De invloed van emotie op het werkgeheugen van adolescenten getest aan de hand van een memory-guided saccade taak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De invloed van emotie op het werkgeheugen van adolescenten getest aan de hand van een memory-guided saccade taak"

Transcriptie

1 Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode De invloed van emotie op het werkgeheugen van adolescenten getest aan de hand van een memory-guided saccade taak Masterproef II neergelegd tot het behalen van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Begeleiding: Prof. C. Braet Lic. Laura Wante Jolien Valkenier 1

2 Dankwoord Ik wil graag een aantal personen bedanken die van belang waren in het tot stand komen van deze masterproef. Eerst en vooral bedank ik mijn promotor, Prof. Caroline Braet, en mijn begeleidster, Laura Wante voor het aanbieden van dit masterproefonderzoek. Ik bedank Prof. Braet voor de finale nalezing en suggesties om zo deze masterproef te optimaliseren. Daarnaast bedank ik Laura Wante voor de vele constructieve feedback, de begeleiding tijdens deze scriptie en tijdens de afnames van het onderzoek. Het was een zeer aangename samenwerking waar ik veel kennis en ervaring uit heb opgedaan. Daarnaast wil ik mijn ouders bedanken die me de kans gaven om deze studies te kunnen aanvangen, waardoor ik mezelf heb kunnen ontplooien en mooie ervaringen heb kunnen meemaken. Ik bedank hen en mijn broer, Tim, alsook mijn vriend, Mathias, voor de steun en het geloof in mij tijdens deze studies. Maar eveneens omdat ik steeds bij hen terecht kon tijdens de lastige (examen)periodes. Last but not least bedank ik mijn vriendinnen om van deze vijf studentenjaren een periode te maken vol fijne herinneringen, plezier en leuke babbels! 2

3 Abstract Depressie is een belangrijk probleem bij kinderen en jongeren en er is dan ook nood aan onderzoek omtrent de onderliggende mechanismen van depressieve symptomen bij jongeren. In de huidige studie onderzoekt men de interactie tussen emotie en cognitieve controle processen en de wijze waarop depressieve symptomen hiermee samenhangen. Binnen deze cognitieve controle processen wordt er specifiek gefocust op het werkgeheugen. Dit zal getest worden aan de hand van een vernieuwende oogbewegingstaak, met name de Memory-Guided Saccade taak, waarin de jongeren de locatie van gekleurde rechthoeken dienen te onthouden. Meer bepaald willen we in huidig onderzoek nagaan wat de invloed is van de aanbieding van emotionele stimuli op werkgeheugenprestaties bij jongeren met verhoogde depressieve symptomen. Deze emotionele stimuli zijn foto s van gezichten die drie emoties uitbeelden (boos, blij en neutraal) en dienen als afleiders. In de taak maakt men gebruik van twee condities, met name een high load conditie, waarin men vier rechthoeken dient te onthouden, en een low load conditie, waarin het gaat om slechts twee rechthoeken. Daarnaast worden werkgeheugenprestaties opgesplitst in reactietijd en accuraatheid. De steekproef bestaat uit 33 kinderen en jongeren tussen 10 en 15 jaar, waaronder 12 jongens en 21 meisjes. Depressieve symptomen worden gemeten aan de hand van de Children Depression Inventory (CDI; Kovacs, 1992). De resultaten geven aan dat emotionele afleiders een invloed hebben op de reactietijd maar niet op accuraatheid. Meer specifiek heeft de emotie boosheid het sterkste effect binnen de high load conditie. Verder merkt men geen significante relaties op met depressieve symptomen. 3

4 Inhoudsopgave DANKWOORD... 2 ABSTRACT... 3 INHOUDSOPGAVE... 4 INLEIDING... 6 DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ KINDEREN EN ADOLESCENTEN... 7 Wat verstaan we onder depressieve symptomen?... 7 Klinisch beeld Depressie bij kinderen en adolescenten... 7 Ernst van depressieve symptomen... 9 Prevalentie Comorbiditeit EMOTIONELE INFORMATIEVERWERKING BIJ DEPRESSIE DE LINK TUSSEN EMOTIE EN COGNITIEVE CONTROLE PROCESSEN Executieve functies Ontwikkeling van executieve functies De strijd voor cognitieve resources in de interactie tussen emotie en cognitie De link tussen depressieve symptomen en het werkgeheugen ONDERZOEK AAN DE HAND VAN OOGBEWEGINGEN Oogbewegingen Soorten oogbewegingen Ontwikkeling van oogbewegingen Eye-tracking binnen depressie BESLUIT ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN METHODE Deelnemers Instrumenten Children s Depression Inventory Zelfbeoordelingsvragenlijst voor Kinderen WISC-III Memory-Guided Saccade Task

5 Procedure Statistische analyse RESULTATEN Beschrijvende statistiek en preliminaire analyses Beschrijvende statistiek Preliminaire analyses Reactietijden Low load versus high load Effect van emotionele afleiders Relatie met depressieve symptomen Accuraatheid Low load versus high load Effect van emotionele afleiders Relatie met depressieve symptomen DISCUSSIE Onderzoeksbevindingen Low load versus high load Effect van emotionele afleiders Relatie met depressieve symptomen Beperkingen en sterktes van huidig onderzoek Klinische implicaties Richtlijnen voor verder onderzoek Algemene conclusie REFERENTIES

6 Inleiding Depressie is een psychische aandoening die personen beperkt in het sociaal en schools functioneren, wat maakt dat dit een niet te onderschatten probleem is. Bij kinderen en adolescenten kunnen we zelfs een toename waarnemen (Costello et al., 2006). Bijgevolg is onderzoek rond depressieve symptomen belangrijk. In tegenstelling tot het aantal onderzoeken bij volwassenen, zijn er minder studies over depressie bij jongeren. Belangrijk om op te merken is dat er steeds meer onderzoek wordt gedaan naar de rol van cognitieve processen in de ontwikkeling van psychopathologie en depressie in het bijzonder. In deze masterproef wordt de interactie tussen emotie en cognitieve processen gemeten in een doorsnee groep kinderen en jongeren aan de hand van een vernieuwende oogbewegingstaak, met name de Memory-Guided Saccade Taak. Allereerst wordt een overzicht gegeven van hoe depressieve symptomen zich manifesteren bij kinderen en adolescenten. Daarnaast zal op de ernst gewezen worden door een weergave van de prevalentie als ook van de comorbiditeit met andere psychische stoornissen. De cognitieve mechanismen, onderliggend aan depressie, zijn de belangrijkste focus van deze masterproef. Enerzijds wordt het inhoudelijke aspect van cognities besproken en geplaatst binnen de informatieverwerkingstheorie. Met betrekking tot de processen zal er ingegaan worden op de rol van executieve functies waarbij de specifiekere focus wordt gelegd op het werkgeheugen en visueel werkgeheugen. Naast een algemene bespreking van deze cognitieve mechanismen gaan we dieper in op onze centrale onderzoeksvraag, namelijk de interactie tussen emotie en het (visuele) werkgeheugen en wat de relatie is met depressieve symptomen. In het volgende deel van deze masterproef wordt de methode besproken. Er wordt een overzicht gegeven van de deelnemers en de gebruikte instrumenten. Daarnaast zal de procedure van het onderzoek concreter beschreven worden. Vervolgens wordt er ingegaan op de resultaten van het onderzoek en worden deze besproken in het licht van de vooropgestelde hypothesen. Tot slot wordt er met een kritische blik naar het huidig onderzoek gekeken, door zowel sterktes, zwaktes als de klinische implicaties te bespreken. 6

7 Depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten Wat verstaan we onder depressieve symptomen? Klinisch beeld. Volgens de vijfde editie van de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5; American Psychiatric Association, 2013) spreekt men van een depressieve stoornis wanneer er een depressieve episode ( major depressive episode ) aanwezig is. Dit betekent dat vijf of meer van een reeks vooropgestelde symptomen voor tenminste twee weken aanwezig moeten zijn. Daarbinnen zijn er twee basissymptomen, waarvan één van de twee zeker aanwezig dient te zijn. Deze zijn een depressieve stemming, die bij kinderen of adolescenten omschreven kan worden als prikkelbaarheid, en het verlies van interesse (American Psychiatric Association, 2013). Overige symptomen kunnen de volgende zijn: duidelijke gewichtsvermindering of het niet bereiken van de te verwachten gewichtstoename bij kinderen, slaapproblemen, psychomotore agitatie (zoals niet kunnen stilzitten en wriemelen met de handen) en retardatie (zoals vertraagde bewegingen en het spreken dat stil, vertraagd of verminderd is), moeheid of verlies van energie, gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens, een verminderd vermogen tot nadenken of concentratie en terugkerende gedachten aan de dood of suïcidegedachten (American Psychiatric Association, 2013). Een ander belangrijk criterium, om van depressie te kunnen spreken, is de invloed van de symptomen op het functioneren. Dit betekent dat de persoon als gevolg van de symptomen hinder ondervindt op belangrijke aspecten van het eigen leven, zoals op sociaal en professioneel vlak (American Psychiatric Association, 2013). Depressie bij kinderen en adolescenten. In de DSM-5 (American Psychiatric Association, 2013) wordt er globaalgezien van uitgegaan dat de symptomen en criteria van een depressieve stoornis ongeveer hetzelfde zijn voor kinderen, adolescenten en volwassenen. Vergeleken met de vorige versies zijn er reeds meer aanpassingen gebeurd voor kinderen en jongeren, met name dat het bij kinderen eerder gaat om een prikkelbare stemming dan een droeve stemming of het feit dat de verminderde concentratie zich bij kinderen vooral toont in slechtere schoolresultaten (American Psychiatric Association, 2013). Hiermee kan men echter nog niet het volledige beeld van depressie bij kinderen en jongeren tegenover depressie in de volwassenheid beschrijven. Uit onderzoek blijkt namelijk dat er verschillen zijn in de depressieve stoornis in de kindertijd, adolescentie en volwassenheid. Hammen en Rudolph (2003) stellen dat ontwikkelingsprocessen een invloed kunnen hebben op de wijze waarop depressieve symptomen zich uiten in de verschillende ontwikkelingsfasen. Weiss en Garber (2003) leggen eveneens een sterke focus op dit ontwikkelingsaspect in depressie. Ten eerste stellen ze dat er verschillen kunnen optreden in de manier waarop symptomen zich uiten, maar 7

8 dat de symptomen wel gelijk zijn op hoger-orde niveau (Weiss & Garber, 2003). Een voorbeeld van deze ontwikkeling kan geschetst worden aan de hand van het symptoom anhedonie, specifiek het niet meer kunnen ervaren van plezier. Dit kan zich anders uiten in de kindertijd, in de puberteit en in de volwassenheid. Kinderen uiten dit vaak als het niet meer spelen met hun speelgoed, terwijl het bij adolescenten eerder om een sterke verveling gaat en in de volwassenheid kan dit zich dan weer uiten als een desinteresse in de partner (Weiss & Garber, 2003). Ten tweede wordt naar voor geschoven dat depressie in de verschillende ontwikkelingsgroepen gekenmerkt wordt door een verschillende combinatie van symptomen (Weiss & Garber, 2003). Die verschillende combinatie wordt veroorzaakt doordat de verschillende ontwikkelingsgroepen cognitief gezien in een andere ontwikkelingsfase zitten. Zo zouden bepaalde symptomen zich niet kunnen ontwikkelen in de kindertijd doordat kinderen hiertoe cognitief beperkt zijn (Weiss & Garber, 2003). Het symptoom negatief affect bijvoorbeeld, wordt beïnvloedt door schuld, laag zelfbeeld en hopeloosheid (Cicchetti & Toth, 1998). Dit zijn drie mechanismen die sterk verschillen tussen de kinderleeftijd en de adolescentie. Deze mechanismen zijn reeds aanwezig in de kindertijd, wat betekent dat kinderen bijvoorbeeld wel al enige vorm van schuld ervaren, vooral nadat ze gestraft worden. Maar ze ervaren nog niet de schuld die te maken heeft met depressie. In de kindertijd worden deze mechanismen dus nog sterk beïnvloed door de directe interactie en feedback uit de omgeving. Het negatieve affect binnen depressie heeft echter te maken met onder andere het gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid (Weiner & Graham, 1985). Dit is pas aanwezig in de adolescentie, want het is op deze leeftijd dat de jongeren op een meer abstract niveau kunnen redeneren over zichzelf, de wereld en morele kwesties (Harter, 1983). In de studie van Yorbik en collega s (2004) wordt verder ingegaan op de verschillen in depressieve symptomen tussen de kindertijd en adolescentie. Bij kinderen spreekt men eerder over een depressieve of geïrriteerde stemming, terwijl adolescenten meer hopeloosheid of hulpeloosheid, minder energie, overmatige slaperigheid, gewichtsverlies en meer suïcidaliteit ervaren. Daarbij aansluitend vertonen kinderen en jonge adolescenten meer somatische klachten, angst en irriteerbaarheid (Yorbik et al., 2004). Naast de leeftijdsgerelateerde verschillen in depressieve symptomen, zijn er eveneens geslachtsverschillen waar te nemen. Zo tonen de onderzoeksresultaten van Crowe en collega s (2006) aan dat jongens meer problemen ervaren in slapen, concentratie en het maken van beslissingen en ze voelen zich rustelozer. Meisjes zouden zich eenzamer en ongelukkiger voelen, ze haten zichzelf meer en huilen vaker (Crowe et al., 2006). Nardi en collega s (2013) maken dezelfde conclusies in hun studie. Zij voegen er nog aan toe dat jongens meer somatische 8

