C1/107 ALGEMENE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING VAN EEN GEBRUIKER OP HET LS-DISTRIBUTIENET

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "C1/107 ALGEMENE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING VAN EEN GEBRUIKER OP HET LS-DISTRIBUTIENET"

Transcriptie

1 C1/107 ALGEMENE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING VAN EEN GEBRUIKER OP HET LS-DISTRIBUTIENET Datum van inwerkingtreding van onderhavige versie: 1 juni 2014 Datum van definitieve intrekking van de vorige versie (augustus 2006): 1 augustus 2014

2 INHOUDSTAFEL 1 Terminologie Toepassingsgebied Voorwaarden voor aansluiting op het LS-distributienet Algemene regels waaraan een LS-aansluiting moet voldoen Bijzondere voorwaarden waaraan een LS-aansluiting moet voldoen Inschakelstromen Door diverse toestellen opgenomen stroomsterkten Storingen veroorzaakt door de gebruikstoestellen (harmonische componenten en spanningsschommelingen) Invloed op gecentraliseerde afstandsbedieningsinstallaties met toonfrequenties Gebruik van telecommunicatiesystemen in de LS-installaties Arbeidsfactor Verstoringen op de installaties van de DNG Aansluiting van condensatorbatterijen Autonome voeding Plaatsen van overspanningsbeveiligingen Niet-naleving van de technische voorschriften Aanvraag voor Een aansluiting op het LS-distributienet Uitbating en onderhoud: verantwoordelijkheden van de DNB en de DNG Aansluiting op het LS-distributienet Algemeen Kabeltypes Doorsnede van de geleiders van de aansluitkabels Maximale stroom voor de gevraagde aansluiting Maximale toegelaten belastingsstroom van een aansluitkabel Toelaatbare spanningsval Resultaat: geleiderdoorsnede Vervanging of aanpassing van de aansluitkabel Uitvoering van een aansluiting tussen het LS-distributienet en de meetinrichting Meetinrichting Algemeen De aansluitautomaat Voorziene plaats voor de meetinrichting Uitvoeringswijze voor LS-aansluitingen Meetinrichting in een ééngezinswoning Meetinrichting(en) in een commerciële ruimte Meetinrichting(en) in een appartementsgebouw Industriële gebouwen Verbindingskabel tussen de meetinrichting en het hoofdverdeelbord van de DNG algemeen leidingtypes doorsnede van de geleiders van de verbindingskabel Vervanging of aanpassing van de verbindingskabel Bescherming tegen overstromen Tegen overbelasting Van de meetinrichting Van de aansluitkabel tussen het distributienet en de meetinrichting(en) Van de verbindingskabel tussen de meetinrichting en het hoofdverdeelbord Tegen kortsluitingen Meetinrichting Aansluitkabel tussen het distributienet en de meetinrichting Verbindingskabel tussen de meetinrichting en het hoofdverdeelbord Gelijkvormigheidsonderzoek... 17

3 LIJST BIJLAGEN BIJLAGE 1 : Voorbeeld van aansluitingen BIJLAGE 2 : Voorbeeld van te verwachten maximale belastingstroom voor een bepaald aantal DNG s BIJLAGE 3 : Voorbeeld van maximale toegelaten belastingsstroom per kabeltype BIJLAGE 4 : Voorbeeld keuze kabelsectie BIJLAGE 5 : Voorbeeld specificaties meterkast BIJLAGE 6 : Voorbeeld schema s meetinrichting... 26

4 1 TERMINOLOGIE Als algemene regel neemt dit document de terminologie over uit de op het moment van publicatie van dit voorschrift van kracht zijnde Technische Reglementen die van kracht zijn in de 3 regio s van het land en van het AREI. De hierna opgegeven definities vullen het aan: LS-NETKABEL: kabel die dient voor de openbare verdeling van de elektrische LS-energie door de DNB. Ondergrondse LS-netkabel: LS-kabel onder het niveau van het maaiveld bij de plaatsing geplaatst Bovengrondse LS-netkabel: LS-kabel boven het niveau van het maaiveld bij de plaatsing geplaatst AANSLUITING: Het geheel van uitrustingen dat nodig is om de installaties van een DNG met het distributienet te verbinden, inclusief de meetinrichting, exclusief de verbindingskabel. AANSLUITKABEL LS: kabel(s) die het LS-distributienet met de LS-meter verbinden. Bovengrondse-ondergrondse aansluitkabel: kabel, gedeeltelijk geplaatst onder het niveau van het maaiveld op het moment van de plaatsing, voor het gedeelte tussen de meetinrichting en het bovengronds LS-distributienet Ondergrondse aansluitkabel: onder het niveau van het maaiveld bij de plaatsing geplaatste kabel tussen de meetinrichting en het ondergronds LS-distributienet. Stijgleiding: kabel geplaatst op de gevel van of in een gebouw komende van buiten het gebouw, ofwel vanaf de bovengrondse LS-netkabel, ofwel vanaf de voorgebundelde aansluitkabel en die rechtstreeks de LS-meetinrichting binnenin een gebouw voedt. Voorgebundelde aansluitkabel: voorgebundelde kabel buiten geplaatst die dient om de verbinding te maken tussen de bovengrondse LS-netkabel en de stijgleiding aan de buitenkant van een gebouw. VERBINDINGSKABEL: kabel die 1 LS-meetinrichting verbindt met 1 hoofdverdeelbord van de DNG. HOOFDVERDEELBORD: éérst bord van de installatie van de DNG welke de algemene beveiliging van de DNG bevat, in principe een automatische differentieelstroominrichting. DNG: Distributienetgebruiker. DNB: Distributienetbeheerder. EENGEZINSWONING: huis bestemd tot woongelegenheid. Woning waarbij het volledige gebouw tot één enkele wooneenheid behoort. APPARTEMENTSGEBOUW: huis of gebouw dat meerdere wooneenheden (appartementen) bevat. COMMERCIËLE RUIMTE: Klein: huis of appartement bestemd voor handel of vrije beroepen. Groot: geheel van huizen, appartementen of lokalen bestemd voor handel of vrije beroepen. INDUSTRIEEL GEBOUW: gebouw bestemd voor industriële activiteiten. TRDE: Gewestelijk Technisch Reglement Distributie Elektriciteit, gepubliceerd in het Belgisch staatsblad. MEETINRICHTING: Het geheel van toestellen van de DNB bestemd voor de meting en telling op een bepaald meetpunt. Ze omvat in voorkomend geval de teller(s), meetapparaten, meettransformatoren en telecommunicatietoestellen en de respectievelijke beveiligingen. METERKAST: een aangepaste verzegelde kast voor het beheer van het ter-beschikking-stellen van elektrische energie aan een distributienetgebruiker (DNG) en welke minstens één teller bevat. METERKASTENBATTERIJ: Zonder railstelsel: modulaire structuur die een plaatsing van meterkasten voor maximum 4 DNG s toelaat. Met railstelsel: modulaire structuur die een plaatsing van meterkasten voor meer dan 4 DNG s toelaat. 1

5 2 TOEPASSINGSGEBIED Alle elektrische installaties zijn onderworpen aan wettelijke bepalingen, waaronder: De welzijnswet en zijn uitvoeringsbesluiten Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I.) ; Het Technisch Reglement voor de Distributie van Elektriciteit (TRDE) van het Vlaamse, Waalse of Brusselse Hoofdstedelijk Gewest Bovenstaande regelgeving wordt aangevuld met de voorschriften in het onderhavig document. Ze zijn van toepassing op nieuwe aansluitingen op het openbaar LS-distributienet (LS 1 ste categorie) en op de verbindingskabel voor de daarop aangesloten installaties van de DNG, onafhankelijk van de richting van de energie-uitwisseling. Wanneer één van de volgende componenten volledig vervangen wordt, dan dient de vervangende component eveneens te voldoen aan de voorschriften uit dit document - aansluitkabel, - aansluitscheiders, - aansluitbeveiligingen, - verbindingskabels. De volgende paragrafen van dit voorschrift bevatten ook technische aansluitvoorwaarden waaraan alle DNG s moeten voldoen (zowel nieuwe als bestaande aansluitingen) om de veiligheid en kwaliteit van het LSnet zoals opgelegd aan de DNB door het TRDE niet in het gedrang te brengen: paragrafen 3.1.c, 3.1.d, 3.2 en 3.3 hoofdstuk Bovenstaande regels worden aangevuld door specifieke technische voorschriften: C1/106 - Specifieke technische voorschriften voor de aansluiting op het LS-distributienet van tijdelijke installaties voor werven; C1/109 - Specifieke technische voorschriften voor het aansluiten van vaste professionele installaties zonder meter; C1/110 - Overeenstemming tussen de stroomsterkte en het vermogen van de automatische LSschakelaar; C1/111 - Specifieke technische voorschriften waaraan de netten van de distributienetbeheerders moeten voldoen inzake bescherming tegen overstroom in de bovengrondse lijnen en ondergrondse kabels; C1/113 - Specifieke technische voorschriften voor de aansluiting op het LS-distributienet van foorinstallaties; C1/115 - Specifieke technische voorschriften voor de aansluiting op het LS-distributienet van GSMinstallaties geplaatst op masten die deel uitmaken van HS-lijnen van 2 de categorie; C1/117 - Toegangspunten elektriciteit Nieuwe installaties; C1/121 - Specifieke voorschriften voor de aansluiting op het LS distributienet van woonboten; C1/124 - Basisprincipes inzake LS voeding voor windmolens welke injecteren op het HS net 1ste categorie; C10/11 - Specifieke technische aansluitingsvoorschriften voor gedecentraliseerde productie-installaties die in parallel werken met het distributienet; C10/19 - Aansluiten van storende belastingen in laagspanning. Naast deze regels en voorschriften dient ook rekening gehouden te worden met - Eventuele bijkomende en/of strengere voorschriften van de plaatselijke DNB met respect voor het TRDE Deze voorschriften zijn te bekomen via de web-site van de DNB of via de aanvraag aan de DNB. - Lokale voorschriften (provincie, gemeente,...). In geval van tegenstrijdigheid tussen één van de bovenvermelde voorschriften en een wettelijke of reglementaire bepaling, met inbegrip van deze in het onderhavige reglement, primeren in elk geval de wettelijke of reglementaire bepalingen. Deze regel is eveneens van toepassing op alle andere Synergrid voorschriften waarnaar verwezen wordt in dit voorschift. 2

