Gelet op artikel 5 en artikel 6 van de Stimuleringsregeling Duurzaamheid, Energie en Klimaat provincie Utrecht;

Transcriptie

1 Provinciaal blad 2009, 13 Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van , nr INT , houdende nadere regels op grond van de Stimuleringsregeling Duurzaamheid, Energie en Klimaat provincie Utrecht (Nadere subsidieregels Op Kop (1)) Gedeputeerde staten van Utrecht; Gelet op artikel 5 en artikel 6 van de Stimuleringsregeling Duurzaamheid, Energie en Klimaat provincie Utrecht; Besluiten nadere regels vast te stellen ten aanzien van de te subsidiëren activiteiten als bedoeld in artikel 5 van de Stimuleringsregeling Duurzaamheid, Energie en Klimaat provincie Utrecht HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. De-minimisverklaring: een verklaring dat de aanvrager in de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar niet meer dan aan overheidssteun heeft ontvangen. b. Klimaatneutrale organisatie: Klimaatneutraal wil zeggen dat er geen negatief effect is op het klimaat. In praktijk betekent dat dat producten en diensten bij de productie, het gebruik en afdanking zo min mogelijk CO2-uitstoot veroorzaken. Er wordt energiebesparend en met duurzame energie gewerkt. De uitstoot aan broeikasgassen (CO2) wordt dus gereduceerd en daar waar het niet mogelijk is uitstoot te voorkomen, gecompenseerd. Compenseren kan in projecten op het gebied van energiebesparing en duurzame energie of door het investeren in bosaanplant-projecten (defi nitie: Natuur en Milieu Federatie en COS). Prov. blad 2009, 13 -pag indd :55:30

2 c. CO2 footprint: een nulmeting van de organisatie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling. d. Reductieplan: Een plan met daarin maatregelen om CO2 te reduceren als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling. e. Onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefi nancierd. f. ASV: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht HOOFSTUK 2 CRITERIA SUBSIDIEVERSTREKKING Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en criteria 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op: a. het maken van een CO2 footprint; of b. het maken van een reductieplan naar aanleiding van de CO2 footprint c. Aanvrager kan op één van beide subsidies aanspraak maken; niet op allebei. 2. De CO2 footprint maakt de kg CO2 die de organisatie uitstoot zichtbaar en maakt tevens inzichtelijk welke maatregelen genomen kunnen worden teneinde een klimaatneutrale organisatie te worden. De CO2 footprint voldoet aan alle onderstaande criteria: a. de directe en indirecte emissies (zie ook de toelichting; GHG protocol) dienen te worden weergegeven voor alle onderdelen en activiteiten; b. compleet overzicht van de broeikasgassen (voor 6 Kyoto gassen, dus niet alleen CO2); c. voor een zinnige vergelijking over de jaren dient de print consistent te zijn(b.v. de toegepaste emissiefactoren, methodologie); d. transparantie over aannames, de gebruikte methodologie; e. zo accuraat mogelijk (betrouwbaar en integer). 3. De maatregelen die in het reductieplan genoemd worden richten zich in ieder geval op: a) reductie van directe en indirecte emissies (zie ook de toelichting; GHG protocol) b) reductie van het energieverbruik (ook als dit niet meer leidt tot reductie van broeikasgas omdat er bijv toch al groene stroom wordt gebruikt). Voorts dienen de terugverdientijden in beeld te zijn gebracht en dient een planning voor de uitvoering te worden bijgevoegd. Prov. blad 2009, 13 -pag indd :55:51

