Liedjes waarbij de combinatie zingen en bewegen centraal staan. Denk hierbij aan: wij maken een kringetje, hoofd schouders knie en teen.

Transcriptie

1 De liedjes In mijn kast staan minstens vijf bundels met liedjes en versjes die ik zou kunnen gebruiken in het onderwijs. Ondanks al deze boeken merk ik dat ik, maar ook andere (aankomend) leerkrachten voornamelijk dezelfde liedjes met de leerlingen zingen. Als ik in een groep kom met kinderen die ik niet ken en ik moet even een paar minuten opvullen doe ik dit vaak d.m.v. het zingen van een liedje. Hierbij loop ik wel tegen één probleem aan, ik heb geen flauw idee welke liedjes de kinderen kennen. Om bovenstaande redenen heb ik besloten om kaarten te maken van alle kinderliedjes die ik ken. Ik ben begonnen met de liedjes die op de cd s van Liedjes met een hoepeltje erom staan. In dit document vindt u de veertig kinderliedjes van de eerste cd van liedjes met een hoepeltje erom. Deze liedjes heb ik uitgetypt en voorzien van een bijpassend plaatje. Zelf heb ik deze kaarten uitgeknipt en opgeplakt op de kleur die de cd heeft (deel 1 = grijs (maar deze vond ik niet gezellig dus ik heb hier een andere kleur voor gekozen) deel 2 = blauw, deel 3 = groen, deel 4= rood en deel 5 = paars.). Op deze manier is snel te zien op welke cd de liedjes te vinden zijn (dit wordt in het boek niet aangegeven!). Daarnaast is iedere kaart voorzien met het nummer van de cd en van een pictogram. Hieronder ziet u de pictogrammen uit dit document en een korte beschrijving. Ik hoop dat u en de kinderen veel plezier beleven van deze liedjeskaarten. Vriendelijk groeten, Samantha () Pictogram Betekenis Liedjes waarbij de combinatie zingen en bewegen centraal staan. Denk hierbij aan: wij maken een kringetje, hoofd schouders knie en teen. Liedjes waarin een spelelement naar voren komt. Veel van deze liedjes zijn geschikt voor in het speellokaal. Denk hierbij aan: zakdoekje leggen. Alle liedjes die te maken hebben met de zomer zijn voorzien van een zonnetje. Denk hierbij aan liedjes over het strand of de zon. Alle liedjes die te maken hebben met de herfst zijn voorzien van een herfstblad. Denk hierbij aan liedjes over regen, vallende bladeren enz. Liedjes waarin de telrij voorkomt zijn voorzien van dit icoon. Denk hierbij aan: de zevensprong en hoedje van papier.

2 Er zat een klein kaboutertje Er zat een klein kaboutertje te huilen op een steen. Huilen, huilen, heel de dag alleen. Sta op kaboutertje en droog je traantjes af. Kies een kindje uit de kring met wie je dansen mag. Variatie: Er zat een klein zigeunermeisje, Sta op meisje lief 1 Groen is gras Groen is gras, groen is gras, Onder mijne voeten. Ik heb verloren mijn beste vriend, Àaar zal ik hem zoeken? Hé daar plaatsgemaakt voor de jongedame. En de koekoek op het dak, Zingt zijn lied op zijn gemak. O mijn lieve Augustijn, Deze dame zal het zijn. 2

3 De zevensprong Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven, Heb je wel gehoord van de zevensprong? Ze zeggen dat ik niet dansen kan, Maar ik kan dansen als een edelman. Dat is één. Dat is twee. Dat is drie. Dat is vier. Dat is vijf. Dat is zes. En dat is ze-he-ven! 3 Ik heb een mooie bloemenmand Ik heb een mooie bloemenmand Aan wie zal ik hem geven Aan wie het eerste bij mij staat Zal ik die bloemen geven Dag schone vrouw Geef mij die hand van jou Die bloemen zijn van jou Dag jufvrouw 4