6 3 VOORWAARDEN VOOR AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET 3.1 ALGEMENE REGELS WAARAAN EEN LS-AANSLUITING MOET VOLDOEN De algemene regels zijn deze van het van kracht zijnde TRDE. Dit bepaalt onder meer de begrenzing van het aansluitvermogen, de grenzen waarbinnen de DNB een laagspannings-aansluiting kan opleggen,. 3.1.a Er is maximaal 1 aansluitkabel per officieel huisnummer toegekend door de gemeente 1. Ook wordt er maximaal één aansluitkabel voorzien voor een gebouw gekenmerkt door één enkele hoofdingang waarlangs alle delen kunnen bereikt worden. Voor eventuele andere gebouwen die op het ogenblik van de aanvraag gelijktijdig aan volgende voorwaarden voldoen, wordt geen bijkomende aansluitkabel voorzien: er is geen apart officieel huisnummer; de meerderheid van de eigenaars is ook eigenaar van het bovenvermeld gebouw, of de uitbater 2 is dezelfde; deze gebouwen zijn gelegen op hetzelfde kadastraal perceel of op een aangrenzend perceel, met dezelfde meerderheid van eigenaars of identieke uitbater. In geval er meerdere subadressen (appartement- of busnummers) zijn voor één huisnummer of meerdere huisnummers voor één gebouw, dan kunnen er hiervoor meerdere aansluitkabels voorzien worden enkel en alleen in geval tegelijk aan volgende 3 voorwaarden wordt voldaan : 1. er is geen gemeenschappelijke ruimte geschikt voor het plaatsen van het geheel van de meetinrichtingen; 2. EN er is geen interne doorgang mogelijk tussen de ruimtes van de respectievelijke DNG s (subadressen); 3. EN de tellers kunnen op het gelijkvloers of in de kelder geplaatst worden. In dat geval kunnen maximum evenveel aansluitkabels voorzien worden als er subadressen zijn. In volgende bijzondere gevallen kan de DNB een uitzondering toestaan: tijdelijke aansluitingen; extra aansluiting voor openbaar nut (maximaal 1 extra aansluitkabel per installatie bvb rioolpompen, straatmeubilair, GSM-masten ); extra aansluiting opgelegd door een bevoegde overheid, op basis van objectieve criteria en volgens de voorwaarden vastgelegd door de DNB; uitzondering opgelegd door of toegestaan door de DNB op basis van objectieve criteria. 3.1.b Bij meerdere energiemeters op 1 aansluitkabel dienen de meters op 1 locatie te staan in een gemeenschappelijke ruimte gelegen op het gelijkvloers of in de kelder. Mogelijkheid 1: er is geen apart huisnummer of subadres (busnummer); In dit geval is er per huisnummer of subadres maximaal 1 huishoudelijke DNG en 1 professionele DNG. Beide DNG s kunnen elk één energiemeter hebben, met elk maximaal één bijkomende energiemeter exclusief nacht. Het professioneel gebruik dient gestaafd door ondernemingsnummer ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO). Mogelijkheid 2: er zijn verschillende subadressen; Hier kunnen er zoveel energiemeters zijn per subadres als toegestaan volgens mogelijkheid 1. Bovendien kan er maximum één bijkomende meetinrichting voorzien worden voor de voeding van de gemeenschappelijke delen (lift(en), verlichting,, ) van het gebouw. 3.1.c In geen enkel geval mag een elektrische installatie van 1 DNG verbonden worden met een andere elektrische installatie. 3.1.d In het geval dat meerdere belendende gebouwen geïntegreerd worden tot één enkel geheel dient de aansluiting van het geïntegreerde gebouw conform gebracht te worden aan de voorschriften van hoofdstuk Voor Vlaanderen: zoals opgenomen in het CRAB, het Centraal Referentieadressenbestand, beheerd door het AGIV. 2 Definitie van uitbater in deze context: Degene die het beheer heeft over de activiteiten waarvoor de aanvraag voor de aansluiting wordt ingediend. 3

7 Twee verschillende LS distributienetspanningen 3N400 en 3x230V in eenzelfde gebouw of in een deel dat gemeenschappelijk aan beide gebouwen is gemaakt of van het ene gebouw naar het andere is overgebracht kunnen niet toegelaten worden. 3.2 BIJZONDERE VOORWAARDEN WAARAAN EEN LS-AANSLUITING MOET VOLDOEN Bepaalde toepassingen aangesloten op de installatie van de DNG kunnen leiden tot een inbreuk op de kwaliteit van de verdeling van elektriciteit zoals beschreven in de norm NBN EN 50160, waarvoor de DNG aansprakelijkheid kan gesteld worden. Daartoe moeten de onderstaande vereisten gerespecteerd worden door de DNG Inschakelstromen De inschakelstromen van belastingen, zoals bijvoorbeeld de aanloopstromen van motoren mogen met de erdoor veroorzaakte spanningsvallen de werking van de andere op de LS-distributienetten aangesloten gebruikstoestellen niet verstoren. In geval van twijfel dient de DNB te worden geraadpleegd. De inschakelstroomwaarden die in dit artikel in aanmerking worden genomen, zijn deze die het gevolg zijn van het opstarten van een installatie, bijvoorbeeld het in gang zetten van een motor en zijn eventuele aanloop- en regelingsapparatuur. Derhalve moeten voor een belasting, of voor een groep belastingen met gelijktijdige aanloop, het geheel en de aanloopinstallaties dusdanige karakteristieken bezitten dat de aanloopstromen tot de volgende waarden worden beperkt : a) als de startfrequentie niet hoger ligt dan éénmaal per uur. Lengte van het LSdistributienet tussen het aansluitpunt en de HS-cabine Eenfasig 230 V Driefasig 230 V Driefasig 400 V Minder dan 150 m 50 A 58 A 100 A Tussen 150 en 300 m 25 A 29 A 50 A Meer dan 300 m 20 A 20 A 33 A b) als de startfrequentie hoger ligt dan éénmaal per uur, maar niet meer dan tienmaal per uur bedraagt. Lengte van het LSdistributienet tussen het aansluitpunt en de HS-cabine Eenfasig 230 V Driefasig 230 V Driefasig 400 V Minder dan 150 m 38 A 44 A 76 A Tussen 150 en 300 m 19 A 22 A 38 A Meer dan 300 m 16 A 16 A 25 A Deze limietwaarden zijn van toepassing op de piekwaarden van de stroomsterkte gedeeld door 1,4142 (vierkantswortel van twee) gedurende het ganse aanloopproces. Indien de onder a) en b) hierboven vermelde waarden niet in acht kunnen worden genomen, dient de DNG in de nodige investering te voorzien voor hetzij een HS/LS-transformatiepost, hetzij een rechtstreekse laagspanningsverbinding tussen de HS/LS-transformatiepost en zijn eigen installaties. De DNB zal echter in bepaalde gevallen, na voorafgaand onderzoek en tijdelijk, kunnen aanvaarden dat de uitvoering van de HS/LS-transformatiepost of de rechtstreekse laagspanningsverbinding wordt uitgesteld, op 4

8 voorwaarde dat gebruik wordt gemaakt van aanloopinstallaties die speciaal werden ontworpen om de aanloop- en compensatiestromen te beperken, en dat er uit hoofde van de aansluiting geen enkele storing wordt vastgesteld. Wanneer aan deze voorwaarden niet meer gelijktijdig wordt voldaan, wordt de tijdelijke toelating om de onder de punten a) en b) opgegeven waarden te overschrijden, niet meer verleend Door diverse toestellen opgenomen stroomsterkten De installatie wordt zo uitgevoerd dat bij een driefasige voeding, de belasting zo gelijkmatig mogelijk over de drie fasen verdeeld is. In het algemeen moeten alle toestellen, die bij het aanzetten een grotere stroomsterkte opnemen dan tijdens hun normale werking, beantwoorden aan de voorschriften van punt Storingen veroorzaakt door de gebruikstoestellen (harmonische componenten en spanningsschommelingen) Iedere installatie moet zodanig worden ontworpen en onderhouden dat zij geen onaanvaardbare storingen in het distributienet veroorzaakt, welke ook de in bedrijf gestelde toestellen zijn. De apparaten met een opgenomen stroomsterkte 75 A per fase dienen te beantwoorden aan de normen : NBN EN : Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC): Limietwaarden voor de emissie van harmonische stromen (ingangstroom van de toestellen 16 A per fase). NBN EN : Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC): Limietwaarden voor spanningswisselingen, spanningsschommelingenen en flicker in openbare laagspanningsnetten voor apparatuur met een ingangstroom 16 A per fase en zonder voorwaardelijke aansluiting. NBN EN : Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC): Limietwaarden voor de spanningswisselingen, spanningsschommelingenen en flicker in laagspanningsnetten voor apparatuur met een ingangstroom 75 A en met voorwaardelijke aansluiting. NBN EN : Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC): Limietwaarden voor harmonische stromen geproduceerd door materieel aangesloten op het openbare laagspanningsnet met een ingangstroom > 16 A en 75 A per fase. Voor de aansluiting van speciale installaties die niet conform zijn met de voormelde normen, of die een opgenomen stroomsterkte hebben van meer dan 75 A per fase, of die spanningsschommelingen, flicker of harmonische stromen veroorzaken, is een akkoord van de DNB noodzakelijk Invloed op gecentraliseerde afstandsbedieningsinstallaties met toonfrequenties De installaties van de DNG s mogen de werking van de gecentraliseerde afstandsbedieningsinstallaties met toonfrequenties niet negatief beïnvloeden. Als er een gevaar voor beïnvloeding bestaat, zal de DNG vóór de ingang van de betrokken installaties sperfilters voor toonfrequenties aanbrengen. In elk geval mag de stoorspanning met een frequentie gelijk aan de injectiefrequentie van de gecentraliseerde afstandsbediening niet boven de 0,25 % van de nominale spanning van het laagspanningsnet stijgen. Wanneer de DNG elektrische toestellen gebruikt (bv. bepaalde elektroakoestische apparaten, dimmers...) waarvan de werking door de signalen voor gecentraliseerde afstandsbediening in het gedrang kan worden gebracht, moet de DNG zelf maatregelen treffen om deze ongunstige invloed te vermijden( * ) Gebruik van telecommunicatiesystemen in de LS-installaties De installaties van de DNB mogen niet gebruikt worden voor de transmissie van signalen die door telecommunicatiesystemen van de DNG worden uitgezonden (intercoms, of toestellen voor transmissie van informatie, of seintoestellen met draagfrequentie, enz...). In de mate dat een dergelijke transmissie beperkt is tot de installatie van de DNG, zullen de nodige maatregelen worden genomen om iedere ongunstige beïnvloeding van de installaties van de DNB te vermijden. ( * ) De spanning overeenstemmend met de signalen voor gecentraliseerde afstandsbediening bedraagt gewoonlijk minder dan 5 % van de nominale spanning van het laagspanningsnet gedurende kortstondige perioden. 5

9 De installaties dienen in het bijzonder te beantwoorden aan de voorschriften van de norm NBN EN (Overbrenging van signalen op elektrische laagspanningsnetten in het frequentiegebied van 3 khz tot 148,5 khz. Algemene regels, frequentiebanden en elektromagnetische storingen) en amendementen Arbeidsfactor De arbeidsfactor op elke fase moet tussen 0,8 inductief en 1 liggen, welke ook de in bedrijf gestelde toestellen zijn, behalve indien een afwijking is toegestaan door de DNB Verstoringen op de installaties van de DNG De DNG zal ervoor zorgen dat de nodige interface-installaties worden geplaatst teneinde elke functionele storing specifiek voor zijn gevoelige installaties te vermijden (zoals bvb informatica-installaties) Aansluiting van condensatorbatterijen De aansluiting van condensatorbatterijen moet zodanig worden uitgevoerd dat fenomenen worden vermeden zoals absorptie van signalen van gecentraliseerde afstandsbedieningen, versterking van harmonische spanningen, of overspanning bij het inschakelen van batterijen. Om te vermijden dat een onaangepaste installatie wordt ontworpen, dient de DNG de DNB op de hoogte te brengen van zijn plan om condensatorbatterijen te plaatsen of te wijzigen Autonome voeding Indien de DNG een andere LS-voeding heeft dan het LS-distributienet, dan dient die LS-voeding: ofwel volledig gescheiden te zijn van het distributienet; ofwel conform de geldende voorschriften van C10/11 op het moment dat de autonome voeding gekoppeld werd aan het LS distributienet Plaatsen van overspanningsbeveiligingen Indien in de installatie van de DNG gevoelige apparatuur aanwezig is die kan gestoord worden door netspanningsvariaties die binnen de grenzen toegelaten door de norm EN vallen, dan dient de DNG zelf de nodige voorzieningen te treffen om zijn apparatuur hiertegen te beschermen. De DNG zal ervoor zorgen dat de eventueel nodige overspanningsbeveiligingen worden geplaatst, teneinde zijn apparatuur te beveiligen tegen bovenvermelde overspanningspieken, die kunnen opgewekt worden door: verlichtingsgeïnduceerde stromen bliksem netwerkvervuilende toestellen zoals motoren, frequentieomvormers, dimmers, schakeloperaties op het net, 3.3 NIET-NALEVING VAN DE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN Indien de DNB vaststelt dat de technische aansluitvoorwaarden van hoofdstuk 3 niet worden nageleefd, dan dient de DNG het probleem te corrigeren op eenvoudige vraag van de DNB. Indien de DNG niet corrigeert binnen de door de DNB gestelde termijn, dan heeft de DNB het recht om de aansluiting buiten dienst te zetten volgens de geldende procedures. 6

