AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:"

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, van 13 april 2011 in zaak nr. 10/18844 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

2 /1/V juni Procesverloop Bij besluit van 26 mei 2010 heeft de minister van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 13 april 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 2 mei 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V juni Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van staat. w.g. Verheij lid van de enkelvoudige kamer w.g. Sloots ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 28 juni Verzonden: 28 juni 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Nevenzittingsplaats Zutphen Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nr.: AWB 10/18844 Uitspraak in het geding tussen: geboren op burger van Georgië, V-nummer: eiser, gemachtigde: mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen, en de Minister voor Immigratie en Asiel verweerder, gemachtigde: mr. H. Oude Lenferink, werkzaam bij de IND. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 mei 2010 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft daartegen bij brief van 26 mei 2010 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 21 januari 2010, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.

5 2 2.2 Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), voor zover thans van belang, kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de vreemdeling: a. die verdragsvluchteling is; b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 200O wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reisof identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen. 2.3 Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij afkomstig is uit Georgië, behoort tot de Abchazische bevolkingsgroep en in zijn land van herkomst driemaal is ontvoerd en het risico liep te worden gedwongen deel te nemen aan gevechten tussen Ossetië en Georgië. Als gevolg van zijn weigering om aan gevechten deel te nemen is eiser ontvoerd, mishandeld en bedreigd. Omdat de autoriteiten van zijn land van herkomst daartegen geen bescherming konden bieden is eiser ondergedoken. Met behulp van zijn peetvader is eiser zijn land van herkomst ontvlucht. 2.4 Verweerder heeft de aanvraag op grond van de hiervoor vermelde bepalingen afgewezen en zich daarbij in het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen tot afwijzing van de aanvraag op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij overwogen dat eiser toerekenbaar geen documenten heeft overgelegd ten behoeve van de vaststelling van zijn reisroute en ter staving van zijn asielrelaas. Verweerder heeft overwogen dat eiser geen gedetailleerde informatie heeft kunnen geven over het gebruikte vervoermiddel, zoals het logo op de trailer en de tekst op de dozen die zich in de trailer bevonden. De stelling van eiser dat hij tijdens de reis gedeprimeerd was en niet op voornoemde gegevens heeft gelet, is volgens verweerder daarvoor geen afdoende verklaring. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser geen gedetailleerde, coherente en verifieerbare verklaringen over zijn reisroute heeft gegeven. Hoewel eiser tijdens de reis voorin de cabine heeft gezeten heeft hij niets kunnen verklaren via welke landen hij naar Nederland is gereisd. Gelet hierop dient volgens verweerder van het asielrelaas positieve overtuigingskracht uit te gaan. Volgens verweerder is daarvan echter geen sprake. Eiser heeft vage en summiere verklaringen over de werkzaamheden van zijn vader in het leger afgelegd, aldus verweerder. Eiser heeft niet kunnen zeggen bij welk legeronderdeel zijn vader diende, terwijl van eiser, die vanaf zijn geboorte tot aan de dood van zijn vader thuis heeft gewoond, mag worden

6 Reg.nr.iAwb 10/ verwacht dat hij meer over de werkzaamheden van zijn vader in het leger en diens netwerk kan vertellen. Daarnaast heeft eiser vage en summiere verklaringen afgelegd over zijn ontvoeringen. Eiser heeft geen of nauwelijks informatie kunnen verstrekken door wie, hoe vaak en hoe lang hij zou zijn ontvoerd, of het steeds dezelfde personen waren en wanneer zij voor het eerst bij hem aan de deur zijn geweest. Verder heeft verweerder het merkwaardig gevonden dat eiser al bij de eerste keer dat de mannen aan zijn deur waren zou zijn gevraagd zijn bijdrage aan de strijd in Ossetië te leveren, nu Georgië pas op 7 augustus 2008 Ossentië is binnengevallen. Dat zich al vóór die datum schermutselingen zouden hebben voorgedaan, heeft verweerder niet voldoende geacht om daarmee aannemelijk te achten dat al mensen vóór 7 augustus 2008 werden gerekruteerd in Abchazië om in Zuid-Ossetië te vechten. Met betrekking tot de stelling van eiser dat hij bij < was ondergedoken heeft verweerder het niet geloofwaardig geacht dat eiser een zodanig lange periode zo dicht bij zijn eigen woning heeft verbleven zonder problemen te ondervinden. De verklaring van eiser dat het dorp bijna verlaten was maakt dat deel van het relaas volgens verweerder eerder ongeloofwaardiger, omdat het dan juist opvalt dat eiser daar nog was, te meer nu iedereen in de kleine gemeenschap wist dat eiser met bevriend was en wist waar deze woonde. 2.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen grond heeft hoeven vinden om eiser de gevolgen van het ontbreken van documenten ter onderbouwing van zijn reisroute en asielrelaas niet toe te rekenen. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat eiser én geen enkel (indicatief) document met betrekking tot zijn reis heeft overgelegd én geen gedetailleerde, consistente en verifieerbare verklaringen over zijn reisroute heeft kunnen geven. Volgens het door verweerder ter zake gevoerde beleid in paragraaf C4/3.6.3, onder reisroute, sub c, van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000), is dat niet geloofwaardig. Het betoog van eiser dat verweerder heeft nagelaten te beoordelen of het ontbreken van reisdocumenten aan eiser toerekenbaar is en dat niet is gebleken dat zijn onvermogen om meer over de gevolgde reisroute te verklaren aan hem is toe te rekenen, volgt de rechtbank niet. Uit het bestreden besluit blijkt dat - en waarom verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat eiser het ontbreken van reisdocumenten kan worden toegerekend. De rechtbank vindt geen grond voor het oordeel dat verweerder zich in redelijkheid niet op dit standpunt heeft kunnen stellen. Verweerder heeft aldus het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 bij de beoordeling kunnen betrekken, als gevolg waarvan verweerder, conform zijn beleid in paragraaf Cl 4/3.4 van de Vc 2000 de eis heeft mogen stellen dat van het asielrelaas van eiser positieve overtuigingskracht dient uit te gaan. 2.6 De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het verbod van willekeur en het 'fair play beginsel' door in het voornemen van 15 april 2010 het bepaalde in artikel 31, het tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan eiser tegen te werpen, terwijl verweerder dit niet heeft gedaan in zijn eerdere voornemen tot afwijzing van de aanvraag van 2 april 2009, en eisers verklaringen niet zijn gewijzigd In artikel van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna; Vb 2000) is bepaald dat, wanneer na het uitreiken of toezenden van het voornemen feiten of omstandigheden: a. bekend worden b. reeds bekend waren, maar nar aanleiding van de zienswijze anders worden beoordeeld of gewogen, die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn en Onze Minster voornemens blijft de aanvraag af te wijzen, wordt dit aan de vreemdeling meegedeeld en wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

7 Reg.nr.: Awb 10/Ï Voor zover eiser zich met zijn stelling op het standpunt heeft gesteld dat het verweerder niet meer vrijstond het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan hem tegen te werpen, omdat zijn verklaringen reeds bekend waren en de eerder uitgebrachte zienswijze geen aanleiding gaf die verklaringen anders te beoordelen of te wegen, volgt de rechtbank dat standpunt niet. Artikel van het Vb 2000 bepaald imperatief in welke gevallen de vreemdeling in de gelegenheid moet worden gesteld opnieuw zijn zienswijze uit te brengen. Geen rechtsregel staat er echter aan in de weg dat verweerder na een eerder voornemen waarin het bepaalde in artikel 31, tweede lid, van de Vw 2000 niet is betrokken een nieuw voornemen uitbrengt waarin die bepaling wel in de beoordeling van de aanvraag is betrokken. Artikel van het Vb 2000 staat daaraan niet in de weg. Voorts kan de handelwijze van verweerder niet in strijd worden geacht met het verbod van willekeur nu verweerder toepassing heeft gegeven aan zijn beleid in paragraaf Cl 5/6.2 van de Vc 2000, waarin is opgenomen, voor zover hier van belang, dat hij een nieuwe voornemen procedure start, wanneer na het uitreiken of toezenden van het voornemen reeds bekende feiten en omstandigheden anders worden beoordeeld of gewogen en het voornemen tot afwijzen blijft bestaan, maar dat, gemeten naar de nieuwe stand van zaken, niet alle dragende overwegingen in het voornemen zijn opgenomen. Volgens dit beleid is hiervan bijvoorbeeld sprake indien het voornemen blijft bestaan de aanvraag af te wijzen, maar daarbij een omstandigheid in de zin van artikel 31, tweede lid, van de Vw 2000 wordt meegewogen die nog niet werd meegewogen in het reeds uitgebrachte voornemen. Dat na het voornemen een besluit is genomen dat verweerder nadien heeft ingetrokken, leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat voormeld beleid toepassing mist. Nu eiser in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze te geven omtrent het nieuwe voornemen tot aanwijzing van zijn aanvraag, kan de handelwijze van verweerder evenmin in strijd met het fair play beginsel worden geacht Gelet op het voorgaande leidt de stelling van eiser in deze niet tot gegrondverklaring van het beroep. 2.7 Bij de beoordeling door verweerder van het asielrelaas gaat het meestal niet om de vraag of - en in hoeverre de verklaringen over de feiten en omstandigheden die een vreemdeling aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd als vaststaand moeten worden aangenomen. Een vreemdeling is immers veelal niet in staat en van hem kan ook redelijkerwijs niet worden gevergd zijn asielrelaas overtuigend met bewijsmateriaal te staven. Om een vreemdeling, waar dat probleem zich voordoet, tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van de aanvraag in hel licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen in welke bepaling artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 nader is uitgewerkt - dat de verklaringen van een vreemdeling en de daarin gestelde feiten en omstandigheden geloofwaardig worden geacht, indien die vreemdeling aan de in eerstgenoemde bepaling vermelde voorwaarden heeft voldaan. Aan die voorwaarden zal in de regel ntet worden voldaan, indien sprake is van een omstandigheid als vermeld in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw In dat geval zal volgens paragraaf C14/3.4 van de Vc 2000 van de verklaringen een positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om de daarin gestelde feiten en omstandigheden alsnog geloofwaardig te achten.

8 5 De beoordeling van de geloofwaardigheid van de door een vreemdeling in zijn asielrelaas naar voren gebrachte feiten behoort tot de verantwoordelijkheid van verweerder en kan door de rechtbank slechts terughoudend worden getoetst. 2.8 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat van het asielrelaas van eiser de vereiste positieve overtuigingskracht niet uitgaat, omdat dit relaas vaag en summier is, onduidelijkheden en tegenstrijdigheden bevat, en daarom niet geloofwaardig is. Verweerder heeft de door eiser gestelde ontvoeringen niet geloofwaardig hoeven te achten, omdat hij daarover nauwelijks relevante informatie heeft kunnen verstrekken, deze ontvoeringen de kem van zijn asielrelaas betreffen en reden zijn geweest om onder te duiken en zijn land van herkomst te verlaten. In dat licht heeft verweerder ook de stelling van eiser in twijfel kunnen trekken dat hij reeds vóór de inval van Georgië zou zijn geronseld om mee te vechten in de oorlog in Zuid Ossetië, aangezien uit openbaar toegankelijke informatie blijkt dat het Georgische leger pas op 7 augustus 2008 Ossetië is binnengevallen. Dat uit de door eiser overgelegde informatie volgt dat zich al vóór die datum schermutselingen voordeden leidt er niet toe dat verweerder het asielrelaas van eiser (op dit onderdeel) reeds om die reden voor geloofwaardig heeft moeten houden. Daarnaast heeft verweerder de verklaringen van eiser over de werkzaamheden van zijn vader in twijfel kunnen trekken, nu eiser ook daarover vrijwel niets heeft kunnen verklaren terwijl hij tot aan zijn vertrek bij zijn vader in huis heeft geleefd. Op grond van het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat sprake is van vaagheden, hiaten, onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in het asielrelaas van eiser op het niveau van de relevante bijzonderheden. Aldus bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat van het asielrelaas van eiser de vereiste positieve overtuigingskracht niet uitgaat en daarom ongeloofwaardig is. 2.9 Nu verweerder het asielrelaas ongeloofwaardig heeft kunnen achten, heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiser, voor zover zijn asielaanvraag is gegrond op het asielrelaas, niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw Voor zover eiser heeft willen betogen dat het besluit vanwege zijn medische klachten in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele Vrijheden (hierna; EVRM) overweegt de rechtbank als volgt Voor het oordeel dat verweerder reeds tijdens de fase van bestuurlijke besluitvorming advies had dienen in te winnen bij het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA), zoals eiser heeft betoogd, ziet de rechtbank geen grond nu door eiser eerst na het bestreden besluit, bij brief van 4 juni 2010, zijn medische klachten in het kader van de onderhavige procedure zijn ingeroepen. Het betoog van eiser dat verweerder reeds tijdens de procedures in het kader van de vreemdelingenbewaring bekend was met zijn medische klachten kan hier niet aan afdoen. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 is het aan eiser om alle relevante feiten en omstandigheden die van belang zijn, of die hij van belang acht, voor de beoordeling van zijn aanvraag aan verweerder kenbaar te maken. De medische klachten waarnaar eiser heeft verwezen, moeten derhalve worden aangemerkt als feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Vw Volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof voorde Rechten van de Mens.de

9 6 rechtbank verwijst naar onder meer een uitspraak van 27 mei 2008 (zaak nr /05, JV 2008/266; N. tegen het Verenigd Koninkrijk), kan uitzetting in verband met de medische toestand van de uit te zetten persoon, onder uitzonderlijke omstandigheden en wegens dwingende redenen van humanitaire aard, bij gebrek aan medische voorzieningen en sociale opvang in het land waarnaar wordt uitgezet, leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Van uitzonderlijke omstandigheden kan volgens die jurisprudentie slechts sprake zijn, indien de desbetreffende vreemdeling lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium Verweerder heeft zich in zijn brief van 6 januari 2011 op het standpunt gesteld dat de medische klachten van eiser niet betekenen dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3 van het EVRM en heeft daarvoor verwezen naar de inhoud van een door BMA uitgebracht medisch advies van 2 december In zijn nota van 2 december 2010 (FIL/09O ) heeft het BMA advies uitgebracht aan verweerder over de medische situatie van eiser. In dat advies is, voor zover hier van belang, geconcludeerd dat eiser medische klachten heeft, maar dat eiser zich onder de gegegeven behandeling niet in een terminaal en direct levensbedreigend stadium van een ongeneeslijke ziekte bevindt en niet te verwachten is dat een onvoldoende behandeling van de ziekte van eiser, dan wel het uitblijven daarvan, binnen afzienbare termijn zijn dood tot gevolg zal hebben De stelling van eiser dat de rechtbank voormeld medisch advies buiten de beoordeling dient te laten, nu het in strijd met de goede procesorde moet worden geacht dat het zo kort voor de zitting is ingebracht, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft het advies per faxbrief van 6 januari 2011 aan eiser en de rechtbank toegezonden, veertien dagen voor de mondelinge behandeling van het beroep. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat eiser door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad Het betoog van eiser dat voormeld BMA-advies niet bij de beoordeling van het beroep behoort te worden betrokken, omdat in het advies van het verkeerde land van herkomst is uitgegaan, leidt evenmin tot gegrondverklaring van het beroep. Het antwoord op de zogenoemde landgebonden vragen is eerst van belang als uit het advies blijkt dat de ziekte van eiser zich in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium bevindt, hetgeen in het geval van eiser niet aan de orde is blijkens hetgeen hiervoor onder 2.14 is overwogen. Dit gedeelte van het advies behoefde derhalve niet te worden beantwoord en is daarmee niet van belang voor de beoordeling van het bestreden besluit Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.14 is overwogen over de inhoud van het BMA-advies van 2 december 2010, concludeert de rechtbank dat verweerder in de medische klachten van eiser terecht geen aanleiding heeft gezien hem in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw Het beroep van eiser op artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn van de Raad van 29 april 2004, nr. 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming (Pb EU nr. L304, hiema: Definitierichtlijn), slaagt niet, waartoe de rechtbank het volgende overweegt.

10 Reg.nr.: Awb 10/ In haar uitspraak van 25 mei 2009 (zaak nr /2, JV 2009/291 ) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat artikel 15, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, van de richtlijn, bescherming beoogt te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied, louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op de in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn bedoelde ernstige bedreiging. Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 voorziet in de aldus vereiste bescherming, aangezien deze bepaling de grondslag biedt voor vergunningverlening in situaties die door artikeï-3 van het EVRM-worden bestreken en laatstgenoemde bepalinggezien de daaraan door het Europese Hof voor de rechten van de Mens gegeven uitleg in voormeld hangende de prejudiciële procedure gewezen arrest van 17 juli 2008 (zaak nr /07, JV 2008/329; NA tegen het Verenigd Koninkrijk) - ook ziet op de uitzonderlijke situatie, beschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn Hiervoor is gebleken dat verweerder het asielrelaas van eiser in redelijkheid ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Verweerder heeft daarom in zoverre terecht niet aannemelijk geacht dat eiser te vrezen heeft voor schending van artikel 3 van het EVRM. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van het bestreden besluit in het gebied waaruit hij afkomstig is sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn. De stelling van eiser dat verweerder niet heeft weersproken dat een binnenlands gewapend conflict in Abchazië heeft plaatsgevonden is hiervoor onvoldoende, reeds omdat de enkele omstandigheid dat een binnenlands gewapend conflict plaatsvond niet betekent dat ook sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Defïnitierichtlijn, 2.19 Op grond van het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de aanvraag derhalve terecht afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw Het beroep is derhalve ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

11 Reg.nr.: Awb 10/13844 S 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.G.J. Welbergen. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 april Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Afschrift verzonden op: I 3 APR. 20% 'otocopie conform het oorspronkelijke vand e Arrondissements - Rechtbank tezutphhn

12 ADVOCATENKANTOOR VREEKEN Mr I. Vreeken advocaat IJsselkade 27 Zutphen Postbus AD Zutphen tel fax B "RAAD VAN SI Al ït INGEKOMEN 0 2 MEI 2011 Aan de Raad van State Afdeling bestuursrechtspraak Hoger beroep vreemdelingenzaken Postbus BC DEN HAAG HOGER BEROEPSCHRIFT 29 april 2011 GEEFT TE KENNEN: geboren op van Abchazische c.w. Georgische nationaliteit, wonende te Heerlen, domicilie kiezende te Zutphen aan de IJsselkade 27 (postbus 153, 7200 AD), ten kantore van advocaat Mr I. Vreeken, die te dezer zake als gemachtigde wordt gesteld en als zodanig optreedt: 1. Bij besluit van heeft de Minister van Justitie (thans de Minister voor Immigratie en Asiel; hierna: de Minister) de asielaanvraag van appellant afgewezen. 2. Bij uitspraak van heeft de rechtbank te 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen, het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard (bijlage). 3. Appellant stelt hierbij hoger beroep in tegen deze uitspraak. Appellant voert de volgende grieven aan tegen de uitspraak van de rechtbank. Grief 1: Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.5 geoordeeld en overwogen a. dat de Minister in redelijkheid geen grond heeft hoeven vinden om appellant de gevolgen van het ontbreken van documenten ter onderbouwing van zijn reisroute en asielrelaas niet toe te rekenen, en b. dat appellants betoog dat de Minister heeft nagelaten te beoordelen of het ontbreken van reisdocumenten aan appellant toerekenbaar is en dat niet is gebleken dat zijn onvermogen om meer over de gevolgde reisroute te verklaren aan hem is toe te rekenen niet wordt gevolgd nu een en ander wel uit het bestreden besluit blijkt. Toelichting: * In het bestreden besluit staat, anders dan de rechtbank overweegt, niet vermeld dat het ontbreken van reisdocumenten aan appellant toerekenbaar is en evenmin dat niet is gebleken dat zijn onvermogen om meer over de gevolgde reisroute te verklaren niet aan hem is toe te rekenen. De beschikking is door de rechtbank onjuist gelezen. * In de zienswijze heeft appellant betoogd dat de stelling in het voornemen dat het niet overleggen van bedoelde documenten voldoende is om artikel 31 lid 2 sub f Vw tegen te werpen, onjuist is aangezien het criterium daarbij is of e.e.a. de asielzoeker is toe te rekenen. Appellant heeft betoogd dat het voornemen derhalve uitgaat van een onjuiste wetsinterpretatie.

13 ADVOCATENKANTOOR VREEKEN * Een redelijke wetsinterpretatie brengt met zich mee dat indien het de asielzoeker niet is toe te rekenen dat hij (bij het niet toerekenbaar ontbreken van reisdocumenten) geen gedetailleerde informatie kan verstrekken over de gevolgde reisroute, artikel 31 lid 2 sub f Vw op dit onderdeel niet kan worden tegengeworpen. Het is volstrekt onredelijk om het in de wet genoemde criterium der toerekenbaarheid wel te betrekken bij het al dan niet overleggen van documenten, maar niet bij het al dan niet in staat zijn om gedetailleerde informatie te verstrekken over de gevolgde reisroute. Grief 2: Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.6 geoordeeld en gemotiveerd dat en waarom appellants stelling dat de Minister heeft gehandeld in strijd met het verbod van willekeur en het 'fair play beginsel' door in het voornemen van artikel 31 lid 2 sub f Vw wel aan appellant tegen te werpen, maar zulks niet te doen in het eerdere voornemen van , niet wordt gevolgd. Toelichting: * Weliswaar heeft de rechtbank verwezen naar het bepaalde in Vc C15/6.2, appellant stelt vast dat de reden om geen gevolg te geven aan het voornemen van geen enkel verband hield met een nieuw inzicht of een andere weging met betrekking tot de toepasbaarheid van artikel 31 lid 2 sub f Vw. Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijze is de Minister immers tot de slotsom gekomen dat hij er ten onrechte vanuit gegaan was dat appellant de Russische nationaliteit had. Alleen om die reden heeft de Minister besloten om appellant aanvullend te horen en is vervolgens een nieuw voornemen uitgebracht. Artikel 31 lid 2 sub f Vw heeft daarbij geen enkele rol gespeeld. In het aanvullend gehoor is appellant ook niet bevraagd over met dit wetsartikel samenhangende omstandigheden. * Appellant stelt zich op het standpunt dat indien de Minister in een situatie als de onderhavige ten aanzien van de toepassing van artikel 31 lid 2 sub f Vw een ander standpunt inneemt in een nieuw voornemen, de Minister naar de burger een redelijke motivering dient te geven waarom op een dergelijk belangrijk beslispunt een geheel ander standpunt wordt ingenomen. In casu heeft de Minister in het voornemen van moverende redenen gehad om bedoeld artikel niet tegen te werpen. Nu appellant op dit punt naderhand geen nieuwe verklaringen heeft afgelegd, had de Minister dienen te motiveren waarom de thans gebezigde argumenten niet zijn gehanteerd in het voornemen van De burger moet ervan kunnen gaan dat een bestuursorgaan ten opzichte van hem consistent en dus niet willekeurig of in strijd met het 'fair play' beginsel handelt. Grief 3: Indien uw Afdeling tot de conclusie zou komen dat de grieven 1 en/of 2 slagen, dan heeft de rechtbank ten onrechte in rechtsoverweging 2.7 geoordeeld dat in casu het toetsingscriterium der 'positieve overtuigingskracht' dient te worden toegepast. Daardoor heeft de rechtbank in rechtsoverwegingen 2.8 het standpunt van de Minister over appellants asielrelaas op onjuiste wijze beoordeeld. Grief 4: Ten onrechte heeft de rechtbank in rechtsoverweging 2.11 overwogen dat er geen grond is voor het oordeel dat de Minister advies had moeten inwinnen bij het Bureau Medische Advisering aangezien hij zijn medische klachten eerst na het bestreden besluit heeft ingeroepen, terwijl het betoog dat de Minister reeds met die klachten bekend was daaraan niet af kan doen.

14 ADVOCATENKANTOOR VREEKEN Toelichting: * De rechtbank gaar eraan voorbij dat daar waar de Minister ambtshalve bekend was met appellants medische klachten, er gelet op het bepaalde in artikel 45 Vw juncto artikel 64 Vw er een zelfstandige onderzoeksplicht bestaat met betrekking tot de vraag of de vreemdeling om medische redenen al dan niet kan worden uitgezet. * De informatie met betrekking tot de procedure in het kader van de vreemdelingenbewaring, maakt deel uit van het onderhavige procesdossier. REDENEN WAAROM: appellant u verzoekt a. dit hoger beroep gegrond te verklaren, b. de uitspraak van de rechtbank te 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zutphen van te vernietigen, htbank ingestelde beroep gegrond te verklaren, i

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201107210/1/V1. Datum uitspraak: 21 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201112733/1/V1. Datum uitspraak: 23 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200809034/1N2. Datum Uitspraak: 22 april 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201108965/1 /VI. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200800036/1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201201003/1/V4. Datum uitspraak: 3 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak rnet toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103602/1/V3. Datum uitspraak: 11 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109588/1/V1. Datum uitspraak: 18 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103219/1/V3. Datum uitspraak: 29 maart 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 2O11O9095/1/V1. Datum uitspraak: 20 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201113051/1/V3. Datum uitspraak: 30 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201 111 162/1/V3. Datum uitspraak: 28 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200803598/1. Datum uitspraak: 20 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104117/1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201 201474/1 A/4. Datum uitspraak: 23 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108625/1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2009:BM8181

ECLI:NL:RBSGR:2009:BM8181 ECLI:NL:RBSGR:2009:BM8181 Instantie Datum uitspraak 24-11-2009 Datum publicatie 17-06-2010 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer Awb 07 / 24619 en 07 / 24620 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201106888/1 /VI. Datum uitspraak: 21 november 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201110895/1/V1. Datum uitspraak: 23 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: p Raad vanstate 201203205/1 /V4. Datum uitspraak: 9 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201012059/1/V1. Datum uitspraak: 25 januari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2007 Datum publicatie 07-03-2007 Zaaknummer 200607659/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Hoger

Nadere informatie

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008 m ' \ Raad vanstate 200802271/1. Datum uitspraak: 20 mei 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201108397/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: r Raad vanstate 201108252/1/V2. Datum uitspraak: 14 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 204093/1/V3 Datum uitspraak: 1 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200902649/1 A/2. Datum uitspraak: 29 april 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12001023 200905925/1/V3 en 201108673/1/V3. Datum uitspraak: 13 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: [ ], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: \ Raad vanstate 2012Ö1424/1/V1. Datum uitspraak: 26 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008 Raad vanstate 200800545/1. Datum uitspraak: 17 maart 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 : * fc. Raad * vanstate 201100831/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201106641/1/V2. Datum uitspraak: 18 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104673/1 /V4. Datum uitspraak: 27 december 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht {hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201206551/1/V3. Datum uitspraak: 5 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201106469/1 A/3. Datum uitspraak: 24 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: > Raad vanstate 201108148/1/V3. Datum uitspraak: 24 mei 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110274/1 NA. Datum uitspraak: 20 december 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 Raad vanstatc 201203196/1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201204533/1/V1. Datum uitspraak: 19 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200904515/1/V1. Datum uitspraak: 13 januari 2010 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103712/1/V1. Datum uitspraak: 18 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 20Ï1Ö6836/1/V2. Datum uitspraak: 6 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201203791/1/V1. Datum uitspraak: 24 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201205761/1/V1. Datum uitspraak: 31 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht {hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: ? Raad vanstate 201111356/1/V4. Datum uitspraak: 19 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 Instantie Datum uitspraak 02-03-2007 Datum publicatie 05-09-2007 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 06/30391, 06/30389 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 2011101 29/1/V.1. Datum uitspraak: 27 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

LJN: BJ3621, Raad van State, 200805962/1. Datum uitspraak: 21-07-2009 Datum publicatie: 24-07-2009

LJN: BJ3621, Raad van State, 200805962/1. Datum uitspraak: 21-07-2009 Datum publicatie: 24-07-2009 LJN: BJ3621, Raad van State, 200805962/1 Datum uitspraak: 21-07-2009 Datum publicatie: Rechtsgebied: 24-07-2009 Vreemdelingen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Toetsingskader / realiteitsgehalte

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201108388/1/V3. Datum uitspraak: 31 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 Instantie Datum uitspraak 27-09-2011 Datum publicatie 30-09-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 11/18267 & 11/18269 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 2O120O257/1/V2. Datum uitspraak: 31 mei 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-gravenhage,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, Raad vanstate 200700246/1. Datum uitspraak: 6 juni 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, tegen de uitspraak in zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-05-2014 Datum publicatie 18-08-2014 Zaaknummer AWB 14/1709 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009 Raad van State 2009061 36/1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705513/1. Datum uitspraak: 31 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112173/1/V1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201101639/1/V1. Datum uitspraak: 20 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103938/1/V2. Datum uitspraak: 15 april 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201201012/1/V3. Datum uitspraak: 21 februari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201Ï10716/1/V2. Datum uitspraak: 30 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110052/1 /V1. Datum uitspraak: 26 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201112531/1/V1. Datum uitspraak: 11 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Uitspraak 201103208/1/V1. Datum uitspraak: 10 april 2012 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201106114/1/VI. Datum uitspraak: 15 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200704372/1. Datum uitspraak: 28 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201210211/1/V3. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201208267/2/V1. Datum uitspraak: 9 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109379/1/V1. Datum uitspraak: 4 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK * Raad vanstatc 201104826/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202934/1 /V3. Datum uitspraak: 25 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201202648/1 A/1. Datum uitspraak: 18 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201008398/1/V3. Datum uitspraak: 21 februari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201104001/1/V2. Datum uitspraak: 27 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:3918

ECLI:NL:RBDHA:2017:3918 ECLI:NL:RBDHA:2017:3918 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 21-03-2017 Datum publicatie 18-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 16/27939 NL16.3618 Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201004895/1/V1. Datum uitspraak: 26 juli 2010 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201202205/1/V3. Datum uitspraak: 2 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: I. Raad vanstate 201205209/1/V3. Datum uitspraak: 18 juli 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100801/1/V1. Datum uitspraak: 10 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: I Raad vanstate 201100472/1 A/1. Datum uitspraak: 28 maart 2011. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie