Hoogheemraadschap van Delfland

Transcriptie

1 Hoogheemraadschap van Delfland ^a'-f Sector Bestuur Communicatie & Crisisbeheersing Phoenixstraat 32, Delft Postbus 3061, 2601 DB Delft Tel (015) Fax : (015) E-mall : lnfo@hhdelfland.nl Internet : Aan de heer N.J. Heering De Croissant Zieken 69A 2515 SB Den Haag Ons kenmerk : Uw brief d.d. : 25 Januari 2009 Bljlage(n) : standaardreactie Belast relevante wetsartikelen Delft : 4 maart 2009 Onderwerp: beantwoording vragen Geachte heer Heering, Door middel van een bericht d.d. 25 januari 2009, ons kenmerk , heeft u een aantal vragen gesteld met betrekking tot de waterschapsbelasting 2009 van ons hoogheemraadschap. Hieronder wordt puntsgewijs op uw vragen Ingegaan. De standaardreactie van het Hoogheemraadschap van Delfland over de belastingaanslag 2009 is als bijlage bij deze brief gevoegd. Tevens zijn relevante artikelen van het Waterschapsbesluit ter informatie bijgevoegd. 1. Wat was uw budget voor 2008? De totaal begrote exploitatiekosten voor 2008 bedragen 185,6 min. 2. Wat was uw budget voor 2009? De totaal begrote exploitatiekosten voor 2009 bedragen 231,8 min. 3. Hoe luidt de totale afrekening voor 2008? De werkelijke kosten over 2008 zijn nog niet bekend. De jaarrekening 2008 zal worden behandeld in de vergadering van ons algemeen bestuur van 4 juni De betreffende stukken zullen begin mei 2009 ter Inzage liggen en ook op de internetsite van het Hoogheemraadschap van Delfland worden gepubliceerd. 4. Hoeveel bedroeg en bedraagt de waterschapsbelasting voor ongebouwd < 25 ha. in 2008 en 2009? In 2008 bedroeg de waterschapsbelasting Ongebouwd per hectare: 74,11. In 2009 is de systematiek als volgt gewijzigd: - Wegen per hectare: 275,02; - Natuurterreinen per hectare: 2,87; - Overig Ongebouwd per hectare: 137, Idem voor > 25 ha? Voor de belastingheffing is geen verschil in terreinen groter of kleiner dan 25 ha. 6. Idem bedrijfspand? Er is geen verschil tussen de hoogte van de heffing voor bedrijven of particulieren (zoals bij de OZB gebruikelijk). Team Bestuur Contactpersoon : S.W.T. van Ipenburg Grijpma Graag blj beantwoording datum en nummer

