OCenW Richtlijn begroting en jaarverslaggeving Biomedical Primate Research Center

Transcriptie

1 OCenW Richtlijn begroting en jaarverslaggeving Biomedical Primate Research Center Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1 november

2 Inhoudsopgave 1. Algemene bepalingen 3 2. Nadere bepalingen omtrent de balans en de toelichting daarop 4 3. Nadere bepalingen omtrent de exploitatierekening en de toelichting daarop 7 4. Specifieke bijlagen bij de jaarrekening en de overige gegevens 8 5. Voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van de bepaling van het resultaat 8 6. Bepalingen omtrent de begroting Overige bepalingen 11 Algemene toelichting 12 Artikelsgewijze toelichting 13 2

3 Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze richtlijnen wordt verstaan onder: a. de minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; b. het BPRC: de Stichting Biomedical Primate Research Center c. de financiële verslaggeving: het jaarverslag (bestuurs- of directieverslag), de jaarrekening en de overige gegevens; d. de jaarrekening: de (geconsolideerde) balans, (geconsolideerde) exploitatierekening, een kasstroomoverzicht, en de toelichting daarop; e. de overige gegevens: informatie over de bestemming van het resultaat, een accountantsverklaring en een overzicht met de gerealiseerde waarden van de met de minister overeen gekomen prestatie-indicatoren; f. de begroting: de (geconsolideerde) begroting voor het verslagjaar waarop de financiële verslaglegging betrekking heeft; zoals vastgesteld door het BPRC; g. de ontwerpbegroting: het door het BPRC opgestelde ontwerp van de begroting dat de gespreksvoering met de minister omtrent de begroting dient, alvorens die door het BPRC wordt vastgesteld; h. een project: een onderzoekprogramma of -activiteit van het BPRC waarop een contractuele prestatieplicht jegens derden berust, welk programma respectievelijk welke activiteit beperkt van doelstelling is en op afzienbare termijn zal worden beëindigd; i. een door de minister gesubsidieerd project: een project waaraan de minister een bijdrage heeft geleverd op grond van de Kaderregeling subsidiering projecten; j. beslissende zeggenschap: een organisatorische binding van het BPRC met een andere rechtspersoon waarbij het BPRC direct of indirect meer dan 50% van de bestuursleden van de andere rechtspersoon kan benoemen of ontslaan k. de Kaderregeling exploitatiesubsidies: de Kaderregeling exploitatiesubsidies onderzoek en wetenschap (Staatscourant 22 mei 2002, nr. 94); l. de Kaderregeling subsidiëring projecten: de Kaderregeling subsidiëring projecten ten behoeve van onderzoek en wetenschap zoals door de minister vastgesteld (Staatscourant 30 augustus 2002, nr. 167). Artikel 2 Informatieplicht jegens de minister 1. Het BPRC levert de minister de financiële verslaggeving binnen zes maanden na afloop van het verslagjaar. Bij de overige gegevens moet de verklaring van een onafhankelijke instellingsaccountant aanwezig zijn; ten behoeve waarvan de minister in een controleprotocol uitgangspunten stelt. 2. Het BPRC levert de minister haar begroting uiterlijk twee maanden voor de aanvang van het verslagjaar. 3. Als er zich binnen zes maanden na afloop van het onderhavige verslagjaar omstandigheden voordoen die van aanmerkelijk belang kunnen zijn voor (de beoordeling van) de financiële 3

4 verslaggeving over het onderhavige verslagjaar en/of het daarop volgende verslagjaar, doet het BPRC de minister daarvan zo spoedig als mogelijk schriftelijk mededeling. 4. De minister kan voor de inhoud van de onderliggende richtlijnen nadere regels stellen. Naar gelang de minister dat aangeeft worden de bedoelde regels geacht een aanvulling op of wijziging van de onderliggende richtlijnen te zijn. Artikel 3 Toepassing van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 1. Op de financiële verslaggeving van het BPRC zijn de bepalingen van Titel 9, Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek en de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving overeenkomstig van toepassing tenzij de onderliggende richtlijnen anders voorschrijven. De jaarrekening wordt derhalve opgesteld volgens het baten- en lastenstelsel. 2. De bepalingen van Titel 9, Boek 2, afdelingen 1, 10, 11, 12, 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing. Artikel 4 Deelnemingen en consolidatie 1. Er wordt tot consolidatie overgegaan in de geest van het BW. Meerderheidsdeelnemingen en rechtspersonen waarin het BPRC beslissende zeggenschap heeft worden in de jaarrekening geconsolideerd. 2.. Voor zover dit niet op een andere wijze is geregeld, zorgt het BPRC er voor dat de accountant van de minister toegang heeft tot de administratie van rechtspersonen, die op grond van artikel 4, eerste lid, zijn geconsolideerd. Dit voor zover de bedoelde accountant zulks nodig acht voor de uitvoering van zijn taak. Artikel 5 Presentatie van gegevens De indeling van de exploitatierekening is zodanig dat voor het onderhavige verslagjaar ook de vergelijkbare cijfers uit de begroting worden opgenomen. 4

