VOORWOORD. s-hertogenbosch, Juni Susanne van den Meijdenberg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "VOORWOORD. s-hertogenbosch, Juni Susanne van den Meijdenberg"

Transcriptie

1

2

3 VOORWOORD Voor u ligt mijn scriptie in het kader van de Masteropleiding Rechtsgeleerdheid en de daarin gekozen richting strafrecht, gevolgd aan Tilburg University. Mijn interesse voor het strafrecht is al in een vroeg stadium van mijn studie ontstaan en voor mij stond het dan ook vast dat het onderwerp van mijn scriptie van strafrechtelijke aard zou zijn. Helaas had ik moeite om een geschikt onderwerp voor mijn afstudeerscriptie te vinden en door de heer Gommer werd uiteindelijk een onderwerp voor mijn scriptie aangereikt. Voordat ik begon met het schrijven van mijn scriptie heb ik eerst nog drie maanden stage gelopen bij het Ressortsparket te s-hertogenbosch. Tijdens deze stage heb ik verschillende strafzittingen bij kunnen wonen en ook voor kunnen bereiden, waardoor ik een goede indruk kreeg van de zittingspraktijk. De kennis die ik hierbij heb opgedaan, is van grote invloed geweest op mijn interesse voor dit scriptieonderwerp. Het schrijven van de scriptie heb ik als een zeer leerzame periode ervaren. Graag wil ik daarom ook van dit moment gebruik maken om een aantal mensen te bedanken, die hebben bijgedragen aan de totstandkoming hiervan. Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleider de heer Gommer bedanken, aangezien hij het onderwerp voor deze scriptie heeft voorgedragen. Tevens wil ik de heer Gommer bedanken voor de goede begeleiding die hij mij bij het schrijven van deze scriptie geboden heeft. Mijn dank gaat verder uit naar mevrouw Kierkels, die tevens als scriptiebegeleider heeft gefungeerd tijdens het schrijven van mijn scriptie. Mede door haar heldere feedback heeft ze me geholpen om op het rechte pad te blijven met mijn onderzoek. Als laatste wil ik mijn familie, vriend en vriendinnen bedanken voor hun steun gedurende mijn gehele studie, maar specifiek tijdens mijn afstudeerperiode. In het bijzonder wil ik nog mijn zus bedanken die verantwoordelijk is voor de foto s in deze scriptie. s-hertogenbosch, Juni 2011 Susanne van den Meijdenberg

4 INHOUDSOPGAVE AFKORTINGENLIJST... 6 BEGRIPPENLIJST... 6 HOOFDSTUK 1 - INLEIDING... 7 HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET Probleembeschrijving Onderzoeksdoel Centrale onderzoeksvraag Deelvragen Wetenschappelijke relevantie Maatschappelijke relevantie Theoretisch kader HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER Inleiding Sector kanton Eisen volgens het Wetboek van Strafvordering Aanhangig maken van de kantonzaak Verloop van de kantonzitting HOOFDSTUK 4 - EEN EERLIJK PROCES Inleiding De onafhankelijke en onpartijdige rechter Openbare behandeling van de zaak Redelijke termijn Onschuldpresumptie Rechten volgens artikel 6 lid 3 EVRM Inleiding (On)bewuste denkprocessen Belief perseverance Confirmation bias Cognitieve geslotenheid Waarnemingen van de rechter Alternatieve scenario s Discussie HOOFDSTUK 6 - VELDONDERZOEK BIJ DE RECHTBANK Inleiding Methoden van onderzoek... 41

5 6.2.1 Literatuuronderzoek Oriënterend onderzoek Checklist Empirisch onderzoek Resultaten veldonderzoek Zittingsdag Zittingsdag Zittingsdag Discussie HOOFDSTUK 7 - CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Inleiding Conclusies Aanbevelingen Vervolgonderzoek BRONNENLIJST... 66

6 AFKORTINGENLIJST AG EHRM EVRM HB HR IVBPR LOVS OM PROMIS Raio WODC WvSv Advocaat-Generaal Europees Hof voor de rechten van de mens Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Hoger beroep Hoge Raad Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren Openbaar Ministerie Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen Rechterlijk ambtenaar in opleiding Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Wetboek van Strafvordering BEGRIPPENLIJST Onder belief perseverance verstaan we dat men de neiging heeft om te blijven geloven in een eenmaal ingenomen standpunt. Dit wordt ook wel geloofsvolharding genoemd. Onder confirmation bias verstaan we dat men onbewust naar argumenten en informatie zoekt ter bevestiging van een eerder ingenomen standpunt. Met cognitieve geslotenheid doelen we op een verzamelbegrip voor verschillende verschijnselen zoals cognitieve blindheid en cognitieve dissonantie. Onder cognitieve blindheid verstaan we dat men soms blind is voor bepaalde aspecten die juist binnen het proces van waarheidsvinding helder de aandacht zouden moeten krijgen. Onder cognitieve dissonantie verstaan we dat men tracht gebeurtenissen en gedachten die niet met elkaar rijmen zo veel mogelijk te vermijden. Onder een kritische vraag verstaan we in dit onderzoek een vraag die tijdens een kantonzitting door de kantonrechter aan de verdachte of de officier van justitie wordt gesteld m.b.t. het ten laste gelegde feit. Onder respectvol verstaan we: het door het gedrag van de rechter doen blijken van eerbied (...) als (uiting van) een gevoel van hoogachting of waardering. AFKORTINGENLIJST 6

7 HOOFDSTUK 1 - INLEIDING Het onderzoek dat in de volgende hoofdstukken beschreven zal worden heeft betrekking op de kantonrechter. De aanleiding voor dit onderzoek is een concrete zaak die zich heeft voorgedaan bij deze specifieke rechter. In die kantonzaak zijn door de auteur een aantal constateringen gedaan die als zorgwekkend bestempeld kunnen worden. Kort gezegd was de auteur van mening dat er in die zaak geen sprake was van een eerlijk proces (schending artikel 6 EVRM). Er bestond n.a.v. deze zaak de behoefte om te onderzoeken of deze constateringen eenmalig waren of dat het kenmerkend is voor zaken die door een kantonrechter worden behandeld. Om dit te kunnen onderzoeken dient er eerst gekeken te worden welke regels het wettelijk systeem heeft gesteld aan een kantonprocedure. Hierbij dient het Wetboek van Strafvordering (hierna: WvSv) bekeken te worden, maar ook artikel 6 EVRM waarin het recht op een eerlijk proces vastgelegd is. De vraagstelling van dit onderzoek luidt als volgt: op welke punten wordt er in de zittingspraktijk bij kantonzaken wel of niet voldaan aan eisen die gesteld worden in het Wetboek van Strafvordering m.b.t. een eerlijk proces en artikel 6 EVRM? Welke valkuilen kunnen eventueel ontstaan bij toepassing van deze eisen? Om deze centrale vraag te kunnen beantwoorden zijn een aantal onderzoeksvragen opgesteld. De beantwoording van deze onderzoeksvragen zullen behandeld worden in de hoofdstukken 3 t/m 6. In hoofdstuk 2 wordt kort de opzet van dit onderzoek besproken. In dit hoofdstuk komt o.a. de centrale vraagstelling aan de orde, alsmede de onderzoeksvragen die beantwoord moeten worden om een antwoord te kunnen geven op de centrale onderzoeksvraag. Voordat het daadwerkelijke veldonderzoek beschreven zal worden, zullen eerst de eisen die ons Nederlandse strafprocesrecht en het EVRM stelt aan een kantonprocedure in hoofdstuk 3 en 4 aan de orde komen. Voor de lezer die niet met deze materie bekend is, zullen die hoofdstukken zeker van toegevoegde waarde zijn. De theorie zal aan de hand van voorbeelden en jurisprudentie op een duidelijke manier weergegeven worden. In hoofdstuk 5 zal vervolgens een rechtspsychologisch onderwerp aan bod komen. Volgens ons Nederlandse bewijsstelsel dient de rechter de overtuiging t.a.v. de bewijsmiddelen te hebben dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Verschillende psychologen zijn van mening dat bij deze oordeelsvorming van een rechter ook een psychologisch denkproces komt kijken waar rechters zich bewust van dienen te zijn. Bij dit psychologische denkproces kunnen ook eventuele valkuilen ontstaan en die zullen in hoofdstuk 5 besproken worden. Hoofdstuk 6 vormt het laatste inhoudelijke hoofdstuk en hierin zal de kern van het onderzoek behandeld worden. Naar aanleiding van 35 kantonzittingen die zijn bezocht bij de rechtbank s-hertogenbosch zal er gekeken worden of aan de eisen van ons Nederlandse strafprocesrecht en het EVRM is voldaan. Dit zal worden onderzocht aan de hand van een opgestelde checklist die tijdens alle zittingen is nagelopen. In paragraaf 6.4 zullen vervolgens verbanden worden gelegd tussen de theoriehoofdstukken en de resultaten. HOOFDSTUK 1 - INLEIDING 7