2 7. Zijn er nog andere categorieën dan bovengenoemde, en zoja, welke waterschapsbelasting krijgen zij opgelegd? Verwezen wordt naar de beantwoording van vraag,4. Daarnaast Is er een watersysteemheffing voor Ingezetenen en gebouwd. 8. Wat is de verwachte totale verdeling in bovengenoemde vier categorieën gebouwd en ongebouwd in %? Dit is niet te herieiden naar genoemde vier categorieën. Voor de Begroting is de verdeling van de watersysteemheffing als volgt: Ingezetenen Gebouwd Ongebouwd , , ,- 9. Het DB bestaat o.a. uit vijf hoogheemraden. Volgen zij Rijkssalarissen, en zoja, welke? De bezoldiging van bestuursleden van waterschappen is geregeld in het Waterschapsbesluit en valt onder de verantwoording van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Voor de regeling met betrekking tot de bezoldiging en de tegemoetkoming van de kosten van de leden van het dagelijks bestuur van een waterschap verwijzen wlj u naar hoofdstuk 3, paragraaf 3 van het Waterschapsbesluit (als bijlage bijgevoegd). 10. Zo nee, hoeveel bedraagt hun gezamenlijke bruto jaarsalaris? Zie beantwoording op vraag Zijn er naast de salarissen van 9. of 10. nog andere emolumenten, afvloeiings- en pensioenregelingen, 13e maand, huurhuis- of koophuissubsidie, gebruik van huizen in bezit van het hoogheemraadschap enz.? Zie beantwoording op vraag Zijn de bedragen van 9, 10 en 11 sinds 2008 veranderd, en zoja, in welke zin? In het Waterschapsbesluit is de bezoldiging van bestuursleden wettelijk geregeld. Dit Waterschapsbesluit is per 8 januari 2009 gewijzigd. In 2008 was de bezoldiging van hoogheeniraden afgeleid van de bezoldiging van de dijkgraaf en afhankelijk van tijdsbelasting. De eindejaarsuitkering bedroeg in ,4% (Rijksschalen) , 15, 16. Dezelfde vragen als 9 t/m 12 maar nu toegespitst op de dijkgraaf, secretaris en griffier. De bezoldiging van bestuursleden van waterschappen is geregeld in het Waterschapsbesluit en valt onder de verantwoording van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Voor de regeling met betrekking tot de bezoldiging en de tegemoetkoming van de kosten van de dijkgraaf van een waterschap verwijzen wij u naar hoofdstuk 3, paragraaf 4 van het Waterschapsbesluit (als bijlage bijgevoegd). Voorts heeft de dijkgraaf de beschikking over een leaseauto. Grondslag hiervoor is de Regeling Vervoersmanagement Hoogheemraadschap van Delfland, vastgesteld In de vergadering van D&H van 2 oktober 2007, ingangsdatum 1 januari De bezoldiging van de secretaris en griffier is in 2009 niet gewijzigd ten opzichte van 2008.

3 Mocht u naar aanleiding van deze brief nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de heer ir. S.W.T. van Ipenburg Grijpma, directiesecretaris en teamleider Bestuur van het Hoogheemraadschap van Delfland (zie contactgegevens onderaan deze brief). Hoogachtend, Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, de Secretaris, loco de Dijkgraaf, n Haersma Buma

4 Bijlage: standaardreactie Belastingaanslag 2009 Stijging aanslagbedrag Het aanslagbedrag 2009 voor particulieren is Inderdaad enorm gestegen ten opzichte van Hieronder zal Ik de redenen die hieraan ten grondslag liggen puntsgewijs behandelen. Wetswijziging Per 1 januari 2009 Is de Waterschapswet gewijzigd. Hierdoor veranderen een aantal zaken voor de belastingbetalers. 1. De namen van de belastingen wijzigen; 2. De indirecte kosten voor schoon water worden uit een andere belasting bekostigd; 3. De kosten worden anders verdeeld over de belastingbetalers. Hieronder zal ik de drie punten nader toelichten. 1. Wijziging belastingnamen Door de wetswijziging hebben waterschappen, in naam, nog maar twee taken. Een zuiveringstaak en een algemene taak. Voor de zuiveringstaak betaalt u zuiveringsheffing. Uit deze heffing betaalt Delfland alle kosten die te maken hebben met het schoonmaken van afvalwater uit huishoudens en bedrijven. De zuiveringsheffing vervangt voor een groot deel de vroegere verontreinigingsheffing. Voor de algemene taak betaalt u watersysteemheffing. Uit deze heffing betaalt Delfland alles wat nodig is om de kans op wateroveriast te verkleinen: het onderhoud en eventueel vernieuwing van dijken, kades, gemalen en het aanleggen van waterbergingen. Ook de zorg voor schoon water In sloten en (zwem)plassen en natuurontwikkeling worden hieruit betaald. De watersysteemhefflng vervangt de ingezetenenomslag en de waterschapsomslag. 2. Indirecte kosten schoon water Indirecte kosten zijn de kosten voor de zorg voor schoon water In sloten en (zwem)plassen en natuurontwikkeling (met uitzondering van de zuiveringskosten van het afvalwater). Deze kosten betaalde Delfland tot 2009 uit de verontreinigingsheffing. Per 2009 betaalt Delfland deze kosten uit de opbrengst van de watersysteemheffing. Door deze wijziging wordt de zuiveringsheffing (vroegere verontreinigingsheffing) goedkoper en de watersysteemheffing duurder. 3. Nieuwe kostenverdeling Delfland heeft de kosten van de watersysteemhefflng op basis van de gewijzigde wet opnieuw verdeeld. De wet schrijft voor hoe de kosten verdeeld moeten worden over ingezetenen (inwoners) en eigenaren. De wet kent daarbij de volgende bandbreedtes: Tot 500 inwoners per vierkante kilometer: 20% tot 30% van de kosten voor de ingezetenen; Van 500 tot 1000 inwoners per vierkante kilometer: 31% tot 40% van de kosten voor de ingezetenen; Bij meer dan 1000 inwoners per vierkante kilometer: 41% tot 50% van de kosten voor de ingezetenen; Bij bijzondere omstandigheden (de Unie van Waterschappen spreekt over meer dan 1250 inwoners per vierkante kilometer) 60% van de kosten voor de ingezetenen. Het gebied van Delfland is het dichtstbevolkte gebied van Nederiand. In ons gebied wonen 2700 inwoners per vierkante kilometer. Het bestuur van Delfland heeft op basis van de wet beslist dat 60% van de kosten van de watersysteemheffing voor rekening van de ingezetenen komt. Deze herverdeling van kosten veroorzaakt voor het grootste deel de enorme tariefstijging voor de Ingezetenen, namelijk van 43,96 naar 83,61. De overige 40% van de kosten komt voor rekening van de eigenaren in ons gebied. De wet schrijft voor dat de verdeling van het bedrag tussen de verschillende soorten eigenaren