9 klachten ervaren en bij meisjes komen er meer eetstoornissen voor en zijn ze pessimistischer (Nardi et al., 2013). Kovacs en collega s (2003) stellen echter dat de meeste symptomen niet zo sterk verschillen tussen beide geslachten, maar er zijn wel een aantal uitzonderingen. Irriteerbaarheid bijvoorbeeld, zou sterker voorkomen bij meisjes dan bij jongens. Dit is vooral het duidelijkst aanwezig tussen 13 tot 15 jaar. Daarna neemt de sterkte van dit symptoom af (Kovacs et al., 2003). In tegenstelling tot Kovacs en collega s (2003) besluiten Crowe en collega s (2006) dat irriteerbaarheid niet zo sterk verschilt tussen jongens en meisjes. Maar ze stellen wel dat dit het meest kenmerkende symptoom is voor depressie in de adolescentie. Bennett en collega s (2005) halen in hun onderzoek gelijkaardige geslachtsverschillen aan in depressieve symptomen. Bovendien werd reeds aangetoond dat anhedonie vaker voorkomt bij jongens en dat meisjes meer rumineren, het overmatig piekeren over onder andere gevoelens (Bennett et al., 2005). Uit bovenstaande resultaten merken we op dat depressieve symptomen verschillen tussen kinderen, jongeren en volwassenen. Bovendien is het belangrijk op te merken dat er niet enkel leeftijdsgerelateerde verschillen zijn, maar dat er eveneens verschillen zijn tussen jongens en meisjes op vlak van depressieve symptomen. Deze verschillen tussen jongeren tegenover volwassenen op vlak van depressie geven aan dat onderzoek bij kinderen en adolescenten belangrijk is. Om deze reden gebruiken wij een vragenlijst die affectieve, cognitieve en gedragsmatige symptomen van depressie in kaart brengt en gericht is op jongeren, meer bepaald de Children s Depression Inventory (CDI; Kovacs, 1992). Het voordeel van dit dimensioneel instrument is dat het subjectieve en brede metingen oplevert, los van een mogelijke diagnose. Ernst van depressieve symptomen Prevalentie. De laatste jaren ziet men een stijgende trend in het aantal depressies bij kinderen en adolescenten. Costello en collega s (2006) besluiten dat de prevalentie van depressie bij kinderen onder de 13 jaar geschat wordt op 2.8%. Bij jongeren tussen 13 en 18 jaar wordt de prevalentie geschat op 5.6% (Costello et al., 2006). Hierbij aansluitend wordt in de studie van Angold en collega s (1998) aangetoond dat het risico op depressie twee tot vier maal hoger is na de puberteit, vooral bij meisjes. Bovendien bedraagt de man-vrouw ratio 1:1 in de kindertijd en 1:2 in de adolescentie. Dit betekent dat in de kindertijd evenveel jongens als meisjes depressieve symptomen vertonen. In de adolescentie daarentegen zijn er dubbel zoveel meisjes met depressieve symptomen (Birmaher et al., 1996). In de Practice Parameter van de American Academy of Child and Adolescent Psychiatry over de assessment en behandeling van kinderen en adolescenten met depressieve stoornissen worden eveneens prevalentiecijfers aangehaald (AACAP, 2007). Allereerst blijkt dat de prevalentie van een majeure depressieve stoornis bij kinderen ongeveer 2% bedraagt en 4 tot 8% bij adolescenten. Uit de review van 9

10 Birmaher en collega s (2002) blijkt bovendien dat de lifetime prevalentie bij adolescenten geschat wordt op 20%. Er kan een belangrijke opmerking gemaakt worden met betrekking tot de voorgaande studies. Deze studies hebben zich gebaseerd op criteria van de derde, vierde en gereviseerde vierde editie van de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-III-R, DSM-IV en DSM-IV-TR). Niet alleen zijn er verschillen tussen deze drie edities, maar recent is de vijfde editie verschenen (DSM-5), waarin er verschillen werden aangebracht met betrekking tot de depressieve stoornis. Dit betekent dat de diagnose volgens de laatste nieuwe editie mogelijks niet volledig overeenkomt met de diagnose volgens de vorige edities. Bijgevolg kan dit een wijziging veroorzaken in de prevalentiecijfers. Bijvoorbeeld door meer rekening te houden met verschillen in de kindertijd en adolescentie tegenover de volwassenheid, zouden meer kinderen en jongeren correct gediagnosticeerd kunnen worden. Vooral dit laatste is een belangrijk punt binnen dit onderzoek, aangezien men vertrekt van de criteria volgens de DSM- 5. Uit voorgaande cijfers en bevindingen kan men besluiten dat depressie vaak voorkomt bij kinderen en jongeren. Dit wijst op de noodzaak van onderzoek bij deze leeftijdsgroepen. Naast de prevalentie is er een andere belangrijke factor die wijst op de ernst van depressieve symptomen, namelijk de comorbiditeit. Comorbiditeit. Een depressie blijkt namelijk vaak gepaard te gaan met andere stoornissen. De meest voorkomende comorbide stoornissen bij depressie bij kinderen en adolescenten zijn angststoornissen (Axelson et al., 2001; Kessler et al., 2001). Zowel depressie als angst kunnen geplaatst worden bij de internaliserende problemen, die betrekking hebben op de gevoelens en stemming (Zahn-Waxler et al., 2000). Axelson en collega s (2001) stellen voorop dat de sterke correlatie tussen depressie en angst mogelijks te maken heeft met een onderliggende negatieve affectiviteit. Dit betekent dat kinderen en adolescenten informatie consistent op een negatieve manier gaan verwerken, wat een negatieve invloed heeft op de gevoelens (Axelson et al., 2001). Kinderen en adolescenten vertonen meer ernstige symptomen wanneer ze zowel depressie als angst vertonen tegenover kinderen en adolescenten die geen comorbide depressie of angst ervaren (Axelson et al., 2001). Deze conclusies werden eveneens gemaakt door Zahn-Waxler en collega s (2000). Zij beschrijven niet enkel het aspect van comorbiditeit, maar gaan daarnaast sterker in op de causale aspecten met betrekking tot depressie gepaard met angststoornissen. Zij stellen drie mogelijke oorzakelijke factoren voorop. Naast de beschrijving van negatieve affectiviteit als gemeenschappelijk kenmerk voor zowel depressie als angststoornissen, gaan ze er van uit dat de angst vaak voorafgaat aan depressie en dus dat angst een oorzakelijke factor kan zijn van depressieve gevoelens. Een laatste mogelijke 10

11 oorzakelijke factor is de rol van rumineren, waarbij men een sterke focus legt op de symptomen en de eigen innerlijke persoon. Rumineren is gelinkt aan het zich zorgen maken over zichzelf en zaken rondom zich, wat angstige gevoelens met zich kan meebrengen. Dit kan op termijn zorgen voor depressieve symptomen (Zahn-Waxler et al., 2000). Naast de link met internaliserende problemen, zoals hierboven beschreven, is er eveneens een link met externaliserende problemen. Externaliserende stoornissen, die gekenmerkt worden door storend gedrag, zijn meer specifiek de antisociale gedragsstoornis (CD), ADHD (attentional deficit hyperactivity disorder) en de oppositioneel opstandige gedragsstoornis (ODD) (Zahn-Waxler et al., 2000). Ondanks dat de symptomen van depressie en de verschillende externaliserende stoornissen sterk verschillen, is er toch een duidelijke comorbiditeit aanwezig (Wolff et al., 2006). Volgens Kessler en collega s (2001) zijn er verschillen tussen jongens en meisjes waar te nemen, met name dat de comorbiditeit met betrekking tot de angststoornissen sterker aanwezig is bij meisjes dan bij jongens, terwijl bij jongens de comorbiditeit met betrekking tot de antisociale gedragsstoornis groter is. In het onderzoek van Wolff en collega s (2006) komt men tot de conclusie dat de samenhang tussen depressie en de antisociale gedragsstoornis verklaard kan worden door de overlap van risicofactoren in beide stoornissen. Een mogelijke risicofactor is bijvoorbeeld dat de jongere het moeilijk heeft om emoties te uiten en reguleren volgens de verschillende situaties (Wolff et al., 2006). Naast de antisociale gedragsstoornis kan ADHD gepaard gaan met depressie bij kinderen en adolescenten. Dit werd aangetoond in het onderzoek van Blackman en collega s (2005). Tot slot kan depressie samen voorkomen met de oppositioneel opstandige gedragsstoornis (Boylan et al., 2007). Net zoals bij de antisociale gedragsstoornis kan een mogelijke verklaring de gedeelde risicofactoren zijn tussen beide stoornissen, zoals een ouderlijke voorgeschiedenis van stemmingsstoornissen of antisociale persoonlijkheidstrekken. Verder onderzoek naar de rol van cognitieve processen zoals beschreven in de huidige masterproef kan hier eveneens van belang zijn. Het klinisch beeld, de prevalentiecijfers als ook de bevindingen rond comorbiditeit maken de ernst van depressieve symptomen duidelijk. Daarnaast geeft bovenstaande weer dat onderzoek naar onderliggende mechanismen, zoals de wijze van informatieverwerking en hoe dit invloed heeft op de gevoelens, van belang is. Dit zal in het volgende verder verduidelijkt worden. 11

12 Emotionele informatieverwerking bij depressie Er bestaan heel wat modellen in de verklaring van depressie. Cognitieve theorieën zijn ontstaan vanuit de idee om de oorzaak en instandhouding van depressie te proberen verklaren. Een van die cognitieve theorieën verklaart depressie vanuit de informatieverwerking, met name de theorie van Aaron T. Beck. Hij stelt namelijk dat de wijze van informatieverwerking en interpretatie van informatie een invloed heeft op het emotionele functioneren van personen (Beck, 1967). Binnen de cognitieve theorie, specificeert Beck (1967) het begrip schema. Schema s zijn cognitieve structuren met opgeslagen kennis. Meer specifiek zijn het mentale representaties over zichzelf, de wereld en de toekomst (Beck, 1979). Deze representaties ontstaan uit eerdere ervaringen en zijn stabiel binnen de cognitieve organisatie van een persoon (Abela & Sullivan, 2003). Opgedane informatie uit ervaringen wordt opgeslagen in schema s. Wanneer een individu in een bepaalde situatie komt, dan wordt het best overeenkomstige schema geactiveerd. Dit maakt dat informatie niet telkens opnieuw van nul af moet verwerkt worden. De activatie van een schema bepaalt dus hoe een persoon informatie opneemt, verwerkt en oproept afhankelijk van de situatie (Abela & Sullivan, 2003). Verder stelt Beck (1967) in zijn theorie, omtrent personen met depressie, dat deze personen schema s hebben met een depressief karakter. Dit betekent dat men overtuigingen heeft zoals ik moet alles goed doen, zo niet dan faal ik (Abela & Sullivan, 2003). De persoon ontwikkelt schema s die gaan over onder andere verlies, falen en waardeloosheid. Ze blijven latent of verborgen aanwezig tot ze geactiveerd worden door bepaalde prikkels (Braet & Timbremont, 2008). Door een negatieve levensgebeurtenis bijvoorbeeld, worden er negatieve schema s geactiveerd die kunnen leiden tot negatieve gevoelens en na verloop van tijd tot het ontstaan of een versterking van depressieve symptomen. De geactiveerde schema s beïnvloeden dus de manier waarop informatie wordt waargenomen, gecodeerd en opgehaald (Lakdawalla et al., 2007). Deze schema s kunnen er evenwel ook voor zorgen dat er fouten worden gemaakt in de verwerking van informatie. Daarom spreekt men van maladaptieve schema s. Bepaalde informatie wordt bijvoorbeeld te sterk uitvergroot of steeds op de eigen persoon toegepast. Deze maken dat de persoon een negatief beeld ontwikkelt over zichzelf, de wereld en de toekomst, wat ook wel de cognitieve triade wordt genoemd (Abela & Sullivan, 2003). Personen met depressieve symptomen geloven dat zij minderwaardig zijn en hebben de neiging om informatie steeds opnieuw mis te interpreteren en de betekenis ervan te veralgemenen naar het negatieve (Derry & Kuiper, 1981). Een negatief beeld over zichzelf zal dan leiden tot een onderwaardering van de eigen mogelijkheden en tot een laag zelfbeeld (Possel, 2009). 12

13 Verschillende onderzoeken hebben deze negatieve informatieverwerking kunnen bevestigen (Isaac et al., 2014; Kellough et al., 2008; Sears et al., 2011). Dozois en Dobson (2001) vonden in hun onderzoek bij volwassenen dat depressieve individuen meer negatieve dan positieve woorden formuleerden over zichzelf in vergelijking met de controlegroep. Dit komt doordat ze een negatief zelfschema hebben opgebouwd, met als gevolg dat informatie volgens dit schema verwerkt wordt (Dozois & Dobson, 2001). Deze bevinding bevestigt de theorie rond de aandachtsvertekening bij personen met depressieve symptomen (Beck, 1967). Gençöz en collega s (2001) deden een gelijkaardig onderzoek bij kinderen en adolescenten tussen 9 en 17 jaar en vonden dezelfde resultaten als in het onderzoek van Dozois en Dobson (2001). Bovendien stelden ze dat hoe minder positieve woorden de jongeren over zichzelf aangaven, hoe hoger de score op depressieve symptomen (Gençöz et al., 2001). Timbremont en collega s (2008) lieten in hun onderzoek kinderen en jongeren tussen 8 en 18 jaar eveneens woorden beschrijven die op zichzelf van toepassing zijn. Men onderscheidde een huidig depressieve groep, een niet depressieve groep en een vroeger depressieve groep. Uit de resultaten bleek dat de huidig depressieve groep jongeren vooral negatieve woorden beoordeelden als sterker op zichzelf van toepassing tegenover de positieve woorden (Timbremont et al., 2008). In de studie van Halberstadt en collega s (2008) kregen studenten een ambigu verhaal te lezen over het afleggen van een examen. De volgende dag werd nagegaan wat ze daarover nog konden vertellen. Uit de resultaten bleek dat studenten met depressieve symptomen meer negatieve interpretaties van het verhaal maakten en dat ze positieve interpretaties weerlegden (Halberstadt et al., 2008). De manier waarop informatie verwerkt en opgeslagen wordt, is een belangrijk onderliggend mechanisme op vlak van depressie. De schema s binnen de informatieverwerking hebben vooral betrekking op het inhoudelijk aspect (Abela & Sullivan, 2003). Uit bovenstaande is duidelijk dat er op dit vlak al meerdere onderzoeken voorhanden zijn bij depressieve of kwetsbare kinderen en adolescenten, die de aanwezigheid van vertekeningen in de informatieverwerking bevestigen (Gençöz et al., 2001; Timbremont et al., 2008). Wij gaan daarom nu dieper in op de cognitieve controle processen die dit inhoudelijke aspect sturen (Zelazo et al., 2003). Onderzoek omtrent deze invalshoek bij kinderen en adolescenten is nog beperkt, wat het belang van huidig onderzoek aantoont. De link tussen emotie en cognitieve controle processen Binnen dit onderzoek wordt de focus gelegd op de relatie tussen emotie en cognitieve controle processen, meer concreet de executieve functies. We willen onderzoeken in welke mate het executief functioneren, en specifieker, het visuele werkgeheugen verstoord wordt door 13