10 4 AANVRAAG VOOR EEN AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET Vóór de aanvang van de bouwwerken is de DNG ertoe verplicht contact op te nemen met de DNB om uitsluitsel te krijgen over de kenmerken en de voedingswijze van zijn aansluiting,. Deze hangen af van het type van de installatie en het aansluitvermogen, alsook van het type distributienet. Het aansluitvermogen wordt bepaald in overleg met de DNB. De DNB overhandigt aan de aanvrager alle documenten die voor het bekomen van een aansluiting vereist zijn overeenkomstig het geldende TRDE, alsook de te volgen procedure. Die documenten bevatten o.m. : de algemene richtlijnen m.b.t. de levering, de plaatsing en het type van de meterkast(en), eventuele aansluitscheider en de kabels. In de specifieke richtlijnen van de plaatselijke DNB s wordt o.m. bepaald welke plaats voor de meetinrichting moet worden vrijgehouden. een verduidelijkende nota waarin de aanvrager aan zijn verplichting herinnerd wordt om de elektrische installatie door een erkend controleorganisme te laten keuren. een formulier waarmee de aansluiting wordt aangevraagd. Alle distributienetten van het type 3x230V moeten omgeschakeld kunnen worden naar 3x400V+N. Daarom moet de binneninstallatie, met de bekabeling en het hoofdverdeelbord hierbij inbegrepen, eenvoudig aanpasbaar zijn aan deze spanningverandering. 5 UITBATING EN ONDERHOUD: VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE DNB EN DE DNG De verantwoordelijkheid van de DNB op vlak van uitbating en onderhoud van de aansluiting is bepaald in het TRDE. De DNG dient de aansluiting te beschermen tegen beschadiging door oorzaken die niet te wijten zijn aan de aansluiting zelf. De DNG brengt de DNB zo snel mogelijk op de hoogte van elke schade die hij vaststelt aan zijn aansluiting. Om de risico s op ongevallen met elektrische oorsprong te beperken, mag de DNG geen enkel werk uitvoeren dat een weerslag kan hebben op het net of de aansluiting, zonder de DNB hiervan op de hoogte te brengen. De DNG is verantwoordelijk voor de uitbating en onderhoud van de delen die de meetinrichting verbinden met de installatie van de DNG, dus met inbegrip van de verbindingskabel. De DNB is verantwoordelijk voor het fysisch aansluiten en loskoppelen van de installatie van de DNG op de meetinrichting. 7

11 6 AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET 6.1 ALGEMEEN De aansluitkabel moet bij aanleg uit één stuk zijn. Het gebruik van verbindingsmoffen of aftakkingen is verboden tenzij ze worden gemaakt door de DNB. Vooraleer werkzaamheden met betrekking tot de aansluiting uit te voeren, moet de DNG contact opnemen met de DNB. Op privédomein bepaalt de DNB in samenspraak met de DNG de materialen, de inplanting en de plaatsingsvoorwaarden van de aansluiting (zoals het kabeltype, zijn sectie, de eventuele ingraafdiepte en mechanische bescherming van de aansluitkabel, de precieze plaats van de meter(s) ed.) Dit gebeurt op basis van de technische voorschriften van de DNB. Bij wijzigende externe invloeden dient de DNG te zorgen voor gepaste bescherming van de aansluiting tegen deze invloeden, zoals vermeld in hoofdstuk 5. Op openbaar domein zal alleen de DNB de inplanting en de plaatsingsvoorwaarden van de aansluitkabel bepalen. Indien hiervoor vergunningen vereist zijn, moet de DNB deze aanvragen bij de betrokken diensten. Volgende aansluitmogelijkheden van de aansluitkabel op het LS-distributienet bestaan: 1) op een bovengronds LS-distributienet op palen. Voor nieuwe aansluitingen wordt enkel een bovengrondse-ondergrondse aansluiting toegelaten. Bij uitzondering en op basis van objectieve criteria kan de DNB beslissen om de aansluiting bovengronds uit te voeren. Bij vervanging van een bestaande aansluiting legt de DNB in principe een bovengrondse-ondergrondse aansluiting op. Een bestaande bovengrondse aansluiting kan enkel worden vernieuwd indien de hoogte van het gebouw, of van de eventueel daarvoor bestemde steunen, het mogelijk maken dat de aansluitkabel op de minimaal volgens art van het AREI voorgeschreven hoogtes kan aangebracht worden. Voor het ondergrondse gedeelte van de bovengrondse- ondergrondse aansluiting wordt verwezen naar het hierna vermelde punt 3. 2) op een LS-distributienet op de gevel Een bovengrondse of bovengronds-ondergrondse aansluiting is toegelaten. 3) op een ondergronds LS-distributienet (met een aftakmof of via voetpadkast). De DNB zal een ondergrondse aansluiting opleggen conform het AREI (onder andere art. 183, 187), en volgens zijn eventuele bijkomende eisen. 4) Een directe LS-aansluiting vanuit een DNB-transformatiepost of -cabine. In het kader van de beperkingen opgelegd door het van kracht zijnde technisch reglement, zal de DNB een afzonderlijke studie uitvoeren, bij voorkeur voor een ondergrondse aansluiting. In de figuur in bijlage 1 worden enkele voorbeelden van aansluitingen weergegeven. 6.2 KABELTYPES Aansluitkabels, zowel stijgleidingen als ondergrondse kabels, moeten voldoen aan de norm NBN HD 603 (type EXVB of EAXVB) en aan onderstaande minimale vereisten,: aderisolatie in chemisch vernet polyethyleen (XLPE) PVC opvulling versterkte PVC buitenmantel 8

12 niet-vlamverspreidend type van categorie F1 of hoger; in bepaalde omstandigheden (zoals bijvoorbeeld vermeld in art. 104, 213, van het AREI) kunnen echter bijkomende vereisten opgelegd worden 4 geleiders bevatten (bruin, zwart, grijs en blauw) zodat ze zowel voor een monofasige als voor een driefasige voeding bruikbaar zijn. Kabels met minder of meer dan 4 geleiders zijn niet toegelaten De markering op de kabel dient conform de norm te zijn, met inbegrip van de traceerbaarheid van de oorsprong Indien de aansluiting een gedeelte bevat dat uitsluitend uit luchtnet bestaat, dan moet dat deel uitgevoerd worden met een kabel van het type BAXB of BXB; volgens de norm NBN HD 626. De plaatsing ervan moet conform zijn aan de voorschriften van het AREI. Bij het binnenbrengen in het gebouw zal hij vervolgens verlengd worden door een stijgleiding conform de voorschriften hierboven beschreven. De kabel maakt integraal deel uit van de aansluiting. 6.3 DOORSNEDE VAN DE GELEIDERS VAN DE AANSLUITKABELS De sectie van een aansluitkabel wordt bepaald door drie factoren, namelijk de gevraagde maximale stroom, de maximaal toegelaten stroombelasting van een kabel, en de maximale toelaatbare spanningsval over de aansluitkabel Maximale stroom voor de gevraagde aansluiting De maximale stroom is de stroomwaarde die overeenkomt met het gevraagde vermogen. Indien de aansluitkabel een meetinrichting voedt beveiligd door slechts één aansluitautomaat, dan heeft de maximale aansluitstroom dezelfde waarde als de aansluitautomaat. Indien meerdere aansluitautomaten door éénzelfde aansluitkabel worden gevoed, bepaalt de DNB de maximale aansluitstroom. In bijlage 2 is een tabel opgenomen ter indicatie met de te verwachten maximale belastingsstroom voor een bepaald aantal gebruikers, rekening houdend met een standaard gelijktijdigheid volgens de NBN EN De berekende maximale aan te sluiten belastingstroom I B moet kleiner zijn dan de maximale toegelaten belasting (= maximale continue belastingstroom I Z ) van de aansluitkabel Maximale toegelaten belastingsstroom van een aansluitkabel De norm NBN HD 603 vermeldt onder meer voor meeraderige EXVB- en EAXVB-kabels de maximale stroomwaarden voor een kabel ingegraven in de grond op 70cm diepte, bij een grondtemperatuur van 20 C. Deze waarden worden als referentie genomen, en zijn weergegeven in de tabel in bijlage 3. In functie van de plaatsingswijze, de belasting en de interne opwarming van de meterkast past de DNB een correctiefactor toe. De eventueel gecorrigeerde toegelaten stroomwaarde van de kabel (of het daarmee overeenkomende vermogen) moet groter zijn dan de maximale stroom voor de gevraagde aansluiting Toelaatbare spanningsval De maximale toelaatbare spanningsval over een aansluitkabel bedraagt 1% van de nominale netspanning Resultaat: geleiderdoorsnede In bijlage 4, figuren 4.1, 4.2 en 4.3 kan voor een gekozen belastingsstroom en lengte van de aansluitkabel de te kiezen kabelsectie afgelezen worden. De tabellen 4.2 en 4.3 zijn enkel geldig voor een evenwichtige belasting van de 3 fasen, in het geval van een significant onevenwichtige belasting op de fasen, is een individuele berekening van de spanningsval noodzakelijk. De minimale doorsnede bedraagt: - kabels EXVB en BXB: 10 mm 2 - kabels BAXB: 16 mm 2 - kabels EAXVB: 50 mm² 9