5 (gebouwde eigendommen, natuurterreinen, ongebouwde eigendommen en wegen) gebeurt op basis van de onderiinge waardeverhoudingen. Door bovenstaande verdeling op basis van de nieuwe wet gaan de tarieven voor de watersysteemheffing voor ingezetenen en eigenaren van onbebouwde eigendommen en wegen omhoog. De tarieven voor eigenaren van gebouwde eigendommen en natuurterreinen gaan omlaag. Tarieven en begroting Dobr punt 2 en 3 gaan de tarieven voor burgers omhoog en voor het bedrijfsleven omlaag (een bedrijf dat 500 vervuilingseenheden loost en een bedrijfspand heeft van 5 miljoen euro waarde, betaalt in en in ). Dit was de bedoeling van de wetgever. De achterliggende gedachte van de wetgever is dat het waterbeleid voor de burger steeds belangrijker wordt. Naast bovenstaande wijzigingen die geen meeropbrengst voor Delfland tot gevolg hebben, is ook de begroting 2009 gestegen ten opzichte van Door de klimaatverandering en de verharding van het gebied zijn steeds meer investeringen nodig om de kans op wateroveriast en overstromingen te verkleinen. Realisering van de plannen tegen:wateroveriast Is onmogelijk zonder verdere verhoging van de tarieven. De belastingopbrengst voor de watersysteemheffing ingezetenen is hierdoor verhoogd met 9%. Dit betekent een verhoging vanc 83,61 naar 91,14. Daarnaast hebben de strengere Europese regelgeving en de investeringen die zijn gedaan voor de bouw van de nieuwe zuiveringsinstallatie Jn de Harnaschpolder een tariefverhogend effect op de zuiveringsheffing. Burgers betalen watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing. Een eigenaar van een huis, betaalt daarnaast ook watersysteemhefflng gebouwd. Het tarief voor de watersysteemhefflng ingezetenen stijgt fors in 2009 (van 43,96 naar 91,14 per huishouden). Het tarief voor de zuiveringsheffing daalt (van 70,18 naar 65,06 per vervuilingseenheid). Een eenpersoonshuishouden betaalt één vervuilingseenheid. Een meerpersoonshuishouden betaalt drie vervuilingseenheden. Het tarief voor de watersysteemheffing gebouwd daalt (van 0,49 naar circa 0,43 per 2500 euro waarde). Onbedoeld effect voor (éénpersoons)huislioudens in een huurhuis Het onbedoelde gevolg van de wetswijziging Is dat een (éénpersoons)hulshouden in een huurhuis naar verhouding meer waterschapsbelasting gaat betalen. Dit komt omdat een eenpersoonshuishouden maar één keer (één vervuilingseenheid) voordeel heeft van de veriaging van het tarief van de zuiveringsheffing. Daarnaast profiteren huishoudens in een huurhuis ook niet van de veriaging van het tarief voor een koophuis. Delfland realiseert zich dat dit onbedoelde effect voor sommige personen een extra zware belasting is. Delfland kan echter niet afwijken van de wettelijke regels. Ik wijs u erop dat Delfland in 2007 het kwijtscheldingsbeleid heeft versoepeld. Mensen met een inkomen op bijstandsniveau of lager kunnen voor de aanslag zuiveringsheffing/watersysteemheffing ingezetenen kwijtschelding aanvragen. Als u denkt dat u hiervoor in aanmerking komt, dan kunt u het kwijtscheldingsgedeelte op de bijlage bij de aanslag invullen en terugsturen. Overigens heeft Delfland onlangs bij de staatssecretaris van Verkeer & Waterstaat aandacht gevraagd voor onderdelen van de gewijzigde wet die in de praktijk anders uitwerken dan naar Delflands mening door de wetgever is bedoeld (onder meer de fors hogere aanslag voor Ingezetenen). Daarbij heeft Delfland er samen met andere waterschappen op aangedrongen om op korte termijn de uitwerking van de wet te evalueren. Ik hoop u met voorgaande uitleg voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Team Belastingen

