Waterparagraaf. Bouwplan Rosheuvel, Eersel

Transcriptie

1 Waterparagraaf Bouwplan Rosheuvel, Eersel

2 Waterparagraaf Bouwplan Rosheuvel, Eersel In opdracht van Opgesteld door Auteur Gemeente Eersel Postbus AA Eersel SRE Milieudienst Keizer Karel V Singel 8 Postbus AK Eindhoven H.T.L. de Groot I.C.H. Fransen Projectnummer Datum 20 april 2010 Status Definitief

3 Samenvatting Conclusie en aanbevelingen: Om een groene overgang te creëren van de kern Eersel naar het buitengebied, worden de gronden van de Maatschap Kox en van Vivaco B.V. bebouwd. De gemeente is voornemens op deze locatie van ruim 4,55 ha circa 44 woningen te bouwen. Dit betekend dat sprake is van een toename van het verhard oppervlak van circa 1,6 ha. Ten behoeve van de toename van verharding dient waterberging gerealiseerd te worden. De te realiseren berging dient 786 m 3 hemelwater te kunnen bergen. De gemeente Eersel is voornemens een centrale retentie/infiltratie-voorziening aan te leggen ten behoeve van de opvang van hemelwater. Er wordt geadviseerd twee onderloopvelden te realiseren in het openbaar groen. Aanleiding onderzoek: Vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder in het planproces. Onderzoekslocatie: Rosheuvel in de gemeente Eersel Opdrachtgever: Gemeente Eersel 20 april projectnummer

4 Inhoudsopgave 1. Inleiding Proces en Beleid Beschrijving bouwplan 4 2. Huidig watersysteem Oppervlaktewater Grondwater en bodem Regen- en afvalwater 7 3. Toekomstig watersysteem Verandering in het plangebied Omgang met hemelwater Waterkwaliteit Conclusie en aanbeveling 9 Bijlagen april projectnummer

5 1. Inleiding Om een groene overgang te creëren van de kern Eersel naar het buitengebied, worden de gronden van de Maatschap Kox en van Vivaco B.V. bebouwd. Met de opbrengsten wordt tevens een varkensopfokbedrijf gesaneerd. Om dit plan mogelijk te maken dient het huidige planologisch regime door middel van een vrijstellingsbesluit gewijzigd te worden. Een onderdeel van deze vrijstellingsprocedure vormt het doorlopen van een watertoets, waarin de onderlinge afstemming tussen water en ruimte plaats. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het uitvoeren van een watertoets betrekt de waterbeheerders actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen en geeft water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening. De watertoets wordt uiteindelijk vertaald in een waterparagraaf van de ruimtelijke onderbouwing. Voorliggende rapportage beschrijft het resultaat van de watertoets. De in de ruimtelijke onderbouwing opgenomen waterparagraaf betreft een samenvatting hiervan. De detailinvulling hiervan is in onderliggende paragrafen beschreven Proces en Beleid Bij het opstellen van de watertoets is rekening gehouden met de hieronder in het kort beschreven beleidskaders op Europees, nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. Europees beleid De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is Eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk Voor het uitwerken van de doelstellingen worden op (deel)stroomgebied plannen opgesteld die in 2009 definitief worden goedgekeurd en vastgesteld door Den Haag en Brussel. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. De ecologische ambities worden vooral op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald. Rijksbeleid Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota s vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, juli 2003). Het bestuursakkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen, afvoeren in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de 20 april projectnummer

