Sociaal-Economische Raad

Transcriptie

1 Sociaal-Economische Raad De algemeen secretaris van de Sociaal-Economische Raad geeft hierbij kennis van het voornemen van de raad in zijn vergadering van 18 augustus 1995 op grond van artikel 67 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 24 juni 1992 (Stb. 1992, 409), de volgende verordening vast te stellen: Ontwerp-Instellingsverordening Bedrijfschap Frisdranken en Waters Verordening van de Sociaal-Economische Raad van... houdende de instelling van een bedrijfschap voor ondernemingen op het gebied van de industrie van frisdranken en waters en de groothandel in frisdranken, waters en bier (Instellingsverordening Bedrijfschap Frisdranken en Waters) De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 67 juncto artikel 68 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gehoord de Vereniging Nederlandse Frisdrankenindustrie, de Vereniging van de Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden, de Nederlandse Vereniging van Siropenfabrikanten, de FNV Dienstenbond, de Industriebond FNV, de Industrie- en Voedingsbond CNV, de Dienstenbond CNV en de Unie BLHP, Vakbond voor Administratief, Technisch en Commercieel Personeel; Besluit: 1 Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op de bedrijfsorganisatie (Stb. 1992, 409); b. het bedrijfschap: het Bedrijfschap Frisdranken en Waters; Artikel 2 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. frisdranken: water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker en/of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken, andere dan vruchten- of groentesappen; voorts instantvormen van alcoholvrije dranken, alsmede siropen als vermeld onder b; b. siropen: de stroperige waar bestaande uit een mengsel waarvan suikers, water, aroma s en/of sap de kenmerkende bestanddelen zijn; c. waters: water, natuurlijk of kunstmatig mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, noch gearomatiseerd; ijs en sneeuw; d. groothandel in bier, frisdranken en/of waters: het bedrijf van het kopen van bier, frisdranken en/of waters en het verkopen daarvan aan in het binnenland gevestigde wederverkopers, personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming aanwenden, of instellingen; e. horecabenodigdheden: 1 voedingsmiddelen: koffie en thee, gedistilleerde dranken, wijnen, zuiveldranken, vruchten- en groentesappen en andere dranken, zoetwaren (candybars, chocolaterieën, koekjes, etc.), zoutjes (chips, borrelnootjes, etc.), rookwaren en tabaksartikelen, overige droge voedingswaren (crackers, soepstengels, kruiden en specerijen, etc.), conserven (groenten en fruit, vlees en vis, soepen en sauzen, etc.), snacks (frituurwaren, minipizza s, etc.), ijsprodukten, overige diepvriesprodukten (gebak, groenten, vis, kant- en klaar maaltijden, etc.), koolzuur e.d.; 2 niet-voedingsmiddelen: koolzuur, glaswerk, disposables, reinigingsmiddelen en toiletartikelen, huishoudelijke apparatuur (zeep- en handdoekautomaten, stofzuigers, etc.), keukenapparatuur (koffiezetapparaten, citruspersen, magnetrons, etc.), kleine horeca-benodigdheden (dienbladen, bonboeken, menu- en wijnmappen, etc.), textielwaren (hand- en theedoeken, schorten, etc.) e.d. 2 Het bedrijfschap Artikel 3 1. Er is een Bedrijfschap Frisdranken en Waters. 2. Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen waarin wordt uitgeoefend het bedrijf van het vervaardigen van frisdranken en/of waters of de groothandel in frisdranken, waters en/of bier, al dan niet tezamen met: a. het bottelen en/of afleveren van frisdranken en/of waters; b. de groothandel in horecabenodigdheden; c. het kopen en verkopen van vruchtedranken, gearomatiseerde melkdranken, limonadesiroop, koolzuur of ruw ijs; d. de uitvoerhandel in bier, frisdranken en/of waters. 3. Het bedrijfschap is gevestigd te Rotterdam. Artikel 4 Het bestuur van het bedrijfschap bestaat uit 14 leden, waarvan 7 leden door organisaties van ondernemers en 7 leden door organisaties van werknemers worden benoemd. 3 Bevoegdheden Artikel 5 Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de navolgende onderwerpen: a. de verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden bij de verkoop door de industrie van frisdranken en waters of door de groothandel; b. het berekenen aan de afnemers van statiegeld of terugbrengpremies voor flessen en ander verpakkingsmateriaal; c. het maken van reclame voor Uit: Staatscourant 1995, nr. 97 / pag. 1

2 verpakkingen van frisdranken en waters die in het binnenlandse verkeer worden aangeboden; d. de lonen en de andere arbeidsvoorwaarden; e. fondsen en andere instellingen in het belang van de bedrijfsgenoten; f. de registratie van ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld en van de in die ondernemingen werkzame personen; g. het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige gegevens; h. de in verband met de voorbereiding of het toezicht op de naleving van verordeningen nodige inzage van boeken en bescheiden van ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voorzover strekkend ter verkrijging van gegevens, welke degenen die deze ondernemingen drijven niet desgevraagd hebben verstrekt, of ter verificatie van gegevens waarvan zij de juistheid niet hebben doen staven door een verklaring van een deskundige, die aan door het bestuur van het bedrijfschap te stellen eisen voldoet; i. de kwaliteit van de door de onder de werkingssfeer van het bedrijfschap vallende ondernemingen geproduceerde en/of verhandelde produkten, waaronder begrepen de (logistieke) handling; j. milieuzorg waaronder regels ten aanzien van (de normalisatie van) verpakkingen en de daarop aan te brengen aanduidingen; k. het onderzoek op sociaal, economisch en technisch gebied; l. de vakopleiding, omscholing en herscholing; m. de administratie van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld. Artikel 6 Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten. Artikel 7 Op overtreding van een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld. Artikel 8 Bij een op grond van artikel 5 vastgestelde verordening kan worden bepaald dat de bij of krachtens die verordening gestelde regelen mede andere dan de in artikel 102, eerste lid van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen binden, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig in de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld plegen te worden verricht. Artikel 9 1. De door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid van de wet op te leggen heffingen kunnen voor verschillende in de heffingsverordening aangewezen groepen van ondernemingen verschillend zijn. 2. Onverminderd het in het derde lid bepaalde worden heffingen vastgesteld naar de grondslag van de in de betrokken ondernemingen bij de uitoefening van de in artikel 3 bedoelde bedrijven bereikte, naar geldwaarde of hoeveelheid berekende omzet; boven of in de plaats van zodanige heffing kan een bedrag worden geheven dat voor alle betrokken ondernemingen gelijk is. 3. Heffingen waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag welke het bestuur van het bedrijfschap in verband met die bestemming passend acht. 4 Slotbepalingen Artikel 10 Deze verordening wordt in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie geplaatst. Artikel 11 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant. Artikel 12 Deze verordening wordt aangehaald als Instellingsverordening Bedrijfschap Frisdranken en Waters. Den Haag, voorzitter algemeen secretaris Goedgekeurd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op.. Goedgekeurd door de Minister van Economische Zaken op.. Goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op.. Toelichting Inleiding Deze verordening vervangt het Instellingsbesluit Frisdranken en Waters (Stb. 1959, 202), nader gewijzigd bij Besluit van 13 september 1991 (Stb. 1991, 527) overeenkomstig het bepaalde in artikel XV van de wet van 24 juni 1992 (Stb. 1992, 409), houdende wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De gewijzigde wet is op 1 oktober 1992 in werking getreden. Ingevolge artikel XVI van de wijzigingswet heeft de omzetting geen gevolgen voor onder meer de rechtskracht van de onder het oude instellingsbesluit vastgestelde verordeningen en andere besluiten. Deze verordeningen en besluiten hoeven derhalve niet te worden omgezet. De frisdrankenindustrie en de groothandel in dranken zijn sedert de instelling van het bedrijfschap grondig van karakter veranderd. Schaalvergroting, verandering van produktie- en distributiemethoden en aanpassing van het produktassortiment hebben ertoe geleid dat de moderne frisdrankenindustrie en groothandel in dranken nog slechts in grove lijnen lijken op de bedrijven waarvoor het bedrijfschap in 1959 werd ingesteld. Het bestuur van het bedrijfschap en de voor het bedrijfschap representatieve organisaties van ondernemers en van werknemers oordelen het nodig van de gelegenheid van de omzetting gebruik te maken om de definities, taken en bevoegdheden van het bedrijfschap tegen de achtergrond van de zojuist geschetste structuurwijziging van industrie en groothandel opnieuw te definiëren. Met name is de groothandel in horecabenodigdheden voor zover uitgeoefend in het kader van een Uit: Staatscourant 1995, nr. 97 / pag. 2

3 onderdeel van de hoofdactiviteit, zijnde de groothandel in frisdranken en waters en/of bier, onder de werkingssfeer gebracht; een uitgebreide toelichting ter zake is vermeld bij de toelichting op artikel 3. Voor een deel betreffen de wijzigingen een aanpassing aan de veranderde inrichting van industrie en groothandel. Voor het overige zijn in het licht van EG-rechtelijke en nationale wettelijke ontwikkelingen bevoegdheden geschrapt dan wel - en dit mede in verband met het de laatste jaren sterk toegenomen belang van het bedrijfschap voor de bedrijfsgenoten - nieuwe toegevoegd. Representativiteitsonderzoek In verband met de uitbreiding van de werkingssfeer met de groothandel in horecabenodigdheden voor zover uitgeoefend in het kader van een onderdeel van de hoofdactiviteit en de toevoeging van nieuwe bevoegdheden die verderop nader worden toegelicht, heeft de raad een onderzoek uitgevoerd naar de kwantitatieve representativiteit van de benoemingsgerechtigde organisaties. De volgende informatie heeft daarbij als basis gediend: - het totale kwantitatieve belang van de industrie van frisdranken, waters, bier, de groothandel in deze dranken alsmede de in het laatste kader gevoerde groothandel in horecabenodigdheden en het aandeel van de verzoekende ondernemersorganisaties daarin; - het totale kwantitatieve belang van de groothandel in horecabenodigdheden die wordt gevoerd in het kader van de groothandel in frisdranken, waters en bier en het aandeel van de representatieve ondernemersorganisaties daarin; - het totaal aantal werkzame personen in de alle bovengenoemde sectoren en het aantal personen dat lid is van de representatieve werknemersorganisaties; - het totaal aantal werkzame personen in de sub-sector van de horecabenodigdheden en het aantal personen dat lid is van de representatieve werknemersorganisaties. De betrokken organisaties hebben informatie overgelegd over hun marktaandeel van de genoemde produkten. Daaruit blijkt dat: - de bij de Vereniging Nederlandse Frisdrankenindustrie aangesloten ondernemingen een marktaandeel (in liters en guldens) hebben van circa 98 procent; - het marktaandeel (in guldens) in de totale drankengroothandelsactiviteiten van de door de Vereniging van Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden (GDH) georganiseerde leden circa 87 procent beloopt; - het marktaandeel van het onderdeel horecabenodigdheden van de GDH-leden 85 procent omvat; - het marktaandeel van de bij de Nederlandse Vereniging van Siropenfabrikanten (NVS) aangesloten ondernemingen circa 65 procent bedraagt. Ten aanzien van de representativiteit van de betrokken werknemersorganisaties heeft de raad op grond van door de werknemersorganisaties verstrekte kwantitatieve informatie kunnen vaststellen dat deze voor de werknemersorganisaties aan industriezijde tussen de 25 procent en 30 procent ligt en die aan groothandelszijde tussen de 20 procent en 25 procent. Naar het oordeel van de raad is hier sprake van een voldoende representatieve organisatorische vertegenwoordiging van de betrokken ondernemers en de betrokken werknemers. Artikelsgewijze toelichting Onderstaand worden de wijzigingen in artikelen nader toegelicht. Niet genoemde artikelen of leden van artikelen zijn niet gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke instellingsbesluit van 4 juni 1959 en de wijziging ervan in Artikel 2 sub a, sub b en sub c De definities van: frisdranken, siropen en waters zijn aangepast zonder dat zulks een materiële wijziging in de werkingssfeer met zich brengt. Aansluiting is thans zoveel mogelijk gezocht bij de definities van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen van 14 juni 1983, de wereldwijde nomenclatuur van goederen opgesteld door de Internationale Douaneraad en gehanteerd door de Europese Gemeenschap en alle individuele lidstaten. De definitie van frisdranken, die materieel gelijk is aan het huidige instellingsbesluit, is ontleend aan de omschrijvingen van de posten en van het Geharmoniseerd Systeem, voor zover het voor consumptie gerede dranken betreft, en , waar het gaat om geconcentreerde produkten in poedervorm. Dranken met een gehalte aan vetstoffen van 0,2 gewichtspercenten of meer zijn uitgezonderd - deze vallen onder de bevoegdheid van het Produktschap voor Zuivel - evenals vruchtedranken, ook wel nectaren genoemd, die bij het Produktschap voor Groenten en Fruit thuishoren. De definitie van siropen is eveneens gebaseerd op de omschrijving van post van het Geharmoniseerd Systeem doch de bewoording is afkomstig van het Frisdranken- en Siropenbesluit, dat duidelijker omschrijft om welke produkten het gaat. De definitie van waters is ontleend aan de omschrijving van de posten en van het Geharmoniseerd Systeem. Vruchte- of groentesappen vallen niet onder de werkingssfeer van het bedrijfschap. Artikel 2 sub d Dit onderdeel is niet gewijzigd. De strekking ervan is onder meer dat niet alleen in Nederland geproduceerde c.q. verhandelde produkten onder de werkingssfeer van het bedrijfschap vallen maar ook de door in Nederland gevestigde bedrijven geïmporteerde produkten. Artikel 2 sub e De term horecabenodigdheden wordt bij artikel 3, tweede lid toegelicht. Artikel 3, tweede lid Aan de omschrijving zijn toegevoegd a) het bottelen en/of afleveren van frisdranken en waters, b) de groothandel in Uit: Staatscourant 1995, nr. 97 / pag. 3

4 horecabenodigdheden. Ad a het bottelen en/of afleveren Binnen het klassieke frisdrankenbedrijf vonden het vervaardigen, bottelen en afleveren van frisdranken in één hand plaats. In de moderne frisdrankenindustrie worden de verschillende fasen van het produktieproces: vervaardigen, bottelen en afleveren niet meer automatisch door hetzelfde bedrijf uitgevoerd. Zo gebeurt het veelvuldig dat een bedrijf alleen vervaardigt en bottelt. Ook het afleveren vindt niet noodzakelijkerwijs meer door de frisdrankenfabrikant plaats. De onderhavige toevoeging dient om elk mogelijk misverstand over de bevoegdheid van het schap uit te sluiten ingeval deze activiteiten in combinatie met de hoofdactiviteit plaatsvindt. Ad b de groothandel in horecabenodigdheden De laatste tien jaar heeft de groothandel in bier, frisdranken en waters een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt door een aanzienlijke pakketverbreding in de sfeer van voedings- en genotmiddelen en non-food. Werden in de jaren vijftig en zestig uitsluitend bier, frisdranken en waters geleverd - veelal als agent van een brouwerij -, in de laatste tien jaar heeft de groothandel zijn pakket en service verbreed teneinde de traditionele klantenkring - horeca, instellingen, sportkantines en buurt- en clubhuizen - een totaalpakket te kunnen leveren. Het gaat derhalve om ondernemingen die horecabenodigdheden in hun assortiment voeren als onderdeel van de groothandel in frisdranken en waters en bier. Bedrijven uit de sfeer van de levensmiddelengroothandel, die ook horecabenodigdheden in hun assortiment voeren, worden niet onder de werkingssfeer gebracht. De situatie verandert voor hen niet. Onderstaande tabel toont de bovengenoemde ontwikkeling duidelijk aan. Omzetverdeling groothandel in dranken naar produktgroepen in procenten bier 52,3 52,9 53,2 50,5 49,9 47,6 frisdranken 19,5 18,7 19,1 19,3 18,6 17,9 gedistilleerd } 23,6 22,0 17,8 13,4 13,4 13,2 wijn } 3,4 5,0 4,6 4,6 3,8 zuiveldranken 3,5 2,1 2,2 2,6 2,7 2,7 food en non-food 1,1 0,9 2,7 9,7 10,9 14,8 Bronnen: Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (1960), Heineken Nederland (1970), BBM/GDH (1980 en ) Illustratief in dit verband is ook de volgende tabel, waarin wordt aangegeven in welke mate voedingsmiddelen en niet-voedingsmiddelen zijn gepenetreerd in het assortiment van de groothandel in dranken en horecabenodigdheden. Opvallend is dat sommige artikelen zoals koffie en thee, glaswerk en disposables een penetratie hebben die vergelijkbaar is met die van het drankenpakket. Penetratiegraad van diverse produkten x in procenten Dranken Percentage fustbier 100 flessebier - binnenlands 100 flessebier - buitenlands 100 frisdranken - fles en blik 98 frisdranken - postmix en premix 98 bron- en mineraalwaters 98 vruchtesappen 98 zuiveldranken 98 wijnen 98 gedistilleerd 95 aperitieven 95 kelderbier 79 Food Percentage koffie en thee 81 zoetwaren (candybars, chocolaterieën, koekjes, etc.) 61 zoutjes (chips, borrelnootjes, etc.) 61 rookwaren en tabaksartikelen 37 overige droge voedingswaren (crackers, soepstengels, kruiden en specerijen, etc.) 33 conserven (groenten en fruit, vlees en vis, soepen en sauzen, etc.) 28 snacks (frituurwaren, minipizza s, etc.) 26 ijsprodukten, overige diepvriesprodukten (gebak, groenten, vis, kant-en-klaar maaltijden, etc.) 23 Non-food Percentage koolzuur 93 glaswerk 88 disposables 79 reinigingsmiddelen en toiletartikelen 79 huishoudelijke apparatuur (zeepen handdoekautomaten, stofzuigers, etc.) 42 keukenapparatuur (koffiezetapparaten, citruspersen, magnetrons, etc.) 37 kleine horeca-benodigdheden (dienbladen, bonboeken, menu- en wijnmappen, etc.) 35 textielwaren (hand- en theedoeken, schorten, etc.) 28 Bron: BBM Jaarboek Nederlandse Groothandel in Dranken en Horecabenodigdheden 1992 De representatieve organisaties achten het noodzakelijk de bevoegdheden van het bedrijfschap tot het terrein van de horecabenodigdheden uit te breiden teneinde regulerend te kunnen optreden in het belang van de bedrijfsgenoten en de consumenten. Terzijde wordt aangetekend dat de groothandel niet onder een vestigingsregeling valt. Artikel 4 Dit artikel is nieuw; het regelt de omvang van het bestuur conform het voorschrift van artikel 73, tweede lid van de wet. Artikel 5 De prijsregulerende bevoegdheid, genoemd in artikel 3, eerste lid, sub a van het instellingsbesluit is geschrapt. In verband daarmee is ook de overeenkomstige bepaling van artikel 3, derde lid van het instellingsbesluit over de beperkte geldigheidsduur van verordeningen op dit terrein komen te vervallen. De bepaling omtrent het instellen van een adviescommissie zoals geregeld in artikel 3, tweede lid van het instellingsbesluit waarin de verschillende groepen van afnemers van de ondernemingen waarvoor het bedrijfschap is ingesteld zitting hebben, is niet Uit: Staatscourant 1995, nr. 97 / pag. 4

5 gehandhaafd. De laatste jaren is de belangstelling hiervoor van de kant van de enige nog relevante groep betrokken afnemers - de ondernemers in de levensmiddelenhandel - tot het nulpunt gedaald. Daarom heeft het bestuur van het bedrijfschap aan de levensmiddelenhandel via de vertegenwoordigende organisatie Vereniging Centraal Bureau Levensmiddelengroothandel een waarnemerszetel in het bestuur van het schap aangeboden. In de praktijk worden tevens ontwerp-verordeningen die deze afnemers raken, in een vroeg stadium bilateraal met betrokkenen besproken voordat wordt overgegaan tot publikatie in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Daarnaast participeert het bedrijfschap in de persoon van de secretaris direct in permanente en ad-hocoverlegstructuren met de (organisaties van de) afnemers van de onder het bedrijfschap ressorterende ondernemingen. Op grond daarvan is eveneens een goede afstemming mogelijk op de wensen van de afnemers. In dit verband wordt opgemerkt dat de bevoegdheid op bepaalde terreinen, zoals ten aanzien van statiegeld, zich thans niet verder uitstrekt dan tot de klassieke produkten bier, frisdranken en wijn. De representatieve organisaties vinden het gewenst het beleid ter zake tot alle door de groothandel gedistribueerde produkten uit te breiden zoals bijv. statiegeldregelingen voor rolcontainers. In artikel 3, tweede lid, sub e van het instellingsbesluit is bepaald dat de bevoegdheid om regels te geven over de lonen en de andere arbeidsvoorwaarden pas in werking treedt op een door de Sociaal-Economische Raad te bepalen en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie bekend te maken tijdstip, doch uiterlijk vier jaren na het inwerkingtreden van het onderhavige besluit. Aangezien de vier jaren ruim zijn verstreken, heeft het bedrijfschap deze verordenende bevoegdheden verkregen en is onderhavige bepaling overbodig geworden. Deze bepaling is derhalve niet terug te vinden in de instellingsverordening. Hoewel momenteel geen plannen bestaan voor het daadwerkelijk benutten van deze bevoegdheden, wensen de betrokken organisaties de mogelijkheid daartoe voor de toekomst te behouden. Nieuwe bevoegdheden zijn vermeld in artikel 5 lid, eerste lid onder k, l en m. De tekst van de onder a, b, c, i en j genoemde bevoegdheden is zonder materiële wijzigingen geherformuleerd en/of op onderdelen uitgebreid. De overige in dit artikel genoemde bevoegdheden zijn niet gewijzigd. Ter nadere toelichting dient het volgende: * ad a (algemene voorwaarden) De bevoegdheid tot het vaststellen van algemene voorwaarden is op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken ondernemersorganisaties uitgebreid tot de groothandel. *adb (statiegeld/terugbrengpremie) De bevoegdheid tot vaststelling van statiegelden door het bedrijfschap is vanaf 1962 intensief gebruikt en een wezenlijk onderdeel geworden van het beleid van het bedrijfschap. Aan de omschrijving is thans het woord terugbrengpremies toegevoegd. Statiegeld ziet namelijk alleen op verpakkingen die (ook in het afvalstadium) eigendom blijven van de fabrikant, terwijl ook voor eenmalige verpakkingen die niet aan de fabrikant of detaillist worden geretourneerd, een inzamelplicht noodzakelijk kan zijn. Hiervoor dient het instrument van de terugbrengpremie. Het is de opzet dat eenmalige verpakkingen, waarvoor een terugbrengpremieregeling gaat gelden, niet aan de fabrikant of detaillist worden geretourneerd. Uitdrukkelijk wordt beoogd de industrie en de handel niet te belasten met een inzamel- of sorteerplicht van eenmalige verpakkingen. Het bedrijfschap heeft het voornemen in overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer toepassing aan de bevoegdheid tot vaststelling van terugbrengpremies te geven ter vermijding van doorkruising van een nationaal beleid ter zake. * ad c (reclame) De term koolzuurhoudende alcoholvrije dranken is gewijzigd in frisdranken in overeenstemming met de wijziging van het instellingsbesluit per 1 oktober * ad i (kwaliteitszorg) De groothandel is in het verleden buiten de verordenende bevoegdheid op het punt van de kwaliteitszorg gehouden, terwijl juist daar de afgelopen jaren de behoefte groot bleek te zijn. De betrokken ondernemersorganisaties hebben de uitdrukkelijke wens te kennen gegeven om hier publiekrechtelijk regelend optreden mogelijk te maken. Het eerste terrein waaraan wordt gedacht, is het diepvriesvervoer van met name horecabenodigdheden, doch ook op het gebied van de traditionele dranken bestaat de behoefte aan duidelijke kwaliteitseisen. Onder logistieke handling wordt verstaan de afhandeling van de inkomende en de uitgaande goederenstroom, alsmede de behandeling van de goederen binnen het bedrijf (omstapeling, tijdelijke opslag e.d.). Wat deze logistieke handling betreft zij erop gewezen dat industrie en groothandel in toenemende mate betrokken raken bij het proces van standaardisatie van verpakkingen en procedures tot beheersing van de goederenstromen tussen de verschillende schakels in de logistieke keten. Dit is een terrein waarop de komende tijd veel kosten bespaard kunnen worden en waar het bedrijfschap sterk regulerend zal moeten optreden om moeilijke maar noodzakelijke omschakelingen en aanpassingen te begeleiden. * ad j (milieuzorg) In aansluiting op de bevoegdheden en de activiteiten van de rijksoverheid ter zake van het milieu is het bedrijfschap reeds geruime tijd bezig maatregelen voor te bereiden inzake de interne en externe milieuzorg van de onder werkingssfeer van het bedrijfschap vallende ondernemingen, en met name in de sfeer van de mogelijke uitstoot van ongewenste stoffen. De uitgebreide bevoegdheid geeft hiertoe de wettelijke mogelijkheden en wordt onmisbaar geacht als hoeksteen van een milieubeleid van het bedrijfschap. Uit: Staatscourant 1995, nr. 97 / pag. 5

6 * ad k (onderzoek) Onderzoek speelt in toenemende mate een rol binnen de onderscheiden branches. Enige jaren geleden is het bedrijfschap begonnen met een halfjaarlijks liquid-intake onderzoek, dat zich inmiddels een belangrijke plaats heeft verworven in het branche-informatiebeleid. Begin 1994 is een kwartaalonderzoek gestart naar economische ontwikkelingen in de groothandel. Ook op andere dan economische terreinen wordt onderzoek gepleegd, bijvoorbeeld op sociaal terrein (Arbo-wetgeving, ziekteverzuim e.d.). Deze bevoegdheid wordt van grote betekenis geacht waardoor het bedrijfschap tot een betere taakvervulling kan komen. * ad l (vakopleiding, omscholing en herscholing) Sinds enkele jaren is het bedrijfschap bezig op nadrukkelijk verzoek van ondernemers- en werknemersorganisaties de kwestie van de branche-opleidingen ter hand te nemen en kwaliteitseisen aan de scholing in de bedrijfstakken van industrie en groothandel te stellen. Inmiddels is reeds een aantal basisopleidingen in het leven geroepen. Teneinde een minimumniveau te kunnen garanderen en een branche-examen verplicht te stellen, zijn dringend verordenende bevoegdheden benodigd; op dit moment kan het gewenste opleidingsniveau niet zeker worden gesteld. Van de bevoegdheden zal slechts gebruik worden gemaakt indien en voor zover de hogere wetgever daarin niet kan voorzien. * ad m (administratie van de ondernemingen) In de afgelopen tijd is gebleken dat voor het verkrijgen van de noodzakelijke statistische en markteconomische informatie uit met name de groothandelsbranche een in bepaalde mate geüniformeerde administratie onontbeerlijk is. Deze bevoegdheid kan ook van betekenis zijn in verband met de verschaffing van milieu- en logistieke gegevens aan andere overheidsinstellingen ten behoeve van met name het milieubeleid. Het is noodzakelijk om een artikel over derdenbinding op te nemen gezien het feit dat niet onder de werkingssfeer van het bedrijfschap vallende ondernemingen in andere branches van tijd tot tijd bedrijfsmatig de facto optreden als groothandelaar van frisdranken, waters en bier. Den Haag, voorzitter algemeen secretaris Artikel 8 Uit: Staatscourant 1995, nr. 97 / pag. 6