BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie

1 BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Wet natuurbescherming hoofdstuk 2 gebieden Datum besluit : 21 januari 2019 Onderwerp : Wet natuurbescherming - gebieden gemeente Apeldoorn Activiteit : het aanleggen van twee ecoducten over de N302 en de N344 te Apeldoorn Verlenen/weigeren : verlenen vergunning Aanvrager : Provincie Gelderland Zaaknummer : Documentnummer(s) inzagestukken: , , ,

2 Beslissing van GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND op het verzoek van Provincie Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, hierna te noemen aanvrager, van 13 september 2018 om een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, hierna de Wnb. Aanvraag en procesverloop De aanvraag voorziet in een nieuw project. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een tweetal ecoducten over de N302 (hectometer 127,6) en de N344 (hectometer 28,5) die de barrièrewerking van deze twee drukke provinciale wegen moet verminderen. Bij de N302 dient op de voorgenomen locatie bos te worden gekapt, grond te worden aangevoerd en vindt aan- en afvoer van bouwmaterialen plaats. Bij de N344 dient als gevolg van deze ontwikkeling aan weerszijden van de weg het aanwezige bos te worden verwijderd, met een diepte (ten behoeve van het uitloopgebied) van ongeveer 150 meter. Daarnaast worden op locatie graafwerkzaamheden verricht, en vindt aan- en afvoer van materialen plaats. Het te realiseren ecoduct is geschikt voor groot- en kleinwild. Gelijktijdig met deze vergunningaanvraag is een aanvraag ingediend voor een ontheffing van het soortendeel van de Wet natuurbescherming. De ontheffingprocedure heeft zaaknummer Deze aanvraag is nog niet getoetst aan Wnb hoofdstuk 4 houtopstanden, hout en houtproducten van de Wet natuurbescherming. Mogelijk is hier ook nog een ontheffing nodig van de herplantplicht uit de Wnb. Indien dit het geval is, dient de aanvrager deze ook bij de provincie aan te vragen. Daarnaast dient voorafgaand aan de kap van bomen een kapmelding te worden gedaan. Op deze vergunningaanvraag is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing verklaard vanwege de aard en omvang van het project waarbij effecten op de instandhoudingsdoelen beperkt blijven. Besluit Gedeputeerde Staten van Gelderland HEBBEN BESLOTEN gelet op artikel 1.13, artikel 2.7 lid 2 en 3 en artikel 2.8 lid 3 en 9 Wet natuurbescherming en artikel 2.7 Besluit natuurbescherming aan Provincie Gelderland VERGUNNING TE VERLENEN conform de beschrijving in de aanvraag. Aan deze vergunning zijn op grond van artikel 5.3 van de Wet natuurbescherming de volgende voorschriften verbonden: 1. Deze vergunning met de bijbehorende AERIUS Register-bijlage (bijlage 1) met kenmerk RdeAsRHcq1J9 dient op het bedrijf aanwezig te zijn. 2. De vergunning geldt voor de aangegeven gebieden op de kaarten van bijlage 2.