5 Paragraaf 2 Nadere bepalingen omtrent de balans en de toelichting daarop Artikel 6 Verwerking kolonie primaten bij vaste en vlottende activa 1. Voor de primaten in het bezit van het BPRC wordt op de balans bij de vaste activa een afzonderlijke post kolonie primaten opgenomen náást de overige daar te doen gebruikelijke posten indien en voor zover de primaten deel uitmaken van de kolonie. 2. De toelichting bevat een overzicht waarin per primatensoort is aangegeven: 1 e het aantal dieren per 1 januari; 2 e het aantal dieren dat in het verslagjaar werd gekocht; 3 e het aantal dieren dat in het verslagjaar bij het BPRC werd geboren of door het BPRC van derden om niet werd verkregen; 4 e het aantal dieren dat in het verslagjaar overleed; 5 e het aantal dieren dat in het verslagjaar door het BPRC werd verkocht of om niet aan derden overgedragen; 6 e het aantal dieren per 31 december. In deze toelichting wordt een heldere en eenduidige relatie gelegd met de in het eerste lid bedoelde post kolonie primaten. Artikel 7 Financiële vlottende activa 1. Bij de post vorderingen worden in de toelichting afzonderlijk opgenomen: a. vorderingen op de minister; b. andere vorderingen op het rijk; c. vorderingen op de Europese Unie; d. vorderingen op rechtspersonen waarin wordt deelgenomen; Bij de vorderingen ad a worden de ten grondslag liggende toekenningen en beschikkingen en de daarbij behorende correspondentie(-nummers) van de minister vermeld. 2. Bij de post overlopende activa worden in de toelichting afzonderlijk opgenomen: a. voor projecten nog te ontvangen bedragen; b. voor projecten vooruit betaalde bedragen; c. voor projecten onderhanden werk. 3. Bij de in eerste en tweede lid genoemde posten wordt een heldere en eenduidige relatie gelegd met de in artikel 11, eerste lid, bedoelde projectenbijlage. Artikel 8 Schulden 1. Onder de schulden worden in de toelichting afzonderlijk opgenomen: a. schulden aan de minister; b. andere schulden aan het rijk; c. schulden aan de Europese Unie. 2. Bij de post overlopende passiva worden in de toelichting afzonderlijk opgenomen: a. voor projecten nog te betalen bedragen; b. voor projecten vooruit ontvangen bedragen; d. voor projecten nog te besteden bedragen. 3. Bij de toelichting op de in het eerste lid a bedoelde post worden de betrokken toekenningen en beschikkingen en de daarbij behorende correspondentie(-nummers) van de minister vermeld en wordt - voor zover van toepassing een heldere en eenduidige relatie gelegd met de in artikel 11, eerste lid, bedoelde projectenbijlage. 5

6 4. Bij de toelichting op de in het eerste lid ad b en c bedoelde posten wordt voor zover van toepassing - een heldere en eenduidige relatie gelegd met de in artikel 11, eerste lid, bedoelde projectenbijlage. 6

7 Paragraaf 3 Nadere bepalingen omtrent de exploitatierekening en de toelichting daarop Artikel 9 Op te nemen posten 1. In de exploitatierekening worden afzonderlijk opgenomen: a. de baten en lasten en het exploitatiesaldo uit gewone bedrijfsvoering; b. de buitengewone baten en lasten en het exploitatiesaldo uit buitengewone bedrijfsvoering. 2. Als specificatie van de baten en lasten uit gewone bedrijfsvoering vanwege het eerste lid, onderdeel a, worden afzonderlijk opgenomen (daar waar voor de baten en/of lasten relevant): a. subsidies en andere bijdragen van de minister; b. overige (subsidie)bijdragen vanwege het rijk; c. subsidies en andere bijdragen van de Europese Unie; d. baten uit eigen activiteiten; e. resultaten vanwege gerealiseerde projecten (gespecificeerd naar financieringsbron); f. exploitatiesaldo uit deelnemingen, die niet zijn geconsolideerd; g. overige baten; h. financiële baten en lasten; i. personele lasten; j. materiële lasten; k. afschrijvingen; l. overige lasten; m. dotaties aan en vrijval uit voorzieningen. Artikel 10 Op te nemen toelichting 1. In de toelichting worden de baten vanwege de minister zoals verantwoord op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel a, nader gespecificeerd met daarbij de vermelding van datum en nummer van de toekenningsbrief, het ontvangen bedrag (kas) en de totale toekenning (verplichting). De specificatie kan achterwege blijven voor zover deze (voor de projecten) al is doorgevoerd in de bijlage op grond van artikel 11, eerste lid. 2. In de toelichting kan voor de baten vanwege de Europese Unie zoals verantwoord op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel c, worden volstaan met een verwijzing naar de bijlage op grond van artikel 11, eerste lid. 3. In de toelichting worden de personele lasten zoals verantwoord op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel i, nader gespecificeerd en toegelicht naar de categorieën: 1 e vast personeel; 2 e tijdelijk personeel; 3 e pensioenlasten; 4 e overige personele lasten. 4. In de toelichting worden de materiële lasten zoals verantwoord op grond van artikel 9, tweede lid, onderdeel j, nader gespecificeerd en toegelicht naar de categorieën: 1 e huisvestingslasten; 2 e beheerslasten; 3 e afschrijvingen; 4 e overige materiële lasten. 7

8 Paragraaf 4 Specifieke bijlagen bij de jaarrekening en de overige gegevens Artikel 11 Specifieke bijlagen bij de jaarrekening 1. De jaarrekening bevat een separate projectenbijlage. In aansluiting op de daartoe bij het BPRC aanwezige projectenadministratie geeft het BPRC in deze bijlage een sluitend mutatieoverzicht. Binnen het overzicht wordt een helder onderscheid gemaakt tussen de door de minister (mede- )gesubsidieerde projecten, de door de Europese Unie (mede-)gesubsidieerde projecten en de overige projecten. In het overzicht worden per project ten minste aangegeven: 1 e de stand per 1 januari; 2 e het toegewezen bedrag; 3 e de in het verslagjaar opgetreden baten; 4 e de in het verslagjaar opgetreden lasten; 5 e de stand per 31 december. In de toelichting bij het overzicht wordt voor de door de minister en de EU (mede-)gesubsidieerde projecten kort en bondig aangegeven: - wat de aard en omvang zijn van de activiteiten waarvoor de subsidie is verkregen; - wat de voortgang en de behaalde resultaten zijn; en zijn overigens de bepalingen van artikel 26 van de Kaderregeling exploitatiesubsidies en artikel 26 van de Kaderregeling subsidiëring projecten van toepassing. In de toelichting bij het overzicht wordt voor de door de EU (mede-)gesubsidieerde projecten tevens aangegeven: 1 e op welke wijze (in termen van kostenplaats en kostensoort) de subsidie is of zal worden aangewend; 2 e het nummer van het begrotingsartikel van de EU ten laste waarvan de toekenning heeft plaatsgevonden; 3 e de naam en code van de EU-regeling waaronder de toekenning heeft plaatsgevonden; 4 e de inkomsten ten gunste van het onderhavige verslagjaar 5 e de uitgaven ten laste van het onderhavige verslagjaar De bijlage bevat tenslotte een weergave van de wijze waarop m.b.t. de door de EU verstrekte subsidie(s) invulling is gegeven aan beheer, controle en toezicht en de uitdrukkelijke vermelding dat bij de registratie en verantwoording aan EU-regelgeving en EU-jurisprudentie is voldaan. 2. De jaarrekening bevat een separate bijlage met een overzicht van gegevens over rechtspersonen waarin het BPRC een kapitaalbelang heeft, welk kapitaalbelang overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek als een deelneming is gekwalificeerd. Deze gegevens worden eveneens opgenomen indien sprake is van een rechtspersoon waarin het BPRC beslissende zeggenschap heeft.. De bedoelde gegevens zijn ten minste de statutaire naam en het adres en het statutaire doel van de rechtspersoon. Artikel 12 Specifieke bijlagen (overige gegevens) 1. De financiële verslaggeving bevat een separate bijlage met daarin een overzicht van de gerealiseerde waarden van de door het BPRC met de minister bij convenant d.d. 9 oktober 2002 overeen gekomen prestatie-indicatoren. Voor de vormgeving en inhoud van dit overzicht kan de minister met in achtneming van hetgeen door de minister en het BPRC daartoe is of wordt overeen gekomen nadere aandachtspunten formuleren in het bij artikel 2, eerste lid, bedoelde controleprotocol. 2. De overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek vereiste accountantsverklaring behoeft zich niét over de in het eerste lid bedoelde bijlage uit te strekken. 8

9 Paragraaf 5 Voorschriften omtrent de grondslagen van waardering en van bepaling van het resultaat Artikel 13 Waardering van primaten De waarde van de primaten in het bezit van het BPRC wordt in de jaarrekening als P.M. verantwoord voor zover de onderhavige primaten bij het BPRC zijn geboren dan wel om niet werden verkregen. Voor het overige worden de primaten tegen de verkrijgingprijs verantwoord en zijn de bepalingen van artikel 14 van toepassing. Artikel 14 Afschrijvingen Op primaten kan worden afgeschreven indien en voor zover voor deze primaten een verkrijgingprijs is betaald en de waarde van deze primaten op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel 1 e, bij de vaste activa onder de post kolonie primaten is verantwoord. De keuze voor de methode volgens welke de afschrijving plaats vindt moet in de toelichting worden uiteengezet. 9

10 Paragraaf 6 Bepalingen omtrent de begroting Artikel 15 Grondslag 1. De grondslag voor het indienen van de begroting en de daaromtrent in deze richtlijnen nader te stellen bepalingen ligt in artikel 8, eerste lid, sub a, en artikel 8, derde lid, van de Kaderregeling exploitatiesubsidies. Artikel 16 Relatie met ontwerpbegroting en andere stukken 1. De begroting wordt door het BPRC vastgesteld op basis van a. de ontwerpbegroting; b. het omtrent de ontwerpbegroting vanwege de minister vernomen oordeel. 2. De begroting is in overeenstemming met en daar waar relevant ook gebaseerd op de stukken zoals die zijn vereist op grond van artikel 8, eerste lid, de onderdelen a, b, c, en e, van de Kaderregeling exploitatiesubsidies. Tussen de in de begroting opgenomen onderdelen en bedragen en de onderdelen en bedragen van de bedoelde andere stukken bestaat een heldere en eenduidige relatie. 3. Het BPRC richt de begroting zodanig in dat de daarin aanwezige onderdelen en categorieën in hoofdlijnen aansluiten op de (presentatie van de) exploitatierekening. Artikel 17 Indeling 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 16 omvat de begroting 1 e een algemene inleiding; 2 e de begroting zelf, alsmede de toelichting daarop; 3 e een overzicht van het vermoedelijk verloop van enige balansposten zoals in artikel 19 bepaald. Artikel 18 Karakter van de algemene inleiding De algemene inleiding bevat een korte beleidsmatige beschouwing over de ontwikkelingen van het BPRC in meerjarenperspectief, waarbij het accent op financieel-economische aspecten ligt. Daar waar relevant wordt gebruik gemaakt van de informatie welke kan worden ontleend aan de specifieke bijlage achter de jaarrekening(en) op grond van artikel 12 van deze richtlijnen. Artikel 19 Vermoedelijk effect van de begroting op enige balansposten In de begroting wordt in twee mutatieoverzichten het vermoedelijk effect ervan op het verloop van het eigen vermogen en de te onderscheiden voorzieningen weergegeven. De stand per 31 december van het laatst verantwoorde verslagjaar wordt daarbij als uitgangspunt genomen. 10

11 Paragraaf 7 Slotbepalingen Artikel 20 Inwerkingtreding De richtlijnen treden in werking op 1 november Zij zijn voor het eerst van toepassing op de begroting voor 2003 en de financiële verslaggeving over het verslagjaar Artikel 21 Evaluatie Deze richtlijnen zullen door de minister worden geëvalueerd in Op grond van de bevindingen van de evaluatie en onverminderd hetgeen in deze richtlijnen is bepaald in artikel 2, vierde lid, kan de minister alsdan tot wijziging besluiten. Artikel 22 Citeertitel Deze richtlijnen zullen worden aangehaald als: OCenW Richtlijn jaarverslaggeving BPRC. 11

12 Algemene toelichting Een jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een oordeel kan worden gevormd omtrent de omvang en de samenstelling van het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van de jaarrekening dat toelaat omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit. De bedrijfsvoering van het BPRC is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen. De verslaggeving door het BPRC past binnen de gangbare bedrijfseconomische principes. Bij het opstellen van de jaarrekening worden dan ook de voorschriften toegepast uit het Burgerlijk Wetboek (Boek 2, Titel 9) en de nadere uitwerking hiervan in de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Besloten is voor het BPRC geen uitgebreide richtlijnen uit te vaardigen maar het Burgerlijk Wetboek, Titel 9, Boek 2, en de Richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving formeel leidend te maken en alleen ten aanzien van een aantal specifieke punten aanvullende richtlijnen op te stellen. Deze punten hebben voornamelijk betrekking op de bijzondere relatie van het BPRC met de rijksoverheid en de Europese Unie en de behoefte aan verantwoordingsinformatie die daarmee samenhangt. In deze richtlijnen wordt dus alleen dat geregeld wat niet aan de voornoemde wet en regelgeving valt te ontlenen. 12

13 Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 Informatieplicht jegens de minister Lid 3 bevat de bepaling dat het BPRC ten minste 13 weken voor de aanvang van het verslagjaar haar begroting aan de minister levert. Deze bepaling heeft zijn grondslag in de Kaderregeling exploitatiesubsidies, artikel 13. Met lid 4 wordt beoogd de administratieve lastendruk als gevolg van het met zekere regelmaat aanpassen van deze richtlijnen zo laag als mogelijk te houden. De bepaling creëert de mogelijkheid om voor deze richtlijnen desalniettemin snel en flexibel te reageren op eventuele nieuwe ontwikkelingen in wet en regelgeving. Artikel 3 Toepassing van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving Lid 2 bevat de aanvullende bepaling dat van het Burgerlijk Wetboek, Titel 9, Boek 2, de afdelingen 1, 10, 11, 12, 14 en 15 niet van toepassing zijn: - Afdeling 1 geeft de reikwijdte van de toepassing van Titel 9 aan (welke reikwijdte in deze richtlijnen ruimer is gemaakt); - Afdeling 10 geeft bepalingen m.b.t. de hier niet van toepassing zijnde openbaarmaking; - Afdeling 11 geeft vrijstellingen op grond van de omvang van het bedrijf van de rechtspersoon; - Afdeling 12 geeft bepalingen omtrent rechtspersonen van onderscheiden aard; - Afdeling 14 geeft bepalingen voor banken; - Afdeling 15 geeft bepalingen voor verzekeringsmaatschappijen. Artikel 4 Deelnemingen en consolidatie Dit artikel alsook de diverse andere bepalingen voor deelnemingen en consolidatie zijn slechts relevant in het geval dat er daadwerkelijk deelnemingen bestaan. Het is zeer wel denkbaar dat er in het geheel geen deelnemingen bestaan of zullen ontstaan. Op grond van artikel 25 van de Kaderregeling exploitatiesubsidies heeft het BPRC voor het aangaan van overeenkomsten en het verwerven van eigendommen voorafgaand instemming van de minister nodig indien dit geschiedt met door de minister verleende subsidiegelden. De voorafgaande instemming heeft overigens betrekking op alle bedoelde transacties van het BPRC, ook als die niet geschieden met door de minister verleende subsidiegelden. De grondslag hiervoor ligt in de bepalingen van de artikelen 4:76 en 4:77 van de Algemene Bestuurswet: als de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening door de minister worden bepaald dat er met de subsidieontvanger wordt omgegaan alsof zijn inkomsten geheel uit subsidie afkomstig zijn. Artikel 6 Verwerking kolonie primaten bij vaste en vlottende activa Met het oog op de maatschappelijke en politieke belangstelling voor de activiteiten van het BPRC en het daarbij in te zetten aantal primaten behoeft de minister inzicht in de aard, omvang en eventuele financiële waarde van de kolonie primaten. Artikel 11 Specifieke bijlagen bij de jaarrekening Lid 1 bevat bepalingen voor de inhoud van een projectenbijlage. Er is sprake van een project als een prestatieverplichting is aangegaan jegens derden waarbij eventueel ook de besteding in (een) volgend(e) verslagjaar/jaren kan plaatsvinden. In deze projectenbijlage wordt onder meer een onderscheid gemaakt naar projecten met subsidiebetrokkenheid van de minister respectievelijk betrokkenheid van de Europese Unie. Het zichtbaar in deze bijlage verantwoorden van de subsidiebetrokkenheid van de minister maakt het mogelijk dat de minister bij de diverse subsidiebeschikkingen afziet van de voorwaarde dat er per gesubsidieerd project een afzonderlijke accountantsverklaring wordt overlegd. 13

14 De in deze projecten bijlage zichtbaar te maken verantwoording van Europese gelden vindt zijn grondslag in de Wet toezicht Europese subsidies, op grond van welke wet de minister de bevoegdheid heeft om toezicht te houden op niet tot de staat behorende bestuursorganen die Europese subsidies ontvangen of die anderszins een taak met betrekking tot dergelijke subsidies opgelegd hebben gekregen. Lid 2 bevat bepalingen voor het geven van informatie over rechtspersonen waarin het BPRC een deelneming dan wel beslissende zeggenschap heeft. Zie overigens ook de toelichting bij artikel 4 hierboven. Lid 3 bevat bepalingen voor de inhoud van een bijlage met gegevens over de bij het BPRC aanwezige primaten. Met het oog op de maatschappelijke en politieke belangstelling voor de activiteiten van het BPRC en het daarbij in te zetten aantal primaten behoeft de minister inzicht in de aard en omvang van de kolonie primaten en welke mutaties op die omvang van invloed zijn. Artikel 12 Specifieke bijlagen (overige gegevens) Op 9 oktober 2002 sloot het BPRC met de minister een overeenkomst om jaarlijks voor een aantal expliciet bepaalde indicatoren kwantitatieve informatie aan te leveren. De aard van die indicatoren, de er aan ten grondslag liggende registraties en het beoogde gebruik zijn zodanig dat deze zich niet altijd lenen voor een oordeel over getrouwheid of rechtmatigheid. In het op artikel 2, eerste lid, gebaseerde controleprotocol wordt de instellingsaccountant desalniettemin gevraagd naar een weergave van zijn bevindingen over de mate van getrouwheid en de validiteit van de betrokken registraties en gegevens. Dat oordeel hoeft niet te worden meegenomen in de af te geven verklaring maar kan daaraan worden toegevoegd als een bijlage of eventueel ook worden geïntegreerd in een Rapport van bevindingen naar aanleiding van de jaarrekeningcontrole. Artikel 13 Waardering van primaten Zie de toelichting bij artikel 6. Artikel 14 Afschrijvingen Zie de toelichting bij artikel 6. Artikel 16 Relatie met ontwerpbegroting en andere stukken De begroting wordt door het BPRC vastgesteld op basis van de ontwerpbegroting en het omtrent die ontwerpbegroting vanwege de minister vernomen oordeel. In artikel 2, eerste lid, is al bepaald dat de begroting ten minste twee maanden voor de aanvang van het verslagjaar wordt ingediend, maar wordt voor het indienen van de ontwerpbegroting overigens geen termijn genoemd. Met het oog op de zorgvuldige oordeelsbepaling door de minister verdient het echter wel de aanbeveling dat het BPRC de ontwerpbegroting ten minste 2 maanden en 2 weken voor de aanvang van het verslagjaar overlegt. De bepalingen van artikel 16, eerste en tweede lid, vereisen bijzondere aandacht omdat er enerzijds moet worden aangesloten op de bij de Kaderregeling exploitatiesubsidies vereiste stukken, anderzijds op de (presentatie van de) exploitatierekening. Daar waar dit op praktische problemen stuit treedt het BPRC in overleg met de minister en is artikel 2, vierde lid, van toepassing: de minister zal alsdan nadere regels stellen. 14