8 Nadat de inhoudelijke hoofdstukken van het onderzoek aan bod zijn gekomen, zullen er conclusies uit de resultaten worden getrokken. De conclusies die in hoofdstuk 7 worden besproken, zullen vooral gebaseerd zijn op de resultaten die in hoofdstuk 5 en 6 aan de orde zijn gekomen. In deze scriptie zullen verder ook enkele aanbevelingen worden gedaan en die zullen tevens in hoofdstuk 7 gepresenteerd worden. De bronnenlijst is na hoofdstuk 7 terug te vinden in deze scriptie. De bijlagen zullen in een apart document terug te vinden zijn. Verder dient vermelding dat ieder hoofdstuk uit paragrafen en subparagrafen bestaat. In de voetnoten zal verwezen worden naar bijlagen, bronnen of artikelen uit de wet. HOOFDSTUK 1 - INLEIDING 8

9 HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET 2.1 Probleembeschrijving Er is vanuit de strafsector de laatste jaren behoefte om de rechtspraak kritisch te bekijken, aangezien er in toenemende mate kritiek op de rechtspraak wordt geleverd. De laatste jaren zijn een viertal projecten gestart, waarin verbetering van de strafrechtspraak als belangrijkste doel geformuleerd werd. Deze vier projecten zullen hieronder kort worden toegelicht. In het jaar is het eerste project, Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen (hierna: PROMIS I), van start gegaan. Het doel van PROMIS I is om bij gelijkblijvende inzet van mensen en middelen te komen tot een betere motivering van de bewijs- en strafmaatbeslissing. Hiermee krijgen alle betrokken partijen in een zaak en de maatschappij als geheel een beter inzicht in het denkproces van de rechter. Dit betekent dat de strafrechter duidelijker en uitgebreider zijn beslissingen dient uit te leggen. Dit geldt voor zowel de motivering van een vrijspraak als voor de motivering waarom hij vindt dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gedaan. Ook zal de rechter beter moeten motiveren waarom voor een bepaalde soort straf is gekozen en hoe hij tot de hoogte van de straf is gekomen. In navolging van PROMIS I is in 2006 een vervolgproject gestart (het tweede project), waarbij vooral wordt onderzocht wat de omvang van de werklastverzwaring is indien er uitgebreider gemotiveerd gaat worden. 1 In het jaar 2006 is door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (hierna: LOVS) en in samenwerking met de Raad voor de rechtspraak het derde project ontwikkeld in de vorm van een plan van aanpak om de strafrechtspraak te verbeteren. Het project bevat voorstellen om de rechterlijke oordeelsvorming in strafzaken te versterken. Dit plan is neergelegd in de volgende notitie: In het belang van een goede strafrechtspraak. In navolging van dit plan is in het jaar 2010 het vierde project Programma strafsector 2010 gestart. Het doel van dit programma is om verbetering aan te brengen in de balans tussen kwantiteit en kwaliteit in de strafrechtspraak. Er zijn meerdere redenen om extra te investeren in de strafrechtspraak. Vanuit de samenleving is er namelijk vaak kritiek. Deze kritiek richt zich vooral op een klein aantal zware zaken. 2 Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld de Schiedammer parkmoord, de Puttense moordzaak, maar ook de recent vrijgesproken Lucia de Berk. Naar aanleiding van de vier projecten die eerder zijn genoemd kan gesteld worden dat er al veel geïnvesteerd is om de kwaliteit van strafrechtspraak te verbeteren. De projecten zeggen iets over de kwaliteit van zaken die meestal door de meervoudige kamer worden behandeld. De vraag die in dit onderzoek centraal staat is: hoe is het gesteld met de kwaliteit van zaken die door de kantonrechter worden behandeld, als we kijken naar de naleving van eisen die het Wetboek van Strafvordering en het EVRM stellen aan de strafrechtspraak? Er wordt gelijk uitspraak gedaan bij de zogenoemde standaardzaken die door de kantonrechter worden behandeld en ook heeft de rechter vaak niet veel van doen met een uitgebreide motivering van de bewijs- en 1 trafvonnissen+(promis).htm (geraadpleegd op 17 april 2010) 2 m (geraadpleegd op 17 april 2010) HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET 9

10 strafmaatbeslissing. Over de gang van zaken bij de kantonrechter is tot op heden nog niet veel geschreven. De zaken die bij de kantonrechter aan de orde komen, krijgen niet de media-aandacht die grote, complexe strafzaken (behandeld door een meervoudige kamer) wel krijgen. Toch is het belangrijk om te kijken of de rechters de eisen en regels naleven tijdens deze standaardzaken, aangezien er meer zaken bij de kantonrechter komen dan bij de meervoudige kamer. Het gaat om relatief eenvoudige zaken, maar daarom niet minder belangrijk. Naar aanleiding van een concrete zaak (hierna: kantonzaak Gommer) 3, die zich heeft voorgedaan bij de kantonrechter, zijn er een door de auteur een aantal constateringen gedaan die als zorgwekkend bestempeld kunnen worden. Volgens de auteur was er in deze zaak geen sprake van een eerlijk proces (schending artikel 6 EVRM). De auteur kon de stukken van zijn zaak niet inzien en een belangrijke getuige werd niet opgeroepen. Tevens werd er door de rechter geen nader onderzoek ingesteld en volgens de auteur leek het alsof de rechter doelgericht op een veroordeling aandrong en hij de officier van justitie niet wilde afvallen. 4 Deze constateringen riepen in deze zaak een aantal vragen op: Zijn de officier van justitie en de rechter in de praktijk wel onafhankelijk en onpartijdig? Worden eisen die gesteld worden in ons Wetboek van Strafvordering en artikel 6 EVRM (het recht op een eerlijk proces) wel voldoende nageleefd? De eisen die gesteld worden in ons Wetboek van Strafvordering zullen nader uitgelegd worden bij deelvraag Onderzoeksdoel De kantonzaak Gommer vormt de aanleiding voor dit onderzoek. Om te beoordelen of deze constateringen in één zaak zijn voorgekomen of dat dit kenmerkend is voor zaken die behandeld worden bij de kantonrechter, wil ik het volgende gaan onderzoeken: Centrale onderzoeksvraag Op welke punten wordt er in de zittingspraktijk bij kantonzaken wel of niet voldaan aan eisen die gesteld worden in het Wetboek van Strafvordering m.b.t. een eerlijk proces en artikel 6 EVRM? Welke valkuilen kunnen eventueel ontstaan bij toepassing van deze eisen? Deelvragen Uit de onderzoeksvraag vloeien enkele deelvragen voort. Per deelvraag zal besproken worden wat het belang van de deelvraag is voor de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag en hoe deze vraag beantwoord gaat worden. HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET 3 Docent Encyclopedie van het Recht, Tilburg University 4 Gommer, H. (2010). Het is maar een standaardzaak, Strafblad, 2(7),

