Bezint eer ge begint

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bezint eer ge begint"

Transcriptie

1 Bezint eer ge begint Een onderzoek naar de voorbedachte raad bij levensdelicten in het nationale en internationale strafrecht door E.J. Fillet LLB (ANR ) scriptie in de strafrechtswetenschappen te verdedigen tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg (prof. mr. T. Kooijmans en mw. mr. E.E. de Feijter) op maandag 29 augustus 2011 om 15:00 uur

2 2

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Moord versus doodslag: de voorbedachte raad Inleiding Probleemstelling Plan van aanpak Voorbedachte raad in Nederland Inleiding Voorbedachte raad: een blik op het verleden Germaans strafrecht Lijfstraffelijk wetboek Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland Code PØnal Wetboek van Strafrecht Voorbedachte raad: de ontwikkeling naar het heden De elementen van voorbedachte raad Samenvatting Voorbedachte raad in het internationale strafrecht Inleiding Genocide Misdrijven tegen de menselijkheid Oorlogsmisdrijven Tussenconclusie Gevolgen van het internationale recht voor het Nederlandse strafrecht Het complementariteitsbeginsel De wet internationale misdrijven Samenvatting Conclusie Literatuurlijst Kamerstukken...41 Jurisprudentie...41 Wetten en Verdragen World Wide Web

4 1. Moord versus doodslag: de voorbedachte raad 1.1. Inleiding Het verschil tussen moord en doodslag is bij een leek niet of nauwelijks bekend. En evenmin te bevatten. Het zal voor sommigen onbegrijpelijk zijn dat de dader die Jesse Dingemans, de achtjarige scholier uit Hoogerheide, met een keukenmes heeft neergestoken in diens klaslokaal niet levenslang maar slechts 12 jaar gevangenisstraf heeft gekregen. 1 De rechter kan niet in alle levensdelictzaken een veroordeling voor moord uitspreken en wijkt dan vaak uit naar de lichtere equivalent doodslag. Artikel 287 Sr en artikel 289 Sr maken duidelijk waarom: Art. 287 Sr (doodslag) luidt: Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie. Art. 289 Sr (moord) luidt: Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie. Een vergelijking tussen de delictsomschrijvingen van deze artikelen leert dat voorbedachte raad het onderscheidend criterium vormt tussen moord en doodslag. Anders gezegd, moord is doodslag gepleegd met voorbedachte raad. In het Wetboek van Strafrecht heeft het begrip met voorbedachten rade geen nadere wettelijke omschrijving gekregen terwijl het juist dit bestanddeel is dat moord tot het vermoedelijk ernstigste misdrijf maakt. Het leven van iemand wordt namelijk niet in een opwelling maar weloverwogen door de dader genomen. 2 Het begrip met voorbedachten rade komt voor op verschillende plaatsen in het Wetboek van Strafrecht. In deze scriptie beperk ik mij echter tot art. 289 Sr. 3 In de memorie van toelichting heeft het begrip enige omlijning gekregen: de uitdrukking voorbedachte raad zelf wijst duidelijk aan wat vereist wordt, namelijk een tijdstip van kalm 1 Gerechtshof Arnhem 18 mei 2011, LJN BQ4981. Verdachte is naast 12 jaar gevangenisstraf ook veroordeeld voor tbs met dwangverpleging. 2 Meijer e.a. 2009, p Tijdens het bestuderen van literatuur en rechtspraak ben ik bovendien meerdere schrijfvormen van het begrip tegengekomen. Zo spreekt de wet van met voorbedachten rade, terwijl in de literatuur veelal voorbedachte rade of voorbedachte raad wordt gebruikt. Deze termen hebben dezelfde betekenis en worden in deze scriptie door elkaar gebruikt. 4

5 overleg, van bedaard nadenken d.w.z. het tegenovergestelde van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. 4 De jurisprudentie gebruikt deze of soortgelijke bewoordingen sindsdien voor de bewezenverklaring van het bestanddeel met voorbedachten rade. Er moet, zo lezen we in veel tenlasteleggingen, een moment zijn van kalm beraad en rustig overleg. Dat deze formulering niet behoeft te stroken met de praktijk blijkt uit een arrest van 1975 waarin de Hoge Raad zich losmaakt van de term kalm beraad en rustig overleg en de voorbedachte raad uitlegt als een daad waartoe de verdachte is gekomen terwijl hij in het tijdsverloop tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering daarvan heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. 5 In 2000 beslist de Hoge Raad dat voldoende is dat verdachte tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. 6 Enkele seconden bedenktijd kan daarmee al voldoende zijn om voorbedachte raad aan te nemen. 7 Sinds 2005 overweegt de Hoge Raad ten slotte dat de voorbedachte raad ook kan ontstaan tijdens het delict. 8 Ondanks de aanzienlijke leeftijd van het begrip met voorbedachten rade blijft het in de jurisprudentie, zoals we hiervoor zagen, onderhevig aan verandering. Daar is op zich niets mis mee: tijden veranderen en daarmee ook de interpretatie van delictbestanddelen. De ontwikkeling van de voorbedachte raad lijkt echter te zijn verschoven in de richting van een momentopname waarbij een zodanig korte tijd nog toereikend wordt geacht voor het aannemen van de voorbedachte raad dat moord en doodslag als bedoeld in artikel 287 Sr wel erg in elkaars nabijheid komen. Dit doet de vraag rijzen of de voorbedachte raad nog wel geschikt is om als onderscheidend element tussen moord en doodslag te fungeren Probleemstelling In deze scriptie wil ik de ontwikkeling van de voorbedachte raad duiden. Ik heb hiertoe de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Is de rol van de voorbedachte raad als onderscheidend criterium tussen moord en doodslag nog gerechtvaardigd in het licht van de ontwikkeling die het bestanddeel door de jaren heen 4 Kamerstukken II 1878/79, 110, nr. 3 (MvT). 5 HR 6 mei 1975, NJ 1975, HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605 (curs. mijnerzijds; EF). 7 HR 7 december 1999, NJ 2000, HR 22 februari 2005, LJN AR5714 (curs. mijnerzijds; EF). 5

6 heeft doorgemaakt in de Nederlandse rechtspraak en van de invulling die het leerstuk heeft gekregen in de internationale strafrechtspleging? 1.3. Plan van aanpak Om dit te kunnen onderzoeken wil ik in hoofdstuk 2 aan de hand van een historische schets vanaf de Germaanse tijd nagaan wat de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever is geweest met het bestanddeel met voorbedachten rade in het Wetboek van Strafrecht en welke invulling in de loop der jaren in de Nederlandse rechtspraak aan dit bestanddeel is gegeven. In hoofdstuk 3 wil ik onderzoeken welke uitleg aan het leerstuk van de voorbedachte raad wordt gegeven in de internationale strafrechtspleging, meer in het bijzonder door VN-oorlogstribunalen 9 en het Internationaal Strafhof. Vermoed kan worden dat levensdelicten bij de Tribunalen en het Strafhof een vooraanstaande plaats innemen zodat het waarschijnlijk is dat zich ook daar de rechtsvraag naar het onderscheid tussen levensberoving met en zonder, wat in Nederland wordt aangeduid als, voorbedachte raad heeft voorgedaan. Ten slotte wil ik in hoofdstuk 4 de hedendaagse invulling van het begrip in de Nederlandse rechtspraak afzetten tegen de internationaalstrafrechtelijk georiºnteerde uitleg om te kunnen beoordelen of de voorbedachte raad een prominente rol zou moeten blijven spelen bij de kwalificering van moord en doodslag. 9 Het Joegoslaviº-tribunaal en het Rwanda-tribunaal. 6

7 2. Voorbedachte raad in Nederland 2.1. Inleiding Moord wordt gekenmerkt door de voorbedachte raad. Dit is evenwel niet altijd zo geweest. In dit hoofdstuk ga ik in paragraaf 2.2 op zoek naar wat de wetgever oorspronkelijk voor ogen stond bij het bestanddeel met voorbedachten rade. Daartoe beschrijf ik de ontwikkeling van de voorbedachte raad in het oud vaderlands recht. In paragraaf 2.3 wordt de ontwikkeling in de rechtspraak besproken. In paragraaf 2.4 sluit ik af met een korte samenvatting Voorbedachte raad: een blik op het verleden Germaans strafrecht Het oudste strafrecht, in wat later Nederland werd, waarvan wij enige kennis bezitten is het Germaans strafrecht. 10 In het Germaans strafrecht keek men niet naar de dader om te bepalen of er sprake was van moord of doodslag. Men achtte de daad zelf en de wijze waarop de levensberoving was voltrokken bepalend voor het onderscheid tussen moord en doodslag. Geschiedde de daad openbaar of maakte de dader de levensberoving achteraf bekend, dan was er sprake van doodslag. Maar als de levensberoving heimelijk en dus geniepig was begaan en de daad niet achteraf bekend gemaakt, dan volgde een veroordeling voor moord. 11 De strafbedreiging tegen doodslag was vredeloosheid. Dit openbaarde zich in een uitsluiting van de rechtsgemeenschap met als gevolg dat de doodslager vogelvrij werd en dus door de eerste de beste straffeloos kon worden gedood. In de praktijk werd hem veelal tijd gegund te ontvluchten, zodat het neerkwam op verbanning. 12 De strafbedreiging tegen moord was de doodstraf: mannen kregen het rad en vrouwen werden gestenigd. 13 Een moordenaar kon zijn doodstraf echter ontlopen door het na de daad afleggen van een bekentenis, waardoor het objectief vast te stellen delict zou worden afgedaan als doodslag. De heimelijkheid als criterium voor het onderscheid tussen moord en doodslag heeft ook na het Germaanse tijdperk nog lange tijd de boventoon gevoerd in Nederlandse wet- en regelgeving. Dit veranderde voor het eerst in het ontwerp lijfstraffelijk wetboek. 10 Pompe 1959, p Zie Quintus 1873, p en Heemskerk 1908, p Heemskerk 1908, p. 46. Gewin 1913, p Heemskerk 1908, p

8 Lijfstraffelijk wetboek Het ontwerp lijfstraffelijk wetboek van 1804 is de eerste poging om tot een algemeen Nederlands wetboek van strafrecht te komen. Het werd echter te dogmatisch geacht en heeft nimmer de status van wet gekregen. 14 Desalniettemin is het ontwerp voor dit onderzoek relevant omdat in dit ontwerp de omslag wordt gemaakt van daad naar dader, van objectivering naar subjectivering: van heimelijke doodslag naar voorbedachte raad. Artikel 3 definieert moord namelijk als: eene met voorbedachten raade gepleegde berooving van iemands leven. Ingevolge artikel 4 is het onderscheidend kenmerk van moord het vooroverleg om te doden. In 1807 wordt er een Staatscommissie benoemd die het ontwerp lijfstraffelijk wetboek moet aanpassen. 15 Het ontwerp wordt in zijn geheel op de schop genomen. Voor moord betekent dit een andere invulling van artikel 3: Moord is eene met geleider lage en verraderlijk gepleegde berooving van iemands leven. Artikel 4 komt door de herziening te vervallen en de beoogde omslag van objectivering naar subjectivering, van daad naar dader blijft daarmee uit. Het resultaat van het gewijzigde ontwerp treedt op 1 februari 1809 in werking en draagt als naam het Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland Het Crimineel Wetboek is het eerste ingevoerde resultaat van de Nederlandse codificatiepogingen op strafrechtelijk gebied. 16 In het wetboek bepaalt artikel 95, conform het eerdere ontwerp lijfstraffelijk wetboek, dat moord is: eene met geleider lage of verraderlijk gepleegde berooving van iemands leven. De delictsomschrijving doet sterk denken aan heimelijkheid als onderscheidend criterium. Classificatie gebeurt ook nu nog steeds aan de hand van de objectieve maatstaven en de 14 Th ne 1873, p Van de Vrugt 1982, p Van de Vrugt 1982, p

9 strafbedreiging voor moord is ingevolge artikel 98 de strop. Doodslag wordt in artikel 121 omschreven: doodslag of manslag is in het algemeen de berooving van iemands leven, gepleegd met opzet om te dooden of te beleedigen, of door merkelijke schuld of onvoorzichtigheid. Doodslag werd over het algemeen ook bedreigd met de doodstraf, en wel met het zwaard. Als de doodslager echter kon aantonen dat hij zijn feit had begaan in drift, door verregaande beledigingen of langdurige tergingen veroorzaakt, kon hij die doodstraf ontlopen. Ingevolge artikel 130 werd in zulke gevallen namelijk lichter gestraft, zonder een passende straf te beschrijven. Het Crimineel Wetboek heeft slechts korte tijd gegolden, namelijk tot de inlijving bij Frankrijk waarbij tevens de Franse Code PØnal in 1811 van toepassing werd verklaard Code PØnal Met de komst van de Code PØnal wordt in ons land voor het eerst echt gebroken met de verraderlijkheid als onderscheidend criterium tussen moord en doodslag. De delicten worden niet langer objectief benaderd. Vanaf nu is hetgeen zich in het hoofd van de dader afspeelde van belang om tot een kwalificatie van moord te komen. Artikel 296 Code PØnal: Tout meurtre commis avec prømøditation ou de guet-apens, est qualificø assassinat. De hinderlaag (guet-apens) is niet relevant voor dit onderzoek en wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten. Onder premeditatie wordt verstaan dat enige tijd voor de levensberoving het plan moet zijn opgevat. 18 Artikel 297: La prømøditation consiste dans le dessein formø, avant laction, dattenter la personne dun individu determine, ou meme de celui qui sera trouvø ou rencontrø, quand meme ce dessein serait dependant de quelque circonstance ou de quelque condition. Moord wordt bedreigd met de dood, terwijl voor doodslag (meurtre) de straf wordt gesteld op levenslange dwangarbeid. 19 De dader kon deze straffen voor het eerst in de Nederlandse 17 Heemskerk 1908, p Heemskerk 1908, p Heemskerk 1908, p