6 Bijlage: relevante wetsartikelen Waterschapsbesluit 3. Bezoldiging en tegemoetkoming in kosten leden dagelijks bestuur waterschap Artikei Een lid van het dagelijks bestuur geniet een bezoldiging van 3.487,84, met dien verstande dat het totaal van de bezoldiging van de leden van het dagelijks bestuur, met uitzondering van de voorzitter, wordt gesteld op ten hoogste 500% van dit bedrag. 2. In afwijking van het eerste lid, kan de bezoldiging van de individuele leden van het dagelijks bestuur op een hoger of lager bedrag worden gesteld, mits het totaal van de bezoldiging, met uitzondering van de voorzitter, niet meer bedraagt dan 500% van het in het eerste lid genoemde bedrag. 3. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag overeenkomstig gewijzigd. Artikel 3.12 De aanspraak op de bezoldiging door het lid van het dagelijks bestuur begint op de dag van de benoeming en eindigt öp het tijdstip van de beëindiging van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur. Artikel Het lid van het dagelijks bestuur heeft aanspraak op een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering overeenkomstig de regels die te dien aanzien voor het personeel in de sector Rijk zijn vastgesteld. 2. Indien aan het personeel in de sector Rijk een eenmalige uitkering wordt toegekend, ontvangt het lid van het dagelijks bestuur een uitkering op gelijke voet. Artikei 3.14 Op het lid van het dagelijks bestuur zijn van overeenkomstige toepassing de regelingen ten behoeve van de ambtenaren van het waterschap ten aanzien van verhuiskosten, reisen verblijfkosten en telefoonkosten. Artikei Op aanvraag wordt ten laste van het waterschap aan het lid van het dagelijks bestuur voor de uitoefening van het ambt, een computer, bijbehorende apparatuur, software en communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking gesteld. Het algemeen bestuur verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming voor de belastingheffing als gevolg hiervan. 2. Indien geen computer, bijbehorende apparatuur, software en communicatieapparatuur ter beschikking is gesteld wordt door het algemeen bestuur aan het lid van het dagelijks bestuur op aanvraag, voor de uitoefening van het ambt, een tegemoetkoming verieend voor aanschaf van een computer, bijbehorende apparatuur, software en communicatieapparatuur.