11 Eisen Wetboek van Strafvordering 1.Welke eisen m.b.t. een eerlijk proces en procedurele eisen worden gesteld aan zaken die worden behandeld door de kantonrechter, volgens ons Wetboek van Strafvordering? We zullen eerst gaan kijken welke eisen er gesteld worden op nationaal niveau aan een kantonzitting m.b.t. een eerlijk proces. Tevens zullen procedurele eisen besproken worden. Hierbij zal gekeken worden naar bepalingen in het WvSv (o.a. artikel 258 WvSv t/m 331 WvSv), maar ook specifiek de bijzondere bepalingen die in dit wetboek zijn opgenomen over zaken die worden behandeld door de kantonrechter. Het gaat dan om de artikelen 382 WvSv t/m 398 WvSv. Er zal dus gekeken worden hoe de kantonprocedure volgens de wet dient te verlopen. Deze vraag zal door middel van literatuuronderzoek beantwoord gaan worden en is van belang om uiteindelijk te kijken of in de praktijk de eisen en voorwaarden worden nageleefd. Een eerlijk proces 2.Waaraan dient een eerlijk proces te voldoen volgens artikel 6 EVRM? Artikel 6 EVRM, waarin het recht op een eerlijk proces is neergelegd, is door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: Hof) ontwikkeld tot één van de belangrijkste verdragsrechten. Iedereen heeft recht op een eerlijk proces en de voorwaarden die in artikel 6 EVRM worden genoemd dienen door iedere rechter te worden nageleefd, dus ook door de kantonrechter. Deze vraag is van belang om te kijken wat het recht op een eerlijk proces precies inhoudt, zodat later gekeken kan worden of rechters in kantonzaken deze voorwaarden, die gesteld worden in artikel 6 EVRM, wel naleven. Deze subvraag zal beantwoord gaan worden door middel van literatuur en jurisprudentie onderzoek. Door middel van literatuur wil ik vaststellen wat er allemaal al over dit artikel is geschreven, zodat ik kan kijken wat relevant is voor dit onderzoek. Na de bespreking van de reikwijdte van artikel 6 EVRM komen eerst de eisen die in het eerste lid worden gesteld achtereenvolgens aan de orde. Verder komt de onschuldpresumptie van lid 2 aan bod en zullen de rechten van de verdachte uit lid 3 besproken worden. Tot slot zal ook jurisprudentie over artikel 6 EVRM worden aangehaald en zal er teruggekoppeld worden naar het nationale recht. Het rechtsvindingproces 3. Wat wordt verstaan onder onbewuste denkprocessen? 3.1 Zijn er psychologische valkuilen bij de oordeelsvorming? In de rechtswetenschap is veel nagedacht over de vraag hoe de rechter tot zijn beslissing komt. Want is het echt zo dat een rechter de feiten onderzoekt, een wetsartikel toepast en daaruit een conclusie trekt? Of komt hier ook een psychologisch proces bij kijken? En welke valkuilen komen bij dit psychologische proces kijken? 5 Dit zijn vragen die door enkele rechtswetenschappers gesteld zijn. Vooral bij zaken die door de kantonrechter worden behandeld kunnen er valkuilen ontstaan, doordat kantonrechters onmiddellijk uitspraak doen. Met deze subvraag zal duidelijkheid geschept worden over de vraag of er psychologische valkuilen bestaan wanneer de kantonrechter tot een beslissing komt en hoe het denkproces bij een rechter in zijn werk gaat. Deze vraag zal tevens door literatuur dat HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET 5 Gommer, H. (2007). Onbewuste denkprocessen maken motivering tot noodzaak. Trema, (4),

12 beschikbaar is over dit onderwerp beantwoord gaan worden. Er zal gekeken worden naar wat er al over dit onderwerp bekend is en wat de verschillende meningen hierover zijn. Het is van belang om te kijken of er in de praktijk iets opgemerkt kan worden over dit psychologische proces, aangezien het mogelijk van invloed kan zijn op de uiteindelijke beslissing die de rechter neemt. Onderzoek bij de rechtbanken 4.Hoe verloopt het proces bij de kantonrechter in de praktijk en hoe worden de zittingen beoordeeld door de betrokken procespartijen? Deze vraag is essentieel voor de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag. Dit onderzoek kan gezien worden als een kwalitatief observatie onderzoek of empirisch onderzoek. Er is gekozen voor deze methoden van gegevensverzameling, zodat er een enigszins betrouwbare beschrijving en interpretatie gegeven kan worden over de zaken die door de kantonrechter behandeld worden. De beslissingen die tijdens de voorbereiding van de kantonzitting worden genomen kunnen helaas dus niet worden onderzocht. Het empirisch onderzoek richt zich dus alleen op wat er tijdens de zitting waargenomen kan worden. Bij deze laatste deelvraag zullen observaties van de zittingen als uitgangspunt van dit onderzoek genomen worden. Bij de rechtbank te s -Hertogenbosch zal ik ongeveer dertig zittingen van de kantonrechter observeren, waarbij ik aantekeningen ga maken over het verloop van de zitting. Als leidraad zal voor de observatie van de zittingen een checklist worden gehanteerd. Door deze checklist is het onderzoek ook kwantitatief van aard. Drie andere studenten zullen dit onderzoek ook gaan verrichten, maar dan bij andere rechtbanken in Nederland. Dit onderzoek zal dus bij vier verschillende rechtbanken in Nederland uitgevoerd gaan worden. 2.3 Wetenschappelijke relevantie Investeren in een goede rechtspraak is van groot belang. Maatregelen en onderzoek zijn nodig om de rechterspraak op peil te houden. Niet alleen de strafrechtspraak bij de meervoudige kamer dient onder de loep te worden genomen, maar ook de standaardzaken die wat minder onder de aandacht worden gebracht. Bij zowel een positieve als een negatieve conclusie zal dit onderzoek leiden tot meer inzicht in de naleving van eisen die gesteld worden in het EVRM en ons Wetboek van Strafvordering bij kantonzaken. Wanneer dit onderzoek op grootschalig niveau zal worden uitgevoerd, zal er waarschijnlijk nog meer geconcludeerd kunnen worden over de naleving van deze eisen. Ondanks dat het onderzoek kleinschalig zal zijn, kan er wellicht aan de hand van de conclusies wel een aanbeveling worden gedaan voor een grootschalig vervolgonderzoek Maatschappelijke relevantie Dit onderzoeksrapport zou inzicht kunnen geven over het vraagstuk hoe het gesteld is met de naleving van eisen bij de kantonrechter volgens het Wetboek van Strafvordering en het EVRM. Op dit moment bestaat er vanuit de samenleving veel belangstelling voor het werk van de rechter. Deze belangstelling gaat voornamelijk uit naar de populaire, ingewikkelde zaken die men in de media voorbij ziet komen. Over de gang van zaken bij de kantonrechter is echter weinig bekend en dat is opmerkelijk. De kantonrechter behandelt namelijk kwantitatief de meeste zaken en daarnaast kunnen sommige zaken -kwalitatief gezien- maatschappelijk van belang zijn. Zij behandelen namelijk zaken uit HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET 12