4 ik heb een stuiver in mijn hand Ik heb een stuiver in mijn hand Die gaat reizen door het land Is hij hier? is hij daar? Als je hem vindt dan zeg je het maar. 5 Jan huigen in de ton Jan Huigen in de ton Met een hoepeltje erom Jan Huigen, Jan Huigen En de ton die viel in duigen 6

5 In Holland staat een huis In Holland staat een huis In Holland staat een huis In Holland staat een huis, ja, ja Van je singela singela hopsasa In Holland staat een huis In Holland staat een huis In dat huis daar woont een heer En die heer die kiest een vrouw En die vrouw die kiest een kind 7 Joepie, Joepie is gekomen Joepie, Joepie is gekomen Heeft mijn meisje weggehaald Maar ik ga er niet om treuren Gauw een ander weer gehaald 8

6 Zo gaat de molen, Zo gaat de molen, de molen, de molen Zo gaat de molen, de molen Zo gaan de wieken, de wieken, de wieken Zo gaan de wieken, de wieken Zo gaan de handjes, de handjes, de handjes Zo gaan de handjes, de handjes Zo gaan de voetjes, de voetjes, de voetjes Zo gaan de voetjes, de voetjes 9 Àe maken een kringetje Àe maken een kringetje, Van jongens en van meisjes. Àe maken een kringetje van tralala. Maak nu een buiging, Maak nu een buiging. Bij de hand, bij de hand, Pak je vriendje bij de hand. Bij de hand, bij de hand, Pak je vriendje bij de hand. 10

7 Zakdoekje leggen Zakdoekje leggen, Niemand zeggen, Ik heb de hele nacht gewaakt. Twee paar schoenen heb ik afgemaakt: Een van stof en een van leer, Hier leg ik mijn zakdoekje neer. kijk voor je, kijk achter je Zeg ken jij de mosselman Zeg ken jij de mosselman, De mosselman, De mosselman. Zeg ken jij de mosselman, Die woont in Scheveningen 12

8 Alles in de wind Alles in de wind, alles in de wind. Daar liep een schipperskind. x2 Kom hier, Roza, Je bent mijn zusje, je bent mijn zusje. Kom hier, Roza, Je bent mijn zusje, ja, ja! O wat een spijt, o wat een spijt. Nu ben ik mijn zusje kwijt. x2 Kom hier Roza, Je bent een ander, je bent een ander. Kom hier Roza, Je bent een ander, ja, ja. Onder die brug, onder die brug. Vond ik mijn zusje terug. x2 Kom hier Roza, Je bent mijn zusje, je bent mijn zusje. Kom hier, Roza, Je bent mijn zusje, ja, ja! 13 Het regent op de brug Het regent op de brug En ik word niet nat Ben nog iets vergeten maar ik weet niet wat. Kom mijn zusje dans met mij Beide handjes in de zij Heen en weer Op en neer Drie maal in de rondte En ik dans niet meer. 14

9 Ik zou zo graag een ketting rijgen Ik zou zo graag een ketting rijgen Maar ik kon de draad niet krijgen. Ha, ha Victoria, Ha, ha Victoria! Nu de ketting is gebroken Heb ik hem in mijn zak gestoken Ha, ha Victoria, Ha, ha Victoria! 15 Ik zag twee beren broodjes smeren Ik zag twee beren broodjes smeren, O, dat was een wonder. Het Àas een wonder, boven wonder, dat die beren smeren konden. Hi hi hi, ha ha ha! Ik stond erbij en ik keek er naar. Ik zag twee apen, wortelen schrapen. Ik zag twee slangen de was ophangen. Ik zag twee vlooien, mutsen plooien. 16

10 Ik stond laatst voor een poppenkraam, Ik stond laatst voor een poppenkraam, Oh, oh, oh! Daar zag ik mooie poppen staan, Zo, zo, zo! De poppenkoopman ging op reis, De poppen raakten van de wijs: Ze deden allemaal zo, Ze deden allemaal zo, Ze deden allemaal zo! 17 Mooi Ietje, Fietje trek je baljurk aan Mooi Ietje, Fietje trek je baljurk aan, Dan zullen we samen naar het bal toe gaan! Nee meneer, dank u zeer, De polka is geen mode meer. Bovendien heb ik een man, Die me de polka leren kan. 18

