De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in het verzekeringsrecht.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in het verzekeringsrecht."

Transcriptie

1 De beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in het verzekeringsrecht. Naam: Melle Koelemaij Studentnummer: Scriptiebegeleider: Dr. D.M.A. Gerdes Tweede beoordelaar: Prof. dr. M.L. Hendrikse Inleverdatum: 13 juli

2 Inhoudsopgave Inleiding p. 3 Hoofdstuk 1: De verzekeringsovereenkomst en het leerstuk van de redelijkheid en billijkheid in het algemeen. p De plaats van de verzekeringsovereenkomst. p Het leerstuk redelijkheid en billijkheid. p. 4 Hoofdstuk 2: De derogerende werking van redelijkheid en billijkheid in de huidige rechtspraak. 2.1 Eerste verkenning toepassing leerstuk door Hoge Raad. p Derogerende werking bij preventieve garantieclausules. p Meldingvervalclausules. p Herbouwwaardebeding. p Oneigenlijk gebruik verzekering. p Primaire dekkingsomschrijving. p Overige rechtspraak. p.26 Hoofdstuk 3: De uitspraken nader beschouwd: Hoe beziet men in de literatuur de toepassing van het leestuk door de Hoge Raad. 3.1 De toepassing van de derogerende werking nader beschouwd. p Preventieve garantieclausules. p Meldingsvervalclausules. p Herbouwwaardebeding. p Oneigenlijk gebruik van het verzekerde. p Primaire dekkingsomschrijving. p.38 Conclusie p.40 Literatuurlijst p.44 Jurisprudentielijst p.47 2

3 Inleiding Niemand kan om het afsluiten van verzekeringen heen, zowel in de particuliere als in de bedrijfsmatige sfeer zal men bepaalde risico s door een verzekering willen ondervangen. Hoewel de details van de dekking die de verzekering biedt in beginsel zullen voortvloeien uit de verzekeringsvoorwaarden, kan het toch zo zijn dat er een geschil ontstaat tussen verzekerde en verzekeraar over de vraag of er in een bepaald geval wel of geen dekking is. Buiten de verzekeringsvoorwaarden wordt een verzekeringsovereenkomst ook beheerst door de leerstukken van het algemene verbintenissenrecht. Een van die leerstukken is de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, wat een ingrijpende stok achter de deur kan zijn om een wenselijke uitkomst van het geschil te waarborgen. Deze scriptie houdt een onderzoek in naar de wijze waarop de Hoge Raad in het verzekeringsrecht omgaat met het leerstuk van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Centraal staat daarbij de vraag of artikel 6:248 lid 2 BW in het verzekeringsrecht terughoudend wordt toegepast. In hoofdstuk 1 beschrijf ik kort de plaats van het nieuwe verzekeringsrecht onder het gelaagde systeem van het Burgerlijk Wetboek en de ratio van artikel 6:248 BW weer. In hoofdstuk 2 zal ik vervolgens de relevante arresten weergeven waarin door een van partijen een beroep is gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Deze uitspraken heb ik zoveel mogelijk gecategoriseerd op basis van het type clausule dat in het geding is. In hoofdstuk 3 zal ik per categorie de opvattingen van juridische auteurs over de relevante uitspraken weergeven en me vooral focussen op de discussie die naar aanleiding van bepaalde arresten is ontstaan. Daarna zal ik mijn bevindingen samenvatten in de conclusie. 3

4 Hoofdstuk 1 De verzekeringsovereenkomst en het leerstuk van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid in het algemeen 1.1 De plaats van de verzekeringsovereenkomst Sinds de inwerkingtreding van titel 7.17 BW op 1 januari 2006 valt de verzekeringsovereenkomst als bijzondere overeenkomst onder het gelaagde systeem van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat op de verzekeringsovereenkomst in beginsel ook de algemene regels over verbintenissen en overeenkomsten van Boek 3 en Boek 6 van toepassing zijn. 1 Dit is slechts anders indien titel 7.17 uitdrukkelijk specifieke voorschriften geeft Het leerstuk redelijkheid en billijkheid Het uit het Romeins recht stammende leerstuk van de bona fides is door de wetgever gecodificeerd in artikel 6:2 BW, en nader uitgewerkt in artikel 6:248 BW. Dit beginsel houdt in dat schuldeiser en schuldenaar verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid. 3 Van belang is hier met name artikel 6:248 lid 2 BW, waarin men het volgende leest: Een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel is niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze rechtsnorm wordt aangeduid als de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. Door het gelaagde systeem van het Burgerlijk Wetboek is dit leerstuk in beginsel volledig van toepassing op de verzekeringsovereenkomst. Bij nadere bestudering van dit artikel kan men twee belangrijke elementen voor toepassing van dit leerstuk onderscheiden. Allereerst rept het artikel van in de gegeven omstandigheden. Hieruit blijkt dat bij toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW altijd gekeken moet worden naar de omstandigheden van het specifieke geval. 1 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Theunissen 2005, p Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr

5 Ten tweede is de vraag wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar precies inhoudt. De uitdrukking redelijkheid en billijkheid verwijst naar het ongeschreven objectieve recht dat de rechtsbetrekking tussen contracterende partijen mede beheerst. 4 Artikel 3:12 BW drukt uit dat bij de vaststelling van wat de redelijkheid en billijkheid eisen, rekening gehouden moet worden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval zijn betrokken. 5 Volgens Nieuwenhuis betekent verwijzing naar de eisen van billijkheid door de Hoge Raad dat deze van opvatting is dat zijn oordeel, ook zonder formele vaststelling door de volksvertegenwoordiging, strookt met de rechtsovertuiging die leeft in brede lagen van de samenleving. 6 Interessanter is echter de betekenis van het woord onaanvaardbaar. De wetgever heeft met dit woord willen uitdrukken dat de rechter terughoudend dient om te gaan met het toepassen van dit leerstuk. 7 Concluderend kan men stellen dat het leerstuk van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid op de verzekeringsovereenkomst van toepassing is, maar dat de rechter, afgaande op de parlementaire geschiedenis, terughoudend zou moeten omgaan. Om te zien of dat in de praktijk ook het geval is, zullen verschillende uitspraken worden besproken waarin dit vraagstuk aan de orde is gekomen. 4 Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 394, zie hierover ook Abas 1972, p. 99 e.v. 5 Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr Nieuwenhuis 2000, p. 688, instemmend naar verwezen door Mendel 2001, p M.v.A. II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 68, zie ook Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 412 en

6 Hoofdstuk 2 De derogerende werking van redelijkheid en billijkheid in de huidige rechtspraak 2.1 Eerste verkenning toepassing leerstuk door Hoge Raad Hieronder zal ik eerst een korte beschouwing geven van de toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid in het verzekeringsrecht door de Hoge Raad. Een goed beginpunt is het in 1990 gewezen arrest OTOS/Jonkman. 8 Het ging in dit arrest om een door Jonkman met OTOS gesloten verzekeringsovereenkomst, die onder meer dekking bood tegen schade door water. Nadat Jonkman overleed, bleef zijn woning onbewoond, maar wel gemeubileerd en als woning ingericht. Na anderhalf jaar ontstond er in de woning waterschade. OTOS weigerde uitkering aan de erven Jonkman, met als primair verweer een beroep op een in de verzekeringsvoorwaarden opgenomen vervaltermijnclausule. De rechtbank verwierp dit verweer en het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank. Hierbij overwoog het hof o.a.: Een vervaltermijnclausule als onderhavige kan leiden tot een wezenlijke beperking van de rechten welke de verzekerde zonder die clausule zou kunnen ontlenen aan de verzekering waarvoor hij premie heeft betaald ( ) Gelet daarop kan een verzekeraar die zijn standpunt heeft bepaald zonder dat van de verzekerde te kennen en die vervolgens een prompte reactie van die verzekerde zo lang onbeantwoord laat dat inmiddels de vervaltermijn is verstreken, zich niet te goeder trouw op het verstreken zijn daarvan beroepen, omdat die termijn dan wordt gehanteerd als een valkuil voor de verzekerde en niet ter bescherming van een redelijk belang van de verzekeraar. 8 HR 20 april 1990, NJ 1990,

