van 2 februari 20061

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "van 2 februari 20061"

Transcriptie

1 DE CUYPER CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL L. A. GEELHOED van 2 februari I Inleiding 3. Na die kwalificatie is de belangrijkste vraag of de uitkering volgens de gemeenschapsrechtelijke socialezekerheidsbepalingen exporteerbaar is. 1. In deze zaak heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel het Hof krachtens artikel 234 EG vragen gesteld om met name te vernemen of een voor verkrijging van het recht op uitkering in de nationale wettelijke regeling gesteld woonplaatsvereiste in strijd is met het recht van een burger van de Unie ingevolge de artikelen 17 EG en 18 EG om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, wanneer de aanvrager werkloos is en niet voor arbeid beschikbaar hoeft te zijn. II Het relevante gemeenschapsrecht 4. De artikelen 17 EG en 18 EG luiden: Artikel 17: 2. De vraag die daartoe om te beginnen moet worden gesteld is hoe de uitkering naar gemeenschapsrecht moet worden gekwalificeerd. 1. Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. [...] 1 Oorspronkelijke taal: Engels. 2. De burgers van de Unie genieten de rechten en zijn onderworpen aan de plichten die bij dit Verdrag zijn vastgesteld. I

2 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/04 Artikel Hij geniet er dezelfde sociale en fiscale voordelen als de nationale werknemers. 1. Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dit Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. 6. Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreft de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen. 3 [...] 5. Artikel 7 van verordening (EEG) nr. 1612/682 luidt: 7. Artikel 1, sub a, i, definieert een werknemer als ieder die verplicht of vrijwillig verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen, behorende tot de takken van een stelsel van sociale zekerheid dat op werknemers of zelfstandigen van toepassing is. 1. Een werknemer die onderdaan is van een lidstaat mag op het grondgebied van andere lidstaten niet op grond van zijn nationaliteit anders worden behandeld dan de nationale werknemers wat betreft alle voorwaarden voor tewerkstelling en arbeid, met name op het gebied van beloning, ontslag en, indien hij werkloos is geworden, wederinschakeling in het beroep of wedertewerkstelling. 2 Verordening van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257, blz. 2), zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 2434/92 van de Raad van 27 juli 1992 (PB L 245, blz. 1). 8. Voorzover in casu relevant, definieert artikel 1, sub a, o, bevoegd orgaan als het orgaan waarbij de betrokkene is aangesloten op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt. 3 Verordening van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, in de versie van verordening (EEG) nr. 2001/83, PB L 230, blz. 6, bijlage I). De tekst van de verordening zoals gewijzigd is te vinden in deel I van bijlage A bij verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB 1997, L 28, blz. 1). I

3 DE CUYPER 9. De lidstaat op het grondgebied waarvan het bevoegd orgaan zich bevindt, wordt gedefinieerd als de bevoegde staat. 4 c) uitkeringen bij ouderdom; 10. Artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1408/71 luidt: [...] Tenzij in deze verordening anders is bepaald, kunnen de uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, de renten bij arbeidsongevallen of beroepsziekten en de uitkeringen bij overlijden, verkregen op grond van een wettelijke regeling van een of meer lidstaten, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere lidstaat woont dan die, op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is. g) werkloosheidsuitkeringen; [...] 12. Hoofdstuk 6 van titel III van verordening nr. 1408/71 stelt bijzondere bepalingen vast betreffende werkloosheidsuitkeringen. [...] 11. Artikel 4, lid 1, van verordening nr. 1408/71 bepaalt: Deze verordening is van toepassing op alle wettelijke regelingen betreffende de volgende takken van sociale zekerheid: 13. Hoofdstuk 6, afdeling 2, bevat regels met betrekking tot werklozen die zich naar het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat begeven. Artikel 69 van afdeling 2 verleent werklozen die zich naar een andere lidstaat begeven om aldaar werk te zoeken een beperkt recht op werkloosheidsuitkering. [...] 4 Artikel 1, sub q. 14. Hoofdstuk 6, afdeling 3, bevat regels betreffende werklozen die tijdens het ver- I

4 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/04 richten van hun laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonden. Artikel 71, lid 1, sub a, van afdeling 3 betreft het recht op werkloosheidsuitkering voor grensarbeiders die gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos zijn of die volledig werkloos zijn. Artikel 71, lid 1, sub b, van afdeling 3 betreft het recht op werkloosheidsuitkering voor werklozen die geen grensarbeider zijn en die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonden. III Het relevante nationale recht voorwaarden waaronder uitkeringen toegekend kunnen worden aan de werkloze die niet effectief in België verblijft. 16. De uitzonderingen op het vereiste van effectief verblijf die door de minister kunnen worden vastgesteld, zijn neergelegd in artikel 39 van het ministeriële besluit van 26 november 1991 houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, dat vier specifieke situaties noemt waarin een tijdelijk verblijf van korte duur (maximaal 4 weken) niet in de weg staat aan het toekennen van de uitkering. 15. Artikel 66, lid 1, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering 5 bepaalt: Om uitkeringen te genieten moet de werkloze zijn gewone verblijfplaats in België hebben; hij moet bovendien effectief in België verblijven. De Minister bepaalt na advies van het beheerscomité de gevallen waarin en de 17. Artikel 89, lid 1, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals gewijzigd bij artikel 25 van het koninklijk besluit van 22 november , bepaalt dat een persoon van 50 jaar of ouder die volledig werkloos is, op zijn verzoek kan worden vrijgesteld van bepaalde in andere bepalingen van het koninklijk besluit van 25 november 1991 gestelde voorwaarden, indien hij ten minste 312 uitkeringen als volledig werkloze heeft ontvangen in de twee jaar voorafgaande aan zijn aanvraag. Tot deze vereisten behoren de verplichting om beschikbaar te zijn voor arbeid en passend werk te aanvaarden, de verplichting om zich te melden bij de bevoegde dienst voor arbeidsbemiddeling of deel te nemen aan een begeleidingsplan, en de verplichting om zich in te schrijven als werkzoekende. 5 Belgisch Staatsblad van 31 december Belgisch Staatsblad van 8 december I

5 DE CUYPER 18. Artikel 89 is recent gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 mei , dat in werking is getreden op 1 juli Ingevolge deze wijziging varieert de vrijstelling voor oudere werklozen van de in het koninklijk besluit van 25 november 1991 gestelde voorwaarden, naargelang de werkloze ouder dan 50 of ouder dan 58 jaar is. Zo kunnen werklozen tussen 50 en 58 jaar van bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld, maar niet van de verplichting om beschikbaar te zijn voor arbeid en passend werk te aanvaarden, de verplichting om zich persoonlijk te melden bij de dienst arbeidsbemiddeling of deel te nemen aan een begeleidingsplan, en de verplichting om zich in te schrijven als werkzoekende. Daarentegen zijn werklozen ouder dan 58 jaar vrijgesteld van deze drie voorwaarden, alsook van enkele andere. 25 november 1991 vrijstelling van de verplichting om te voldoen aan het gemeentelijk toezicht. Deze vrijstelling had de volgende consequenties: bij het verrichten van nevenwerkzaamheden behoefde hij niet aan te tonen dat hij deze werkzaamheden reeds verrichtte toen hij in loondienst werkzaam was en wel ten minste gedurende de drie maanden voorafgaand aan de uitkeringsaanvraag; IV De feiten en het procesverloop voor de nationale rechter hij behoefde niet meer te voldoen aan de verplichting om beschikbaar te zijn voor arbeid en passend werk te aanvaarden, zich te melden bij de bevoegde dienst voor arbeidsbemiddeling, of deel te nemen aan een begeleidingsplan; 19. G. De Cuyper is Belg, geboren in Hij heeft voorheen in België in loondienst gewerkt en heeft een werkloosheidsuitkering toegekend gekregen in hij mocht voor eigen rekening en zonder winstoogmerk alle werkzaamheden verrichten verband houdend met zijn eigendom; 20. In 1998 verkreeg hij ingevolge artikel 89, lid 1, van het koninklijk besluit van 7 Belgisch Staatsblad van 11 juni hij was vrijgesteld van de verplichting om zich als werkzoekende in te schrijven. I