10 strafrechtsgeschiedenis moeilijk manipuleren door bijvoorbeeld achteraf het heimelijke karakter van het levensdelict prijs te geven: voor de beoordeling van moord c.q. doodslag werd er namelijk gekeken naar hetgeen zich voor de levensberoving had afgespeeld. Hij kon niets anders dan zijn lot aanvaarden. De Franse bezetting duurt tot november Toch duurt het tot september 1886 voordat de Code PØnal wordt afgeschaft. Hoewel men het er steeds meer over eens is dat de Code PØnal moet worden vervangen door een nationaal wetboek van strafrecht, mislukken de pogingen daartoe telkens. 20 Totdat in 1870 een nieuwe Staatscommissie in het leven wordt geroepen die tot taak krijgt een nieuw wetboek van strafrecht te voor te bereiden. 21 Volgens De Hullu vervangt dit nieuwe nationale wetboek de Code PØnal niet alleen, maar men zet zich daartegen ook af (als tegen een soort bezettersrecht). In zoverre kan dit wetboek als een keer- of beginpunt worden gezien. 22 Zo ook de memorie van toelichting bij het Wetboek van Strafrecht: Eene revisie van den Code PØnal kan niemand wenschen. Wij moeten met het fransche strafwetboek, in zoover het nog geldt (..) voor goed breken. Daarmede is niet gezegd dat niet enkele goede bepalingen en juiste omschrijvingen ook nu nog aan dit wetboek kunnen worden ontleend, maar wel dat men op de grondslagen van dit wetboek nu en in Nederland niet meer kan voortbouwen. 23 Reden dus om langer stil te staan bij de totstandkoming van het wetboek Wetboek van Strafrecht Na vijf jaar lang bijna wekelijks te hebben vergaderd biedt de Staatscommissie op 13 mei 1875 aan de koning een ontwerp aan voor een Wetboek van Strafrecht, vergezeld van de daarbij behorende wetsontwerpen met toelichting. Minister Smidt (minister van ) brengt het wetsontwerp voor de volksvertegenwoordiging. Na kritiek op het ontwerp brengt hij een aantal wijzigingen aan en zo ontstaat het ontwerp Nadat minister Smidt met het gehele kabinet is afgetreden, komt zijn opvolger minister Modderman, na uitvoerig overleg met de commissie van rapporteurs in 1880 met een gewijzigd regeringsontwerp. Het is dit ontwerp dat de minister uiteindelijk door de volksvertegenwoordiging weet te loodsen Van de Vrugt 1982, p Bij Koninklijk Besluit van 28 september 1870, no De Hullu 2009, p Smidt 1891-I, p Van de Vrugt 1982, p

11 De notulen van de Staatscommissie zijn bewaard gebleven en ik zal deze hieronder in paragraaf bespreken omdat zij een belangrijke wijziging ten opzichte van de Code PØnal laten zien. Het zijn bovendien deze notulen geweest die als uitgangspunt dienden voor zowel het originele ontwerp, als het gewijzigde ontwerp van 1879 en het gewijzigd regeringsontwerp van Het is daarom niet van belang om de ontwerpen apart te bespreken. Ik volsta hier met een bespreking van de voor de voorbedachte raad relevante passages, te weten in de memorie van toelichting in paragraaf en in de memorie van antwoord in paragraaf Notulen Staatscommissie De Staatscommissie wordt naar haar voorzitter ook wel de Commissie De Wal genoemd. In de notulen van de commissie kunnen we onder andere de discussie volgen die is gevoerd bij de behandeling van de titel Misdrijven tegen t menschenleven. Uitgangspunt voor de discussie is de in de Code PØnal omschreven premeditatie. 25 Volgens Modderman, toen nog lid der commissie, wordt de voorbedachte raad daar onjuist weergegeven door de uitdrukking dessein formø avant laction 26. Modderman stelt dat aan elke daad van een redelijk wezen een plan vooraf gaat, ook al is het soms door een zeer kleine tijdsruimte van de daad gescheiden. 27 De overige leden van de commissie zijn van mening dat de omschrijving in zijn geheel kan worden geschrapt in het nieuwe ontwerp Wetboek van Strafrecht. Het begrip kan volgens hen vermeden worden doordat uit het begrip met voorbedachten rade zelf zonder nadere omschrijving onmiskenbaar blijkt, dat er een tijdstip moet zijn geweest van bedaard nadenken. 28 Vervolgens draagt de voorzitter de vraag naar de te kiezen definitie van moord en van met voorbedachten rade aan. Alle leden steunen de opvatting dat moord moet worden gekwalificeerd als de opzettelijk en met voorbedachten rade begane doodslag. 29 De voorzitter en Modderman willen voor de definitie van voorbedachte raad echter aansluiten bij het ontwerp Wetboek van 1847, waarin de voorbedachte raad in artikel 3 omschreven is als: het v r de uitvoering beraamd plan om eenen bepaalden persoon, of in het algemeen iemand, te dooden, ook dan wanneer dat plan nog van eenig voorval of omstandigheid is afhankelijk gesteld Zie hiervoor, Vrij vertaald: het plan moet zijn opgevat v r de handeling / daad. 27 Van Dorst e.a Deel I, p Zie ook Kamerstukken II 1878/79, 110, nr. 3 (MvT). 28 Van Dorst e.a Deel I, p Van Dorst e.a Deel I, p Kamerstukken II 1847/48, V, nr

12 De zinsnede een v r de uitvoering beraamd plan moet volgens hen echter worden vervangen door een in koelen bloede beraamd plan. 31 De overige leden kunnen zich niet vinden in dit voorstel. Pols, ook lid der commissie, bestrijdt de uitdrukking in koelen bloede als te onbestemd en meent achter beraamd de woorden of uitgevoerd te moeten toevoegen teneinde ook de veroordeling voor moord te kunnen uitspreken voor de dader die de doodslag wel in hartstocht beraamt maar in koelen bloede uitvoert. 32 Hij benadrukt echter niet op een wijziging van de bepaling te zullen aandringen, omdat hij net zoals de overige leden van de commissie elke definitie van het begrip met voorbedachten rade overbodig acht: Deze uitdrukking is op zich zelve volkomen duidelijk, en geeft ondubbelzinnig te kennen, dat er een plan van doodslag moet beraamd zijn. 33 Uiteindelijk beslist de commissie met meerderheid van stemmen dat er geen nadere definitie van voorbedachte raad in de wet wordt opgenomen. Het wetsartikel voor moord wordt als volgt in het ontwerp omschreven: Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren Memorie van toelichting In de memorie van toelichting wordt zowel de bedenking van inmiddels minister Modderman als het commentaar van de andere leden op de definiºring van voorbedachte raad overgenomen: Moord is de doodslag met voorbedachten rade begaan. Ten onregte heeft art. 297 C.P. het begrip van voorbedachten rade omschreven door dessein formø avant laction. Immers aan elke opzettelijke daad gaat een dessein vooraf, al zij dit slechts door eene zeer kleine tijdsruimte van de daad gescheiden. De uitdrukking voorbedachte raad zelve, zonder eenige wettelijke omschrijving, wijst duidelijk aan wat vereischt wordt, namelijk een tijdstip van kalm overleg, van bedaard nadenken; het tegenovergestelde van oogenblikkelijke gemoedsopwelling. Overigens is ook hij schuldig aan moord, die het voornemen tot levensberooving wel in zoodanige gemoedsopwelling opvat, maar de daad in koelen bloede uitvoert Van Dorst e.a Deel I, p Van Dorst e.a Deel I, p Van Dorst e.a Deel I, p In het originele regeringsontwerp was opzettelijk weggelaten. De Raad van State achtte opzettelijk en met voorbedachten rade een pleonasme. De redactie werd in het gewijzigde regeringsontwerp weer hersteld, met name om het zelfstandige karakter van moord te accentueren. Zie hierover Heemskerk 1908, p Kamerstukken II 1878/79, 110, nr. 3 (MvT). 12