13 Een grotere minimumdoorsnede kan opgelegd worden door de DNB, op basis van objectieve criteria. 6.4 VERVANGING OF AANPASSING VAN DE AANSLUITKABEL Indien bij een controle van de aansluiting naar aanleiding van bijvoorbeeld : aanvraag tot verhoging van het ter beschikking gestelde of geïnjecteerde vermogen herstelling of aanpassing van de meetinrichting uitvoeren van werken in de nabijheid van de aansluitkabel gevaarlijke situaties of inbreuken op de van toepassing zijnde voorschriften worden vastgesteld door de DNB, dan kan hij beslissen dat een aanpassing of vervanging van de aansluitkabel nodig is. 6.5 UITVOERING VAN EEN AANSLUITING TUSSEN HET LS-DISTRIBUTIENET EN DE MEETINRICHTING De aansluitkabel wordt door de DNB, de DNG of zijn aangestelde geïnstalleerd volgens de voorschriften van de DNB en de geldende reglementering. Het gebruik van de aansluitbocht kan opgelegd worden door de DNB. Het gebruik van een zekeringkast kan worden opgelegd door de DNB. (zie ) De ondergrondse aansluitkabel zal op privé-domein geplaatst worden in een buis, ingegraven met een bedekking van minstens 60 cm onder het maaiveld (afgewerkt terrein volgens plan), die bij de oprichting van het gebouw zal voorzien worden. De buis wordt vanaf de muurdoorgang tot aan de scheidingslijn met het openbare domein loodrecht op de as van de weg geplaatst tenzij andere voorschriften van de DNB. De buis wordt vanaf de scheidingslijn met het openbare domein gelegd tot minimum juist in een werkput van 1 vierkante meter (1 meter op 1 meter) gegraven ter hoogte van de muurdoorgang van de kabel. De buis biedt voldoende bescherming zoals het AREI bepaalt. Niettemin dient de DNG de nodige voorzorgen te nemen in geval van werken kortbij de aansluiting (zie 5 en 6.1.). Wanneer de afstand vanaf de door de DNG gevraagde plaats voor de meter tot aan de grens tussen openbaar en privaat domein meer bedraagt dan 25 meter, wordt met de DNB een speciale regeling overeen gekomen: in dat geval kunnen bijkomende maatregelen opgelegd worden (zie en ). De kabel dient mechanisch beschermd te worden over geheel de muurdoorvoer door een mantelbuis. De DNG is verantwoordelijk voor het water- en gasdicht maken en houden van de muurdoorvoer zowel wat betreft muur/buis als buis/kabel. De afdichting moet kunnen verwijderd worden met standaard handgereedschappen. De lengte van de aansluitkabel binnen het gebouw wordt zo kort mogelijk gehouden en doorkruist zo weinig mogelijk verschillende lokalen. Het tracé van de kabel moet steeds visueel herkenbaar zijn en blijven. De DNG dient ermee rekening te houden dat de aansluitkabel altijd onder spanning blijft, zelfs indien de algemene beveiliging is afgeschakeld. Het deel van de aansluitkabel binnen het gebouw moet door de DNG over de gehele lengte beschermd worden tegen elke beschadiging. De bocht van de buis onder de meetinrichting moet een kromtestraal van minimum 50 cm hebben. 10

14 7 MEETINRICHTING 7.1 ALGEMEEN Bij een meetinrichting voor één DNG worden alle elementen in één of enkele kast(en) ondergebracht. Een meetinrichting voor meerdere DNG s kan bestaan uit het samenbouwen van één of meerdere kasten. Alle elementen van de meetinrichting zijn door de DNB verzegeld. Enkel de DNB heeft het recht om die zegels te verwijderen. De componenten van de meetinrichting worden exclusief bepaald door de DNB. Deze kan toestaan spanningsvrije contacten (bijvoorbeeld voor de aansturing van een warmwaterboiler) en/of datasignalen ter beschikking te stellen. Het aansluiten van deze componenten gebeurt volgens de procedures van de DNB. Geen enkel element van de installatie van de DNG behalve de verbindingskabel, de eventuele datakabel(s) en/of kabels voor de spanningsvrije contacten is toegelaten in de meetinrichting. Deze kabels dienen te worden goedgekeurd, beveiligd en geplaatst volgens de eigen voorschriften van de DNB. In functie van het aansluitvermogen kan een meting met stroomtransformatoren nodig zijn. Deze vergt meer plaats dan een meting zonder stroomtransformatoren. 7.2 DE AANSLUITAUTOMAAT De aansluitautomaat moet volgende functies vervullen: - Beperking van het aansluitvermogen zoals overeengekomen tussen de DNG en de DNB, gemeten in genormaliseerde omstandigheden. Het beschikbare vermogen wijzigt bij veranderde omgevingsomstandigheden. - Bescherming tegen overstroom (zie hoofdstuk 9). De functie van vermogenbeperking kan door andere toestellen overgenomen worden, zoals bijvoorbeeld een slimme meter of een budgetmeter. De DNB kan nooit verantwoordelijk gehouden worden wanneer de aansluitautomaat uitschakelt, behalve indien dit te wijten is aan een interne fout in de aansluitautomaat. Het kaliber van de aansluitautomaat in samenhang met de doorsnede van de aansluitkabel wordt gegeven in de voorschriften C1/110 en C1/111. Daarenboven kan hij de functie van scheider aan de kop van de installatie van de DNG vervullen zoals geëist door het AREI. De aansluitautomaat moet conform zijn aan de van kracht zijnde regelgeving en normen. Bovendien zal, onafhankelijk van de toegekende stroom van de aansluitautomaat, de grens van 500A voor de magnetische instelling niet overschreden worden. Indien uit een studie van de DNB blijkt dat deze maximale waarde van 500A niet aanvaardbaar is om de kwaliteit van de spanning te kunnen garanderen, dan heeft de DNB het recht om de magnetische instelling van de aansluitautomaat te verlagen. De DNB is niet verplicht om het type aansluitautomaat aan te passen zodat de afschakelcurve kan aangepast worden aan de wensen van de DNG. Enkel het kaliber van de aansluitautomaat kan aangepast worden, binnen de grenzen van de technische mogelijkheden van de meetgroep en van het distributienet, en indien dit geen storingen veroorzaakt voor de andere netgebruikers. Voor bestaande situaties waar de functies van beveiliging en vermogenbeperking verzekerd zijn door zekeringen, zullen deze vervangen worden door een andere zekering van hetzelfde kaliber uitsluitend in geval van doorsmelten van een zekering. 11

15 7.3 VOORZIENE PLAATS VOOR DE MEETINRICHTING De meetinriching wordt(en) opgesteld in een door de DNB goedgekeurd lokaal of plaats, overdekt en omsloten, en die in alle omstandigheden gemakkelijk toegankelijk moet blijven zowel voor de DNG als voor de DNB. De inplanting wordt bepaald in samenspraak met de DNB. Deze inplanting zal bij voorkeur gebeuren in een gelijkvloerse hall of in een ingang van een garage met directe toegang. De bovenzijde van de meetinrichting bevindt zich maximaal op een hoogte van +/- 1,80 m ten opzichte van de afgewerkte vloer. De vrije ruimte tussen de meetinrichting en de vloer moet in elk geval minimum 60 cm zijn. Vóór de meetinrichting is een vrije werkruimte van minimaal 80 cm diep vereist met een hoogte van 2 m. De meetinrichting mag in geen geval onder een waterleiding of een afvoer geplaatst worden. De uitrustingen voor meting van gas en elektriciteit mogen in éénzelfde lokaal ondergebracht worden op voorwaarde dat de elektriciteitsmeter niet boven de gasmeter wordt geplaatst, en dat de uitrustingen voor de meting van de stroom, inclusief hun accessoires, een minimale beschermingsgraad hebben opgelegd door de DNB gas en de DNB elektriciteit. Het opstellen van de gasmeter en de meetinrichting elektriciteit in een zelfde kast is slechts toegestaan onder de voorwaarden die de DNB gas bepaalt Het moet mogelijk zijn indexen te lezen zonder hulpmiddelen. Het gekozen lokaal moet droog zijn, voldoende verlicht (minimum 120 lux) en verlucht. De referentie omgevingstemperatuur bedraagt 20 C. Hogere temperaturen kunnen het ter beschikking gesteld vermogen beperken. In het geval dat inbouw noodzakelijk is moet de minimum voorziene inbouwdiepte 350 mm bedragen. De aansluitkabel en de meetinrichting mogen enkel verplaatst worden door de DNB of zijn afgevaardigde. Het stockeren van ontvlambare producten in de nabijheid van de meetinrichting is verboden. Geen enkel voorwerp mag vastgemaakt of gehecht worden aan de meetinrichting of aan de leidingen waarmee deze verbonden is. Voor zover de meetinrichting niet op de definitieve plaats kan worden geïnstalleerd (als de woning nog niet winddicht is), wordt door de DNG een werfkast opgesteld in de onmiddellijke nabijheid van de doorsteekopening of van de aansluitbocht voor de definitieve aansluitkabel in de woning. 7.4 UITVOERINGSWIJZE VOOR LS-AANSLUITINGEN Meetinrichting in een ééngezinswoning In iedere ééngezinswoning wordt een meetinrichting geplaatst. Volgens de aard van de installatie wordt een aangepaste meetinrichting voorzien. Wanneer de stroomsterkte kleiner dan of gelijk is aan 63 A, zijn de meterkasten gestandaardiseerd volgens de voorschriften gegeven in bijlage 5. De DNB bepaalt in zijn lastenboek, de inplanting van het vooraf geïnstalleerd materieel. Boven de 63 A bepaalt de DNB de bijzondere samenstelling van de meetinrichting aangepast aan de stroomsterkte. Voor gebouwen die niet permanent worden bewoond kan de DNB eisen dat de meetinrichting buiten het gebouw in een 'beschutte ruimte' (kast of lokaal) wordt geïnstalleerd, op de grens van de eigendom met het openbaar domein. Voor gebouwen die zich op een afstand van 25 m of meer van de openbare weg bevinden, kan de DNB eveneens eisen dat de meetinrichting buiten het gebouw in dergelijke 'beschutte ruimte' (kast of lokaal) wordt geïnstalleerd, op de grens van het eigendom met het openbaar domein. Indien de meetinrichting niet buiten het gebouw geïnstalleerd wordt, kan de DNB bijkomende veiligheidseisen opleggen aan de aansluiting in verband met de kortsluitbeveiliging (zie 9.2.2). Bovenvermelde 'beschutte ruimte' heeft de volgende kenmerken: een dichtheid en een schokvastheid IP 34, IK 10; 12

16 bestand tegen UV en chemische agentia; de afmetingen, in gemeenschappelijk overleg met de DNB bepaald, moeten toelaten de goedgekeurde meetinrichting te herbergen, d.w.z. de geschikte gestandaardiseerde kast die verplicht de aansluitautomaat bevat; op elk ogenblik voor de DNB toegankelijk; niet uit metaal; uit duurzaam materiaal conform de voorschriften van de DNB; de DNB bepaalt of de indexopname al dan niet van buiten de beschutte ruimte mogelijk moet zijn ; afsluitbaar met sleutel volgens de voorschriften van de DNB, eventueel beschikbaar in een sleutelkastje Meetinrichting(en) in een commerciële ruimte Algemeen Volgende uitvoeringen zijn mogelijk: 1. Commerciële meetinrichtingen en meetinrichtingen voor ééngezinswoningen naast elkaar geplaatst. 2. Meetinrichtingen die deel uitmaken van een batterij met of zonder railstelsel voor appartementsgebouwen of commerciële ruimten. 3. Specifieke meetinrichting(en) niet bepaald in de vorige punten 1 en Kleine commerciële ruimte Op technisch vlak onderscheiden deze installaties zich enkel van deze van ééngezinswoningen door de aanwezigheid van één of meerdere aangepaste meetinrichtingen. De plaats en de uitvoering van de meetinrichting worden vastgelegd in overleg met de DNB Grote commerciële ruimte In bepaalde commerciële ruimten kan de DNB een verdeelleiding in de technische lokalen plaatsen of opleggen. Op deze leiding kunnen aansluitingen, met door de DNB goedgekeurde anti-fraude beveiligingen, naar de meetinrichting van elke commerciële gebruiker of naar een meterkastenbatterij gemaakt worden. De plaats van de meetinrichtingen wordt vastgelegd in overleg met de DNB. De meetinrichtingen van commerciële ruimten die zich in gebouwen met appartementen bevinden (verschillende gebouwen die deel uitmaken van eenzelfde eenheid) maken het onderwerp uit van bijzondere studies uitgevoerd door de DNB Meetinrichting(en) in een appartementsgebouw Meterkastenbatterijen worden samen in één lokaal ondergebracht dat toegankelijk is voor de DNG s en voor de DNB. Na voorafgaand overleg en mits akkoord van de DNB kunnen zij in uitzonderlijke omstandigheden in meerdere lokalen, of gegroepeerd op de verdiepingen opgesteld worden. In elk geval moet de configuratie homogeen zijn: een situatie waarbij een gedeelte van de meetinrichtingen gegroepeerd is in een gemeenschappelijke ruimte, en een ander gedeelte individueel opgesteld is op de verdiepen, is niet toegestaan, ook niet in geval van een renovatie. De meterkastenbatterij bestaat uit meetinrichtingen van het type zoals vermeld in Enkel de DNB kan opleggen om een ander type meetinrichting te gebruiken wanneer de omstandigheden dit vereisen. In uitzonderlijke gevallen, met toestemming van de DNB mag de distributie van elektriciteit verzekerd worden bij middel van een verticale verdeelleiding. De aftakkingen worden op elke verdieping gemaakt. De meetinrichtingen worden op de verdieping op een door de DNB goedgekeurde plaats opgesteld. Het ontwerpen, het samenstellen, het opbouwen en het verbinden van de batterijen worden gerealiseerd door de DNB of zijn aangestelde op basis van een inventaris van het gevraagde vermogen. Meetmodules voorzien van stroomtransformatoren worden niet aangesloten op het railsysteem. De aanvraag tot aansluiting zal zo volledig mogelijk zijn. Wordt opgegeven : aantal appartementen, garages, winkels, algemene diensten, enz Een lijst met het gevraagde vermogen per appartement dient toegevoegd te worden. Er bestaan meterkastenbatterijen voor maximaal 4 DNG s zonder railstelsel. 13