7 De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep. Hij overwoog o.a.: Ook onderdeel 3 faalt. Het miskent dat iedere tussen pp. als gevolg van een overeenkomst geldende regel, dus ook een vervaltermijnclausule, niet van toepassing is, voor zover dit in de gegven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. s Hofs in ro. 2.2 besloten liggende oordeel dat OTOS zich niet te goeder trouw kan beroepen op de vervaltermijnclausule, gelet op de in die overweging vermelde omstandigheden ( ) geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde geen nadere motivering. In de literatuur is betoogd dat hier sprake was van een geval van rechtsverwerking omdat, zoals het hof ook stelde, de termijn hier door de verzekeraar als valkuil is gebruikt. 9 Uit de literatuur blijkt dat in gevallen van rechtsverwerking de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid veelvuldig wordt aangenomen. 10 In paragraaf 2.3 zal de rechtspraak van de Hoge Raad over dit soort clausules nader onder de loep genomen worden. Een jaar na OTOS/Jonkman wees de Hoge Raad het arrest Roelofs Assuradeuren/Van Soest. 11 In dat arrest speelde een heel ander geval. Van Soest had, nadat zij door foute stuwing schade aan een partij rabarber van De Leeuw had veroorzaakt, aansprakelijkheid erkend voor de vastgestelde schade. Assuradeuren beriepen zich erop niet gehouden te zijn het schadebedrag aan Van Soest op grond van de aansprakelijkheidsverzekering uit te keren, omdat het erkennen van aanprakelijkheid door Van Soest in strijd was met het beursgebruik dat het vaststellen van aansprakelijkheid uitsluitend in een procedure tussen gelaedeerde en verzekerde kon gebeuren. Het hof verwierp dit beroep door te oordelen dat niet kon worden gezegd dat de processuele positie van assuradeuren zo ernstig was benadeeld door de gewraakte erkenning en betaling dat hun beroep op dat beursgebruik gerechtvaardigd zou zijn. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en overwoog dat een beroep op het beursgebruik inderdaad tot een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar resultaat zou leiden. 9 Mendel 2000, p. 201, zie ook Kamphuisen 2001, p Asser/Hartkamp & Sieburgh 2010 (6-III*), nr. 423 e.v. 11 HR 15 januari 1991, NJ 1991,

8 Uit bovenstaande twee arresten blijkt dat de Hoge Raad in ieder geval vanaf 1990 de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid bij verzekeringsovereenkomsten in zijn uitspraken heeft aanvaard. Ik zal nu nader onderzoeken in hoeverre met het toepassen hiervan terughoudendheid betracht wordt. Dit zal ik doen door een reeks uitspraken waarin door een van partijen een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW is gedaan nader te bestuderen. Om het overzichtelijk te houden heb ik deze arresten ingedeeld naar het type clausule waarop de verzekeraar zich heeft beroepen. 8

9 2.2 Derogerende werking bij preventieve garantieclausules Volgens Hendrikse kan onder risicoverzwaring in het verzekeringsrecht worden verstaan: alle omstandigheden die de waarschijnlijkheid of de omvang van het risico aanmerkelijk en duurzaam vergroten. 12 In titel 7.17 is geen wettelijke regeling van de rechtsgevolgen van risicoverzwaring opgenomen, zodat verzekeraars zich met clausules in de verzekeringsvoorwaarden tegen risicoverzwaring dienen te beschermen. 13 Er zijn hiervoor verschillende mogelijkheden, waaronder het opnemen van preventieve garantieclausules die de dekking afhankelijk stellen van het nakomen door de verzekerde van door de verzekeraar voorgeschreven maatregelen. 14 Deze preventieve garantieclausules worden met name in de bedrijfsmatige sfeer gehanteerd. 15 De vraag is of er omstandigheden denkbaar zijn waarin de verzekeraar zich ondanks het niet naleven van zulke voorschriften toch niet kan beroepen op het vervallen van dekking, omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Deze vraag kan worden beantwoord aan de hand van de hierna te bespreken arresten. 16 Daarbij zal ook worden nagegaan in hoeverre de Hoge Raad de beperkende werking terughoudend toepast. Allereerst het Ennia Caribe/Bonofacio-arrest. 17 Deze zaak speelde zich af op Curaçao. Boncoco had graafwerkzaamheden verricht en had daarbij schade toegebracht aan ondergrondse hoogspanningskabels. Boncoco had voor deze schade haar verzekeraar Ennia in vrijwaring aangesproken. Ennia weigerde echter dekking te verlenen omdat Boncoco in strijd met een clausule uit de verzekeringsvoorwaarden was gaan graven. Deze clausule hield in dat verzekeraar niet aansprakelijk was voor schade indien verzekerde zou gaan boren voordat zij door de overheid schriftelijk in kennis was gesteld van de exacte posities van kabels en pijpleidingen. Boncoco had met het boren een aanvang gemaakt voordat zij over deze gegevens beschikte, maar de schade was ontstaan nadat zij over de bedoelde gegevens beschikte. De overweging waarmee het 12 Hendrikse 2011, p Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 2012 (7-IX*), nr Zie uitgebreid over risicoverzwaring Mijnssen 2011, p. 60 e.v. 15 Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 2012 (7-IX*), nr Hendrikse 2011, p HR 12 april 1991, NJ

10 hof het beroep van Ennia verwierp, werd bevestigend overgenomen door de Hoge Raad: Het Hof heeft dit verweer ( ) verworpen op gronden die ( ) uitmonden in het oordeel dat onder de omstandigheden van het geval niet kan worden aanvaard dat eventuele verzuimen van Boncoco ter zake van de naleving van clausule 1 verval van dekking ten gevolge zouden hebben, nu Ennia van die verzuimen generlei nadeel heeft ondervonden. Dit moet aldus worden begrepen dat het Hof heeft geoordeeld dat een beroep op de voormelde clausule in de gegeven omstandigheden, waaronder ook de formulering van de voormelde clausule, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. (cursivering toegevoegd) De Hoge Raad hanteerde in dat geval dus het criterium generlei nadeel ondervonden om vast te stellen dat onder genoemde omstandigheden een beroep van verzekeraar op de verval van dekkingsclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. In het gegeven geval was de schade pas ontstaan nadat er aan alle door verzekeraar gestelde voorwaarden was voldaan. Er was dus geen enkel verband tussen het beginnen met boorwerkzaamheden in strijd met de verzekeringsvoorwaarden voor ontvangst van genoemde kaart en de uiteindelijk veroorzaakte schade. De vraag is nu in hoeverre de Hoge Raad een causaal verband vereist tussen het in de polis overeengekomen handelen of nalaten van verzekerde en het na het ontstaan van schade weigeren van dekking door verzekeraar met een beroep op het schenden van genoemde clausule door verzekerde. Op dit punt valt in de rechtspraak een ontwikkeling te ontdekken. 18 In het in 1992 gewezen La Comtesse-arrest speelde het volgende. 19 Na een inbraak in een winkelpand beriep verzekeraar zich erop dat verzekerde niet de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen had getroffen, namelijk het aanbrengen van een cylindergrendel op een deur ter preventie van eventuele inbraak. Verzekerde stelde dat het ontbreken van deze voorgeschreven grendel in dit geval niet van wezenlijke 18 Kamphuisen 2010, p HR 22 mei 1992, NJ 1993,