3 HOOFDSTUK 3 HOOGTE SUBSIDIE Artikel 3 Subsidiabele kosten 1. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval: a. de kosten die in direct verband staan met de activiteiten als bedoeld in artikel Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet: a. de kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden. b. het implementeren van maatregelen die in de CO2 footprint of het reductieplan genoemd worden. c. de kosten van het uitvoeren van maatregelen die in de CO2 footprint of het reductieplan genoemd worden. d. De aanschaf en aanleg van benodigde (technische) middelen om de besparingen te realiseren. Artikel 4 hoogte Subsidie 1. De subsidie bedraagt maximaal 1.000,- per activiteit ten behoeve van één subsidieontvanger. Artikel 5 Subsidieplafond en verdeelcriteria 1. Het subsidieplafond voor het tijdvak dat aanvangt op 1 februari 2009 en eindigt op 31 december 2009 bedraagt ,-. 2. Het beschikbare bedrag wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht eenmalig de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst geldt. HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEONTVANGER Artikel 7 Subsidieontvanger Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 kan worden verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen en ondernemingen of vennootschappen al dan niet met rechtspersoonlijkheid, die niet in moeilijkheden verkeren. HOOFDSTUK 5 AANVRAAG Artikel 8 Aanvraag 1. De aanvraag dient schriftelijk of elektronisch te worden ingediend middels een volledig ingevuld en daarvoor vastgesteld aanvraagformulier. 2. De aanvraag voor subsidie wordt op uiterlijk 31 december 2009 ingediend. De aan- Prov. blad 2009, 13 -pag indd :56:05

4 vraag is tijdig ingediend indien het voor het eind van 2009 ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van het jaar 2009 is ontvangen. Gedeputeerde staten kunnen een andere termijn vaststellen. 3. In aanvulling op het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de ASV worden bij de aanvraag in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt: a. Voor zover de aanvrager een onderneming is, wordt bij de aanvraag een de-minimisverklaring overlegd; b. Bij de aanvraag wordt een kopie overlegd van de (door de subsidieaanvrager) ingevulde en ondertekende intentieverklaring Op Kop. (zie ook bijlage 1). c. Bij de aanvraag wordt een kostenraming (of offerte) meegestuurd. d. Bij de aanvraag wordt een omschrijving van de te maken footprint overlegd waaruit blijkt dat de footprint zal voldoen aan de criteria zoals genoemd in artikel 2 van deze regeling. e. Bij de aanvraag wordt een omschrijving van het te maken reductieplan overlegd waaruit blijkt dat het reductieplan zal voldoen aan de criteria zoals genoemd in artikel 2 van deze regeling. HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN Artikel 9 Begindatum en einddatum 1. De activiteit start binnen 3 maanden nadat de beschikking door Gedeputeerde Staten is afgegeven. 2. De activiteit is uiterlijk op 1 oktober 2010 afgerond. 3. Gedeputeerde staten kunnen afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid. Artikel 10 Vaststellen 1. De aanvraag tot subsidievaststelling wordt gedaan binnen 6 maanden na beëindiging van de activiteit, uiterlijk op 15 april De vaststelling geschiedt na overleg van (een samenvatting van) de CO2 print of het reductieplan. 3. Na vaststelling wordt overgegaan tot uitkering van het subsidiebedrag. Voorschotten hierop zijn niet mogelijk, betaling geschiedt altijd achteraf. Artikel 11 Verplichtingen 1. a. De subsidieontvanger brengt verslag uit over de uitkomsten van de CO2 footprint en deelt deze kennis op verzoek van de provincie met andere koplopers. b. De subsidieontvanger brengt op verzoek van de provincie verslag uit over de reductiemaatregelen en deelt deze kennis met andere koplopers. 2. De subsidieontvanger voert (op initiatief van de provincie) ongeveer zes maanden na uitkering van het subsidiebedrag een voortgangsgesprek met de projectleider van Op Kop ter informatie-uitwisseling. 3. De subsidieontvanger houdt zich tot drie jaar na afronding van de activiteit beschikbaar om op verzoek van de provincie de opgedane kennis en ervaring te delen met andere partijen, bijvoorbeeld op expertmeetings. Prov. blad 2009, 13 -pag indd :56:19

5 4. Indien de activiteit niet of niet geheel zal plaatsvinden, stelt de subsidieontvanger Gedeputeerde Staten daarvan direct schriftelijk op de hoogte. HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN Artikel 12 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst. Artikel 13 Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als Nadere subsidieregels Op Kop (1). Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van Gedeputeerde Staten van Utrecht, R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H.H. SIETSMA, secretaris. Uitgegeven 8 mei 2009 gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen H.H. SIETSMA, secretaris. Prov. blad 2009, 13 -pag indd :56:31

6 Prov. blad 2009, 13 -pag indd :03:32

7 Toelichting Algemeen Het project Op Kop is onderdeel van het programma Klimaat op Orde1 (19 mei 2008 door PS vastgesteld). Het project Op Kop heeft als doel om in 2011 een kopgroep van 100 klimaatneutrale organisaties te realiseren. Met inzet van een team van externe lobbyisten ( klimaatambassadeurs ) worden organisaties (diverse branches) in de Provincie Utrecht uitgedaagd zich aan te sluiten bij de Utrechtse kopgroep door Klimaatneutraal te worden. Intentieverklaring Voordat de aanvrager een subsidieaanvraag indient moet hij de intentieverklaring voor koplopers getekend hebben. Alleen dan is een organisatie koploper en komt zij in aanmerking voor subsidie uit het project Op Kop. De aanvrager kan de provincie telefonisch benaderen of op de website de intentieverklaring downloaden (Zie ook bijlage 1). Staatssteun de minimis Een subsidie verstrekt op grond van deze subsidieregeling wordt als staatssteun aangemerkt (artikel 87 lid 1 van het EG Verdrag) als de subsidie wordt verleend aan een onderneming. Van staatssteun is namelijk sprake bij elk voordeel dat een onderneming van de overheid krijgt waardoor de concurrentie vervalst kan worden. Van een onderneming is sprake bij elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop het wordt gefi nancierd. Een economische activiteit bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op de markt, waarbij het bestaan van concurrentie een belangrijke indicatie is. Het hebben van een winstoogmerk is geen noodzakelijk vereiste. Dus ook stichtingen of overheidsorganen kunnen als onderneming worden aangemerkt. Voor zover de subsidie wordt verleend aan een ondernemer valt deze subsidieverordening onder de vrijstellingsverordening van de EG nr. 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 EG op de-minimissteun (hierna de-minimus-regeling ). Dit betekent dat de subsidieontvanger (dus per onderneming, alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe de onderneming behoort) niet meer dan ,- aan subsidie over een periode van drie belastingjaren (dus inclusief eerdere ontvangen subsidies overheidsinstanties) aan steun mag ontvangen. De aanvrager moet daarom aangeven hoeveel de-minimus-steun door de aanvrager in het lopende en de twee daar aan voorafgaande belastingjaren ontvangen is en verklaren dat de totale steun niet meer 1 Het programma Klimaat op Orde is op 19 mei 2008 door PS vastgesteld. Het programma bestaat uit een aantal concrete projecten en processen die moeten leiden tot een klimaatbestendige en klimaatneutrale en daarmee toekomstbestendige provincie Utrecht. Het programma richt zich zowel op ruimtelijke vraagstukken, als het versterken van samenwerking en innovatie om de uitstoot van broeikasgas te reduceren. Het volledige programma is te downloaden op Prov. blad 2009, 13 -pag indd :03:46

8 dan ,- bedraagt. Om deze reden is een de-minimis-verklaring gekoppeld aan het aanvraagformulier. Een aantal categorieën van ondernemingen kan geen gebruik van deze de minimis maken zoals steun aan ondernemingen in de primaire productie van landbouwartikelen en ondernemingen in moeilijkheden. Subsidieverstrekking In het onderhavige besluit is geregeld op welke wijze de subsidieverstrekking plaatsvindt. Kort samengevat komt het systeem erop neer dat: - in 2009 een subsidieplafond geldt van in totaal (met verplichte weigering van subsidie voor zover door verstrekking dit plafond zou worden overschreden); - het beschikbare bedrag wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen (geen tendersysteem, zie artikel 6, eerste lid); - deze aanvragen inhoudelijk worden beoordeeld op basis van de inhoudelijke criteria van artikel 2. In artikel 2 zijn de subsidiabele activiteiten omschreven. Als subsidie wordt aangevraagd voor een activiteit die niet onder het gestelde in artikel 2 valt, moet deze worden geweigerd (ontbreken van een wettelijke grondslag). Artikel 2 bevat dus de vereisten waaraan inhoudelijk wordt getoetst. Verder bevat het besluit nog andere beperkingen, onder meer nadere regels m.b.t. de subsidiabele kosten, een maximum subsidiebedrag per activiteit en een omschrijving van de subsidieontvanger. Directe en indirecte emissies Er zijn meerdere methodieken voor het maken van een CO2 footprint. De provincie Utrecht heeft haar eigen footprint gemaakt volgens het Green House Gas (GHG) Protocol. Scope 1 en scope 2 zijn verplicht bij het maken van een footprint. Scope 1 omvat de directie emissies (bv. gasgebruik, eigen wagenpark). Scope 2 omvat de indirecte emissies zoals elektriciteit en/of warmteverbruik. Om echter een zo goed mogelijk beeld te hebben van de kansen voor CO2 reductie (doel van de footprint) wordt aangeraden ook belangrijke scope 3 emissies in kaart te brengen. Voor de subsidie vaststelling is scope 3 echter niet verplicht. Prov. blad 2009, 13 -pag indd :03:59

9 Artikelsgewijs Artikel 2 In dit artikel zijn de criteria beschreven waaraan de volgens deze regeling subsidiabele activiteiten in de provincie moeten voldoen. Deze criteria zijn een uitwerking van de voorwaarden in artikel 5 van de Stimuleringsregeling subsidies Duurzaamheid, Energie en Klimaat provincie Utrecht. Hieronder wordt dit artikel herhaald: Artikel 5 Subsidiabele activiteiten Klimaat Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken ten behoeve van activiteiten in de provincie Utrecht op het gebied van het vergroten van de bewustwording inzake klimaatverandering en de gevolgen daarvan, die gericht zijn op: a. het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie); b. het opvangen en de kansen benutten van de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie); c. het opbouwen, ontwikkelen en verspreiden van kennis op de onderdelen bedoeld onder a en b. De te subsidiëren activiteiten van het hierboven aangehaalde artikel 5 van de Stimuleringsregeling subsidies Duurzaamheid, Energie en Klimaat provincie Utrecht moeten bijdragen aan de doelen die zijn gesteld in het programma Klimaat op Orde. Deze doelen zijn: 1. Bewustwording genereren bij zoveel mogelijk mensen en organisaties in de provincie Utrecht. Het besef over de impact van klimaatverandering moet leiden tot nieuw denken en toekomstgericht handelen 2. Kennis opbouwen en uitdragen 3. Versnellen van initiatieven gericht op beperken van en omgaan met de gevolgen van klimaatverandering 4. Kennis en ervaring benutten bij provinciale strategische besluitvorming en beleidsontwikkeling 5. Leveren van een bijdrage, aan Europese en landelijke mitigatie en adaptatiedoelen Om deze doelen te bereiken wil de provincie inzetten op vier V s: Voorbeeld zijn Verbinden van partijen Versnellen van ontwikkelingen Vermarkten van klimaatbestendigheid Zo werken wij aan een klimaatbestendige, leefbare en gezonde provincie Utrecht. De voorliggende subsidieregeling draagt vooral bij aan bovenstaande doelen 1 en 2. Artikel 3 De subsidiabele kosten zijn direct te herleiden tot de activiteit of een onderdeel daarvan. Daarnaast is het alleen mogelijk subsidie te krijgen voor kosten die buiten de reguliere werkzaamheden om gemaakt worden. Het is mogelijk voor 1 activiteit meerdere subsi- Prov. blad 2009, 13 -pag indd :04:12

10 dies aan te vragen, mits die subsidies niet dezelfde kostenposten dekken. Artikel 4, 5 en 6 De subsidie bedraagt maximaal 1.000,- per footprint of reductieplan. Het subsidieplafond bedraagt voor het jaar ,-. Na 2009 is het niet meer mogelijk subsidie aan te vragen uit dit budget. Bij het ingaan van deze regeling is nog niet bekend of er op latere termijn opnieuw een regeling voor Op Kop komt. Alleen volledig ingevulde aanvraagformulieren worden geaccepteerd en in behandeling genomen. Indien de aanvrager een aanvraag onvolledig heeft ingediend, krijgt hij eenmaal de gelegenheid de aanvraag te completeren. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt de datum aangehouden waarop de aanvraag volledig is ingediend. Indien meerdere aanvragen op dezelfde datum volledig zijn ingediend en gezamenlijk het subsidieplafond overschrijden, krijgen de activiteiten die het meest voldoen aan de gestelde criteria en doel van de regeling voorrang. Als grens geldt daarbij artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht: in dit artikel is bepaald dat de aangevraagde subsidie moet worden geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden (verplichte weigeringsgrond). Artikel 7 De subsidie wordt verstrekt aan publieke rechtspersonen en ondernemingen c.q. vennootschappen al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittend. Dat betekent dat de subsidieontvanger onder andere een vennootschap, eenmanszaak, stichting, overheid of vereniging kan zijn. Alle andere mogelijke subsidieontvangers zijn van deze regeling uitgesloten: bijvoorbeeld particuliere eigenaren van een woning. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen mag de aanvrager niet in moeilijkheden verkeren. Deze bepaling is ontleend aan de Europese regels over staatssteun. Een aanvrager verkeert in moeilijkheden in de volgende gevallen: a. Als het gaat om een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: wanneer meer dan de helft van het maatschappelijk kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen maanden verloren is gegaan, b. In het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben; wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden verloren is gegaan, of c. Ongeacht de vorm van de betrokken aanvrager: wanneer de aanvrager naar zijn nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een insolventieprocedure te worden onderworpen. Prov. blad 2009, 13 -pag indd :04:25

11 Artikel 8 Aanvragen voor deze subsidie kunnen worden ingediend van 1 januari 2009 t/m 31 december 2009, zolang het subsidieplafond niet is bereikt. Aanvragen worden behandeld als ze volledig zijn ingediend. Of de aanvraag tijdig (dus voor het einde van het subsidiejaar) is ingediend wordt bepaald aan de hand van de poststempel of de datum waarop de digitale aanvraag is gecompleteerd. De aanvrager (indien ondernemer) moet aangeven hoeveel de-minimus-steun door de aanvrager in het lopende en de twee daar aan voorafgaande belastingjaren is ontvangen en verklaren dat de totale steun niet meer dan ,- bedraagt. Om deze reden is een de-minimis-verklaring gekoppeld aan het aanvraagformulier. Meer informatie: lees de algemene toelichting over staatssteun hierboven of neem contact op met de provincie, afdeling Subsidie en Inkoop. Artikel 9 Het programma Klimaat op Orde, een daarbinnen het project Op Kop, is ontwikkeld voor de collegeperiode Een activiteit dient te starten binnen 3 maanden na het beschikken van de subsidie. In 2011 zijn opnieuw Provinciale Staten verkiezingen. Om te voorkomen dat er nog wel gesubsidieerde projecten doorlopen na de huidige collegeperiode dienen de activiteiten en de afhandeling van de subsidie te zijn beëindigd voor de wisseling van bestuur. De activiteit is dus uiterlijk op 1 januari 2011 afgerond, tenzij Gedeputeerde Staten hierop ontheffing heeft verleend. Deze ontheffing dient schriftelijk te worden aangevraagd en beargumenteerd, hetzelfde geldt voor de begindatum van de activiteit. Artikel 10 De eindrapportage dient normaliter (volgens de ASV) uiterlijk 3 maanden na het beëindigen van de activiteit te zijn ingeleverd bij de provincie. De uiterlijke datum 15 april 2011 hangt samen met de wisseling van bestuur zoals hierboven beschreven bij de toelichting op artikel 9. Het is van belang dat de aanvrager een overzichtelijke administratie voert. Dit vergemakkelijkt het rapporteren en de eindafrekening. De aanvrager voorkomt hiermee dat bij eindafrekening een gedeelte van de subsidie wordt afgewezen omdat de kosten niet (volledig) kunnen worden verantwoord. Overigens is bij subsidies boven ,- een accountantscontrole verplicht. Omdat het maximale subsidiebedrag van deze regeling 1.000,- bedraagt, is een accountantscontrole op deze regeling niet van toepassing. Artikel 11 Het programma Klimaat op Orde is erop gericht ontwikkelingen te versnellen en voorbeeld te zijn. Daarom dient de subsidieontvanger ook gedurende 3 jaar na beëindigen van de activiteit beschikbaar te zijn voor het verspreiden van de opgedane kennis en het laten zien van de resultaten. In alle communicatie-uitingen is het verplicht de provincie te noemen als subsidiegever. Een logo en andere informatie hierover is verkrijgbaar via de afdeling Subsidie en Inkoop. Prov. blad 2009, 13 -pag indd :04:35

12 Prov. blad 2009, 13 -pag indd :04:46