14 afleidende emotionele stimuli en of dit samenhangt met de mate van depressieve symptomen. Om die reden gaan we eerst algemeen in op het executief functioneren en hoe dit zich ontwikkelt doorheen de kindertijd en adolescentie. Vervolgens zoomen we in op de specifiekere onderzoeksvraag van huidig onderzoek, met name hoe en wanneer emoties een invloed kunnen hebben op cognitieve processen. Tot slot zal nagegaan worden wat de link is tussen depressieve symptomen en deze cognitieve controle processen. Executieve functies Executieve functies zijn een overkoepelende term voor cognitieve processen in het nastreven van doelgericht gedrag. Het zijn mechanismen die ervoor zorgen dat we een taak of handeling kunnen uitvoeren wanneer we dat willen (Miller & Cohen, 2001). Daarnaast vormen ze de basis voor verschillende cognitieve, emotionele en sociale vaardigheden (Lezak, 1995). Binnen de executieve functies kan men spreken van vier belangrijke componenten, met name de wilskracht om beslissingen te maken en er aan vast te houden, planning, doelgericht actie ondernemen en het leveren van prestaties (Lezak, 1995). De executieve functies worden vooral aangewend wanneer men in nieuwe of moeilijke situaties terechtkomt waarbij we ons gedrag snel en flexibel moeten kunnen aanpassen (Zelazo et al., 2003). We kunnen drie belangrijk processen onderscheiden binnen de executieve functies: shifting, inhibitie en updating (Miyake et al., 2000). Het mechanisme shifting is het vermogen om de aandacht heen en weer te verplaatsen tussen verschillende taken. Bij shifting, ook wel set switching genoemd, gaat men de aandacht verplaatsen van de ene mentale reeks of taak naar een andere (Miyake et al., 2000). Volgens Mayr en Kliegl (2000) is dit proces gebaseerd op een innerlijke controle die de competitie tussen verschillende taken probeert op te lossen. Die innerlijke controle wordt opgeroepen door schema s die automatisch geactiveerd worden na het ervaren van een bepaalde stimulus. Dit betekent dat men de aandacht gaat weg richten van een irrelevante taak en verschuift naar een relevante taak (Mayr & Kliegl, 2000). Het tweede proces is inhibitie. Dit betekent dat men automatische of meer dominante reacties moet onderdrukken (Miyake et al., 2000). Informatie die op een bepaald moment niet relevant is, dient genegeerd of onderdrukt te worden (Miyake et al., 2000). Inhibitie is een mechanisme dat bewust verloopt en het vergt dan ook zelfcontrole of zelfregulatie (Davidson et al., 2006). Als laatste wordt het proces updating vermeld (Miyake et al., 2000). Updating betekent dat binnenkomende informatie, die relevant is voor een actie of taak die men wil uitvoeren, gestuurd en gecodeerd wordt zodat deze gebruikt kan worden in de uitvoering van een actie of taak. Daarnaast wordt oude, irrelevante informatie verwijderd zodat nieuwe, relevante informatie kan binnenkomen. Bovendien is de kern van updating niet enkel het opslaan van 14

15 informatie, maar ook het actief manipuleren ervan (Miyake et al., 2000). Deze informatie ligt tijdelijk opgeslagen in het werkgeheugen (Harvey et al., 2004). De hierboven vermelde cognitieve processen zijn sterk verbonden met het werkgeheugen, waarop de specifiekere focus ligt in dit onderzoek. In het werkgeheugen wordt er tijdelijk informatie opgeslagen en bewerkt (Baddeley, 1992). Deze informatie is nodig voor het uitvoeren van complexe taken zoals het begrijpen en leren van taal en het maken van redeneringen. Volgens Engle (2002) hangt, in het algemeen, de capaciteit van het werkgeheugen samen met de mate van de aandacht die gevestigd is op de informatie of de items. Door de aandacht bewust op iets te richten, wordt informatie beter opgeslagen en blijft het actief, waardoor het nadien sneller opgeroepen kan worden (Engle, 2002). Dit betekent dat het werkgeheugen niet puur om geheugen draait, maar om het efficiënt gebruiken van aandacht om informatie vast te houden of te onderdrukken (Engle, 2002). Bijgevolg stelt Engle (2002) dat iemand die beter de aandacht kan richten en niet afgeleid raakt door irrelevante stimuli, meer informatie kan opslaan in het werkgeheugen. Dit maakt het mechanisme van het werkgeheugen abstracter dan vroeger werd gedacht. Toen ging men er namelijk van uit dat de capaciteit beperkt was tot een aantal prikkels (Just & Carpenter, 1992). Baddeley (1992) beschrijft het werkgeheugen als een systeem in de hersenen dat bestaat uit drie grote delen. Ten eerste een centraal executief systeem, wat belangrijk is in het actief houden van informatie in het werkgeheugen waardoor deze makkelijker kan opgehaald worden, ook wel aandachtscontrole genoemd en beschreven door Engle (2002). Daarnaast beschrijft Baddeley (1992) de sturing van andere twee systemen. Deze zijn enerzijds een visueel spatiaal deel, voor de verwerking van visuele prikkels en een auditief gedeelte oftewel de fonologische loop anderzijds, dat instaat voor verwerking van spraak gestuurde informatie (Baddeley, 1992). Het visuele werkgeheugen is een specifieker onderdeel van het werkgeheugen. Het visuele werkgeheugen heeft een capaciteit voor vier objecten. Dit betekent dat maximaal vier visuele prikkels tijdelijk kunnen opgeslagen worden voor een aantal seconden (Luck & Vogel, 1997). Alvarez en Cavanagh (2004) kwamen in hun studie tot dezelfde conclusie, met name dat de capaciteit beperkt is tot 4 à 5 stimuli. Bovendien vonden zij dat deze beperkte capaciteit van het visuele werkgeheugen niet enkel te wijten is aan het aantal objecten die getoond worden, maar ook van het aantal specifieke elementen in een object (Alvarez & Cavanagh, 2004). Dit betekent dat men meer eenvoudige stimuli, zoals gekleurde vlakken, beter kan opslaan dan complexe stimuli zoals gezichten of kubussen met schaduwen (Eng et al., 2005). Downing (2000) legt in zijn onderzoek de link tussen het visuele werkgeheugen en aandacht. Zoals hierboven duidelijk werd, speelt aandacht een belangrijke rol in het opnemen van relevante informatie en het negeren van irrelevante informatie (Downing, 2000). Informatie 15

16 wordt dus opgenomen in het werkgeheugen. Met andere woorden betekent dit dat aandacht de inkomende informatie zal filteren naar het werkgeheugen. Downing (2000) wilde bovendien nagaan of de tegengestelde link ook geldt, met name dat de inhoud van het visuele werkgeheugen bepaalt waarop iemands aandacht wordt gericht. Hij testte dit aan de hand van twee experimenten. In het ene experiment dienden de proefpersonen een gezicht te onthouden tot het einde van de taak. Vervolgens kreeg men testfoto s te zien, waarvan men zo snel mogelijk diende aan te geven of dit de foto was die men moest onthouden. Doordat dit gezicht reeds opgeslagen was in het visuele werkgeheugen, reageerden de proefpersonen sneller tijdens de taak (Downing, 2000). In het tweede experiment maakte hij gebruik van zowel gezichten als andere objecten, waar hij hetzelfde effect vond (Downing, 2000). Uit deze bevindingen wordt duidelijk dat aandacht de opname van informatie stuurt, maar dat de inhoud van het werkgeheugen evenzeer de aandacht stuurt. Uit het bovenstaande blijkt dat de executieve functies belangrijke mechanismen zijn in de verwerking van informatie en de sturing van aandacht. Aangezien de doelgroep in huidig onderzoek kinderen en adolescenten tussen 10 en 15 jaar oud zijn, zal in het volgende ingegaan worden op hoe de executieve functies zich ontwikkelen. Ontwikkeling van executieve functies In de kindertijd en adolescentie vinden er, op cognitief vlak, heel wat veranderingen plaats. De basis van de executieve functies is reeds op kleuterleeftijd aanwezig (Garon et al., 2008). Op deze leeftijd wordt meer bepaald de basis gelegd voor de ontwikkeling van de hogere cognitieve processen in de volwassenheid (Garon et al., 2008). Davidson en collega s (2006) onderzochten de processen shifting, inhibitie en geheugen bij kinderen van 4 tot 13 jaar. Het proces shifting bleek zich zeer traag te ontwikkelen, aangezien zelfs adolescenten nog moeite hadden met de aandacht heen en weer te verschuiven en nog niet op een volwassen niveau functioneerden (Davidson et al., 2006). Het is evenwel zo dat de vaardigheid tot shifting reeds aanwezig was bij jonge kinderen. Inhibitie was eveneens aanwezig bij kinderen, maar hoe jonger het kind hoe moeilijker hij of zij het had om irrelevante stimuli te negeren (Davidson et al., 2006). Huizinga en collega s (2006) voegen hieraan toe dat 11-jarigen reeds op een volwassen niveau functioneerden op vlak van inhibitie. Davidson en collega s (2006) zagen dat, met betrekking tot het geheugen, zowel kinderen als volwassenen meer moeite hadden om 6 stimuli te onthouden tegenover 2 stimuli, en er op vlak van geheugen geen onderscheid is tussen kinderen en volwassenen, zoals voorspeld werd. Daarnaast merkte men op dat jonge kinderen, tegenover adolescenten en jongvolwassenen, meer tijd nodig hadden om te antwoorden wanneer ze 6 items dienden te onthouden (Davidson et al., 2006). Vanaf de leeftijd van 12 jaar bereikt men in het werkgeheugen een bijna volwassen niveau. Er dient wel 16

17 opgemerkt te worden dat het werkgeheugen zich blijft ontwikkelen tot in de volwassenheid (Huizinga et al., 2006). Luciana en collega s (2005) onderzochten specifieker het visuele werkgeheugen vanaf 9-jarigen tot jongvolwassenen. Zij concludeerden dat puur stimuli in het werkgeheugen houden reeds ontwikkeld was voor de leeftijd van 9 jaar. De meer complexe taken waarin er meer strategisch geredeneerd diende te worden, kende pas een volledige ontwikkeling op 16-jarige leeftijd (Luciana et al., 2005). Rekening houdend met bovenstaande onderzoeksbevindingen, zullen we in dit onderzoek gebruik maken van een eerder eenvoudige werkgeheugentaak waarin de jongeren tussen 10 en 15 jaar de locatie van twee of vier gekleurde rechthoeken dienen te onthouden. Verder willen we nagaan in welke mate hun prestatie beïnvloed wordt door de aanwezigheid van emotionele afleiders. Om die reden gaan we in wat volgt dieper in op de invloed van emotie op cognitieve controle processen. De strijd voor cognitieve resources in de interactie tussen emotie en cognitie In het voorgaande werd er ingezoomd op de executieve functies en meer specifiek het werkgeheugen. In wat volgt zal men dieper ingaan op de focus van huidig onderzoek, met name de interactie tussen emotie en cognitie. Meer bepaald gaan we na onder welke omstandigheden emoties invloed uitoefenen op de cognitieve controle processen, in dit geval op het werkgeheugen. Om deze reden zullen er onderzoeksbevindingen aangehaald worden die ingaan op de omstandigheden waarin emotionele stimuli een invloed kunnen hebben op het werkgeheugen en hoe dit de prestaties beïnvloed. We kunnen twee verschillende visies aanhalen die de relatie tussen emotie en cognitie verklaren bij doorsnee mensen. De eerste visie is de theorie van Bishop (2008) waarin ze onderscheid maakt tussen enerzijds makkelijke taken of low load condities, waarbij er minder sterk beroep wordt gedaan op het werkgeheugen, en anderzijds de moeilijke of high load condities die sterk beroep doen op het werkgeheugen. Bishop (2008) stelt dat in de low load condities er minder cognitieve bronnen worden ingezet waardoor er, cognitief gezien, ruimte is om de emotionele stimuli te verwerken. Bijgevolg interfereert die verwerking van emotionele stimuli met de cognitieve mechanismen die ingezet werden om de taak te volbrengen waardoor men een verminderde prestatie in de low load conditie kan waarnemen (Bishop, 2008). In de high load of moeilijkere conditie worden er meer cognitieve bronnen ingezet om de taak te kunnen volbrengen. Dit betekent dat de emotionele stimuli niet kunnen verwerkt worden, aangezien er geen ruimte voor is. Bijgevolg zijn de prestaties in deze conditie beter (Bishop, 2008). Daarnaast heeft Bishop (2008) hier het aspect van angst aan gekoppeld, waarbij ze stelt dat hoog angstige personen meer moeite zullen hebben in de low load condities aangezien de angst daarin, cognitief gezien, nog ruimte heeft om te interfereren met de cognities die ingezet 17

18 worden voor de taak. In haar studie moesten gezonde volwassenen, waarbij angst werd gemeten, een cognitieve taak volbrengen. De resultaten bevestigen Bishop (2008) haar assumpties. Meer specifiek blijkt dat hoog angstige personen slechter presteerden in de makkelijke conditie tegenover de moeilijke conditie (Bishop, 2008). Eysenck en collega s (2007), daarentegen, gaan uit van een andere visie op de interactie tussen emotie en cognitie. Binnen de processing efficiency theorie maken ze een onderscheid tussen effectiviteit en efficiëntie, waarbij effectiviteit kan gelinkt worden aan de accuraatheid of de kwaliteit van prestaties op een taak. Efficiëntie kan gelinkt worden aan de inspanningen die men doet om de taak te volbrengen, oftwel de reactietijd (Eysenck et al., 2007). Eysenck en collega s (2007) gaan ervan uit dat angst of emotie vooral een negatief effect heeft op de efficiëntie in een taak dan op de accuraatheid. Daarnaast gaan ze ervan uit dat deze effecten het grootst zijn bij taken die beroep doen op het werkgeheugen (Eysenck et al., 2007). Wanneer angst wordt opgewerkt slaagt men er dus wel in om een kwaliteitsvolle prestatie neer te zetten, maar de snelheid van verwerking wordt beïnvloed. Hier aan gekoppeld is de attentional control van belang, waarbij de kernassumptie stelt dat angst zorgt voor een verminderde aandacht op een taak die angstgerelateerd is (Eysenck et al., 2007). Meer specifiek slaagt een persoon er niet in om de irrelevante angstgerelateerde stimuli te inhiberen. Dit effect is het sterkst bij taken die veel inspanning vergen, zoals moeilijke of high load taken (Eysenck et al., 2007). Volgens Eysenck en collega s (2007) zou men dus een lagere efficiëntie in een taak, waarbij irrelevante angstgerelateerde stimuli worden aangeboden, kunnen opmerken indien het gaat om een moeilijke werkgeheugentaak. In de studie van Vytal en collega s (2012) gaat men uit van de theorie van Bishop (2008). In dit onderzoek dienden doorsnee proefpersonen een cognitieve taak uit te voeren waarbij er verschillen waren in moeilijkheidsgraad. Meer bepaald moesten de participanten aangeven of de doelstimulis, een letter, die op het scherm verscheen overeenkwam met één, twee of drie trials terug. Men onderscheidde dus makkelijke en moeilijke condities (Vytal et al., 2012). Daarnaast werd aan de proefpersonen verteld dat ze een schok zouden kunnen krijgen in de bedreigende trials en dat de schok in de veilige trials zou uitblijven. Dit maakt dat er een angstige emotie wordt opgewekt bij de participanten (Vytal et al., 2012). Vytal en collega s (2012) verwachten de wederkerige interactie tussen emotie, in dit geval angst, en cognitieve belasting op het werkgeheugen aan te tonen. Meer specifiek gingen ze na of angst leidt tot verminderde prestaties in low load condities en dat angst vermindert in de high load condities. Dit kan verklaard worden vanuit het feit dat in de low load condities angst toegang krijgt tot de cognitieve bronnen, terwijl in de high load conditie alle cognitieve bronnen reeds ingezet werden op de taak (Bishop, 2008). Uit de resultaten blijkt inderdaad dat proefpersonen enkel 18