11 invloed was op het schadeveroorzakende evenement en dat verzekeraar zich daarom niet te goeder trouw op deze clausule mocht beroepen. Het hof overwoog echter dat uit het door verzekerde overlegde rapport bleek dat de voorgeschreven maatregel in dit geval niet geheel zonder zin was. Het hof concludeerde daarom dat de verzekeraar zich in dit geval op schending van de verplichtig mocht beroepen en niet tot uitkering gehouden was. In cassatie voerde verzekerde aan dat het hof hiermee miskende dat causaal verband vereist is tussen het ontbreken van de voorgeschreven voorzieningen en de door inbraak en diefstal ontstane schade. De Hoge Raad overwoog echter o.a.: Het beroep van [verzekeraar] op het niet treffen van de door haar voorgeschreven voorzieningen is niet in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid wanneer van deze voorzieningen uit een oogpunt van preventie enig nut mocht worden verwacht. Met de vaststelling dat de afsluitbare cylindergrendel niet zonder zin was, heeft het hof kennelijk bedoeld dat van die grendel enig nut mocht worden verwacht, ( ) Voor wat betreft het causaal verband stelt het onderdeel een te zware eis; voldoende is dat de voorziening gericht was tegen het gevaar dat zich heeft verwezenlijkt, zoals zich hier inderdaad heeft voorgedaan. (cursivering toegevoegd) Hieruit kan men concluderen dat de Hoge Raad de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid hier terughoudend heeft toegepast. Overeengekomen was immers dat de verzekerde de maatregel diende te treffen met het oog op inbraakpreventie. Nu er in dit geval ook daadwerkelijk was ingebroken, was volgens de Hoge Raad voldoende dat van de voorgeschreven maatregel enig nut mocht worden verwacht. Het bestaan van causaal verband tussen het ontbreken van de voorgeschreven voorzieningen en het ontstaan van de schade is niet vereist. In het Bicak/Aegon-arrest, acht jaar later, hanteerde de Hoge Raad een andere benadering. 20 In deze zaak ging het om een brand die ontstond in het cafébedrijf van verzekerde. Verzekerde had in zijn bedrijf gebruik gemaakt van plastic afvalbakken, terwijl in de verzekeringsvoorwaarden metalen afvalemmers waren voorgeschreven. 20 HR 27 oktober 2000, NJ 2001,

12 Het hof overwoog, met toepassing van de maatstaf van het La Comtesse-arrest, o.a. dat tussen het niet-nakomen van de in de clausule opgenomen verplichtingen en/of het nalaten van de daarin voorgeschreven voorzieningen enerzijds en de ontstane brandschade anderzijds in concreto geen causaal verband is vereist, mits zoals hier het geval was van die voorziening uit een oogpunt van brandpreventie enig nut mocht worden verwacht en de voorziening gericht was tegen het gevaar dat zich heeft verwezenlijkt, en dat voor enige bewijslevering door verzekerde met betrekking tot het causaal verband dan ook geen plaats is. Voor de beoordeling van deze overweging is van belang dat het was komen vast te staan dat de brand in de meterkast was ontstaan. In zijn cassatiemiddel stelde verzekerde de, door het hof bevestigend beantwoorde, vraag aan de orde of de verzekeraar een beroep kan doen op deze clausule wanneer de in de clausule omschreven voorziening is gericht tegen het gevaar dat zich heeft verwezenlijkt, maar geen causaal verband bestaat tussen het achterwege laten van de voorgeschreven voorziening en het gevaar dat zich in het concrete geval heeft verwezenlijkt. Bij de beantwoording van deze vraag stelde de Hoge Raad voorop dat de verzekeraar, indien de verzekerde een in een geldige overeengekomen clausule voorgeschreven voorziening niet nakomt, in beginsel op die clausule een beroep kan doen zodat hij niet tot uitkering gehouden is. Met een verwijzing naar het Modalfa-arrest overwoog de Hoge Raad vervolgens echter dat dit niet wegneemt dat er zich gevallen kunnen voordoen waarin een beroep op de clausule in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moeten worden geacht. 21 In dat arrest, waar het ging om risicoverzwaring na een bestemmingswijziging van het verzekerde, had de Hoge Raad namelijk enkele algemene voorbeelden gegeven van gevallen waarin een beroep op dergelijke clausule voor de verzekeraar niet open zou staan. De Hoge Raad verwees in het Bicak/Aegon-arrest naar een van deze voorbeelden en overwoog onder meer: Daarbij kan worden gedacht aan het geval waarin onvoldoende verband bestaat tussen het niet-naleven van de in de clausule omschreven verplichtingen en het risico 21 HR 19 mei 1995, NJ 1995,

13 zoals zich dit heeft verwezenlijkt. Hiervan zal in een situatie als onderhavige sprake kunnen zijn, indien de verzekerde stelt en zo nodig bewijst dat het niet-toepassen van de voorgeschreven voorzieningen niet de oorzaak of de mede-oorzaak kan zijn geweest van de brand en evenmin ervan dat de brand zich heeft kunnen uitbreiden. (cursivering toegevoegd) De Hoge Raad heeft met deze overweging afstand genomen van het door het hof toegepaste La Comtesse-criterium. Het feit dat de vuilnisbakken ter preventie van brand dienden, betekent volgens de Hoge Raad niet dat de verzekeraar in alle gevallen van brand per definitie uitkering mag weigeren omdat er plastic in plaats van metalen afvalbakken stonden. Zoals uit de rechtsoverweging hierboven blijkt komt de verzekerde de mogelijkheid toe om te stellen en zo nodig te bewijzen dat het ontbreekt aan een causaal verband tussen het achterwege laten van de voorgeschreven voorziening en de schade, een benadering die de verzekerde meer mogelijkheden biedt dan het La Comtesse-criterium. Men zou dus kunnen stellen dat de Hoge Raad ten opzichte van La Comtesse minder terughoudend met de toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid is omgesprongen. Dat neemt niet weg dat de Hoge Raad zich in Bicak/Aegon voorzichtig uitdrukt. Hij stelt immers dat er zich gevallen kunnen voordoen waarin een beroep op zo n clausule onaanvaardbaar is, mits de verzekerde stelt en zo nodig bewijst dat het niet-toepassen van de voorgeschreven voorzieningen niet de oorzaak of mede-oorzaak kan zijn geweest. Er lijkt dus een zware stelplicht en bewijslast te rusten op de verzekerde die zich op de derogerende werking van art. 6:248 lid 2 beroept. De Hoge Raad heeft in Bicak/Aegon benadrukt dat de specifieke omstandigheden van het geval bij de toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid bij een beroep op een preventieve garantieclausule de doorslag dienen te geven. Hoewel de Hoge Raad in het Bicak/Aegon-arrest met het criterium van onvoldoende verband de mogelijkheid tot ruimere toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid geschapen heeft, is tevens door de strikte formulering van de stelplicht en bewijslast duidelijk tot uitdrukking gebracht dat men met de toepassing van de beperkende werking terughoudendheid dient te betrachten. In hoofdstuk 3.2 zal ik ingaan op de discussie in de literatuur over deze kwestie. 13

14 2.3 Meldingvervalclausules Verzekeraars hanteren in hun voorwaarden regelmatig vervaltermijnen. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan de verplichting om een in de voorwaarden genoemd evenement binnen een bepaalde termijn te melden. De ratio is dat de schade zo laag mogelijk zal blijven en dat de verzekeraar in staat wordt gesteld zo precies mogelijk de omvang van de schade vast te stellen. 22 Uit het in paragraaf 2.1 besproken OTOS/Jonkman-arrest blijkt al dat het gebruik van een meldingvervalclausule door verzekeraar als valkuil naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De volgende arresten bieden een inzicht in welke gevallen de Hoge Raad het gebruik van zulke clausules naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar acht. In het Fraser/Peha-arrest uit 1992 beriep de verzekeraar zich op een polisclausule die bepaalde dat binnen zes maanden na het schadeveroorzakende evenement een rechtsvordering moet worden ingesteld, met als sanctie verval van alle aanspraak op schadevergoeding. 23 Nadat het hof had geoordeeld dat de verzekeraar zijn recht zich hierop te beroepen had verwerkt, verwierp de Hoge Raad het cassatieberoep met o.a. de volgende overweging: Het Hof heeft in dit verband kennelijk zwaar laten wegen dat [verzekeraar] zonder over de termijn te reppen na het verstrijken daarvan met [verzekerde] heeft onderhandeld over het uit hoofde van de verzekering door haar verschuldigde bedrag; dat zij na dit onderhandelen het grootste deel van dat bedrag betaalbaar heeft gesteld; en dat zij pas nadien, in verband met haar weigering om het restant betaalbaar te stellen, voor het eerst een beroep op de termijn heeft gedaan. Daarnaast heeft het hof betekenis toegekend aan het karakter van de termijn. Net als in eerder genoemd OTOS/Jonkman-arrest is de argumentatie van de Hoge Raad gebaseerd op rechtsverwerking, al werd de rechtsverwerking hier op andere feiten gebaseerd Hendrikse 2011, p HR 19 juni 1992, NJ 1992, Mendel 2000, p