13 de directe leefwereld van burgers. Met het oog op dit gegeven is het zinvol dat de eisen die gesteld worden in het Wetboek van Strafvordering en het EVRM bij de kantonrechter worden nageleefd. 2.4 Theoretisch kader In 2006 is in samenwerking tussen de Utrechtse rechtbank en de Rechten faculteit onderzoek verricht naar de alledaagse communicatie tijdens zittingen van de rechtbank en hoe die door direct betrokkenen werd ervaren en beoordeeld. Er is gekeken naar zittingen bij de kantonrechter, de civiele rechter en de politierechter. 6 Dit is één van de weinige onderzoeken die zich richt op de wat eenvoudigere zaken die behandeld worden bij o.a. de kanton- en de politierechter. Er is dus afgezien van de strafrechtspraak bij de meervoudige kamer- betrekkelijk weinig empirisch veldonderzoek gedaan naar de zittingspraktijk bij kantonzaken. Het onderzoek dat zojuist besproken is heeft alleen betrekking op de communicatie tussen de verschillende partijen tijdens een zitting. Dit onderzoek zal zich specifiek gaan richten op naleving van de eisen die het EVRM en het Wetboek van Strafvordering stelt. HOOFDSTUK 2 - ONDERZOEKSOPZET 6 Sprekend de rechtbank, Alledaagse communicatie in de Utrechtse zittingszaal,

14 HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen de eisen m.b.t. een eerlijk proces die gesteld worden aan een strafrechtelijke kantonprocedure nader worden toegelicht. Tevens zullen de procedurele eisen over de kantonprocedure aan bod komen. We zullen gaan kijken volgens welke eisen, die in ons WvSv staan vermeld, een kantonprocedure dient te verlopen. Allereerst zal er in paragraaf 3.2 besproken worden wat er onder de sector kanton wordt verstaan en welke zaken bij een kantonrechter aanhangig gemaakt kunnen worden. In paragraaf 3.3 zal een uiteenzetting volgen van de (procedurele) eisen die aan een strafrechtelijke kantonprocedure worden gesteld volgens het WvSv. Tevens zal in deze paragraaf beschreven worden hoe een kantonzaak aanhangig gemaakt kan worden. 3.2 Sector kanton Tot het jaar 2002 bestond er voor kantonzaken een aparte rechterlijke instantie: het kantongerecht. Hierna is het kantongerecht als aparte sector opgenomen in de rechtbank. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van werden de voordelen en de nadelen van deze verandering uitvoerig besproken. De grootste nadelen die aan het kantongerecht zaten hadden betrekking op de kleinere en middelgrote kantongerechten. Bij deze gerechten was de omvang te beperkt om reële specialisatiemogelijkheden aan de kantonrechter te bieden. Daardoor kwamen de kwaliteit en de kwantiteit soms onder druk te staan. Tevens waren de kleinere kantongerechten kwetsbaar. Een voorbeeld: als één van de rechters niet goed functioneerde of de verstandhouding tussen rechters niet optimaal was, dan ontstond al snel een moeilijk werkbare situatie. Het samengaan van de kantongerechten en de rechtbanken bood voor deze knelpunten een goede oplossing. 8 De (altijd alleensprekende) rechter bleef wel de titel kantonrechter houden na deze integratie. Hierdoor moet men tegen vonnissen van de kantonrechter direct hoger beroep instellen bij het gerechtshof in plaats van bij de rechtbank. Alleen ervaren rechtbankrechters worden tot kantonrechter benoemd. Een kantonrechter moet echter wel alle rechtsgebieden beheersen (strafrecht en alle terreinen van het civiele recht) en spreken daarnaast zelfstandig recht. De kantonrechter houdt zich bezig met geschillen over huurzaken, kleine geldvorderingen (tot en met 5000 euro), arbeidsrechtelijke zaken en een aantal familierechtelijke aangelegenheden. 9 Binnen het strafrecht behandelt de kantonrechter alleen overtredingen en het misdrijf van stroperij wat strafbaar is gesteld in artikel 314 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr). Verder behandelt de kantonrechter beroep tegen verkeersboetes (de zogenoemde Mulderzaken). Er valt dan te denken aan verkeersovertredingen zoals: te hard rijden, dubbel parkeren en door rood rijden. Een burger die een Mulder-overtreding begaat krijgt een bestuurlijke boete. Als de burger van mening is dat de boete onterecht is opgelegd, kan bezwaar worden aangetekend bij de officier van justitie. Wordt dit afgewezen dan kan de burger zijn zaak bij de kantonrechter aanhangig maken. De kantonrechter neemt de zaak echter pas in behandeling als de boete is voldaan. Mocht de burger in het gelijk 7 MvT vergaderjaar , , nr. 3 8 MvT vergaderjaar , , nr. 3, blz (geraadpleegd op 30 oktober 2010) HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 14

15 worden gesteld dan zal hij zijn boete terugkrijgen en mocht de burger in het ongelijk worden gesteld dan staat er hoger beroep open bij het gerechtshof in Leeuwarden. 3.3 Eisen volgens het Wetboek van Strafvordering De gewone, voor berechting door de meervoudige kamer geschreven procedureregels gelden ook bij de kantonrechter, tenzij daarvan uitdrukkelijk is afgeweken (artikel 398, eerste zin WvSv). De afwijkingen zijn te vinden in de artikelen 383 t/m 398 WvSv. 10 De gewone procedureregels en de uitzonderingen zullen hieronder in chronologische volgorde worden behandeld. In paragraaf zal globaal worden weergegeven hoe een kantonzaak aanhangig gemaakt kan worden en in paragraaf zal het verloop van een kantonzitting aan de orde komen. De nadruk in deze paragraaf zal liggen op de eisen die de wetgever heeft opgesteld en waar de kantonrechter zich aan dient te houden. Tevens zullen de bevoegdheden van de officier van justitie en de verdediging bij een kantonzaak de revue passeren Aanhangig maken van de kantonzaak De zaak kan op twee manieren aanhangig worden gemaakt bij de kantonrechter: dit kan door een oproeping of door een dagvaarding. 11 Normaliter worden strafzaken door dagvaarding bij de kantonrechter aanhangig gemaakt. De mogelijkheid van oproeping mag alleen worden gebruikt in gevallen van ontdekking op heterdaad door een opsporingsambtenaar. 12 Uit de wetsgeschiedenis wordt niet duidelijk waarom alleen dan de mogelijkheid van oproeping bestaat. Een reden zou kunnen zijn dat men veronderstelde dat op heterdaad betrapte zaken in het algemeen eenvoudig en daardoor snel af te wikkelen zijn en dat zij daarom in aanmerking komen voor een vereenvoudigde vorm van aanhangig maken. 13 Verder moet de oproeping direct ter plaatse worden uitgereikt. Wanneer de opsporingsambtenaar een oproeping uitreikt, dient hij mondeling een korte toelichting te geven over de inhoud en de strekking van de oproeping. Dit staat vermeld in artikel 385 lid 2 WvSv. Wanneer de verdachte de oproeping niet in ontvangt wenst te nemen, geldt dit toch als een uitreiking in persoon. 14 De oproeping dient verder te voldoen aan de eisen die artikel 261, eerste lid WvSv, aan een dagvaarding stelt. Een verschil is dat bij een oproeping kan worden volstaan met een korte aanduiding van het feit. 15 Zoals zojuist is besproken is de mogelijkheid van oproeping waarschijnlijk ingevoerd om eenvoudige zaken sneller te kunnen afwikkelen. Die vereenvoudiging wordt bereikt doordat de oproeping aan minder vereisten hoeft te voldoen dan de dagvaarding. 16 De versnelling wordt bereikt doordat de opsporingsambtenaar zelf de oproeping mag uitreiken. Hierdoor wordt de zaak aanhangig gemaakt. De zaak die aanhangig wordt gemaakt door oproeping of een dagvaarding, zal in het openbaar behandeld worden bij de kantonrechter. De eis van openbaarheid van de terechtzitting is als 10 Corstens 2005, pag Artikel 383 WvSv 12 Artikel 385 lid 1 WvSv 13 Mr. A. den Hartog, aantekening 2 bij losbladige commentaar op artikel 385 van het Wetboek van Strafvordering 14 Artikel 385 lid 3 WvSv 15 Artikel 386 lid 1 WvSv 16 Mr. A. den Hartog, aantekening 1 bij losbladige commentaar op artikel 383 van het Wetboek van Strafvordering HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 15