19 slechter presteerden in de low load conditie wanneer ze zich angstig voelden en dat ze minder angst ervaarden bij de moeilijke opdrachten (Vytal et al., 2012). In het onderzoek van Mueller en collega s (2015) gaat men nog een stap verder en maakt men gebruik van een klinische groep participanten en een gezonde groep. Meer specifiek richt men zich op kinderen en jongeren met angstsymptomen, waarbij men de invloed wil aantonen van angstsymptomen op de interactie tussen emotie en cognitie (Mueller et al., 2015). Ze gaan ervan uit dat angstgerelateerde afleiders bij gezonde participanten enkel in de low load conditie zorgen voor cognitieve interferentie, waarbij ze steunen op de theorie van Bishop (2008). Bij angstige jongeren daarentegen veronderstellen ze dat deze cognitieve interferentie zich altijd voordoet, zowel in de low als in de high load conditie (Mueller et al., 2015). Echter, uit hun resultaten blijkt dat ze dit slechts deels hebben kunnen bevestigen. Meer bepaald hebben ze bevestigd dat gezonde jongeren slechter presteerden in de low load conditie tegenover de high load conditie. Daarnaast vond men dat bij de klinische groep de angstgerelateerde stimuli geen invloed hadden op hun werkgeheugenprestaties, noch in de low load conditie, noch in de high conditie (Mueller et al., 2015). In de huidige studie wordt de relatie tussen emotie en cognitie onderzocht in een doorsnee groep jongeren. Daarbovenop gaat men na hoe deze relatie zich uit bij kinderen en jongeren met verhoogde depressieve symptomen. Om dit te onderzoeken wordt er een cognitieve taak afgenomen, meer bepaald de Memory-Guided Saccade taak, die als eerste werd toegepast in de studie van Mueller en collega s (2015). Hierin zal er gebruik gemaakt worden van verschillende condities waarin emotie een invloed kan hebben op de cognitieve processen. We onderscheiden een high load conditie waarbij men vier gekleurde vlakken dient te onthouden en een hogere moeilijkheidsgraad heeft, en een low load conditie waarbij dit twee gekleurde vlakken zijn. In de gekleurde vlakken worden er emotionele afleiders gepresenteerd. Dit zijn gezichten die een bepaalde emotie uitbeelden, met name boos, blij of neutraal. We kozen voor de emotie boosheid omdat dit de angst voor sociale afwijzing kan oproepen, wat geassocieerd wordt met depressie (Gilboa-Schechtman et al., 2004; Hames et al., 2013). Desondanks bovenstaande bevindingen vooral ingaan op angst en van een verschillende visie uitgaan, geven ze wel weer in welke mate emoties een invloed kunnen hebben op cognitieve controle processen en hoe dit effect zich weerspiegelt in de prestaties op een taak. Daarnaast geven de bevindingen weer onder welke omstandigheden dit effect kan optreden. De link tussen depressieve symptomen en het werkgeheugen Binnen de huidige studie zal men de invloed van gepresenteerde emotionele stimuli op het werkgeheugen onderzoeken bij kinderen en jongeren met verhoogde depressieve symptomen. Daarnaast zal men de associatie tussen depressieve symptomen en het werkgeheugen 19

20 onderzoeken, los van de emotionele stimuli. Meer specifiek tracht men te achterhalen in welke mate depressieve symptomen een rol kunnen spelen in verstoorde werkgeheugenprestaties. Vanuit dit uitgangspunt zal in het volgende deel onderzoeksbevindingen aangehaald worden waarbij men ingegaan is op de associatie van depressieve symptomen met de verstoring van cognitieve processen. Dozois en Dobson (2001) konden in hun onderzoek de theorie rond aandachtsvertekening van Beck (1967) bevestigen. Met andere woorden merkten ze op dat volwassenen met depressieve symptomen zich meer negatieve woorden herinnerden (Dozois & Dobson, 2001). Daarnaast stelden ze vast dat depressieve individuen niet noodzakelijk minder positieve representaties hadden opgeslagen, maar dat het vooral draait om de toegang en verwerking van negatieve informatie. Men merkte op dat er vooral een sterkere toegankelijkheid was tot negatieve schema s die opgeslagen zijn bij personen met depressieve symptomen (Dozois & Dobson, 2001). In het onderzoek van Gençöz en collega s (2001) dienden kinderen en jongeren met depressieve symptomen zich zoveel mogelijk adjectieven te herinneren, waaronder zelfbeschrijvende adjectieven. Zij merkten op dat, zelfs wanneer de zelfbeschrijvende woorden positief waren en dus makkelijker zouden moeten herinnerd worden, deze achteraf niet opgehaald werden uit het geheugen. Positieve woorden leken geen sporen na te laten in het werkgeheugen waardoor deze daarna niet meer toegankelijk waren en niet meer werden herinnerd (Gençöz et al., 2001). Harvey en collega s (2004) legden in hun onderzoek de focus op het proces updating en werkgeheugen. Uit de resultaten bleek dat volwassenen met depressieve symptomen slechter presteerden wanneer ze meer informatie dienden te onthouden tegenover de controlegroep (Harvey et al., 2004). Meer specifiek toonden de resultaten aan dat hoe complexer de taak werd, hoe meer het cognitieve proces updating verstoord raakte (Harvey et al., 2004). In tegenstelling tot Harvey en collega s (2004) maakten Rose en Ebmeier (2006) gebruik van visuele stimuli. Dit maakt dat er beroep werd gedaan op het visuele werkgeheugen. De participanten moesten aangeven of de doelstimulus die ze zagen overeenkwam met ofwel de vorige trial, twee trials of drie trials terug (Rose & Ebmeier, 2006). Opnieuw vonden zij dat volwassenen met depressieve symptomen slechter scoorden op de taak wanneer de opdracht steeds moeilijker werd. Men zag langere reactietijden en meer fouten tegenover de controlegroep, wat kan wijzen op een verstoring in het visuele werkgeheugen gelinkt aan de depressieve symptomen (Rose & Ebmeier, 2006). Tot slot toonden Joormann en Gotlib (2008) de invloed aan van emotionele stimuli op het executief functioneren en meer bepaald op het werkgeheugen. Depressieve volwassenen dienden twee lijsten emotionele woorden te onthouden waarin zowel positieve als negatieve emoties in voorkwamen. Daarna kregen ze een kleur te zien die verwees naar één van beide 20

21 lijsten die ze moesten ophalen uit het werkgeheugen. Vervolgens verscheen er een woord, waarvan ze dienden na te gaan of dit voorkwam in de desbetreffende lijst (Joormann & Gotlib, 2008). Uit de resultaten bleek dat volwassen personen met depressie moeite hadden om de irrelevante lijst te negeren, wat te maken heeft met inhibitie. Opmerkelijk was vooral dat dit enkel het geval was wanneer het woord dat ze dienden te zoeken, negatief was (Joormann & Gotlib, 2008). Met andere woorden zorgde dat negatieve woord ervoor dat ze niet in staat waren om de lijst, die opgeslagen werd in het werkgeheugen, opnieuw op te roepen om dat ene woord erin te zoeken. De negatieve woorden interfereerden dus met het werkgeheugen, waardoor men moeite had met het volbrengen van de opdracht (Joormann & Gotlib, 2008). Uit bovenstaande is duidelijk dat depressieve symptomen gepaard kunnen gaan met een verstoring op vlak van het executief functioneren. In dit onderzoek willen we de interferentie van emotionele stimuli op het visueel werkgeheugen nagaan bij een groep kinderen en adolescenten en zullen we de relatie met depressieve symptomen nagaan. Vandaag de dag is onderzoek naar de invloed van emotie op cognitieve controle processen bij kinderen met psychopathologie en meer specifiek met depressieve symptomen eerder schaars (Mueller, 2011). Dit zal in de huidige studie onderzocht worden aan de hand van de Memory-Guided Saccade taak waarbij men gekleurde rechthoeken moet onthouden (Mueller et al., 2015). Binnen deze taak wordt er eveneens een baseline conditie toegepast. Binnen deze conditie worden er geen emotionele afleiders gepresenteerd, waardoor de link tussen cognitie en depressieve symptomen onderzocht kan worden, los van de invloed van emotie. Tijdens deze taak worden de oogbewegingen geregistreerd. Onderzoek aan de hand van oogbewegingen Binnen eye-tracking, oftewel oogbewegingonderzoek, worden oogbewegingen geregistreerd. In wat volgt worden eerst de verschillende soorten oogbewegingen beschreven die gemeten kunnen worden binnen eye-tracking studies. Vervolgens wordt er ingegaan op hoe deze oogbewegingen evolueren over leeftijden heen. Tot slot bespreken we verschillende studies die eye-tracking gebruikt hebben binnen onderzoek rond depressie. Oogbewegingen We nemen informatie uit de buitenwereld op met onder andere onze ogen. De ogen reageren spontaan op deze prikkels, zonder dat we het zelf beseffen. Zo gaan bijvoorbeeld onze pupillen groter of kleiner worden als reactie op bepaalde stimuli (Karatekin, 2007). Onze ogen geven dus iets weer over wat we denken en voelen. Aan de hand van eye-tracking onderzoek kunnen we dit nagaan door de oogbewegingen te registreren (Karatekin, 2007). 21

22 Soorten oogbewegingen. Volgens Karatekin (2007) kunnen we vier soorten oogbewegingen onderscheiden: volgende oogbewegingen ( pursuit ), oogbewegingen bij het waarnemen van gezichten of scènes, pupilverwijding of vernauwing en saccades. De eerste soort oogbewegingen die Karatekin (2007) aanhaalt, benoemd hij als pursuit of smoothpursuit. Fukushima (2003) omschrijft deze oogbewegingen als vlotte, kleinere oogbewegingen om kleine objecten die traag bewegen in het gezichtsveld te houden. Daarnaast zijn er de oogbewegingen tijdens het waarnemen van een scène of gezichten (Karatekin, 2007). Deze tonen het natuurlijke aspect van onze oogbewegingen. Het geeft een beeld van hoe onze ogen bewegen bij het waarnemen van dagelijkse situaties en scènes (Karatekin, 2007). Vervolgens zijn er de bewegingen van de pupillen. Deze verwijden of vernauwen niet enkel bij verschillende lichtinvallen, maar uit onderzoek blijkt dat deze ook veranderen bij bepaalde gevoelens of volgens kenmerken van prikkels (Karatekin, 2007). Tot slot beschrijft Karatekin (2007) de saccades. Dit zijn grotere oogbewegingen die van het ene fixatiepunt naar het andere gaan, om een visuele prikkel op het netvlies te brengen. Daarbinnen wordt er een onderscheid gemaakt tussen extern gestuurde en intern gestuurde saccades. Extern gestuurde saccades, ook wel prosaccades genoemd, worden vooral gemeten in visueel gestuurde taken, waarbij de proefpersoon naar een prikkel dient te kijken van zodra deze op het scherm verschijnt (Karatekin, 2007). Intern gestuurde saccades daarentegen treden vooral op bij de afwezigheid van een stimulus. Dit betekent dat men oogbewegingen dient te maken naar de tegenovergestelde positie van een prikkel. In dit geval spreekt men ook van antisaccades (Karatekin, 2007). Daarnaast kan een intern gestuurde saccade een geheugen gestuurde saccade zijn ( memory-guided saccade ). Dit betekent dat men oogbewegingen maakt naar de plaats waarvan men zich herinnert dat daar een prikkel stond (Karatekin, 2007). Het zijn deze laatste intern gestuurde saccades die zullen geregistreerd worden binnen dit onderzoek. De participanten moeten in huidig onderzoek namelijk hun ogen bewegen naar de plaats waarvan ze denken dat daar de gekleurde rechthoek stond die ze moesten onthouden. Ontwikkeling van oogbewegingen. Er is heel wat onderzoek gebeurd naar hoe saccades en de snelheid ervan verschillen over leeftijden. In het volgende beperken we ons tot het bespreken van de oogbewegingen relevant in huidig onderzoek, met name de saccades. Uit de review van Karatekin (2007) blijkt algemeen dat kinderen vanaf vier- tot zesjarige leeftijd prosaccades goed kunnen uitvoeren. Ze zijn, met andere woorden, vanaf dan in staat om zo snel mogelijk naar een prikkel te kijken wanneer deze op het scherm verschijnt. Dit blijft toenemen tot in de adolescentie. Met betrekking tot antisaccades blijkt dat deze nog sterker verbeteren dan prosaccades in de adolescentie (Karatekin, 2007). 22

23 Fukushima en collega s (2000) voerden een studie uit bij kinderen van 4 tot 13 jaar. De eerste taak was een prosaccade-taak waarbij de kinderen zo snel mogelijk naar de doelstimulus dienden te kijken vanaf deze op het scherm verscheen. Ze concludeerden dat in deze taak de latentietijd groter was bij kinderen tegenover volwassenen. Bij kinderen duurt het dus langer vooraleer ze hun ogen naar een prikkel richten wanneer deze op het scherm verschenen is. Maar dit verbeterde tot in de adolescentie en bereikte een volwassen niveau op 12 jaar (Fukushima et al., 2000). De tweede taak had betrekking op antisaccades, waarbij de kinderen in de tegengestelde positie van de doelstimulus moesten kijken vanaf deze op het scherm verscheen (Fukushima et al., 2000). Hier vonden de onderzoekers dat kinderen het moeilijker hadden. De latentietijd was groter en ze maakten meer fouten. Het duurde langer vooraleer het volwassen niveau bereikt werd. Meer specifiek werd dit bereikt op de leeftijd van 20 jaar (Fukushima et al., 2000). In de huidige studie wordt er gebruik gemaakt van een doelgroep van kinderen en jongeren tussen 10 en 15 jaar. Fukushima en collega s (2000) merkten op dat er vanaf 10 jarige leeftijd reeds een sterke daling vast te stellen is in het aantal gemaakte fouten tijdens een taak met betrekking tot saccades. Vanaf de leeftijd van 10 jaar hebben kinderen dus reeds een goed ontwikkeld niveau bereikt (Fukushima et al., 2000). In het volgende zal er dieper ingegaan worden op de relevante bevindingen binnen oogbewegingonderzoek op vlak van depressie. Eye-tracking binnen depressie Oogbewegingonderzoek wordt binnen het huidig onderzoek toegepast om werkgeheugenprestaties weer te geven. Meer specifiek zal men op deze manier nagaan hoe emotionele stimuli invloed uitoefenen op het werkgeheugen en welke rol depressieve symptomen hierin spelen. Eye-tracking studies zijn een vernieuwende techniek en kennen verschillende voordelen. Volgens Armstrong en Olatunji (2012) brengen eye-tracking studies een toegevoegde waarde aan reactietijdstudies. Oogbewegingen geven namelijk meer directe toegang tot wat mensen denken en voelen (Armstrong & Olatunji, 2012). Daarbij aansluitend stelt Karatekin (2007) dat eye-tracking een niet-invasieve methode is, die daarom ook bij kinderen kan gebruikt worden. Dit impliceert dat eye-tracking studies ons iets kunnen bijbrengen over de werking en ontwikkeling van cognitieve mechanismen over verschillende leeftijden en in zowel gezonde als klinische groepen (Karatekin, 2007). Verschillende eye-tracking studies binnen depressie hebben reeds relevante en belangrijke bevindingen opgeleverd. Deze studies gaan specifieker in op de aandachtsvertekening die verondersteld wordt bij personen met depressie en hoe dit zich uit in oogbewegingen. Men gaat er namelijk van uit dat personen met depressie meer aandacht besteden aan negatieve prikkels (Armstrong & Olatunji, 2012). Sears en collega s (2011) hebben deze vertekening vergeleken 23

24 tussen een groep personen die nooit depressief waren, een groep die vroeger depressief was en een groep die op dat moment beschreven werd als een dysfore groep en gekenmerkt werd door een sombere en neerslachtige gemoedstoestand. De proefpersonen mochten op een vrijwillige manier naar foto s kijken die op het scherm verschenen. Sears en collega s (2011) bestudeerden de oogbewegingen bij de foto s die angst-gerelateerd, depressie-gerelateerd of neutraal waren. Uit de resultaten bleek de aandachtsvertekening bevestigd (Sears et al., 2011). Vroeger depressieve personen en dysfore personen fixeren langer op de depressiegerelateerde figuren tegenover personen die nooit depressief waren (Sears et al., 2011). Dit resultaat werd eveneens bij Kellough en collega s (2008) teruggevonden, waarbij depressieve en niet-depressieve jongvolwassenen vrijwillig konden kijken naar foto s van scènes volgens vier categorieën, met name verdriet, bedreiging, positief of neutraal. Depressieve jongvolwassenen keken langer naar negatieve foto s gekenmerkt door bijvoorbeeld boosheid of angst. Bovendien bleef dit aanhouden zelfs wanneer er tegelijk positieve en neutrale foto s werden aangeboden (Kellough et al., 2008). Isaac en collega s (2014) voerden hun studie uit bij gezonde personen, huidig depressieve personen en personen die vroeger depressief waren, maar reeds hersteld zijn. Men maakte hierbij gebruik van positieve, negatieve en neutrale foto s. Isaac en collega s (2014) concludeerden dat zowel huidig depressieve personen als vroeger depressieve personen langer keken naar emotionele foto s tegenover de gezonde groep. Een ander opvallend resultaat was dat niet enkel de gezonde groep langer keek naar blije gezichten, maar ook de personen die hersteld waren van depressie (Isaac et al., 2014). Dit zou kunnen betekenen dat therapie resulteert in een betere verwerking van positieve prikkels (Isaac et al., 2014). Zowel Sears en collega s (2011) als Isaac en collega s (2014) zien deze resultaten als een mogelijke kwetsbaarheidsfactor die men kan identificeren aan de hand van eye-tracking onderzoek. Bovenstaande studies tonen aan dat de aandachtsvertekening bij depressie kan aangetoond worden via eye-tracking studies bij volwassenen. Dit zijn belangrijke resultaten aangezien ze de relevantie van de informatieverwerkingstheorie weergeven. Eye-tracking onderzoek binnen het domein van depressie bij kinderen en adolescenten ontbreekt echter nog, alsook met betrekking tot cognitieve taken. Dit benadrukt het belang van huidig onderzoek naar de interferentie van emotionele stimuli op het werkgeheugen, gemeten aan de hand van een cognitieve taak bij kinderen en adolescenten met een range aan mogelijke depressieve symptomen. 24

25 Besluit Uit de literatuur blijkt ten eerste dat depressieve symptomen anders geuit worden bij kinderen en adolescenten tegenover volwassenen (Weiss & Garber, 2003). Het is belangrijk om dit in rekening te brengen aangezien dit bijdraagt tot een betere diagnosestelling. Daarnaast is gebleken dat depressie bij kinderen en adolescenten vaak voorkomt en dit zich in een stijgende trend bevindt (Costello et al., 2006). Tot slot gaat depressie gepaard met een aantal andere psychische stoornissen (Axelson et al., 2001; Kessler et al., 2001; Wolff et al., 2006). Dit alles wijst op de ernst van depressieve symptomen bij kinderen en adolescenten en bijgevolg het belang van onderzoek naar onderliggende mechanismen van de ontwikkeling en het behoud van depressie bij kinderen en adolescenten. Uit onderzoek blijkt dat cognitieve mechanismen een belangrijke rol spelen binnen depressie (Dozois & Dobson, 2001; Gençöz et al., 2001; Harvey et al., 2004). Op vlak van informatieverwerking is duidelijk dat personen met depressieve symptomen informatie op een negatieve manier verwerken. Ze kijken vanuit negatieve schema s naar zichzelf, de wereld en de toekomst (Beck, 1967). Door deze sombere kijk wordt depressie versterkt en in stand gehouden (Lakdawalla et al., 2007). Naast het inzoomen op de schema s wordt in recent onderzoek dieper ingegaan op de cognitieve processen die dit inhoudelijke aspect sturen, meer specifiek zijn dit de executieve functies (Miller & Cohen, 2001). Binnen deze executieve functies gaan we hier focussen op het werkgeheugen en meer bepaald op de interactie tussen werkgeheugenprestaties en emotie. In angstonderzoek werden er reeds belangrijke bevindingen gevonden omtrent de invloed van emotie op cognitieve prestaties in taken met verschillende condities volgens moeilijkheidsgraad (Mueller et al., 2015). We kunnen hier twee visies onderscheiden. Enerzijds stelt Bishop (2008) in haar theorie dat emotionele afleiders vooral een invloed hebben op de prestaties in condities met een lage moeilijkheidsgraad, wat ook wel de low load conditie wordt genoemd. Dit komt doordat er in de low load conditie, cognitief gezien, nog genoeg ruimte is om de emoties te verwerken (Bishop, 2008). Anderzijds gaat Eysenck (2007) ervan uit dat emoties een invloed uitoefenen op de reactietijd doordat deze niet geïnhibeerd kunnen worden. Meer specifiek doet dit effect zich vooral voor in high load condities, waar de moeilijkheidsgraad hoger ligt (Eysenck, 2007). Wat betreft de relatie met depressieve symptomen heeft onderzoek reeds aangetoond dat er een associatie blijkt te zijn tussen een verstoord werkgeheugen en depressieve symptomen. Meer bepaald wordt er vooral negatieve informatie verwerkt en opgeslagen, waardoor enkel deze informatie herinnerd wordt (Gençöz et al., 2001). Ander onderzoek toonde aan dat 25

26 negatieve informatie niet geïnhibeerd kon worden, waardoor dit resulteerde in slechtere prestaties op de taak (Joormann & Gotlib, 2008). Binnen de huidige studie wordt de Memory-Guided Saccade Taak (Mueller et al., 2015), een vernieuwende oogbewegingstaak, gebruikt om de interactie tussen emotie en cognitie te onderzoeken. In het standaard opzet van deze taak dienen proefpersonen maximaal vier kleuren in het visuele werkgeheugen te houden gedurende een kort interval. Echter, in huidig onderzoek wordt er gebruik gemaakt van een affectieve variant van deze taak door foto s van emotionele gezichten weer te geven in de gekleurde vlakken (Mueller et al., 2015). Deze emoties zijn boos, blij of neutraal, waarbij men in de huidige studie gekozen heeft voor boosheid aangezien dit de angst voor sociale afwijzing zou kunnen opwekken bij depressieve personen (Gilboa- Schechtman et al., 2004; Hames et al., 2013). Daarnaast onderscheiden we verschillende condities volgens moeilijkheidsgraad. In de low load conditie dient men twee gekleurde vlakken te onthouden, waar dit in de high load conditie vier gekleurde vlakken zijn en dus moeilijker is. Vanuit dit opzet zal men nagaan wat het effect is van emotionele afleiders op visuele werkgeheugenprestaties bij kinderen en adolescenten tussen 10 en 15 jaar en hoe depressieve symptomen hiermee geassocieerd zijn. Onderzoeksvragen en hypothesen Op basis van literatuur kunnen volgende onderzoeksvragen en hypothesen worden vooropgesteld. 1. Allereerst zullen we algemeen onderzoeken of de high load conditie meer cognitieve inspanning vergt en dus moeilijker is dan de low load conditie. Met andere woorden gaan we na of de participanten het moeilijker hebben om vier gekleurde vlakken te onthouden tegenover twee gekleurde vlakken. Davidson en collega s (2006) vonden in hun onderzoek dat zowel kinderen als volwassenen meer moeite hadden wanneer ze meer dan twee stimuli dienden te onthouden. Meer specifiek hadden de participanten meer tijd nodig om te antwoorden (Davidson et al., 2006). Daarnaast kunnen we uit de theorie van Bishop (2008) afleiden dat er bij makkelijke taken minder cognitieve bronnen worden ingezet tegenover moeilijke taken. Vanuit deze bevindingen verwachten we in huidig onderzoek dat de participanten met betrekking tot reactietijden trager zullen reageren in de high load conditie tegenover de low load conditie. Op vlak van accuraatheid verwachten we dat er meer fouten zullen gemaakt worden in de high load conditie in vergelijking met de low load conditie. 26

27 2. We zullen in de huidige studie nagaan of gepresenteerde emotionele stimuli meer invloed uitoefenen in de low load conditie tegenover de high load conditie. We verwachten dat de emotionele afleiders (boos, blij of neutraal) zorgen voor een langere reactietijd en geen effect hebben op de accuraatheid. In een specifiekere hypothese stellen we dat vooral negatieve emoties een sterkere invloed hebben op de reactietijden tegenover positieve en neutrale emoties. Met andere woorden verwachten we dat participanten trager zullen zijn bij boze gezichten tegenover blije en neutrale gezichten. Met betrekking tot de tweede onderzoeksvraag baseren we ons op de theorie van Bishop (2008) waarin de kernassumptie stelt dat bij makkelijke taken er minder cognitieve bronnen worden ingezet om de taak te volbrengen waardoor er nog ruimte is om de emotionele stimuli te verwerken. Bij moeilijke taken daarentegen is die ruimte er niet (Bishop, 2008). Verder baseren we ons op recent onderzoek van Mueller en collega s (2015) waarin men voor het eerst de Memory-Guided Saccade taak toepast en uitgaat van een klinisch angstige groep en een gezonde controle groep. In deze studie onderzocht men reeds of angstgerelateerde stimuli meer invloed hebben in de low load condities tegenover de high load condities (Mueller et al., 2015). 3. Als derde onderzoeksvraag zullen we nagaan of de mate van depressieve symptomen die de jongeren ervaren, geassocieerd kunnen worden met de werkgeheugenprestaties en de invloed van emotie op deze prestaties. Hierbinnen kunnen we het onderscheid maken tussen twee specifiekere onderzoeksvragen. Ten eerste zullen we onderzoeken of participanten met meer depressieve symptomen minder goed presteren op vlak van visueel werkgeheugen, los van de emotionele afleiders. Om dit te onderzoeken zullen we gebruik maken van de baseline conditie waarin er geen emotionele afleiders worden gepresenteerd en waarbij er enkel een low load conditie is. We verwachten bij jongeren met meer depressieve symptomen een tragere reactietijd en meer fouten in vergelijking met jongeren met lagere depressieve symptomen. Onderzoek bij volwassenen heeft reeds aangetoond dat depressieve symptomen gelinkt kunnen worden aan een verstoord werkgeheugen wat resulteert in verminderde prestaties (Joormann & Gotlib, 2008; Rose & Ebmeier, 2006). In de tweede specifiekere onderzoeksvraag gaan we na hoe jongeren met meer depressieve symptomen presteren in zowel de high load als de low load conditie van de experimentele taak, waarin er in de gekleurde rechthoeken neutrale en emotionele afleiders worden afgebeeld. We verwachten in de huidige studie dat jongeren met meer depressieve symptomen trager zullen zijn en meer fouten maken in beide condities tegenover jongeren zonder depressieve symptomen. We verklaren dit vanuit de theorie 27

28 omtrent aandachtsvertekening bij personen met depressie (Beck, 1967). Deze theorie stelt dat personen met depressieve symptomen maladaptieve schema s opbouwen waardoor vooral negatieve informatie verwerkt wordt tegenover positieve informatie (Beck, 1967). Deze aandachtsvertekening werd bevestigd in verschillende onderzoeken, zowel bij volwassenen als bij jongeren (Dozois & Dobson, 2001; Gençöz et al., 2001; Halberstadt et al., 2008). In het onderzoek van Mueller en collega s (2015) gaat men er eveneens van uit dat bij angstige jongeren de emotionele stimuli interfereren met de taakprestaties in zowel de high load als de low load conditie. Daarnaast verwachten we dat vooral de emotie boosheid in huidig onderzoek zal leiden tot verminderde prestaties bij jongeren met meer depressieve symptomen in beide condities. Hiervoor steunen we op de theorie waarbij men stelt dat boosheid de angst voor sociale afwijzing kan oproepen, bij personen met depressieve symptomen (Gilboa-Schechtman et al., 2004; Hames et al., 2013). 28