13 Een toevoeging ten opzichte van de notulen is de zinsnede het tegenovergestelde van oogenblikkelijke gemoedsopwelling. Deze toevoeging doet mijns inziens niet af aan de eerdere uitleg en is toegevoegd om, in tegenstelling tot de Code PØnal waar het plan voldoende was, het moment van nadenken nog eens extra te benadrukken Memorie van antwoord In het Verslag van de Tweede Kamer met regeringsantwoord wordt bij de bespreking van het artikel over moord niet ingegaan op de aantekeningen omtrent de voorbedachte raad. Wel wordt bij het artikel van doodslag de vraag opgeworpen of dit artikel niet met de hoogste straf kan worden bedreigd waardoor moord kan komen te vervallen. De meerderheid van de Commissie van Rapporteurs uit de Tweede Kamer verenigt zich echter met het stelsel van het ontwerp en ziet de voorbedachte raad als een bijzondere kwalificatie waardoor het misdrijf een veel ernstiger karakter aanneemt. Daarnaast benadrukt zij dat de memorie van toelichting volkomen terecht de bijzondere aard van het feit ziet in het tijdsbestek van kalm overleg, van bedaard nadenken, dat aan de moord voorafgaat. 36 Ten slotte stipt de memorie van antwoord het verschil aan tussen doodslag en moord: Het criterium ligt geenszins in de kortere of langere tijdsruimte tusschen besluit en uitvoering, maar in den gemoedstoestand van den dader. Tegenover den voorbedachten raad staat het handelen in impetu, waarbij Łn besluit genomen wordt Łn uitvoering geschiedt gedurende ØØne onafgebroken gemoedsbeweging die het kalm nadenken uitsluit. De tijdsruimte kan eene gewichtige aanwijzing zijn voor het al of niet bestaan van den voorbedachten raad, maar bewijst dien niet per se. Wie, geheel kalm, het besluit neemt om een ander te dooden en het, na eenig overleg, bijna oogenblikkelijk daarna uitvoert, is moordenaar. Wie in drift ontstoken tot het feit besluit en het, zonder nog tot kalmte te zijn teruggekeerd, uitvoert, is doodslager, ook d n als de tijdsruimte tusschen besluit en uitvoering grooter was dan in het eerste geval. 37 Net als in de Code PØnal blijkt de wetgever in het Wetboek van Strafrecht een subjectieve benaderingswijze voor te staan. Van doorslaggevend belang is wat er zich in het hoofd van de dader heeft afgespeeld en in welke gemoedstoestand hij verkeerde toen hij de daad beraamde en uiteindelijk pleegde. De tijdsruimte is het objectieve hulpmiddel om die gedachten te kunnen abstraheren. 36 Smidt 1881-II, p Smidt 1881-II, p

14 Op 3 maart 1881 bereikt het wetboek het Staatsblad. 38 De definitieve inwerkingtreding laat nog op zich wachten tot 1 september Het Wetboek van Strafrecht geldt vandaag de dag nog steeds en behoudens een hogere strafbedreiging 40 is de bepaling van moord in art. 289 Sr al die tijd ongewijzigd gebleven Voorbedachte raad: de ontwikkeling naar het heden Uit de bovenstaande passage in de memorie van toelichting kan een drietal elementen worden gedestilleerd zonder welke van voorbedachte raad geen sprake is: 1. een moment; 2. in kalmte, in rustige gemoedstoestand; 3. overleg, nadenken, beramen. In de volgende paragraaf komen deze elementen aan de orde en de ontwikkeling die ze in de rechtspraak hebben doorgemaakt. Hoewel de elementen apart worden besproken, moeten ze wel steeds in samenhang met elkaar worden gezien. In paragraaf 2.4 sluit ik af met een korte samenvatting van de ontwikkeling van het leerstuk van de voorbedachte raad De elementen van voorbedachte raad Een moment De memorie van toelichting spreekt bij voorbedachte raad over een tijdstip. De definitie van een tijdstip is volgens het woordenboek echter een bepaald punt in de tijd. 41 En voor een punt in de tijd geldt dat daarin van echt (kunnen) nadenken geen sprake is. Dit kan de wetgever niet bedoeld hebben. Bedoeld zal zijn dat er ergens in de tijd een periode is geweest die de verdachte moet hebben benut om na te denken. In de memorie van antwoord is gelukkig gekozen voor een juistere formulering, de tijdsruimte. De tijdsruimte is een objectief vast te stellen criterium. Hoe groot moet echter die tijdsspanne zijn voordat het voldoende is om het eerste criterium van de voorbedachte raad te vervullen? En wanneer moet dat tijdsbestek zich hebben afgespeeld? Deze vragen worden hieronder achtereenvolgens besproken. In 1909 bevestigde de Hoge Raad het tijdsverloop als criterium voor voorbedachte raad: 38 Wet van 3 maart 1881, Stb. 1881, Wet van 15 januari 1886, Stb.1886, De tijdelijke straf die op het delict is gesteld, is enkele jaren geleden verhoogd van 20 naar 30 jaar, zie de Wet herijking strafmaxima van 22 december 2005, Stb. 2006, Aldus Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. 14

15 dat hoewel in de (kortere of langere) tijdsruimte tusschen besluit en uitvoering niet het criterium ligt in dien zin dat zij het bestaan van moord bewijst, zij toch aanwezig moet zijn voor het aannemen van het bestaan van den voorbedachten raad, voor de bevestigende beantwoording van de vraag of de dader de daad heeft gepleegd, na zich in eene gemoedsstemming welke denken toelaat, rekenschap te hebben gegeven van de beteekenis en de gevolgen daarvan. 42 Hoewel de tijdsruimte an sich het bestaan van voorbedachte raad niet bewijst, zo redeneert de Hoge Raad, moet zij toch aanwezig zijn voor het bestaan ervan. In casu was vast komen te staan dat verdachte het voornemen om zijn vrouw te doden op zondagavond had opgevat. In de loop van maandag had hij zijn plan geconcretiseerd en besloten dat hij haar zou opwachten bij het spoor. Hij is daartoe naar het station gegaan en heeft haar opgewacht. Toen zij niet uit de trein stapte is verdachte naar zijn huis teruggekeerd. Hij is vroeg naar bed gegaan, zodat zijn familie geen argwaan kreeg en hij daarmee bovendien later zijn onschuld zou kunnen aantonen. Na een half uur is hij weer opgestaan en opnieuw naar het station gelopen. Toen hij zijn vrouw daar zag heeft hij zijn plan met succes volbracht. Het was inmiddels maandagnacht. Het tijdsbestek tussen het opvatten van het plan en het ten uitvoer brengen ervan duurde niet korter dan een dag, en stond de voorbedachte raad dus niet in de weg. Uit jurisprudentie van latere datum blijkt dat de voorbedachte raad ook met een korter tijdsbestek kan worden aangenomen. Zo stond in HR 28 juni 1920, NJ 1920, 811 bijvoorbeeld vast dat de periode tussen het plan en de uitvoering een paar uur bedroeg. Dit vormde geen probleem voor het aannemen van voorbedachte raad. In HR 6 mei 1975, NJ 1975, 416 werd de Hoge Raad geconfronteerd met een zaak waarbij de dader uit het leven had willen stappen en daarbij zijn vrouw en kinderen wilde meenemen. Het lot bepaalde anders; uiteindelijk overleed ØØn van de kinderen en de vader werd veroordeeld voor moord. Uit verklaringen van verdachte was vast komen te staan dat de tijdsruimte tussen het besluit en de uitvoering niet langer dan vijf minuten was geweest, en bovendien dat deze gedachte al tweemaal eerder bij verdachte was opgekomen. De Hoge Raad overwoog: dat toch op grond daarvan door het Hof kon worden aangenomen dat de aanslag op het leven van dit kind niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging van req., maar van enige zij het betrekkelijk korte tijd tevoren door hem daartoe genomen besluit en dat req. in het tijdsverloop tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering daarvan heeft nagedacht over en zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, hetwelk het Hof reden heeft kunnen geven 42 HR 22 maart 1909, W (curs. mijnerzijds; EF). 15