6 watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd. Verder is water in de Nota Ruimte een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Provinciaal en regionaal beleid Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in de Nota Ruimte (2004), het Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2 (2003) en de Partiële Herziening Waterhuishoudingsplan (waterkwantiteit-waterkwaliteit). Het Waterhuishoudingsplan is gebouwd op drie onderdelen: Het uitvoeren van de in beeld gebrachte wateropgaven uit de stroomgebiedvisies. Grondwaterbeheer; voor het onttrekken van grondwater wordt gelet op de functies en de waterbalans van het gebied om te bepalen of het onttrekken van grondwater kan toenemen of moet afnemen. Het voorkomen van achteruitgang van de waterkwaliteit, realiseren van de door de KRW (zie boven) gewenste waterkwaliteit en bescherming van de waterhuishoudkundige functies. Vooral voor de functies natuur en waterberging vraagt planologische bescherming in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Aan het eind van de planperiode van het Waterhuishoudingsplan vindt een evaluatie plaats om een afweging te maken of het provinciaal beleid voldoende is om te kunnen voldoen aan de doelstellingen voor de Kaderrichtlijn Water. Eventueel wordt het beleid aangepast zodat het in de pas loopt met de Europese doelstellingen. Beleid waterschap en gemeente Aangezien het waterbeheer in Eersel is opgedragen aan het Waterschap De Dommel dient rekening te worden gehouden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Eersel is het Waterbeheersplan III krachtig water vastgesteld 16 december 2009, de Keur van het waterschap (2009), beleidsnotitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk (2007) en beleidsnota beheer en onderhoud Stedelijk water (2003). Het waterbeleid van de gemeente Eersel is vastgelegd in het gemeentelijk waterplan Eersel en het daarmee verbonden Gemeentelijk Riolerings Plan. Dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in het gebied. Vanuit de watersysteembenadering is een beleidsrichting geformuleerd voor aspecten als gebruik en veiligheid. De opstelling is ingestoken vanuit zes thema's: verdroging beperken, wateroverlast tegengaan, water meer beleven, goed rioolstelsel, water(bodem)kwaliteit verbeteren en zuinig omgaan met drinkwater en veiligheid tegen overstromingen. Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat, mede gelet op de handreiking watertoets van Waterschap De Dommel (maart 2010): grondwaterneutraal gebouwd moet worden; 20 april projectnummer

7 geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen; het regenwater binnen het plangebied hergebruikt moet worden, als dit niet mogelijk is moet het water indien mogelijk worden afgekoppeld van de riolering, bij voorkeur door infiltratie en anders door buffering of berging; het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt; maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van grondwatervervuiling; het gebruik van uitloogbare materialen die in direct contact kunnen komen met hemelwater is niet toegestaan. Bij het opstellen van dit document is het waterschap De Dommel betrokken geweest. Zij heeft een aantal keer de mogelijkheid gekregen om het document te reviewen. De hieruit gekomen op- en aanmerkingen zijn in dit document verwerkt Beschrijving bouwplan Het bouwplan Kox/Vivaco wordt als volgt omgrensd; in het noorden en het westen door de Rosheuvel, waarbij de bossage in de noordwest-hoek buiten het plangebied valt. De oostgrens wordt gevormd door de Boksheidsedijk; in het zuiden vormen de perceelsgrenzen de plangrens (zie afbeelding 1). Afbeelding 1: Ligging plangebied. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit agrarische gronden. Alleen in de zuidwest- en de noordoosthoek is bebouwing aanwezig. Het betreft hier een agrarische bedrijf en een transportbedrijf. Zowel het agrarisch bedrijf in de zuidwesthoek en het transportbedrijf in de noordoosthoek van het plangebied worden gesloopt, waarbij de woonhuizen blijven staan. 20 april projectnummer

8 De gemeente is voornemens op deze locatie van ruim 4,55 ha circa 44 woningen te bouwen. Het gaat hierbij om de realisering van 8 Ruimte voor Ruimtekavels, 12 starterswoningen, en 24 vrije kavels. Daarnaast wordt in de bestemmingsplanherziening nog een viertal extra bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Binnen het plan Rosheuvel wordt uitgegaan van de volgende oppervlakten: uitgeefbaar terrein circa 3,3 ha; overig verhard oppervlak circa 0,5 ha; groen circa 0,7 ha; Een en ander wordt in afbeelding 2 weergegeven. Afbeelding 2: Overzicht bouwplan Voor de realisatie van die bouwplan zullen een aantal bestaande opstallen gesloopt worden. Deze hebben een oppervlakte van circa m 2. Verder zullen, ten behoeve van de realisatie van de plannen, de sloten binnen het plangebied gedempt worden. De sloot langs de Boksheidsedijk (RN15) ligt buiten het plangebied en zal niet gedempt worden. 20 april projectnummer

9 2. Huidig watersysteem Dit hoofdstuk beschrijft het huidige watersysteem in het plangebied. Hierbij komen achtereenvolgens de volgende thema s aan de orde: oppervlaktewater, grondwater, regen- en afvalwatersysteem Oppervlaktewater In het plangebied zijn een drietal sloten gelegen, zie onderstaand figuur. Een sloot is gelegen aan de oostzijde van het plangebied haaks op de straat Rosheuvel naar het zuiden waar deze aansluit op een sloot die langs de zuidzijde van het plangebied loopt. De derde sloot loopt diagonaal van de noordwest- naar de zuidoosthoek. Deze sloten zijn niet aangemerkt als hoofdwatergangen in de legger van het waterschap. Afbeelding 3: Locatie sloten in het plangebied. Het plangebied ligt niet in of nabij een beschermingszone. Tevens is het plangebied niet gelegen in een natte natuurparel en zijn geen relevante natuurwaarden aangegeven. Bescherming vanuit het oogpunt van drinkwatervoorziening is ook niet van toepassing Grondwater en bodem Volgens de provinciale waterkaarten is het plangebied gelegen in geohydrologisch deelgebied II2. Afbeelding 4 geeft aan wat grofweg het profiel van dit deelgebied is. Het maakt onderdeel uit van het Kempisch Plateau, dat zich onderscheid door de 20 april projectnummer

10 aanwezigheid van een dik freatisch pakket van relatief grof zand. Doordat de meeste grondwateronttrekkingen in deze laag zitten, werken hun effecten sterk door in de freatische grondwaterstand. Tevens is de uitstraling van waterhuishoudkundige ingrepen zoals peilverhoging relatief groot als gevolg van het dikke freatische pakket. Het Kempisch Plateau is één van de voedingsgebieden voor de kwel in de Roerdalslenk. Binnen de grenzen van het plangebied zijn een drietal grondwatertrappen gelegen. Het merendeel van de gronden is aangewezen als trap VII. Hiervoor geldt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) 80- Afbeelding 4: Profiel geohy- 140 cm beneden maaiveld is gelegen; de gemiddeld drologisch deelgebied II2 laagste grondwaterstand (GLG) ligt op meer dan 120 cm beneden maaiveld. Naast grondwatertrap VII ligt ook trap VI in het plangebied. Hiervoor geldt voor de GHG een diepte van cm; de GLG is vergelijkbaar met trap VII. Op een klein deel van de gronden rondom de bebouwing in de noordoosthoek van het plangebied rust volgens de provinciale waterkaarten de aanwijzing grondwatertrap VIII. De GHG ligt dan op een diepte van meer dan 140 cm en de GLG op meer dan 120 cm Regen- en afvalwater Voor het overgrote deel van het plangebied geldt dat het momenteel onbebouwd is. Dit betekent dat hemelwater infiltreert in de grond. Volgens het Waterplan Eersel zou het plangebied hier ook geschikt voor moeten zijn. In het plan wordt namelijk gesteld dat gebieden met een grondwatertrap VI of hoger als infiltratiegebied kunnen worden beschouwd. Dit staat echter haaks op de waterparagraaf van het bestemmingsplan Kom Eersel. Hierin is de kern Eersel opgedeeld in een vijftal deelgebieden. Het bouwplan Kox/Vivaco maakt onderdeel uit van deelgebied 4 Wijk Zuiderpark. In dit deelgebied bestaat het bodemtype uit lage enkeerd- en veldpodzolgronden, die beide bestaan uit lemig fijn zand met een k-waarde van 0,26 m/dag. Rosheuvel wordt gekenmerkt door kalkloze veldpodzolgronden. Het maaiveld is gelegen tussen 30,0 en 32,5 m+nap. Het waterschap geeft aan dat de mogelijkheid tot infiltratie bij een k-waarde kleiner dan 0,40 m/dag slecht is. De gemeente Eersel beschikt grotendeels over een gemengd rioolstelsel. Alleen in een aantal kleine deelgebieden is sprake van een gescheiden stelsel. Dit zijn gebieden waar recentelijk nieuwe riolering is aangelegd. Het afvalwater wordt getransporteerd naar de RWZI in Eindhoven. Het effluent van deze RWZI wordt geloosd op de Dommel. Bij overbelasting van het rioolstelsel wordt het overtollige afvalwater geloosd op het oppervlaktewater. Dit gebeurt door middel van overstorten. In het zuidelijk deel van Eersel zijn zes van dergelijke overstorten aanwezig; voor allen geldt dat ze het overtollige water indirect naar de Run leiden. 20 april projectnummer

11 3. Toekomstig watersysteem 3.1. Verandering in het plangebied De gemeente heeft aangegeven dat de reeds aanwezige sloten in het plangebied gedempt zullen worden. De sloot aan de oostzijde (dit is niet de sloot langs de Bokheidsedijk) en de sloot diagonaal door het plangebied worden verwijderd vanuit bouwtechnisch oogpunt. De sloot aan de zuidzijde wordt verwijderd wegens onderhoud; na realisatie van de plannen wordt deze sloot namelijk moeilijk tot niet bereikbaar, waardoor onderhoud onmogelijk wordt. Het dempen van de sloten zal geen problemen opleveren met betrekking tot afwatering van de omgeving. Op dit moment is er geen verhard oppervlak aangesloten op de sloten. In de waterparagraaf van het bestemmingsplan Kom Eersel wordt benadrukt dat bij uitbreidingslocaties binnen het plangebied van het bestemmingsplan, een berging gerealiseerd moet worden die op basis van de huidige landelijke afvoer een belasting van T = % kan bergen. Bij de bepaling van de benodigde berging is uitgegaan van een toename van het verhard oppervlak van circa 34 % van het uitgeefbare terrein. Binnen het plangebied zijn kleine, middelgrote en grote percelen beschikbaar. Voor de grote percelen is rekening gehouden met een verharding van 20 %, voor de middelgrote percelen met % verhard en de kleine percelen met 75 % verhard. Dit betekend een toename van verharding van circa 36 % van het totale plangebied. Dit komt overeen met een oppervlak van m 2. De toename van verhard oppervlak en het nieuwe waterbeleid hebben gevolgen voor het watersysteem. In het nieuwe watersysteem dient het afvalwater en hemelwater gescheiden verwerkt te worden. Dit betekent dat het hemelwater apart opgevangen wordt en ter plekke via de voorkeursvolgorde wordt verwerkt. Waterschap de Dommel en waterschap Aa en Maas hebben een toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen ontwikkeld waarmee de benodigde berging in het plangebied berekend kan worden. Het instrument is gebaseerd op het rapport Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk. In het rapport wordt aangegeven, dat de berging bepaald dient te worden door middel van de regenduurlijn T = % en de natuurlijke berging (en afvoer) van de bodem. Tevens wordt in het rapport aangegeven dat een bui van T = % niet tot overlast mag leiden. Uit het toetsinstrument komt naar voren, dat uitgaande van een toename van het verhard oppervlak van m 2, een bergingscapaciteit van 786 m 3 nodig is en m 3 niet tot overlast mag leiden Omgang met hemelwater De voorkeursvolgorde is als volgt: 1. Hergebruik van het hemelwater als huishoudelijk of bedrijfswater; 2. Infiltreren van het hemelwater in de bodem; 3. Bergen en vertraagd afvoeren naar oppervlaktewater; 4. Afvoeren middels riolering (middels een gescheiden stelsel). 20 april projectnummer

12 De gemeente Eersel heeft in het waterplan opgenomen dat het infiltreren en het bergen met vertraagde afvoer naar oppervlaktewateren de voorkeur geniet. Ook waterschap de Dommel heeft deze voorkeur geuit. Hergebruik (bijvoorbeeld voor spoelen van toiletten) wordt onder andere afgeraden om kostentechnische en gezondheidtechnische redenen. Een systeem voor inpandig hergebruik vereist een grote opslag van water in het pand. Dit vraagt een grote investering in ruimte en constructie, zonder dat gegarandeerd kan worden dat altijd voldoende water beschikbaar zal zijn. Gezondheidsrisico s worden met name gerelateerd aan bacteriegroei in de opslagtank en de kans op foutaansluitingen. Afvoeren wordt gezien als een laatste redmiddel en wordt alleen toegepast als er geen andere optie is. Infiltratie is afhankelijk van enkele punten. Zo dient de grondwaterstand voldoende laag te zijn zodat voldoende ruimte is in de bodem voor het hemelwater. Verder dient de bodem waterdoorlatend te zijn. Tevens is het belangrijk dat het water dat aangesloten wordt op het infiltratiesysteem relatief schoon is. Voor locale berging is het belangrijk dat voor een periode van enkele dagen ruimte is voor een hoeveelheid water. Het water dient opgevangen te worden alvorens het door middel van wegzijging, verdamping en doorstroming het gebied verlaat Waterkwaliteit Het is van belang om de locale waterkwaliteit te waarborgen. Om verslechtering na uitbreiding te voorkomen, wordt geadviseerd om geen uitlogende (bouw)materialen toe passen zoals zink, lood en koper. Tevens zou het wassen van auto s in het plangebied beperkt moeten worden. Ook toepassing van chemische onkruid- en gladheidbestrijding dient beperkt te blijven. Het hemelwater afkomstig van de opritten, parkeerplaatsen en wegen is vaak van mindere kwaliteit, dan het water afkomstig van de daken. In de te realiseren berging dient bezinking van verontreinigende stoffen mogelijk te zijn, zodat het hemelwater zo schoon mogelijk de voorziening verlaat. Tevens dient de voorziening goed toegankelijk zijn voor onderhoud en schoonmaak. Bij plangebieden waar een lage verkeerslast is, kan verontreiniging voor een deel opgevangen worden door het plaatsen van een zandvang vooraf aan de berging. De gemeente Eersel heeft een voorkeur geuit om gebruik te maken van een zandvang in tegenstelling tot een bodempassage Conclusie en aanbeveling Bij de realisatie van de plannen Rosheuvel zoals ze er nu zijn, zal het verhard oppervlak toenemen met circa m 2. Met de huidige regelgeving dient bij de toename in verhard oppervlak, opvang voor het afstromend hemelwater gecreëerd te worden. Met behulp van toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen is de opvang berekend op ongeveer 786 m april projectnummer

13 Er is een voorkeur voor het realiseren van waterberging op eigen terrein. Bij grootschalige projecten wordt vaak een centraal systeem aangelegd. Dit voorkomt problemen door onzorgvuldig omgang en gebrek aan beheer en onderhoud. Ook hier wordt geadviseerd om een centrale voorziening aan te leggen. Volgens bestemmingsplan kom Eersel is er ter plaatse een lage doorlatendheid van de bodem. Hierdoor is infiltratie van het hemelwater niet zonder meer mogelijk. Er dient een bergvoorziening met een open bodemstructuur aangelegd te worden met een vertraagde afvoer. Omdat de GHG redelijk laag is, is het wel mogelijk tijdelijke opvang in de bodem te creëren. Het plangebied betreft een woonwijk met een lage verkeerslast. Het afstromende hemelwater zal in beperkte mate een verminderde kwaliteit hebben. Om de kwaliteit van de bodem te handhaven is een eerste opvang van het hemelwater door middel van een zandvang gewenst. De zandvang dient eenmaal per jaar geleegd en schoon gespoten te worden. Er wordt geadviseerd om binnen het onderzoeksgebied niet één grote voorziening aan te leggen voor de berging van hemelwater. Er wordt voor gekozen om twee bovengrondse waterbergingen te realiseren. Met deze bovengrondse berging wordt tevens de gemeenschap bewust gemaakt van de waterproblematiek. Er wordt geadviseerd de bovengrondse berging te realiseren in een tweetal onderloopvelden in de groenstroken binnen het plangebied. In de beide onderloopvelden dient minimaal 786 m 3 water geborgen te kunnen worden. De velden dienen een totale oppervlakte van m 2 te hebben. De velden worden ten opzichte van het maaiveld verlaagd aangelegd, met een langzame overgang (talud van minimaal 1: 3). De verlaging zal minimaal 60 cm-mv moeten bedragen. Op 10 cm-mv dient een noodoverloop gerealiseerd te worden, om wateroverlast te voorkomen. Bij hevige neerslag kan over het oppervlak van de onderloopvelden 50 cm water opgevangen worden. Dit is een totale berging van 790 m 3. In bijlage 2 is een voorstel voor de locatie van de bergingsvelden gedaan. Het veld in het zuiden heeft daar een bodemoppervlak van 877 m 2, dit exclusief het talud van 1:3. Het veld in het noorden heeft een bodemoppervlak van 967 m 2. Volgens het rapport Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk mag een bui van T = % niet tot overlast leiden. Bij een dergelijke bui zal een extra 249 m 3 hemelwater opgevangen moeten kunnen worden. Het extra hemelwater kan opgevangen worden in de onderloopvelden en tussen de stoepranden. Bij bepaling van het oppervlak van de onderloopvelden zijn de taluds niet meegerekend, als deze wel meegerekend worden kan bij beide overloopvelden nog circa 60 m 3 water geborgen worden. Tevens kan in de 10 cm waking van beide onderloopvelden tijdelijk nog een 158 m 3 water geborgen worden. Het is mogelijk om een onderloopveld te combineren met bijvoorbeeld een grasveld of speeltuin o.i.d. Het gaat hier om tijdelijke berging, het is dan ook zaak dat het veld binnen een bepaalde tijd weer beschikbaar is voor de primaire functie. Een goede afwatering is noodzakelijk. De aanvoer van het hemelwater naar de twee bergingssystemen zal middels buizen geschieden. 20 april projectnummer

14 Beide bergingssystemen zullen infiltreren en vertraagd afwateren. Een van de bergingssystemen zal afwateren op de sloten ten oosten van de Boksheidsedijk, het andere bergingssysteem zal afwateren op de sloot ten zuiden van de Rosheuvel-Noord. Het vertraagd afwateren zal geschieden door middel van een geknepen afvoer (buis), die net iets boven de bodem van de bergingsvoorzieningen gerealiseerd dient te worden. De afwatering van de bergingssystemen wordt bepaald aan de hand van de landelijke afvoer ter plaatse van het plangebied, deze wordt geschat op 0,67 l/s/ha. Het plangebied is 4,55 ha, waardoor een vertraagde afvoer van 11 m 3 /h gerealiseerd kan worden. De velden lopen leeg aan de hand van infiltratie en vertraagde afvoer. Middels vertraagde afvoer kan in 48 uur 528 m 3 water op RN15 geloosd worden. De resterende 264 m 3 zal middels infiltratie de berging verlaten. Gezien de bodemgesteldheid zal dit binnen 48 uur mogelijk zijn. Om overbelasting van het systeem tegen te gaan, wordt voor beide bergingen een noodoverloop geadviseerd. De noodoverloop van de velden dient aangesloten te worden op het slotenstelsel ten oosten van de Boksheidsedijk (RN15) en ten zuiden van de Rosheuvel-Noord. Onderhoud van de onderloopvelden is gelijk aan onderhoud van ander openbaar groen. Met aanvullend de zorg voor het bladvrij houden van de velden. Dit is in het belang van de infiltratiecapaciteit van de velden. Ten slotte dient in het kader van de Keur van waterschap de Dommel (2009) tijdig ontheffing aangevraagd te worden bij het waterschap voor alle waterhuishoudkundige ingrepen. Met betrekking tot het lozen van hemelwater op een watergang opgenomen in de Keur van het waterschap is door het waterschap een vergunningsplicht ingesteld. Lozingen afkomstig van gebieden tot m 2 verhard oppervlak of tot ca. 40 m 3 /h hebben in de overige gebieden minder relevantie voor het watersysteem en worden niet als vergunningsplichtig beschouwd. Bij de lozing van grotere hoeveelheden water is sprake van een versnelde afvoer waarbij terdege rekening moet worden gehouden met de omgeving. Om deze reden is er in deze keur voor gekozen in artikel 4.2 en 4.3 om lozingen tot en met 40 m 3 /h uit te zonderen van de vergunningplicht en hiervoor in de plaats algemene regels te introduceren. Hierin wordt degene die loost of afvoert in overige gebieden (onder meer) verplicht de voor die activiteit benodigde lozingswerken zodanig aan te leggen dat hierdoor het onderhoud aan de watergang niet belemmerd wordt. Volgens artikel 4.2 dienen voor plangebieden groter dan m 2 aan te leggen verhard oppervlak, een vergunning aangevraagd te worden voor het afwateren naar oppervlaktewaterlichamen. 20 april projectnummer

15 Bijlagen Bijlage 1: Berekening bergingscapaciteit met HNO-tool Bijlage 2: Locatie voorstel berging 20 april projectnummer

16 Bijlage 1: Berekening bergingscapaciteit met HNO-tool

17 Toetsinstrument Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen Compenserende berging voor nieuw verhard gebied Algemene gegevens Naam project: Rosheuvel Eersel Datum: 20 april 2010 Kenmerken projectgebied Bruto oppervlak projectgebeid: m 2 Bestaand verhard oppervlak: 0 m 2 Nieuw verhard oppervlak: m 2 Netto te compenseren oppervlak: m 2 Hiervan is type 1 (volledig verhard): m 2 Hiervan is type 2 (semi-verhard): 0 m 2 Infiltratie percentage semi-verhard oppervlak: 50 % GHG 1,40 m-mv Infiltratiesnelheid bodem 0,26 m/dag Systeemeisen aan berging in projectgebied Dimensies voorziening Lengte voorziening 18 m Talud voorziening (1:x) 3 Maximale peilstijging (in normaal nat jaar) 0,30 m Maximale peilstijging bij T = 10 jaar scenario 0,40 m Maximale peilstijging bij T = 100 jaar scenario 0,50 m Afvoercoëfficiënten voorziening Afvoercoëfficiënt bij T = 10 jaar 0,67 l/s/ha Afvoercoëfficiënt bij T = 100 jaar 1,34 l/s/ha

18 Resultaten Totaal benodigde berging in projectgebied Berging voor infiltratie 228 m 3 Berging bij extreme neerslag T = 10 jaar 786 m 3 Berging bij extreme neerslag T = 100 jaar m 3 Ontwerp infiltratievoorziening Ruimtebeslag 775 m 2 Maximale berging in normaal nat jaar 228 m 3 Maximale ledigingstijd in normaal nat jaar 28 uur Berging bij extreme neerslag T = 10 jaar 305 m 3 T = 100 jaar 383 m 3 Extra berging in projectgebied Ruimtebeslag m 2 Berging bij T = 10 jaar 786 m 3 Berging bij T = 100 jaar m 3 Afvoercapaciteit 4 m 3 /uur Berging tussen de stoepranden Berging bij T = 100 jaar 55 m 3

19 Bijlage 2: Locatie voorstel berging

20 1 2 Locatie onderloopveld (vorm is optie)

21 Dwarsdoorsnede van onderloopveld 1 0,6 m 1,5 m 60 m 1,5 m Dwarsdoorsnede van onderloopveld 2 0,6 m 1,5 m 40 m 1,5 m