15 In het arrest Kroymans/Sun Alliance beriep verzekeraar Sun Alliance zich op een in de verzekeringsvoorwaarden gestelde vervaltermijn van zes maanden nadat de betaling der schadevergoeding door de maatschappij is geweigerd. 25 Dit verweer werd door zowel de rechtbank als het Hof gehonoreerd. In cassatie voerde de verzekerde wederom aan dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat hij door de verzekeraar aan deze vervaltermijn werd gehouden. De verzekeraar had bij de aan verzekerde medegedeelde weigering de schade te vergoeden namelijk nagelaten hem erop opmerkzaam te maken dat die termijn op het tijdstip van haar weigering een aanvang nam. De Hoge Raad overwoog onder meer: Gelijk art. 3:12 BW bepaalt ( ) moet bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, rekening worden gehouden met onder meer de in Nederland levende rechtsovertuigingen. Kroymans beriep zich in dit verband op de rechtsovertuiging zoals die tot uitdrukking komt in uitspraken van de Raad van Toezicht op het Schadeverzekeringsbedrijf (thans Kifid). 26 De Hoge Raad overwoog hierop: Blijkens hetgeen onder 8.2 in de conclusie van het Openbaar Ministerie wordt weergegeven, stelt die Raad zich op het standpunt dat, ongeacht of de begunstigde door een advocaat werd bijgestaan, een beroep op een in de verzekeringsvoorwaarden voorkomend beding waarin de termijn waarbinnnen de begunstigde zijn recht geldend moet maken, wordt verkort tot zes maanden, uit een oogpunt van handhaving van de goede naam van het schadeverzekeringsbedrijf niet kan worden aanvaard, indien de verzekeraar bij de weigering van betaling niet op niet mis te verstane wijze heeft meegedeeld dat hij een beroep op het vervallen van de aanspraak van de begunstigde zal doen indien de vordering niet binnen de genoemde termijn voor de bevoegde rechter aanhangig is gemaakt. ( ) Zulks in aanmerking genomen bestaat er grond om voor de inhoud van de op het onderhavige punt in Nederland levende 25 HR 12 januari 1996, NJ 1996, Klachteninstituut Financiële Dienstverlening 15

16 rechtsovertuiging betekenis toe te kennen aan het hiervoor weergegeven standpunt van de Raad van Toezicht. Het vooroverwogene leidt tot de slotsom dat, anders dan het Hof heeft geoordeeld, het door Sun Alliance jegens Kroymans gedane beroep op de bij ( ) de verzekeringsvoorwaarden gestelde vervaltermijn van zes maanden onder de omstandigheden van het geval, daaronder begrepen het feit dat Kroymans ten tijde waarop die termijn een aanvang nam, door een advocaat werd bijgestaan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Onder het huidige recht wordt de verjaring van rechtsvorderingen tegen verzekeraars dwingendrechtelijk geregeld onder artikel 7:942 BW. 27 Het hanteren van vervaltermijnen is in dit soort situaties dus niet meer toegestaan. In het licht van deze ontwikkeling is deze uitspraak van de Hoge Raad niet zo controversieel, maar toch kan men stellen dat van een terughoudende toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid hier geen sprake is geweest. Er zijn namelijk zeker argumenten aan te dragen waarom het hanteren van de vervaltermijn juist onder de specifieke omstandigheden van het Kroymans-arrest níet onaanvaardbaar zou zijn geweest. Verzekerde was hier namelijk de opkoper van een uitgebrande bedrijfshal, en dus zeer waarschijnlijk geen consument. 28 A-G Bloembergen merkt in zijn conclusie bij het arrest tevens op dat de het geschil ten tijde van de weigering in de processuele fase was beland, en dat de advocaten die dan aan beide kanten de dienst uitmaken elkaar niet uitdrukkelijk op termijnen behoeven te wijzen. 29 Daartegenover staan de punten die Mendel in zijn noot bij het arrest aandraagt, met name de verstrekkende en ingrijpende gevolgen die een geslaagd beroep op een vervaltermijn voor verzekerde kunnen hebben in verhouding tot de geringe moeite die 27 Zie artikel 7:943 lid 3 BW. 28 Zie punt 8.4 conclusie bij het arrest, zie ook punt 5 van de noot van Mendel. 29 Zie punt 9 van de conclusie bij het arrest, Mendel noemt dit in punt 3 van zijn noot een sterk argument. Zie ook punt 8.3 van de conclusie bij het arrest waaruit blijkt dat de aangehaalde uitspraak van de RvT wat betreft het toepassing vinden tegenover een verzekerde bijgestaan door een advocaat in de literatuur (door Wansink) niet als vanzelfsprekend wordt gezien. 16

17 het verzekeraar kost om verzekerde uitdrukkelijk op het ingaan van de vervaltermijn te wijzen. 30 Ook interessant is het feit dat dit arrest aanleiding gaf tot een discussie over de rol van uitspraken van de Raad van Toezicht in de besluitvorming van de Hoge Raad. Dit werd vooral veroorzaakt door de toch wat onduidelijke formulering van de Hoge Raad hierover in het arrest. Weliswaar stelt de Hoge Raad (slechts) betekenis toe te kennen aan het standpunt van de Raad van Toezicht, maar vervolgens lijkt hij zijn oordeel wel volledig te baseren op de uitspraak van de Raad van Toezicht, zonder daarbij nuances met betrekking tot het specifieke geval aan te brengen. 31 Voor dit onderzoek is het echter voldoende om vast te stellen dat de Hoge Raad bij het toepassen van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid betekenis toekent aan de opvattingen van de Raad van Toezicht. 32 In de zaak Royal Sun Alliance/Universal (hierna: Polygram-arrest) uit 2006 ging het ook om een vervaltermijnbeding, en had het hof een beroep op dit beding in strijd met redelijkheid en billijkheid geacht. 33 Verzekeraar Royal beriep zich op dit beding, omdat zij vond dat zij door de late notification van verzekerde benadeeld was. Het hof stelde echter vast dat Royal slechts in zeer geringe mate door de late melding was benadeeld, en wees de vordering van verzekerde voor 90% van de gevorderde bedragen toe. In cassatie overwoog de Hoge Raad over het genoemde bestreden oordeel onder meer: Het bestreden oordeel is in de kern gebaseerd op de omstandigheid dat Royal c.s. slechts in zeer geringe mate zijn benadeeld door de late notification van de vordering van [betrokkene 1], welk nadeel volledig wordt gecompenseerd door een aftrek toe te passen van 10% van het verzekerde schadebedrag. Door op grond hiervan het beroep van Royal c.s. op art. 1.1 van de polis naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten, heeft het hof niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. ( ) Het hof heeft zich immers in staat 30 Zie punt 4 van de noot van Mendel bij het Kroymans-arrest. 31 Voor een nadere beschouwing van deze discussie, zie de noot van Mendel bij het Kroymans-arrest. Zie tevens HR 3 december 2004, NJ 2005, 160 en HR 14 mei 2004, NJ 2006, 188; beiden met noot van Mendel. 32 Zoals eerder gezegd thans Kifid. 33 HR 17 februari 2006, NJ 2006,

18 geacht de mate waarin de verzekeraar is benadeeld door de te late melding van de onderhavige schade, zelfstandig vast te stellen en heeft dit nadeel in mindering gebracht op het door de verzekeraar uit te keren bedrag. Mede in aanmerking genomen het aan het Burgerlijk Wetboek ten grondslag liggende uitgangspunt dat nietigheden in beginsel niet verder reiken dan de strekking daarvan meebrengt, welk uitgangspunt mede van belang is bij de beoordeling van een beroep op het onderhavige vervalbeding, is het hof ook niet in zijn motiveringsplicht tekortgeschoten. Dit arrest bewees dat een proportionele toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid ook mogelijk is. In de literatuur is er naar aanleiding van dit arrest discussie opgelaaid over de vraag of hiermee de terughoudende toepassing van redelijkheid en billijkheid wordt doorbroken. Hierop zal in hoofdstuk 3 verder worden ingegaan. In het Tros-arrest was sprake van een vergelijkbare casus. 34 Hier verwierp het hof het beroep van de verzekeraars op een vervalbeding met het argument dat niet kon worden aangenomen dat de verzekeraars door de te late melding daadwerkelijk in een redelijk belang waren geschaad. De Hoge Raad overwoog hierover onder meer: Het door het onderdeel bestreden oordeel van het hof dient aldus te worden verstaan dat reeds ten tijde van de schademelding ( ) een ongeschreven rechtsregel gold die overeenstemt de bepaling van het vierde lid van het nadien ingevoerde artikel 7:941. Dit oordeel is juist. Gelet op de ernstige consequenties die een geslaagd beroep op een vervalbeding voor de verzekerde heeft, in samenhang bezien met de per 1 januari 1992 sterk ingekorte verjaringstermijnen, moet worden geoordeeld dat artikel 7:941 lid 4 is aan te merken als de vastlegging van de reeds naar oud recht gegroeide rechtsovertuiging op dit punt. Blijkens de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.19 strookt dit met hetgeen naar oud recht door de meederheid van de rechtsgeleerde literatuur werd geleerd. Ook aan het [Polygram]-arrest van de Hoge Raad ligt deze opvatting al ten grondslag, met dien verstande dat het in dat arrest gegeven oordeel, gelet op het tussen partijen gevoerde debat, toen nog in de sleutel van artikel 6:248 lid 34 HR 5 oktober 2007, LJN BA

19 2 is gezet. Het primaire verweer van de verzekeraars is door het hof dus terecht en op goede gronden verworpen. Sinds de invoering van titel 7.17 BW is deze kwestie echter geregeld in artikel 7:941 lid 4 BW, en is de derogerende werking voor dit leerstuk minder relevant. Deze bepaling is namelijk van dwingend recht, in die zin dat niet ten nadele van de verzekerde kan worden afgeweken, zie artikel 7:943 lid 2 BW. Een interessante vraag blijft natuurlijk welke invulling in de rechtspraak aan termen als redelijke termijn en redelijk belang gegeven zal worden. Hier zullen de omstandigheden van het geval de doorslag blijven geven, zoals te zien in het Tros-arrest. 35 Concluderend kan men stellen dat de Hoge Raad wat betreft meldingsvervalclausules de beperkende werking weinig terughoudend heeft toegepast. Met name het Kroymans-arrest is als voorbeeld te noemen waarover te twisten valt of de Hoge Raad wel voldoende terughoudendheid heeft betracht bij het toepassen van artikel 6:248 lid 2 BW. Gelet op het genoemde argument van Mendel wat betreft de vergaande gevolgen van een geslaagd beroep op een vervaltermijn voor de verzekerde valt dit achteraf bezien te billijken. De wetgever heeft met de invoering van het dwingendrechtelijke artikel 7:942 BW het gebruik van vervaltermijnen in het verzekeringsrecht aan banden gelegd. Ook geschillen over een te late melding van verwezenlijkt risico zoals speelde in het Polygram-arrest en het Tros-arrest worden inmiddels beheerst door het dwingendrechtelijk gecodificeerde artikel 7:941 BW. Hierdoor is de rol van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid onder het huidige recht voor dit leerstuk tegenwoordig minder relevant. 35 Zie voor de ontwikkeling van de invulling van het begrip redelijk belang de arresten Twaalhoven/Railway Passengers (HR 29 mei 1970, NJ 1970, 435) en Driessen/Lochtenberg (HR 16 oktober 1998, NJ 1998, 898). Zie uitgebreid Hendrikse 2011, p. 311 e.v. 19

20 2.4 Herbouwwaardebeding De vraag of terughoudendheid dient te worden betracht bij toepassing van de derogerende werking in het geval van een herbouwwaardebeding komt aan de orde in het Achmea/ABN AMRO-arrest. 36 In dit arrest speelde de vraag of verzekeraar Achmea gehouden was de herbouw- of verkoopwaarde van een afgebrande woning te vergoeden. In de verzekeringsvoorwaarden stond dat de schadevergoeding in geval van herbouw na de gereedkoming wordt betaald. Tevens stond daarin dat de verzekeraar naarmate de herbouw vordert, voorschotten op de schadevergoeding kan verstrekken. ABN AMRO, die een pandrecht had verkregen op de vordering van de verzekerde, stelde dat verzekerde niet tot herbouw was overgegaan omdat zij niet over voldoende middelen hiervoor beschikte, terwijl Achmea geweigerd had voorschotten te verlenen. Zij vorderde daarom uitkering naar herbouwwaarde. Achmea beriep zich er echter op dat zij slechts tot uitkering van de verkoopwaarde kon worden gehouden, omdat de woning niet binnen de gestelde termijn van drie jaar na het intreden van de schade was herbouwd. Het hof verwierp het beroep van Achmea. De Hoge Raad overwoog in cassatie o.a.: Door te oordelen dat de stelling van Achmea dat zij niet tot uitkering van de herbouwwaarde verplicht is in rechte geen gehoor vindt, heeft het hof ofwel blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, ofwel zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Indien het hof van oordeel was dat Achmea op de bedoelde polisvoorwaarden geen beroep mocht doen, heeft het miskend dat daartoe is vereist dat dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. ( ) Indien het hof dit een en ander niet heeft miskend, heeft het zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd doordat het heeft nagelaten met voldoende nauwkeurigheid de omstandigheden weer te geven die hem in het onderhavige geval tot zijn oordeel hebben gebracht. ( ) Het hof heeft weliswaar overwogen dat dit gebrek aan middelen aan de weigering tot uitkering door Achmea is te wijten, maar zonder nadere motivering, die ontbreekt, is niet duidelijk waarom die weigering, met een beroep op de polisvoorwaarden, niet 36 HR 21 januari 2011, LJN: BO

21 gerechtvaardigd is. Indien het hof mocht hebben bedoeld het standpunt van ABN AMRO te volgen, ( ) had het zulks in de motivering tot uitdrukking moeten brengen. De Hoge Raad vernietigde hierop het arrest van het hof. Duidelijk is dat het hof door de formulering dat de stelling in rechte geen verhoor vindt te lichtzinnig is omgesprongen met de eisen die artikel 6:248 lid 2 stelt aan het toepassen van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. De Hoge Raad stond niet toe dat het hof een verzekeringsvoorwaarde met dergelijke vrijblijvende bewoordingen buiten werking stelde. Geconcludeerd kan worden dat het hof volgens de Hoge Raad hier onvoldoende terughoudendheid heeft betracht bij het toepassen van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid, doordat niet duidelijk is waarop het hof haar beslissing dat verzekeraar geen beroep op de overeengekomen clausule toe kan komen baseert. 21

22 2.5 Oneigenlijk gebruik verzekering Uit artikel 7:952 BW blijkt dat de (schade)verzekeraar geen schade vergoedt die de verzekerde met opzet of door roekeloosheid veroorzaakt. In de praktijk hanteren verzekeraars opzetbepalingen in de verzekeringsvoorwaarden. Tegenwoordig wordt om zoveel mogelijk duidelijkheid over de interpretatie van de omschrijving van uitsluitingsgronden in de aansprakelijkheidsverzekeringspraktijk ten aanzien van de uitsluiting eigen schuld met een standaard opzetclausule gewerkt. 37 In het Eindhoven/Allianz-arrest beantwoordde de Hoge Raad de vraag in hoeverre de beperkende werking alsnog een rol speelt indien een beroep op dergelijke opzetclausule danwel bovengenoemd wetsartikel niet opgaat. 38 In deze zaak speelde het volgende. De gemeente Eindhoven ging, gemotiveerd door een rijkssubsidie bij snel handelen, over tot sloop van een aantal woningen op basis van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de kantonrechter, daardoor bewust het door de huurder van die woningen tegen de sloop ingestelde beroep niet afwachtend. In hoger beroep vernietigde de rechtbank echter het vonnis van de kantonrechter, waarop de huurder een schadevergoeding vorderde en waarna de gemeente haar verzekeraar in vrijwaring dagvaardde. Hoewel het hof vaststelde dat de verzekeraar zich niet op de opzetclausule uit de polis kon beroepen, stelde het dat de verzekeraar op grond van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid niet tot uitkering gehouden was. Bij de beoordeling van het hiertegen gerichtte cassatieberoep overwoog de Hoge Raad onder meer: Naar het hof heeft vastgesteld, heeft [verzekeraar] gesteld dat de Gemeente ( ) zich bij haar besluit tot onmiddellijke sloop heeft laten leiden door haar wens optimaal financieel voordeel te trekken uit haar handelwijze ( ) terwijl zij de eventuele nadelen daarvan zou kunnen afwentelen op haar verzekeraar ( ). Uit hetgeen het hof ( ) heeft overwogen, volgt dat het van oordeel was dat onder die omstandigheden van onaanvaardbaarheid in de zin van art. 6:248 lid 2 BW sprake kan zijn indien bij de besluitvorming door de Gemeente het bestaan van de aansprakelijkheidsverzekering een factor van gewicht is geweest. Dit laatste kan het 37 Hendrikse 2011, p HR 12 januari 2007, NJ 2007,

23 geval zijn als de Gemeente, zich bewust van het bestaan van een verzekering, uit de mogelijke alternatieven die weg kiest, die de grootst mogelijke kans op schade voor [verzekeraar] schept en tegelijkertijd voor de Gemeente zelf het meest voordelig is. Aan s hofs oordeel ligt kennelijk de gedachte ten grondslag dat met een aansprakelijkheidsverzekering niet wordt beoogd dekking te bieden tegen het risico dat de verzekerde aansprakelijk wordt als gevolg van een gedraging die het resultaat is van een juist door het bestaan van die verzekering verstoorde afweging van belangen. Dit een en ander geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting, noch is het onbegrijpelijk. De Hoge Raad heeft in dit arrest de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ruim toegepast. De verzekeraar had in de verzekeringsvoorwaarden immers de dekking van de aansprakelijkheid van de gemeente in situaties als deze niet uitgesloten. Door rechterlijk ingrijpen kwam de onder de verzekeringsvoorwaarden gegeven dekking echter toch te vervallen. 39 Kijkend naar het arrest zijn er goede redenen aan te voeren waarom dit ingrijpen door de Hoge Raad gerechtvaardigd is. De gemeente nam immers een groot risico door alvast met de sloop te beginnen, met de wetenschap dat een eventuele aansprakelijkheidsclaim volledig kon worden afgewenteld op de aansprakelijkheidsverzekeraar. Een beslissing die geen schoonheidsprijs verdient, zeker omdat men van een overheidsorgaan meer maatschappelijk verantwoord gedrag zou mogen verwachten. In paragraaf 3.5 zal ik uiteenzetten hoe men in de literatuur tegen dit arrest aankijkt. 39 De Haan

24 2.6 Primaire dekkingsomschrijving In het Zweefvliegtuig-arrest uit 2006 kwam de vraag aan de orde of een beroep van verzekeraar op primaire dekkingsomschrijving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. 40 Een vlucht met een met behulp van een liersysteem opgetrokken zweeftoestel eindigde met het neerstorten van dat toestel, waarbij een tandempassagier letsel opliep. Deze passagier stelde vervolgens de piloot en de lierman aansprakelijk. De piloot dagvaardde zijn verzekeraar in vrijwaring, maar deze weigerde uitkering met een beroep op een clausule uit de polis die stelde dat schade als gevolg van het gebruik van een liersysteem niet verzekerd was. Het Hof besliste dat een beroep van de verzekeraar op deze clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moest worden geacht. De verzekeraar ging hiertegen in cassatie en stelde dat het hof hiermee had miskend dat de clausule niet een garantiebeding inhield, maar een beding dat de primaire dekkingsomschrijving geeft. De Hoge Raad overwoog in de beoordeling van het cassatiemiddel o.a.: Het onderdeel neemt terecht tot uitgangspunt dat waar een verzekeraar in de primaire omschrijving van de dekking bepaalde evenementen heeft uitgesloten, een beroep op de primaire dekkingsomschrijving niet met succes kan worden afgeweerd met de stelling dat een beroep van de verzekeraar daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is met als argument dat de redenen waarom de verzekeraar dit soort evenementen niet wil verzekeren zich in het concrete geval niet voordoen. Met de dekkingsomschrijving heeft de verzekeraar immers de grenzen omschreven waarbinnnen hij bereid was dekking te verlenen, hetgeen hem vrijstond. De Hoge Raad maakt hier dus een onderscheid tussen dekkingsvervalclausules en de primaire dekkingsomschrijving. Dit onderscheid lijkt van groot belang te zijn voor de mogelijkheid van toepassing van de derogerende werking op de door verzekeraar ingeroepen clausule. In Bicak/Aegon overwoog de Hoge Raad immers nog dat een beroep op een dekkingsvervalclausule onaanvaardbaar zou kunnen zijn, indien er 40 HR 9 juni 2006, NJ 2006,

25 onvoldoende verband bestaat tussen het niet naleven van de in de clausule gestelde verplichtingen en het risico waarbij het gevaar zich heeft verwezenlijkt. Uit het Zweefvliegtuig-arrest blijkt echter dat dit bij clausules die een primaire dekkingsomschrijving inhouden niet opgaat. Men mag hieruit concluderen dat de Hoge Raad de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid op de primaire dekkingsomschrijving zeer terughoudend toepast. Of, en zo ja, wanneer een beroep op een primaire dekkingsomschrijving ooit onaanvaardbaar zou kunnen zijn blijkt niet uit het arrest. In het volgende hoofdstuk zal hierop nader worden ingegaan. 25

26 2.7 Overige rechtspraak Buiten de hierboven gecategoriseerde uitspraken is er ook andere verzekeringsrechtelijke rechtspraak waarin door een van partijen een beroep werd gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Deze zullen hieronder kort besproken worden. In Driessen/Lochtenberg speelde het geval van een vrouw die bij het bezoeken van het strand een kostbare ring verloor. 41 Zij liet in strijd met een vervalbeding uit de verzekeringsovereenkomst na het personeel van het strandpaviljoen waar ze die dag had gezeten van het verlies in te lichten, waarop de verzekeraar vergoeding weigerde. Het hof achtte het beroep van verzekeraar op deze clausule echter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. In cassatie overwoog de Hoge Raad echter o.a.: Het onderdeel voert terecht aan dat deze vaststelling onbegrijpelijk is, dat het Hof de betrokken passage uit haar verband heeft gelicht en dat het heeft miskend dat het betoog van Driessen als geheel genomen kennelijk deze strekking had dat een verzekerde zich in het algemeen behoort te realiseren dat bij verlies van een sieraad in de vrije natuur de kans op terugvinden nagenoeg nul is, maar dat in het onderhavige geval die kans niet nagenoeg nul zou zijn geweest, indien [verzekerde] de hulp van het personeel van het strandpaviljoen had ingeroepen bij het zoeken van de ring dan wel derden had ingeschakeld om met behulp van een metaaldetector naar de ring te zoeken. De Hoge Raad vernietigde de beslissing van het Hof. Er is hier een parallel te trekken met het La Comtesse arrest. De melding van verlies aan het personeel was hier de door de verzekerde te ondernemen actie, en de redenering dat de kans op terugvinden bij het inschakelen van het personeel niet nagenoeg nul was geweest doet denken aan de argumentatie van de Hoge Raad in het La Comtesse-arrest. De Hoge Raad betrachtte hier dus, met inachtneming van een dergelijk criterium, terughoudendheid bij het toepassen van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid. 41 HR 16 oktober 1998, NJ 1998,