16 uitgangspunt in de wet beschreven. Dit uitgangspunt is in de Grondwet vastgesteld: met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats. 17 In ons Nederlandse strafprocesrecht bestaat er geen algemene aanwezigheidsplicht om op de zitting te verschijnen. Vaak is het met het oog op een goede behandeling van de zaak wel gewenst dat de verdachte juist wel op de zitting verschijnt om daar zelf verklaringen af te leggen of met getuigen te worden geconfronteerd. Om deze redenen heeft de wetgever de rechtbank de bevoegdheid gegeven om te kunnen bevelen dat de verdachte in persoon aanwezig moet zijn bij zijn zaak. 18 Aangezien we geen algemene aanwezigheidsplicht in Nederland kennen, is het mogelijk dat de zaak buiten afwezigheid van de verdachte wordt berecht. Het kan zijn dat de verdachte zelf heeft besloten om niet aanwezig te zijn wanneer zijn kantonzaak wordt behandeld. De rechtbank zal de zaak dan zonder de verdachte gaan behandelen en dat wordt een verstekbehandeling genoemd. De verstekregeling geldt ook voor de kantonprocedure en dit is geregeld in artikel 392 lid 1 WvSv. In dit eerste lid is bepaald dat artikel 280 WvSv betreffende de verstekverlening van overeenkomstige toepassing is, indien de verdachte niet gedagvaard, maar opgeroepen is ter terechtzitting te verschijnen. Wanneer de verdachte wel ter zitting verschijnt bestaat er de mogelijkheid om getuigen op te roepen. Voor het Nederlandse strafprocesrecht geldt in het algemeen dat de keuze van ter terechtzitting te verschijnen getuigen, bepaald wordt door de verdachte, het Openbaar Ministerie en de rechter. Een uitzondering op deze regel is dat het voor een opsporingsambtenaar ook mogelijk is om, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, getuigen uit te nodigen ter terechtzitting te verschijnen. 19 Deze mogelijkheid is noodzakelijk om het mogelijk te maken dat de behandeling zeer snel op het feit te laten volgen. Is de verdachte op heterdaad betrapt en opgeroepen om nog dezelfde dag voor de kantonrechter te verschijnen, dan kan de opsporingsambtenaar de getuigen (die hij op de plaats van de overtreding heeft aangetroffen) uitnodigen ter terechtzitting te verschijnen. 20 De bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om getuigen schriftelijk te doen oproepen staat beschreven in artikel 260 lid 1 WvSv. In de dagvaarding die de verdachte ontvangt behoort te worden vermeld welke getuigen door de officier van justitie zullen worden opgeroepen. Deze opgave in de dagvaarding stelt de verdachte en de verdediging in staat om hun proceshouding voor te kunnen bereiden. Naast de mogelijkheid om getuigen schriftelijk te doen oproepen is het voor het Openbaar Ministerie in een kantonprocedure ook mogelijk om getuigen mondeling te doen oproepen. 21 De bevoegdheid om getuigen mondeling op te roepen hangt ook weer samen met de mogelijkheid om de verdachte op zeer korte termijn te dagvaarden, waardoor de tijd voor een schriftelijke oproeping voor de getuige zou kunnen ontbreken. 22 De verdachte heeft de keuze om getuigen schriftelijk te doen oproepen dan wel op de zitting mee te nemen. 23 Als een verdachte een getuige wil oproepen, dient hij daartoe een verzoek in te dienen bij de officier van justitie. De verdachte kan dat verzoek uiterlijk tien dagen voor de 17 Artikel 121 Grondwet jo artikel 269 WvSv 18 Artikel 278 lid 2 WvSv 19 Artikel 390 WvSv 20 Mr. A. den Hartog, aantekening 2 bij losbladige commentaar op artikel 390 van het Wetboek van Strafvordering 21 Artikel 391 WvSv 22 Mr. T. Blom, aantekening 6 bij losbladige commentaar op artikel 260 van het Wetboek van Strafvordering 23 Artikel 260 lid 4 jo artikel 263 WvSv HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 16