7 3. Op aanvraag wordt door het algemeen bestuur een vergoeding aan het Hd van het dagelijks bestuur verieend voor de aanleg- en de abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of het tweede lid genoemde computerapparatuur. 4. Het algemeen bestuur kan bij verordening nadere regels stellen over het ter beschikking stellen van computer- en communicatieapparatuur en de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste en tweede lid en de vergoeding, bedoeld in het derde lid. Artikel In geval van ziekte welke in overwegende mate haar oorzaak vindt: a. in dë aard van de aan de functie van lid van het dagelijks bestuur verbonden werkzaamheden; of b. in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht; en c. niet aan eigen schuld of onvoorzichtigheid Is te wijten, kunnen de naar het oordeel van dagelijks bestuur noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging, voor zover deze kosten ten laste van het lid van het dagelijks bestuur blijven, aan dat lid voor rekenihg van het waterschap worden vergoed. 2. Ter zake van andere schade, voortvloeiende uit de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden of omstandigheden, kunnen de nadere voorschriften, zoals deze door het dagelijks bestuur ten aanzien van haar ambtelijk personeel eventueel zijn vastgesteld, van overeenkomstige toepassing worden verklaard op de leden van het dagelijks bestuur. Artikel 3.17 Artikel 3.9 en artikel 3.40, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Rechtspositie voorzitters waterschappen Artikel 3.18 De voorzitter kan op verzoek van het waterschapsbestuur of van het college van gedeputeerde staten bij koninklijk besluit worden geschorst in het belang van een goede uitoefening van het ambt. Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval: a. het tijdstip waarop de schorsing ingaat; b. een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing. Artikel De voorzitter wordt op zijn aanvraag ontslagen of wordt op zijn verzoek na afloop van de benoemingstermijn niet herbenoemd.

8 2. Aan de voorzitter die ontslag vraagt met het oog op een FPU-uitkering, wordt ontslag verieend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig uittreden overheidspersoneel en het bestuur van de Stichting pensioenfonds ABP op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na het ontslag recht bestaat op de FPU-uitkering. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op de FPU-uitkering ontstaat. Met een aanvraag tot ontslag wordt gelijkgesteld een verzoek om niet te worden herbenoemd. 3. Het ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verieend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten. Artikel 3.20 Aan de voorzitter wordt bij koninklijk besluit met Ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin hij de leeftijd van zeventig jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend. Artikel Anders dan op eigen aanvraag kan aan de voorzitter ontslag worden verieend op grond van: a. ongeschiktheid tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte; b. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan uit hoofde van ziekte; c. opheffing van het waterschap; d. een aanbeveling van het algemeen bestuur tot ontslag wegens een verstoorde verhouding tussen de voorzitter en het algemeen bestuur; e. andere gronden. 2. Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan slechts plaatsvinden indien: a. er sprake is van ongeschiktheid tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van twee jaar, b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar te verwachten is, en c. na een zorgvuldig onderzoek het niet mogelijk is gebleken om de voorzitter binnen het gezagsbereik van Onze Minister andere arbeid aan te bieden, dan wel indien de voorzitter geweigerd heeft deze arbeid te aanvaarden. 3. Het ontslag op grond van het eerste lid, onderdelen a, b en c, van dit artikel wordt eervol verieend. Het ontslag op grond van het eerste lid, onderdelen d en e, van dit artikel wordt eervol verleend, tenzij naar het oordeel van Onze Minister zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten. 4. Ten aanzien van het tweede lid is artikel 98, vijfde tot en met tiende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement van overeenkomstige toepassing.

9 Artikel 3.22 [Vervallen per ] Artikel 3.23 [Vervallen per ] Artikel De voorzitter geniet een bezoldiging waarvan de hoogte overeenkomt met het maximum van salarisschaal 18, tenzij een tijdsbestedingsnorm is vastgesteld die lager ligt dan 100%. In dat geval Is de bezoldiging gelijk aan het bedrag dat naar rato van de tijdsbestedingsnorm is bepaald. 2. Op verzoek van het algemeen bestuur kan Onze Minister, gedeputeerde staten gehoord, een tijdsbestedingsnorm vaststellen. Artikel 3.25 De aanspraak op de bezoldiging begint op de dag dat de benoeming ingaat en eindigt met Ingang van de dag waarop het ontslag ingaat of met ingang van de dag, volgende op die van het overlijden. Artikel 3.26 Bij besluit van het algemeen bestuur kan de voorzitter een ambtstoelage worden toegekend voor de aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten, tot een bedrag dat maximaal 6,25% bedraagt van het maximum van salarisschaal 18. Artikel Een voorzitter die wegens geoorioofde afwezigheid verhinderd is zijn ambt te vervullen, behoudt gedurende deze verhindering zijn bezoldiging. 2. Wanneer een voorzitter buitengewoon veriof verzoekt en de duur daarvan een aaneengesloten periode van zes weken te boven gaat, kan het algemeen bestuur bij het verienen van het veriof bepalen, dat gedurende die langere periode de bezoldiging en de ambtstoelage geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden. Artikel 3.28 Een voorzitter die geschorst is, behoudt gedurende de schorsing zijn bezoldiging. Artikel De voorzitter die wegens ziekte ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt, geniet vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid aanvangt, gedurende een termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging en daarna tot zijn ontslag of zijn hervatting van het ambt 80% van zijn bezoldiging. Hij geniet ook na afloop van de in de eerste volzin genoemde termijn van 18 maanden zijn volledige bezoldiging indien de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt Is zijn ambt uit te oefenen, in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan het ambt van voorzitter verbonden werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. 2. Voor het vaststellen van het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde termijn van 18 maanden verstreken Is, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van

10 zijn ambt wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. 3. Het algemeen bestuur kan bepalen dat de voorzitter die wegens ziekte ongeschikt is zijn ambt uit te oefenen, de uitoefening van zijn ambt slechts mag hervatten met zijn toestemming. Deze toestemming 1s in ieder geval vereist, wanneer de ongeschiktheid langer dan een jaar duurt. Alvorens toepassing te geven aan de eerste volzin vraagt het algemeen bestuur advies aan een door hem aangewezen bedrijfsarts. Artikel Dit artikel is uitsluitend van toepassing gedurende de eerste 52 weken waarin de voorzitter ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte. 2. Voor het berekenen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden perioden van ongeschiktheid tot het uitoefenen van zijn ambt wegens ziekte samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. 3. Op aanwijzing van het algemeen bestuur kan de doorbetaling van bezoldiging en de ambtstoelage worden gestaakt wanneer en voor zolang de voorzitter: a. weigert zich te onderwerpen aan een door het algemeen bestuur noodzakelijk geacht onderzoek vanwege een door het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen bedrijfsarts of, na voor een dergelijk onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt; b. zich zodanig gedraagt dat zijn genezing naar het oordeel van het algemeen bestuur ernstig wordt belemmerd of vertraagd. 4. In de gevallen, bedoeld in het derde lid, kan het algemeen bestuur op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de voorzitter zal worden uitbetaald. 5. Voor zover het algemeen bestuur van zijn bevoegdheid, bedoeld in het vierde lid, geen gebruik heeft gemaakt wordt de ingevolge het derde lid ingehouden bezoldiging en ambtstoelage alsnog aan de voorzitter uitbetaald wanneer uit een verklaring van een (of meer) aangewezen arts(en) blijkt dat het geval op grond waarvan doorbetaling van bezoldiging en ambtstoelage werd gestaakt, zich niet of niet meer voordoet. Artikel 3.31 Indien een voorzitter langer dan acht dagen wegens ziekte zijn ambt niet kan uitoefenen geeft hij daarvan kennis aan het dagelijks bestuur van het waterschap. Artikel 3.32 Ten aanzien van de gewezen voorzitter vinden in geval van ziekte ten laste van het waterschap de artikelen 45 en 48 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement overeenkomstige toepassing. Artikel 3.33 De voorzitter geniet bedrijfsgeneeskundige begeleiding overeenkomstig de voor het waterschapspersoneel geldende voorschriften.

11 Artikel 3.34 Degene die op grond van artikel 51a van de wet, gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de waarneming van het ambt van voorzitter is belast geweest, geniet voor die tijd, ten laste van het waterschap, een vergoeding ten bedrage van de voor dat ambt vastgestelde bezoldiging. Indien de waarneming geschiedt door een lid van het dagelijks bestuur wordt de vergoeding verminderd met hetgeen als lid van het dagelijks bestuur aan bezoldiging wordt ontvangen. Artikel In geval van ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan het ambt van voorzitter verbonden werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, worden hem voor rekening van het waterschap vergoed de te zijnen laste blijvende, naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging. 2. De krachtens artikel 40a, eerste lid, onderdelen i, j, s en t, en tweede tot en met vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement vastgestelde nadere voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 3.36 Aan de voorzitter wordt een ambtsjubileumgratificatie en een dienstjubileumgratificatie toegekend overeenkomstig de regeling die geldt voor de ambtenaren van het waterschap. Artikel De voorzitter heeft ten laste van het waterschap recht op een uitkering bij eervol ontslag of niet herbenoeming wegens opheffing van het waterschap. 2. De hoogte en de duur van de uitkering ingevolge het eerste lid worden berekend op basis van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk, met dien verstande dat bij eervol ontslag wegens opheffing van het waterschap de uitkering: a. voor ten minste twee jaar wordt toegekend; b. gedurende het eerste jaar na ontslag 100% en vervolgens 6 maanden 80% van het voor hem geldende dagloon, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk bedraagt; c. indien de voorzitter op de dag voorafgaand aan de datum van opheffing 55 jaar of ouder is, gedurende het eerste jaar na het ontslag de uitkering 100%, 6 maanden 80% en vervolgens 75% van het voor hem geldende dagloon, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Besluit bovenwettelijk uitkeringen blj werkloosheid voor de sector Rijk, bedraagt; d. indien de voorzitter op de dag voorafgaand aan de datum van opheffing 58 jaar of ouder is, gedurende het eerste jaar na het ontslag de uitkering 100%, het tweede jaar 90% en vervolgens 75% van het voor hem geldend dagloon, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk bedraagt.

12 Artikel 3.38 [Vervallen per ] Artikel De voorzitter heeft ten laste van het waterschap recht op een uitkering: a. bij eervol ontslag op grond van artikel 3.21, eerste lid, onder d; b. bij eervol ontslag op eigen aanvraag, bij niet-herbenoeming als ook bij een eervol ontslag op grond van artikel 3.21, eerste lid, onder e, indien naar het oordeel van Onze Minister de reden van het ontslag of de niet-herbenoeming is gelegen in een verstoorde verhouding tussen de voorzitter en het algemeen bestuur. 2. Onze Minister wint ter voorbereiding van zijn oordeel advies in van gedeputeerde staten en hij stelt vervolgens de voorzitter in kennis van zijn voornemen omtrent het oordeel. 3. De uitkering ingevolge het eerste lid is gelijk aan het totaalbedrag van de uitkeringen berekend op basis van de Werkloosheidswet en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid sector Rijk. Het verplichtingen- en sanctiereginie van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de verplichting, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van die wet. 4. Indien de voorzitter ter zake van het ontslag of de niet-herbenoeming, bedoeld in het eerste lid, recht heeft op een uitkering op de grond van de Werkeloosheidswet en het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkeloosheid sector Rijk wordt de In het eerste lid bedoelde uitkering met die uitkering verminderd. Artikel Zo spoedig mogelijk na het overiijden van de voorzitter wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de overieden voorzitter niet duurzaam gescheiden leefde ten laste van het waterschap een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, over drie maanden, berekend naar het tijdstip van overiijden. Indien de overiedene geen weduwe of weduwnaar van wie de overleden voorzitter niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuuriijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of gedeeltelijk afhankelijk waren van de bezoldiging van de voorzitter. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie de overieden voorzitter ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet. 3. Op het bedrag van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht een uitkering overeenkomstig artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen.

13 4. De artikelen 102a en 102b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 3.41 Op de voorzitter zijn de artikelen 3.9, 3.13 tot en met 3.16 van overeenkomstige toepassing.