27 In het Confood/Zürich arrest was het bedrijfspand van Confood volledig afgebrand. 42 Conform de verzekeringsovereenkomst werd vervolgens conform de polis de schade door deskundigentaxatie vastgesteld. De deskundigen taxeerden de schade naar de herbouwwaarde, terwijl Confood niet tot herbouw over ging. Het hof oordeelde dat de deskundigen een onjuiste polisuitleg hadden gehanteerd, waardoor zij de werking van het indemniteitsbeginsel niet in de vaststelling van de schade hadden verdisconteerd. Het hof oordeelde vervolgens dat de verzekeraar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan de in de akte van taxatie neergelegde vaststelling door deskundigen gebonden kon worden. De Hoge Raad overwoog in cassatie echter o.a.: Door te oordelen als hiervoor ( ) weergegeven, heeft het Hof blijk gegeven van een onjuiste opvatting omtrent de in art. 6:248 lid 2 en art. 7:904 lid 1 BW bedoelde maatstaven. In een geval als het onderhavige, waarin partijen zijn overeengekomen dat zij zich binden aan een door derden in opdracht van partijen te geven beslissing, kunnen alleen ernstige gebreken in de beslissing gebondenheid eraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken. Hetgeen het Hof heeft vastgesteld wettigt echter niet de gevolgtrekking dat in het onderhavige geval van zodanige ernstige gebreken sprake is. In het midden kan blijven of het Hof terecht heeft geoordeeld dat de deskundigen hun opvatting dat bij de vaststelling van de door [verzekeraar] te vergoeden schade moet worden uitgegaan van de herbouwwaarde, hebben gegrond op een onjuiste uitleg van de algemene voorwaarden. Ook indien die uitleg onjuist is, kan toch niet worden gezegd dat zulks als een ernstig gebrek in bovenbedoelde zin kan worden beschouwd. Alleen bij ernstige gebreken in de taxatie zou een partij dus niet gebonden kunnen zijn aan de vaststelling van de schade. Deze casus toont aan dat daarvan niet snel sprake is, en dat er in dit soort gevallen dus in de rechtspraak zeer terughoudend met de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid dient te worden omgegaan. 42 HR 12 september 1997, NJ 1998,

28 Hoofdstuk 3 De uitspraken nader beschouwd: Hoe beziet men in de literatuur de toepassing van het leerstuk door de Hoge Raad. 3.1 De toepassing van de derogerende werking nader beschouwd. In hoofdstuk 2 zijn de relevante arresten per type clausule weergegeven. In dit hoofdstuk zal ik deze uitspraken nader beschouwen in het licht van de discussies die daarover in de literatuur zijn, en me daarbij concentreren op de vraag of de wijze waarop de Hoge Raad met dit leerstuk omgaat in het algemeen de goedkeuring van de auteurs kan dragen. 3.2 Preventieve garantieclausules Zoals in hoofdstuk 2 beschreven is het door de Hoge Raad toegepaste criterium voor toepassing van de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid te vinden in het Bicak/Aegon-arrest. 43 In de literatuur is veel geschreven over deze uitspraak, al gaat het met name over de vraag in hoeverre de Hoge Raad in vergelijking met het La Comtesse-arrest 44 een nieuwe weg is ingeslagen. In zijn conclusie bij Bicak/Aegon heeft A-G Langemeijer helder uiteengezet waarom het beroep van de verzekeraar op de preventieve garantieclausule in dat concrete geval volgens hem afgewezen diende te worden, een conclusie die door de Hoge Raad integraal is overgenomen. 45 In punt 2.12 formuleert Langemeijer de regel zoals die ook door de Hoge Raad is toegepast; in beginsel kan een verzekeraar zich op het ontbreken van een voorgeschreven voorziening beroepen, maar dit is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien verzekerde stelt, en zo nodig bewijst, dat niet-naleving van het voorschrift niet de oorzaak of mede-oorzaak kán zijn geweest van het gevaar zoals zich dat in concreto heeft verwezenlijkt. De bewijslast rust dus op de verzekeringnemer, maar dit is volgens Langemeijer 43 HR 27 oktober 2001, LJN AA HR 22 mei 1992, NJ 1993, Kamphuisen 2001, p

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De Brandverzekering en Risicoverzwaring: over primaire dekkingsbepalingen, risicoverzwaringsmededelingsclausules en preventieve garantieclausules Prof. mr.

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Medewerkingsplicht en bereddingsplicht in het verzekeringsrecht ACIS-symposium 10 jaar Nieuw Verzekeringsrecht: een balans Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Inleiding!

Nadere informatie

De brandverzekering en de keuzeclausule: over herbouwwaarde, verkoopwaarde en de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid

De brandverzekering en de keuzeclausule: over herbouwwaarde, verkoopwaarde en de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid ACIS symposium 23 november 2012 De brandverzekering en de keuzeclausule: over herbouwwaarde, verkoopwaarde en de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid mr. M.H. Pluymen HR 9 juni 2006,

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-382 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018 Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Verjaring (1) Art. 7:942 lid 1 BW gaat voor een vordering tegen de verzekeraar

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 12 d.d. 25 februari 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

: London General Insurance Cy. Ltd, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar

: London General Insurance Cy. Ltd, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-719 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. A. Westerveld, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De opzetclausule in aansprakelijkheidsverzekeringen Prof. dr. M.L. Hendrikse Inleiding: de aard van de aansprakelijkheidsverzekering (1) Art. 7:952 BW (eigen

Nadere informatie

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) ACIS 3 november 2017 Normale voorzichtigheid- en opzetclausule Prof. mr. drs. M.L.

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) ACIS 3 november 2017 Normale voorzichtigheid- en opzetclausule Prof. mr. drs. M.L. Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) ACIS 3 november 2017 Normale voorzichtigheid- en opzetclausule Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Eigen Schuld (1) Art. 7:952 BW bepaalt voor de schadeverzekering

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-143 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Dekkingsomschrijving: haalt HR Zweeftoestel (HR 9 juni 2006, NJ 2006/326) het 25-jarig jubileum? Jac Rinkes ACIS 2 november 2018

Dekkingsomschrijving: haalt HR Zweeftoestel (HR 9 juni 2006, NJ 2006/326) het 25-jarig jubileum? Jac Rinkes ACIS 2 november 2018 Dekkingsomschrijving: haalt HR Zweeftoestel (HR 9 juni 2006, NJ 2006/326) het 25-jarig jubileum? Jac Rinkes ACIS 2 november 2018 Typ hier de footer 2 Vrijwaringsgeding; geschil tussen de piloot van een

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-144 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. W.H.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. W.H. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-728 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris) Klacht ontvangen op : 4 oktober 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-463 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A. Blom, secretaris) Klacht ontvangen op : 16 oktober 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 42 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof.mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Autoverzekering. Verzwijging

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 110 d.d. 27 april 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. M.M. Mendel en mr. B.F. Keulen, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. drs. H.M.B. Brouwer, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. drs. H.M.B. Brouwer, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-496 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. drs. H.M.B. Brouwer, secretaris) Klacht ontvangen op : 1 december 2016 Ingediend door

Nadere informatie

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak Inleiding Nieuw verzekeringsrecht per 1 januari 2006 met nieuwe regeling voor verjaring Voor 1 januari

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2018-660 (mr. B.F. Keulen en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Klacht ontvangen op : 29 maart 2018 Ingediend door : Consument Tegen : Achmea Schadeverzekeringen

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-247 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. J.S.W. Holtrop, mr. B.F. Keulen, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-209 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, mr. B.F. Keulen, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Achmea Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

Achmea Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-102 d.d. 26 maart 2015 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. S. Riemens en drs. W. Dullemond, leden en mr. M. van Pelt, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-160 d.d. 22 mei 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.L.Hendrikse en mr. E.M. Dil-Stork, leden, en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-341 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris) Klacht ontvangen op : 15 september 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016 ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016 ONDERWERPEN Recht vóór inwerkingtreding titel 7.17 BW Recht bij inwerkingtreding titel 7.17 BW Verjaringstermijn van

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-262 d.d. 17 september 2012 (prof. mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. drs. D.J. Olthoff,

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.N. Dupain, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.N. Dupain, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-166 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.N. Dupain, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 juli 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-187 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Klacht ontvangen op : 16 mei 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-846 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. Veldhuis, Secretaris) Klacht ontvangen op : 21 september 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-558 (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Klacht ontvangen op : 22 december 2014 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken, inclusief bijlagen:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken, inclusief bijlagen: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-588 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse, mr. J.S.W. Holtrop, mr. E.C. Ruinaard, mr. dr. K. Engel, leden en mr. L.P.

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. tegen: hierna te noemen de tussenpersoon'.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. tegen: hierna te noemen de tussenpersoon'. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.4211 (126.06) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster 1', hierna te noemen klager en klaagster 2, allen tezamen hierna

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-299 (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 februari 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad het vervallen van het recht op uitkering (rechtsbijstand) verbinden.

het geval hij daardoor in een redelijk belang is geschaad het vervallen van het recht op uitkering (rechtsbijstand) verbinden. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 205 d.d. 30 augustus 2011 (mr B.F. Keulen, voorzitter, drs W. Dullemond en prof. mr M.L. Hendrikse, leden, en mr S.N.W. Karreman, secretaris)

Nadere informatie

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Verzekeraar.

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Verzekeraar. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-177 d.d. 24 juni 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M. van Pelt, secretaris) Samenvatting Consument claimt schade wegens

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-203 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-203 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-203 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris) Klacht ontvangen op : 1 juli 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-343 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris) Klacht ontvangen op : 19 oktober 2017 Ingediend door :

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-567 (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. S. Rutten, secretaris) Klacht ontvangen op : 15 januari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-149 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen op : 24 augustus 2018 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent

Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent Leergang Verzekeringsrecht Magna Charta d.d. 9 en 10 september 2016 Risicoverzwaring Jacco van de Meent Inleiding 1. Wat is risicoverzwaring? 2. Welke vormen van bescherming verzekeraar? 3. Gevolgen schending

Nadere informatie

: London General Insurance Cy. Ltd, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen: Verzekeraar

: London General Insurance Cy. Ltd, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen: Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-813 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. B.F. Keulen en mr. A.M.T. Wigger, leden en mr. G.A. van de Watering, secretaris) Klacht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-017 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus en mr. A.M.T. Wigger, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

BESTUURSREGLEMENT STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR CONTINUÏTEIT ABN AMRO GROUP

BESTUURSREGLEMENT STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR CONTINUÏTEIT ABN AMRO GROUP BESTUURSREGLEMENT STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR CONTINUÏTEIT ABN AMRO GROUP Vastgesteld op 9 november 2015 1 TOEPASSELIJKHEID 1.1.1 Dit reglement is van toepassing op een ieder die thans of in de toekomst

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-608 (mr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 31 december 2015 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013 Claimsafhandeling in polisclausules Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013 Agenda Schaderegelingsclausule Algemene opmerkingen Brandverzekering Arbeidsongeschiktheidsverzekering Aansprakelijkheidsverzekering

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist Msc, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist Msc, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-631 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist Msc, secretaris) Klacht ontvangen op : 16 januari 2017 Ingediend door

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-574 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, en mr. B.F. Keulen en mr. S.O.H. Bakkerus, leden en mw. mr. D.W.Y. Sie, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 140 d.d. 30 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-140 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Klacht ontvangen op : 14 september 2015 Ingesteld door : Consument

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-442 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. dr. S.O.H. Bakkerus en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-472 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris) Klacht ontvangen op : 26 oktober 2015 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht

ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht ACIS-Symposium Actualiteiten Verzekeringsrecht 15 maart 2019 Mr. S.W.A. Kelterman Het proportionaliteitsbeginsel in het verzekeringsrecht 1 Inhoud (1): 1. Begrippen. Wat is te verstaan onder: - proportionaliteit

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De levensverzekeringsovereenkomst: een vreemde eend in de bijt van verzekeringsovereenkomsten Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Algemene opmerkingen (1) De wetgever

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-493 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 9 maart 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-745 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-122 d.d. 17 april 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting Reisverzekering, toepasselijkheid verzekeringsvoorwaarden,

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-281 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris) Klacht ontvangen op : 30 november 2015 Ingesteld door :

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-579 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Klacht ontvangen op : 19 december 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-372 d.d. 9 oktober 2014 (mr. P.A. Offers, prof. mr. E.H. Hondius en drs. W. Dullemond, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

VERVAL VAN RECHT-CLAUSULES IN VERZEKERINGSVOORWAARDEN VRIJDAG 3 NOVEMBER 2017

VERVAL VAN RECHT-CLAUSULES IN VERZEKERINGSVOORWAARDEN VRIJDAG 3 NOVEMBER 2017 VERVAL VAN RECHT-CLAUSULES IN VERZEKERINGSVOORWAARDEN VRIJDAG 3 NOVEMBER 2017 INHOUD Verval van recht-clausules o Wat is een verval van recht-clausule? o Welke soorten verval van recht-clausules zijn er?

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146 Rapport Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september 2012 Rapportnummer: 2012/146 2 Klacht Verzoekster, een BV, klaagt erover dat de Huurcommissie te Den Haag haar verzoek

Nadere informatie

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78 HR 7 januari 1970, Vertrouwen op beleid 1 Vertrouwen op beleid 7 januari 1970, nr. 16.201 AX6845 BNB 1970/78 Voorafgaande beslissing: Gerechtshof Amsterdam 23 januari 1969 Belanghebbende beroept zich op

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-288 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, en mr. R.G. de Kruif, secretaris) Klacht ontvangen op : 8 september 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, vertegenwoordigd door de heer C te D, tegen E te F en G te H Zaak : Schadevergoeding, wettelijke rente Zaaknummer : 2012.03079 Zittingsdatum : 11 september

Nadere informatie

het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Verzekeraar; de repliek van Consument.

het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Verzekeraar; de repliek van Consument. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-440 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. dr. drs. H.M.B. Brouwer, secretaris) Klacht ontvangen op : 21 december 2017 Ingediend

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-375 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 oktober 2016 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-721 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 januari 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. W.H. Luk als secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. W.H. Luk als secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-018 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. W.H. Luk als secretaris) Klacht ontvangen op : 9 januari 2017 Ingediend door : Consument Tegen Datum

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-570 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris) Klacht ontvangen op : 30 januari 2017 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-293 (mr. drs. S.F. van Merwijk, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. L. van Berkum, leden en mw. mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris)

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 89 d.d. 11 april 2011 (mr B.F. Keulen, voorzitter, prof.mr M.M. Mendel en prof.mr C.E. du Perron, leden, mr S.N.W. Karreman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M.J. Vlasveld, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M.J. Vlasveld, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-547 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M.J. Vlasveld, secretaris) Klacht ontvangen op : 11 juni 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Achmea Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

Achmea Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-381 d.d. 20 oktober 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. C.E. du Perron en mr. E.M. Dil-Stork, leden en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-256 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris) Klacht ontvangen op : 1 december 2016 Ingediend door : de heer

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.1733 (052.03) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-387 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. dr. drs. H.M.B. Brouwer, secretaris) Klacht ontvangen op : 5 oktober 2017 Ingediend door

Nadere informatie

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-017 d.d. 8 mei 2014 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. W.J.J. Los, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-172 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris) Klacht ontvangen op : 1 februari 2017 Ingediend

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. B.I. Bethlehem, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. B.I. Bethlehem, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-317 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. B.I. Bethlehem, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 mei 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-134 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris) Klacht ontvangen op : 13 juli 2016 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. J.J. Guijt, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. J.J. Guijt, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-446 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. J.J. Guijt, secretaris) Klacht ontvangen op : 29 december 2015 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-123 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris) Klacht ontvangen op : 8 februari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-321 d.d. 12 november 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. S.N.W. Karreman, secretaris)

Nadere informatie

: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur

: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-084 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris)

Nadere informatie

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur

Vastgoed-nieuws. 21 november 2013. Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Vastgoed-nieuws 21 november 2013 Huur woonruimte naar zijn aard van korte duur Essentie Verhuurders proberen vaak op creatieve manier onder dwingendrechtelijke huur(prijs)beschermingsbepalingen uit te

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. C.A. Koopman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. C.A. Koopman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-374 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. C.A. Koopman, secretaris) Klacht ontvangen op : 4 januari 2016 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-502 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. W.H.G.A. Filott mpf, leden en mr. A. Kanhai, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster,

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster, TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK 18-015 in de zaak nr. [nummer] ingediend door: met betrekking tot: mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster, [naam aangeslotene

Nadere informatie