3 3. De start en de oplevering van de bouwwerkzaamheden moeten een week van te voren worden gemeld via onder vermelding van de naam van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van de locatie en het zaaknummer van de vergunning. 4. Deze vergunning dient bij de vergunninghouder aanwezig te zijn. Een (digitale) kopie van deze vergunning dient aanwezig te zijn op de plaats waar de activiteiten worden uitgevoerd. Het is verplicht om deze te tonen op verzoek van bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 5. Deze vergunning is uitsluitend geldig voor (medewerkers van) de vergunninghouder en voor (rechts)personen die in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 6. De (rechts)personen die zijn genoemd in het vorige voorschrift zijn volledig op de hoogte van deze vergunning en de voorschriften. Zij zijn in staat om deze voorschriften uit te voeren. 7. Wilt u deze vergunning overdragen? U bent verplicht om daar toestemming voor te vragen aan de provincie Gelderland. Dien een verzoek in via post@gelderland.nl en vermeld het zaaknummer De kaarten met de exacte ligging van werkwegen en werkterreinen moeten twee weken van te voren worden ingediend via post@gelderland.nl, onder vermelding van de naam van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van de locatie en het zaaknummer van de vergunning. De ligging van de werkwegen en werkterreinen moeten worden vastgelegd door een ter zake kundige ecoloog waarbij begroeiing en bomen en het leefgebied van beschermde soorten worden ontzien. 9. Voorafgaand aan de kapwerkzaamheden en de bouwwerkzaamheden moet een ter zake kundige 1 in het projectgebied en in de verstoringszone binnen een afstand van 100 meter tot het projectgebied en (in de bermen van) de werkwegen een controle hebben uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen broedende beschermde vogels, niet-vliegvlugge jongen en andere beschermde soorten aanwezig zijn. 10. De benodigde kapwerkzaamheden worden uitgevoerd voor de start van het broedseizoen van vogels (15 maart). 11. Er dient zo veel mogelijk van het gekapte hout op en nabij de ecopassage en het naastgelegen bosgebied te blijven liggen. 12. Het projectgebied dient na de werkzaamheden weer geschikt en beschikbaar te zijn voor beschermde vogels en andere soorten. Op het terrein mogen geen gebiedsvreemde stoffen achterblijven (zoals olie en klei met zaden uit andere landsdelen). Bepalen vergunningplicht op basis van de PAS Uit de bij de aanvraag ingediende AERIUS-berekening van de beoogde situatie volgt dat er gebieden zijn waar de depositie boven de grenswaarde ligt. De AERIUS-verschilberekening is opgenomen in bijlage 1. Hierin staan alle gebieden vermeld met een depositie boven de 0,05 mol/ha/jaar. 3

4 Beoordeling van de aanvraag De aanvraag heeft betrekking op verschillende effecten. In de beoordeling wordt eerst ingegaan op de stikstofeffecten, daarna worden de overige effecten behandeld. Historie onder de PAS Voor deze locaties zijn niet eerder toestemmingsbesluiten verleend onder de PAS. Gelderse Beleidsregels Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben voor het toedelen van de vrij beschikbare ontwikkelingsruimte (segment 2) aan projecten en andere handelingen beleidsregels vastgesteld. Provincies hebben een gezamenlijke set van beleidsregels vastgesteld voor de verdeling van de vrij beschikbare ontwikkelingsruimte. Deze hebben tot doel om de toedeling ontwikkelingsruimte eenvoudig en eerlijk uit te voeren. Verder voorkomen deze regels dat enkele aanvragers in één keer de beschikbare ontwikkelingsruimte verbruiken. Bovendien moeten ze voorkomen dat er ongelijkheid ontstaat tussen provincies. Aanvragen worden getoetst aan de volgende beleidsregels: 1. Per PAS-programmaperiode wordt bij een toestemmingsbesluit aan een activiteit niet meer dan 3 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelingsruimte toegedeeld. Voor landbouw, industrie, infrastructuur of voor het gebruik van gemotoriseerd voertuigen voor wedstrijden geldt deze waarde in cumulatie met eerdere gemelde of vergunde activiteiten voor hetzelfde bedrijf binnen één PAS-programmaperiode. 2. De activiteit, waarvoor ontwikkelingsruimte is toegedeeld, moet binnen twee jaar zijn gerealiseerd. Daarbij geldt als starttijdstip de datum waarop het besluit onherroepelijk is geworden. 3. Voor de toedeling van ontwikkelingsruimte geldt de volgorde van ontvangst van een volledige en ontvankelijke aanvraag. Bij binnenkomst via de post geldt het tijdstip van uur. De aanvraag past binnen de voornoemde beleidsregels en is derhalve ter toetsing aangeboden aan AERIUS Register. Voor de locaties is niet eerder een vergunning danwel een verklaring van geen bedenkingen (hierna vvgb) op grond van de Wnb verleend. Referentie oprichting nieuwe activiteit Er is bij een nieuwe activiteit geen sprake van een referentiesituatie, de referentie is 0. Vaststellen en beoordeling van de overige effecten niet zijnde stikstof-effecten Het project ligt in het Natura 2000-gebied Veluwe. Hierdoor zijn, naast de effecten van stikstofdepositie, andere effecten niet uit te sluiten. Uw activiteiten zijn getoetst aan overige effecten (naast stikstofdepositie) op de Natura 2000-instandhoudingsdoelen. Bij de aanvraag is een passende beoordeling gevoegd. In de aanvraag beschreven natuurwaarden In de aanvraag zijn verschillende natuurwaarden beschreven. 4

5 Habitattypen Van het plangebied bij de N302 behoort een klein deel van het gebied tot het habittatype H2330 zandverstuivingen. Op enige afstand is het habitattype H2310 stuifzanden met struikhei aanwezig. In de directe nabijheid van het plangebied N344 komen twee habitattypen voor, namelijk H9120 beuken-eikenbossen met hulst en H9190 oude eikenbossen. Op een wat grotere afstand van het plangebied komen de habitattypen H2310 stuifzandheiden met struikhei en H4030 droge heiden voor. In het plangebied zelf zijn geen habitattypen aanwezig. Habitatrichtlijnsoorten Van de aangewezen habitatsoorten komt alleen het vliegend hert in en rondom het plangebied van de N344 voor (NDFF, ecogrid). In 2015 is de soort ook vastgesteld op de parkeerplaats bij de Koningin Julianatoren en op 26 juni 2017 ook op enkele honderden meters van het plangebied bij de N344. De overige soorten kunnen op basis van habitatvoorkeur en verspreidingsgegevens worden uitgesloten. Broedvogels De roodborsttapuit en nachtzwaluw kunnen mogelijk wel in het plangebied bij de N302 worden aangetroffen. De boomleeuwerik is hier tijdens het veldwerk vastgesteld. De zwarte specht en wespendief zijn bossoorten die met name in oudere (gemengde) bosopstanden voorkomen. Voor deze soorten is geschikt biotoop aanwezig in de directe omgeving langs het tracé bij de N344. De zwarte specht is op enkele honderden meters van het plangebied waargenomen. In het plangebied zijn geen horsten van de wespendief of geschikte holtes van de zwarte specht vastgesteld. In de aanvraag beschreven relevante factoren In de aanvraag zijn de volgende relevante factoren beschreven: - oppervlakteverlies; - geluidsverstoring; - lichtverstoring; - optische verstoring. In de aanvraag beschreven negatieve effecten van de gevraagde activiteiten, niet zijnde de effecten van stikstof In de aanvraag zijn verschillende negatieve effecten beschreven. Habitattypen Een klein deel van het plangebied van de N302 behoort tot het habitattype H2330 zandverstuivingen. Voor dit habitattype ligt een uitbreidingsdoelstelling. Op de locatie wordt het aanwezige bosje gekapt. De activiteit heeft naar verwachting een positief effect op het areaal aan aanwezige zandverstuivingen, waarvoor een toename in zowel areaal als kwaliteit is voorzien in het gebied. Habitatrichtlijnsoorten Negatieve effecten als gevolg van de voorgenomen ingreep in het plangebied van de N344 kunnen redelijkerwijs worden uitgesloten. In het gebied waar de bomen dienen te worden gekapt is geen staand dood hout aanwezig, dat als voedsel voor de larven kan dienen. Bovendien is een aantal eiken waarvan in eerste instantie was voorzien deze te kappen, gespaard gebleven. Op termijn kunnen deze geschikt worden als (potentiële) broedplaats voor de larven van het vliegend hert. 5

6 Broedvogels Negatieve effecten op de soorten boomleeuwerik, roodborsttapuit en nachtzwaluw worden niet verwacht. Met de werkzaamheden wordt feitelijk ingegrepen in het terugzetten van de successie. Dit leidt op korte termijn tot een verschuiving van het biotoop van bos, naar stuifzand / stuifzandheiden met struikhei. Zowel boomleeuwerik als roodborsttapuit en nachtzwaluw komen op stuifzand en heidegebieden met enkele verspreid staande bomen tot broeden. Van afname van geschiktheid van het broedbiotoop is dan ook geen sprake. De werkzaamheden zijn juist overwegend positief ten aanzien van de genoemde soorten. In de aanlegfase kunnen werkzaamheden met machines leiden tot een tijdelijke geluidsverstoring, lichtverstoring en optische verstoring. Dit kan leiden tot zeer beperkte negatieve effecten op aanwezige broedvogels in het gebied. Door het nemen van voorzorgsmaatregelen in de aanlegfase (met betrekking tot planning en verlichting) kan redelijkerwijs worden voorkomen dat de tijdelijke verstoring in de aanlegfase leidt tot verminderd broedsucces van de betreffende vogelsoorten. Deze voorzorgsmaatregelen zijn de volgende: De benodigde kapwerkzaamheden worden uitgevoerd voor de start van het broedseizoen (15 maart 2019). Voor de start van de kapwerkzaamheden voert de ecologisch begeleider een controle uit op mogelijke aanwezigheid van broedende vogels (en andere, binnen de Wnb beschermde soorten). De uitvoeringswerkzaamheden starten na de zomer. Negatieve effecten zijn daarmee uit te sluiten. In de aanvraag voorgestelde mitigerende of passende maatregelen In de aanvraag is aangegeven dat geen (significant) negatieve effecten te verwachten zijn. Er zijn daarom geen mitigerende of passende maatregelen voorgesteld. Cumulatieve effecten In de aanvraag zijn geen cumulatieve effecten beschreven omdat er is beoordeeld dat er geen negatieve effecten optreden. Beoordeling van de overige effecten van de aanvraag op de instandhoudingsdoelstellingen Wij kunnen ons vinden in de beoordeling van de effecten in de aanvraag. Het plangebied van de ecopassage over de N302 ligt deels in het habitattype H2330 zandverstuivingen. Naar verwachting zal de oppervlakte hiervan niet afnemen en mogelijk zal het in de eindsituatie wel toenemen. Daarnaast is in het Natura 2000-beheerplan aangegeven dat op deze locatie een ecopassage is gewenst. Het habitattype is niet kwetsbaar voor betreding. De werkzaamheden hebben daarom ook geen tijdelijk negatief effect. Na afronding van de werkzaamheden bij de N302 en N344 zijn er geen effecten te verwachten op de broedvogels waaronder boomleeuwerik, roodborsttapuit, nachtzwaluw en ook de wespendief. De vegetatie in het plangebied wordt door de ingreep wel aangepast doordat er bomen worden gekapt en het gebied een meer open vegetatie krijgt van heide en zandverstuivingen. Dit gaat niet ten koste van het leefgebied van de genoemde broedvogelsoorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn vastgesteld op de Veluwe. 6

7 Het verwijderen van het bos kan nadelig zijn voor het leefgebied van zwarte specht. Om eventuele effecten te voorkomen dient er zo veel mogelijk hout in het gebied te blijven. Op het ecoduct en in het naastgelegen bosgebied dient gekapt hout te worden geplaatst. Conclusie Uit de Register-bijlage (zie bijlage 1) blijkt dat er voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar is om de aangevraagde situatie te verlenen. Er is voor onderliggende aanvraag ontwikkelingsruimte vastgelegd in AERIUS Register. De aanvraag past eveneens binnen de Gelderse beleidsregels. Op grond van het vorenstaande en de passende beoordeling hebben wij de zekerheid verkregen dat het project geen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden. Nu tevens de belangen zoals vermeld in artikel 1.10 lid 3 Wnb niet aan de orde zijn, kan de vergunning worden verleend. Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland, H. Boerdam Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na dagtekening van dit besluit hiertegen een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gezonden aan Gedeputeerde Staten, secretariaat commissie rechtsbescherming, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem. Op envelop en brief duidelijk "bezwaarschrift" vermelden. Degene die een bezwaarschrift heeft ingediend, kan bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem) een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Voor individuele burgers (niet voor advocaten en ook niet voor gemachtigden namens een bedrijf of een organisatie) bestaat de mogelijkheid dat verzoek digitaal in te dienen. Meer informatie kunt u vinden op Voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de rechtbank Gelderland via telefoonnummer (088) of op Informatie over de bezwarenprocedure en de mogelijkheid van mediation is te vinden op de website van de provincie Gelderland ( U kunt die informatie, vervat in de brochure "Niet eens met een besluit van de provincie Gelderland? Bezwaarschrift of mediation", ook opvragen bij het Provincieloket via telefoonnummer (026) Bijlagen: - Bijlage 1: Kaarten projectlocaties - Bijlage 2: AERIUS Register-bijlage (kenmerk: RdeAsRHcq1J9) 7

8 BIJLAGE 1 Kaarten projectlocatie De ontwerptekeningen zijn als aparte bijlagen bijgevoegd. 8

9 BIJLAGE 2 AERIUS Register-bijlage Deze is als aparte bijlage bijgevoegd. 9