16 om, zonder miskenning van de juiste betekenis van de in art. 289 Sr. voorkomende term met voorbedachten rade, tot de gevolgtrekking te komen dat req. na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld gelijk is bewezenverklaard. 43 In HR 7 december 1999, NJ 2000, 263 ten slotte diende een zaak waarbij een veroordeling tot moord in stand werd gelaten, terwijl de tijdsspanne van de schietpartij slechts 40 seconden duurde. De voorbedachte raad kon worden afgeleid uit videobeelden van een bewakingscamera. Het tijdsverloop behoeft dus niet erg groot te zijn om daarmee het eerste element van de voorbedachte raad te kunnen aantonen. Dit is in latere arresten nogmaals door de Hoge Raad bevestigd. 44 Een ondergrens is niet gegeven. Uit de rechtspraak blijkt dat vooral van belang is of verdachte in dat tijdsverloop heeft kunnen nadenken. Is dat het geval, dan is daarmee dus ook het eerste criterium een gegeven. Een tweede vraag die zich in de context van het tijdsverloop opdringt is wanneer het moment van bezinning moet hebben plaatsgevonden om als voorwaarde van voorbedachte raad te mogen dienen. De woorden voorbedachte raad en premeditatie doen sterk vermoeden dat het nadenken zich voorafgaand aan de levensberoving moet hebben afgespeeld. De memorie van antwoord en ook de Hoge Raad in 1909 plaatsen de tijdsruimte tussen het besluit tot doden en de uitvoering ervan. Dat is de meest klassieke vorm van voorbedachte raad; de verdachte neemt het besluit om te doden, beraamt zich vervolgens op dat besluit voegt ten slotte de daad bij het woord. Maar er zijn meerdere scenarios denkbaar. Denk aan de verdachte die wikt en weegt over zijn idee alvorens de knoop door te hakken en direct toe te slaan. 45 De wet laat geheel open wanneer het nadenken moet hebben plaatsgevonden. 46 In de lagere rechtspraak zien we de tweede constructie al vaker terug, maar in zijn arrest van HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605 plaatst de Hoge Raad deze constructie voor het eerst naast de klassieke vorm van voorbedachte raad: voor de in de toelichting op het middel vervatte stelling dat van voorbedachte raad slechts sprake is als de verdachte zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, is in zijn algemeenheid geen steun te vinden in het recht. Voldoende is dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven HR 6 mei 1975, NJ 1975, 416 (curs. mijnerzijds; EF). 44 Zie bijvoorbeeld HR 11 juni 2002, LJN AE1743 en HR 22 februari 2011, LJN BO Gaarthuis 2009, p Demeersseman 1989, p HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605 (curs. mijnerzijds; EF). 16

17 Deze definitie is sindsdien vaste jurisprudentie. 48 Voor de invulling van de tijdsruimte als onderdeel van de voorbedachte raad is het aldus voldoende dat er enig tijdsverloop is geweest, zodat er gelegenheid heeft bestaan dat verdachte kon nadenken over zijn voorgenomen daad. Of dat tijdsverloop bestond voorafgaand aan het besluit, tijdens het besluit of zich afspeelde tussen het besluit en de uitvoering in, is verder niet van belang. Maar de ontwikkeling gaat verder. De hierboven geformuleerde rechtsregel uit 2000 werd in de spraakmakende Deventer moordzaak in HR 22 februari 2005, LJN AR5714 door het hof aangegrepen om de voorbedachte raad te bewijzen. Naar het oordeel van het hof volgde de voorbedachte raad uit de wijze waarop het delict is gepleegd: Het slachtoffer is immers op verschillende wijzen verwurging, steken met een scherp voorwerp, mechanisch samendrukkend geweld en op verschillende plaatsen hals, diverse plaatsen op de borst verwond. De verdachte moet zich ofwel tevoren van een steekvoorwerp hebben voorzien ofwel dit steekvoorwerp in de woning van het slachtoffer erbij gepakt hebben. Toen het slachtoffer al op de grond lag is zij meermalen in de borst gestoken. Uit het voorgaande blijkt dat de dader doelbewust heeft gehandeld en dat hij voorafgaande aan en gedurende het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer verklaren tijd gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. 49 De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Met deze uitspraak lijkt het tijdscriterium nog verder te zijn verruimd: als verdachte geen (of niet voldoende) tijd had om zich voorafgaand aan de uitvoering van zijn daad te beraden, maar de uitvoeringshandeling zelf neemt ook enige tijd in beslag, dan zelfs kan de eerste voorwaarde voor voorbedachte raad worden vervuld. Een greep uit de rechtsontwikkeling leert ons dat het eerste criterium van voorbedachte raad, de tijdsruimte, de voorbedachte raad niet snel in de weg zal staan. Het is een objectieve maatstaf die weinig problemen oplevert. Als blijkt dat 40 seconden genoeg is om aan de andere twee criteria, nadenken en dat in kalmte, te kunnen voldoen dan is daarmee de voorbedachte raad gegeven. Die tijdsruimte hoeft bovendien niet per se tussen het besluit om te doden en de uitvoering daarvan 48 HR 11 juni 2002, LJN AE1743, HR 30 juni 2009, LJN BI4070, HR 11 januari 2011, LJN BO Te kennen via HR 22 februari 2005, LJN AR

18 te zijn gelegen. Voor het criterium is enig tijdsverloop voldoende, zelfs als deze zich (ten dele) tijdens de daad afspeelt. Alleen in de gevallen waarin (ØØn van de twee) andere voorwaarden niet zijn vervuld zal voorbedachte raad niet aan de orde zijn In kalmte, in rustige gemoedstoestand De kalme, rustige gemoedstoestand is de tweede voorwaarde voor de voorbedachte raad. Naast een moment van bezinning moet de dader het ingevolge de wetsgeschiedenis vooral ook hebben doorgemaakt in een staat van kalmte en rust. Dit lijkt een utopie. Hoe kalm zal immers de persoon zijn die een besluit neemt over andermans leven? En wat wordt er verstaan onder kalmte? Door dit element lijkt de voorbedachte raad gereserveerd te worden voor die uitzonderlijke gevallen waarin de moord in koelen bloede is gepleegd. En ook dan is het mijns inziens de vraag of er geen emoties in het spel zijn die de voorbedachte raad in de weg zouden kunnen staan. Hoe heeft de rechtspraak dit criterium benaderd? In het eerder genoemde arrest uit 1909 heeft de Hoge Raad zich, naast de bevestiging van een benodigd tijdsbestek, tevens uitgelaten over het tweede criterium van de voorbedachte raad: de dader de daad heeft gepleegd, na zich in eene gemoedsstemming welke nadenken toelaat, rekenschap te hebben gegeven van de beteekenis en de gevolgen daarvan. 50 Kalmte en rust zijn door de Hoge Raad geformuleerd in termen van de gemoedsstemming van de dader. Als deze gemoedstoestand geen nadenken toelaat, dan kan voorbedachte raad in deze benadering niet aan de orde zijn. Maar als de verdachte wel kan nadenken, is daarmee dan de tweede voorwaarde ook automatisch vervuld? De Hoge Raad geeft in het arrest geen antwoord op de vraag wanneer verdachte in een staat verkeert waarin nadenken toegelaten wordt. Een mogelijk antwoord zou zijn dat een dergelijke toestand alleen bestaat als verdachte in koelen bloede handelt. Uit zijn arrest van HR 2 december 1940, NJ 1941, 293 blijkt echter dat de Hoge Raad een dergelijke stemming niet eist. 51 Een mooi voorbeeld wordt tevens gevormd door een uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam 19 november 1942, NJ 1943, 479: Dat het Hof voorbedachten raad aanwezig acht, ofschoon het Hof tevens de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte gehandeld heeft in een toestand van zenuwoverspanning en verwarring van gevoelens, teweeg gebracht door de vernietiging van zijn huwelijksleven, de ophanden zijnde echtscheiding en het 50 HR 22 maart 1909, W (curs. mijnerzijds; EF). 51 HR 2 december 1940, NJ 1941,

19 vooruitzicht, dat zijn vrouw en B. daarna in het huwelijk zouden treden; dat een dergelijke gemoedstoestand włl uitsluit, dat gehandeld zou zijn in koelen bloede, doch n et uitsluit het in kalm beraad en rustig overleg beramen en ten uitvoer brengen van het plan een ander van het leven te beroven; dat deze beide begrippen elkaar niet dekken; dat het kalm beraad en rustig overleg, vereischt voor voorbedachten raad, veeleer gezien moet worden in tegenstelling tot handelen in een oogenblikkelijke opwelling van drift of hartstocht, die den dader als het ware onvoorbereid vindt en hem brengt tot de onmiddellijk gevolgde daad. 52 Ook in een toestand van verwarde emoties kan de gemoedsstemming van de dader dus nadenken toelaten. Met deze wetenschap zouden we ons beter de vraag kunnen stellen wanneer er gøøn sprake is van een stemming die nadenken toelaat. Het antwoord op die vraag is al in de memorie van toelichting bij het Wetboek van Strafrecht gegeven; als de daad het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. In het hiervoor genoemde arrest uit 1975 verwees ook de Hoge Raad naar deze gemoedsopwelling. 53 Vanaf dat moment heeft de jurisprudentie definitief gebroken met rust en kalmte als subjectief criterium voor de voorbedachte raad; als de daad niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, is het tweede criterium bij de voorbedachte raad in deze benadering vervuld. 54 Het criterium is bovendien geobjectiveerd: het al dan niet bestaan van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling kan door de rechter worden afgeleid uit feiten en omstandigheden. Het treffen van voorbereidingshandelingen speelt in die beoordeling mee. Een mooi voorbeeld wordt gevormd door HR 25 januari 2000, NJ 2000, 280. De casus was als volgt. Verdachte wist niet dat hij belaagd zou worden, althans niet in die bewuste nacht. Hij wist dat hij door de politie werd gezocht maar had geen weet van het arrestatieteam dat zijn huis binnendrong. Op het moment dat verdachte door lawaai werd gewekt haalde hij zijn doorgeladen pistool uit een la onder zijn bed en maakte het schietklaar. Daarna is hij bovenaan de trap gaan staan en vanuit die positie heeft hij het latere slachtoffer beschoten. De tijd die verstreek tussen het binnendringen door het arrestatieteam en het neerschieten van het slachtoffer is kort geweest. Het hof veroordeelde verdachte voor moord. De Hoge Raad overwoog hieromtrent: Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat hij door de politie werd gezocht, dat hij rekening heeft gehouden met mogelijke acties tegen zijn huis en zijn persoon, dat hij tevoren al had besloten dat hij zou handelen zoals hij heeft gedaan als hij belaagd zou worden en dat hij tijdens zijn slaap een nagenoeg schietklaar wapen onder zijn directe bereik hield. Het oordeel van het Hof dat deze voorgeschiedenis in aanmerking genomen de verdachte, die 52 Hof Amsterdam 19 november 1942, NJ 1943, HR 6 mei 1975, NJ 1975, HR 10 januari 2006, LJN AU7125, HR 4 april 2006, LJN AU9428, HR 22 februari 2011, LJN BO

20 - wordt gewekt door het lawaai dat met het binnentreden door het arrestatieteam van de politie gepaard ging; - in een reflex zijn wapen grijpt en voorzover nog nodig - in enkele seconden schietklaar maakt; - daarna naar de trap, die toegang geeft tot zijn woning, loopt; - daar vervolgens blijft staan wachten; - schiet zodra hij beneden aan de trap iemand ziet, de aan de gevolgen van dit schot overleden persoon, die [slachtoffer] was genaamd, met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd en dat dit handelen niet werd bepaald door een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. 55 Ook als de uitvoeringshandelingen langere tijd in beslag nemen, kan dit door de rechter als aanknopingspunt worden gebruikt dat verdachte niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. Dit was aan de orde in HR 8 september 2009, NJ 2009,423. De casus is als volgt. Verdachte is door het hof veroordeeld tot moord omdat hij zijn vrouw zou hebben verdronken. Het hof was van oordeel dat: de levensberoving van het slachtoffer niet het gevolg is geweest van een onmiddellijke gemoedsbeweging, doch dat verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad zich op dit voornemen te bezinnen. Verdachte heeft immers het slachtoffer onder water gebracht, vervolgens met haar hoofd in de modder gebracht en gehouden en bewerkstelligd dat zij in levenloze toestand raakte. Inherent aan deze handelingen is dat daarmee, naar de ervaringsregels leren, geruime tijd gepaard moet zijn gegaan, in elk geval voldoende tijd waarin verdachte zich had kunnen bezinnen en het nodige had kunnen verrichten om op zijn voornemen terug te komen, zoals zijn handelingen staken, zonodig daarna hulp te verlenen of hulp in te roepen. Verdachte heeft dit nagelaten. Ook de voorbedachte raad is daarmee bewezen. 56 De Hoge Raad overwoog: Het Hof heeft blijkens hetgeen hiervoor is weergegeven, geoordeeld dat de levensberoving van het slachtoffer niet het gevolg is geweest van een onmiddellijke gemoedsbeweging, doch dat verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad zich op dit voornemen te bezinnen. Blijkens deze overweging heeft het Hof de onder 2.3. weergegeven maatstaf niet miskend, zodat zijn oordeel niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt. 57 Door de rechtsontwikkeling van de verschillende elementen lijkt het leerstuk van de voorbedachte raad steeds verder weg te drijven van de oorspronkelijk de wetgever voor ogen 55 HR 25 januari 2000, NJ 2000, Te kennen via HR 8 september 2009, LJN BI HR 8 september 2009, NJ 2009,

21 staande subjectieve benadering. Naast de objectieve tijdsruimte waaraan bovendien geen bijzondere eisen worden gesteld, wordt thans ook het tweede vereiste voor voorbedachte raad geobjectiveerd en dankzij de invulling van de Hoge Raad verruimt de toepassing van voorbedachte raad tevens. Het derde, van oorsprong subjectieve, criterium heeft zich in de rechtspraak ook verder ontwikkeld. Hoe deze ontwikkeling valt te duiden komt hieronder ter sprake Overleggen, nadenken, beramen Het met zichzelf overleggen of beramen van het plan is al bij de bespreking hierboven van de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht aan de orde gekomen. Hiermee onderscheidt het Wetboek zich van de Franse Code PØnal waar slechts vereist was dat het plan zich voorafgaand aan de daad in het hoofd van de dader heeft gevormd. Wanneer is dit echter niet het geval? Ook een opwelling om iemands leven af te nemen wordt gevormd door een plan, al zal de tijdsspanne tussen het plan en het begin van de uitvoering soms niet langer zijn dan een fractie van een seconde. Voorbedachte raad bij artikel 289 Sr verlangt daarom dat de dader over zijn plan heeft nagedacht. Dat hij een moment heeft gehad om tot bezinning te komen. Want dat maakt moord zoveel ernstiger dan doodslag, het feit dat de dader in relatieve kalmte heeft nagedacht over zijn plan om iemand te doden en, eventueel na het tegen elkaar afwegen van de voors en tegens, t ch heeft volhard. 58 Maar waarover moet de verdachte dan hebben nagedacht; wanneer is beramen toereikend om als voorwaarde van voorbedachte raad te mogen fungeren? Bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht is deze vraag niet aan de orde gekomen. In het eerder besproken arrest van 1909 heeft de Hoge Raad zich wel uitgelaten over het bezinningscriterium en bepaald dat nadenken moet worden uitgelegd als het zich rekenschap geven van de betekenis van zijn daad en de gevolgen daarvan. Deze uitleg vormt sindsdien een vast onderdeel bij de voorbedachte raad in rechtspraak. 59 Of een verdachte zich daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven van die betekenis en de gevolgen is natuurlijk moeilijk te bewijzen. Het is een subjectieve eis en niet altijd zal verdachte toegeven dat hij heeft nagedacht. In HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605 kwam dit nadrukkelijk aan de orde. In cassatie werd geklaagd dat de voorbedachte raad niet uit de bewijsmiddelen kon worden afgeleid, omdat nergens bleek dat verdachte zich daadwerkelijk rekenschap had gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. De Hoge Raad overwoog het volgende: 58 Gaarthuis 2009, p Zo ook de meerderheid van de Commissie in de Tweede Kamer. Smidt II 1881, p HR 2 december 1940, NJ 1941, 293. HR 6 mei 1975, NJ 1975, 416. HR 25 januari 2000, NJ 2000,

22 Voor de in de toelichting op het middel vervatte stelling dat van voorbedachte raad slechts sprake is als de verdachte zich rekenschap heeft gegeven van de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, is in zijn algemeenheid geen steun te vinden in het recht. Voldoende is dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. 60 Deze rechtsregel is sindsdien vaste jurisprudentie. 61 Niet langer is vereist dat komt vast te staan dat verdachte over zijn daad heeft nagedacht, ook de verdachte die dat niet heeft gedaan terwijl hij daartoe wel de gelegenheid had kan mits voldaan aan alle voorwaarden voorbedachte raad worden toegerekend. Met deze rechtsregel is dus ook de objectivering van het derde criterium van voorbedachte raad, het nadenken, een feit en daarmee tevens het bereik van het bestanddeel verruimd Samenvatting Het onderscheid tussen moord en doodslag gaat ver terug. De historie laat zien dat het onderscheid vroeger was gelegen in de daad zelf; was deze heimelijk gepleegd dan volgde veroordeling voor moord. Maar als de dader de daad achteraf bekend maakte verviel daarmee het heimelijke karakter en werd hij veroordeeld voor doodslag. Met de komst van de Code PØnal en de introductie van premeditation wijzigde het stelsel van moord en doodslag. Niet meer van doorslaggevend belang was het heimelijke karakter van de daad, vanaf nu keek men naar de dader om te beoordelen of er sprake was van moord of doodslag. Bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht werd deze zienswijze overgenomen en premeditation werd vervangen door voorbedachte raad. Men heeft zich nog de vraag gesteld of het onderscheid tussen moord en doodslag niet beter kon worden afgeschaft maar die vraag werd negatief beantwoord; voorbedachte raad zag men als een bijzondere kwalificatie waardoor het misdrijf een veel ernstiger karakter aanneemt en de bijzondere aard van het feit zag men in het tijdsbestek van kalm overleg, van bedaard nadenken, dat aan de moord voorafgaat. 62 In de loop der jaren is voorbedachte raad verder uitgewerkt in de jurisprudentie en dat heeft geresulteerd in de vraag of verdachte tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van 60 HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605 (curs. mijnerzijds; EF). 61 HR 11 juni 2002, LJN AE1743, HR 4 april 2006, LJN AU9428, HR 30 juni 2009, LJN BI4070 en HR 8 september 2009, NJ 2009, Smidt 1881-II, p

23 zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. 63 Die tijdsspanne kan heel kort zijn, zo bleek in paragraaf In paragraaf bleek dat de gelegenheid wordt ingelezen in het tijdsbestek, tenzij de daad het gevolg was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Wanneer dat het geval is, wordt door de rechter afgeleid uit feiten en omstandigheden. Het treffen van voorbereidingshandelingen speelt in die beoordeling mee alsmede de duur van de uitvoeringshandelingen voordat het slachtoffer kwam te overlijden. In paragraaf zagen we dat het voornemen van de dader voor een deel naar de achtergrond is verschoven omdat niet alleen de dader die over zijn daad heeft nagedacht onder het bereik van voorbedachte raad valt, maar ook de dader die niet heeft nagedacht terwijl hij daartoe wel in staat was. 63 HR 8 september 2009, NJ 2009, 423, HR 11 januari 2011, LJN BO5354, HR 22 februari 2011, LJN BO

24 3. Voorbedachte raad in het internationale strafrecht 3.1. Inleiding De Tweede Wereldoorlog en de gewapende conflicten in onder andere voormalig Joegoslaviº en Rwanda hebben het besef doen ontstaan dat bepaalde misdaden dermate gruwelijk zijn dat de verantwoordelijken nergens ter wereld aan berechting en bestraffing zouden moeten kunnen ontkomen. 64 Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van internationale misdaadbestrijding: begin 1993 werd op initiatief van de VN-Veiligheidsraad het Joegoslaviº-Tribunaal (verder te noemen: ICTY 65 ) opgericht en naar aanleiding van de gruwelen in Rwanda besloot de Veiligheidsraad een jaar later tot de oprichting van het Rwanda-Tribunaal (verder te noemen: ICTR 66 ). De twee ad hoc Tribunalen hebben tot taak het berechten van de daders van oorlogsmisdrijven, genocide en misdrijven tegen de menselijkheid, begaan in het voormalige Joegoslaviº en in Rwanda. 67 Maar hier bleef het niet bij. In 1998 werd in Rome overeenstemming bereikt over het instellen van een permanent internationaal strafhof. Het vormt het sluitstuk van de internationale strafrechtsontwikkeling. In de preambule van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (verder te noemen: Statuut Internationaal Strafhof) wordt pakkend omschreven waarom een permanent strafhof noodzakelijk is. In het kort komt het er op neer dat de ernstigste misdrijven, die een gevaar vormen voor de vrede, de veiligheid en het welzijn van de wereld, niet ongestraft dienen te blijven en dat een doeltreffende vervolging verzekerd dient te worden door het versterken van de internationale samenwerking. 68 Het Hof heeft rechtsmacht met betrekking tot misdrijven die zijn begaan na 1 juli De rechtsmacht is beperkt tot de meest ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap in haar geheel aangaan, zo lezen we in artikel 5 Statuut Internationaal Strafhof. In die bepaling worden limitatief opgesomd: a) het misdrijf genocide; b) misdrijven tegen de menselijkheid; c) oorlogsmisdrijven; d) het misdrijf agressie. 64 Van Sliedregt e.a. 2008, p International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia. 66 International Criminal Tribunal for Rwanda. 67 Swart 2000, p Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, Trb. 2000, Dit was de eerste dag van de maand na de zestigste toetreding van een staat, zie art. 126 Statuut Internationaal Strafhof. 24

II Uitspraak HR op dit punt d.d. 22 februari 2005

II Uitspraak HR op dit punt d.d. 22 februari 2005 I Behandeling 29 e middel van cassatieverzoek d.d. 9 februari 2004 van Ernest Louwes & mr. G.G.J. Knoops, door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden Advocaat Generaal mr. Vellinga d.d.

Nadere informatie

Voorbedachte rade. Een onderzoek naar voorbedachte raad bij levensdelicten in de Nederlandse rechtspraak. door. K.J.S. Gommers ( )

Voorbedachte rade. Een onderzoek naar voorbedachte raad bij levensdelicten in de Nederlandse rechtspraak. door. K.J.S. Gommers ( ) Voorbedachte rade Een onderzoek naar voorbedachte raad bij levensdelicten in de Nederlandse rechtspraak. door K.J.S. Gommers (850594667) Masterscriptie Nederlands recht 2 Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief van het Koninkrijk Denemarken met het oog op de aanneming van

Nadere informatie

Voorbedachte raad. B. van Wieringen. Studentnummer: Publiekrecht: Strafrecht

Voorbedachte raad. B. van Wieringen. Studentnummer: Publiekrecht: Strafrecht Voorbedachte raad De motiveringsplicht van de feitenrechter bij de contraindicatie gelegenheid tot beraad ontstaat eerst tijdens de uitvoering van het besluit Naam: B. van Wieringen Studentnummer: 11095156

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING Uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73) MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Dit wetsvoorstel

Nadere informatie

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 813 (R 1873) Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 242 Rijkswet van 17 juni 2010, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638

ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638 ECLI:NL:RBALK:2003:AF9638 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 05-06-2003 Datum publicatie 05-06-2003 Zaaknummer 14/010407-02 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr.

ECLI:NL:HR:2013:898. 1 Geding in cassatie. 2. Beoordeling van het eerste middel. Uitspraak. 8 oktober 2013. Strafkamer. nr. ECLI:NL:HR:2013:898 Uitspraak 8 oktober 2013 Strafkamer nr. 11/04842 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2011,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Camera-toezicht op de werkplek

Camera-toezicht op de werkplek Camera-toezicht op de werkplek december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden gesteld

Nadere informatie

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. LJN: AU2469, Gerechtshof 's-gravenhage, 2200761204 Datum uitspraak: 12-09-2005 Datum publicatie: 12-09-2005 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Straf Hoger beroep Medeplegen van moord op pasgeboren

Nadere informatie

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016

Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016 Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016 Inleiding De samenleving wordt reeds lange tijd geconfronteerd met enorme criminaliteitscijfers van (niet-westerse) allochtonen. Deze categorie is drie

Nadere informatie

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak

2 Tenlastelegging en motivering van de gegeven vrijspraak ECLI:NL:HR:2014:1174 Uitspraak 20 mei 2014 Strafkamer nr. 13/02407 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 februari 2013, nummer 22/001806-12,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 07-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer 14.701344-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1997 1998 Nr. 239 24 112 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (wijziging van de regelingen van de invordering en inhouding van rijbewijzen en de bijkomende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647

ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647 ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2647 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 14-09-2005 Datum publicatie 14-09-2005 Zaaknummer 03-700145-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten Auteur(s): Filip Smet Editie: 1202 p. 9 Publicatiedatum: 21 april 2010 Rechtbank/Hof: Cassatie Datum van uitspraak: 11 februari 2010 Wetboek: W.I.B.

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2013 no. 42 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA LANDSVERORDENING van 18 juli 2013 houdende regels over de aanleg, het beheer en het onderhoud van spoorwegen en de daarbij behorende infrastructuur, alsmede over

Nadere informatie

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2 34 846 Voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen)

Nadere informatie

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? K. Engel, LLM, BA ACIS Symposium 20 maart 2015 Inleiding (1/2) Inleiding verzwijging. Oud recht:

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2

Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2 Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt een (voorbeeld)samenvatting van het vak Inleiding Strafrecht. Dit stuk is gebaseerd op Hoofdstuk 2 van het boek Strafrecht met

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMINGSVORMEN Medeplegen doen plegen uitlokken Medeplichtigheid Zie artt. 47 52

Nadere informatie

==================================================================== 1. Algemene bepalingen. Artikel 1

==================================================================== 1. Algemene bepalingen. Artikel 1 Intitulé : LANDSVERORDENING van 18 juli 2013 houdende regels over de aanleg, het beheer en het onderhoud van spoorwegen en de daarbij behorende infrastructuur, alsmede over het vervoer met spoorvoertuigen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1979-1980 16 034 (R 1138) Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake het koningschap

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 463 Wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met terroristische misdrijven (Wet terroristische

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 Aan de minister van Justitie dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 2 december 2009 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp Wetsvoorstel verruiming

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204

ECLI:NL:HR:2015:3021. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/05204 ECLI:NL:HR:2015:3021 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-10-2015 Datum publicatie 14-10-2015 Zaaknummer 14/05204 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2082,

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb.

Uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. Uitvoering van de op 10 en 11 juni 2010 te Kampala aanvaarde wijzigingen van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (Trb. 2011, 73) VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit LOWI Advies 2015, nr. 10 Advies van het LOWI van 17 september 2015 ten aanzien van een verzoek van, bij het LOWI ingediend op 17 augustus 2015 betreffende het voorlopig besluit van het Bestuur van, inzake

Nadere informatie

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Verklaring met betrekking tot de geheimhoudingsplicht Ondergetekende, Werkzaam bij gemeente Stichtse Vecht Verklaart hierbij : a. dat hij/zij op de hoogte

Nadere informatie

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Mr. Bert Kabel (1) Inleiding In het hedendaagse verkeer komt het regelmatig voor dat verkeersdeelnemers elkaar geen voorrang verlenen. Gelukkig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4699 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000669-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

Levenseinde juridisch beschouwd

Levenseinde juridisch beschouwd Levenseinde juridisch beschouwd P.J.M. (Peter) Ros, advocaat Witte Paal 333b, Schagen Ros Ploeger advocaten Schagen 2015 www.advocatenschagen.nl Euthanasie opzettelijk leven van ander op diens uitdrukkelijk

Nadere informatie

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR Inleiding In artikel 16 AWR is bepaald dat een feit dat de inspecteur bekend was of redelijke wijs bekend had kunnen zijn geen grond voor

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Het LJN nummer is belangrijk om terug te zoeken voor derden. +++++ LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, 24-000403-09 Print uitspraak Datum uitspraak: 04-06-2010 Datum publicatie: 07-06-2010 Rechtsgebied:

Nadere informatie

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) 1. Hoeveel levenslanggestraften zijn er nu in NL? Op dit moment zijn er 33 mensen onherroepelijk veroordeeld tot levenslang. Dat betekent dat zij

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7215 Gerechtshof s-hertogenbosch Datum uitspraak: 17-09-2010 Datum publicatie: 17-09-2010 Zaaknummer: 20-003936-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:2785 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 22-04-2014 Datum publicatie 31-10-2014 Zaaknummer 23-003653-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 23-02-2000 Datum publicatie 22-12-2003 Zaaknummer 17/095089-99 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van );

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van ); BEATRIX Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; Gelet op de artikelen 151a, zesde

Nadere informatie

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,

Nadere informatie

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Het strafbare feit Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Wat gaan we behandelen Strafbaar feit Onder het begrip strafbaar feit word verstaan een menselijke gedraging die gedekt wordt door een wettelijke

Nadere informatie

Betreft: NJCM commentaar Ontwerpwet Internationale Misdrijven (WIM)

Betreft: NJCM commentaar Ontwerpwet Internationale Misdrijven (WIM) mw. mr. M. Hagens uitvoerend secretaris Aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Juridische Zaken Afdeling Internationaal Recht Betreft: NJCM commentaar Ontwerpwet Internationale Misdrijven (WIM)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/419508 FA RK 12-3722; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel ) [De minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Frankrijk, wonende

Nadere informatie

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist?

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist? Laura Gringhuis Advocaat Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist? Belastingrecht 28 september 2018 Het opgeven van oud-werkgevers als referent en het verstrekken

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:2905

ECLI:NL:GHARL:2015:2905 ECLI:NL:GHARL:2015:2905 Instantie Datum uitspraak 22 04 2015 Datum publicatie 22 04 2015 Zaaknummer 21 004181 13 Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem Leeuwarden Strafrecht Bijzondere kenmerkenhoger beroep

Nadere informatie

Wettelijk kader integriteit

Wettelijk kader integriteit Wettelijk kader integriteit Afleggen eed of belofte Provinciewet Artikel 14 lid 1: Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van Provinciale Staten in de vergadering, in handen van de

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 NOVEMBER 2014 P.13.1253.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1253.N A B, burgerlijke partij, eiseres, met als raadsman mr. Stijn De Meulenaer, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te

Nadere informatie

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie