebied Waddeneilanden zijn de volgende: Zeer grootschalig open, open, halfopen tot besloten landschap met plaatselijk grootschalige vergezichten op de Waddenzee, de Noordzee, en de kust van de vaste wal. Grote afwisseling van reliëf en schaal, en grote verscheidenheid van natuurlijke en cultuurhistorische structuren/ elementen als duinen, kwelders, slenken, strand, bossen, poldergebieden en binnenduinrand op een relatief klein oppervlak. Opvallende contrasten tussen natuurlijke elementen als duinen, kwelders, strand en slenken, en cultuurelementen als landbouwpolders, nederzettingen, dijken en recreatieve voorzieningen.

15 Structurerende elementen vormen de duincomplexen, lineaire stuifdijken elzensingels, (hout)wallen, (mied)dijkjes, verkaveling structuur polders, restanten van slenken en waterlopen, dorpskommen, bossilhouet, eendenkooien. Open polder aan de zuidkant van het plangebied Geografische ontwikkeling Uit het kaartbeeld uit 1932 blijkt dat de locatie op de overgang ligt van het dorpsgebied, de akkers bij het dorp en de Grie. Kaartbeeld 1932 De Grie bestaat uit voornamelijk kleigebied. Dit gedeelte werd tijdens stormen en hoge waterstanden geregeld overspoeld, waarbij in de loop der eeuwen klei is afgezet. De Grie bleef bij laag water droog en was met gras begroeid. De Grie was onverdeeld en vormde een gemeenschappelijke weide waar het vee vrij rondliep. De meer zanderige en venige hooilanden ten zuiden van elk dorp waren de zogenoemde Miede en die waren door twee soorten dijkjes omringd. In het binnendijkse gebied oftewel de Miede is weinig kleiafzetting. Vanaf de veertiende eeuw zijn dijkjes aangelegd. De veekerende dijkjes, van 1.60m en de zeewerende dijkjes met een hoogte van 2.50m. De gronden zijn later rond 1800 onder marktgenoten verdeeld.

16 Langs de locatie ligt van oorsprong een dijkje. Bij de genoemd zodendijkjes was ter versteviging aan de zeezijde zeewier tussen de zoden aangebracht. Deze zodendijk was niet alleen zeewering maar vooral ook veekering. Daarom was de naar buiten gekeerde zijde steil en liep het dijkje ook aan noordzijde van de Miede door waar het alleen veekering was. Op de toegangswegen tot de Miede en het dorp stonden draaihekken met hetzelfde doel. Uit de doorsnede van de actuele hoogtekaart blijkt dat het oorspronkelijke talud van het dijkje nog herkenbaar is. Het zodendijkje van de Zuidakkers te Buren met de steile kant naar buiten Hoogtekaart

17 Bestaande inpassing met beplanting aan de voorzijde Huidige beplanting Het landschap rondom de planlocatie is open. Het erf is met een blijvend groene haag van coniferen ingepast. Het voorterrein is hiermee met een hoge haag afgeschermd. Op de hoogtekaart is zichtbaar dat aan de achterzijde en aan de zijkant van het erf een walletje ligt van ongeveer een halve meter boven het maaiveld. Dit walletjes is waarschijnlijk de restant van een oude zeekering en vormt de scheiding tussen het van oorsprong binnen het dorpsgebied gelegen gebied en de Grie. De polder is over het algemeen open. Beplanting in de polder past bij het zeeklimaat en de zeekleigrond en is gebonden aan de erven. De soorten die veel voorkomen zijn: essen, esdoorn, elzensingels en abelen. De afbakening van de tuinen met ligusterhagen is kenmerken voor de beplanting in de dorpen. Het huidige erf Het erf heeft geen traditionele ontstaansgeschiedenis en heeft geen traditionele opbouw. Het erf is ontstaan bij de uitplaatsing van de functie uit het dorp. Na discussie is gekozen voor verplaatsing van de veestal en het erf te situeren aan de Reeweg. De bij het bedrijf behorende woonfunctie is in eerste instantie in het dorp gebleven omdat de afstand tussen de bedrijfswoning en de veestal beperkt was. De bebouwing is voor een groot deel afgeschermd door een groenblijvende haag. Hierdoor is de functie slechts in beperkte mate zichtbaar. Vlakbij de erfgrens zijn betonelementen geplaatst. Deze vorm van afbakening van het terrein aan de voorzijde is niet gangbaar in het gebied. 3.3 Advies Visie Vanuit de analyse van het landschap zijn de volgende randvoorwaarden voor de bedrijfsuitbreiding naar voren gekomen: Het agrarisch bedrijf ligt op de rand van het dorpsgebied. Voor de uitwerking van de landschappelijke inpassing is ingespeeld op de situering van de locatie aan de rand het dorpsgebied tegen de zeer open polder. Het landschap heeft een blokkige rationele verkaveling. De erven zijn met hun erfbeplantingen als puntverdichtingen in het open landschap zichtbaar.

18 Bij uitbreiding van de bebouwingsstructuur is het van belang aan te sluiten op de bestaande bebouwing en te streven naar een compacte opzet van de bebouwingsstructuur. In de opzet wordt rekening gehouden met een mogelijke verschuiving van opslagfuncties, zoals sleufsilo s en mestplaten. Hiervoor wordt binnen de landschappelijke inpassing ruimte gereserveerd. Bij de ontwikkeling van het plan wordt een verbetering van de huidige inpassing met een coniferenhaag nagestreefd met een inpassing waarbij inheemse soorten toegepast worden. De ligging van de oude zeekerende dijkjes op de rand van het perceel zijn als ontwerpmiddel gebruikt. Uitwerking Het terrein wordt op een nieuwe wijze afgebakend. Aan de oostzijde en aan de zuidzijde wordt het walletje versterkt tot een dijkje waarop beplanting aangebracht wordt. Deze afbakening komt ongeveer overeen met de situering van de voormalige zeekering. Hiermee is nog enige flexibiliteit in de opzet van de inrichting van het binnenterrein. Deze beplanting is aan de wegzijde vrij dicht van structuur en bestaat uit struikbeplanting. Aan de zuidzijde, grenzend aan de lagere bebouwing, bijvoorbeeld sleufsilo s wordt de inpassing slechts bepaald door het dijkje met enkele struikbeplanting. Aan de noordzijde, officieel de voorzijde, wordt een ligusterhaag aangebracht van ongeveer anderhalve meter. Deze beplantingsstructuur past bij het traditionele beeld in het dorp. Aan de westzijde wordt de stal ingepast met opgaande dichte beplanting. Bij mogelijke inrichting van het terrein met mogelijk representatievere functies zoals wonen is het wenselijk delen van de afschermende haag lager te maken en betonelementen langs de erfscheiding te verwijderen. Een locatiestudie voor een eventueel nieuw te bouwen bedrijfswoning zal nog moeten worden uitgevoerd wanneer die wens concreet wordt.

19 Bestaande wagenberging Bestaande bebouwing De bebouwing De massa-opbouw dient in samenhang met de bestaande bebouwing vormgegeven te worden. Dit wil niet zeggen dat de massa s naadloos op elkaar aan dienen te sluiten. Een zekere verspringing van dakgoot of nok kan voor een geleding van de bebouwing zorgen. Bij de uitwerking van de architectuur wordt voorgesteld aan te sluiten op de bestaande kleurstelling, donkergroen en witte windveren. Een eventuele woning dient in materialisering aan te sluiten op de kenmerkende kleurstelling van het eiland, gele steen en rode pannen.