17 Batterijen voor meer dan 4 DNG s moeten verplicht uitgevoerd worden met een railstelsel en zullen niet meer DNG s voeden dan het aantal meetinrichtingen van het geheel. De draagstructuur voor de bevestiging van de batterijen op de muur zal gemaakt worden uit corrosiebestendig materiaal, bij voorkeur isolerend materiaal. De verbinding tussen het LS-net en de meetinrichtingen of de batterijen wordt uitgevoerd met een kabel met aangepaste doorsnede. De DNB zal in overleg met de DNG een aangepast lokaal aanduiden voor het installeren van de batterij(en). Dit lokaal zal het voorwerp uitmaken van een studie op gebied van toegang, afmetingen, verluchting, verlichting, enz De DNG zal de verbindingskabels tussen de meetinrichting en de hoofdverdeelkast van de DNG nummeren. Hetzelfde geldt voor eventuele stuurdraden naar de respektievelijke meetinrichtingen van elk appartement en dit op een ondubbelzinnige wijze Industriële gebouwen Zulke installaties maken altijd het onderwerp uit van een bijzonder akkoord tussen de DNB en de aanvrager. De DNB zal voor de aansluiting van zulke elektrische installatie, een offerte opmaken waarin hij de aansluitmodaliteiten zal aangeven. 14

18 8 VERBINDINGSKABEL TUSSEN DE MEETINRICHTING EN HET HOOFDVERDEELBORD VAN DE DNG 8.1 ALGEMEEN De DNG voorziet voldoende kabellengte om te kunnen aansluiten op de meetinrichting. Het is verboden om meer dan één verbindingskabel te voorzien per meter. De verbindingskabel buiten de meetinrichting is zo kort mogelijk om zoveel als mogelijk het risico op beschadiging en het gevaar voor elektrische schokken door rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking te voorkomen. Deze kabel bestaat uit één stuk. Het gebruik van verbindingsmoffen of aftakkingen is verboden, tenzij ze worden gemaakt door de DNB voor rekening van de DNG. De verbindingskabel mag niet door andere meetinrichtingen lopen. 8.2 LEIDINGTYPES De verbindingskabel tussen de meetinrichting en het (de) hoofdverdeelbord(en) van de gebruiker is altijd van het type XVB, uitgezonderd in geval van een ondergronds tracé, waar een 4-aderige EXVB kabel ( bruin zwart grijs blauw ) aanvaard wordt. De verbindingskabel heeft bij voorkeur vier aders met kleurcode bruin zwart grijs blauw, zodat hij zowel voor een éénfasige als voor een driefasige voeding (met of zonder nulleider) kan gebruikt worden. Een kabel met 2 aders met kleurcode bruin blauw wordt toegelaten maar afgeraden omdat hij ongeschikt kan zijn voor een toekomstige verhoging van het vermogen of de installatie van decentrale productie-eenheid waarvoor de overgang van een monofasige naar een driefasige aansluiting noodzakelijk is. In geen geval wordt een kabel toegestaan die een geel-groene ader bevat. De conformiteit met de Belgische normen wordt aangetoond door een adequate markering. In geval van een éénfasige voeding worden slechts de blauwe en de bruine aders aangesloten (voor 3N, 400V-netten is de blauwe geleider aangesloten op de nulleider). De uiteinden van de twee ongebruikte aders worden volledig geïsoleerd en dit zowel in de meetinrichting als in het hoofdverdeelbord van de DNG. Bij een gekoppelde meter- en verdeelkast, mag de verbinding intern gebeuren. In dit geval mogen draden VOB(s) van het type H07V-U / H07V-R / H07V-K bruin, zwart, grijs, blauw, gebruikt worden voor zover de IP20-D-karakteristiek van de meetinrichting nageleefd wordt. Andere leidingtypes dan deze hierboven beschreven, zijn niet toegestaan. 8.3 DOORSNEDE VAN DE GELEIDERS VAN DE VERBINDINGSKABEL De doorsnede wordt berekend in functie van de lengte van de kabel en van de nominale stroom van de in de meetinrichting geïnstalleerde aansluitautomaat of smeltveiligheden. De minimumdoorsnede bedraagt 4 x10 mm² Cu massief, behalve voor aansluitingen conform aan het voorschrift.c Het gebruik van kabels met sectie > 16mm² dient onderworpen te worden aan het akkoord van de DNB (voor het nazicht van de verenigbaarheid van de doorsnede van de geleiders met de uitgangsklemmen van de kwh-meter). 8.4 VERVANGING OF AANPASSING VAN DE VERBINDINGSKABEL Indien door de DNB bij een controle van de aansluiting naar aanleiding van bijvoorbeeld: aanvraag tot verhoging van het ter beschikking gestelde vermogen herstelling of aanpassing van de meetinrichting uitvoeren van werken in de nabijheid van de aansluitkabel of de verbindingskabel toevallig gevaarlijke situaties of inbreuken tegen de van toepassing zijnde voorschriften worden vastgesteld, dan kan de DNB de aanpassing of vervanging van de verbindingskabel voorstellen. 15

19 9 BESCHERMING TEGEN OVERSTROMEN 9.1 TEGEN OVERBELASTING Van de meetinrichting De bescherming tegen overbelasting van het materieel in de meetinrichting wordt verzekerd door zijn aansluitautomaat. De hulpleidingen gebruikt voor de voeding van de bedienings- of telebedieningstoestellen van de meetinrichting, mogen een kleinere doorsnede hebben dan deze voorgeschreven voor de bescherming tegen overbelasting, zonder dat bijkomende beveiligingen geïnstalleerd moeten worden (zie voorbeelden in bijlage 6, figuur 6.1 en 6.2). Wanneer de verbinding van deze leidingen uitgevoerd wordt vóór deze aansluitautomaat, moet gebruik gemaakt worden van een smeltveiligheid of automaat met aangepast kaliber (zie voorbeeld in bijlage 6, figuur 6.3) Van de aansluitkabel tussen het distributienet en de meetinrichting(en) De aansluitautomaat geïnstalleerd in de meetinrichting vervult de functie van bescherming tegen overbelasting van de stroomopwaartse leiding. Zij verzekert deze bescherming tot aan het aansluitpunt met het distributienet conform de voorschriften in art van het AREI. Conform de vereisten in 6.3, moet de doorsnede van de aansluitkabel steeds aangepast zijn zodat de bescherming tegen overbelasting verzekerd is Van de verbindingskabel tussen de meetinrichting en het hoofdverdeelbord De verbindingskabel tussen de meetinrichting en de beveiligingen in het hoofdverdeelbord van DNG wordt beschermd tegen overstroom door de aansluitautomaat geïnstalleerd in de meetinrichting, zoals bepaald in het AREI art Bovendien is de doorsnede van de geleiders van de verbindingskabel aangepast zoals bepaald in TEGEN KORTSLUITINGEN Meetinrichting Bij de nieuwe aansluitingen verzekert de aansluitautomaat een onderbrekingsvermogen van minimum 10 ka Aansluitkabel tussen het distributienet en de meetinrichting De keuze en de aanwending van het materieel waaruit de aansluiting is opgebouwd, en zijn beveiliging (zie hoofdstuk 5 en 6), zullen het risico op kortsluiting in de aansluitkabel tot een minimum beperken. Wanneer de DNB het nodig acht, kan hij beslissen tot het opleggen van extra beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld wanneer de aansluitkabel op privéterrein een traject heeft dat lang is en/of blootgesteld aan bepaalde uitwendige invloeden Verbindingskabel tussen de meetinrichting en het hoofdverdeelbord De keuze van de verbindingskabel en de plaatsingswijze moeten het risico op een kortsluiting minimaliseren. De verbindingskabel tot aan de beveiligingen in het verdeelbord van de DNG, geïnstalleerd volgens de regels van goed vakmanschap, wordt tegen kortsluiting beschermd door de aansluitautomaat in de meetinrichting. 16

20 10 GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK Van zodra de elektrische installatie van de DNG volledig voltooid is, vraagt de aanvrager het gelijkvormigheidsonderzoek voor ingebruikname aan bij een erkend keuringsorganisme aan. Dit gelijkvormigheidsonderzoek moet overeenstemmen met de aanvraag tot aansluiting ingediend door de DNG bij de DNB, in het bijzonder wat betreft gevraagde maximale vermogen en maximale stroom. Indien de stroomwaarde of het maximale vermogen in het gelijkvormigheidsonderzoek kleiner is dan deze vermeld in de aansluitingsaanvraag, of indien het resultaat van dit onderzoek negatief is, dan zal de DNB de aansluiting niet in dienst stellen. In elk geval kan de verantwoordelijkheid van de DNB niet ingeroepen worden indien er een tegenstrijdigheid zou bestaan tussen enerzijds de kenmerken van de aansluiting uitgevoerd door de DNB conform de aanvraag van de DNG en anderzijds de vaststellingen van het conformiteitsonderzoek betreffende de conformiteit en/of de kenmerken van de installatie van de DNG. De DNG dient een leveringscontract te sluiten met een energieleverancier. Van zodra de DNG zijn verplichtingen bij de realisatie van de aftakking vervuld heeft, en een gunstig procesverbaal van onderzoek van de elektrische installatie heeft bekomen, brengt de DNB zijn visum aan op het proces-verbaal overeenkomstig het AREI. Van zodra de DNG een leveringscontract heeft, wordt de DNB hiervan op de hoogte gebracht en plant de DNB de aansluiting en de indienststelling van de installatie volgens zijn voorschriften en procedures. Enkel de DNB is gemachtigd om de aansluiting in dienst te stellen tot aan de geopende aansluitautomaat. Na de indienststelling van de aansluiting verzegelt de DNB de meetinrichting, waarna de DNG zijn installatie onder spanning kan brengen door het inschakelen van de aansluitautomaat. 17

21 BIJLAGE 1 : VOORBEELD VAN AANSLUITINGEN 18

22 BIJLAGE 2 : VOORBEELD VAN TE VERWACHTEN MAXIMALE BELASTINGSTROOM VOOR EEN BEPAALD AANTAL DNG S Pm [kva] Aantal DNG s 3 x N 3 x 230 Ib / Ic [A] Ib / Ic [A] 1 < n < n < n < n < n Pm < n < n < n < n < n < n < n < n Pm < n < n < n < n < n < n Pm 20 6 < n < n Gelijktijdigheid volgens NBN EN , niet geldig voor installaties met een hogere gelijktijdigheidsfactor zoals bijvoorbeeld liften, elektrische voertuigen, elektrische verwarming, zonnepanelen Pm = gemiddeld vermogen van de aansluiting Aantal DNG s = aantal netgebruikers dat gevoed wordt door dezelfde aansluitkabel (gelijk aan het aantal automaten gevoed door dezelfde aansluitkabel). Een automaat /gebruiker uitsluitend voor de voeding van verlichting voor de gemeenschappelijke delen zal voor de bepaling van Aantal DNG s niet in aanmerking worden genomen. Ib / Ic = belastingsstroom In het geval een gepreciseerde berekening van de DNB aantoont dat er geen risico is op overbelasting, dan kan een geleiderdoorsnede gekozen worden in functie van deze berekening. 19

23 BIJLAGE 3 : VOORBEELD VAN MAXIMALE TOEGELATEN BELASTINGSSTROOM PER KABELTYPE Maximale belastingsstroom Courant de charge maximal S EXVB EAXVB BXB BAXB [mm²] Iz [A] Iz [A] De maximale belastingsstroom volgens NBN HD 603 (zie ook het document C1/111) vermeld voor EXVB- en EAXVB-kabels is de maximale stroomwaarde voor een kabel ingegraven op 70 cm diepte en bij een grondtemperatuur van 20 C. Deze waarden worden als referentie genomen. Indien de plaatsingswijze van de aansluitkabel hiervan afwijkt (grotere ingraafdiepte, directe nabijheid van andere ondergrondse kabels, hogere grondtemperatuur, installatie in lucht, installatie in een beschermingsbuis, ) moeten desgevallend correctiefactoren, bepaald door de DNB, toegepast worden. De bekomen doorsnede moet steeds gecontroleerd worden met betrekking tot de toegelaten spanningsval (zie bijlage 4). 20

24 BIJLAGE 4 : VOORBEELD KEUZE KABELSECTIE Geleiderdoorsnede in functie van de gevraagde belastingsstroom en de lengte van de aansluitkabel (zie 6.3) Figuur Monofasige aansluiting (2x230V of 1N400) 350,0 Keuze kabelsectie aansluitkabel (16A < I < 63A) 16 A 300,0 20 A Max lengte (m) 250,0 200,0 150,0 100,0 25 A 32 A spanningsval > 1% voor alle weergegeven kabels 40 A 50 A 63 A Cijfervoorbeeld: Voor een nieuwe aansluiting met een belastingsstroom van 40A en een aansluitkabel van 120m lang, moet minstens een EAXVB kabel van 150mm² gekozen worden, om zeker te zijn dat de spanningsval beperkt blijft tot maximum 1%, en de kabel niet overbelast zal worden. Indien voor diezelfde belastingsstroom van 40A de aansluitkabel slechts 40 m lang is, dan mag de kabelsectie veel kleiner zijn: een EXVB kabel van minstens 25 mm² volstaat. Indien een EXVB kabel van 16mm² gekozen zou worden, dan zou de spanningsval over de aansluitkabel groter dan 1% zijn, wat niet toegestaan is. De maximale kabellengte voor een belastingsstroom van 40A met de weergegeven kabels, is 140m. Boven die lengte zal de spanningsval groter dan 1% worden, of moet een grotere kabel(sectie) gekozen worden dan deze weergegeven op de figuur. De maximale stroom voor een monofasige aansluiting mag nooit groter zijn dan 63A. 50,0 10 mm² EXVB 0, Stroom (A) Voor de maximale belastingsstroom per kabel: zie Equivalente kabeldoorsneden: Voor BXB 10 mm² en BAXB 16 mm² zie EXVB 10 mm² Voor BXB 16 mm² en BAXB 25 mm² zie EXVB 16 mm² 21

25 Figuur Driepolige aansluiting (3x230V) Keuze kabelsectie aansluitkabel (16A < I < 80A) 450,0 16 A 400,0 Max lengte (m) 350,0 20 A 300,0 25 A 250,0 32 A spanningsval > 1% 200,0 40 A 150,0 50 A 63 A 100,0 80 A 50,0 0, Stroom (A) Max lengte (m) 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 80 A 10 mm² 100 A Keuze kabelsectie aansluitkabel (80A < I < 315A) 125 A Equivalente kabeldoorsneden: EXVB 10 mm² = BXB 10 mm² = BAXB 16 mm² EXVB 16 mm² = BXB 16 mm² = BAXB 25 mm² 160 A spanningsval > 1% 200 A 225 A 250 A 315 A I > I n, max kabel 0, Stroom (A) Opmerking (zie ook 6.3.4) :De tabel is enkel geldig voor een evenwichtige belasting van de 3 fasen, in het geval van een onevenwichtige belasting op de fasen, is een individuele berekening van de spanningsval noodzakelijk. 22

26 Figuur Vierpolige aansluiting (3x400V+N) Max lengte (m) 750,0 16 A 700,0 650,0 600,0 550,0 500,0 450,0 400,0 350,0 300,0 250,0 200,0 150,0 100,0 50,0 20 A Keuze kabelsectie aansluitkabel (16A < I < 80A) 25 A 32 A spanningsval > 1% 40 A 50 A 63 A 80 A 0, Stroom (A) Max lengte (m) 80 A 140,0 130,0 120,0 110,0 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 100 A Keuze kabelsectie aansluitkabel (80A < I < 315A) 125 A Equivalente kabeldoorsneden: EXVB 10 mm² = BXB 10 mm² = BAXB 16 mm² EXVB 16 mm² = BXB 16 mm² = BAXB 25 mm² 160 A spanningsval > 1% 200 A 225 A 250 A 315 A I > I n, max kabel 0, Stroom (A) Opmerking (zie ook 6.3.4) : De tabellen zijn enkel geldig voor een evenwichtige belasting van de 3 fasen, in het geval van een onevenwichtige belasting op de fasen, is een individuele berekening van de spanningsval noodzakelijk. 23

C1/107 Algemene technische voorschriften voor de aansluiting van een gebruiker op het LS-distributienet

C1/107 Algemene technische voorschriften voor de aansluiting van een gebruiker op het LS-distributienet C1/107 Algemene technische voorschriften voor de aansluiting van een gebruiker op het LS-distributienet Deze gecoördineerde versie is gebaseerd op de volgende documenten: - C1/107 : 2014 - C1/107 AMD1

Nadere informatie

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN TIJDELIJKE INSTALLATIES VOOR WERVEN

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN TIJDELIJKE INSTALLATIES VOOR WERVEN SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN TIJDELIJKE INSTALLATIES VOOR WERVEN C1/106 09.2004 Rev 1.0 (03.2011) 1. ALGEMEENHEDEN...3 1.1 Definities... 3 1.2 Toepassingsgebied...

Nadere informatie

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANSLUITEN VAN VASTE PROFESSIONELE INSTALLATIES ZONDER METER

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANSLUITEN VAN VASTE PROFESSIONELE INSTALLATIES ZONDER METER SPECIFIEKE TECHNISCHE VRSCHRIFTEN VR HET AANSLUITEN VAN VASTE PRFESSINELE INSTALLATIES ZNDER METER INHUD 1. TEPASSINGSGEBIED...3 2. SPECIFIEKE EISEN M.B.T. DE AANSLUITKAST ZNDER METER...3 2.1 Plaats van

Nadere informatie

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN WAARAAN DE NETTEN VAN DE DISTRIBUTIENETBEHEERDERS MOETEN VOLDOEN INZAKE BESCHERMING TEGEN OVERSTROOM

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN WAARAAN DE NETTEN VAN DE DISTRIBUTIENETBEHEERDERS MOETEN VOLDOEN INZAKE BESCHERMING TEGEN OVERSTROOM C1/111 SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN WAARAAN DE NETTEN VAN DE DISTRIBUTIENETBEHEERDERS MOETEN VOLDOEN INZAKE BESCHERMING TEGEN OVERSTROOM ln DE BOVENGRONDSE LIJNEN EN ONDERGRONDSE ENERGIEKABELS Datum

Nadere informatie

Forfaitaire verbruiken. Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting

Forfaitaire verbruiken. Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting C3/2 Forfaitaire verbruiken Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting C3/2 Versie 2009.04 1/6 1. Algemeenheden en toepassingsdomein Dit document stelt de regels vast inzake de elektriciteitsafname

Nadere informatie

LES4. Het elektrisch dossier Het situatieschema Het ééndraad- of grondschema Het installatieschema

LES4. Het elektrisch dossier Het situatieschema Het ééndraad- of grondschema Het installatieschema LES4 Het elektrisch dossier Het situatieschema Het ééndraad- of grondschema Het installatieschema Aansluitingsmogelijkheden hoofdbord Het hoofdverdeelbord Symbolen op grondschema Opdracht 1 Het elektrisch

Nadere informatie

APPARTEMENTSGEBOUWEN EN WOONCOMPLEXEN ELEKTRICITEIT PRIVE

APPARTEMENTSGEBOUWEN EN WOONCOMPLEXEN ELEKTRICITEIT PRIVE 1 Goedgekeurd door Sectorcomité Noord Sibelgas op 28.02.2012 APPARTEMENTSGEBOUWEN EN WOONCOMPLEXEN ELEKTRICITEIT PRIVE ARTIKEL 1 ALGEMEENHEDEN Onderhavig reglement legt de modaliteiten vast met betrekking

Nadere informatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties 112000765 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK ENOF CONTROLEBEZOEK VAN EEN HUISHOUDELIJKE ELEKTRISCHE INSTALLATIE Plaats van het onderzoek: Eigendom van: Opdrachtgever: Type lokalen: EAN-code installatie:

Nadere informatie

C4/12.1 Regels van goed vakmanschap van apparatuur en steunen vreemd aan OV

C4/12.1 Regels van goed vakmanschap van apparatuur en steunen vreemd aan OV C4/12.1 Regels van goed vakmanschap van apparatuur en steunen vreemd aan OV v 03/2014 Inhoud 1. Algemeenheden en toepassingsdomein... 3 2. Definities... 3 3. Referentiedocumenten... 4 4. Apparatuur vreemd

Nadere informatie

Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken

Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken Isabelle Hofman 10/10/2017 Topics A. Hoe elektrische keuringsverslagen interpreteren B. Top 3 meest voorkomende

Nadere informatie

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES 9 9.01 ELEKTRISCHE Nominale spanning Elektrische installaties moeten in al hun onderdelen onderworpen en uitgevoerd worden in functie van hun nominale spanning 9.02 Regels van goed vakmanschap gelijkvormigheid

Nadere informatie

TAD: Technologische AdviesDienst

TAD: Technologische AdviesDienst informeert TAD: Technologische AdviesDienst Verdeelborden In een elektrische installatie mag er slechts veilig elektrisch materieel gebruikt worden. Volgens deze algemene regel betekent dit dus ook dat

Nadere informatie

Welkom. Partnerwerking Eandis. oktober 2015

Welkom. Partnerwerking Eandis. oktober 2015 Welkom Partnerwerking Eandis oktober 2015 Agenda 3. Aansluiten van eengezinswoning Aanvraag registreren Eenvoudige niet-eenvoudige aansluiting Tijdsverloop Technische en bouwkundige voorwaarden Uitvoering