6 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ In een verklaring betreffende zijn persoonlijke en gezinssituatie die De Cuyper in december 1999 aflegde, bevestigde hij dat hij ongehuwd was en in Brussel woonde. 22. Na een routineonderzoek in april 2000 ter verificatie van de juistheid van verklaringen die door de uitkeringsgerechtigde waren afgelegd, riep de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (hierna: RVA ) De Cuyper op voor een onderhoud te Brussel ter controle van zijn gezinsomstandigheden, waaraan hij gehoor gaf. Vervolgens gaf hij de RVA te kennen dat hij sinds januari 1999 in Zuid-Frankrijk had gewoond. Hij had daar een boot gekocht die hij aan het opknappen was als woning. 23. De Cuyper erkende dat hij ongeveer eenmaal per drie maanden naar België kwam, waar hij gebruik maakte van een gemeubileerde kamer, en dat hij de RVA niet van de wijziging in zijn omstandigheden in kennis had gesteld. 26. In september 2000 stelde de RVA hem in kennis van haar beslissing om hem met terugwerkende kracht tot 1999 van het recht op werkloosheidsuitkering uit te sluiten op grond dat hij niet voldeed aan het vereiste van effectief verblijf in artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 (hierna: woonplaatsvereiste ). 27. De Cuyper heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld bij de Arbeidsrechtbank te Brussel. 28. Volgens de verwijzingsbeschikking blijkt uit de bij de Arbeidsrechtbank voorliggende stukken dat De Cuyper geen beroep kan doen op een van de door de minister vastgestelde uitzonderingen in artikel 39 van het ministeriële besluit van 26 november 1991, zodat het woonplaatsvereiste op hem van toepassing is. 24. De RVA stelde vast dat hij in Frankrijk woonde met een vriendin, die ook niet meer werkte. 29. De Arbeidsrechtbank heeft daarop de behandeling van de zaak geschorst en het Hof krachtens artikel 234 EG de volgende vragen gesteld: 25. De Cuyper verscheen niet op een hoorzitting in juli 2000 waar hij was uitgenodigd om zijn verweer kenbaar te maken. Vormt de verplichting om effectief in België te verblijven, die artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering stelt als voorwaarde voor de toekenning van uitkeringen I

7 DE CUYPER aan een werkloze van 50 jaar of ouder die op basis van artikel 89 van dit koninklijk besluit vrijstelling geniet van de stempelplicht, die op haar beurt een vrijstelling van de voorwaarde van beschikbaarheid op de arbeidsmarkt meebrengt, een belemmering van de vrijheid van verkeer en van verblijf die iedere Europese burger is toegekend bij de artikelen 17 en 18 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap? 30. De Cuyper, de RVA, de Commissie, België, Frankrijk en Duitsland hebben schriftelijke opmerkingen ingediend en zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben alleen tijdens de mondelinge behandeling opmerkingen gemaakt. Voldoet deze verplichting van verblijf op het nationale grondgebied van de staat die bevoegd is voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen, die naar nationaal recht wordt gerechtvaardigd omdat zij noodzakelijk is voor het toezicht op de naleving van de wettelijke voorwaarden voor de uitkering aan werklozen, aan het vereiste van evenredigheid dat bij het nastreven van dit doel van algemeen belang in acht moet worden genomen, voorzover zij een beperking vormt van de vrijheid van verkeer en van verblijf die iedere Europese burger is toegekend bij de artikelen 17 en 18 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap? V De prejudiciële vragen 31. De Arbeidsrechtbank wenst in wezen te vernemen of een woonplaatsvereiste, als voorwaarde voor het recht op werkloosheidsuitkering toegepast op werklozen ouder dan 50 jaar die onder meer zijn vrijgesteld van de verplichting om beschikbaar te zijn voor arbeid, een met de artikelen 17 EG en 18 EG strijdige beperking is van het recht van de burgers van de Europese Unie om binnen de Gemeenschap vrij te reizen en te verblijven. Brengt deze verblijfsverplichting geen discriminatie tot stand tussen Europese burgers die onderdaan zijn van de lidstaat die bevoegd is voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen, doordat dit recht wordt toegekend aan hen die geen gebruik maken van het hun bij de artikelen 17 en 18 van het Verdrag toegekende recht vrij te reizen en te verblijven, terwijl dit recht ontzegd wordt aan hen die hiervan gebruik willen maken, door het afschrikkend effect dat uitgaat van deze beperking? 32. Om het in casu toepasselijke gemeenschapsrecht te bepalen, moet worden nagegaan hoe een uitkering aan werklozen boven de 50 jaar die volgens de nationale bepalingen inzake het recht op werkloosheidsuitkering onder meer zijn vrijgesteld van de verplichting om beschikbaar te zijn voor arbeid (hierna: uitkering of in geding zijnde uitkering ), moet worden gekwalificeerd. I

8 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/04 De kwalificatie van de uitkering 37. De in geding zijnde uitkering kan dus niet worden aangemerkt als een sociaal voordeel in de zin van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/ De Cuyper, de RVA, België, Frankrijk en Duitsland gaan ervan uit dat de uitkering is aan te merken als werkloosheidsuitkering in de zin van verordening nr. 1408/71. De Commissie is de tegengestelde mening toegedaan. 38. De Commissie stelt voorts dat het recht op werkloosheidsuitkering veronderstelt dat de werkloze beschikbaar is voor plaatsing door de dienst arbeidsbemiddeling waarbij hij staat ingeschreven. In het onderhavige geval is De Cuyper op grond van artikel 89 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 vrijgesteld van de verplichting om beschikbaar te zijn voor arbeid. 34. Het lijkt duidelijk dat artikel 7 van verordening nr. 1612/68, anders dan de Commissie stelt, niet op het onderhavige geval van toepassing is. 35. Zoals het Verenigd Koninkrijk ter terechtzitting heeft betoogd, geeft die bepaling een werknemer die onderdaan is van een lidstaat, op het grondgebied van een tweede lidstaat recht op dezelfde sociale en fiscale voordelen als werknemers die onderdaan zijn van de tweede lidstaat. 36. De Cuyper daarentegen maakt aanspraak op dezelfde behandeling als onderdanen van de lidstaat waarvan hij zelf ook onderdaan is, en die in die staat blijven wonen. 39. In haar schriftelijke opmerkingen heeft de Commissie betoogd dat de uitkering waarop De Cuyper aanspraak maakt, kan worden beschouwd als een uitkering van vervroegd ouderdomspensioen. Ter terechtzitting heeft zij echter verdedigd dat de uitkering wellicht niet moet worden beschouwd als een vervroegde ouderdomsuitkering, maar als een uitkering sui generis. In beide gevallen valt de uitkering volgens de Commissie buiten de werkingssfeer van verordening nr. 1408/ Voor deze opvatting beroept zij zich op het arrest Otte 8, waarin het Hof onderscheid maakte tussen werkloosheidsuitkering en aanpassingsgeld, dat werd toegekend in de vorm van nationale toelagen waarop geen wettelijke aanspraak kan worden gemaakt 8 Arrest van 11 juli 1996 (C-25/95, Jurispr. blz. I-3745). I

9 DE CUYPER aan oudere mijnwerkers die werkloos waren geworden als gevolg van de herstructurering van de Duitse kolenmijnen 9 vanaf hun ontslag tot het moment waarop zij de pensioenleeftijd bereikten. De Commissie vestigt de aandacht op het feit dat degenen die aanpassingsgeld ontvingen, zich niet behoefden in te schrijven als werkzoekende of beschikbaar te zijn voor arbeid twee vereisten waarvan ook De Cuyper is vrijgesteld ingevolge het koninklijk besluit van 25 november Zij wijst erop dat het Hof in het arrest Otte heeft verklaard dat de toekenningsvoorwaarden voor het aanpassingsgeld, die een gevolg zijn van de met dit aanpassingsgeld beoogde doelstelling op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid, welke doelstelling inzonderheid inhoudt, ontslagen werknemers aan het gebied van de werkloosheidsverzekering te onttrekken, duidelijk verschillen van die welke kenmerkend zijn voor een werkloosheidsuitkering in de zin van artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/71.10 gevolg van de herstructurering van de Duitse kolenmijnen. Het Hof heeft immers verklaard dat het aanpassingsgeld in de eerste plaats tot doel had, de ingevolge een rationalisatiemaatregel ontslagen werknemers een bepaald inkomen te verzekeren terwijl het hen tegelijkertijd aan het gebied van de werkloosheidsverzekering onttrekt Deze context is duidelijk verschillend van die waarin De Cuyper zijn uitkering heeft aangevraagd. 41. Inderdaad is de uitkering in de zaak Otte in zoverre vergelijkbaar met de uitkering van De Cuyper dat de uitkeringsaanvrager is vrijgesteld van de verplichting zich in te schrijven als werkzoekende en zich beschikbaar te stellen voor arbeid. 42. Het aanpassingsgeld in de zaak Otte moet echter in zijn context worden gezien, namelijk als een uitkering aan oudere mijnwerkers die werkloos waren geworden als 9 Zie punten 5 en 6 van het arrest. 10 Punt Ook andere kenmerken van het aanpassingsgeld onderscheiden het van het onderhavige geval. Het aanpassingsgeld werd toegekend aan werklozen die bijna in aanmerking kwamen voor ouderdomspensioen.12 Degene die het aanpassingsgeld ontving, behoefde niet af te zien van werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige waaruit het inkomen een bepaald maximum overschrijdt, terwijl in de onderhavige zaak een werkloze alleen werkzaamheden mag verrichten verband houdend met zijn eigendom, voor eigen rekening en zonder winstoogmerk, overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het koninklijk besluit van 25 november Punt In de zaak Otte werd het aanpassingsgeld enkel betaald indien de aanvrager binnen vijf jaar zou hebben voldaan aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen indien hij zijn arbeid had behouden (zie punt 6 van het arrest). I

10 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ Bovendien pleit het feit dat de in geding zijnde uitkering weinig gemeen heeft met een ouderdomspensioen vóór de opvatting dat zij niet als vervroegde pensioenuitkering dient te worden beschouwd. 49. Afgezien van het woonplaatsvereiste zijn de uitkeringsvoorwaarden ingevolge artikel 89, lid 1, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 dat de betrokkene werkloos is; dat hij ouder is dan 50 jaar; en dat hij meer dan 312 betalingen als werkloze heeft ontvangen in de twee jaar voorafgaande aan zijn aanvraag. 46. Uitkeringen met de volgende kenmerken zijn beschouwd als uitkeringen in verband met ouderdom: uitkeringen aan bejaarde onderdanen teneinde hun een bestaansminimum te verzekeren 13 en uitkeringen die afhangen van het bestaan van een recht op pensioen; verlening van de bijdrage door het pensioenverzekeringsorgaan; berekening van het bedrag op basis van criteria verband houdend met het pensioen; en het feit dat de uitkering bedoeld is als aanvulling op het ouderdomspensioen Geen van deze kenmerken lijkt op de voorwaarden voor toekenning van de in geding zijnde uitkering. Afgezien van het feit dat zij wordt betaald aan personen ouder dan 50 jaar die zich niet beschikbaar behoeven te stellen voor arbeid, lijkt de uitkering in geen enkel ander opzicht op een ouderdomsuitkering. 48. De stelling van de Commissie dat de uitkering waarop De Cuyper aanspraak maakt een vervroegde pensioenuitkering is, moet dus worden verworpen. 13 Arrest van 5 mei 1983, Piscitello (139/82, Jurispr. blz. 1427, punten 11 en 16). 14 Arrest van 6 juli 2000, Movrin (C-73/99, Jurispr. blz. I-5625, punten 39 en 40). 50. Deze voorwaarden zijn duidelijk gerelateerd aan het risico van werkloosheid. Tegen het feit dat zij er dus op wijzen dat het een werkloosheidsuitkering betreft, weegt mijns inziens niet op dat er ontheffing wordt verleend van de inschrijving als werkzoekende en de beschikbaarstelling voor arbeid voorwaarden die normaal gesproken worden geassocieerd met het recht op werkloosheidsuitkering. 51. Die vrijstelling doet naar mijn mening ook niet af aan de positie van De Cuyper als werkloze. Zoals de RVA ter terechtzitting heeft uiteengezet, behandelt de Belgische wettelijke regeling oudere werklozen op dezelfde voet als jongere werklozen. Oudere werklozen zijn, anders dan vervroegd gepensioneerden, niet te beschouwen als personen die de arbeidsmarkt definitief hebben verlaten, ondanks dat zij wellicht zijn vrijgesteld van de verplichting zich in te schrijven als werkzoekende en zich beschikbaar te stellen voor arbeid; zij kunnen nadien weer in loondienst treden. I

11 DE CUYPER 52. Ook kan worden opgemerkt dat ingevolge het koninklijk besluit van 27 mei 2002 oudere werklozen jonger dan 58 jaar sinds juli 2002 niet meer kunnen verzoeken om vrijstelling van de verplichting zich in te schrijven als werkzoekende en zich beschikbaar te stellen voor arbeid. 56. Rechthebbend op dergelijke uitkeringen zijn dus personen die behoren tot de actieve werkende bevolking op de gewone arbeidsmarkt. Normaal gesproken hebben de uitkeringen het karakter van een betaling die, tot een bepaald maximum, gerelateerd is aan het laatstverdiende salaris. 53. In de verwijzingsbeschikking vind ik geen aanwijzingen dat de uitkering waarop De Cuyper aanspraak maakt, op welke wijze dan ook verschilt van uitkeringen die worden betaald na onvrijwillige werkloosheid, en ik ben derhalve van mening dat deze uitkering een werkloosheidsuitkering is in de zin van artikel 4, lid 1, sub g, van verordening nr. 1408/ De uitkeringen worden hetzij uit de algemene belastingheffing gefinancierd, hetzij uit meer specifieke collectieve heffingen die zijn gerelateerd aan het primaire arbeidsinkomen. De werkloosheidsuitkering in haar context 54. De wettelijke regeling van uitkeringen die verband houden met onvrijwillige werkloosheid neemt binnen de stelsels van sociale zekerheid een bijzondere plaats in. 58. Deze kenmerken brengen mee dat personen die een werkloosheidsuitkering ontvangen, beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt; dat wil zeggen dat zij ingeschreven moeten staan bij een instantie die hen helpt bij het zoeken naar een nieuwe werkkring. Uitkeringsgerechtigden moeten bovendien elk aanbod van passende arbeid aanvaarden en mogen geen activiteiten ondernemen waaruit zij een inkomen ontvangen dat hoger is dan hun werkloosheidsuitkering. 55. Deze uitkeringen hebben tot doel, werknemers en hun gezinsleden een inkomensgarantie te bieden in geval van tijdelijke en onvrijwillige werkloosheid. 59. Het doel van deze voorwaarden die in beginsel strikt moeten worden toegepast is oneigenlijk gebruik of misbruik van werkloosheidsuitkeringen te voorkomen en oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt door uitkeringsgerechtigden tegen te gaan. I

12 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ Werkloosheidsuitkeringen, als een tak van sociale zekerheid die specifiek is bedoeld voor de werkende bevolking, zijn sinds de jaren tachtig in toenemende mate gebruikt als een instrument van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid. 63. Meer recent is het arbeidsmarktbeleid in de meeste EU-landen gericht op een zo groot mogelijke participatie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt. Dit staat vanzelfsprekend niet los van de problematiek van de veroudering van de Europese bevolking. Dit beleid heeft geleid tot een striktere toepassing van het criterium van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt op oudere werklozen dan tot voor kort gebruikelijk was. Deze wijziging komt ook tot uiting in het koninklijk besluit van 27 mei In een aantal landen (vooral op het vasteland) is deze socialezekerheidswetgeving gebruikt ter stimulering van een beleid waarin ouderen op de arbeidsmarkt plaats maken voor jongere werkzoekenden. In die beleidscontext werden deze oudere werkloos geworden werknemers vrijgesteld van het vereiste van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Dit is kennelijk de ratio van de in casu toegepaste Belgische regelingen van Naast de klassieke argumenten tegen export van werkloosheidsuitkeringen voorkoming van misbruik en oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt is dus ook het argument relevant dat landen deze uitkeringen moeten kunnen gebruiken als instrument van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid. 62. In andere, vooral Scandinavische landen wordt de socialezekerheidswetgeving voor werklozen gebruikt als middel om een activerend arbeidsmarktbeleid te voeren, door het recht op en de hoogte van de uitkering mede afhankelijk te stellen van een actieve deelname aan omscholingsprogramma's, die gericht zijn op de instandhouding of vergroting van de verdiencapaciteit van de betrokken werkzoekenden op de arbeidsmarkt. 65. Gebruikmaking van het criterium van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt door de lidstaten als instrument van een activerend arbeidsmarktbeleid is duidelijk in overeenstemming met de afbakening van bevoegdheden in de verdragsartikelen inzake werkgelegenheid en sociale bepalingen. 15 Zie hiervóór punt 18. I

13 DE CUYPER 66. Artikel 125 EG bepaalt dat de lidstaten en de Gemeenschap streven naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid en in het bijzonder voor de bevordering van de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen, teneinde de doelstellingen van artikel 2 EU en van artikel 2 EG te bereiken. Tot deze doelstellingen behoren ook de bevordering binnen de Gemeenschap van een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale bescherming. bevordering van de werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden, alsmede een adequate sociale bescherming ten doel stellen, om een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau en de bestrijding van uitsluiting mogelijk te maken, en dat de Gemeenschap en de lidstaten te dien einde maatregelen ten uitvoer leggen waarin rekening wordt gehouden met de verscheidenheid van de nationale gebruiken. 67. Ingevolge artikel 126, lid 1, EG dragen de lidstaten door middel van hun werkgelegenheidsbeleid bij tot het bereiken van deze doelstellingen. 70. In artikel 137, lid 1, EG wordt onder meer bepaald dat het optreden van de lidstaten door de Gemeenschap wordt ondersteund en aangevuld op het gebied van de sociale zekerheid en de sociale bescherming van de werknemers, en de bescherming van de werknemers bij beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. 68. De artikelen 125 EG, 127, lid 1, EG en 129 EG wijzen op de coördinerende en aanvullende rol die de Gemeenschap moet spelen met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten en de bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau. De bevoegdheid van de lidstaten op dit gebied moet evenwel worden geëerbiedigd, zoals artikel 127, lid 1, EG bepaalt. Ingevolge artikel 129, tweede alinea, EG houden ondersteuningsmaatregelen geen harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten in. 71. Volgens artikel 137, lid 4, eerste streepje, EG laten de krachtens artikel 137 EG vastgestelde bepalingen het recht van de lidstaten om de fundamentele beginselen van hun socialezekerheidsstelsel vast te stellen onverlet en mogen zij geen aanmerkelijke gevolgen hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel. 69. Voorzover hier van belang bepaalt artikel 136 EG, betreffende sociale bepalingen, dat de Gemeenschap en de lidstaten zich de 72. Duidelijk is kortom dat de bevoegdheid tot vaststelling van een werkgelegenheids- en socialezekerheidsbeleid nog steeds in de eerste plaats bij de lidstaten ligt, terwijl de Gemeenschap een coördinerende en aanvullende rol speelt. I

14 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ De gemeenschapswetgever lijkt de lidstaten ruimte te hebben gelaten om de werkloosheidsuitkering te gebruiken als instrument van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid bij de herziening van verordening nr. 1408/71, die in de nieuwe versie (verordening nr. 883/2004) 16 de export van werkloosheidsuitkeringen nog steeds uitdrukkelijk uitsluit. de rechthebbende in een andere lidstaat woont dan die waar zich het orgaan bevindt dat de uitkering verschuldigd is. Tot de in artikel 10, lid 1, genoemde socialezekerheidsuitkeringen waarvoor dit verbod geldt, behoort niet de werkloosheidsuitkering. Exporteerbaarheid van werkloosheidsuitkeringen volgens verordening nr. 1408/ Bijgevolg bevat verordening nr. 1408/71, zoals de RVA opmerkt, geen algemeen verbod van een woonplaatsvereiste, noch van de schorsing van betaling op grond dat de rechthebbende in een andere lidstaat woont, in geval van nationale regels betreffende de werkloosheidsuitkering. 74. Gelet op deze context, die naar ik hoop de ratio verklaart van het beperken van de export van werkloosheidsuitkeringen, moet vervolgens worden bezien hoe dat beginsel tot uitdrukking komt in de bepalingen van verordening nr. 1408/71 en hoe deze bepalingen in de omstandigheden van dit geval moeten worden toegepast. 77. Ten aanzien van het algemene uitgangspunt dat beperkingen van de export van het recht op werkloosheidsuitkering niet verboden zijn, maakt verordening nr. 1408/71 twee uitzonderingen. 75. Artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1408/71 betreft de ontheffing van bepalingen inzake de woonplaats die zijn opgenomen in nationale socialezekerheidswetgeving. Het houdt een verbod in van vermindering, wijziging, schorsing, intrekking of verbeurdverklaring van bepaalde socialezekerheidsuitkeringen op grond dat 16 Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166, blz. 1). Zie in het bijzonder de artikelen 64 en Artikel 69 bepaalt dat er recht op werkloosheidsuitkering bestaat wanneer een werkloze zich voor maximaal drie maanden als ingeschreven werkzoekende naar een andere lidstaat begeeft om aldaar werk te zoeken. Artikel 71, lid 1, bepaalt dat er recht op werkloosheidsuitkering bestaat voor werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere lidstaat woonden dan de lidstaat waarin zij bij het socialezekerheidsstelsel zijn aangesloten. I

15 DE CUYPER 79. De omstandigheden van De Cuyper houden geen verband met de in de artikelen 69 en 71 geregelde omstandigheden. Het algemene uitgangspunt dat er geen verbod bestaat op het stellen van een woonplaatsvereiste voor het recht op werkloosheidsuitkering, is derhalve van toepassing. rechtvaardiging moeten geven voor een bepaling als de in geding zijnde, die de export van dit recht beperkt. 80. De Commissie stelt dat de beschikbaarheid voor arbeid en het zoeken van werk vereisten zijn die onlosmakelijk verbonden zijn met de situatie van een werkloze, en dat deze de beperking van de mogelijkheid om het recht op werkloosheidsuitkering te exporteren, rechtvaardigen. Nu de Belgische wettelijke regeling deze vereisten voor werklozen ouder dan 50 jaar heeft afgeschaft, zo redeneert zij, lijkt het beperken van de export van het recht op werkloosheidsuitkering niet meer gerechtvaardigd. 83. Om bovenstaande redenen geven de bepalingen van verordening nr. 1408/71 een werkloze die niet beschikbaar behoeft te zijn voor arbeid, geen recht op werkloosheidsuitkering wanneer hij in een andere dan de bevoegde lidstaat woont. 84. Er zijn voorts zwaarwegende praktische redenen om de export van werkloosheidsuitkering niet toe te staan, die ik reeds heb genoemd17, en waarop verschillende partijen in hun opmerkingen hebben gewezen. 81. Dit argument zou steekhoudend kunnen zijn wanneer de lidstaten door verordening nr. 1408/71 werden verplicht, dit recht niet te beperken op gronden verband houdend met terugkeer op de arbeidsmarkt. 82. Artikel 10, lid 1, en de regels voor het recht op werkloosheidsuitkering, gelezen in hun onderlinge samenhang, wijzen echter duidelijk op het tegendeel: het is de lidstaten niet verboden de export van dit recht te beperken. Het zou vreemd zijn, deze bepalingen aldus uit te leggen dat de lidstaten een 85. In de eerste plaats moeten de lidstaten in staat zijn om werkloosheidsuitkeringen te hanteren als instrument van hun arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid, en dit geldt te meer gezien de striktere toepassing van het criterium van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt voor oudere werklozen in de laatste jaren. Een woonplaatsvereiste is uiteraard noodzakelijk om een bevredigende uitvoering van dat beleid te garanderen. 17 Zie punt 64. I

16 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ In de tweede plaats heeft een werkloze, zoals Frankrijk stelt, de meeste kans om werk te vinden in het land waar hij het laatst heeft gewerkt. Het is dan ook in het belang van het werkgelegenheidsbeleid dat voor het recht op werkloosheidsuitkering wonen in dat land als voorwaarde wordt gesteld. 89. Bijgevolg is een woonplaatsvereiste passend om te garanderen dat er effectieve controle wordt uitgeoefend op de gezinssituatie van een werkloze en eventuele betaalde arbeid. 87. In de derde plaats is een woonplaatsvoorwaarde, zoals de RVA, Frankrijk en Duitsland betogen, noodzakelijk om controle te kunnen uitoefenen op de gezinssituatie van de uitkeringsgerechtigde en op eventuele betaalde arbeid die van invloed kan zijn op het recht op werkloosheidsuitkering. Dergelijke controles zijn noodzakelijk ter voorkoming van misbruik. Afgezien van de uitzonderingssituaties bedoeld in de artikelen 69 en 71 van verordening nr. 1408/71, die zich in casu niet voordoen, is er geen georganiseerde samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten voor het toezicht op de situatie van een uitkeringsgerechtigde die zich van de bevoegde lidstaat naar een andere lidstaat begeeft. 90. In de vierde plaats zou het toestaan van de export van werkloosheidsuitkeringen neerkomen op de toelating van oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt van de lidstaat waarheen de werkloze zich begeeft. Dit zou duidelijk het gevolg zijn, indien onderdanen van een lidstaat met een dergelijk recht op uitkering zich op de arbeidsmarkt van een tweede lidstaat konden begeven: zij zouden een oneerlijk financieel voordeel hebben op onderdanen van de tweede lidstaat die zich op de arbeidsmarkt willen begeven maar wier inkomen over het algemeen uiteraard niet wordt gesubsidieerd. 88. Zo bestaat er in dit geval geen systeem om de gezinssituatie van De Cuyper en eventuele betaalde werkzaamheden die hij tijdens zijn verblijf in Frankrijk verricht, te controleren. Nu de Belgische en de Franse autoriteiten niet systematisch samenwerken teneinde toezicht te houden op het recht op werkloosheidsuitkering, zijn de autoriteiten van geen van beide landen bevoegd om dergelijke punten te controleren. 91. In de vijfde plaats moet er, zoals Nederland ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, een band blijven bestaan tussen de financiering en de verstrekking van uitkeringen. Betaling van een uitkering uit de middelen van een lidstaat geeft uitdrukking aan de solidariteit tussen zijn inwoners. Het is een middel tot bevordering van de sociale samenhang en tot voorkoming van sociale uitsluiting en de daaruit voortvloeiende problemen. Export van uitkeringen kan de sociale samenhang ondermijnen en leiden tot een onevenredige financiële belasting van de inwoners van één lidstaat. I

17 DE CUYPER Toepassing van de artikelen 17 EG en 18 EG indien verordening nr. 1408/71 van toepassing is 92. Ingeval verordening nr. 1408/71 van toepassing wordt geacht, blijft de vraag hoe de prejudiciële vragen moeten worden beantwoord in het licht van de artikelen 17 EG en 18 EG. Opmerkingen van partijen zonder die uitkering niet langer voldoende middelen heeft om financieel niet ten laste te komen van de lidstaat waarheen hij verhuist en hij derhalve het recht om in Frankrijk te wonen ingevolge richtlijn 90/364/EEG verliest. 18 Het woonplaatsvereiste is volgens hem onevenredig aan het doel, te controleren of aan de voorwaarden voor het recht op de in geding zijnde uitkering is voldaan, in het bijzonder wanneer vrijstelling is verleend van de verplichting om zich bij de dienst arbeidsbemiddeling te melden en beschikbaar te zijn voor arbeid. Bovendien vormt het woonplaatsvereiste, wanneer de rechthebbenden op die uitkering met elkaar worden vergeleken, tevens discriminatie van gerechtigden die van hun recht als burger van de Unie gebruik maken om naar een andere lidstaat te verhuizen, ten opzichte van degenen die in België blijven wonen. 93. De Cuyper betoogt dat het woonplaatsvereiste van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 inbreuk maakt op het recht van de burgers van de Unie om vrij binnen de Gemeenschap te reizen en te verblijven. De Commissie brengt hetzelfde naar voren, ongeacht of de in geding zijnde uitkering een sociaal voordeel in de zin van artikel 7, lid 2 van verordening nr. 1612/68 is dan wel een werkloosheidsuitkering krachtens verordening nr. 1408/ De Cuyper stelt dat het woonplaatsvereiste een burger van de Unie ervan weerhoudt, gebruik te maken van het recht op vrij verkeer, doordat het hem het recht op werkloosheidsuitkering ontneemt wanneer hij naar een andere lidstaat verhuist. In zijn geval, zo stelt hij, wordt hem feitelijk verhinderd dat recht uit te oefenen, daar hij 95. De Commissie brengt naar voren dat, indien de uitkering is aan te merken als een sociaal voordeel in de zin van artikel 7, lid 2, van verordening nr. 1612/68, de weigering van toekenning daarvan inbreuk maakt op het recht van een burger van de Unie op dezelfde behandeling als de onderdanen van de lidstaat waarvan hij onderdaan is die in het land blijven wonen. In het arrest Pusa 19 heeft het Hof die redenering toegepast op de situatie van een in Spanje wonende Finse onderdaan die aanspraak maakte op gelijke behandeling als in Finland wonende Finse onderdanen. 18 Richtlijn van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht (PB L 180, blz. 26). 19 Arrest van 29 april 2004 (C-224/02, Jurispr. blz. I-5763, zie punten 18-32). I

18 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ De Commissie stelt dat objectieve overwegingen met betrekking tot de noodzaak om te garanderen dat de uitkeringsgerechtigde een band heeft met de relevante arbeidsmarkt, niet relevant zijn, gezien de vrijstelling van de beschikbaarheid voor arbeid. Verder kunnen overwegingen in verband met administratieve moeilijkheden bij de controle of aan de toekenningsvoorwaarden is voldaan, geen afwijking van de regels van het gemeenschapsrecht rechtvaardigen, en geldt dit beginsel in het bijzonder wanneer wordt gesteld dat de uitoefening van een van de fundamentele rechten wordt beperkt Volgens de RVA wordt de beperking die door de woonplaatsvoorwaarde aan het recht om vrij te reizen wordt gesteld, gerechtvaardigd door het in verordening nr. 1408/71 neergelegde beginsel dat het recht op werkloosheidsuitkeringen niet kan worden geëxporteerd, alsook door het feit dat de uitkeringsinstantie niet de controles kan uitvoeren die noodzakelijk zijn om de naleving van de voorwaarden voor het recht op werkloosheidsuitkering te garanderen. Aangezien wonen in België vereist is voor garantie door de RVA dat werkloosheidsuitkeringen niet ten onrechte worden betaald, is het woonplaatsvereiste evenredig. Dat vereiste geldt ongeacht nationaliteit en levert dus geen ongelijke behandeling op. 97. Indien de uitkering is aan te merken als een werkloosheidsuitkering in de zin van verordening nr. 1408/71, stelt de Commissie dat voorwaarden voor het recht op uitkering gerechtvaardigd kunnen zijn op grond dat zij verband houden met de bevordering van het zoeken naar werk. Aangezien er vrijstelling is verleend van het vereiste van het zoeken naar werk, is de beperking van de export van het recht op werkloosheidsuitkering niet meer gerechtvaardigd. 98. De RVA, België, Frankrijk en Duitsland betogen dat elke beperking van het recht van burgers van de Unie om vrij te reizen en te verblijven, gerechtvaardigd kan zijn Frankrijk stelt dat het woonplaatsvereiste gerechtvaardigd kan zijn op drie gronden. In de eerste plaats heeft het Hof in het arrest Müller-Fauré 21 verklaard dat het bij gebreke van harmonisatie aan de lidstaten is om de voorwaarden vast te stellen waaronder socialezekerheidsuitkeringen worden toegekend. In de tweede plaats is het woonplaatsvereiste gerechtvaardigd omdat een werkloze de meeste kans heeft om werk te vinden in het laatste land waar hij heeft gewerkt. In de derde plaats wordt 20 De Commissie beroept zich op dit punt op het arrest van 26 januari 1999, Terhoeve (C-18/95, Jurispr. blz. I-345). 21 Arrest van 13 mei 2003, Müller-Fauré en Van Riet (C-385/99, Jurispr. blz. I-4509). I

19 DE CUYPER dit vereiste ook gerechtvaardigd door de noodzaak controle uit te oefenen op eventueel door de uitkeringsgerechtigde verrichte betaalde arbeid en op zijn gezinssituatie. rechter is gebaseerd op het feit dat het recht op de uitkering die hij ontving toen hij in België woonde, verloren ging toen hij naar Frankrijk verhuisde Volgens Duitsland wordt met het woonplaatsvereiste het legitieme doel nagestreefd, controle te garanderen op de naleving van de voorwaarden waaronder de ontvanger recht heeft op een werkloosheidsuitkering, en misbruik van zulke uitkeringen te voorkomen. Aangezien het bereiken van dit doel niet op andere wijze kan worden gegarandeerd dan door controle ter plaatse, is het woonplaatsvereiste passend en, zo concludeert Duitsland, evenredig. De artikelen 12 EG en 18 EG kunnen alleen leiden tot een verbod van discriminatie voor wetgeving die rechtstreeks verband houdt met de vrijheid van verkeer en van vestiging in een andere lidstaat Deze omstandigheden vallen binnen de werkingssfeer van het gemeenschapsrecht en De Cuyper kan zich dus beroepen op de rechten die dit hem verleent, met name het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven Voor toepasselijkheid van artikel 18 EG behoeft geen discriminatie te worden aangetoond. Beoordeling 102. De Cuyper is een Belg die in Frankrijk woont. Hij is een burger van de Unie die gebruik heeft gemaakt van het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. Zijn beroep bij de nationale 105. Deze bepaling verleent iedere burger van de Unie het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij het Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Deze termen impliceren geen van alle dat zij enkel van toepassing zijn wanneer wordt vastgesteld dat sprake is van discriminatie. 22 Arrest van 11 juli 2002, D'Hoop (C-224/98, Jurispr. blz. I-6191, punten 27-29). I

20 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/ Bovendien heeft het Hof zelfs in gevallen waarin de vrijheid van verkeer in andere opzichten uitdrukkelijk in het Verdrag wordt gegarandeerd door een discriminatieverbod, dit recht in die zin uitgelegd dat het ook in de weg staat aan niet-discriminerende maatregelen. 23 De rechtspraak met betrekking tot artikel 39 EG illustreert dat de vrijheid van verkeer van werknemers bijvoorbeeld in de weg kan staan aan niet-discriminerende maatregelen In het onderhavige geval moet worden bezien of het woonplaatsvereiste voor degenen die van dat recht gebruik maken, een niet-gerechtvaardigde beperking vormt Het is duidelijk dat het woonplaatsvereiste tot gevolg heeft dat het recht van een burger van de Unie om vrij binnen de Gemeenschap te reizen en te verblijven, wordt beperkt Het lijkt dan ook niet noodzakelijk om artikel 18 EG, dat een recht om vrij te reizen en te verblijven toekent zonder verwijzing naar een discriminatieverbod, aldus uit te leggen dat het enkel geldt wanneer een maatregel discriminerend is Derhalve moet worden bezien of een dergelijke beperking op grond van de artikelen 17 EG en 18 EG gerechtvaardigd kan zijn De vraag is veeleer of een maatregel een beperking stelt aan de uitoefening van het recht van een burger van de Unie om vrij te reizen en te verblijven, en zo ja, of een dergelijke beperking gerechtvaardigd kan zijn. 23 Zie inzake het vrij verkeer van diensten arrest van 25 juli 1991, Säger (C-76/90, Jurispr. blz. I-4221, punt 12). Zie in de context van het vrij verkeer van kapitaal arresten van 4 juni 2002, Commissie/Frankrijk (C-483/99, Jurispr. blz. I-4781, punt 41), en Commissie/Portugal (C-367/98, Jurispr. blz. I-4731, punt 45). 24 Arresten van 15 december 1995, Bosman (C-415/93, Jurispr. blz. I-4921, punt 103), en 27 januari 2000, Graf (C-190/98, Jurispr. blz. I-493, punt 18) Zoals de RVA en België stellen, is artikel 18, lid 1, EG uitdrukkelijk geclausuleerd door de beperkingen en voorwaarden die bij dit verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld; artikel 42 EG bepaalt dat maatregelen worden vastgesteld welke op het gebied van de sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van het vrije verkeer van werknemers; aangezien verordening nr. 1408/71 is vastgesteld op basis van artikel 42 EG, is zij aan te merken als een maatregel die bestemd is om uitvoering te geven aan het Verdrag in de zin van artikel 18, lid 1, EG. I

21 DE CUYPER 113. Mijns inziens lijdt het dan ook geen twijfel dat het recht van vrij verkeer op grond van artikel 18 EG, beperkt wordt door het algemene, uit verordening nr. 1408/71 voortvloeiende beginsel dat een werkloosheidsuitkering niet kan worden geëxporteerd Bovendien zou de opvatting dat een woonplaatsvereiste een ongerechtvaardigde beperking is van het vrije verkeer van een burger van de Unie, een algehele ondermijning zijn van het doel van de voorschriften inzake werkloosheidsuitkering in verordening nr. 1408/71 en ingaan tegen artikel 10, lid 1, van die verordening Deze opvatting vindt steun in de rechtspraak, aangehaald door Frankrijk, volgens welke het gemeenschapsrecht de bevoegdheid van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsels in te richten, onverlet laat. Verordening nr. 1408/71 is niet zozeer een harmonisatie als wel een koppeling van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten op zodanige wijze dat de nationale bevoegdheid behouden blijft. Bij gebreke van harmonisatie, zoals het Hof eerder heeft verklaard, staat het de lidstaten vrij, de voorwaarden vast te stellen waaronder socialezekerheidsuitkeringen worden toegekend Er is geen reden om aan te nemen dat met de invoering van de verdragsartikelen inzake het burgerschap van de Unie dit gevolg werd beoogd Bijgevolg is naar gemeenschapsrecht een door een lidstaat gestelde voorwaarde die inhoudt dat de ontvanger van een werkloosheidsuitkering in die lidstaat woont, niet in strijd met de artikelen 17 EG en 18 EG In het algemeen is het dus niet aan de Gemeenschap om zich te mengen in de vaststelling van die voorwaarden, zoals ook volgt uit artikel 137 EG Arrest Müller-Fauré, aangehaald in voetnoot 21, punt Zie punten 69 en Het in artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 gestelde woonplaatsvereiste is dus niet in strijd met de artikelen 17 EG en 18 EG: een dergelijke beperking van het recht van een burger van de Unie om vrij te reizen en te verblijven, is gerechtvaardigd op grond dat het recht op werkloosheidsuitkering overeenkomstig de bepalingen van verordening nr. 1408/71 niet naar een andere lidstaat kan worden geëxporteerd. I

22 CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. GEELHOED ZAAK C-406/04 VI Conclusie 120. Om de hiervóór uiteengezette redenen geef ik het Hof in overweging, de vragen van de Arbeidsrechtbank te beantwoorden als volgt: Het is niet in strijd met de artikelen 17 EG en 18 EG om voor toekenning van een werkloosheidsuitkering op grond van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 aan een werkloze ouder dan 50 jaar die een vrijstelling heeft verkregen op grond van artikel 89 van dit koninklijk besluit, als voorwaarde te stellen dat hij in België woont. I

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10

Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO UE-MA 2706/10 ASSOCIATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN MAROKKO De Associatieraad Brussel, 9 december 2010 (OR. fr) UE-MA 2706/10 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: BESLUIT VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-MAROKKO

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

1) Overal in de tekst wordt de Commissie van de Europese ( 1 ) Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2012 (nog niet

1) Overal in de tekst wordt de Commissie van de Europese ( 1 ) Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2012 (nog niet L 149/4 Publicatieblad van de Europese Unie 8.6.2012 VERORDENING (EU) Nr. 465/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 22 mei 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* ARREST VAN 22. 9. 1988 ZAAK 236/87 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988* In zaak 236/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landessozialgericht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 * ARREST VAN 13.3.1997 ZAAK C-131/95 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 * In zaak C-131/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Nederlandse Raad van State,

Nadere informatie

(" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN).

( ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN ). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE COMMISSIONER TE LONDEN). ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 APRIL 1980. UNA COONAN TEGEN INSURANCE OFFICER. (" ZIEKTEVERZEKERING VOOR BEJAARDEN "). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR DE NATIONAL INSURANCE

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 3 april 2008 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 3 april 2008 (*) ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 3 april 2008 (*) Ouderdomsverzekering Werknemer die onderdaan is van lidstaat Socialezekerheidspremies Verschillende tijdvakken Verschillende lidstaten Berekening van

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Tweede kamer) 12 februari 2003 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Tweede kamer) 12 februari 2003 * ALAMI BESCHIKKING VAN HET HOF (Tweede kamer) 12 februari 2003 * In zaak C-23/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Hof van Cassatie (België), in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 * RYDERGÅRD ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 * In zaak C-215/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van Regeringsrätten (Zweden), in het aldaar aanhangige geding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Datum van inontvangstneming : 30/09/2014 Samenvatting C-408/14-1 Zaak C-408/14 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 * ARREST VAN 12.5, 1989 ZAAK 388/87 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 * In zaak 388/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Centrale Raad van Beroep, te

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 27.3.2013 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0820/2011, ingediend door J. A. A. Huijsman (Nederlandse nationaliteit), over recht op

Nadere informatie

aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 VWEU in het geding tussen:

aan het Hof van Justitie van de Europese Unie om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 VWEU in het geding tussen: LJN: BN7959, Centrale Raad van Beroep, 06/2313 WW-P Print uitspraak Datum uitspraak: 13-09-2010 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Inhoudsindicatie: Geen herleving WW-uitkering. Gelet op de in de uitspraak

Nadere informatie

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Arbeidsrechtbank te Brussel, in het aldaar aanhangig geding tussen JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1991 BLADZIJDEN I-1401 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 20 MAART 1991. ERMINIA CASSAMALI TEGEN OFFICE NATIONAL DES PENSIONS. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: TRIBUNAL

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 * ACCIARDI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 * In zaak C-66/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Nederlandse Raad van State, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 16 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 16 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 16 november 2000 1 1. Deze prejudiciële verwijzing heeft betrekking op een negatief conflict van nationale wetten dat het gevolg is van een uiteenlopende uitlegging

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, l EGIRichtiijn 681360 c1 4-3 C14-3 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap [68/360/EEG)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1466

ECLI:NL:CRVB:2014:1466 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:1466 Instantie Datum uitspraak 09-05-2014 Datum publicatie 12-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 13-5281 ANW Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987* In zaak 375/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundessozialgericht, in het aldaar aanhangig geding tussen A.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * ARREST VAN 15. 3. 2001 ZAAK C-444/98 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-444/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van

Nadere informatie

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235, C14-7 Richtlijn betreffende het recht van onderdanen van een Lid-Staat op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijf te houden na er een werkzaamheid anders dan in loondienst te hebben uitgeoefend

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 7.1.2009 COM(2008)897 definitief 2006/0008 (COD) MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 8 december 2006 (OR. en) 2005/0258 (COD) PE-CONS 3669/06 SOC 549 CODEC 1331 OC 898 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/07/2015

Datum van inontvangstneming : 14/07/2015 Datum van inontvangstneming : 14/07/2015 Vertaling C-284/15-1 Zaak C-284/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 juni 2015 Verwijzende rechter: Arbeidshof te Brussel (België)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 * ALDEWERELD ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 * In zaak C-60/93, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EE G-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin Page 1 of 6 J U S T E L - Geconsolideerde wetgeving Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef Inhoudstafel Einde Franstalige versie belgiëlex. be - Kruispuntbank Wetgeving ELI - Navigatie systeem via een

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 december 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 december 2003 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 december 2003 * In zaak C-92/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Arbeidsrechtbank te Tongeren (België), in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2000 Nr. 97

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2000 Nr. 97 15 (2000) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 2000 Nr. 97 A. TITEL Verdrag houdende wijziging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 23.7.2007 COM(2007) 439 definitief 2007/0152 (CNS) Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 FEBRUARI 2012 F.10.0115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0115.N 1. K.P., 2. H.D.S., eisers, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Unie L 270/67 COMMISSIE

Publicatieblad van de Europese Unie L 270/67 COMMISSIE 29.9.2006 Publicatieblad van de Europese Unie L 270/67 COMMISSIE BESLUIT Nr. 1/2006 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-ZWITSERLAND van 6 juli 2006 tot wijziging van bijlage II (sociale zekerheid) bij de Overeenkomst

Nadere informatie

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag Publicatieblad Nr. L 225 van 12/08/1998 blz. 0016-0021 DE RAAD VAN

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974.

ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. ARREST VAN HET HOF VAN 12 DECEMBER 1974. B. N. O. WALRAVE, L. J. N. KOCH TEGEN ASSOCIATION UNION CYCLISTE INTERNATIONALE, KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE EN FEDERATION ESPANOLA CICLISMO. (VERZOEK

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013 Datum van inontvangstneming : 11/06/2013 Vertaling C-250/13-1 Zaak C-250/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012

Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 Datum van inontvangstne ming : 24/05/2012 C-181/12-1 Zaak C-181/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 18 april 2012 Verwijzende rechter: Finanzgericht Düsseldorf (Duitsland) Datum

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 * CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL J. MISCHO van 26 januari 1988 * Mijnheer de President, mijne heren Rechters, 1. Deze zaak betreft een beroep wegens niet-nakoming dat de Commissie tegen het Koninkrijk België

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 11.12.2007 COM(2007) 787 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor

Nadere informatie

Date de réception : 01/03/2012

Date de réception : 01/03/2012 Date de réception : 01/03/2012 Vertaling C-44/12-1 Zaak C-44/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2012 Verwijzende rechter: Court of Session, Scotland (Verenigd Koninkrijk)

Nadere informatie

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72. C14-6 Richtlijn inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van onderdanen van de Lid-Staten binnen de Gemeenschap ter zake van vestiging en verrichten van diensten (73/148/EEG)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 333 Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende

Nadere informatie

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993

RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD. van 6 december 1993 Nr. L 329/34 Publikat eblad van de Europese Gemeenschappen 30. 12. 93 RICHTLIJN 93/ 109/EG VAN DE RAAD van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag, ARREST VAN 27. 6. 1989 GEVOEGDE ZAKEN 48, 106 EN 107/88 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* In de gevoegde zaken 48, 106 en 107/88, betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013

Datum van inontvangstneming : 22/02/2013 Datum van inontvangstneming : 22/02/2013 Vertaling C-32/13-1 Zaak C-32/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 22 januari 2013 Verwijzende rechter: Sozialgericht Nürnberg (Duitsland)

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-389/92 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-389/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Belgische Raad van

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 17 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 17 november CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. JACOBS - ZAAK C-493/04 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 17 november 2005 1 1. In de onderhavige zaak vraagt het Gerechtshof te 's-hertogenbosch of het gemeenschapsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:845

ECLI:NL:CRVB:2014:845 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:845 Instantie Datum uitspraak 21032014 Datum publicatie 21032014 Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 135274 ANW Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht Bijzondere

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 29.08.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1831/2008, ingediend door Mustafa Irkan (Britse nationaliteit), over indirecte discriminatie

Nadere informatie

van Belgische zijde: de heer Dr. Arthur NOKERMAN, Secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg,

van Belgische zijde: de heer Dr. Arthur NOKERMAN, Secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Voorzorg, Administratieve schikking houdende de toepassingsmodaliteiten van de Overeenkomst betreffende de Sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Staat Israël, ondertekend te Brussel op 5 juli 1971

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 17.12.1999 COM(1999) 703 definitief 1999/0272 (CNS) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 januari 2004 (OR. en) 15577/3/03 REV 3 (nl,el,sv) Interinstitutioneel dossier: 1998/0360 (COD)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 januari 2004 (OR. en) 15577/3/03 REV 3 (nl,el,sv) Interinstitutioneel dossier: 1998/0360 (COD) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 22 januari 2004 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 1998/0360 (COD) 15577/3/03 REV 3 (nl,el,sv) SOC 513 CODEC 1710 OC 871 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987* ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987* In zaak 316/85, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Arbeidshof te Bergen, in het aldaar aanhangig geding tussen Openbaar centrum

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.14.1858.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1858.N INTERMEAT SERVICES sa, met zetel te 3402 Dudelange (Groothertogdom Luxemburg), rue Jean Jaurès 2 PB 120, beklaagde, eiseres,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 * In zaak C-389/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Rovaniemen hallinto-oikeus (Finland), in een aldaar door Sulo Rundgren

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 * ARREST VAN 7. 2. 1991 ZAAK C-227/89 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 * In zaak C-227/89, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Sozialgericht Stuttgart,

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZ/11/099 BERAADSLAGING NR 11/058 VAN 6 SEPTEMBER 2011 MET BETREKKING TOT DE ONDERLINGE UITWISSELING VAN IDENTIFICATIEPERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 * In zaak C-169/03, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Regeringsrätt (Zweden), in het aldaar aanhangige geding tussen Florian

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 26 november 2009 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 26 november 2009 (*) ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 26 november 2009 (*) Sociale zekerheid van migrerende werknemers Kinderbijslag Weigering Staatsburger die met kind in andere lidstaat is gevestigd terwijl vader van kind

Nadere informatie

tegen Istituto Nazionale della Previdenza (INPS) (verzoek om een prejudiciële beslissing,

tegen Istituto Nazionale della Previdenza (INPS) (verzoek om een prejudiciële beslissing, ARREST VAN HET HOF VAN 10 JULI 1975 1 G. Bonaffini en anderen tegen Istituto Nazionale della Previdenza (INPS) (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Pretore di Enna) Zaak 27-75 Samenvatting

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZ/13/105 BERAADSLAGING NR. 13/045 VAN 7 MEI 2013 INZAKE DE UITWISSELING VAN PERSOONSGEGEVENS TUSSEN DE (BELGISCHE)

Nadere informatie

Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551

Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551 Jurisprudentie van het Hof van Justitie 1995 bladzijden I-3551 ARREST VAN HET HOF (VIJFDE KAMER) VAN 26 OKTOBER 1995. S. E. KLAUS TEGEN BESTUUR VAN DE NIEUWE ALGEMENE BEDRIJFSVERENIGING. VERZOEK OM EEN

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * SPI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 * In zaak C-108/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG-Verdrag van de Conseil d'état (Frankrijk), in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 MEI 2017 F.15.0119.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.15.0119.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/03/2014

Datum van inontvangstneming : 13/03/2014 Datum van inontvangstneming : 13/03/2014 Vertaling C-65/14-1 Zaak C-65/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 februari 2014 Verwijzende rechter: Arbeidsrechtbank te Nijvel (België)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 (1)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 (1) BELANGRIJKE JURIDISCHE KENNISGEVING Op de informatie op deze site is verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid en een verklaring inzake het auteursrecht van toepassing. ARREST VAN HET HOF (Eerste

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 12.12.2007 COM(2007) 793 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor

Nadere informatie

ZAAK NO. 143/79. Eiser Margaret Walsh. Gedaagde National Insurance Officer

ZAAK NO. 143/79. Eiser Margaret Walsh. Gedaagde National Insurance Officer ARREST VAN HET HOF (TWEEDE KAMER) VAN 22 MEI 1980. MARGARET WALSH TEGEN NATIONAL INSURANCE OFFICER. ("SOCIALE ZEKERHEID - MOEDERSCHAPSUITKERINGEN"). (VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING, INGEDIEND DOOR

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZG/18/099 BERAADSLAGING NR. 18/057 VAN 8 MEI 2018 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2014 Datum van inontvangstneming : 10/01/2014 Vertaling C-623/13-1 Zaak C-623/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 28 november 2013 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk)

Nadere informatie

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 166/ 1. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 166/ 1. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing) 30.4.2004 NL Publicatieblad van de Europese Unie L 166/ 1 I (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing) VERORDENING (EG) Nr. 883/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29

Nadere informatie

WELKE WETGEVING Bureau voor Belgische Zaken (BBZ)

WELKE WETGEVING Bureau voor Belgische Zaken (BBZ) WELKE WETGEVING Bureau voor Belgische Zaken (BBZ) Inhoudsopgave VOORWOORD 2 INLEIDING 3 SCHEMATISCH OVERZICHT 4 Wonen in Nederland 4 Wonen in België 5 WETTEKSTEN 6 Artikelen 13 tot en met 17 Verordening

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Amsterdam, 22 juni 2017 Betreft: Schriftelijke opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. O. LENZ van 27 februari 1986 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. O. LENZ van 27 februari 1986 * CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. LENZ ZAAK 1/85 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. O. LENZ van 27 februari 1986 * Mijnheer de President, mijne heren Rechters, A In een onberispelijk gemotiveerd verzoek om een prejudiciële

Nadere informatie

Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62013cj0359&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15)

Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62013cj0359&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15) Source: http://curia.europa.eu/juris/celex.jsf?celex=62013cj0359&lang1=en&type=txt&ancre= (accessed 04.04.15) ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 26 februari 2015 (*) Prejudiciële verwijzing Vrij verkeer

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 05/02/2018

Datum van inontvangstneming : 05/02/2018 Datum van inontvangstneming : 05/02/2018 Vertaling Zaak C-7/18-1 Datum van indiening: Zaak C-7/18 Verzoek om een prejudiciële beslissing 3 januari 2018 Verwijzende rechter: Tribunal Superior de Justicia

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Datum van inontvangstneming : 07/08/2014 Vertaling C-334/14-1 Zaak C-334/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 9 juli 2014 Verwijzende rechter: Hof van beroep te Bergen (België)

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid SCSZ/12/280 BERAADSLAGING NR 12/078 VAN 4 SEPTEMBER 2012 MET BETREKKING TOT DE ONDERLINGE UITWISSELING VAN IDENTIFICATIEPERSOONSGEGEVENS

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie verzoekschriften 16.3.2012 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 0356/2010, ingediend door Vasile Stoica (ogenschijnlijk Duitse nationaliteit), over niet-handhaving

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:3980

ECLI:NL:RBDHA:2016:3980 ECLI:NL:RBDHA:2016:3980 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 13-04-2016 Datum publicatie 12-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 4433 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Datum van inontvangstneming : 25/10/2013 Vertaling C-515/13-1 Zaak C-515/13 Samenvatting van een verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 1971R1408 NL 28.04.2006 006.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EEG) Nr. 1408/71 VAN DE RAAD van

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1996 Nr. 208

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1996 Nr. 208 21 (1996) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1996 Nr. 208 A. TITEL Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake sociale zekerheid; Oslo,

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN SCSZ/05/69 1 BERAADSLAGING NR. 05/026 VAN 7 JUNI 2005 M.B.T. DE RAADPLEGING VAN HET WACHTREGISTER DOOR DE DIENST VOOR ADMINISTRATIEVE CONTROLE VAN HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 12.12.2007 COM(2007) 792 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor

Nadere informatie