17 terechtzitting bij de officier van justitie neerleggen. Er moet dan wel veertien dagen zitten tussen de dag waarop de dagvaarding aan de verdachte is betekend en de datum van de terechtzitting. 24 De rechter kan de officier van justitie bevelen om getuigen schriftelijk te doen oproepen op grond van artikel 263 lid 4 WvSv. Verder staat het de rechtbank vrij om ambtshalve getuigen op te roepen op grond van artikel 315 WvSv. Dit artikel is van toepassing als de rechter het nodig acht nog niet eerder gehoorde getuigen te horen. Het gaat dan om getuigen waarvan de officier van justitie en de verdediging het niet nodig vonden om die ter terechtzitting te horen. Het criterium is de noodzakelijkheid van een dergelijk verhoor. Het staat de rechter ook vrij, om op grond van een daartoe reeds voor de zitting opgevat voornemen, schorsing van het onderzoek te bevelen om een getuige te doen dagvaarden. Dit kan de rechter doen nadat de zaak is uitgeroepen en voordat de officier van justitie de gelegenheid heeft gekregen om de zaak voor te dragen. 25 Het doen dagvaarden van een getuige is overbodig wanneer de getuige door een toevallige omstandigheid in het gerechtsgebouw aanwezig is en onmiddellijk kan worden gehoord. Artikel 315 WvSv laat dit toe als de rechter het noodzakelijk acht dat de getuige gelijk wordt gehoord. De verdachte kan zich in een kantonprocedure niet alleen door een advocaat laten vertegenwoordigen, maar dit is ook mogelijk door derden mits die derden daartoe schriftelijk gemachtigd zijn. 26 Een advocaat mag een verdachte vertegenwoordigen indien hij ter terechtzitting (mondeling) heeft verklaard daartoe gevolmachtigd te zijn. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de advocaat als vertegenwoordiger en de advocaat als raadsman in een zaak. Wanneer een advocaat de verdachte vertegenwoordigt, kan hetgeen hij op zitting verklaart voor rekening van de verdachte worden gebracht. De verklaring kan dan eventueel als bewijsmiddel worden gebruikt. Een door de vertegenwoordiger afgelegde verklaring kan op grond van artikel 342 WvSv ook als bewijsmiddel worden gebruikt. Treedt de advocaat op als raadsman dan kunnen zijn verklaringen niet worden gebruikt als bewijs voor het ten laste gelegde feit Verloop van de kantonzitting Wanneer de kantonzitting aanvangt controleert de kantonrechter eerst de personalia en daarna dient de cautie te worden verleend aan de verdachte. Dit betekent dat de verdachte gewezen dient te worden op het feit dat hij niet tot antwoorden verplicht is en dat hij goed moet opletten, omdat het om zijn eigen zaak gaat. 28 Indien dit wordt verzuimd, is het onderzoek ter zitting nietig, tenzij de verdachte door dit verzuim redelijkerwijs niet in zijn belangen kan zijn geschaad. Nadat de cautie is verleend zal de behandeling van de zaak bij de kantonrechter van start gaan. Het Openbaar Ministerie hoeft de zaak niet voor te dragen (artikel 398 sub 3 WvSv). Het is niet helemaal duidelijk waarom de wetgever ervoor heeft gekozen dat een zaak bij de kantonrechter niet voorgedragen hoeft te worden. Volgens Annet van den Hartog achtte de wetgever de voordracht van een zaak kennelijk niet noodzakelijk in 24 Artikel 263 lid 2 WvSv 25 HR 4 januari 1932, W Artikel 398 onder 2 WvSv 27 Mr. A. den Hartog, aantekening 6 bij losbladige commentaar op artikel 398 van het Wetboek van Strafvordering 28 Artikel 273 lid 2 WvSv HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 17

18 een kantonprocedure, omdat de voordracht van een zaak geen noodzakelijke voorwaarde was voor een deugdelijk onderzoek of een goede verdediging. De verdachte en de kantonrechter zijn immers op de hoogte van het ten laste gelegde, terwijl het achterwege laten van de voordracht de afwikkeling van de zaak kan bespoedigen. Maar er moet volgens Den Hartog wel een kanttekening worden gemaakt bij de veronderstelling dat, bij het achterwege laten van de voordracht van de zaak, de belangen van de verdediging en het belang van een deugdelijke waarheidsvinding niet worden geschaad. Het publiek is namelijk niet op de hoogte van hetgeen ten laste is gelegd als de zaak niet wordt voorgedragen en zal de zaak dus ook niet goed kunnen volgen. Het gevolg hiervan is dat er door het publiek geen controle kan worden uitgeoefend, terwijl verder verondersteld wordt dat deze controle zowel de deugdelijkheid van het onderzoek, als de belangen van de verdediging ten goede komt. 29 De kantonrechter zal aan het begin van de zitting kort vermelden waarover de zaak gaat, maar de dagvaarding hoeft niet voorgelezen te worden. Andere stukken behoeven in beginsel ook niet te worden voorgelezen en ook hoeft daarvan de korte inhoud niet te worden meegedeeld bij een kantonzaak (artikel 398 sub 5 WvSv). 30 Artikel 398 sub 5 WvSv vormt een uitzondering op artikel 301 WvSv. In artikel 301 WvSv is bepaald dat processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere stukken op last van de voorzitter worden voorgelezen, wanneer de officier van justitie of één van de rechters dit wenst. In lid 4 van dat artikel is bepaald dat stukken die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud overeenkomstig het derde lid niet is medegedeeld (volgens lid 3 kan er ook een mondelinge mededeling plaatsvinden van de korte inhoud van de stukken) niet worden meegenomen bij de bewijsvoering. In artikel 398 sub 5 WvSv is daarentegen bepaald dat de stukken die niet zijn voorgelezen door de kantonrechter en waarvan de korte inhoud niet is medegedeeld wel meegenomen kunnen worden bij de bewijsvoering. Hierbij gelden twee voorwaarden: wanneer de ter terechtzitting verschenen verdachte of zijn raadsman geen voorlezing of mededeling van de korte inhoud van bepaalde stukken verlangt of wanneer de verdachte niet is verschenen op zitting. De kantonrechter moet wel bevelen dat in het proces-verbaal van de terechtzitting wordt aangetekend dat die stukken zijn overlegd, wanneer van het eerste geval sprake is. Er zal dus door de verdediging kenbaar gemaakt moeten worden dat voorlezing of mededeling van de korte inhoud van de stukken gewenst is. Indien de zaak bij verstek wordt behandeld hoeft de kantonrechter geen rekening te houden met bovenstaande uitzonderingen. 31 Artikel 398 sub 5 WvSv vormt door bovenstaande wel een uitzondering en ook een inbreuk op het beginsel van de interne en externe openbaarheid. Deze beginselen zien op de toegankelijkheid van het onderzoek ter terechtzitting voor alle procesdeelnemers. Interne openbaarheid ziet op de inzage in het dossier en het recht of de plicht van de procesdeelnemers om aanwezig te zijn bij het onderzoek en de externe openbaarheid ziet anderzijds op de mogelijke controle van het publiek. De bepaling van artikel 398 sub 5 WvSv is net zoals artikel 398 sub 3 WvSv opgenomen om een snelle afhandeling van de zaak te kunnen realiseren. Maar strookt dit artikel dan wel met de interne openbaarheid? De verdediging moet expliciet verzoeken dat bepaalde stukken worden voorgelezen. Er kan gezegd worden dat de 29 Mr. A. den Hartog, aantekening 8 bij losbladige commentaar op artikel 398 sub 3 van het Wetboek van Strafvordering 30 Corstens 2005, pag Mr. H. de Doelder, aantekening 3 bij losbladige commentaar op artikel 398 sub 5 jo 374 van het Wetboek van Strafvordering HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 18

19 verdediging op de hoogte is van de processtukken, maar dit wordt een ander verhaal als de verdachte zich niet laat bijstaan door een advocaat. De vraag is dan of een verdachte nog wel een eerlijk proces krijgt bij de toepassing van dit artikel. Hans de Doelder is een voorstander van het idee om de inhoud van de stukken die ten nadele van de verdachte als bewijs worden gebruikt, altijd aan de verdediging voor te houden. Dit zou volgens De Doelder zeker voorgehouden dienen te worden als de verdachte niet door een advocaat wordt bijgestaan. 32 Gezien de meestal geringe ernst van de feiten bij kantonzaken zal het vaker voorkomen, dan bij de meervoudige kamer, dat de verdachte niet door een advocaat wordt bijgestaan. Zeker bij kantonzaken zal het dus ook zinvol zijn om de inhoud van de stukken die ten nadele van de verdachte worden gebruikt aan hem voor te houden. Volgens de beginselen van een behoorlijke procesorde zou je wellicht kunnen concluderen dat een rechter daartoe gehouden is. Nadat de kantonrechter heeft toegelicht waar de zaak over gaat, zal de verdachte worden ondervraagd (en de eventuele aanwezige getuigen worden gehoord). 33 Indien de verdachte het ten laste gelegde feit bekend, zal er minder behoefte zijn aan de kant van de kantonrechter en de officier van justitie om de getuigen en de verdachte aan een uitvoerige ondervraging te verwerpen, dan wanneer de verdachte ontkent. Nadat de verdachte (en de eventuele getuigen) zijn verhoord, krijgt de officier van justitie het woord. Tijdens een mondelinge uiteenzetting van de zaak zal er een eis of vordering door de officier van justitie worden geformuleerd. In die eis formuleert de officier van justitie welk vonnis de rechter volgens de officier van justitie zou moeten vellen. De officier van justitie is niet verplicht om een mondelinge uiteenzetting van de zaak te geven, er kan ook worden volstaan met het formuleren van een eis of vordering. De eis of de vordering dient daarna aan de rechtbank te worden voorgelegd. 34 Daarin moet volgens de tweede zin van artikel 311 lid 1 WvSv de straf of maatregel, die opgelegd dient te worden volgens de officier van justitie, omschreven worden en tevens dient er aangegeven te worden welk strafbaar feit zou zijn begaan door de verdachte. Na de eis van de officier van justitie krijgt de verdediging gelegenheid om hierop te reageren. 35 De kantonrechter kan opnieuw de officier van justitie het woord geven om te reageren op de reactie van de verdediging. 36 De verdachte krijgt altijd het laatste woord. 37 Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 10 januari 1950, NJ 1950,317) strekt het recht op het laatste woord tot waarborg dat geen onderdeel van het onderzoek, hetgeen ten bezware van de verdachte zou kunnen spreken, door deze onbesproken behoeft te blijven. Behalve aan dit juridische verdedigingsbelang komt het recht op het laatste woord ook tegemoet aan menselijke uitspraken van de verdachte. De verdachte hoeft namelijk tijdens zijn laatste woord niet te reageren op de eis of vordering van de officier van justitie. Het recht als laatste te spreken biedt de verdachte de gelegenheid om bv. zijn/haar verontschuldiging aan te bieden, een roep om begrip of een ernstige beschuldiging te doen. 38 De kantonrechter zal, na het laatste woord 32 Mr. H. de Doelder, aantekening 4 bij losbladige commentaar op artikel 398 sub 5 jo 374 van het Wetboek van Strafvordering 33 Artikel 286 WvSv 34 Artikel 311 lid 1 WvSv 35 Artikel 311 lid 2 WvSv 36 Artikel 311 lid 3 WvSv 37 Artikel 311 lid 4 WvSv 38 Corstens 2005, pag. 628 HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 19

20 van de verdachte, een vonnis uitspreken. Een vonnis kan door de kantonrechter op drie manieren worden uitgesproken: de aantekening mondeling vonnis 39, het stempelvonnis 40 en het schriftelijk vonnis. 41 De aantekening mondeling vonnis houdt in dat de kantonrechter na de zitting of diezelfde dag op een door de kantonrechter te bepalen uur mondeling vonnis doet. De griffier legt daarna de uitspraak vast en dit wordt een aantekening mondeling vonnis genoemd. Bij de aantekening mondeling vonnis blijven de artikelen 357 en 359, derde en vijfde lid WvSv buiten beschouwing. 42 Een stempelvonnis houdt een mondeling vonnis in dat binnen 48 uur wordt aangetekend en door de kantonrechter wordt gewaarmerkt. 43 Een derde mogelijkheid is het schriftelijk vonnis. De kantonrechter heeft de vrijheid uit eigen beweging te bepalen dat hij schriftelijk vonnis wijst. Als de officier van justitie dit vordert of de verdachte of diens raadsman het verzoekt, is de kantonrechter ertoe gehouden, tenzij er naar zijn oordeel geen redelijk belang is voor de verdachte. 44 Als de kantonrechter zijn vonnis heeft uitgesproken, bestaat er voor de verdachte en de officier van justitie de mogelijkheid om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan. Hoger beroep is niet altijd mogelijk, aangezien er rekening gehouden dient te worden met een ondergrens. In het algemeen geldt als ondergrens in strafprocedures dat de kantonrechter in de uitspraak een geldboete van minimaal 50 of meer moet hebben opgelegd aan de verdachte. 45 Voor Mulderzaken is de ondergrens een geldboete van Blijft de hoogte van de geldboete dus onder deze bedragen, dan kan er door de verdachte geen hoger beroep worden ingesteld. Maar ook al staat wel hoger beroep open, dan betekent dat nog niet dat iedere zaak in hoger beroep behandeld zal gaan worden. De Wet Stroomlijnen hoger beroep heeft namelijk in 2007 het zogenoemde verlofstelsel ingevoerd. Dit verlofstelsel houdt in dat in kleine zaken het hoger beroep slechts wordt behandeld indien de rechter meent dat dit in het belang van een goede rechtsbedeling vereist is. Indien de opgelegde straf uitsluitend bestaat in een geldboete van maximaal 500, dan dient er eerst verlof te worden verleend, voordat het hoger beroep inhoudelijk behandeld kan worden. 47 In dit soort gevallen gaat het meestal om een mondeling vonnis van de kanton- of politierechter dat, als het aan de criteria van art. 410a Sv voldoet, niet hoeft te worden voorzien van een motivering of uitwerking van de bewijsmiddelen. De zogenoemde verlofrechter krijgt alleen de processtukken te zien. Ook het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter hoeft niet uitgewerkt te worden. Dit alles heeft te maken met het besparen van de kosten en het terugdringen van appelzaken. Het VN-Mensenrechtencomité heeft op 18 augustus 2010 geoordeeld dat de verlofprocedure in strijd is met het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR). Strafrechtadvocaat Willem Jebbink heeft in 2008 namens zijn cliënt een klacht ingediend bij de Verenigde Naties tegen een beslissing van het gerechtshof in Den Haag. Zijn cliënt kreeg geen verlof om hoger beroep in te stellen, nadat zij was veroordeeld door de politierechter wegens het niet opvolgen van een ambtelijk bevel (artikel Artikel 395 WvSv 40 Artikel 395a WvSv 41 Artikel 396 WvSv 42 Artikel 395 lid 1 WvSv 43 Corstens 2005, pag Artikel 396 lid 1 WvSv 45 Artikel 404 lid 2 sub b WvSv 46 Artikel 14 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) 47 Artikel 410a WvSv HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 20