29 Methode Deelnemers De oorspronkelijke steekproef bedroeg 48 deelnemers. Echter, door technische problemen tijdens de afnames zijn er 15 deelnemers afgevallen. De huidige steekproef bestaat uit 33 doorsnee adolescenten tussen 10 en 15 jaar oud (M = 12.12, SD = 1.49). Binnen de steekproef zijn er 21 meisjes (63,60%) en 12 jongens (36,40%). Op vlak van studieniveau zitten er 19 jongeren in de lagere school (57,60%) en gaan 14 jongeren naar het secundair onderwijs (42,40%), waarvan 12 jongeren in het ASO (36.4%), 2 jongeren in het TSO (6.1%) en dus niemand in het BSO. Als we kijken naar de gezinssituatie, dan zien we dat bij het merendeel van de jongeren de ouders gehuwd of samenwonend zijn (81,80%). Bij slechts een klein aantal jongeren zijn de ouders gescheiden met co-ouderschap (6,10%), is de moeder of vader alleenstaand (6,10%) of gaat het om een wedersamengesteld gezin (6,10%). Vervolgens werd de sociaal-economische status (SES) nagegaan aan de hand van de berekening van de hollingsheadindex (Hollingshead, 1975). We kunnen besluiten dat 20 kinderen en jongeren behoren tot de gemiddelde klasse (60,60%) en 13 bevinden zich in de hooggemiddelde klasse (39,40%). Er zijn geen participanten die behoren tot de lage, laaggemiddelde of hoge klasse. Instrumenten Binnen dit onderzoek werden zowel van de ouders als van de jongeren een aantal vragenlijsten afgenomen. Gezien het onderzoek deel uitmaakt van een ruimer onderzoek van mijn begeleider, Laura Wante, zullen enkel de vragenlijsten besproken worden die relevant zijn voor de huidige masterproef. Children s Depression Inventory. (CDI; Kovacs 1992). De CDI is een zelfrapportage voor kinderen tussen 7 en 18 jaar oud. De Nederlandse versie werd ontwikkeld door Timbremont en Braet (2002). Deze vragenlijst meet de aanwezigheid en ernst van mogelijke depressieve symptomen. In totaal zijn er 27 items, waarbij elk item bestaat uit drie uitspraken. De items meten de cognitieve, affectieve en gedragsmatige symptomen van depressie. De jongere dient de uitspraak aan te duiden die het best bij hem of haar past wanneer men terugkijkt naar de voorbije twee weken. Afhankelijk van de uitspraak die aangeduid wordt, wordt er een score toegekend aan het item. De eerste uitspraak krijgt score 0, de tweede krijgt score 1 en de derde uitspraak krijgt score 2. Een score 2 hangt samen met ernstiger klinisch gedrag (Kovacs, 1992). Een item die bijvoorbeeld in de vragenlijst voorkomt bevat volgende uitspraken: Ik voel me soms verdrietig, Ik voel me vaak verdrietig en Ik voel me altijd verdrietig. De totaalscore wordt berekend door de som te maken van alle afzonderlijke items. Dit maakt dat de maximumscore 54 bedraagt en bij een score boven 16 spreken we van een 29

30 klinisch depressieve score (Roelofs et al., 2010). Op vlak van betrouwbaarheid blijkt de CDI een voldoende betrouwbaarheid te hebben (Myers & Winters, 2002). In de huidige studie zien we, op basis van de berekening van Cronbach s Alpha, eveneens een voldoende betrouwbaarheid (α =.69). Zelfbeoordelingsvragenlijst voor Kinderen. (ZBV-K; Bakker, Van Wieringen, Van der Ploeg & Spielberger, 1973). Deze vragenlijst is de Nederlandstalige bewerking van The State Trait Anxiety Inventory for Children (STAIC; Spielberger, 1973). Deze vragenlijst wordt afgenomen bij kinderen en jongeren tussen 8 en 15 jaar en is bedoeld om angstdispositie en toestandsangst te meten. De items behoren dus tot twee schalen, met name de toestandsangstschaal en de angstdispositieschaal. Met de eerste schaal wordt gemeten in welke mate de kinderen angst ervaren (Bakker et al., 2004). Toestandsangst is dus een emotionele reactie op een situatie die als bedreigend wordt ervaren. Deze angst kan verschillen volgens situaties en in intensiteit. De angstdispositieschaal meet in hoeverre de kinderen een situatie als bedreigend waarnemen en daar met toestandsangst op reageren (Bakker et al., 2004). Beide schalen bestaan uit 20 items. In huidig onderzoek werd enkel de angstdispositieschaal afgenomen. Bij deze schaal moeten de kinderen aanduiden in hoeverre de uitspraak op hen van toepassing is. Ze kruisen één van de drie mogelijkheden aan: bijna nooit (= score 1), soms (= score 2) of vaak (= score 3). De totaalscore wordt berekend door alle items per schaal op te tellen. Per schaal is er dus een maximumscore van 60. De berekende interne consistentie van huidig onderzoek blijkt, voor de angstdispositieschaal, hoog te zijn (α =.86). WISC-III. (Wechsler Intelligence Scale for Children-Third Edition; Wechsler, 1991). De WISC-III is een intelligentietest voor kinderen van 6 tot 18 jaar waarvan er eveneens een Nederlandstalige bewerking is (Kort, Schittekatte, Bosmans, Compaan, Dekker, Vermeir & Verhaeghe, 2005). Deze test heeft als doel de algemene intelligentie te bepalen en bestaat uit 13 subtests die onderverdeeld worden in verschillende schalen. De subtests Informatie, Overeenkomsten, Rekenen, Woordkennis, Begrijpen en Cijferreeksen behoren tot de Verbale schaal. Tot de Performale schaal behoren volgende subtests: Onvolledige tekeningen, Substitutie, Plaatjes ordenen, Blokpatronen, Figuur leggen, Symbolen vergelijken en Doolhoven (Kort et al., 2005). In het huidig onderzoek werden de subtests Woordkennis, waarbij men een woord dient uit leggen, en Blokpatronen, waarbij een patroon van blokjes moet nagemaakt worden, afgenomen ter controle op intelligentie in de studie. De scores per subtest worden omgezet naar normscores volgens leeftijd en geslacht. Deze worden opgeteld volgens de verschillende schalen. Zo verkrijg je een totale, verbale en performale IQscore, waarbij de totale IQ-score op een normaalverdeling kan geplaatst worden (Kort et al., 30

31 2005). De betrouwbaarheid van de WISC-III wordt beoordeeld als voldoende. Cronbach s Alpha varieert over de verschillende subtesten tussen α =.53 en α =.82 (Kort et al., 2005). Memory-Guided Saccade Task. (MGST; Mueller et al., 2015). In deze studie wordt de affectieve variant van de Memory-Guided Saccade taak gebruikt om de invloed van emotionele afleiders op het werkgeheugen na te gaan. Algemeen is het zo dat er aan het begin van elke trial een wit kruisje in het midden van het scherm verschijnt gedurende 500 ms (zie Figuur 1). Dit kruisje verandert in een grijze stip waarop de participanten hun ogen dienen te fixeren. Vervolgens verschijnen er in de hoeken van het scherm twee (low load) of vier gekleurde vlakken (high load) gedurende 1200 ms en waarna deze opnieuw verdwijnen. De stip in het midden verandert 300 ms lang van kleur volgens de rechthoek die moet onthouden worden. Het is dan aan de proefpersoon om een oogbeweging te maken naar de plaats waar dat bepaalde kleur verschenen is, waarvoor ze 1500 ms tijd krijgen. Vervolgens dienen ze hun ogen opnieuw naar het midden van het scherm te richten, waarop de volgende trial begint. De taak bestaat uit een baseline conditie en een experimentele conditie. In de baseline conditie verschijnen er telkens twee gekleurde vlakken, zonder emotionele stimuli (zie figuur 1A). Deze fase bestaat uit 30 trials. In de experimentele fase werd er gebruik gemaakt van een emotionele toevoeging aan de stimuli (zie Figuur 1B). In deze fase onderscheiden we twee soorten trials: een low load en een high load. In de low load conditie verschijnen er, in de hoeken van het scherm, twee gekleurde vlakken. Bij de high load conditie zijn dit vier gekleurde vlakken. De gekleurde vlakken zijn bruin, groen, blauw of roze en zijn 7.2 mm bij 6.2 mm. In de experimentele fase worden in de gekleurde rechthoeken gezichten gepresenteerd die emoties uitbeelden, met name boos, blij of neutraal (zie Figuur 1). We kozen voor de emotie boosheid omdat kwade gezichten een belangrijk thema is bij depressieve individuen (Gilboa-Schechtman et al., 2004; Hames et al., 2013). Deze emotionele gezichten zijn afkomstig van 16 verschillende acteurs, waaronder de helft mannen en de helft vrouwen. Deze foto s komen uit de NIMSTIM dataset (Tottenham et al., 2009; Elke acteur werd drie maal weergegeven, eens met een neutraal, boos en blij gezicht. Zo verkrijg je zes verschillende types van trials, met name high en low load van telkens drie emoties. In totaal zijn er 264 trials, waaronder 111 high load trials, 111 low load trials en 42 catch trials. Bij catch trials verandert de witte cirkel in het midden van het scherm meteen in een kleur (zie Figuur 1C). Dit betekent dat wanneer proefpersonen zouden wegkijken van het midden tijdens deze fase, ze niet gezien hebben om welke kleur het gaat. Deze catch trials worden daarom ingebouwd om de persoon te blijven stimuleren om naar het midden van het scherm te kijken. 31

32 Figuur 1. Baseline conditie (A), testfase (B) en catchtrials (C). De witte pijl wijst in de richting die de ogen zouden moet maken. Om de kinderen en jongeren te motiveren voor de taak werd hen vooraf verteld dat ze in deze taak hun spionvaardigheden konden trainen. Spionnen moeten namelijk mensen kunnen observeren zonder rechtstreeks naar hen te kijken. Zo moesten ze in deze taak gekleurde rechthoeken memoriseren zonder rechtstreeks naar de rechthoeken te kijken. De oogbewegingen werden geregistreerd met de Tobii T300 eye-tracker (Tobii Technology, Stockholm, Zweden). Saccades werden geregistreerd vanaf 30 /s en wanneer ze tenminste 50 ms duurde. De accuraatheid van de saccade wordt gedefinieerd als het percentage dat rechtstreeks naar de juiste hoek van het scherm gaat. Reactietijden van saccades bij correcte respons wordt omschreven als de tijd tussen de start van de doelstimulus (de gekleurde cirkel) en de start van de oogbeweging naar één van de vier hoeken van het scherm. Procedure In het practicum verbonden aan het vak Klinische Ontwikkelingspsychologie deelden studenten uit derde bachelor klinische psychologie flyers uit om mensen uit te nodigen om deel 32

33 te nemen aan onderzoek op de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. De eerste stap in het rekruteren van participanten voor dit masterproefonderzoek was het contacteren van de mensen die hadden gereageerd op de flyer en interesse toonden om deel te nemen. Via telefoon werd uitgelegd dat we op zoek waren naar ouders die interesse hadden om met hun kind tussen 10 en 15 jaar oud deel te nemen aan onderzoek. Indien ze interesse hadden, werd hun adres genoteerd en werd er via mail verdere uitleg gegeven omtrent het verloop van het onderzoek. Er werd onder andere een informatiebrief doorgestuurd waarin het doel van het onderzoek en hoe dit zou verlopen werd uitgelegd, alsook dat ze op het einde twee bioscooptickets van Kinepolis zouden ontvangen. Er werd via verder mailverkeer een afspraak vastgelegd waarop één ouder met zijn of haar kind voor maximaal twee uur naar de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen te Gent zou komen voor onderzoek. De beide ouders dienden vooraf een aantal vragenlijsten in te vullen via een online vragenlijsttool. De mensen die uiteindelijk toestemden om deel te nemen, kwamen vooral langs in de krokusvakantie (2014). De volgende afnames zouden plaatsvinden in de paasvakantie (2014). Hiervoor diende ik, als masterproefstudente, op zoek te gaan naar andere personen die interesse hadden om deel te nemen. Samen met mijn begeleider besloot ik om scholen in de regio Gent te contacteren. Ongeveer 10 scholen werden gecontacteerd met de vraag of ik in hun school informatiebrieven gericht aan de ouders, in verband met mijn onderzoek, kon meegeven. Uiteindelijk gingen drie scholen in op dit voorstel. Ik ben bij deze scholen langsgegaan en enige tijd later ging ik opnieuw bij de scholen langs om de ingevulde strookjes van de brieven op te halen. Ik nam contact op met de personen en stuurde dezelfde mails als in de eerste periode van afname. Het enige verschil was dat de jongere vanaf nu eveneens vooraf online een aantal vragenlijsten diende in te vullen om de werklast tijdens de afnames wat te verlagen. Verder zocht ik in mijn eigen omgeving naar mensen die het zagen zitten om deel te nemen aan dit onderzoek. Daarnaast werd er voor de paasvakantie samengewerkt met twee andere thesisstudenten, Sofie Van de Brande en Jolien Vanderstichele, die dezelfde apparatuur gebruikten voor oogbewegingonderzoek, maar vanuit een ander uitgangspunt. De leeftijdscategorie van hun participanten ging tot en met 10 jaar. Dit betekende dat ik de 10- jarigen ook voor mijn onderzoek kon gebruiken en dat we elkaar konden helpen tijdens de afnames. In deze periode liep niet alles vlekkeloos: personen belden op het laatste moment af, ze kwamen niet opdagen of er waren problemen met de apparatuur. Dit zorgde ervoor dat de afnames zouden doorlopen in de zomervakantie. Ik zocht opnieuw in mijn omgeving naar mogelijke proefpersonen en nam contact op met diegenen die interesse hadden om deel te nemen maar liever in de zomervakantie langskwamen. Zo werden er nog een aantal dagen in de zomervakantie (2014) afnames gedaan. Uiteindelijk zijn er nog een aantal proefpersonen 33

34 gerekruteerd door een andere thesisstudente, Cynthia Smeets, die een gelijkend onderzoek uitvoert en pas in oktober 2014 begonnen is met haar masterproef. Op het moment van de afname werd aan zowel de ouder als aan de jongere nogmaals informatie gegeven over hoe de komende twee uur zouden verlopen. Ouder en kind kregen een informed consent die ze moesten ondertekenen vooraleer het experiment van start kon gaan. Hierin stond wat er allemaal zou gebeuren en dat ze op elk moment konden stoppen met het onderzoek indien ze dit wensten. Er stond eveneens in dat ze op het einde twee bioscooptickets zouden ontvangen. Aan de ouder werd gevraagd om een aantal vragenlijsten in te vullen. Het kind werd gevraagd om een computertaak uit te voeren en twee subtaakjes van de intelligentietest, WISC-III. Verder werd gevraagd om vragenlijsten in te vullen en er zou een kort interview worden afgenomen. De ouder kreeg de vragenlijstenbundel mee en hij of zij kon deze in een aparte ruimte rustig invullen. Ondertussen werd er met de jongere overgegaan naar de computertaak. Er werd uitgelegd hoe dit in zijn werk ging, dat de oogbewegingen werden geregistreerd en wat ze moesten doen tijdens de taak. Er werd hen uitgelegd dat ze via deze computertaak hun spionvaardigheden konden trainen. Spionnen moeten mensen kunnen observeren zonder rechtstreeks naar hen te kijken. Dit moesten zij ook doen in de taak, door de gekleurde vlakken die op het scherm verschenen te onthouden zonder er rechtstreeks naar de kijken. Vervolgens werd hen verteld dat ze eerst eens konden oefenen vooraleer de effectieve taak begon. Tijdens de computertaak kreeg de jongere de kans om even pauze te nemen en zijn of haar ogen te laten rusten. Wanneer de taak afgerond was, vulden ze een aantal vraagjes in omtrent de computertaak. Vervolgens werden er twee subtaken van de WISC-III afgenomen. Deze subtaken waren Blokpatronen en Woordkennis. Vervolgens kreeg de jongere een vragenlijstenbundel om in te vullen. Als er iets niet duidelijk was, was de proefleider steeds aanwezig om vragen te beantwoorden. De proefleider ging eveneens langs bij de ouder om mogelijke vragen te beantwoorden. Tot slot werd er kort een interview afgenomen. Uiteindelijk diende de ouder een formulier te ondertekenen als bewijs voor de ontvangen bioscooptickets en kregen ze deze mee. Statistische analyse Allereerst zal men in de preliminaire analyses nagaan of de variabelen angstsymptomen en intelligentie een significante impact hebben op de werkgeheugenprestaties. Dit zal onderzocht worden aan de hand van correlatieanalyses. Op basis van deze resultaten zal men beslissen of deze variabelen al dan niet worden opgenomen als controlevariabelen op het moment dat men de invloed wilt aantonen van depressieve symptomen. Men gaat uit van de variabele angst aangezien angst en depressie vaak comorbide zijn (Axelson et al., 2001; Kessler et al., 2001). 34

35 Daarnaast is het mogelijk dat intelligentie samenhangt met de cognitieve controle processen, waardoor men eveneens ingaat op intelligentie als mogelijke controlevariabele. De resultaten volgens werkgeheugenprestaties worden opgesplitst volgens reactietijden en accuraatheid. In de cognitieve taak kunnen reactietijden omschreven worden als de tijd tussen de start van de presentatie van de doelstimulus, met name de stip volgens een bepaalde kleur, en de start van de oogbeweging naar één van de vier hoeken op het scherm. Reactietijden worden weergegeven in aantal milliseconden. Voor de berekeningen van reactietijd gebruiken we de mediaan scores om zo tot een meer robuuste meting te komen en ter controle voor een scheve verdeling en uitschieters. De accuraatheid binnen de taak is het percentage van correcte responsen, meer specifiek wanneer men de ogen beweegt naar de correcte hoek op het scherm. Om het effect van werkgeheugen load op de werkgeheugenprestaties in de doorsnee steekproef na te gaan, voerde men een Repeated Measures ANOVA uit voor zowel reactietijd als voor accuraatheid. Binnen deze analyse werd werkgeheugen load (high of low) ingevoerd als binnen-subjectvariabele. Vervolgens onderzocht men de interactie tussen emotie en cognitie op de werkgeheugenprestaties. Reactietijd en accuraatheid werden afzonderlijk geanalyseerd aan de hand van een 2 x 3 RM ANOVA met werkgeheugen load (high versus low) en emotie (boos, blij of neutraal) als binnen-subject variabelen. Verder werd er een Paired Sample T-test toegepast om de interacties verder te exploreren en om gemiddeldes te vergelijken. Tot slot, om de relatie met depressieve symptomen te onderzoeken met de werkgeheugenprestaties, los van emotie, maakte men gebruik van de baseline conditie. Men voerde een univariate analyse uit voor reactietijd en accuraatheid met de baseline conditie als afhankelijke variabele. De relatie van depressieve symptomen werd eveneens onderzocht met betrekking tot de interactie tussen emotie en cognitie. Men maakte opnieuw gebruik van de experimentele taak waarop een RM ANOVA werd toegepast waarin CDI als covariaat werd ingevoerd. Deze analyse werd zowel voor reactietijd als voor accuraatheid uitgevoerd. Voor alle analyses werden steeds de descriptieven, effect sizes en gemiddelden nagegaan en werd er gebruik gemaakt van 95% betrouwbaarheid. Alle gegevens werden verwerkt met SPSS, versie

36 Resultaten Beschrijvende statistiek en preliminaire analyses Beschrijvende statistiek. In Tabel 1 worden de gemiddeldes en standaarddeviaties weergegeven van de meest relevante variabelen in huidig onderzoek over de verschillende condities. Wanneer we dieper ingaan op de descriptieve analyses van de CDI binnen deze doorsnee schoolpopulatie, stellen we vast dat de range aan depressieve symptomen binnen de huidige steekproefpopulatie eerder klein is. De minimumwaarde van de depressiescores bedraagt 0 en de maximumscore is 18. Het gemiddelde bedraagt 7.09 en de mediaan is Met andere woorden heeft de helft van de participanten een score boven 8.00, wat betekent dat er enigszins een range aan depressieve symptomen waargenomen kan worden. Verder meten we een variantie van met een standaarddeviatie van Met betrekking tot de beschrijvende statistieken van reactietijd en accuraatheid in de experimentele taak merken we op dat de jongeren over het algemeen beter presteren in de low load conditie tegenover de high load (zie Tabel 1). Meer specifiek betekent dit dat ze sneller zijn en meer correcte antwoorden geven in de low load conditie, waarbij twee gekleurde vlakken moeten onthouden worden, tegenover de high load conditie, waarin dit vier gekleurde vlakken zijn. Daarnaast stellen we gelijkaardige waarden vast tussen de baseline conditie die enkel low load trials bevat en de low load trials in de experimentele conditie. Tabel 1 Gemiddeldes en standaarddeviaties van depressieve symptomen (CDI), reactietijd (aantal ms) en accuraatheid (% correcte responsen) Gemiddelden (M) Standaarddeviaties (SD) CDI Experimentele conditie Reactietijd Reactietijd High load Reactietijd Low load Accuraatheid Accuraatheid High load Accuraatheid Low load Baseline conditie Reactietijd Accuraatheid

37 Preliminaire analyses. In Tabel 2 worden de correlaties weergegeven van de controlevariabelen met de reactietijden. Over het algemeen kunnen we hieruit afleiden dat er geen significante correlaties waar te nemen zijn. Dit betekent dat noch angstsymptomen, noch intelligentiescores geassocieerd zijn met reactietijden en dus een invloed uitoefenen op de resultaten. Daarnaast werden de correlaties onderzocht van de beide controlevariabelen met accuraatheid (zie Tabel 3). Wat betreft angstsymptomen zien we geen significante correlaties. Met andere woorden oefent deze variabele dus geen invloed uit op de resultaten van verdere analyses. Bij intelligentie daarentegen merken we bij de subtest Blokpatronen wel een aantal correlaties op met accuraatheid. Meer specifiek zien we positieve correlaties met elke variabele van accuraatheid, behalve met de emotie neutraal in de low load conditie. Bij de subtest Woordkennis zijn er eveneens een aantal correlaties op te merken. Meer bepaald zijn dit positieve correlaties met de low load condities in het algemeen, met de emotie boosheid en met zowel de emotie boosheid als blij binnen de low load condities. Voor de verdere analyses op vlak van accuraatheid binnen huidig onderzoek lijkt het dus aangewezen om te controleren voor intelligentie. 37

38 Tabel 2 Correlaties van controlevariabelen angst en intelligentie (IQ) met reactietijden (RT) RT RT RT RT RT RT RT RT totaal HL LL HL N HL Bo HL Bl LL N RT totaal 1.902**.971**.804**.832**.866**.934**.875**.916**.967**.916**.974** RT HL 1.817**.923**.916**.947**.757**.756**.764**.864**.863**.867** RT LL 1.715**.720**.801**.961**.892**.937**.935**.881**.973** RT HL N 1.796**.843**.642**.707**.684**.812**.782**.766** RT HL Bo 1.792**.652**.674**.696**.795**.832**.762** RT HL Bl 1.744**.749**.719**.798**.791**.865** RT LL N 1.800**.899**.939**.807**.927** RT LL Bo 1.737**.841**.929**.835** RT LL Bl 1.870**.765**.945** RT N 1.855**.924** RT Bo 1.847** RT Bl IQ Blok 1.546**.121 IQ Woord Angst 1 LL Bo RT LL Bl Noot: HL= High load; LL= Low load; N= neutral; Bo= Boos; Bl= Blij; Blok= Subtest Blokpatronen; Woord= Subtest Woordkennis. * Correlatie is significant bij p <.05 (2-tailed) ** Correlatie is significant bij p <.01 (2-tailed) RT N RT Bo RT Bl IQ Blok IQ Woord Angst 38

39 Tabel 3 Correlaties van controlevariabelen angst en intelligentie (IQ) met accuraatheid (Acc) Acc Acc Acc Acc Acc Acc Acc Acc totaal HL LL N Bo Bl HL N Acc totaal 1.977**.913**.931**.933**.974**.874**.885**.904**.868**.840**.797**.500** Acc HL 1.808**.904**.911**.960**.880**.898**.947**.782**.756**.679**.486** Acc LL 1.864**.854**.874**.749**.744**.708**.929**.899**.914**.456**.351*.003 Acc N 1.764**.870**.968**.701**.784**.869**.738**.758**.416* Acc Bo 1.894**.687**.967**.840**.773**.860**.716**.503**.364* Acc Bl 1.816**.855**.944**.819**.789**.787**.505** Acc HL N 1.634**.753**.719**.656**.675**.439* Acc HL Bo 1.827**.702**.704**.635**.464** Acc HL Bl 1.706**.700**.541**.430* Acc LL N 1.768**.773** Acc LL Bo 1.719**.468**.377*.025 Acc LL Bl 1.488**.401* IQ Blok 1.546**.121 IQ Woord Angst 1 HL Bo Acc HL Bl Acc LL N Acc LL Bo Acc LL Bl Noot: HL= High load; LL= Low load; N= neutral; Bo= Boos; Bl= Blij; Blok= Subtest Blokpatronen; Woord= Subtest Woordkennis. * Correlatie is significant bij p <.05 (2-tailed) ** Correlatie is significant bij p <.01 (2-tailed) IQ Blok IQ Woord Angst 39

40 Reactietijden Low load versus high load. Vanuit de eerste onderzoeksvraag wordt er onderzocht of de high load condities, waarbij de participanten vier gekleurde vlakken dienen te onthouden, moeilijker is en dus meer cognitieve inspanningen vergt dan de low load conditie, waarbij het gaat om twee gekleurde vlakken. Om deze eerste onderzoeksvraag te beantwoorden werd een repeated measures ANOVA uitgevoerd met load (high of low) als binnen-subject variabele. We kunnen hier een significant effect vaststellen van load, F(1,32) = , p <.001, ŋ² =.761. Wanneer we kijken naar Tabel 1 met betrekking tot de reactietijden van load zien we een langere reactietijd bij high load (M = ms, SD = 111, 68 ms) tegenover low load (M = ms, SD = ms). Effect van emotionele afleiders. De resultaten van de 2 x 3 repeated measures ANOVA met load (high of low) en emotie (boos, blij of neutraal) als binnen-subject variabelen tonen een significant interactie-effect tussen load x emotie, F(2,31) = 5.511, p =.009 en ŋ² =.262. Daarnaast is er een hoofdeffect van load (F(1,32) = , p <.001, ŋ² =.754), maar niet van emotie (F(2,31) = 2.070, p =.143, ŋ² =.118). Met betrekking tot het interactie-effect kunnen we een verschil opmerken tussen de drie emoties op vlak van reactietijd in de high load conditie (zie Figuur 2). Deze interactie tussen load x emotie zullen we verder onderzoeken door een gepaarde t-test uit te voeren om de gemiddelde reactietijden te vergelijken van zowel de high load als de low load conditie (zie Tabel 1). Uit de resultaten van de t-test met betrekking tot de high load conditie leiden we een significant verschil af tussen de emoties boos en neutraal, t(32) = 3.258, p =.003. Verder stellen we vast dat er geen significant verschil is tussen blij en neutraal (t(32) = 1.578, p =.124) of tussen boos en blij (t(32 = 1.856, p =.073). Wat betreft de low load conditie, merken we uit de gepaarde test geen enkel significant effect, noch tussen de emoties boos en neutraal (t(32) = , p =.187), noch tussen blij en neutraal (t(32) = , p =.371) en noch tussen boos en blij (t(32) = , p =.546). Als we specifieker ingaan op de effecten van de high load conditie, merken we dat het sterkste effect afkomstig is van de emotie boos. Wanneer we kijken naar de gemiddelden in de high load conditie zien we de hoogste reactietijden bij boos (M = ms, SD = ms), gevolgd door blij (M = ms, SD = ms) en door neutraal (M = ms, SD = ms) (zie Tabel 4). 40

41 Figuur 2. Interactie tussen emotie en load (x-as) op de berekende gemiddelde reactietijd (y-as). De lijnen stellen de verschillende emoties voor. Op de x-as staat de conditie weergegeven, met respectievelijk high (1) en low load (2). Tabel 4 Gemiddelden en standaarddeviaties van reactietijd (ms) in de verschillende condities volgens emotie Gemiddelden (M) Standaarddeviaties (SD) Conditie High load Neutraal Boos Blij Conditie Low load Neutraal Boos Blij

42 Relatie met depressieve symptomen. In de derde onderzoeksvraag onderzoeken we de associatie van depressieve symptomen met de werkgeheugenprestaties, zoals hier blijkt uit de gemeten reactietijden. Vanuit de univariate analyse van varianties, met de baseline conditie als afhankelijke variabele en CDI totaal als covariate variabele, merken we geen significant effect van depressieve symptomen, F(1,28) = 2.259, p =.144, ŋ² =.075. De link met depressieve symptomen werd eveneens onderzocht binnen de experimentele conditie met emotionele afleiders. De resultaten van de repeated measures ANOVA met load (high of low) en emotie (boos, blij, neutraal) als binnen-subject variabelen en CDI totaal als covariate variabele tonen aan dat er geen significante interactie-effecten zijn. Noch tussen load x CDI totaal (F(1,31) = 0.212, p =.648, ŋ² =.007), noch tussen emotie x CDI totaal (F(2,30) = 0.772, p =.471, ŋ² =.049) en noch in de driewegsinteractie tussen load x emotie x CDI totaal (F(2,30) = 0.685, p =.512, ŋ² =.044) kunnen we een significant effect vaststellen. Accuraatheid Low load versus high load. We passen een repeated measures ANOVA toe met load (high of low) als binnen-subject variabele. Uit de resultaten kunnen we een significant effect waarnemen van load op accuraatheid, F(1,32) = , p <.001, ŋ² =.861. Wanneer we kijken naar de gemiddelde percentages van goede antwoorden, dan kunnen we opmerken dat er meer fouten gemaakt worden in de high load conditie dan in de low load conditie (zie Tabel 1). Effect van emotionele afleiders. De focus binnen deze onderzoeksvraag ligt op de interactie tussen load x emotie. Een repeated measures ANOVA werd uitgevoerd met load (high of low) en emotie (boos, blij, neutraal) als binnen-subject variabelen. Uit de resultaten blijkt dat er geen significante interactie is tussen load x emotie, F(2,31) = 0.419, p =.661, ŋ² =.026 (zie Figuur 3). Verder zien we wel een hoofdeffect van load op accuraatheid, wat reeds bevestigd werd binnen de eerste onderzoeksvraag, F(1,32) = , p <.001, ŋ² =.860. We kunnen geen hoofdeffect van emotie waarnemen, F(2,31) = 1.261, p =.298, ŋ² =.075. In tegenstelling tot de resultaten op vlak van reactietijd, stellen we uit Tabel 5 vast dat er met betrekking tot het percentage correcte responsen op vlak van de drie emoties er zowel in high load als in low load nauwelijks een verschil is (zie ook Figuur 3). 42

43 Tabel 5 Gemiddelden en standaarddeviaties accuraatheid (% correcte responsen) in de verschillende condities volgens emotie Gemiddelden (M) Standaarddeviaties (SD) Conditie High load Neutraal Boos Blij Conditie Low load Neutraal Boos Blij Figuur 3. Weergave van de verhouding van emoties op de load (x-as), waarbij 1 = high load en 2= low load. De figuur toont geen interactie-effect tussen load x emotie op accuraatheid (y-as). 43

INTERNE COGNITIEVE CONTROLE BIJ ADOLESCENTEN MET DEPRESSIEVE SYMPTOMEN

INTERNE COGNITIEVE CONTROLE BIJ ADOLESCENTEN MET DEPRESSIEVE SYMPTOMEN INTERNE COGNITIEVE CONTROLE BIJ ADOLESCENTEN MET DEPRESSIEVE SYMPTOMEN LAURA WANTE, CAROLINE BRAET INEKE DEMEYER, RUDI DE RAEDT, SVEN MUELLER Department of Developmental, Personality and Social Psychology,

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek! Cognitive Bias Modification Resultaten onderzoek December 2013 Jules Reijnen Ron Jacobs Theorie Cognitive Bias Modification (CBM) is een recent onderzoeksgebied dat zich richt op de vertekening (bias)

Nadere informatie

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding

Nadere informatie

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria

4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria 4.3.1 Diagnostische Checklist voor cliënten zonder dementie: DSM-5 criteria Stappen 1 t/m 4 betreffen Depressie, stappen 5 en 6 betreffen Apathiesyndroom STAP 1. Bepaal of de volgende hoofdsymptomen voorkomen.

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/39582 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Hegeman, Annette Title: Appearance of depression in later life Issue Date: 2016-05-18

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers

Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Dynamics, Models, and Mechanisms of the Cognitive Flexibility of Preschoolers B.M.C.W. van Bers Introductie Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in de huidige snel veranderende maatschappij. In

Nadere informatie

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie

Wetenschappelijke Samenvatting. 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie Wetenschappelijke Samenvatting 1. Kwetsbaarheid en emotionele verwerking bij depressie In dit proefschrift wordt onderzocht wat spaak loopt in de hersenen van iemand met een depressie. Er wordt ook onderzocht

Nadere informatie

SAMENVATTING 183 SAMENVATTING

SAMENVATTING 183 SAMENVATTING SAMENVATTING 183 SAMENVATTING Vermoeidheid is een alledaagse ervaring. Wanneer vermoeidheid een lange tijd aanhoudt kan dit voor problemen zorgen. Geneeskundestudenten zien we als relatief kwetsbaar als

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING 143 Nederlandse samenvatting 144 NEDERLANDSE SAMENVATTING De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat psychische gezondheid een staat van welzijn is waarin een individu zich

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen?

Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Heeft positieve affectregulatie invloed op emotionele problemen na ingrijpende gebeurtenissen? Lonneke I.M. Lenferink Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht Paul A. Boelen Universiteit Utrecht,

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden

Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Adolescenten met een Middelenmisbruikstoornis Een onderzoek naar kwetsbaarheden Brenda Volkaert Doctoraatsbursaal Vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie Overzicht Deel 2 Onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

EEN NETWERKBENADERING

EEN NETWERKBENADERING EEN NETWERKBENADERING VOOR PSYCHOSE DE ROL VAN SYMPTOMEN EN TRAUMA dr. Hanneke Wigman Januari 2017 De Amsterdamse School DISCLOSURES (potentiële) belangenverstrengeling Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht Nederlandse samenvatting Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht 222 Elke keer dat je naar iets of iemand op zoek bent, bijvoorbeeld wanneer je op een

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender SAMENVATTING Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender In de jaren negentig werd duidelijk dat steeds meer werknemers in Nederland, waaronder in

Nadere informatie

PSYCHIATRIE & PSYCHOLOGIE. Zelfbeeldmodule BEHANDELING

PSYCHIATRIE & PSYCHOLOGIE. Zelfbeeldmodule BEHANDELING PSYCHIATRIE & PSYCHOLOGIE Zelfbeeldmodule BEHANDELING Zelfbeeldmodule introductie We werken in deze zelfbeeldmodule van 20 weken onder andere met dit boek, dat u eventueel zelf kunt aanschaffen, om het

Nadere informatie

Samenvatting. Dutch Summary

Samenvatting. Dutch Summary Samenvatting Dutch Summary 159 Samenvatting PIJN Pijn is meestal een waarschuwingssignaal dat er ergens in het lichaam een daadwerkelijke of potentiële beschadiging optreedt. Pijn is daarom moeilijk te

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Samenvatting Samenvatting Depressie en angst klachten bij Nederlandse patiënten met een chronische nierziekte Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve

Nadere informatie

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies? Oorspronkelijk artikel: Elgersma, H. J., Glashouwer, K.A., Bockting, C.L.H., Penninx, B.W.J.H.Penninx, de Jong, P.J. (2013). Hidden scars in depression? Implicit and explicit self-associations following

Nadere informatie

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Film: fragmenten Iedereen depressief (VPRO) Wat is een depressie?

Nadere informatie

Een aandachtige blik op

Een aandachtige blik op INLEIDING Een aandachtige blik op temperamentt Valerie Van Cauwenberge Prof. Dr. Roeljan Wiersema SWVG Studiedag Leuven, 2 december 21 Temperament = individuele id verschillen tussen kinderen in reactiviteit

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen

Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom. Nathalie Vanderbruggen Psychologische problemen bij volwassenen met Klinefeltersyndroom Nathalie Vanderbruggen Psychoneurologisch functioneren in KS ( Verri et al. 2010) Cognitief functioneren: Psychopathologische kwetsbaarheid:

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht

VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht VERANDERING VAN GEDRAG: EEN PROBLEEM OF NIET? Marieke Schuurmans Verpleegkundige & onderzoeker UMC Utrecht/Hogeschool Utrecht GEDRAG: De wijze waarop iemand zich gedraagt, zijn wijze van doen, optreden

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 11 Nederlandse Samenvatting Bij beslissingen over het al dan niet vergoeden van behandelingen wordt vaak gebruikt gemaakt van kosteneffectiviteitsanalyses, waarin de kosten worden afgezet tegen de baten.

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Genderdysforie in kinderen: Oorzaken en Gevolgen Chapter ELEVEN De studies, beschreven in dit proefschrift, richten zich op vier thema s. De eerste hoofdstukken beschrijven twee

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Het manipuleren van de serotonine functie bij depressies Een depressie is een van de meest invaliderende stoornissen ter wereld. Ongeveer een op de

Het manipuleren van de serotonine functie bij depressies Een depressie is een van de meest invaliderende stoornissen ter wereld. Ongeveer een op de Samenvatting Het manipuleren van de serotonine functie bij depressies Een depressie is een van de meest invaliderende stoornissen ter wereld. Ongeveer een op de zes mensen in Amerika krijgt op enig punt

Nadere informatie

Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis

Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis Cognitief functioneren en de bipolaire stoornis Dr. Nienke Jabben Amsterdam 5 november 2011 Academische werkplaats Bipolaire Stoornissen GGZ ingeest n.jabben@ggzingeest.nl Overzicht Wat is cognitief functioneren?

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Nederlandse samenvatting

Hoofdstuk 8. Nederlandse samenvatting Hoofdstuk 8 Nederlandse samenvatting Inleiding Schizofrenie is een ernstige psychiatrische ziekte, met afwijkingen in denken, taal, waarneming, gedrag, emotie, motivatie en cognitie (verwerking van informatie).

Nadere informatie

Een depressie. P unt P. kan u helpen. volwassenen

Een depressie. P unt P. kan u helpen. volwassenen Een depressie P unt P kan u helpen volwassenen Iedereen is wel eens moe, somber en lusteloos. Het is een normale reactie op tegenvallers, een verlies en andere vervelende gebeurtenissen. Wanneer dit soort

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys

EF en gedragsproblemen. Walter Matthys EF en gedragsproblemen Walter Matthys Verminderde EF bij gedragsproblemen afhankelijk van ADHD (symptomen)? Meta-analyse bij jonge kinderen met externaliserend gedrag (Schoemaker, Mulder, Dekovic & Matthys,

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 100 Samenvatting Cognitieve achteruitgang en depressie komen vaakvooropoudere leeftijd.zijbeïnvloeden de kwaliteit van leven van ouderen in negatieve zin.de komende jaren zalhet aantalouderen in onze maatschappijsneltoenemen.het

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson

Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Stemmingsstoornissen bij de ziekte van Parkinson Maastricht, 9 mei 2017 Dr. A.F.G. Leentjens, psychiater Afdeling Psychiatrie MUMC 1951-2014 1926-2002 Inhoud Depressieve klachten -wat is een depressie?

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch Summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) (Dutch Summary) 9 (Dutch Summary) Slechtziendheid en blindheid (visuele beperking) vormt in onze vergrijzende samenleving een steeds groter probleem in het leven van veel ouderen. Dit uit zich niet alleen

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25815 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Jamal, Mumtaz Title: Smoking and the course of anxiety and depression Issue Date:

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

E-book-Depressie en dysthymie.indd :29:33

E-book-Depressie en dysthymie.indd :29:33 E-book-Depressie en dysthymie.indd 1 16-12-2014 14:29:33 Colofon Dit e book is een uitgave van Stichting Gezondheid Teksten: Stichting Gezondheid Vormgeving: Michael Box (Internet Marketing Nederland)

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie

Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Internaliserende stoornissen, sekse en emotieregulatie Dr. Annemiek Karreman Departement Medische en Klinische Psychologie, Tilburg University Deze presentatie Twee experimentele studies naar de rol van

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Ontwikkelingsfasen bij kinderen. 3 Basisbehoeften van kinderen.

Nadere informatie

Chapter. Samenvatting

Chapter. Samenvatting Chapter 9 9 Samenvatting Samenvatting Patiënten met chronische pijn die veel catastroferende gedachten (d.w.z. rampdenken) hebben over pijn ervaren een verminderd fysiek en psychologisch welbevinden. Het

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

Depressie na een beroerte

Depressie na een beroerte Afdeling: Onderwerp: 6B Neurologie 1 Voor wie is deze folder bedoeld? Deze informatiefolder is bedoeld voor zowel patiënten die in het Ikazia Ziekenhuis zijn opgenomen en/of hun naasten. Door middel van

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht 1 Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht Marina Schoemaker, Merel Timmer, Marleen van der Wees, Heleen Reinders Messelink, Chiel Volman, Jolien van den Houten Wat

Nadere informatie

Leven met een amputatie. Chris Leegwater Vinke Psycholoog

Leven met een amputatie. Chris Leegwater Vinke Psycholoog Leven met een amputatie Chris Leegwater Vinke Psycholoog Amputatie 2 Amputatie is voor de geamputeerde meestal een ernstig trauma, niet alleen lichamelijk, maar ook geestelijk. Naast het verlies van de

Nadere informatie

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN? VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) ACHTERGROND Depressie is een ernstige psychiatrische stoornis waar ongeveer één op de vijf à zes mensen gedurende de levensloop mee te maken krijgt. In Westerse

Nadere informatie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD

AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD AANDACHT VOOR EMOTIEREGULATIE BIJ KINDEREN EN JONGEREN MET ADHD Prof. dr. Roeljan Wiersema Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie BRIEF-A Vragenlijst executieve functies voor volwassenen HTS Report ID 255-83 Datum 23.06.2015 Zelfrapportageversie 3 / 12 INTERPRETATIE De BRIEF-A is binnen het diagnostisch proces te gebruiken als onderdeel

Nadere informatie

Chapter 7. Summary and General Discussion. Nederlandse Samenvatting

Chapter 7. Summary and General Discussion. Nederlandse Samenvatting Chapter 7 Summary and General Discussion Nederlandse Samenvatting 132 Chapter 7 SAMENVATTING VERTRAGING EN DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ OUDERE MENSEN Bij veel diersoorten luidt vertraging het einde van het

Nadere informatie

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie