BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE

Transcriptie

1 BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE Kenmerk : RAADPLEGING GEORGANISEERD DOOR DE RAAD VAN HET BIPT OP VERZOEK VAN DE MINISTER VOOR ONDERNEMEN EN VEREENVOUDIGEN Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten, het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten en het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie 1

2 I. CONTEXT De Ministerraad heeft op 27 maart 2009 in tweede lezing het ontwerp van koninklijk besluit goedgekeurd tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten, het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten en het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie. Op verzoek van verscheidene operatoren schort de regering de publicatie van dit koninklijk besluit evenwel op om gedurende vier weken een openbare raadpleging te houden over dit ontwerp. Deze termijn gaat in daags nadat het bericht over de raadpleging in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Werkwijze voor de raadpleging: De antwoorden die na het verstrijken van de termijn worden ingediend zullen niet worden weerhouden. Ter attentie van: Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie Ellipse Building Gebouw C Koning Albert II-laan BRUSSEL Contactpersoon: Benny Smets, Eerste adviseur Elektronisch antwoordadres : benny.smets@bipt.be II. TEKST KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800-mobilofonienetten en van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie VERSLAG AAN DE KONING Sire, ALGEMEEN Vastgesteld moet worden dat UMTS of 3G-diensten in het algemeen in België, - in tegenstelling tot andere Europese landen,- geen hoge vlucht nemen. Zodoende blijven gebruikers verstoken van goedkope en kwaliteitsvolle aanbiedingen van mobiel internet en andere mobiele breedbandtoepassingen. Onderhavig besluit beoogt de toegang tot de markt voor een vierde 3G-operator te vereen- 2

3 voudigen. Er kan immers aangenomen worden dat een vierde operator voor meer mededinging op de Belgische 3G-markt zal zorgen, hetgeen zou moeten resulteren in een aantrekkelijker en gevarieerder aanbod en lagere prijzen voor de gebruikers. Tegelijk wil dit besluit de mobiele operatoren die nu reeds 2G- en 3G-diensten verstrekken een voldoende zekerheid in de tijd bieden en wordt hen een verlenging van hun huidige vergunningen mogelijk gemaakt. ARTIKELGEWIJZE BESPREKING Artikel 1 geeft het Instituut de mogelijkheid om de vergunningen van de 2G-operatoren te verlengen tot Zodoende krijgen deze operatoren zekerheid over de looptijd van hun vergunning, wat in een commerciële en snel evoluerende omgeving alsook voor hun activiteiten die regelmatige investeringen vereisen, een belangrijk pluspunt is. Opgemerkt moet worden dat het Instituut de vergunningen verlengt en niet langer de minister. De delegatie door de Koning aan de minister is niet meer in overeenstemming met het huidige reglementaire kader. Immers, overeenkomstig artikel 13 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie is het Instituut bevoegd voor het spectrumbeheer: Art. 13. Het Instituut is belast met: 1 het beheer van het radiofrequentiespectrum; 2 het onderzoek van de aanvragen voor het gebruik van het radiofrequentiespectrum, behoudens de aanvragen bestemd voor radio- en televisieomroep; 3 de coördinatie van de radiofrequenties zowel op nationaal als op internationaal vlak; 4 de controle op het gebruik van de radiofrequenties. Voor de toewijzing en de coördinatie van radiofrequenties houdt het Instituut rekening met onder meer de betreffende internationale, regionale of bijzondere overeenkomsten alsook met de Europese bepalingen inzake de harmonisatie van radiofrequenties. Het is onbetwistbaar dat het al dan niet verlengen van de vergunning betrekking heeft op frequentiebeheer. Evenmin kan betwist worden dat een wetsbepaling voorrang heeft op een bepaling van een uitvoeringsbesluit, dat bovendien van eerdere datum is. Het is dan ook aan het Instituut om al de beslissingen te nemen die betrekking hebben op het toekennen, het verlengen, enz. van de vergunningen. Dezelfde verantwoording geldt uiteraard ook voor artikel 5 van onderhavig besluit. Artikel 2 bevat samen met de artikelen 6, 9 en 20 het mechanisme dat een vierde 3G-operator moet toelaten om op redelijke wijze voldoende spectrum te verwerven zowel in de 2100 MHz-band als in de 900- en 1800 MHz-banden. Deze bepalingen voorzien immers dat voor een nieuwe 3G-operator een gereserveerde band wordt voorzien in de 2100 MHz-band. Wanneer de vierde 3G-operator deze band krijgt toegewezen kan hij ervoor opteren om eveneens in de 900 MHz- alsook in de 1800 MHz-banden spectrum te verwerven. Deze mogelijkheid wordt eenmalig geboden. De reeds vergunde operatoren moeten enerzijds, in voorkomend geval, een hoeveelheid spectrum inleveren teneinde de vierde 3G-operator toe te laten in de 900 MHz- en 1800 MHz-banden. Daar staat tegenover dat op hun verzoek hun vergunningen voor een lange periode worden verlengd en dat hen de mogelijkheid wordt geboden om bijkomend spectrum te verwerven op de 2100 MHzband. De wijzigingen aangebracht door onderdeel 1, d) van artikel 2 laten de mogelijkheid open voor het Instituut om de coördinatieakkoorden met de buurlanden te wijzigen, indien nodig. Artikel 4 van het ontwerp is daarvan het logische gevolg. Er moet ook vastgesteld worden dat onderhavig besluit geenszins afwijkt van de bestaande Richtlijn 87/372/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare paneuropese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden. Het voor 2G-diensten beschikbare spectrum met 20 MHz wordt daarentegen uitgebreid, bovenop het door de richtlijn voorgeschreven spectrum. Dit laatste blijft uiteraard volledig behouden. Onderhavig wijzigingsbesluit kan bezwaarlijk in strijd geacht worden met het doel van de richtlijn. Bovendien : de rechten die een rechtsonderhorige kan putten uit deze richtlijn en uit de correcte 3

4 omzetting ervan, worden door deze uitbreiding van beschikbaar spectrum geenszins geschonden, wel integendeel. Artikel 3 legt het bedrag vast en de betalingsmodaliteiten van het unieke concessierecht voor de 900 MHz-band. Dit bedrag wordt bekomen door het oorspronkelijke bedrag van het unieke concessierecht zoals dat betaald werd door de operatoren GSM1 en GSM2, zijnde 225 miljoen euro, te delen door achtereenvolgens: - 20 jaar (zijnde de looptijd van de vergunning); - 12 maanden; - 11,6 MHz. De indexering gebeurt overeenkomstig artikel 15, 5, van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten. Dezelfde berekeningswijze geldt voor artikel 7 van onderhavig besluit, met dien verstande dat de indexering gebeurt overeenkomstig artikel 16, 4, van het besluit inzake DCS1800, hetgeen trouwens hetzelfde indexeringsmechanisme is als dat beschreven in het eerder vernoemd koninklijk besluit van 7 maart Zoals vermeld in de artikelen 3 en 7 van onderhavig besluit worden er twee data voorzien waarop het concessierecht voldaan moet worden. Voor alle duidelijkheid weze bij deze opgemerkt dat de indexering wordt doorgevoerd bij elk van deze betalingen van het concessierecht. Wat betreft artikel 4 wordt verwezen naar de bespreking van artikel 2. Het opheffen van de artikelen 20 tot 31 wordt gerechtvaardigd door het verouderde karakter van de betreffende toekenningsprocedure. Er is geen reden meer om deze nog te handhaven. Wat betreft artikel 5 wordt verwezen naar de bespreking van artikel 1. Artikel 6 voorziet in analoge regelingen t.a.v. de DCS-operator zoals deze vermeld in artikel 2, 1, c) van onderhavig besluit. Wat betreft artikel 7 wordt verwezen naar de bespreking van artikel 3. Artikel 8 bepaalt de dekkingsvereisten waaraan de vierde 3G-operator moet voldoen. Opgemerkt moet worden dat expliciet bepaald wordt dat de dekkingsvereisten gelden ongeacht de banden waarin het netwerk wordt opgezet, d.w.z. dat de vierde 3G-operator, voor het geheel van zijn netwerk aan de onderhavige netwerkvereisten moet voldoen. Indien hij zijn netwerk eveneens ontplooit op de 900 MHz- en de 1800 MHz-banden, is hij aldus niet onderworpen aan de dekkingsvereisten die vermeld zijn in respectievelijk het eerder vernoemde koninklijk besluit van 7 maart 1995 en het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800- mobilofonienetten De artikelen 9 en 10 behoeven geen commentaar. De artikelen 11 en 12 regelen het gebruik door de 3G-operator van de 900 MHz- en 1800 MHzbanden. Artikel 13 legt het bedrag vast en de betalingsmodaliteiten van het unieke concessierecht voor de 2100 MHz-band. Dit bedrag wordt bekomen door het oorspronkelijke bedrag van het unieke concessierecht zoals dat betaald werd door de 3G-operatoren, zijnde 150 miljoen euro, te delen door achtereenvolgens : - 14,8 MHz toegekend aan de operatoren - 20 jaar (zijnde de looptijd van de vergunning); - 12 maanden; De indexering van dat bedrag gebeurt overeenkomstig artikel 11, 3, van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatie-systemen van de derde generatie. De wijzigingen aan artikelen 14 tot 21 en 23 worden als volgt verantwoord : 4

5 Tot nog toe bepaalde het voornoemd koninklijk besluit van 18 januari 2001 dat de Koning aan de minister de bevoegdheid delegeerde om de vergunningen toe te kennen. Zoals besproken in het kader van artikel 1 van onderhavig besluit komt deze bevoegdheid voortaan toe aan het Instituut. Welnu, deze artikelen worden verantwoord door de bevoegdheid van het Instituut om de vergunningen toe te kennen. Artikel 20 bepaalt eveneens dat een vierde 3G-operator het mogelijkheid heeft om op grond van zijn vergunning voor 2100 MHz-banden ook spectrum toegekend te krijgen op 900 MHz en op 1800 MHz waarvoor eveneens een uniek concesssierecht verschuldigd is. Artikel 22 preciseert dat de vergunde vierde 3G-operator het uniek concessierecht in één keer moet betalen, en dus niet per maand. Dit zijn, Sire, de voornaamste bepalingen van het besluit dat aan Uwe Majesteit ter goedkeuring wordt voorgelegd. Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen Vincent Van Quickenborne FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE DATUM] Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800- mobilofonienetten en van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie ALBERT II, KONING DER BELGEN, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,onze GROET. Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, zoals gewijzigd door de wetten van 20 juli 2005, 27 december 2005, 20 juli 2006, 21 december 2006 en 25 april 2007, artikelen 13, 18, 1, en 30; Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSMmobilofoonnetten, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001 en door de koninklijke besluiten van 24 oktober 1997, 10 december 1997, 27 oktober 2000, 10 oktober 2002, 2 februari 2005 en 2 februari 2007; Gelet op het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800-mobilofonienetten, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001 en door de koninklijke besluiten van 27 oktober 2000, 10 oktober 2002, 2 februari 2005 en 2 februari 2007; Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 maart 2007, 10 oktober 2002 en 13 maart 2002; Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 5

6 Gelet op de akkoordbevinding van de Staatsecretaris voor Begroting van Gelet op advies van de Raad van State, gegeven op Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en op advies van de in Raad vergaderde Ministers; Hebben wij besloten en besluiten wij: Hoofdstuk 1 : Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001 en door de koninklijke besluiten van 24 oktober 1997, 10 december 1997, 27 oktober 2000, 10 oktober 2002, 2 februari 2005 en 2 februari 2007 Artikel 1. In artikel 3, 2 van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001 en door de koninklijke besluiten van 24 oktober 1997, 10 december 1997, 27 oktober 2000, 10 oktober 2002, 2 februari 2005 en 2 februari 2007 worden het tweede en derde lid vervangen als volgt : Het Instituut kan op verzoek van de betreffende operator de vergunning verlengen tot 30 juni Art. 2. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden tussen geïnstalleerd in en een duplexafstand worden vervangen door de woorden de frequentiebanden MHz en MHz, gescheiden door ; b) in het tweede lid wordt de eerste zin geschrapt; c) het derde lid en het vierde lid worden vervangen als volgt : Deze frequentiebanden tellen 174 radioelektrische duplexkanalen zijnde in totaal 34,8 MHz duplex, met aan weerszijden een beschermingsband van 0,1 MHz. Het Instituut kan op ieder ogenblik de verdeling van de toegewezen kanalen wijzigen na het horen van de betrokken partijen. De verdeling van de kanalen in de frequentiebanden MHz en MHz gebeurt als volgt : 1 Het Instituut voert een herschikking door van de toegewezen frequenties in de banden MHz en MHz in 2011 behoudens een ontvankelijk verzoek van een vierde 3G-operator zoals bepaald in punt 2, 2 de lid voor 30 juni Hierbij wordt een evenredige verdeling tussen de operatoren GSM1 en GSM2 en de DCS1800- operator gewaarborgd teneinde efficiënt gebruik te maken van het spectrum. 2 Met het oog op een efficiënt frequentiebeheer kan het Instituut eenmalig, voor de aanvang van de toekennings-procedure vermeld in het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie, beslissen dat een vierde 3G-operator 4,8 MHz duplex kan worden toegewezen in de banden MHz en MHz. Indien de vierde 3G-operator overeenkomstig artikel 64 van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommuni-catiesystemen van de derde generatie verzoekt om de betreffende 4,8 MHz duplex toegewezen te krijgen, wordt het aantal kanalen van de operatoren GSM1 en GSM2 gereduceerd tot 50. De vierde 3G-operator betaalt hiervoor het uniek concessierecht vermeld in artikel 15, 1bis. Indien de vierde 3G-operator 4,8 MHz duplex verwerft in de banden MHz en MHz, herschikt het Instituut deze banden op 2 juli d) in het vijfde lid wordt de zin Die verplichtingen staan beschreven in bijlage 1. geschrapt. 2 in paragraaf 3 worden de woorden tussen de twee GSM-netten geschrapt; 6

7 3 in paragraaf 5, zesde lid, worden de woorden tussen de bepalingen van en behoudens vervangen door de woorden : het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800- mobilofonienetten 4 in paragraaf 5 wordt tussen het vijfde en zesde lid een lid ingevoegd luidende : Indien een vierde 3G-operator frequenties verwerft in de banden MHz en MHz overeenkomstig artikel 64 van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie dan wordt het aantal kanalen dat in deze banden toegewezen was aan de operatoren GSM1 en GSM2 voor elk beperkt tot 100. Art. 3. In artikel 14 van hetzelfde besluit waarvan het eerste lid paragraaf 1 zal vormen en het laatste lid paragraaf 3, wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidende : 2. Voor de verlenging van de vergunningen zoals vermeld in artikel 3, 2, tweede lid, zijn de operatoren een concessierecht verschuldigd ten bedrage van euro per maand per MHz duplex die hem werd toegewezen in de banden vermeld in artikel 7, 1. Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 15, 5. Een onvolledige maand wordt als volle maand aangerekend. De betaling van dit concessierecht gebeurt als volgt : 1 bij het aflopen van de termijn vermeld in artikel 3, 2, eerste lid, wordt het integrale bedrag betaald voor de periode tot 30 juni 2020; 2 op 1 juli 2020 wordt het integrale bedrag betaald voor de periode tot 30 juni Dit concessierecht is eveneens verschuldigd door de vierde 3G-operator vermeld in artikel 7, 1, derde lid en wordt door deze op de volgende wijze voldaan : 1 ten laatste op 2 juli 2013 wordt het integrale bedrag betaald voor de periode tot 30 juni 2020; 2 op 1 juli 2020 wordt het integrale bedrag betaald voor de periode tot 30 juni Art. 4. De artikelen 20 tot 31 alsook Bijlage 1 van hetzelfde besluit worden opgeheven. Hoofdstuk 2 : Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800-mobilofonienetten, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001 en door de koninklijke besluiten van 27 oktober 2000, 10 oktober 2002, 2 februari 2005 en 2 februari 2007 Art. 5. In artikel 3, 2, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800-mobilofonienetten, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001 en door de koninklijke besluiten van 27 oktober 2000, 10 oktober 2002, 2 februari 2005 en 2 februari 2007, worden het tweede en derde lid vervangen als volgt : Het Instituut kan op verzoek van de betreffende operator de vergunning verlengen tot 30 juni Art. 6. In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 er wordt een paragraaf 2bis ingevoerd, luidende : «2bis. Indien een vierde 3G-operator 4,8 MHz duplex in de banden MHz en MHz op diens vraag toegewezen werd overeenkomstig artikel 64 van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie, dan wijst het Instituut deze vierde 3G-operator 10 MHz duplex toe in de banden MHz en MHz. 7

8 In dat geval kan de DCS 1800-operator, in afwijking van de bepalingen van artikel 8, 2, in deze banden, vanaf 2 juli 2013 over nog maximaal tweemaal 20 MHz duplex beschikken. De vierde 3G-operator is hiervoor geen bijkomend concessierecht verschuldigd indien hem ook op de 900 MHz-band frequenties werden toegewezen waarvoor hij het geëigende concessierecht heeft betaald. Deze kanalen worden door het Instituut, na een herschikking van de verdeling op 1800 MHz, zo vlug mogelijk beschikbaar gemaakt. 2 het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 8 en 9 luidende: 8. Indien een vierde 3G-operator 4,8 MHz duplex in de banden MHz en MHz op diens vraag toegewezen werd, wordt het aantal kanalen, in afwijking van 6 en 7 van dit artikel, van de DCS 1800 operator in deze banden gereduceerd tot 50. Het Instituut voert hiertoe een herschikking door; deze herschikking gebeurt op 2 juli Indien een vierde 3G-operator geen frequenties toegewezen werd in de banden MHz en MHz, dan voert het Instituut een herschikking op 900 MHz door in Deze herschikking garandeert een evenredige verdeling tussen de operatoren GSM1 en GSM2 en de DCS1800- operator teneinde efficiënt gebruik te maken van het spectrum. 6 en 7 van dit artikel zijn niet meer van toepassing in voorkomend geval op het moment dat deze herschikking doorgevoerd wordt. Art. 7. In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende: 1bis. Voor de verlenging van de vergunningen zoals vermeld in artikel 3, 2, tweede lid, is de DCS1800-operator een concessierecht verschuldigd ten bedrage van euro per maand per MHz duplex die hem werd toegewezen in de banden op 900 MHz vermeld in artikel 8. Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 16, 4. Een onvolledige maand wordt als volle maand aangerekend. De betaling van dit concessierecht gebeurt als volgt : 1 bij het aflopen van de termijn vermeld in artikel 3, 2, eerste lid, wordt het integrale bedrag betaald voor de periode tot 30 juni 2020; 2 op 1 juli 2020 wordt het integrale bedrag betaald voor de periode tot 30 juni Hoofdstuk 3 : Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 maart 2007, 10 oktober 2002 en 13 maart 2002 Art. 8. Artikel 3, 1, van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 maart 2007, 10 oktober 2002 en 13 maart 2002, wordt aangevuld met twee leden, luidende : De ontplooiing van het radionetwerk van de vierde 3G-operator beantwoordt minstens aan de dekkingsniveaus van de Belgische bevolking, die gespecificeerd zijn in de onderstaande uiterste data, te rekenen vanaf de kennisgeving van de vergunning: 1 na 3 jaar: 30%; 2 na 4 jaar: 40%; 3 na 5 jaar: 50%. Op het einde van het 6e jaar moet een doelstelling worden bereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, 1, tweede lid." Art. 9. In artikel 4, 1, van hetzelfde besluit wordt tussen de eerste en de tweede zin een zin ingevoegd luidende : 8

9 "De dienst van de vierde 3G-operator wordt uiterlijk 2,5 jaar na de kennisgeving van de vergunning commercieel aangeboden." Art. 10. In artikel 18, 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 in het eerste lid wordt het woord maximaal ingevoegd tussen de woorden geldig en voor ; 2 het tweede en derde lid worden vervangen als volgt : De vergunning loopt af op 15 maart Art. 11. In artikel 22 van hetzelfde besluit wordt een 2ter ingevoegd, luidende : 2ter. Een vierde 3G-operator kan een gereserveerde band van 5 MHz duplex waarvan het Instituut de locatie binnen lot C bepaalt, worden toegewezen. De toewijzing gebeurt aan de hand van de procedure bepaald door de artikelen 27 en volgende waarbij het de reeds vergunde operatoren niet is toegestaan een bod uit te brengen op de gereserveerde band. Het resterende deel van lot C, zijnde een band van 5 MHz duplex en een band van 4,8 MHz duplex, wordt samen met de in vorig lid vermelde gereserveerde band geveild overeenkomstig de artikelen 27 en volgende. Indien het resterend gedeelte niet of niet volledig wordt toegewezen, kan naderhand iedere belangstellende het Instituut verzoeken om een veiling overeenkomstig de artikelen 27 en volgende te organiseren voor de resterende band van 5 MHz duplex en een band van 4,8 MHz duplex. Het Instituut oordeelt over de redelijkheid van het verzoek. Art. 12. In artikel 22, 2bis, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden MHz en kan de woorden of in de banden MHz en MHz ingevoegd. Art.13. Aan artikel 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in het eerste lid wordt de laatste zin geschrapt. 2 het artikel wordt aangevuld met een lid luidende als volgt : Elke 3G-operator betaalt minstens een concessierecht van euro per maand per MHz duplex die hem werd toegewezen in de banden vermeld in artikel 22, 2ter. Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel 11, 3. Art. 14. In artikel 30, 4, van hetzelfde besluit worden de woorden de minister vervangen door de woorden het Instituut. Art. 15. In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in paragraaf 1 worden onder 1, de woorden de minister vervangen door de woorden het Instituut ; 2 in paragraaf 1 worden onder 2 de woorden tussen Instituut en tegen geschrapt; 3 in paragraaf 4 worden de laatste twee zinnen geschrapt Art. 16. In de artikelen 34, 2, en 35 van hetzelfde besluit worden de woorden de minister vervangen door de woorden het Instituut. Art. 17. In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de woorden na de woorden stelt hiervan een verslag op geschrapt. Art. 18. In artikel 37 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 het eerste lid wordt geschrapt; 2 in het tweede lid worden de woorden de minister telkens vervangen door de woorden het Instituut. 9

10 Art. 19. In de artikelen 39, 45, 49, 53 en 55 van hetzelfde besluit worden de woorden de minister vervangen door de woorden het Instituut. In artikel 60 worden de woorden en brengt dit ter kennis van de minister geschrapt. Art. 20. In artikel 62, 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 de woorden en stelt de minister hiervan in kennis worden geschrapt; 2 de woorden de minister worden vervangen door de woorden het Instituut. Art. 21. Artikel 63 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : Het Instituut verleent de vergunning aan de kandidaat die voor die vergunning het hoogste bod heeft uitgebracht. Deze beslissing wordt onverwijld ter kennis gebracht van de kandidaat en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het Instituut geeft elke operator kennis van zijn vergunning en van het op rekening van het Instituut te betalen saldo. Art. 22. In artikel 64 van hetzelfde besluit worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd luidende: Het unieke concessierecht dat de vergunde operator betaalt, is het integrale bedrag dat betrekking heeft op de volledige looptijd van de vergunning. Tegelijkertijd, indien de operator overeenkomstig artikel 7, 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten over de mogelijkheid beschikt om in het kader van zijn vergunning frequenties toegewezen te krijgen in de 900 MHz-band, meldt hij binnen 30 dagen na de kennisgeving vermeld in artikel 63 aan het Instituut of hij al dan niet van deze mogelijkheid gebruik wil maken. Indien de operator daarvoor opteert, worden hem ook frequenties toegewezen overeenkomstig artikel 8, 2bis, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS1800-mobilofonienetten. Art. 23. In artikel 65 van hetzelfde besluit worden de woorden de minister, die het advies inwint van geschrapt. Hoofdstuk 4 : Slotbepaling Art. 24. De minister bevoegd voor telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te VAN KONINGSWEGE: De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen ALBERT VAN KONINGSWEGE: De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen Vincent van Quickenborne 10

11 M. Van Bellinghen Lid van de Raad G. Denef Lid van de Raad C. Rutten Lid van de Raad E. Van Heesvelde Voorzitter van de Raad BIJLAGEN 11