Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk Datum diverse EA95/U april 1995

Transcriptie

1 Aan De Korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen De korpsbeheerder van het Korps landelijke politie diensten, t.a.v. de heer mr. H.A. van Brummen i.a.a. de Korpschefs van de regionale politiekorpsen en de korpschef van het Korps landelijke politiediensten de Districtchefs regionale politie Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk Datum diverse EA95/U april 1995 Inlichtingen bij Doorkiesnummer Mw. mr.drs. H. Hendriks Onderwerp Departementsonderdeel 1) Regeling aanstellingseisen directie Politie politie 2) Regeling vertrekpremie surveillant van politie Doelstelling Juridische grondslag Relatie met andere/eerdere circulaires : informatie : ad 1) artikel 7, eerste lid, onderdelen b, c, en d, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) ad 2) artikel 96 Barp : geen Geachte mevrouw/mijnheer, Hierbij zend ik u: 1) de Regeling aanstellingseisen politie en de daarbij behorende toelichting. Beide stukken zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 29 maart 1995 (Stcrt. 1995, nr.63). Ter toelichting merk ik het volgende op. In deze regeling zijn diverse onderwerpen uitgewerkt waarvoor in het oude politiebestel geen regeling was getroffen. Ik doel dan met name op de eisen met betrekking tot het psychologisch onderzoek, het antecedentenonderzoek en het fysiek-motorisch onderzoek. Verder vraag ik uw aandacht voor de artikelen 6 (verplicht psychologisch onderzoek door het LSOP van kandidaten) en - in samenhang daarmee - artikel 17, tweede lid (beperkte geldigheidsduur van de regeling). Kortheidshalve verwijs ik naar de toelichting.

2 2) de Regeling vertrekpremie surveillant van politie en de daarbij behorende toelichting. Beide stukken zijn gepubliceerd in de staatscourant van 22 februari 1995 (Stcrt. 1995, nr. 38). Deze regeling is inhoudelijk identiek aan de regeling die met dezelfde citeertitel is geplaatst in de Staatscourant van 17 maart 1994 (Stcrt. 1994, 54). De recensie regeling is aangepast aan de terminologie van het nieuwe politiebestel. Ik vertrouw erop u met het bovenstaande voldoende geïnformeerd te hebben.

3 Ministerie van Binnenlandse Zaken directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid directie Politie Nr.EA95/u662 De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op artikel 7, eerste lid, onderdelen b, c en d, van het Besluit algemene rechtspositie politie, Besluit: Hoofdstuk 1 Algemene bepaling Artikel l In deze regeling words verstaan onder: a. de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken; b. bevoegd gezag: 1. de korpsbeheerder, voor zover het betreft een kandidaat-adspirant die indien hij het gehele selectietraject met goed gevolg heeft doorlopen, bij een regionaal politiekorps kan worden aangesteld als adspirant in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit algemene rechtspositie politie; 2. Onze Minister van Justitie, voor zover het betreft een kandidaat-adspirant die indien hij het gehele selectietraject met goed gevolg heeft doorlopen, bij het Korps landelijke politiediensten kan worden aangesteld als adspirant in de zin van artikel l, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit algemene rechtspositie politie, den wel voor zover het betreft een bijzondere ambtenaar van politie. Hoofdstuk 2 Minimumleeftijd Artikel 2 De minimumleeftijd waarop een adspirant kan worden aangesteld bedraagt voor adspirant-surveillanten van politie 17 jaar en voor de overige adspiranten 18 jaar. Hoofdstuk 3 Eisen met betrekking tot het geneeskundig onderzoek

4 Artikel 3 De kandidaat-adspirant en de bijzondere ambtenaar van politie worden onderworpen aan een geneeskundig onderzoek. Dit onderzoek geschiedt door een door het bevoegd gezag aangewezen geneeskundige, niet zijnde de behandelend geneeskundige van de kandidaatadspirant den wel de bijzondere ambtenaar van politie, met inachtneming van de richtlijnen die als bijlage 1 bij deze regeling zijn opgenomen. Artikel 4 1. De uitslag van het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 3, words de belanghebbende zo spoedig mogelijk medegedeeld. 2. Degene die niet geschikt is bevonden, kan binnen twee weken na de verzending van de uitslag van het geneeskundig onderzoek zijn bedenkingen tegen deze uitslag naar voren brengen bij het bevoegd gezag. 3. De ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, heeft recht op een herkeuring aan de hand van de richtlijnen, bedoeld in artikel De kosten van het geneeskundig onderzoek komen ten laste van het bevoegd gezag. 5. De kosten van de herkeuring van de ambtenaar die niet geschikt is bevonden, komen ten laste van de kandidaat-adspirant of de bijzondere ambtenaar van politie indien de uitslag daarvan bevestigt dat de kandidaat niet geschikt is, en ten laste van het bevoogd gezag, indien de uitslag daarvan aangeeft dat de kandidaat-adspirant of de bijzondere ambtenaar van politie wel geschikt is. Artikel 5 1. De herkeuring geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen. 2. Het bevoegd gezag en de kandidaat-adspirant of de bijzondere ambtenaar van politie wijzen elk een geneeskundige aan voor de in het eerste lid bedoelde commissie. De door hen aangewezen geneeskundigen wijzen een derde geneeskundige voor deze commissie aan. 3. De geneeskundigen die de keuring hebben verricht, en de behandelend geneeskundige van de kandidaat-adspirant of de bijzondere ambtenaar van politie kunnen geen deel uitmaken van de commissie. Hoofdstuk 4 Eisen met betrekking tot het psychologisch onderzoek Artikel 6

5 3 De kandidaat-adspirant en de bijzondere ambtenaar van politie worden onderworpen aan een psychologisch onderzoek. Dit onderzoek geschiedt door het Landelijk selectie centrum politie onder verantwoordelijkheid van een PSYCHOLOOG NIP met inachtneming van de richtlijnen die als bijlage 2 bij deze regeling zijn opgenomen. Artikel 7 De eisen die in de richtlijnen, bedoeld in artikel 6, zijn vervat, zijn uitsluitend ontleend aan de functies van surveillant van politie, agent of inspecteur en hebben betrekking op intellectuele capaciteiten, gedragsstijlen en vaardigheden. Artikel 8 1. De uitslag van het psychologisch onderzoek, bedoeld in artikel 6, words de kandidaat-adspirant en de bijzondere ambtenaar van politie zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld. 2. De kandidaat-adspirant of de bijzondere ambtenaar van politie, kan een gesprek aanvragen met de psycholoog, bedoeld in artikel Binnen twee weken na de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, vindt dit gesprek plaats. Artikel 9 De kosten van het psychologisch onderzoek alsmede die van het gesprek, bedoeld in artikel 8, derde lid, komen ten laste van het bevoegd gezag. Hoofdstuk 5 - Eisen met betrekking tot opleidingsniveau Artikel Voor toelating tot de basisopleiding tot surveillant van politie komt in aanmerking degene die in het bezit is van een diploma lager beroeps onderwijs op b-niveau. 2. Voor toelating tot de basisopleiding tot agent komt in aanmerking degene die: a. in het bezit is van een diploma vierjarig M.A.V.O., verkregen op grond van een onder rijkstoezicht afgelegd eindexamen, met dien verstande dat voor zover eindexamen is gedaan met de mogelijkheid van twee niveaus per vak: alle examenvakken op D-niveau zijn afgelegd of eindexamen is afgelegd in de vakken: 1 Nederlandse taal waarbij een eindcijfer is behaald van 6 of meer; 2 een van de volgende drie vakken: Franse taal, Duitse taal of Engelse taal; 3 een van de volgende twee vakken: wiskunde of

6 4 natuurkunde; b. in het bezit is van een diploma lager beroeps onderwijs, met dien verstande dat op c-niveau eindexamen cliënt te zijn afgelegd in de vakken: 1 Nederlandse taal waarbij een eindcijfer is behaald van 6 of meer; 2 een van de volgende drie-vakken: Franse taal, Duitse taal of Engelse taal; 3 een van de volgende twee vakken: wiskunde of natuurkunde of c. een bewijs van onvoorwaardelijke bevordering van de derde naar de vierde klas van een uit de openbare kas bekostigde school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of een uit de openbare kas bekostigde school voor hoger algemeen vormend onderwijs. 3. De in het tweede lid bedoelde eisen gelden niet ten aanzien van diegene die een leeftijd van 21 jaar of ouder heeft bereikt, mits andere kwaliteiten het niet voldoen aan een van de in het tweede lid gestelde eisen compenseren. 4. Voor toelating tot de basisopleiding tot inspecteur komt in aanmerking: a. degene die in het bezit is van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs behaald in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba; b. degene die in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propaedeutisch den wel afsluitend examen aan een op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bekostigde of aangewezen instelling van hoger onderwijs; c. degene die in het bezit is van een bewijsstuk, dat op grond van een voor Nederland in werking getreden internationale overeenkomst toelating geeft tot het universitaire onderwijs; d. degene die gerechtigd is op grond van artikel 7.23, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een titer als bedoeld in artikel 7.20 van deze wet te voeren of e. degene die in het bezit is van een met goed gevolg afgelegd examen als bedoeld in artikel 16.2, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. 5. Tot de basisopleiding tot inspecteur kan eveneens worden toegelaten degene die is aangesteld als bijzondere ambtenaar van politie.

7 Hoofdstuk 6 Eisen met betrekking tot het antecedentenonderzoek Artikel 11 Het bevoegd gezag verlangt van de kandidaat-adspirant in verband met het antecedentenonderzoek een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag. Hoofdstuk 7 Overige eisen Fysiek-motorisch onderzoek en rijbewijs Fysiek-motorisch onderzoek Artikel 12 De kandidaat- adspirant en de bijzondere ambtenaar van politie worden onderworpen aan een fysiek-motorisch onderzoek met inachtneming van de richtlijnen die als bijlage 3 bij deze regeling zijn opgenomen. Artikel De uitslag van het fysiek-motorisch onderzoek, bedoeld in artikel 12, words de kandidaat-adspirant en de bijzondere ambtenaar van politie zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld. 2. De kandidaat-adspirant of de bijzondere ambtenaar van politie van wie de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 12, onvoldoende is, kan een tweede onderzoek aanvragen. 3. Uiterlijk drie maanden na de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, vindt dit tweede onderzoek plaats. Artikel 14 De kosten van het fysiek-motorisch onderzoek en van het tweede onderzoek, bedoeld in artikel 13, tweede lid, komen ten laste van het bevoegd gezag. Rijbewijs Artikel 15 Adspiranten zijn op het moment van hun aanstelling in het bezit van het rijbewijs B of behalen dit binnen twee jaar na hun aanstelling. Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 16 Tot 1 augustus 1995 kan tot de basisopleiding tot inspecteur worden toegelaten: a. de ambtenaar bezoldigd overeenkomstig schaal 7 of schaal 8 of schaal 9 van bijlage I bij het Besluit bezoldiging politie die in het bezit is van het politiediploma B alsmede van een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het eindexamen van -

8 --6-- een school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk hoger onderwijs of een daarmee wettelijk gelijkgesteld getuigschrift, den wel een getuigschrift van nader door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie aan te wijzen onderwijsinstellingen of b. de ambtenaar bezoldigd overeenkomstig schaal 8 met tenminste drie dienstjaren in de rang van brigadier of schaal 9 van bijlage I bij het Besluit bezoldiging politie die in het bezit is van het politiediploma B alsmede van een getuigschrift van een met goed gevolg hebben afgelegd van het eindexamen van een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs met een vierjarige cursus of een daarmee wettelijk gelijkgesteld getuigschrift, den wel een getuigschrift van nader door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie aan te wijzen onderwijsinstellingen en die op grond van zijn capaciteiten de verwachting rechtvaardigt dat hij in de toekomst op een hoger niveau kan functioneren. Artikel Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij words geplaatst en werkt terug tot en met 1 april Deze regeling vervalt op i april Artikel 18 Deze regeling words aangehaald als: Regeling aanstellingseisen politie. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant en in het Algemeen Politieblad worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 1, 2, en 3 die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Van deze ter inzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

9 Toelichting In artikel 7, eerste lid, onderdelen b, c en d, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) words bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken aanstellingseisen voor ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering voor de politietaak, formuleert. De eisen met betrekking tot de minimumleeftijd zijn dezelfde als die onder het oude politiebestel waren vastgesteld (artikel 1, onderdeel e, van het Besluit benoemingseisen politieambtenaren 1958). Voor de eisen met betrekking tot het geneeskundig onderzoek golden in het vroegere politiebestel de Geneeskundige keuringsbeschikking gemeentepolitie 1958 en de Geneeskundige keuringsbeschikking Korps Rijkspolitie De diverse elementen die in deze ministeriële regelingen werden genoemd, zijn verwerkt in hoofdstuk 3. Tot op heden is geen regeling getroffen voor de eisen met betrekking tot het psychologisch onderzoek. Het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie heeft voor de diverse categorieën kandidaat-adspiranten (op het niveau van surveillant, agent en inspecteur) eisen ontwikkeld die ontleend zijn aan de functie. Kandidaten worden op basis hiervan door het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut psychologisch getest. Het psychologisch onderzoek moet geschieden onder verantwoordelijkheid van een bevoogde psycholoog. Omdat de titer "psycholoog" geen erkende titer is in de zin van artikel 7.20 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zodat iedereen zich uit zou kunnen geven voor psycholoog, is

10 ervoor gekozen het psychologisch onderzoek te laten verrichten onder verantwoordelijkheid van een psycholoog, die zich PSYCHOLOOG NIP mag noemen. NIP staat voor: Nederlands Instituut van Psychologen, de beroepsvereniging van psychologen. Hierbij ligt het in de rede dat de desbetreffende PSYCHOLOOG NIP is gespecialiseerd in werving en selectie. De aanduiding PSYCHOLOOG NIP impliceert dat de desbetreffende psycholoog met goed gevolg een afsluitend examen in de opleiding psychologie heeft afgelegd en dat hij een zekere werkervaring heeft. Ook is op deze psychologen de Beroeps code voor psychologen van toepassing, zodat zij voor onjuist beroepsmatig handelen tuchtrechtelijk kunnen worden aangesproken. De eisen met betrekking tot het opleidingsniveau zijn dezelfde als die onder het oude politiebestel waren vastgesteld. De inwerkingtreding van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek heeft geleid tot aanpassing van de terminologie die nu voorkomt in artikel 10, vierde lid. De Wet op het wetenschappelijk onderwijs, de Wet op het hoger beroepsonderwijs en het Academisch Statuut zijn inmiddels ingetrokken. Artikel 16.2, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bevat een overgangsregeling voor onbepaalde tijd. Op grond daarvan kunnen degenen die voor de inwerkingtreding van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (medio 1993) wet betreft het opleidingsniveau toegelaten zouden kunnen worden tot de opleiding tot inspecteur, nog steeds tot deze opleiding worden toegelaten. Teneinde een kandidaat op antecedenten te kunnen screnen, words hem een verklaring omtrent het gedrag gevraagd. Bij het afgeven van een dergelijke verklaring mag de burgemeester ingevolge artikel 27, eerste lid, onder 2e, van de Wet op de justiele documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag acht slaan op de politieregisters. De burgemeester kan de onderdeelschef den wel de korpschef om inlichtingen over de desbetreffende kandidaat vragen. Op grond van het gesloten verstrekkingenregime van de Wet politieregisters en het Besluit politieregisters is het niet toegestaan politieregisters rechtstreeks te raadplegen met het oog op het selecteren van toekomstig personeel. Op grond van artikel 2, onderdelen a en f, van het Besluit inlichtingen justitiële documentatie en op grond van artikel 1 van het Besluit inlichtingen strafregisters kunnen personeelsfunctionarissen wel uit de justitiële gegevens putten. Tot op heden is geen regeling getroffen met betrekking tot het fysiek-motorisch onderzoek. In de praktijk doen zich veel situaties voor waarin van een politieambtenaar words verwacht dat deze een fysieke inspanning levert. Zo is het van belang dat de ambtenaar: - langdurig kan lopen; - in staat is geweld toe te passer; - in staat is dwangmiddelen te gebruiken; - kan achtervolgen (hardlopen, klimmen, zwemmen); - in alle weersgesteldheden kan optreden en - fysieke weerbaarheid heeft. In het algemeen kan gesteld worden dat men van een politieambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, een goede conditie mag verwachten. Aan het einde van de basisopleiding moet een toets Fysiek Mentale Vorming worden afgelegd. Er words getoetst op de volgende gebieden: zelfverdediging, motorische vaardigheid en reddend zwemmen. De selectie is erop gericht om van de kandidaten een introk te verkrijgen over de haalbaarheid van de eindtermen. De eisen die in de selectie worden gesteld, zijn dus niet gelijk aan deze eindtermen, maar veronderstellen een trainingsperiode waarin de prestaties kunnen worden verbeterd. Het fysiek- motorisch onderzoek zal afgenomen kunnen worden door sportleraren. Dezen hebben veelal het diploma van een Academie voor Lichamelijke opvoeding behaald.

11 De eisen met betrekking tot het rijbewijs zijn aangepast in die zin dat adspiranten hetzij op het moment van hun aanstelling reeds in het bezit zijn van een rijbewijs BE hetzij dit binnen de redelijke termijn van twee jaar na hun aanstelling moeten halen. Ook de overgangsbepaling (artikel 16) is afkomstig uit het oude politiebestel (artikel 131 B van het Ambtenarenreglement LSOP). Deze overgangsbepaling strekt ertoe dat politieambtenaren uit de lagere rangen met een lagere vooropleiding den die nu vereist words voor toelating tot de opleiding tot inspecteur kunnen doorstromen naar een niveau hoger den inspecteur. Op grond van artikel 17, tweede lid, heeft de regeling een geldigingsdatum van vijf jaar. In de tussentijd kan beoordeeld worden of de regeling voldoet aan de eisen en wensen van de politiepraktijk. Ook in het oude politiebestel werd de meerderheid der kandidaten door het Landelijk selectie centrum politie (LSOP) psychologisch getoetst. De reden om nu het psychologisch onderzoek van alle kandidaten aldaar te laten plaatsvinden, is het feit dat het LSOP in de loop der jaren een aangepaste testmethodiek heeft ontwikkeld, met name ten behoeve van allochtonen. Deze methodiek is ontwikkeld om onbedoelde ongelijkheid van kansen te elimineren. Overigens is het LSOP voortdurend bezig het testmateriaal en de beoordeling van testresultaten te evalueren, opdat ongerechtvaardigde verschillen tussen categorieën kandidaten (bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen) niet meer voorkomen. Ministerie van Binnenlandse Zaken, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, hoofdafdeling Personeel, Onderwijs en Informatievoorziening, Nr.EA95/u331

12 De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op artikel 96 van het Besluit algemene rechtspositie politie, Besluit: Artikel 1 De vertrekpremie die de surveillant van politie na afloop van zijn diensttijd ontvangt, bestaat uit een netto-uitkering ter grootte van het door hem laatstgenoten nettomaandsalaris maal het aantal jaren den wel gedeelten daarvan dat de desbetreffende ambtenaar in dienst is geweest. Artikel 2 De surveillant van politie die na afloop van zijn diensttijd aansluitend binnen een periode van drie maanden in vaste dienst in een hogere functie bij de politie words benoemd, heeft geen recht op een vertrekpremie. Artikel 3 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij words geplaatst en werkt terug tot en met 1 april Artikel 4 Deze regeling words aangehaald als: Regeling vertrekpremie surveillant van politie. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant en het Algemeen Politieblad worden geplaatst. Toelichting De Regeling vertrekpremie surveillant van politie die was gebaseerd op de artikelen 12la van het Ambtenarenreglement voor de rijkspolitie 1975 (ARRP) en 122a van het Ambtenarenreglement voor de gemeentepolitie 1958 (ARGP) is op 17 maart 1994 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 1994, 54). Op 1 april 1994 traden onder meer de Politiewet 1993 en het Besluit algemene rechtspositie (Barp) in werking. Het Barp trad in de plaats van het ARRP en het ARGP. Als gevolg daarvan is de Regeling vertrekpremie surveillant van politie op enkele plaatsen technisch aangepast. De op het Barp gebaseerde Regeling vertrekpremie surveillant van politie bevat geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de op het ARPR en ARGP gebaseerde Regeling vertrekpremie surveillant van politie.

13