Nadere informatie

PROCEDURE VOOR HERINDIENSTNAME EN/OF HET OPNIEUW ONDER SPANNING BRENGEN VAN EEN LAAGSPANNINGSINSTALLATIE NA EEN INCIDENT

PROCEDURE VOOR HERINDIENSTNAME EN/OF HET OPNIEUW ONDER SPANNING BRENGEN VAN EEN LAAGSPANNINGSINSTALLATIE NA EEN INCIDENT PROCEDURE VOOR HERINDIENSTNAME EN/OF HET OPNIEUW ONDER SPANNING BRENGEN VAN EEN LAAGSPANNINGSINSTALLATIE NA EEN INCIDENT C1/123 07.05.2010 C1-123_NL_100507.doc 1 INHOUDSTAFEL 1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED...3

Nadere informatie

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I 47.01 Codificatie 47.01.a Bekwaamheid van personen: Om de bekwaamheid van personen te bepalen wordt een code gebruikt die samengesteld is uit de letters BA gevolgd door een cijfer van 1 tot 5, zoals in

Nadere informatie

Toegangspunten Elektriciteit Nieuwe installaties

Toegangspunten Elektriciteit Nieuwe installaties Toegangspunten Elektriciteit Nieuwe installaties C1/117 06.2006 2 C1/117-06.2006 Toegangspunten Elektriciteit Nieuwe installaties (= Afnamepunt) 3 C1/117-06.2006 Inleiding -Toepassingsgebied : Deze schema

Nadere informatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE ACA Vzw Elektrische installaties Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK VOOR INGEBRUIKNAME ENOF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE OP LAAGSPANNING EN

Nadere informatie

ELEKTRICITEITSKEURING

ELEKTRICITEITSKEURING ELEKTRICITEITSKEURING 1. Wat is een elektriciteitskeuring? Residentiële elektrische installaties dienen regelmatig te worden gekeurd, waarbij wordt gecontroleerd of aan de regels, opgelegd door het AREI,

Nadere informatie

SYNERGRID SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN WOONBOTEN

SYNERGRID SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN WOONBOTEN C1 / 121 Woonboten 21-09-2007 1 / 14 SYNERGRID SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN WOONBOTEN C1 / 121 Woonboten 21-09-2007 2 / 14 INHOUDSTAFEL 1. TOEPASSINGSBEBIED

Nadere informatie

Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar

Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar 1 Inleiding Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar Elk laadpunt voor een elektrisch voertuig (EV) moet o.a. beschermd worden tegen onrechtstreekse aanraking.

Nadere informatie

KVBG/ /2002

KVBG/ /2002 Versie 10/2002 KVBG/2000.60.01 Lastenboek voor de controle van de dichtheid van de binneninstallaties voor brandbaar gas lichter dan lucht,verdeeld door leidingen, bij de opening van de gasmeter 1/7 1.

Nadere informatie

APPARTEMENTSGEBOUWEN EN WOONCOMPLEXEN ELEKTRICITEIT PRIVE

APPARTEMENTSGEBOUWEN EN WOONCOMPLEXEN ELEKTRICITEIT PRIVE Goedgekeurd door Raden van Bestuur Gaselwest 25.09.2009, IMEA 29.09.2009, Imewo 25.09.2009, Intergem 24.09.2009, Iveka 29.09.2009, Iverlek 28.09.2009. APPARTEMENTSGEBOUWEN EN WOONCOMPLEXEN ELEKTRICITEIT

Nadere informatie

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT SCHAKELAARS. Artikel. A.R.E.I. 250.01 Algemeen

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT SCHAKELAARS. Artikel. A.R.E.I. 250.01 Algemeen SCHAKELAARS 250.01 Algemeen Schakelaars en andere bedieningstoestellen moeten conform de desbetreffende door de Koning zijn, of overeenkomen met bepalingen die een gelijkwaardig veiligheidsniveau bieden.

Nadere informatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties Huishoudelijke installaties TEL: 051200 002 FAX: 051201 002 133000067 www.acavzw.be info@acavzw.be Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 Ref: 2016041409 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK ENOF CONTROLEBEZOEK

Nadere informatie

Terminologie aangepast op basis van Technisch Reglement Distributie

Terminologie aangepast op basis van Technisch Reglement Distributie SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS- DISTRIBUTIENET VAN GSM- INSTALLATIES GEPLAATST OP MASTEN DIE DEEL UITMAKEN VAN HS-LIJNEN VAN 2 de CATEGORIE Terminologie aangepast op

Nadere informatie

INHOUD Bijlage D-12 INHOUDSOPGAVE 4. SECUNDAIR DISTRIBUTIENET 1. 4.1. Algemeen...1. 4.2. Berekeningsbasis en prestaties...1

INHOUD Bijlage D-12 INHOUDSOPGAVE 4. SECUNDAIR DISTRIBUTIENET 1. 4.1. Algemeen...1. 4.2. Berekeningsbasis en prestaties...1 INHOUD Bijlage D-12 INHOUDSOPGAVE 4. SECUNDAIR DISTRIBUTIENET 1 4.1. Algemeen...1 4.2. Berekeningsbasis en prestaties...1 4.3. Elektrische leidingen...2 4.3.1. Algemeen... 2 4.3.2. Moeilijk ontvlambare

Nadere informatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE ACA Vzw Elektrische installaties Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK VOOR INGEBRUIKNAME ENOF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE OP LAAGSPANNING EN

Nadere informatie

PRAKTISCHE FICHE / DE VOORBEREIDING Beschikbaar op www.legrand.be

PRAKTISCHE FICHE / DE VOORBEREIDING Beschikbaar op www.legrand.be Het A.R.E.I. en verlichtingskringen De verlichting in uw woning is het belangrijkste onderdeel van uw elektrische installatie n De kringen Een verlichtingskring wordt bekabeld met draden van 1,5 mm 2 en

Nadere informatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE ACA Vzw Elektrische installaties Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK VOOR INGEBRUIKNAME ENOF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE OP LAAGSPANNING EN

Nadere informatie

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE AIB-VINÇOTTE Belgium ERKEND CONTROLEORGANISME Externe dienst voor technische controles op de werkplaats Contactpersoon: JOHNNY BODEN, Elektriciteit Onze gegevens Klantref.: 100249782 Uw gegevens Ref.:

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Datum keuring: 08/01/2016 Inspecteur: Wim Hillewaert Installateur: - Datum verslag: 08/01/2016 B.T.W. nr.:- IK. nr.:-

Nadere informatie

Reglement voor de netkoppeling van fotovoltaïsche cellen

Reglement voor de netkoppeling van fotovoltaïsche cellen uitgavedatum 21-01-2014 eigendomsvoorbehoud Infrax Reglement voor de netkoppeling van fotovoltaïsche cellen Inhoud Lijst met afkortingen 3 Algemeen 4 1 PV-installatie

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 31/07/2018 Inspecteur: Kevin De Putter Mentor: - Installateur: Jean Vanschoubroek ID-label:

Nadere informatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties Huishoudelijke installaties TEL: 051200 002 FAX: 051201 002 148002305 www.acavzw.be info@acavzw.be Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 Ref: 2015050780 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK ENOF CONTROLEBEZOEK

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 07/05/2019 Inspecteur: Geert De Vos Mentor: - Installateur: - ID-label: Venneborglaan 194

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 15/01/2019 Inspecteur: Jean Francois Steux Mentor: - Installateur: - ID-label: B.T.W. nr.:-

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 13/07/2017 Inspecteur: Jef Haest Mentor: - Installateur: - Datum verslag: 13/07/2017 B.T.W.

Nadere informatie

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied.

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied. Richtlijn bouwkasten TOEPASSINGSGEBIED: Het gehele Cogas elektriciteitsgebied. 1 DOELSTELLING Eisen voor bouwkasten t.b.v. tijdelijke en bouw- aansluitingen met een maximale doorlaatwaarde van 3x80A. 2

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 02/01/2018 Inspecteur: Kevin De Putter Mentor: - Installateur: Magagnino Santo Salvatore

Nadere informatie

Databank voor de toepassing van de technische voorschriften

Databank voor de toepassing van de technische voorschriften CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART RV (14) 76 RV/G (14) 100 JWG (14) 94 25 november 2014 Or. fr fr/de/nl/en COMITE REGLEMENT VAN ONDERZOEK WERKGROEP REGLEMENT VAN ONDERZOEK GEMEENSCHAPPELIJKE WERKGROEP

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFSTEDELIJK GEWEST Advies BRUGEL-ADVIES-080521-063 betreffende Het bekomen van de elektrische aansluitingen op bouwterreinen in het Brussels Hoofdstedelijk

Nadere informatie

Stappenplan voor een aansluiting van een eengezinswoning

Stappenplan voor een aansluiting van een eengezinswoning Stappenplan voor een aansluiting van een eengezinswoning Beste klant Wanneer je bouwt of verbouwt, kom je misschien op onbekend terrein terecht. Hierna vind je tips en richtlijnen om de aansluiting(en)

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 02/08/2018 Inspecteur: Jeroen De Bondt Mentor: Installateur: - ID-label: B.T.W. nr.:- IK.

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Rapportnummer 121751 Nederlandstalige versie : V_7_NL_20161205 Origineel exemplaar Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 16/04/2018

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 30/08/2018 Inspecteur: Niels Van Opstal Mentor: Installateur: / ID-label: B.T.W. nr.:/ IK.

Nadere informatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties TEL: 051200 002 FAX: 051201 002 113000983 www.acavzw.be info@acavzw.be VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK ENOF CONTROLEBEZOEK VAN EEN HUISHOUDELIJKE ELEKTRISCHE INSTALLATIE Plaats van het onderzoek:

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 28/03/2019 Inspecteur: Dempsey Bouttelgier Mentor: Installateur: - ID-label: B.T.W. nr.:-

Nadere informatie

WKK en slimme netten

WKK en slimme netten WKK en slimme netten Veiligheid, netaansluiting, keuringen, Van den Bergh Rudy Activity Development Manager Brandstofcel Opladen fiets Thermische opslag 1 x Windturbines Woningen WKK Kantoren Centrale

Nadere informatie

Een elektrische installatie moet altijd door een erkend organisme worden gekeurd bij :

Een elektrische installatie moet altijd door een erkend organisme worden gekeurd bij : Een elektrische installatie moet altijd door een erkend organisme worden gekeurd bij : - de indienststelling, - elke verzwaring van de aansluiting, - elke belangrijke wijziging of uitbreiding. Dit organisme

Nadere informatie

POLITIEVERORDENING. Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem

POLITIEVERORDENING. Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem POLITIEVERORDENING Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem Deel 1:Toepassingsgebied Onderhavig addendum aan de

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 07/12/2017 Inspecteur: Kevin De Putter Mentor: - Installateur: BRUYNINCKX Hilde Datum verslag:

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 14/08/2018 Inspecteur: Kevin De Putter Mentor: - Installateur: Renaat Mattheus ID-label:

Nadere informatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE ACA Vzw Elektrische installaties TEL: 051200 002 FAX: 051201 002 www.acavzw.be info@acavzw.be Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK VOOR INGEBRUIKNAME ENOF CONTROLEBEZOEK

Nadere informatie

Commentaar van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt

Commentaar van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt Commentaar van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt van 20 april 2017 met betrekking tot de wijzigingen aan het technisch voorschrift C1/107 en het nieuwe technisch voorschrift G3/03

Nadere informatie

Je aftakking op het drinkwaternet

Je aftakking op het drinkwaternet Je aftakking op het drinkwaternet (Ver)bouw je? Dan is het belangrijk dat je in je woning tijdig over drinkwater beschikt. Deze folder legt stap voor stap uit hoe je een aftakking op het drinkwaternet

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 13/12/2018 Inspecteur: Geert De Vos Mentor: - Installateur: - ID-label: Turfsteeg 5 B.T.W.

Nadere informatie

Aansluitingscontract Aardgas Middendruk met aansluitingscapaciteit > 300 m³(n)/h

Aansluitingscontract Aardgas Middendruk met aansluitingscapaciteit > 300 m³(n)/h BIJLAGE bij nota commentaar Aansluitingscontract Aardgas Middendruk met aansluitingscapaciteit > 00 m³(n)/h «EAN Afname» «EAN Injectie» Tussen «Naam_Distributienetgebruiker» Maatschappelijke zetel: «Maatschappelijke_zetel_van_de_netgebruik»

Nadere informatie

Bouwplannen in een residentiële verkaveling?

Bouwplannen in een residentiële verkaveling? Bouwplannen in een residentiële verkaveling? Vergeet uw Belgacom-aansluiting niet! Beste Bouwer, Alvast gefeliciteerd met het bouwen van uw woning. Deze brochure is een wegwijzer om op een eenvoudige manier

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 18/04/2017 Inspecteur: Bert Deplae Mentor: Installateur: - Datum verslag: 18/04/2017 B.T.W.

Nadere informatie

Techniek SSttaappppeennppllaann voo vroeoern ee aann aslaunistilu n igting van veaenn eeeenngeeeznignesz w in o sniwnogning

Techniek SSttaappppeennppllaann voo vroeoern ee aann aslaunistilu n igting van veaenn eeeenngeeeznignesz w in o sniwnogning Techniek Stappenplan Stappenplan voor voor een een aansluiting aansluiting van een van eengezinswoning een eengezinswoning Beste klant Wanneer je bouwt of verbouwt, kom je misschien op onbekend terrein

Nadere informatie

De muurdoorgang en multiplexplaat bij nieuwbouw

De muurdoorgang en multiplexplaat bij nieuwbouw De muurdoorgang en multiplexplaat bij nieuwbouw Inhoud De nutsleidingen binnenbrengen... 3 Definities... 3 De wachtbuizen... 3 De energiebocht/energiesteen plaatsen... 4 Energiebocht voor opstelling op

Nadere informatie

aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen? Voorwaarden voor het veilig plaatsen en functioneren van bouwkasten in het voorzieningsgebied van Liander

aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen? Voorwaarden voor het veilig plaatsen en functioneren van bouwkasten in het voorzieningsgebied van Liander aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen? Voorwaarden voor het veilig plaatsen en functioneren van bouwkasten in het voorzieningsgebied van Liander voor maximale veiligheid op de bouwplaats In deze brochure

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Rapportnummer 134550 Nederlandstalige versie : V_7_NL_20161205 Origineel exemplaar Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 18/06/2018

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Rapportnummer 140836 Nederlandstalige versie : V_7_NL_20161205 Origineel exemplaar Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 17/07/2018

Nadere informatie

Aansluiting van eengezinswoningen TGC-RES-SDU-2014/02 (NL)

Aansluiting van eengezinswoningen TGC-RES-SDU-2014/02 (NL) Aansluiting van eengezinswoningen 1 Aansluiting van eengezinswoningen Een eengezinswoning aansluiten op het netwerk van Belgacom biedt toekomstige bewoners de mogelijkheid gebruik te maken van vele uiteenlopende

Nadere informatie

VERSLAG VAN ONDERZOEK

VERSLAG VAN ONDERZOEK Pagina 1 van 5 R.EI.01-2015.03.31 - V0 VERSLAG VAN ONDERZOEK Keuring N : Adres- en onderzoeksgegevens : Plaats van het onderzoek: Distributienetbeheerder: Teller n : 24773163 Balkweg 14, 1981 HOFSTADE

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 02/08/2019 Inspecteur: Yves Pelgrims Mentor: Installateur: - ID-label: Elektrische keuringen

Nadere informatie

Bijlage: Cabine meerdere netgebruikers V3.0

Bijlage: Cabine meerdere netgebruikers V3.0 Bijlage_Cabine meerdere netgebruikers_v3.0 Bijlage: Cabine meerdere netgebruikers V3.0 1 Algemeen Algemeen wordt een gemeenschappelijke aansluiting van meerdere individuele eindgebruikers in bepaalde gevallen

Nadere informatie

Stappenplan voor een aansluiting van een eengezinswoning

Stappenplan voor een aansluiting van een eengezinswoning Stappenplan voor een aansluiting van een eengezinswoning Beste klant Wanneer je bouwt of verbouwt, kom je misschien op onbekend terrein terecht. Hierna vind je tips en richtlijnen om de aansluiting(en)

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Rapportnummer 171192 Nederlandstalige versie : V_7_NL_20161205 Origineel exemplaar Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 28/11/2018

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 22/03/2019 Inspecteur: Geert De Vos Mentor: - Installateur: - ID-label: Heistukken 10 B.T.W.

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 04/06/2019 Inspecteur: Jonas Ryckaert Mentor: - Installateur: - ID-label: Terlinckstraat

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Beslissing (BRUGEL-BESLISSING-20190626-112) Betreffende het voorstel tot verlenging van de geldigheidsduur van de modelcontracten

Nadere informatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties Huishoudelijke installaties TEL: 051200 002 FAX: 051201 002 168000073 www.acavzw.be info@acavzw.be Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 Ref: 2015061631 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK ENOF CONTROLEBEZOEK

Nadere informatie

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE Ref: Dossiernr: 16-0457 Aanvrager: Veronique De Waegenaere Datum: 30/06/2016 Verslagnr: KV5886-ERY

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 22/10/2018 Inspecteur: Niels Van Opstal Mentor: Installateur: / ID-label: B.T.W. nr.:/ IK.

Nadere informatie

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities Koninklijk besluit van 4 december 2012 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen (B.S. 21.12.2012) Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 06/05/2019 Inspecteur: Morad Asbai Mentor: Installateur: - ID-label: Combi EPC + EK B.T.W.

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Rapportnummer 136136 Nederlandstalige versie : V_7_NL_20161205 Origineel exemplaar Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 25/06/2018

Nadere informatie

Reglement voor de netkoppeling van Fotovoltaïsche cellen

Reglement voor de netkoppeling van Fotovoltaïsche cellen uitgavedatum 22-01-2009 eigendomsvoorbehoud Infrax Reglement voor de netkoppeling van Fotovoltaïsche cellen Inhoud Lijst met afkortingen 3 Algemeen 4 1 PV-installatie

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 04/06/2019 Inspecteur: Geert De Vos Mentor: - Installateur: - ID-label: Sterrehoevelaan 26

Nadere informatie

STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 16 AALST - HEILIG HARTLAAN

STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 16 AALST - HEILIG HARTLAAN STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 16 AALST - HEILIG HARTLAAN PROVINCIE OOST-VLAANDEREN STAD AALST BIJZONDER PLAN VAN AANLEG NR. 16 H. HARTLAAN STEDEBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Art. 1 : Algemeenheden

Nadere informatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE ACA Vzw Elektrische installaties Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 192003460 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK VOOR INGEBRUIKNAME EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE OP LAAGSPANNING

Nadere informatie

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max.

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max. Pagina 1 van 7 KEURINGSVERSLAG Datum verslag: 25/01/2019 Adres- en onderzoeksgegevens : Plaats van het onderzoek: Leenstraat 5, 3200 Aarschot Distributienetbeheerder: Iverlek (via Eandis) 11869130 Teller

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Rapportnummer 95492 Nederlandstalige versie : V_7_NL_20161205 Origineel exemplaar Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 26/10/2017

Nadere informatie

PRIVE-VERKAVELING ELEKTRICITEIT

PRIVE-VERKAVELING ELEKTRICITEIT Goedgekeurd door Raden van Bestuur Gaselwest 30.11.2007, IMEA 27.11.2007, Imewo 30.11.2007, Intergem 22.11.2007, Iveka 26.11.2007, Iverlek 26.11.2007. PRIVE-VERKAVELING ELEKTRICITEIT ARTIKEL 1 ALGEMEENHEDEN

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 05/06/2018 Inspecteur: Werner Notelaers Mentor: - ID-label: - B.T.W. nr.:- Installateur:

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 20/11/2018 Inspecteur: Geert De Vos Mentor: - Installateur: - ID-label: Stuivenbergvaart

Nadere informatie

Politieverordening inzake preventie van brand en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen

Politieverordening inzake preventie van brand en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen Politieverordening inzake preventie van brand en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen Goedgekeurd in de gemeenteraad van 23 november 2015 Bekendgemaakt op 17 december 2015 In werking getreden

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 29/04/2019 Inspecteur: Kevin De Putter Mentor: - ID-label: Bormansstraat 35 Client reference:

Nadere informatie

De muurdoorgang en multiplexplaat bij nieuwbouw

De muurdoorgang en multiplexplaat bij nieuwbouw De muurdoorgang en multiplexplaat bij nieuwbouw Inhoud De nutsleidingen binnenbrengen... 3 Definities... 3 De wachtbuizen... 3 De energiebocht/energiesteen plaatsen... 4 Energiebocht voor opstelling op

Nadere informatie

Modaliteiten van de ter beschikking stelling

Modaliteiten van de ter beschikking stelling Modaliteiten van de ter beschikking stelling Algemeen: Er is een principieel akkoord van de distributienetbeheerder (DNB) tot het ter beschikking stellen van uitgangsimpulsen van de gasmeetinstallatie

Nadere informatie

YOUR REPUTATION IS MINE.

YOUR REPUTATION IS MINE. KEURINGEN INFOSESSIE PREBES YOUR REPUTATION IS MINE. Patrick Hermans 17 mei 2018 Inhoud Wetgevend kader Indienstname onderzoek Inhoud van de controle Oude elektrische installaties Basis van het onderzoek

Nadere informatie

Technische voorschriften voor een aftakking van een appartementsgebouw

Technische voorschriften voor een aftakking van een appartementsgebouw Technische voorschriften voor een aftakking van een appartementsgebouw Intercommunale Waterleidingsmaatschappij van Veurne-Ambacht Maatschappelijke zetel: Doornpannestraat 1-8670 Koksijde RPR Veurne -

Nadere informatie

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 2. Elektrische installaties

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 2. Elektrische installaties Codex over het welzijn op het werk Boek III.- Arbeidsplaatsen Titel 2. Elektrische installaties Hoofdstuk I.- Toepassingsgebied en definities Art. III.2-1.- Deze titel is van toepassing op de elektrische

Nadere informatie

BADKAMERS OF STORTBADRUIMTEN

BADKAMERS OF STORTBADRUIMTEN A.R.E.I 86.10 IN HUISHOUDELIJKE LOKALEN 86.10.a Bepalingen Badkamer of stortbadruimte: Lokaal of lokaalgedeelte beperkt tot volume 3 waarvan hierna sprake, waarin ten minste een bad of een stortbad is

Nadere informatie

Schepen gebouwd voor en

Schepen gebouwd voor en Schepen gebouwd voor 1.4.1976 en 1.7.1983 Bijkomende eisen aan elektrische installaties vanaf 1.1.2015 - Bij de bespreking van het Belgische discussiepapier JWG (14) 21 heeft de werkgroep ervoor gekozen

Nadere informatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ Huishoudelijke installaties 106006462 Ondernemingsnummer: BE 0811 407 869 Ref: 2016100187 VERSLAG VAN EEN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK ENOF CONTROLEBEZOEK VAN EEN HUISHOUDELIJKE ELEKTRISCHE INSTALLATIE Plaats

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 24/04/2019 Inspecteur: Jonas Ryckaert Mentor: - Installateur: - ID-label: Pieter Coudenberghlaan

Nadere informatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM Datum keuring: 06/12/2018 Inspecteur: Kristof Plas Mentor: - Installateur: Loyson Consult ID-label: EK 8800

Nadere informatie