11 Rood, rood, ik i heb geen rood Rood, rood, ik heb geen rood. Ik moet nog rood gaan zoeken. Hier in alle hoeken. 19 Schip moet zeilen, scheepje ligt aan wal Schip moet zeilen, scheepje ligt aan wal. Schip moet zeilen, scheepje ligt aan wal. Àij zeilen ja, wij zeilen ja, van Àij zeilen ja, wij zeilen ja, van En alle scheepjes zeilen ja, van En alle scheepjes zeilen ja, van

12 Tussen Keulen en Parijs Tussen Keulen en Parijs, Ligt de weg naar Rome Al wie met ons mee wil gaan, Die moet onze manieren verstaan. Zo zijn onze manieren, Zo zijn onze manieren, Zo zijn onze manieren, manieren, Zo zijn onze manieren! 21 Àitte zwanen, zwarte zwanen! Àitte zwanen, zwarte zwanen! Àie gaat er mee naar Engeland varen? Engelland is gesloten De sleutel is gebroken Is er dan geen smid in het land Die de sleutel maken kan? Laat doorgaan Laat doorgaan Àie achter is moet voorgaan! 22

13 Ik heb een brilletje al voor mijn ogen Ik heb een brilletje al voor mijn ogen. Om te zien wie er dansen mogen. Ik heb een brilletje al voor mijn ogen. Ik zie het al ik dans met jou! 23 Àie gaat er mee, wie gaat er mee Àie gaat er mee, wie gaat er mee, naar de berg van Sint André? En daar wonen zoveel kindertjes en die leven daar in gloria. Victoria! Àie gaat er mee, wie gaat er mee, naar de berg van Sint André? En daar wonen zoveel hondjes en die leven daar in gloria. Victoria! 24

14 Twee emmertjes water halen Twee emmertjes water halen Twee emmertjes pompen De meisjes op de klompen De jongens op hun houten been Rijd maar door mijn straatje heen Van je ras ras ras Rijdt de koning door de plas Van je voort voort voort Rijdt de koning door de poort Van je erk erk erk Rijdt de koning naar de kerk Van je één...twee...drie 25 Schipper mag ik overvaren,, ja of nee? Schipper mag ik overvaren? Ja of nee Moet ik dan een cent betalen? Ja of nee Ja! Hoe? 26

15 Altijd is Kortjakje ziek Altijd is Kortjakje ziek. Midden in de week maar 's zondags niet. 's Zondags gaat zij naar de kerk. Met een boek vol zilverwerk. Altijd is Kortjakje ziek. Midden in de week maar 's zondags niet. Midden in de week wil zij niet wassen. 's Zondags strikt ze herendassen. 's Zondags als haar liefste komt. Is Kortjakje goed gezond. 27 Daar zat een aapje op een stokje, Daar zat een aapje op een stokje, achter moeders keukendeur. Hij had een gaatje in zijn rokje en daar stak hij zijn staartje deur. Hij had een ringetje om zijn vingertje En dat was van zuiver goud En nu dachten alle mensen, Dat het aapje was getrouwd. 28

16 Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier Eén, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van. Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier. Als het hoedje dan niet past, Zet het in de glazenkast. Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier. Vijf, zes, zeven, acht Ik sta op wacht, ik sta op wacht. Vijf, zes, zeven, acht. Ik sta op wacht. Negen en tien Heb je mijn hoed, heb je mijn hoed? Negen en tien, heb je mijn hoed gezien? Met mijn hoedje in mijn hand Zo ga ik naar DisneÁland Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier. 29 Elsje Fiederelsje, zet je klompjes bij het vuur Elsje Fiederelsje. Zet je klompjes bij het vuur. Moeder bakt pannenkoeken. Maar het meel is zo duur. Tingelingelinge pannenkoek. Stroop met rozijnen. Tingelingelinge pannenkoek. Kom op bezoek? 30

17 Goedenavond,, tante Betje Goedenavond, tante Betje. Goedenavond, ome Jan. En mijn moeder laat u vragen. Of u niet eens komen kan. Met de kleine poppedeine, En de grote bim bam. Goedenavond, tante Betje. Goedenavond, ome Jan. 31 Het regent, het zegent, Het regent, het zegent, De pannetjes worden nat. Daar kwamen twee boerinnetjes, Die vielen op hun gat. Het regent, het zegent, De pannetjes worden nat. Daar kwamen twee boerinnetjes, Die vielen op hun gat. 32

18 In Den Haag daar woont een graaf In Den Haag daar woont een graaf. En zijn zoon heet Jantje. Als je vraagt: Àaar woont je pa? Dan wijst hij met zijn handje. Met zijn vingertje en zijn duim, Op zijn hoed draagt hij een pluim, Aan zijn arm een mandje. Dag, mijn lieve Jantje! 33 Klein klein kleutertje Klein klein kleutertje. Àat doe je in mijn hof. Je plukt er alle bloempjes af. Je maakt het veel te grof. O mijn lieve mamaatje. Zeg het niet tegen papaatje. Ik zal zoet naar school toe gaan. En de bloemetjes laten staan. 34

19 Onder moeders paraplu. Onder moeders paraplu. Liepen eens twee kindjes, Hanneke en Janneke, Dat waren dikke vriendjes, En de klompjes gingen van klik-klak-klik, En de regen deed van tik-tak-tik Op moeders paraplu, Op moeders paraplu. Toen kwam Jan de wind erbij, Die joeg eerst heel zoetjes, Toen al hard en harder maar. De regen in hun snoetjes. En Jan de wind die rukte en trok, En op en neder ging de stok Van moeders paraplu, Van moeders paraplu. Maar Hanneke en Janneke, Dat waren flinke klantjes! Die hielden stijf de paraplu. In allebei hun handjes, En ze lachten blij van hi-ha-hi, En ze riepen: Jan, je krijgt 'm nie nie nie, Het is moeders paraplu, Het is moeders paraplu. 35 Schuitje varen, theetje drinken Schuitje varen, theetje drinken, Varen we naar de Overtoom. Drinken er zoete melk met room. Zoete melk met brokken, Kindje mag niet jokken. 36

20 Vader Jacob Vader Jacob, vader Jacob Slaapt gij nog, slaapt gij nog? Alle klokken luiden, alle klokken luiden Bim bam bom, bim bam bom Bruder Jakob, Bruder Jakob Schläfst du noch, schläfst du noch? Hörst du nicht die Glocken, hörst du nicht die Glocken Ding dang dong, ding dang dong Are Áou sleeping, are Áou sleeping? Brother John, Brother John Morning bells are ringing, morning bells are ringing Ding ding dong, ding ding dong Frère Jaques, Frère Jaques Dormez-vous, dormez-vous? Sonnez les matines, sonnez les matines Ding ding dong, ding ding dong 37 Zagen, zagen, wiedewiede wagen Zagen, zagen, wiedewiede wagen. Jan kwam thuis om een boterham te vragen. Vader was niet thuis, moeder was niet thuis. Piep, zei de muis in het voorhuis 38

21 Moriaantje zo zwart als roet Moriaantje zo zwart als roet. Ging uit wandelen zonder hoed. En de zon scheen op zijn bolletje. Daarom droeg hij een parasolletje. Parasolletje vloog in de lucht. Parasolletje kwam nooit meer terug. Toen hij bij zijn moeder kwam. Kreeg hij een dikke boterham. Maar die lustte hij niet meer. Àant zijn bolletje deed zo zeer. 39 Slaap, kindje, slaap. Slaap, kindje, slaap. Daar buiten loopt een schaap. Een schaap met vier witte voetjes, Drinkt hij zijn melk zo zoetjes. Schaapje met je witte wol Kindje drinkt haar buikje vol. Slaap, kindje, slaap. Daar buiten loopt een schaap. Een schaap met vier witte voetjes, Drinkt hij zijn melk zo zoetjes. Als sterretjes aan de hemel staan Kindje jij moet slapen gaan. 40