Ontstaan, kenmerken en betekenis van vakwerkbouw in Limburg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontstaan, kenmerken en betekenis van vakwerkbouw in Limburg"

Transcriptie

1 Ontstaan, kenmerken en betekenis van vakwerkbouw in Limburg / verhoeventhomas@gmail.com Delft University of Technology Docent: Herman van Bergeijk 1

2 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Limburg in historisch perspectief 2.1 Geologie en landschap Sociaal-cultureel kader Opkomst van vakwerkbouw 6 3. Kenmerken van vakwerkbouw in Limburg 3.1 Typologie Constructie Materialen Betekenis van de vakwerkbouw in Limburg 4.1 Sociaaleconomische betekenis Cultuurhistorische betekenis Architectonische betekenis Conclusies en discussie Bijlage: Representatie en betekenis 33 2

3 1. Inleiding Glooiende heuvelruggen met daarop pittoreske vakwerkgebouwen. Dit is een beeld dat velen hebben van onze zuidelijkste provincie. Limburg is al jaren een plek waar Nederlanders komen om te ontspannen en te recreëren. Wandelpaden leiden ons langs de landelijke vakwerkhoeven, door middeleeuwse dorpjes, tot uitkijkpunten over de alluviale graslanden. Heuvels, löss en kabbelende kreekjes zorgen voor een unieke ervaring. Dit landschap wordt vaak bestempeld als on-nederlands, en richt mede hierdoor onze aandacht op dit gebied. Wat heeft zich hier al die jaren afgespeeld? Waarom is het nog steeds zoals het was? Waarom werd er hier in vakwerk gebouwd? Het bouwen met klei, leem en takken komt al voor sinds de steentijd. Over heel de wereld werden er op deze manier hutten gemaakt, vaak in de buurt van rivierbeddingen en kleilandschappen. Bekende voorbeelden hiervan zijn de lemen steden in Jemen en de pueblo s in Mexico; en in ontwikkelingslanden is deze manier van bouwen nog steeds populair. In delen van west en midden Europa ontwikkelde deze primitieve manier van bouwen zich tot de vakwerkarchitectuur. Daarbij gaat het om een bouwwijze die uitgaat van een dragende structuur van houten balken met daartussen een vlechtwerk van wilgentenen opgevuld met een kleiachtige substantie, veelal leem. Een lange traditie van ambacht zorgde er uiteindelijk voor dat deze manier van bouwen in middeleeuwen haar hoogtepunt bereikt. In de tweede helft van de twintigste eeuw verdwenen er steeds meer vakwerkgebouwen uit het straatbeeld en kwam dit onderwerp in opspraak. In de jaren tachtig verscheen er een aantal populaire boeken over de kwaliteit van de vakwerkbouw. Vanwege de ambachtelijkheid die zich door tradities voortzette is er echter weinig bekend over deze architectuur. Interessant is de vraag wat de vakwerkbouw nu eigenlijk representeert en welke verschillende betekenissen zij kent. In deze scriptie geef ik een inkijk in deze eeuwenoude ambachtelijke architectuur. Allereerst oriënteer ik me op de opkomst van deze bouwwijze in het licht van het geologisch en landschappelijk gebied en de sociaal-culturele achtergrond aldaar. Vervolgens ga ik in op de karakteristieken van vakwerkbebouwing in het Limburgse gebied met aandacht voor typologie, constructiewijze en gehanteerde materialen. Daarna kom ik tot een beknopte analyse van de betekenis van de vakwerkbouw in dit deel van Nederland waarbij ik onderscheid maak tussen de sociaaleconomische betekenis, de sociaal-culturele betekenis en de architectonische betekenis. Tenslotte sluit ik af met een korte beschrijving van de conclusies van dit paper met een bijbehorende discussie. 3

4 2. Limburg in historisch perspectief 2.1 Geologie en landschap Een half miljard jaar geleden botsen aardschollen op elkaar in het gebied rond Aken en Luik, in het Nederlandse en Belgische Limburg. Dit had een langdurige bergvorming tot gevolg waarbij het oosten ten opzichte van het westen continu in frictie lag. Dit zorgt voor de rijkste schakering van delfstoffen van alle Nederlandse provincies (Jansen, 1994). Deze verschillende grondstoffen zullen een nadrukkelijke rol spelen in de opkomende boerencultuur. Het glooiende lösslandschap zal de structuur van de nederzettingen bepalen en samen met de beboste omgeving de basisingrediënten voor vakwerkbouw vormen. De omgang met de waterbouwkundige problemen markeert de voortdurende worsteling van de wilskrachtige mens met zijn weerbarstige natuur. Ver terug in zijn historie werd Limburg tot aan de toppen van de Ardennen overspoeld door zee. Dit maakte nieuwe afzettingen mogelijk (Jansen, 1994). Dit had een rijk gevarieerd landschap tot gevolg, waarbij op het ene punt oeroude gesteenten aan de oppervlakte kwamen terwijl deze op een ander punt honderden meters onder het aardoppervlak verdwenen. Uitsnijdingen van rivieren brachten een grote variatie van geologische formaties aan het licht. Het oudste gesteente is het kwartsiet uit de gemeente Vaals (Jansen, 1994). Dit stamt uit het Devoon en werd de eerste helft van de twintigste eeuw gebruikt voor de productie van kunststeen. Behalve de oppervlaktegesteenten werden ook dieper gelegen delfstoffen gewonnen. Steenkool was hiervan de belangrijkste. Dit ontstond in het Carboon en was het gevolg van afzettingen van zand, klei en veen in een immense vlakte van zoutwatermoerassen. Door de druk van nieuwe lagen zijn deze samengeperst tot kalksteen en leisteen met lagen steenkool ertussen. In Limburg was er winning mogelijk in de plaatsen Geleen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade en Vlodrop. Als gevolg van voortdurende bewegingen in de bodem was er soms over een afstand van 25 kilometer een hoogteverschil van 800 meter. Bovendien bleek er van het 5000 meter dikke Carboon maar ongeveer drie procent steenkool te bevatten. In het jongste deel van het Krijt overstroomde de Schiervlakte waardoor er krijtafzettingen plaatsvonden die op sommige plaatsen aan de oppervlakte kwamen en zo gewonnen konden worden. Vanaf de Romeinse tijd is het kalksteen en mergel benut in de bouwnijverheid en in de landbouw. In de negentiende eeuw werd het in gemalen vorm ook gebruikt voor de chemie. In sommige krijtlagen komt veel vuursteen voor dat werd gewonnen in de prehistorie. Verder werd er zilverzand gewonnen voor de kristalproductie. In het plioceen verliet de zee Limburg definitief. In geomorfologisch opzicht wijkt Limburg sterk af van de rest van Nederland (Jansen, 1994). Ten zuiden van de Roerdal-slenk werd door winden löss afgezet in pakketen van verschillende dikten. Aan deze pakketten dankt Limburg zijn lichte glooiing. Op de op hoogterrassen afgezette lössgebieden kwamen als gevolg van erosie en de mens steeds meer dalen terecht, zoals bij de Sint Pietersberg in Maastricht. In de beek- en rivierdalen kwamen smalle stroken voor met rivierklei die vaak niet bruikbaar waren voor agrarische doeleinden. Landheren en grondeigenaren hadden in de middeleeuwen watermolens aangelegd. Dit had tot gevolg dat de afvoer van beekwater werd geremd en slechts drassig land overbleef vol struikgewas en planten die schadelijk waren voor het vee. Ook langs de Maas, die zich naar het westen had opgeschoven was dit niet veel beter. Hierdoor bleef er vooral in België een brede strook rivierklei over. Toch waren de eerste bewoningskernen ten zuiden van Sittard gewoonlijk langs de Maas gelegen. Het lössplateau van Figuur 1. De Limburgse bodem is opgebouwd uit verschillende geologische lagen (Jansen, 1994) 4

5 Margraten werd vanaf circa 1000 jaar na Christus ontgonnen. Daar waren de nederzettingen vooral straatdorpen. De boerderijen lagen min of meer bijeen rond kerk en dries, de drinkplaats van het vee, de uitvalsbasis voor het grasland waarbij de schraallanden buiten de akkerbouw favoriete weidegronden vormden. Limburg was aanvankelijk een rijkelijk beboste omgeving, maar in het begin van de veertiende eeuw had de vraag naar bouwhout al zo n aanslag op de bossen betekend dat er strakke regels gesteld moesten worden (Eggen, 1989). Het recht op timmerhout werd hiertoe gereduceerd tot nul. Deze maatregelen konden helaas niet voorkomen dat tegen het einde van de achttiende eeuw de bossen vrijwel geheel waren verwoest. Bovendien was er met name in de voorbije eeuwen voor de bewoners van Limburg veel overlast als gevolg van waterkundige problemen (Jansen, 1994). Nieuwe bedijkingen in 1450 hadden ervoor gezorgd dat de Maas verder werd opgestuwd. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw deden er zich overstromingen voor die diverse Maasdorpen tot in de omgeving van Maastricht jaarlijks wekenlang isoleerden. Deze worsteling met de natuur volhardde tot het moment waarbij de mens steeds meer controle op haar omgeving krijgt. 2.2 Sociaal-cultureel kader Van oudsher is de noeste en wilskrachtige mens in West-Europa sterk verbonden geweest met de bodem, water en veen (Trefois, 1979). Gaandeweg kon hij zich losmaken van zijn natuurlijke omgeving. Archeologische vondsten uit het mesoneolithicum geven tekenen van de overgang van jacht naar de akkerbouw en veeteelt. Hier lag de grondslag voor een ontplooiende boerencultuur. Toen de mensen door akkerbouw zijn bestaan kon verzekeren gingen zij in buurtschappen samenwonen. Deze agrarische cultuur zal zich ontwikkelen tot in de negentiende eeuw. Hier zien we dat er ten gevolge van de opkomende industrie een sterke verandering in samenleving plaatsvindt. De bandkeramiekers ontdekten voor het eerst de vruchtbaarheid van de lössgronden en de geschiktheid voor akkerbouw (Jansen, 1994). Zo ontstonden aan weerszijden van de Maas de eerste dorpen. Stuk voor stuk werden zij verlaten om jaren later weer de kern van een nederzetting te vormen. Langzaam breidde de landbouw zich uit. Dit ging gepaard met veranderingen in de techniek en bewoningswijze. Niettemin was de omvang van de bevolking gering tot aan het einde van de elfde eeuw, toen een grote ontginningsgolf grote veranderingen teweeg bracht. Figuur 2. Nederzettingssporen van twee vormen beschaving (Trefois, 1979). 5

6 Rond de veertiende eeuw waren nagenoeg alle Limburgse lössgronden in cultuur gebracht. De gebieden hier tussenin waren als weidegronden en cultuurbos in gebruik genomen. Vanaf de vijftiende eeuw kan Limburg als een cultuurlandschap worden beschouwd (Jansen, 1994). De vruchtbare lössbodem heeft het gebied in agrarisch opzicht veel voordeel gebracht. Afzetmoeilijkheden waren er niet. Hoewel er in de achttiende eeuw wordt geprobeerd de akkerbouw te intensiveren bleef deze achter bij die van Vlaanderen of Groningen. Omstreeks 1850 werden de dorpen nog vrijwel geheel door boeren bevolkt (Jansen, 1994). Op een enkeling na was iedereen bij de landbouw betrokken. De boeren werkten op het land en hun vrouwen verzorgden het vee, onderhielden de moestuinen verkochten de eieren en de boter die zijzelf hadden gekarnd. Buiten de agrariërs woonden er in de kom van het dorp slechts enkel notabelen, zoals de pastoor, de notaris en de arts, naast enkele ambachtslieden en handelaren die zelf vaak ook nog wat landbouw bedreven. De herbergier met winkel en de handelaar in kunstmest en veevoeders speelden daarbij vaak een hoofdrol. In het tijdvak 1850 tot 1940 heeft de mens voor grote veranderingen gezorgd op het gebied van landschap, stedenbouw en architectuur in Limburg. In de negentiende eeuw was Limburg een agrarisch gewest geweest waarbij de helft van de bevolking werkzaam was in de landbouw (Jansen, 1994). Dit was anderhalf maal zo veel als het landelijke percentage, terwijl het percentage van werkenden in de industrie en ambacht in Limburg nagenoeg gelijk was aan het landelijk percentage. Vanaf het eind van de negentiende eeuw begon de industrie stormachtig te groeien. In een halve eeuw was het aantal werkzame personen in de nijverheid in Limburg verviervoudigd. In de mijnstreken was de industriële werkgelegenheid vertienvoudigd. Dit had verandering in de stedenbouwkundige structuur tot gevolg. De dienstensector daarentegen groeiden aanzienlijk trager. Twee onderdelen werden uitgebouwd: de recreatieve sector en de kerkelijke instellingen. Dit had tot gevolg dat er extra huizen gebouwd werden maar ook nieuwe voorzieningen. Industrialisatie en verstedelijking leiden tot een verlies van een groot aandeel cultuurland. In de dorpen was er sprake van enige verdichting terwijl de stedenbouwkundige veranderingen in de mijnstreken duidelijk ingrijpender waren. Opmerkelijk is dat er met name in Limburg in de eerste helft van de twintigste eeuw ook een grote verandering plaatsvond in de vorm van dorpssamenleving (Jansen, 1994). Velen maakten de overstap naar industrie en trokken naar Duitsland. Ondanks dat de werktijden voor de fabrieksarbeiders lang waren hadden zij vergeleken met de agrariër veel vrije tijd. Dit had als gevolg dat er veel verenigingen werden opgericht. Deze hadden als doel de informele dorpssamenleving in stand te houden. Degenen die in de landbouw bleven werken, gingen er ook een andere leefwijze op nahouden. In de winter veranderden hun werkzaamheden van het weven, spinnen en maken van uurwerken naar een intensievere vorm van veeteeltproducten. Kinderen werden in deze maanden thuis gehouden om te helpen en de vrouwen waren op deze manier altijd druk. Vergeleken met de rest van Nederland was het inkomen twintig procent lager en het aantal boeren per hectare dertig procent lager. Daardoor bleef het geïnvesteerde vermogen in de bouw van boerderijen en woningen gering. 2.3 Opkomst van vakwerkbouw Archeologische bodemvondsten in West Europa uit de steentijd wijzen op het in gebruik stellen van dakvormige woonruimten die samengesteld waren uit een fors twijgenwerk dat met leemaarde afgestreken voldoende bestand was tegen atmosferische invloeden (Trefois, 1979). Loodrecht in de aarde geplante boomstijlen ondersteunden de dakschilden, die laag over de wanden hingen. Hout, riet, stro en klei waren de natuurmaterialen die nodig waren voor het oprichten van een bescheiden woonverblijf. Deze manier van bouwen ontwikkeld zich in de middeleeuwen tot de vakwerkarchitectuur, een ambachtelijke bouwstijl van bekwame timmerlieden. Het Limburgse landschap, de arme agrarische cultuur en de opkomst van gemengde bedrijf zorgden ervoor dat deze manier van bouwen tot in de negentiende eeuw werd toegepast. 6

7 Vele eeuwen heeft men van deze voor de hand liggende grondstoffen gebruik gemaakt. Waar de bodem tekort schoot, werd door gezamenlijke arbeid en inzet bijgezet (Trefois, 1979). Gaandeweg heeft de steeds groter wordende behoefte aan bouwland het natuurlandschap in beslag genomen. Landbouw en veeteelt deden hun intocht. Het is de periode dat de geschiedenis van de vaste bewoning in grote en kleine buurtschappen een aanvang nam. Het complex van de wisselende bedrijfseconomische vormen heeft in de loop van vele eeuwen de ontwikkeling en de structuur van de landelijke houtarchitectuur gedicteerd. Belangrijk is hierbij de opkomst van het metalen gereedschap uit de overgangsperiode van het Neolithicum naar de Bronstijd. Uit opgravingen is gebleken dat de bandkeramiekers die zich ongeveer 7000 jaar geleden vestigden in Zuid-Limburg al wanden maakten van vlechtwerk met leemvulling (Eggen, 1989). Deze maakten echter geen deel uit van een houten raamwerk. Ook bij de Romeinen werd er gebruik gemaakt van gevlochten wanden, maar ook hier is het onduidelijk of er een houten raamwerk werd gebruikt. Pas in de tijd van Karel de Grote ontstaat er een beeld van de stand van zaken op bouwkundig gebied, al gaat het hier met Figuur 3. Huizen van bandkeramiekers uit de Bronstijd. (Voskuil,1979). name om de rijkere wijzen van bebouwing. Gebaseerd op opgravingen, iconografische bronnen en geschriften kunnen we aannemen dat de meerderheid van de bevolking in huizen woonde (Eggen, 1989). Deze waren ofwel geheel van hout, ofwel van houtskeletbouw. Voor zover er in steen werd gebouwd, was dit vaak in combinatie met hout. Dit gold voor huizen, maar ook voor kerken en kastelen. Tot in de twaalfde eeuw kenden we in deze streek het hofstelsel met de aan grond gebonden horigen. Dit waren boeren die, net als de opstallen en het vee, eigendom waren van de heer die de grond bezat. De akkers werden voortaan verpacht aan de boeren en zelfstandig geëxploiteerd. Naarmate het progressief feodalisme in de vroege middeleeuwen de economische krachten opvoerde, vervaagde de eeuwenoude traditie van de door buren verplichte arbeidsverdeling (Trefois, 1979). Geleidelijk verloor de boerengemeenschap haar zelfstandigheid. Historisch gezien was door het streven naar individualisme de toestand van vele eeuwen terug omgekeerd. Hieruit ontstonden nieuwe verhoudingen tussen de bevolking. De grootgrondbezitters hadden een klasse van horigen gevormd, het keutersvolk. De kloosterbeschaving bracht in de twaalfde en dertiende eeuw grote vernieuwing op het gebeid van de boerderijarchitectuur (Trefois, 1979). Deze orden richtten hoeven en bijhoeven op. Pachters en kloosterboeren hadden de zorg voor bebouwing, veelteelt en beweiding. De kasteelheren bleven niet ten achter. De vakwerkarchitectuur bereikte toen haar hoogtepunt. Figuur 4. Het construeren van vakwerkhuizen in de middeleeuwen op een miniatuur uit Les chroniques de Heinout uit de vijftiende eeuw. (Gyselinck, 2005) 7

8 Kerkdorpen waren van oorsprong nederzettingen van horigen van middeleeuwse domeinen die lagen vaak op enige afstand van de herenhoeven (Van Agt, 1983). Dit is nog steeds te zien aan de herenhoeven net buiten de dorpskernen. Ook de nederzettingen uit latere perioden lagen op zekere afstand van de hoeven. In de dorpen is de lintbebouwing in het algemeen aaneengegroeid. In de dalen tussen de dorpen zijn er nog steeds gehuchten met verspreide boerderijgroepen bestaande uit boerderijen met losse gebouwen in willekeurige hoeken ten opzichte van elkaar aan mesthoven. Hier was de scheve ligging ten opzichte van de weg de oorzaak van de uitlijning met het terrein. De boerderijen waren U- of L-vormig van aanleg, soms met losse bebouwing. Het woonhuis had in eerste opzet een onderkelderde kamer aan de kopzijde met daarop aansluitend de grotere woonkeuken. De ingangen van de dwars ingedeelde gebouwen in de lange gevels lagen aan de kant van de mesthof. Het aantal gesloten hoeven is klein gebleven in deze streek. Figuur 5. Vakwerkboerderij op een schilderij van Simon Bening, uit het begin van de zestiende eeuw. (Voskuil, 1979) Bij de steden lag het anders. In 1850 was er eigenlijk maar één stad in Limburg: Maastricht (Jansen, 1994). De middeleeuwse steden waren alle ommuurd maar om strategische redenen werd in de periode van 1560 tot 1713 de bescherming van de stadswal afgeschaft. Alleen Venlo en Maastricht werden uitgebouwd tot vestingen van formaat. Hierin werd letterlijk elke vierkante meter benut. Roermond, Valkenburg en Sittard deden het tussen 1800 en 1870 economisch niet zo goed. In elke stad werd gezocht naar nieuwe functies die Sittard en Roermond vooral vonden in maatschappelijke diensten voor de regio. Valkenburg concentreerde zich op het toerisme en het Geuldal werd hiervoor geëxploiteerd. Dit zorgde voor een verdubbeling van de bevolking zonder dat de nederzettingsstructuren veranderden. In de steden Maastricht en Venlo werd in 1867 de vestingwet ingetrokken en op de plek van de stadsmuren werd gebouwd. Na de eeuwwisseling werd er meer geconcentreerd op de ontlasting van volkswoningen door nieuwe volkswijken aan te leggen buiten het oude centrum. Er was sprake van een schaalvergroting in de bestaande stedelijke structuur. In de mijnstreken vervaagden de bestaande structuren en naast de oude dorpskernen ontstonden er nieuwe stadscentra. Het cultuurlandschap werd eeuwen bepaald door het gemengd bedrijf (Jansen, 1994). Dit was een vorm van landbouw waarbij er drie elementen samengingen: akkerbouw, veeteelt en het benutten van woeste gronden. Akkerbouw had hierin het grootste aandeel. Veeteelt was nodig voor het in stand houden van de vruchtbaarheid van de grond. De mineralenbalans kon alleen worden gehandhaafd door met regelmaat dierlijke meststoffen toe te voegen. Dankzij de aanwezigheid van kalk en mergel kon het verlies van stikstof, fosforzuur, kali en magnesia worden beperkt. Hierdoor was er niet veel mest nodig. De gebieden die te schraal waren om graan op te telen werden als weidegronden benut. De enorme complexen woeste grond in Limburg leverde strooisel op voor het composteren van dierlijke mest, geriefhout en brandstoffen. Tot 1800 was de toegang tot de woeste gronden communaal geregeld. Iedere dorpeling bezat rechten om de behoeften van eigen bedrijf en gezin te bevredigen. Het landschap vormde een constante waarin, zolang landbouw het overheersende middel van bestaan was, weinig veranderde. Limburg was een rijk gevarieerd gebied, dat van streek tot streek aangepast was aan de verschillende behoeften van de agrariërs. Zij zwoegden met gebrekkige middelen hun kostje bijeen op een weerbarstige bodem. De landbouwtechniek bleef daarbij ongewijzigd (Eggen, 1989). 8

9 Figuur 6. Bij het gemengde bedrijf stond het vee vaak in de potstal in de vakwerkboerderij. (Trefois, 1979) In de achttiende eeuw is de bebouwing op veel plaatsen dichter geworden als gevolg van veranderingen in het economisch patroon Door de verarming van de bevolking moesten veel boerenbedrijven worden opgesplitst in kleinere eenheden wat gepaard ging met verbouwingen (Van Agt, 1983). De bouw van nieuwe woon- of bedrijfsgedeelten en van nieuwe boerderijtjes evenwijdig aan wegen en zijpaden was het gevolg. De nieuwe boerderijtjes hadden meestal een woon- en bedrijfsgedeelte onder een dak. Deze waren dwars ingedeeld met de ingangen in de lange voorgevel. Aan de uitbreiding van de veestapel en koste van de akkerbouw herinneren nog verscheidene dichtgezette dwarsdeelingangen van schuren die tot stallen werden verbouwd. Er was ook de bouw van schuren in de zijbeuk die toegankelijk waren via de kopzijde. De opbouw van de boerderijen had overeenkomsten met die in de Belgische en Luikse Haspengouw en die uit het Land van Herve (Jansen, 1994). De bedrijfsaccommodatie was sinds de zeventiende en de achttiende eeuw flink verbeterd. In de negentiende eeuw was de bouwactiviteit niet groot. De Naamse hardsteen die voorheen werd gebruikt voor de omlijsting van deuren en ramen wekte de indruk de stabiliteit van het bouwwerk te verzorgen. Deze werd echter steeds minder gebruikt en meer als een sierelement gezien. Als er nieuwbouw nodig was hield men meestal de traditionele vormen en materialen aan waarbij het uiterlijk geleidelijk aan versoberde. Verspreid over heel Limburg, en met name in het zuidelijk deel ervan, komen we vakwerk tegen (Eggen, 1989). Opvallend is dat er een aantal verschillende soorten gebouwen zijn die samen een boerderij vormen. De samenstelling van de bodem en het profiel van het landschap bleken hierin bepalend. Afhankelijk van de aard van het boerenbedrijf werden naast het huis diverse stallen en schuren gebouwd. In het zuidoosten komen we de oudste vormen van boerderijen tegen. Dit wil niet zeggen dat hier ook de oudste nederzettingen zijn te vinden. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de boerderijen in de noordwesthoek, bij de aanwezigheid van grote lössplateaus, hier al weer verdwenen. De oudste vorm bestond uit een verzameling vrijstaande gebouwen die meestal willekeurig bij elkaar stonden als gevolg van het grondvlak dat verre van egaal was. Figuur 7. Vakwerkbouw in Zuid-Limburg. Vaak vormen meerdere gebouwen een complex. ( 9

10 3. Kenmerken van vakwerkbouw in Limburg 3.1 Typologie Het vakwerkhuis kent verschillende typologische eigenschappen. Door zijn ambachtelijke en streekeigen karakter zijn deze vaak specifiek en moeilijk te classificeren. Desalniettemin zijn er terugkerende elementen die we in bijna elk bouwsel terugvinden. Er zijn vier basisboerderijtypen te vinden in Limburg die soms in vakwerk maar ook wel in baksteen of natuursteen zijn opgetrokken. Niet uitzonderlijk is dat de materialisatie in zijn historie meerdere malen is gewijzigd. Overhangende daken waren uitgevoerd zonder goten. Ramen en deuren geïntegreerd in het skelet. Booggewelfde kelders gestoken uit leem en open haarden uit mergel. Interessant is een volledige inpakking in leem die volgde uit zowel esthetische als praktische overwegingen. De essentie van het Limburgse vakwerkhuis is de eenbeukige vorm voorzien van een moerbalk van wand tot wand (Eggen, 1989). Deze moerbalk maakte deel uit van het gebint. Dit was een houtconstructie in het verticale vlak van vloer tot de nok. De afstand tussen twee gebinten noemen we een travee. Een klassiek vakwerkhuis bestaat uit drie traveeën, en vier gebinten. Uiteraard waren hierop uitzonderingen en bestonden er huizen met drie gebinten, als wel zeven. Zo n viergebintenhuis had op de begane grond vaak twee ruimten. De grootste bedroeg twee traveen en vormde de woonruimte. Daar werd gekookt en gegeten, maar ook geslapen. De voordeur, of beter de ingangsdeur kwam direct in die ruimte uit. In deze kamer was de open haard, minstens een raam, de trap naar de kelder, afgesloten met een in de vloer liggend luik. En de trap naar de verdieping. Deze ruimte werd ook wel de winterkamer genoemd. De tweede kamer, van een travee, had vaak geen haard en diende als zomerkamer. Zolang de haarden een open vuur hadden, ontwikkelden deze ten behoeve van het koken zoveel warmte, dat deze aparte zomerkamer nodig was. Bij het kleiner worden van de haard verviel die behoefte en werd de zomerkamer steeds meer een soort pronkkamer die met name werd gebruikt voor de opslag van luxe goederen. In het dorpje Mechelen zien we invloeden vanuit de Eifel. Hierbij zijn er zijbeuken met doorlopende moerbalken die laten zien dat deze bij de bouw zo zijn bedoeld. Andere uitbouwen waren bijvoorbeeld de tegen de achterkant van het huis aangebouwde elementen, genoemd de aanhanger. Ook werd er soms in de hoogte gegaan. Hier werden de eerste etages gebruikt als opslag voor granen en bonen en bleef de begane grond dienen als woongedeelte. Figuur 8. Laat zestiende eeuws woonhuis in Zuid-Limburg. Het dak heeft aan de linkerkant een wolfeind. (Eggen, 1989) 10

11 Figuur 9. De evolutie van een complex van vakwerkgebouwen. Uiteindelijk ontstaat er een gesloten boerderij. (Eggen, 1989) In het boek Boerderij-typen in Limburg van Franquinet (1931) worden vier type boerderijen omschreven die voorkomen in Limburg. Het Zuid-Limburgse type, het Midden-Limburgse Maasoever-type, het in Noord Limburg voorkomende Hallehuis en het in West-Limburg overheersende langgevel-type. Door oudheidkundige opgravingen is duidelijk gebleken dat het Zuid-Limburgse type nog vrijwel hetzelfde is als de Romeinse villa uit deze streken (Franquinet, 1931). Dit type maakt met zijn blinde muren dikwijls de indruk van een vestingwerk. Hier en daar is er een klein raampje en verder is er in de voorgevel een grote poort. Dit type heeft ten tijde van de bokkenrijders en plaatselijke oorlogen nog een beschermende functie gehad tegen plunderingen. Vaak werden de gebouwen uiteen geplaatst omdat anders bij brand de strodaken gemakkelijk over konden slaan (Eggen, 1989). Het voordeel van deze formatie was dat nieuwe elementen makkelijk ingepast of vervangen konden worden. Het meest economisch was een aaneenschakeling van volumes op werkbare loopafstand. Het begon in dit geval met 11

12 Figuur 10. De dorpshof in Epen is een voorbeeld van het Zuid-Limburgse boerderij-type. Van de buitenkant heeft het veel weg van een vesting. ( een aanbouw tegen het huis en daarna de hoek om. Op deze manier ontstond de L-vorm en later de U-vorm, en uiteindelijk zelfs het carré. Vrijwel elke gesloten boerderij in Limburg is op deze manier ontstaan. Het enige volume dat hier buiten lag was het bakhuis in verband met het brandgevaar. Het leven van de boerderij concentreert zich op de binnenplaats (Franquinet, 1931). Midden op de binnenplaats bevond zich de mestvaalt, die een belangrijke functie betrad in het boerenleven. Hieromheen bevonden zich aan de drie zijden de stallen, het woonhuis en de schuur. De poortgang is van binnen overkapt zodat hij schuilplaats bied bij slecht weer. Aan de straatzijde zat in het woonhuis vaak de goede kamer. Dan komt de keuken, tevens woonvertrek, en vervolgens de slaapkamers. Bij deze hoeve werden de buitenmuren en het woonhuis vaak opgetrokken uit mergelsteen. De rest werd vaak gemaakt van het veel goedkopere vakwerk. De daken waren in het begin gemaakt van stro en later vervangen door dakpannen. Deze carrévormige zuidlimburgse boerderij was vaak wel groot genoeg voor de agrarische bedrijvigheid (Jansen, 1994). Alleen had men moeite om de nieuwe functies er rationeel in onder te brengen. Het kon gebeuren dat stallen en opslagruimten werden vervangen door nieuwbouw. Een variant was dat het vroegere woonhuis bij de stal werd getrokken en elders op het complex een nieuw comfortabeler woonhuis werd neergezet. De vakwerkboerderijen leenden zich voor dit soort veranderingen minder goed dan de bakstenen complexen van het Haspengouwse type. Voorbeelden van deze gemoderniseerde boerderijcomplexen zijn in Zuid- Limburg veel te vinden. Het midden-limburgse Maasdal type is ook ontwikkeld uit het Romeinse villa type. Kenmerkend aan dit type is het feit dat er minder overlast was van oorlogen en plunderingen (Franquinet, 1931). De poortmuur is hier minder hoog en omvat dikwijls alleen een hekwerk. De schuur heeft in de buitengevel altijd een grote wagenpoort. Deze neemt de functie van de voorgevelpoort over. De zijgevel heeft aan de straatzijde soms grote raampartijen. Dit type is bijna altijd uit baksteen gemaakt. Een enkele keer is er vakwerk gevuld met baksteen. Het dak is gemaakt van blauwgrijze dakpannen. Het derde type, het Hallehuis stamt af van het Saksische type (Franquinet, 1931). Het principe is dat het boerenhuis samen is gebracht in een grote hal. Hierin bevonden zich de stallen alswel het woongedeelte. Het dak diende als bergplaats. Het bouwmateriaal is vaak baksteen en het dak is bedekt met pannen. In geheel Limburg werd bespaard op de beschikbare bedrijfsruimte. Deze gangbare boerderij, was kleiner geworden en de bijbehorende schuren werden vaak niet gebouwd (Jansen, 1994). Het had een driedelige indeling in de lengte. In de lengteas waren gebinten toegepast die bestonden uit twee verticale stijlen met daartussen een dwarsbalk die tevens diende als ankerbalk. De uiteinden waren aan de buitenzijde verankerd met wiggen. Op deze manier kon bijna de gehele kapconstructie op de gebinten steunen. Het was in feite een sporenkap: op de Figuur Het hallehuis is een combinatie van een woonnhuis, stal en een schuur. (Jansen, 1994)

13 gebintplaten rustten de sporen die elkaar paarsgewijs in de nok ontmoeten. De muren hadden daarbij slechts een beperkte dragende functie. Woon- en stalgedeelte van deze sobere boerderij waren gescheiden door een brandmuur (Jansen, 1994). Het leefcomfort was zeer beperkt. De woonkeuken nam het grootste deel van de leefruimte in. Tot 1800 werd alleen het rundvee in het hallehuis gestald. De schapen, het paard, de oogst en het veevoer werden in een schuur ondergebracht die meestal achter het huis lag en dwars was ingedeeld. In de laatste decennia van de achttiende eeuw verdween de schuur. Het paard werd in een hoekje van de boerderij ondergebracht. Ook werd de oogst, het veevoer en het te dorsen graan hier geplaatst. Op zo n boerderij kon maar weinig vee worden gehouden: een paard voor de bewerking van de akkers, een paar slachtvarkens om te voorzien in eigen vleesbehoefte en drie of vier runderen in een potstal. Het rundvee was uitsluitend voor de mest omdat de melk meestal snel vervuild werd. Boter en kaas waren hierdoor niet smakelijk en brachten weinig op. De intensivering van de veelteelt dwong tot een nieuw type boerderij. Figuur 12. Het langgevel-type is toegankelijk via de lange gevel (Jansen, 1994). Het vierde en laatste type, het langgevel-type komt voor in Limburg als kleine boerderij (Franquinet, 1931). Het kenmerk van dit type is dat de naast elkaar gelegen woning, stallen en schuur alle hun toegangen hebben in de lange gevel van het onder een nok gebouwde geheel. Het bouwmateriaal is hier vaak baksteen en het dak dikwijls van stro. Vanaf het tweede kwart van de negentiende eeuw kwam het ruimere woonstalhuis van het langgeveltype in gebruik (Jansen, 1994). Muren uit baksteen namen de dragende functie van de gebinten over. De nuttige ruimte was groter en functioneler in te delen. Boeren combineerden varkensteelt, melkveehouderij en slachtveehouderij met traditionele akkerbouw. Zijn sterkere marktpositie bood gelegenheid om het wooncomfort te verbeteren. Het aantal slaapvertrekken nam toe en er kwam een kamer voor representatieve functies. Geleidelijk is het aantal langgevelboerderijen in Limburg toegenomen. De omvangrijke ruilverkavelingen die in Limburg na 1945 kwamen en de wijziging in benodigde functies deden dit type boerderij snel verdwijnen. Vaak stonden de boerengebouwen in een complex. Die bestond vaak uit een woonhuis, stallen en schuren. De dwarsdeelschuur is een type waarbij de poort dwars staat op de nok van het dak. Deze heeft meestal ook aan de andere kant een poort om met de oogstwagen weer naar buiten te kunnen rijden. Eindeloze variaties hierop zijn ons goed voor te stellen. De langsdeelschuren vinden we vooral bij de grotere bedrijven en zijn geïnspireerd door de Kempische vakwerkbouw. De kapconstructies van de zestiende tot de achttiende eeuw zijn vooral geïnspireerd door de Akense bouw. Behalve de schuren kennen we ook de stallen (Eggen, 1989). Deze waren tegen het huis aangebouwd of dicht in de buurt vanwege praktische overwegingen zoals het melken en voeren van het vee, en de afvoer van de mest. Deze bedrijfsvleugels speelden een rol in de erfenissen. Het erfrecht was verantwoordelijk voor het opsplitsen van boerenbedoeningen waardoor er een versnippering van het grondbezit optrad. Dit had ook voor de bouwmassa s gevolgen. Zo werd bij opsplitsing vaak het woonhuis aan de ene partij bedeeld en de bedrijfsgedeelten aan de andere partij. Hierdoor moest degene met het huis nieuwe 13

14 stallen bouwen aan de andere kant van het woonhuis. De voordeur lag aan de verkeerde kant en een nieuwe werd gemaakt. Het huis werd omgespannen. De andere partij kon van de stallen een woonhuis maken, of een woonhuis ernaast zetten. De schuur werd soms gedeeld maar er werd dikwijls ook een nieuwe naast de oude gebouwd. Heel soms werden schuren omgebouwd tot woonhuizen. Verder waren er nog de veldschuren die leken op de bij de boerderij staande schuren. Dan zijn er nog de bergingen en stallen in kleinere gebouwen en de vrijstaande bakovens en bakhuizen. In de bakhuizen werden ook voorbereidingen voor het bakken getroffen en stond het gereedschap voor het maken van brood en vlaai. Vaaks kwam het voor dat de kinderbalken over de moerbalken doorliepen om zo de vloer van de verdieping erboven groter te maken dan die eronder (Eggen, 1989). Zo n overstekend deel noemen we een overkraging of uitkraging. Dit fenomeen ontwikkelde zich in de stad. Het was een perfecte manier om de rooilijn te overschreiden en tevens een manier om de ingangspartij te overkappen. De kinderbalken werden vaak ondersteund door lichte uitkraagschoren. Deze werden dikwijls versierd met afgeschuinde kanten en dwarsversiering. In Limburg werd er vooral gebruik gemaakt van het keperdak (Eggen, 1989). Deze was steil omdat het aanvankelijk met stro bedekt was. Dit zorgde ervoor dat het water eraf liep. Op de nok werden er graszoden gelegd die het beschermden tegen regen en wind. Ook werden er om die redenen wel eens aan de kopse kant van de daken schuine vlakken gebruikt, ook wel wolfseinden genoemd. Het strodak was onderhoudsgevoelig. Ze waren wel gunstig voor het vasthouden van de warmte maar het brandgevaar was weer een nadeel. Om die reden werden ze vanaf 1800 vervangen door pannendaken. Dit had ook te maken met het feit dat de verdieping steeds meer een woon functie kreeg in plaats van bergruimte. Voor de isolatie werd er nog steeds wel stro gebruikt. Dakpannen werden meestal in de regio gebakken aangezien de klei overal in Limburg voorkwam. De verschillende klei van de verschillende streken zorgden voor een gevarieerd aanbod aan pannen. Soms werden de kapgebinten hiervoor verzwaard of verhangen. Overkragingen verdwenen en dakgoten verrezen. Het ging hier vaak om de Oudhollandse pan. De naden in schuinen delen kregen pas een definitieve duurzame oplossing toen de twintigste eeuw zink zijn intrede deed. Dakgoten zijn nog niet zo oud. Bij de gebruikelijke vorm van het dak van een vakwerkgebouw zou een dakgoot zorgen voor extra gewicht. Daarbij komt dat men vroeger simpelweg nog niet de duurzame materialen had om een dakgoot te maken en er gebruik gemaakt werd van een dakoverstek. Hierdoor konden bewoners droog naar binnen gaan maar ook zich bewegen naar andere gebouwen van het complex zoals de schuur. Dit overstek zorgde er ook voor dat het opspattende water de houten constructie niet aantastte. Vaak werd het dak iets doorgetrokken wat er voor zorgde dat er extra tussenstijltjes of uitkraaghoutjes gebruikt werden. Omdat deze een duidelijke rol speelden in het aanzien van de wand werden deze vaak gedecoreerd. Figuur 13. De een overkraging van een langsdeelsschuur in Mheer laat zien hoe men zonder nat te worden zich kon bewegen tussen de verschillende bouwdelen (Eggen, 1989). 14

15 Figuur 14. Het kruisvenster van buiten en van binnen af gezien. Het is een geïntegreerd onderdeel van het bouwskelet. (Eggen, 1989) Bij de constructie van de ramen werd voor de hoogte de regelafstand gebruikt. Door een verticaal balkje hiertussen te bevestigen ontstond de raamopening. Op deze manier maakte het raam deel uit van het bouwskelet. Vanaf het moment dat er behalve ventilatie ook behoefte bestond aan daglicht in de woonruimten werd er gezocht naar een combinatie van de twee functies. Dit leverde een raam op waarbij een opening diende voor lichten een voor de luchttoevoer. Die eerste werd vaak voorzien van glas. Dat was in die tijd rond 1600 een zeer kostbare zaak omdat er ten eerste de goede grondstoffen aanwezig moesten zijn en ten tweede omdat het geblazen moest worden. Vaak waren er slechts kleine stukken voorhanden waarvan met behulp van lood een vlak werd gemaakt. Dievenijzers dienden tegen inbraak. Toen de glasblaastechnieken verbeterden en er rondreizende glasleveranciers kwamen konden de afmetingen van de ruitjes groeien. De populairste vorm is het kruisraam waarbij er twee lucht- en twee lichtramen waren. Afhankelijk van de afmetingen van de te verlichten ruimtes, zien we ook het 6-lichtraam en het 8-lichtraam opduiken. In de steden werden de kruisramen al snel ouderwets bevonden en ging men over tot enkelvlakken die vaak als totaal kleiner waren. Of de verandering in wooncultuur van onderkomen tot verblijfplaats een rol speelden is moeilijk te zeggen. Wel is er qua uitzicht winst behaald. De Franse architectuur met haar Franse vensters lijkt hierin een rol te spelen. In de negentiende eeuw zien we de entree van het T-venster. Er werd hier vaak niet gelet op het constructieve verband. Een rol hierbij speelde ook de belasting onder Napoleon die betaald werd per opening. Varianten zijn er in de grootte van de bovenlichten ten opzichte van de onderlichten en de boogvorming van het bovenlicht. Figuur 15. Verschillende deuren uit vakwerkgebouwen in Zuid-Limburg. Ze werden geschoord door kruisverbanden. (Eggen, 1989) De deuren waren net als de ramen onderdeel van het skelet. Omdat dit relatief een grote onderbreking was en omdat de deur niet mocht klemmen waren de balken hier extra dik uitgevoerd. Dan werden de bovenhoeken ook nog vaak verstevigd met korbeeltjes, die dikwijls werden versierd. Op de bovendorpel stond meestal een tekst. De deur was meestal vrij laag en breed wat te maken had met de oogst die hierdoor naar binnen werd gebracht. De hoogte was zo laag mogelijk zodat er zo min mogelijk warmte werd verloren omdat men meteen binnenkwam in de ruimte waar werd gekookt en gestookt. De deur zelf bestond uit vrij zware planken horizontaal en verticaal. Deze werden op elkaar gespijkerd en omgeklonken aan de binnenkant. De deuren werden al in 1600 geschoord 15

16 met kruisverbanden en opgehangen met drie gehengen. In de zeventiende eeuw werd er vaak van de woonkeuken een gangetje afgescheiden. Deze kreeg de kelder ingang en de trap naar boven. Een bovenlicht zorgde voor licht in deze gang, dikwijls versierd. Deuren bestaande uit een boven- en benedendeel kwamen voor bij stallen. Uit praktische overweging had bijna elk huis een kelder uit leem gestoken. De standaardkelder bestond uit een tongewelf uit natuur of baksteen. Vermoedelijk liet met het middendeel staan als stut. Kelders beschikten over ontluchtingsgaten. Op de kelder was meestal de haard gemetseld. Deze waren in verband gemetseld. Op het platteland tot de zestiende eeuw werd er gebruik gemaakt van een open vuur. De rookontwikkeling werd geleid door gaten in het plafond die zich naar de zolder openden. Hierdoor werd de oogst gedroogd die daar lag en werd tevens het dakhout verduurzaamd. Bovendien zorgde de luchtstroom dat de warmteontwikkeling niet te hoog werd in het dak. Ongedierte werd op deze manier ook bestreden. Deze manier had veel warmteverlies tot gevolg en was brandgevaarlijk. In de late middeleeuwen is er in noord en midden Nederland de ontwikkeling van de schoorsteen en ook in achttiende eeuw zien we de haard ontstaan in Limburg. Het vuur was hierdoor beter te reguleren. De wand hield de warmte vast waardoor er stralingswarmte vrijkwam. Voor deze wand werd vaak mergel gebruikt. Boven de haard was meestal een boog gemetseld die het mogelijk maakte dat de haardstenen vervangen konden worden. Vaak zijn er ook nisjes waarin kandelaars stonden die meegenomen werden elders in huis. In het midden was er vaak een ingemetselde haak voor de kookpot. De haard had vaak een zwakke plek waar de schoorsteen het gebint passeerde. Hier werd de ankerbalk bij normaal vuur geïmpregneerd maar bij hoog vuur ontstond er weleens een schoorsteenbrand. Vanaf de achttiende eeuw was het dan ook verboden om de balk door de schoorsteen te laten lopen. De haard maakte een evolutie door naar een steeds kleiner vuur. De opkomst van steenkool speelt hierbij een rol. In de negentiende eeuw werd het vuur door een korf van de grond getild wat de rookafvoer beheersbaarder maakt. De kap werd kleiner en een luikje onder het vuur zorgde ervoor dat de trek gecontroleerd werd. Figuur 16. Een achtiende eeuwse haard, een negentiende eeuwse bereklauw, en een keldertrap uit Nievelsteiner zandsteen. (Eggen, 1989) Wat de vloeren betreft bestonden stookvloeren aanvankelijk uit aangestampte leem vermengd met as en gruis. Later kwamen de plavuizen die gefabriceerd werden in Raeren. Ook werden in motieven gelegde leisteentjes als stookvloer gebruikt. De cementtegels zorgden ervoor dat ze werden vervangen in de negentiende eeuwen en op andere plekken werd hout gebruikt. De verdiepingsvloeren van leem zorgden ervoor dat de opslag van graan vergemakkelijkt werd. Ook werkte deze laag brandremmend. In de loop van de zeventiende eeuw ging men over tot het aanbrengen van leem aan de onderkant tussen de kinderbalkjes. Deze boogjes bestonden uit gekloofde twijgen die tussen de kinderbalkjes werden gespannen. Als de moerbalken nog intact waren liepen ze er overheen. Later werd deze bedekt met leem. Het voordeel van het stucwerk was dat het regelmatig gewit kon worden wat meer licht gaf. 16

17 3.2 Constructie In de vakwerkbouw neemt de constructie een belangrijke plek in. Een vakwerkconstructie bestond in essentie uit een houten skelet bestaande uit een huisstoel en een dakstoel en opgericht op een stenen fundament. Met wandregels werden de gebintstijlen verbonden zodat er wandvakken ontstonden. Balken waren verbonden door middel van een reeks verschillende pen-gat verbindingen. De wandvakken werden ingevuld met vitswerk, een vlechtwerk van wilgentakken besmeerd met leem. De bouwstijl maakte het mogelijk dat een constructie in enkele maanden kon worden opgetrokken. Evoluties in het regelwerk laten zien dat het tekort aan hout vroeg om een hogere mate van efficiëntie. De dwergmuur of plint diende het hout te beschermen tegen opstijgend vocht (Eggen, 1989; Gyselinck, 2005). Dit is een enorme verbetering ten opzichte van de periode daarvoor waarin men begon met palen rechtstreeks in de grond te zetten. De dwergmuur heeft het vakwerkgebouw een duurzaam karakter gegeven. Omdat de bodem in Limburg vrij vast was hoefde de fundering niet al te zwaar te zijn. Een funderingssleuf met daarop een stenen sokkel voldeed meestal. Op het fundament werden de gebintstijlvoetplaten gelegd die met elkaar verbonden waren met een halfhoutse overkeping. In de voetplaten werden de gebintstijlen geplaatst en bovenaan afgedekt met een gebintplaat. De stijlen waren verbonden met wandregels. Zo ontstonden de wandvakken die werden opgevuld met leem. De stijlen van de voor- en achtergevel werden met elkaar verbonden via dwarse ankerbalken zodat een raam ontstond dat zijn stijfheid kreeg door het plaatsen van korbelen wanneer het gaat om tussengebinten zonder wand en door de plaatsing van gebintbalkschoren wanneer het gaat om een topgevelgebint of een tussengebint met wand. De dakstoel werd gevormd door een variërend aantal gebinten, opgebouwd op de ankerbalken, ankerbalkgebinten genoemd. Deze bepaalden samen met de verticale wandstijlen de lengte en het aantal traveeën van een gebouw. Omdat het houten skelet uit vele balken en balkjes bestond moesten ze worden genummerd (Eggen, 1989). Dit had als doel om ze uit elkaar te houden en de plek in de constructie te duiden. Deze telmerken werden in het hout gekerfd of erop geschreven met krijt. Hierna kon de bouw beginnen. Wanneer het skelet op de grond in elkaar was gezet kon het per spant worden opgericht. Het rechtzetten van het skelet kwam aan op mankracht en vernuft (Eggen, 1989). Dit werd gemakkelijker gemaakt met het gebruik van een dommekracht, een grote krik. Ook het gebruik van kaapstanders, een driepoot met katrollen, hielp hierin mee. Als het skelet op zijn plaats stond kon deze vrijdragende constructie voorzien worden van het dak. Figuur 17. De constructie van een vakwerkhuis. (Gyselinck, 2005) 17

18 Figuur 18. Houtverbindingen. (Gyselinck, 2005) Uit de middeleeuwse vakwerkbouw kennen we banden die met tandverbindingen tussen de balken zitten. Deze hielpen bij het opzetten van het skelet (Eggen, 1989). Het volgende stadium laat windbanden zien met penen-gatverbinding. De daarop volgende fase laat echte schoren zien. De regels zijn nu onderbroken in plaats van gekruist. Opvallend is dat deze schoren nog enkel op de begane grond aanwezig zijn. In de ingangswand is er nog een andere schoringstechniek te zien: het andreaskruis, een kruis dat een kwartslag is gekanteld. Merkwaardig is dat de stijfheid vooral werd gezocht in het gebruik van de vele wandstijlen naast elkaar. In het midden van de zeventiende eeuw heeft de schoor die opgenomen is met de andere balken de overhand genomen. De vakwerkpanelen werden gevuld met een systeem van vlechtwerk en leem. Dit wordt het vitswerk genoemd (Gyselinck, 2005). Dit is de drager van de leemspecie. Er zijn twee systemen: een spijkerloos vlechtwerk met zichtbare regels enerzijds en een gespijkerd vlechtwerk met verdoken regels die dieper liggen dan de stijlen anderzijds. In het eerste geval werden de gepunte vitsstokken aangebracht in gaten die in de onderkant van de bovenste regel waren geboord en die onderaan in een gleuf in de bovenkant van de onderste regel werden getrokken. Het leemwerk bedekt de vlakken terwijl de houten structuur zichtbaar bleef. In het tweede geval lagen de wandregels terug ten aanzien van het voorvlak van de verticale stijlen. Lange vitsstroken werden hier genageld op de terugliggende regels. Na het lemen ziet men enkel nog de verticale stijlen, terwijl het aan de binnenzijde nog zichtbaar is. Vitsstokken of latten waren oorspronkelijk van eik. Vanaf de achttiende eeuw zijn er ook voorbeelden van olm, es, of populier. Tussen deze vitsstokken werd vlechtwerk gerealiseerd in soepele houtsoorten die gemakkelijk plooibaar waren zoals wilg, hazelaar, lijsterbes en berk. Het vlechthout werd in water gelegd om het gemakkelijker te kunnen verwerken. Figuur 19. Vitswerk: Links het Haspengouwse type (a+b), rechts het Kempische type (c+d). (Gyselinck, 2005) 18

19 3.3 Materialen De streekeigen materialen bij vakwerkbouw zijn hout en leem. Verder werden er vaak muurtjes opgemetseld uit natuursteen. Het ambachtelijke karakter van de vakwerkbouw komt naar voren in het grote assortiment aan gereedschap. De samenstelling van het leem werd vaak proefondervinderlijk op de bouwplaats bepaald. De uiteindelijke verfijning zit in de mogelijkheden om de beschikbare materialen op ingenieuze wijze te ontwikkelen tot een pragmatische, maar ook esthetische architectuur. Het gebruik van kalk en teer is weinig authentiek maar past wel in het beeld van een arme streek die roeit met de riemen die zij heeft. De dwergmuur en de haard waren vaak gemaakt uit breuksteen of kolenzandsteen, maar ook hardere mergelsoorten (Eggen, 1989). Ook vuursteen werd gebruikt. Ook vinden we kiezels die uit de grond of uit de rivierbeddingen kwamen. Bakstenen werden sinds de achttiende eeuw gangbaar aangezien de landelijke bevolking deze kon betalen. Om te metselen werd er kalk-zand-mortel gebruikt. Soms werden er hele muurtjes of gevels opgetrokken vooral op de regenkant. Toch is het gros van de over de volle hoogte opgetrokken muren van latere datum dan de oorspronkelijke bouwtijd. Dit zien we met name in wanden. De streekeigen basismaterialen zijn bij de vakwerkbouw hout en leem. Hout is het constructiemateriaal, en bovendien het resultaat van natuurlijke groei. Archiefonderzoek wees uit dat in de achttiende eeuw de volgende boomsoorten aanwezig waren: steeneik, gestreelde eik, haagbeuk, esdoorn, es en populieren in de beekvalleien (Gyselinck, 2005). De meeste gebouwen in steden zijn opgetrokken in eikenhout. In de achttiende eeuw was er een schaarste aan eikenhout en is men zachtere houtsoorten gaan gebruiken. Eik is duurzaam, bestand tegen grote trekkracht en weinig gevoelig voor weersinvloeden. Traditioneel wordt aangenomen dat eikenhout gedurende drie jaar gevlot en geloogd werd in stromend water om beter bestand te zijn tegen krimpen en zwellen. Bij bestaande constructies in Maaseik wordt aangenomen dat het hout na zes maanden werd gebruikt. Op het platteland werd er minder gebruik gemaakt van hardhout. Hier werden minder dure goedkopere houtsoorten gebruikt. Populieren, fruithout, olm, notelaar en sporadisch naaldvomenhout en soms zelfs plataan. Populierenhout verschijnt in ons land op het einde van de achttiende eeuw en wordt vooral geliefd vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Het hout is kwalitatief mits geen contact met de grond. Tussen de regels werden vlechtstokken gestoken, waaromheen het vlechtwerk werd gezet om de wanden te dichten (Eggen, 1989). Dit systeem verdeelde de drukkrachten over het gevelvlak. Aan de onderkant zat om die reden meestal het vlechtwerk iets dichter bij elkaar. Het hout dat hiervoor gebruikt werd was vaak hazelaar of wilg. Eerder werd het gekloofd maar in de achttiende eeuw is er plaats voor rondhout van de olm, es, of populier. Omdat het bouwhout zeldzaam was in Limburg werd de kempische techniek toegepast waarbij men slechts regels nodig had van de halve dikte. In de traditie van de vakwerkarchitectuur is er een assortiment aan gereedschappen ontwikkeld om het hout te bewerken (Eggen, 1989). Het hout werd gekapt met een velbijl en eventueel een klembijl. Dat was een lier die om een stevige boom in de buurt werd geslagen. De boomstammen werden vervoerd met een mallejan. Een voertuig op twee wielen die voortgetrokken werd door een paard. Daarna werd het hout geschild met een plat steekijzer, of met het haalmes. Dikke stammen werden gekloofd met ijzeren wiggen en een zware hamer. Om vierkante balken te krijgen werden de zijkanten van de stam gehaald met een kantrechtbijl of een beslagbijl. Tot de zeventiende eeuw zijn deze methoden in gebruik geweest. Daarna kwam er een betere beschikking over ijzer en staal. De kraanzaag zorgde ervoor dat het hout op 19 Figuur 20. Het zagen van planken met een kraanzaag rond (Eggen, 1989)

20 de bouwplaats kon worden verzaagd. Deze zaag was 2,20 meter lang en werd gebruikt met een zaagkuil of een bok. Vers hout werd vaak op zijn kop gebruikt om uitvloeien te voorkomen. De lijnen waar langs gezaagd moest worden waren aangebracht met een smetkoord. Dit werd gedrenkt in rode oker, lamperoet of gebrande boomschors en gespannen. Het werd als een elastiek opgetild en losgelaten waarop het een lijn sloeg op het hout. Een verbetering hierop was de zaagmolen die werd bediend op waterkracht. De essentie van de vakwerkconstructie is de pen en gat verbindingen. Door de balken iets te verplaatsen werd de constructie getoogd. De pen werd gemaakt met de penzaag en afgewerkt met hamer en beitel. Het gat werd aangeboord met een avegaar en uitgediept met de lepelboor. Waarschijnlijk werd er tot het midden van de zeventiende eeuw in plaats van hamer en beitel de dubbele steekbijl genoemd. Dit werktuig kwam voor vanaf de Middeleeuwen in heel Europa. Het passen en meten gebeurde met spanpassers, winkelhaken, zwaaihaken, duimstokken en krashouten. Om de constructie definitief in elkaar te zetten werden toognagels gebruikt. Figuur 21. Verschillende gereedschappen uit het assortiment van de vakwerkbouwers. (Eggen, 1989) Bij vakwerkbouw vormt het vlechtwerk de drager en de wapening van de leemspecie. Het leempakket werd in twee lagen gerealiseerd (Gyselinck, 2005). De specie werd krachtig tegen het vlechtwerk geworpen zodat de leem er in rond krult en zich hechtte. Een eerste laag leem met veel stro werd eerst op de binnenwand aangebracht en met een plakspaan tot een gelijkmatig vlak uitgestreken. De tweede, veel dunnere afstrijklaag werd kort daarop uitgevoerd. Deze laag werd aangemaakt met fijn gezeefde leem vermengd met fijn gehakt stro, hooi, vlas of gehakt koehaar. Een dag later werd dit proces herhaald langs de buitenzijde waarbij er luchtkalk werd bijgevoegd die door contact met de lucht carboniseert en waterafstotend werkt. Er bestaan onduidelijkheden over de samenstelling van de leemmortel. Allerlei ingrediënten werden toegevoegd om deze te optimaliseren. Voor het winnen van leem werd een kuil uitgestoken in nabijheid van de woning. De samenstelling werd vaak proefondervinderlijk bepaald. Hierbij ging het om de verdichting, wapening met vezels, toevoeging van kalk of andere producten. De verdichting werd verkregen door het goed kneden van de leem. De toevoeging van vezels als stro of haar zorgde voor grotere sterkte en voor een kortere droogtijd. Het leem bestond voor tachtig procent uit stro en voor twintig procent uit leem (Eggen, 1989). Dit werd aangemaakt met kalk. Het stro diende als wapeningsnet. Het verhinderde barstvorming bij het drogen doordat er luchtkamertjes ontstonden en verbeterde de isolatie. Opmerkelijk is dat aan de specie vaak kalk of urine werd toegevoegd. Kalk zorgde voor verschillende effecten zoals de vermindering van krimp en zwelling maar ook een grotere sterkte (Gyselinck, 2005). Urine en uitwerpselen gaven een positief effect aan het waterafstotende karakter van het leem. De uiteindelijke compositie die meestal gebruikt werd was als volgt: tien delen leemzand, of vier delen leem en zes delen leemzand, drie delen luchtkalk, een deel schelpkalk, een deel vlasvezels of stro en een deel koehaar en een toevoeging van kalk en/of urine. Zoals eerder gezegd werden deze verhoudingen proefondervinderlijk bepaald op de locatie. Bij alle bewaarde vakwerkgebouwen is het leemvlechtwerk gekalkt en/of bepleisterd (Eggen, 1989; Gyselinck, 2005). Vaak ook over het stijl en regelwerk heen. Figuur 22. Vlechtwerk van leem en wilgentenen. (Gyselinck, 2005) 20

Typering van het monument: Voormalige boerderij met woongedeelte in een traditionele, negentiende-eeuwse bouwstijl.

Typering van het monument: Voormalige boerderij met woongedeelte in een traditionele, negentiende-eeuwse bouwstijl. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM081 Naam monument : Pand 'Peeters' Adres : Kasteelstraat 9 Postcode en plaats : 6085 BH Horn Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 2105 Coördinaten

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 521251 Smallepad 5 Woonhuis/tabakskerverij Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 2 521253, 521252 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject:

Nadere informatie

co z Bouwhistorisch onderzoek

co z Bouwhistorisch onderzoek co z Bouwhistorisch onderzoek Boerderij aan de Graafdijk oost 24b te Molenaarsgraaf nummer: 2507 datum : 26-05 -2015 opdrachtgever Fam. K. de Jong IJsselstein 26-05- 2015 Wout van Vliet Bouwkundige Prins

Nadere informatie

Typering van het monument: Vrijstaand negentiende-eeuws woonpand van twee bouwlagen met karakteristiek dakoverstek.

Typering van het monument: Vrijstaand negentiende-eeuws woonpand van twee bouwlagen met karakteristiek dakoverstek. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM027 Naam monument : n.v.t. Adres : Heerweg 2 en 4 Postcode en plaats : 6082 AC Buggenum Kadastrale aanduiding : BGN04 sectie A nr(s) 2109 Coördinaten

Nadere informatie

GEMEENTE OLDEBROEK gemeentelijk monument; raadsbesluit 24 juni 2003

GEMEENTE OLDEBROEK gemeentelijk monument; raadsbesluit 24 juni 2003 straat + huisnummer : Zuiderzeestraatweg 230 postcode + plaats : 8096 CH OLDEBROEK naam object : kadastrale aanduiding : gemeente Oldebroek, sectie AF, nr. 275 bescherming : gemeentelijk monument registratienummer

Nadere informatie

BESCHRIJVING VAN DE BOERDERIJEN EN BIJGEBOUWEN T.B.V. DE INSTANDHOUDING OF SLOOP VAN DE BIJGEBOUWEN EN ERFVERBETERING.

BESCHRIJVING VAN DE BOERDERIJEN EN BIJGEBOUWEN T.B.V. DE INSTANDHOUDING OF SLOOP VAN DE BIJGEBOUWEN EN ERFVERBETERING. BESCHRIJVING VAN DE BOERDERIJEN EN BIJGEBOUWEN T.B.V. DE INSTANDHOUDING OF SLOOP VAN DE BIJGEBOUWEN EN ERFVERBETERING. In het algemeen kan worden opgemerkt dat de hierna te beschrijven en te handhaven

Nadere informatie

Korte geschiedenis van de parochie

Korte geschiedenis van de parochie Korte geschiedenis van de parochie Het dorp Schin op Geul is zeer oud. Onder de naam Schina komt het reeds voor in het oudste gedenkboek der abdij van de H.Remigius te Reims, dat omstreeks 847 werd opgesteld.

Nadere informatie

Typering van het monument: Woonhuis uit 1896 dat deel uitmaakt van de historische bebouwingsstructuur van de dorpskern Hunsel.

Typering van het monument: Woonhuis uit 1896 dat deel uitmaakt van de historische bebouwingsstructuur van de dorpskern Hunsel. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM088 Naam monument : n.v.t. Adres : Jacobusstraat 2 Postcode en plaats : 6013 KK Hunsel Kadastrale aanduiding : HSL00 sectie B nr(s) 2771 Coördinaten

Nadere informatie

Leembouw en vakwerkbouw

Leembouw en vakwerkbouw Leembouw en vakwerkbouw 1. Leem? Leem! Deze gebouwen zien er alle vijf heel verschillend uit. Ze zijn dan ook gebouwd op vier verschillende continenten, in verschillende tijdperken en met verschillende

Nadere informatie

Typering van het monument: Karakteristiek woonhuis voorzien van een pleisterlaag op L-vormige plattegrond daterende uit circa 1910.

Typering van het monument: Karakteristiek woonhuis voorzien van een pleisterlaag op L-vormige plattegrond daterende uit circa 1910. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM052 Naam monument : n.v.t. Adres : Napoleonsweg 33 Postcode en plaats : 6081 AA Haelen Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie B nr(s) 1000 Coördinaten

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Dorpstraat 45

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Dorpstraat 45 Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM007 Naam monument : n.v.t. Adres : Dorpstraat 45 Postcode en plaats : 6095 AE Baexem Kadastrale aanduiding : BXM00 sectie E nr(s) 675 Coördinaten

Nadere informatie

Typering van het monument: Gave twintigste-eeuwse hallenhuisboerderij met aanbouwen onder een zadeldak met wolfseinden.

Typering van het monument: Gave twintigste-eeuwse hallenhuisboerderij met aanbouwen onder een zadeldak met wolfseinden. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM070 Naam monument : Relinquendum Adres : Geusert 2 Postcode en plaats : 6093 NR Heythuysen Kadastrale aanduiding : HHS00 sectie N nr(s) 1012 Coördinaten

Nadere informatie

Monumentenregister Nijmegen. Register van beschermde monumenten krachtens de Nijmeegse Monumentenverordening

Monumentenregister Nijmegen. Register van beschermde monumenten krachtens de Nijmeegse Monumentenverordening Register van beschermde monumenten krachtens de Nijmeegse Monumentenverordening Plaatselijke aanduiding monument Ganzenheuvel 71/ Lange Brouwerstraat 55 Aanwijzingsbesluit 11-11-2015 MON ID-code 2749 Redengevende

Nadere informatie

Officiele Beschrijving

Officiele Beschrijving Officiele Beschrijving Arbeidershuisje van vier traveeën en één bouwlaag onder overkragend zadeldak (pannen, nok loodrecht op de straat), uit de 19de eeuw. Witgeschilderde gevel op gepikte plint. Getoogde

Nadere informatie

Krullenlaan 3. Oorspronkelijke functie : Dienstwoning en schuur. Datum foto : 23-10-2010

Krullenlaan 3. Oorspronkelijke functie : Dienstwoning en schuur. Datum foto : 23-10-2010 Krullenlaan 3 Straat en huisnummer : Krullenlaan 3 Postcode en plaats : 2061 HT Bloemendaal Kadastrale aanduiding : F746 Complexonderdeel : Schapenduinen Naam object : Bouwjaar : Eind 19 de eeuw (hoofdmassa),

Nadere informatie

Typering van het monument: Statig vrijstaand woonhuis met een vooruitspringend linkerdeel dat in de voorgevel eindigt in een topgevel met zadeldak.

Typering van het monument: Statig vrijstaand woonhuis met een vooruitspringend linkerdeel dat in de voorgevel eindigt in een topgevel met zadeldak. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM021 Naam monument : n.v.t. Adres : Dorpstraat 14 Postcode en plaats : 6082 AP Buggenum Kadastrale aanduiding : BGN04 sectie A nr(s) 2231 Coördinaten

Nadere informatie

Bouwhistorische waarneming Wegje 1/Apenspel 5, Enkhuizen

Bouwhistorische waarneming Wegje 1/Apenspel 5, Enkhuizen Bouwhistorische waarneming Wegje 1/Apenspel 5, Enkhuizen door Gerrit Vermeer in opdracht voor de gemeente Enkhuizen namens de Vereniging Oud Enkhuizen. oktober 2015 1 Afbeelding omslag. De voorgevel van

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Margarethastraat 33

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Margarethastraat 33 Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM094 Naam monument : n.v.t. Adres : Margarethastraat 33 Postcode en plaats : 6014 AD Ittervoort Kadastrale aanduiding : ITV00 sectie B nr(s) 1138 Coördinaten

Nadere informatie

Verl. A. Hanhnweg 10. Adviesnummer 373 Adres Verl. A. Hanhnweg 10. Naam monument - Oorspronkelijke functie Woonhuis Datum plaatsing

Verl. A. Hanhnweg 10. Adviesnummer 373 Adres Verl. A. Hanhnweg 10. Naam monument - Oorspronkelijke functie Woonhuis Datum plaatsing Terug Verl. A. Hanhnweg 10 Adviesnummer 373 Adres Verl. A. Hanhnweg 10 Woonplaats 7241 SV LOCHEM Monument type Woonhuis Naam monument - Huidige functie Woonhuis Oorspronkelijke functie Woonhuis Datum plaatsing

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Napoleonsweg 72. Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie A nr(s) 3891 Coördinaten : x: y:

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Napoleonsweg 72. Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie A nr(s) 3891 Coördinaten : x: y: Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM053 Naam monument : "De Kamp" Adres : Napoleonsweg 72 Postcode en plaats : 6081 AE Haelen Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie A nr(s) 3891 Coördinaten

Nadere informatie

LEZEN. Terpentijd - 1500

LEZEN. Terpentijd - 1500 1 LEZEN Terpentijd - 1500 Oorspronkelijk bood een terp plaats aan één of enkele boerderijen. Sommige van deze huisterpen groeiden later aan elkaar vast tot een grote woonheuvel. Door de geïsoleerde ligging,

Nadere informatie

Typering van het monument: Vrijstaande villa uit de jaren dertig in een kenmerkende baksteenarchitectuur gebouwd als burgemeesterswoning.

Typering van het monument: Vrijstaande villa uit de jaren dertig in een kenmerkende baksteenarchitectuur gebouwd als burgemeesterswoning. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM036 Naam monument : n.v.t. Adres : Brugstraat 32 Postcode en plaats : 6096 AB Grathem Kadastrale aanduiding : GTM sectie D nr(s) 946 Coördinaten :

Nadere informatie

Het huis had een houten skelet, daartussen fistelstek besmeerd met leem.

Het huis had een houten skelet, daartussen fistelstek besmeerd met leem. Alle huizen zonder steen. In de Middeleeuwen is het dorp Boxtel ontstaan. Het dorp was klein. Rond 1100 lag er een motteheuvel met daarnaast een paar voorraadschuren. Beiden werden door water omsloten.

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 521065 Smallepad 5 Langgevelboerderij/bak-koetshuis Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 2 521067, 521066 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject:

Nadere informatie

: Turlings, Roermond; het ontwerp van de tuin is van J. Cuypers

: Turlings, Roermond; het ontwerp van de tuin is van J. Cuypers Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM086 Naam monument : Pand 'Schlangen' Adres : Rijksweg 1 Postcode en plaats : 6085 AA Horn Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 1993 Coördinaten

Nadere informatie

Geweldigershoek 2. Langs- en dwarsdoorsnede kapconstructie en zolderplattegrond van het hoofdhuis op de hoek. Geweldigershoek

Geweldigershoek 2. Langs- en dwarsdoorsnede kapconstructie en zolderplattegrond van het hoofdhuis op de hoek. Geweldigershoek GEWELDIGERSHOEK 2 Het huis ligt op de zuidoosthoek van de Geweldigershoek en de Dieserstraat en bestaat eigenlijk uit twee huizen, een groter witgepleisterd hoekhuis en een heel klein huisje daar links

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Stationstraat 17. Kadastrale aanduiding : BXM00 sectie E nr(s) 85 Coördinaten : x: y:

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Stationstraat 17. Kadastrale aanduiding : BXM00 sectie E nr(s) 85 Coördinaten : x: y: Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM017 Naam monument : n.v.t. Adres : Stationstraat 17 Postcode en plaats : 6095 BR Baexem Kadastrale aanduiding : BXM00 sectie E nr(s) 85 Coördinaten

Nadere informatie

Bouwmaterialen door de eeuwen heen

Bouwmaterialen door de eeuwen heen Bouwmaterialen door de eeuwen heen 1. Kies bouwmaterialen voor jouw huis Stel dat jij op een dag de kans krijgt om zelf een huis te verbouwen of te bouwen. Welke materialen zou jij kiezen voor de constructie

Nadere informatie

Hoeve uit ca. 1900; woonhuis gemoderniseerd in 1930 & 1965.

Hoeve uit ca. 1900; woonhuis gemoderniseerd in 1930 & 1965. ADRES Heukelommerweg 1 6213 HH Maastricht GEGEVENS Oorspronkelijke functie: hoeve Huidige functie: hoeve Dominant bouwwerk (incl. keldergewelf) Heukelommerweg 1 : situatie in 2012 Heukelommerweg 1 : situatie

Nadere informatie

Brugstraat 35, Roosendaal

Brugstraat 35, Roosendaal Brugstraat 35, Roosendaal Bouwjaar: 1921 Gegevens monument Locatie: CBS Typering: Brugstraat 35, 4701 LB Roosendaal Woonhuis / Notariskantoor Bouwjaar: 1921 Architect: Soort monument: Jac. Hurks Gemeentelijk

Nadere informatie

Inspectie rapport. Opname rapport Bosrand 16 Dwingeloo. Ing. B. Wortelboer

Inspectie rapport. Opname rapport Bosrand 16 Dwingeloo. Ing. B. Wortelboer Inspectie rapport Opname rapport Bosrand 16 Dwingeloo Ing. B. Wortelboer 28 mei 2015 Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Inleiding... 4 1. Historische weging... 5 1.1. Opname binnenzijde voorhuis... 5 1.2. Opname

Nadere informatie

2-2-2015. Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek 1000-1900 P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan.

2-2-2015. Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek 1000-1900 P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan. Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek 1000-1900 P Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan Opzet verhaal: 1 Ontginning van de Zaanstreek 2 Houtbouw 3 Funderingen 1 Ontginning

Nadere informatie

erg bijzonder is. Om U een idee te geven volgt hieronder een tekening. Tek. 4 14

erg bijzonder is. Om U een idee te geven volgt hieronder een tekening. Tek. 4 14 Historische Kring IJsselstein 9 (dec. 1978). - Dl.9 grensconflicten tussen de hoge heren van Holland en Utrecht niet uitvlakken. Niet alleen IJsselstein werd oorlogsslachtoffer, maar ook vele boerderijen

Nadere informatie

Monumentnummer*:

Monumentnummer*: Monumentnummer*: 520830 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl Status: rijksmonument Inschrijving

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Kerkstraat 2. Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 1534 Coördinaten : x: y:

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Kerkstraat 2. Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 1534 Coördinaten : x: y: Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM084 Naam monument : Pand 'Delhoofen' Adres : Kerkstraat 2 Postcode en plaats : 6085 AX Horn Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 1534 Coördinaten

Nadere informatie

BROERSMA SYSTEEMBOUW B.V. OPPERKOATSTERWEI 6, 9288 GK. KOOTSTERTILLE, TEL. 0511-542698 FAX. 0511-542060

BROERSMA SYSTEEMBOUW B.V. OPPERKOATSTERWEI 6, 9288 GK. KOOTSTERTILLE, TEL. 0511-542698 FAX. 0511-542060 BROERSMA IJZERSTERK IN HOUTCONSTRUCTIE Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd, door middel van fotokopie of gereproduceerd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Broersma Systeembouw

Nadere informatie

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr. 6 prehistorie oudheid 3000 v. Chr. 2500 v. Chr. 2000 v. Chr. 1500 v. Chr. Jagers en Boeren De oudste bewoners Jos en Mirthe fietsen in de zomervakantie op de Elspeetse heide. Ze maken met hun ouders een

Nadere informatie

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken. In de vroege zomer van 2017 heeft Archeologie West-Friesland een opgraving uitgevoerd tussen de Davidstraat, Romeinstraat en Korte

Nadere informatie

Monumentbeschrijving. Kerkstraat 77 Westerbeek. Drs. Elke de Rooij

Monumentbeschrijving. Kerkstraat 77 Westerbeek. Drs. Elke de Rooij Monumentbeschrijving Kerkstraat 77 Westerbeek Drs. Elke de Rooij Westerbeek, Kerkstraat 77 (gemeente Sint Anthonis) Algemene gegevens Oorspronkelijke functie : boerderij Huidige functie : woonhuis Bouwjaar

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 525144 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl Complexnaam: Molenaarshuis met schuur

Nadere informatie

Typering van het monument: Vrijstaand woonhuis uit 1935 met karakteristieke ronde erker met glas-in-loodramen.

Typering van het monument: Vrijstaand woonhuis uit 1935 met karakteristieke ronde erker met glas-in-loodramen. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM056 Naam monument : n.v.t. Adres : Roggelseweg 2 Postcode en plaats : 6081 CT Haelen Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie A nr(s) 3843 Coördinaten

Nadere informatie

: langhuisboerderij met aangebouwd bakhuisje en omliggend groen erf

: langhuisboerderij met aangebouwd bakhuisje en omliggend groen erf Gemeentelijk monument nr. : OVERB 1 Adres : De Hucht 30 Plaats : Overberg Kadastrale aanduiding : AMR02 G 00825 Bouwjaar : 1883 Type : langhuisboerderij met aangebouwd bakhuisje en omliggend groen erf

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: : Berikstraat 11a

Kerngegevens gemeentelijk monument: : Berikstraat 11a Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM020 Naam monument : n.v.t. Adres : Berikstraat 11a Postcode en plaats : 6082 AM Buggenum Kadastrale aanduiding : BGN04 sectie C nr(s) 1124 Coördinaten

Nadere informatie

REDENGEVENDE BESCHRIJVING BOERDERIJCOMPLEX. bouwjaar : Voorhuis: 1926, achterhuis: omstreeks 1900 architect : -

REDENGEVENDE BESCHRIJVING BOERDERIJCOMPLEX. bouwjaar : Voorhuis: 1926, achterhuis: omstreeks 1900 architect : - REDENGEVENDE BESCHRIJVING BOERDERIJCOMPLEX gemeente : AALTEN postcode + plaats : 7122 MA Aalten (Lintelo) straat + huisnr. : Tuunterweg 2 naam object : De Tuuntert bescherming : Gemeentelijk monument oorspr.

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Dorpstraat 16, 16a en 18

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Dorpstraat 16, 16a en 18 Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM066 Naam monument : n.v.t. Adres : Dorpstraat 16, 16a en 18 Postcode en plaats : 6093 EC Heythuysen Kadastrale aanduiding : HHS00 sectie C nr(s) 3948,

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Eindstraat 11

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Eindstraat 11 Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM078 Naam monument : n.v.t. Adres : Eindstraat 11 Postcode en plaats : 6085 AE Horn Kadastrale aanduiding : HOR02 sectie D nr(s) 1403 Coördinaten :

Nadere informatie

Complexnummer:

Complexnummer: Complexnummer: 516227 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl Begraafplaatscomplex met woning Aantal

Nadere informatie

Cultuurhistorische en bouwhistorische quick-scan Oudestraat 8 in Gemert

Cultuurhistorische en bouwhistorische quick-scan Oudestraat 8 in Gemert Cultuurhistorische en bouwhistorische quick-scan Oudestraat 8 in Gemert 1. Korte geschiedenis Hoeve Keizersbosch is gesticht in de middeleeuwen en genoemd naar het klooster Keizersbosch in Limburg. Alhoewel

Nadere informatie

Bouwhistorisch onderzoek

Bouwhistorisch onderzoek Bouwhistorisch onderzoek BOUWHISTORISCHE NOTITIE Adres : Gedempte Zuiderdiep 8 Status : Gemeentelijk monument Periode : januari 2003 Onderzocht door : Taco Tel en Henk Wierts Auteur : Taco Tel Datum :

Nadere informatie

Bennebroekerlaan 10. Bouwjaar : Circa 1890 Architect : : Neorenaissance-trant met invloed van de Chaletstijl Oorspronkelijke functie : Woonhuis

Bennebroekerlaan 10. Bouwjaar : Circa 1890 Architect : : Neorenaissance-trant met invloed van de Chaletstijl Oorspronkelijke functie : Woonhuis Bennebroekerlaan 10 Straat en huisnummer : Bennebroekerlaan 10 Postcode en plaats : 2121 GR Bennebroek Kadastrale aanduiding : A4647 Complexonderdeel : Naam object : De Lijsterhof Bouwjaar : Circa 1890

Nadere informatie

Oostpaan IS, 20, Maasland

Oostpaan IS, 20, Maasland Oostpaan IS, 20, Maasland Concept Oostgaag 18/20, 3155 CG Maasland Het pand staat aangegeven op de kadastrale minuut van ca. 1820. Het wordt dan bewoond door Pieter de Wilde, arbeider. Het was dus een

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 527221 Smallepad 5 Herberg van Friesland Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 3 527222, 527220, 525617 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject:

Nadere informatie

Bijlage 5: Onderbouwing cultuurhistorische waarden woonboerderij Esp 9/9a te Bakel en de omgeving

Bijlage 5: Onderbouwing cultuurhistorische waarden woonboerderij Esp 9/9a te Bakel en de omgeving Bijlage 5: Onderbouwing cultuurhistorische waarden woonboerderij Esp 9/9a te Bakel en de omgeving De woonboerderij op de locatie Esp 9/9a te Bakel welke volgens de site Bagviewer is gebouwd in 1832 is

Nadere informatie

Lookwatering 1, 2635 CJ Den Hoorn

Lookwatering 1, 2635 CJ Den Hoorn Lookwatering 1, 2635 CJ Den Hoorn De bescherming betreft de voormalige tuinderswoning uit 1929 aan de Lookwatering 1. De recente serre valt niet onder de bescherming. De tuinderswoning is gelegen in het

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Loorderstraat 2

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Loorderstraat 2 Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM045 Naam monument : n.v.t. Adres : Loorderstraat 2 Postcode en plaats : 6096 NE Grathem Kadastrale aanduiding : GTM sectie D nr(s) 1360 Coördinaten

Nadere informatie

Bijlage 6 B e g r i p p e n l i j s t

Bijlage 6 B e g r i p p e n l i j s t Bijlage 6 B e g r i p p en lijst B e g r i p p en lijst Aanbouwen Achterkant Afdak Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw

Nadere informatie

Buitenkozijnen Thema 3

Buitenkozijnen Thema 3 Buitenkozijnen Thema 3 Historie Gevelopeningen schijnen ontstaan te zijn toen een groepje ijverige bouwvakkers zichzelf ingemetseld had. Tot de dertiende eeuw was in ons land het aparte raamkozijn onbekend.

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 527199 Smallepad 5 Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 2 527201, 527200 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject: Grindweg 97 Complexomschrijving:

Nadere informatie

HilberinkboscH architecten Wamberg sM - berlicum. Zestien Eiken Schuur Wamberg, Berlicum 100+ t

HilberinkboscH architecten Wamberg sM - berlicum. Zestien Eiken Schuur Wamberg, Berlicum 100+ t HilberinkboscH architecten Wamberg 5-5258sM - berlicum Zestien Eiken Schuur Wamberg, Berlicum 100+ t.073-6900136 - hetburo@hb-a.nl Zestien Eiken Schuur de esthetiek van de toevalligheid Bij veel boerderijen

Nadere informatie

Kwakefa/eg 17, Maasland

Kwakefa/eg 17, Maasland Kwakefa/eg 17, Maasland Kwakelweg 17, 3155CB Maasland Kwakelweg 17 is een langwerpig boerderijgebouw dat parallel aan de Kwakelweg staat onderaan de kade van de Duifpolder (Kwakelweg). Het gebouw heeft

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 510424 Smallepad 5 Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 3 510427, 510426, 510425 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject: Herenweg 46 Complexomschrijving:

Nadere informatie

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Parallelweg 2

Kerngegevens gemeentelijk monument: Adres : Parallelweg 2 Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM012 Naam monument : n.v.t. Adres : Parallelweg 2 Postcode en plaats : 6095 AH Baexem Kadastrale aanduiding : BXM00 sectie E nr(s) 84 Coördinaten :

Nadere informatie

Quickscan Gemeente Drimmelen maart - april 2013

Quickscan Gemeente Drimmelen maart - april 2013 Quickscan Gemeente Drimmelen maart - april 2013 Wagenberg, Brouwerijstraat 3 Woonhuis met garage, ca. 1910. Kenmerken van Jugendstil. Rijk gedetailleerde voorgevel in rode strengperssteen met speklagen

Nadere informatie

Rozenvendreef 1, Roosendaal

Rozenvendreef 1, Roosendaal Rozenvendreef 1, Roosendaal Bouwjaar: midden/einde 18e eeuw Gegevens monument Locatie: CBS Typering: Bouwjaar: Rozenvendreef 1, 4707 PD Roosendaal Boerderijcomplex midden/einde 18e eeuw Architect: Soort

Nadere informatie

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN 96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN Grondboor en Hamer, jrg. 43, no. 5/6, p. 225-227, 3 fig., november 1989 AFZETTINGEN VAN RIJN EN MAAS IN LIMBURG W.M. Felder* In de loop van het Mioceen, 10 tot 7 miljoenn

Nadere informatie

Datum bezoek: september 2015 Datum rapport: 7 oktober 2015 Naam rapporteur: Marielle Vrijkotte. Overzicht cultuurhistorische waarden Spanjaardsdijk 52

Datum bezoek: september 2015 Datum rapport: 7 oktober 2015 Naam rapporteur: Marielle Vrijkotte. Overzicht cultuurhistorische waarden Spanjaardsdijk 52 Overzicht cultuurhistorische waarden Spanjaardsdijk 52 Datum bezoek: september 2015 Datum rapport: 7 oktober 2015 Naam rapporteur: Marielle Vrijkotte Karakteristiek erf: Situering karakteristiek erf: Soort

Nadere informatie

: onbekend, houten kruisbeeld vermoedelijk van beeldhouwer Tiessen uit Roermond

: onbekend, houten kruisbeeld vermoedelijk van beeldhouwer Tiessen uit Roermond Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM060 Naam monument : Aerenkapel Adres : Moosterstraat bij 15 Postcode en plaats : 6012 RC Haler Kadastrale aanduiding : HSL00 sectie G nr(s) 145 Coördinaten

Nadere informatie

Complexnummer:

Complexnummer: Complexnummer: 509825 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl - Aantal complexonderdelen Monumentnummers

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 525287 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl Complexnaam: Veelust Aantal complexonderdelen:

Nadere informatie

Nieuwstad 51 Norenburgerstraat 2 2a

Nieuwstad 51 Norenburgerstraat 2 2a Nieuwstad 51 Norenburgerstraat 2 2a Nieuwstad 51 ligt op de hoek van Nieuwstad en Norenburgerstraat. Het beslaat een rechthoekig perceel en heeft geen tuin. Wel is er op dit moment een ruimtelijke relatie

Nadere informatie

Een kijkje in en rond de stolpboerderij van de familie Sevenhuysen

Een kijkje in en rond de stolpboerderij van de familie Sevenhuysen Een kijkje in en rond de stolpboerderij van de familie Sevenhuysen De stolp dateert van 1869. De tekst op de gevelsteen geeft aan dat Hendrik Sevenhuysen de opdracht voor de bouw heeft gegeven. Hendrik

Nadere informatie

215 Hoofdweg renovatie 2 blokken portiek woningen 45 etage woningen, 15 maisonnettes

215 Hoofdweg renovatie 2 blokken portiek woningen 45 etage woningen, 15 maisonnettes 215 Hoofdweg renovatie 2 blokken portiek woningen 45 etage woningen, 15 maisonnettes VILLANOVA architecten, Rotterdam, 2012 zesxzes visuele communicatie - Nieuwe voorgevels, vanaf de hoek aan de Postjeskade

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Gevels: Het pand is opgetrokken in bruine baksteen, gemetseld in kruisverband en platvol gevoegd. De gevels hebben een gepleisterde plint.

Gevels: Het pand is opgetrokken in bruine baksteen, gemetseld in kruisverband en platvol gevoegd. De gevels hebben een gepleisterde plint. Kerngegevens gemeentelijk monument: Monumentnummer : GM051 Naam monument : Vogelhuys Adres : Kasteellaan 14 Postcode en plaats : 6081 AN Haelen Kadastrale aanduiding : HLN02 sectie A nr(s) 5034 Coördinaten

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan Herontwikkeling Brinkstraat 16 Oud Borne (voormalig terrein Morselt)

Beeldkwaliteitsplan Herontwikkeling Brinkstraat 16 Oud Borne (voormalig terrein Morselt) Beeldkwaliteitsplan Herontwikkeling Brinkstraat 16 Oud Borne (voormalig terrein Morselt) 1.1 Inleiding Initiatiefnemers zijn voornemens om op de voormalige locatie van aannemersbedrijf Morselt aan de Brinkstraat

Nadere informatie

Complexnummer:

Complexnummer: Complexnummer: 527199 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl Aantal complexonderdelen 2 527200,

Nadere informatie

Ligging van het boerderijcomplex aan de Polder, in het buitengebied van Gendt. De voormalige steenoven maakt deel uit van dit complex.

Ligging van het boerderijcomplex aan de Polder, in het buitengebied van Gendt. De voormalige steenoven maakt deel uit van dit complex. WAARDESTELLING VOORMALIGE STEENOVEN gemeente : LINGEWAARD postcode + plaats : 6691 MG Gendt straat + huisnr. : Polder 37 oorspr. functie huidige functie bouwjaar architect bouwstijl : Restant voormalige

Nadere informatie

De gebouwen en stijlen in chronologische volgorde

De gebouwen en stijlen in chronologische volgorde De gebouwen en stijlen in chronologische volgorde STIJL GEBOUW LOCATIE Romaans Oude Kerk (toren) Naaldwijk Gotisch Oude Kerk (kerkgebouw) Naaldwijk Renaissance Oude Raadhuis Naaldwijk Classicisme Nederhof

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 511054 Smallepad 5 Boerderijcomplex Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 3 511057, 511056, 511055 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject:

Nadere informatie

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort

Complexnummer: Smallepad MG Amersfoort Postbus BP Amersfoort Complexnummer: 514503 Smallepad 5 Wooncomplex Aantal complexonderdelen: Monumentnummers van complexonderdelen: 3 514505, 514504, 8164 Woonplaats : Gemeente: Provincie: Hoofdadres van hoofdobject: BY Loseweg

Nadere informatie

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468 BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer 100468 colofon SAB Arnhem B.V. Contactpersoon: Arjan van der Laan bezoekadres: Frombergdwarsstraat 54 6814 DZ Arnhem correspondentieadres:

Nadere informatie

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel :

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel : Donkerelaan 20 Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel : Naam object : Oude Dorpshuis Bouwjaar : 1929 Architect : H.W.

Nadere informatie

Vaals - Tentstraat 67

Vaals - Tentstraat 67 EXCLUSIEF WONEN Cereshoeve Vaals - Tentstraat 67 T +31 (0)475 40 70 44 info@alardvandervarst.nl www.alardvandervarst.nl De befaamde architect Moretti heeft deze prachtige hoeve ontworpen met een pachterswoning,

Nadere informatie

Te koop Vrijstaande woning met carport, schuur en schitterende tuin

Te koop Vrijstaande woning met carport, schuur en schitterende tuin Langeweg 11 Postbus 1166 3260 AD Oud-Beijerland Tel: 0186-634200 Fax: 0186-634276 Te koop Vrijstaande woning met carport, schuur en schitterende tuin Pieter Abelszstraat 15 3297 EL Puttershoek Algemeen

Nadere informatie

GEMEENTE SLUIS. Voorontwerpbestemmingsplan. Nieuwstraat 79 Sluis. Bijlagenboek

GEMEENTE SLUIS. Voorontwerpbestemmingsplan. Nieuwstraat 79 Sluis. Bijlagenboek GEMEENTE SLUIS Voorontwerpbestemmingsplan Nieuwstraat 79 Sluis Bijlagenboek gemeente titel projectnummer datum status Voorontwerp ontwerp vaststelling Sluis Bestemmingsplan Nieuwstraat 79 Sluis GS4015

Nadere informatie

Redengevende omschrijving graanschuur

Redengevende omschrijving graanschuur Redengevende omschrijving graanschuur Venweg 4 te Alphen gemeente Alphen-Chaam drs. Elke de Rooij Redengevende omschrijving Venweg 4 te Alphen 1 Objectgegevens Adres : Venweg 4 Plaats : Alphen Postcode

Nadere informatie

Waardestellend cultuurhistorisch onderzoek

Waardestellend cultuurhistorisch onderzoek Waardestellend cultuurhistorisch onderzoek Nispensestraat 79 te Roosendaal Elke de Rooij Roosendaal, Nispensestraat 79 Objectgegevens Oorspronkelijke functie : woonhuis Huidige functie : woonhuis Bouwjaar

Nadere informatie

Oerboeren in de Friese Wouden.

Oerboeren in de Friese Wouden. Stichting IJstijdenmuseum Buitenpost. www.ijstijdenmuseum.nl. Oerboeren in de Friese Wouden. Het grootste deel van de geschiedenis van ons mensen ligt in de prehistorie. Met prehistorie duiden we een tijd

Nadere informatie

Dorpstraat 47. te Valkenburg aan de Geul (Sibbe) Samenvatting

Dorpstraat 47. te Valkenburg aan de Geul (Sibbe) Samenvatting Dorpstraat 47 te Valkenburg aan de Geul (Sibbe) Rijksweg 4 6271 AE Gulpen T 043 323 35 11 info@klemen t2.com www.klement2.com IBAN NL62 ABNA 0537 2583 88 KVK 61719765 BTW NL 854460500B01 Samenvatting Met

Nadere informatie

Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig

Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig Gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig het gebied is roodgekleurd op de kaart Welstandsnota Overbetuwe 2010, gebied 6 Woonwijken vooroorlogs tot jaren veertig 93 Gebiedsbeschrijving Structuur

Nadere informatie

eryl is een compact huis met een vloeroppervlakte van 77m. Door met

eryl is een compact huis met een vloeroppervlakte van 77m. Door met eryl is een compact huis met een vloeroppervlakte van 77m. Door met B goedkope en hergebruikte materialen te werken blijven de kosten voor 2 materialen en installaties onder de 15.000. Het huis is ontworpen

Nadere informatie

Project lj1 Adaptability

Project lj1 Adaptability Project lj1 Adaptability 2015-2016 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Mens en Maatschappij GG 23 februari 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/72423

Nadere informatie

Project lj1 Adaptability

Project lj1 Adaptability Project lj1 Adaptability 2015-2016 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Mens en Maatschappij GG 23 februari 2016 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/72423

Nadere informatie

Project lj1 Adaptability

Project lj1 Adaptability Auteur Mens en Maatschappij GG Laatst gewijzigd 23 February 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres http://maken.wikiwijs.nl/72423 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs

Nadere informatie

Redengevende omschrijving gemeentelijke monumentenlijst. : F.D. Rooseveltsingel

Redengevende omschrijving gemeentelijke monumentenlijst. : F.D. Rooseveltsingel Redengevende omschrijving gemeentelijke monumentenlijst F.D. Rooseveltsingel 12 Monumentnummer : GM034 Straat Huisnummer Toevoeging Postcode : F.D. Rooseveltsingel : 12 : --: 6981 EH Kadastrale aanduiding

Nadere informatie

Lijst van 62 cultuur historisch waardevolle gebouwen in Vessem (vlgs bestemmingsplan kom Vessem 8/10/08) Flinkert 5/7 Dorpswoning

Lijst van 62 cultuur historisch waardevolle gebouwen in Vessem (vlgs bestemmingsplan kom Vessem 8/10/08) Flinkert 5/7 Dorpswoning Flinkert 5/7 Dorpswoning Ca. 1940 Eerste sociale woningbouw (tweekapper) Vessem. Baksteen halfsteens verband Eén bouwlaag met kap Zij-ingang, opkamer en kruiskozijnen. Siermetselwerk fries met bloktand.

Nadere informatie

Een bijzondere boerderij in Someren Een beknopte verkenning van Houtbroekdijk 15

Een bijzondere boerderij in Someren Een beknopte verkenning van Houtbroekdijk 15 Een bijzondere boerderij in Someren Een beknopte verkenning van Houtbroekdijk 15 Inleiding Op maandag 16 juli 2018 kreeg ik een mail van Hendrik-Jan van Griensven. Hij is als directie voerend architect

Nadere informatie

Brouwerij De Kroon. Marcellienstraat te Geleen. Samenvatting

Brouwerij De Kroon. Marcellienstraat te Geleen. Samenvatting Brouwerij De Kroon Marcellienstraat 18 + 20 te Geleen Samenvatting Dit rijks monumentale complex is een typisch voorbeeld van een verscholen parel in een beschermd dorpsgebied. Verscholen in de kern van

Nadere informatie

Elk seizoen een nieuw interieur

Elk seizoen een nieuw interieur 52 Stijlvol Wonen B i n n e n k i j k e n Elk seizoen een nieuw interieur De kans dat Anke en Geert ooit uitgekeken raken op hun interieur, is wel heel erg klein. De inrichting wordt namelijk regelmatig

Nadere informatie

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart 2013 5,1 27 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Memo Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders. Paragraaf 1 De Romeinen trekken zich terug. 1. Welke

Nadere informatie