21 WvSr). Het mensenrechtencomité heeft naar aanleiding van deze zaak geoordeeld dat het verdachte het recht is ontnomen om zijn veroordeling effectief aan te vechten. Dit recht staat beschreven in artikel 14 lid 4 IVPR: een ieder die wegens een strafbaar feit is veroordeeld heeft het recht de schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege overeenkomstig de wet. Het ging in deze uitspraak niet om de vraag of het verlofstelsel in strijd was met dit artikel, maar om de gebreken in de verlofprocedure. Het Mensenrechtencomité blijkt ongevoelig voor de Nederlandse kostenargumenten en is van oordeel dat nu de verdediging noch de verlofrechter beschikten over een gemotiveerd vonnis voorzien van bewijsmiddelen, een inhoudelijke behandeling van het verzoek om verlof voor hoger beroep niet conform artikel 14 lid 5 IVBPR heeft kunnen plaatsvinden. Nederland zou daarom zijn wetgeving omtrent de verlofprocedure moeten aanpassen aan de eisen die het Verdrag stelt en maatregelen moet nemen om toekomstige schendingen van het Verdrag te voorkomen. Deze uitspraak zal dus hoogstwaarschijnlijk consequenties hebben voor de werking van het verlofstelsel in de toekomst, maar dit zal nog moeten blijken uit nadere klachten die worden ingediend bij het VN-Mensenrechtencomité. De beroepstermijn om hoger beroep in te stellen is afhankelijk van het soort procedure en uitspraak. De beroepstermijn in strafzaken is namelijk veertien dagen 48 en de beroepstermijn in Mulderzaken is zes weken. 49 Er kan door de officier van justitie en de verdachte afstand worden gedaan van het rechtsmiddel om hoger beroep in te stellen. Volgens artikel 397a WvSv dient de verdachte na de mededeling dat er hoger beroep ingesteld kan worden, gewezen te worden op het feit dat hij/zij ook ter zitting gelijk afstand kan doen van dit rechtsmiddel. Op zijn recht daartoe wordt de verdachte gewezen door de kantonrechter. De mogelijkheid om direct na de zitting afstand te doen van het rechtsmiddel om hoger beroep in te stellen heeft alles te maken met het feit dat de kantonprocedure hierdoor vereenvoudigt wordt en minder arbeidsintensief. Men denkt namelijk dat de verdachte direct na de zitting nog onder de indruk is van hetgeen tijdens de zitting is besproken en dat hij bereid is om de consequenties van zijn/haar daden te accepteren. Men gaat er dus vanuit dat de verdachte, juist door hem/haar direct na de uitspraak op de mogelijkheid van afstand van het rechtsmiddel te wijzen, vaker van die mogelijkheid gebruik zal gaan maken, aldus Den Hartog. Tevens zorgt deze mededeling voor rechtszekerheid en rust bij de verdachte. 50 De bepaling van artikel 397a WvSv kan niet gezien worden als een bepaling die de positie van de verdachte versterkt, maar eerder om de straf snel op de daad te laten volgen en het werk van justitiële autoriteiten te verminderen. In een arrest van de Hoge raad (10 januari 1950, NJ 19,50,297) is bepaald dat het doen van afstand van een rechtsmiddel onherroepelijk is. Er kan op grond van dit arrest aangenomen worden dat dit ook geldt voor de afstand van een rechtsmiddel die gedaan wordt tijdens de zitting. De verdachte moet wel begrepen hebben waar hij afstand van heeft gedaan, anders kan er niet gezegd worden dat zijn verklaring omtrent het doen van afstand in overeenstemming was met zijn wil. Als de verdachte het niet heeft begrepen dan kan die verklaring ook niet worden aangemerkt als rechtsgeldig Artikel 408 lid 1 WvSv 49 Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb) 50 Mr A. den Hartog, aantekening 2 bij losbladige commentaar op artikel 381 jo 397a van het Wetboek van Strafvordering 51 HR 20 september 1982, NJ 1983,220 HOOFDSTUK 3 - DE PROCEDURE BIJ DE KANTONRECHTER 21

De enkelvoudige kamer: de politierechter

De enkelvoudige kamer: de politierechter 3 De enkelvoudige kamer: de politierechter 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de procedure bij de politierechter. Deze is niet totaal verschillend van die bij de meervoudige strafkamer. Integendeel.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5. U MOET TERECHTSTAAN INHOUD Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK

ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C/16/ / HA RK ECLI:NL:RBMNE:2015:4984 Instantie Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak 03-07-2015 Datum publicatie 06-07-2015 Zaaknummer C/16/393610 / HA RK 15-129 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 30 320 Wijziging van het Wetboek van strafvordering met betrekking tot het hoger beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

U moet terechtstaan. Inhoud

U moet terechtstaan. Inhoud U moet terechtstaan Inhoud Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 85 Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende

Nadere informatie

Vragen betreffende het verstek in strafzaken:

Vragen betreffende het verstek in strafzaken: 75 Vragen betreffende het verstek in strafzaken: Zittende magistratuur: Aanhouding: 1. Moet er slechts worden besloten tot aanhouding als de raadsman daarom (expliciet) verzoekt of ook bij twijfel omtrent

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277

ECLI:NL:RBNNE:2015:6277 ECLI:NL:RBNNE:2015:6277 Instantie Datum uitspraak 13-11-2015 Datum publicatie 17-03-2016 Zaaknummer 18.720178-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 385 Beschikking van de Minister van Justitie van 29 juli 2004, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit orde van dienst

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

613093 omslag terechtstaan 16-08-2006 10:07 Pagina 2. U moet terechtstaan

613093 omslag terechtstaan 16-08-2006 10:07 Pagina 2. U moet terechtstaan 613093 omslag terechtstaan 16-08-2006 10:07 Pagina 2 U moet terechtstaan 613093 binnenwerk terechtstaan 16-08-2006 10:08 Pagina 2 613093 binnenwerk terechtstaan 16-08-2006 10:08 Pagina 1 Inhoud Deze brochure

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Rapport Ingetrokken of niet? Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Rotterdam,

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015. ECLI:NL:RBROT:2015:7773 Instantie: Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak: 29-10-2015 Datum publicatie: 02-11-2015 Zaaknummer: 11/870399-12.ov Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

DE STATUS VAN HET PROCES-VERBAAL VAN DE TERECHTZITTING

DE STATUS VAN HET PROCES-VERBAAL VAN DE TERECHTZITTING DE STATUS VAN HET PROCES-VERBAAL VAN DE TERECHTZITTING SAMENVATTING In onderstaand onderzoek wordt de status van het Proces-verbaal van de terechtzitting besproken aan de hand van de bestaande wettelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 Rapport Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant bij brief gedateerd 10 februari 2005 zijn

Nadere informatie

Het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken voor de kantonrechter: Een eerlijk proces voor de verdachte of overgeleverd aan de rechter?

Het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken voor de kantonrechter: Een eerlijk proces voor de verdachte of overgeleverd aan de rechter? Het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken voor de kantonrechter: Een eerlijk proces voor de verdachte of overgeleverd aan de rechter? Naam: Studentnummer: Scriptiebegeleiders: Valérie D Elfant S556347

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016 Datum van inontvangstneming : 08/07/2016 Vertaling C-278/16-1 Zaak C-278/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 19 mei 2016 Verwijzende rechter: Landgericht Aachen (Duitsland) Datum

Nadere informatie

4.2 Rechtspraak met betrekking tot de nieuwe verstekregeling

4.2 Rechtspraak met betrekking tot de nieuwe verstekregeling 65 HOOFDSTUK 4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1 Onderzoeksvragen In paragraaf 1.4 zijn de centrale onderzoeksvragen aangegeven. Op deze plaats worden ze kort herhaald. In de navolgende paragrafen zal worden

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

Klachtencommissie Goed Bestuur MBO Reglement

Klachtencommissie Goed Bestuur MBO Reglement Klachtencommissie Goed Bestuur MBO Reglement (Branchecode goed bestuur in het MBO, paragraaf 5.3.) Inleiding Bij besluit van het Platform Raden van Toezicht mbo-instellingen en de Vereniging MBO Raad d.d.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 ECLI:NL:GHSHE:2015:2029 Instantie Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-000203-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198 Rapport Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december 2013 Rapportnummer: 2013/198 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat zij op 22 mei 2013

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 Rapport Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee hem na zijn aanhouding op 18 januari 2003 op de vliegbasis Volkel, niet ten spoedigste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 94/4/9 Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/4 --------------------------- Inzake : OPENBAAR MINISTERIE tegen 1. VAN DER HAEGEN Raymond 2. ROUAEN Denise

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296 Instantie Datum uitspraak 05-11-2010 Datum publicatie 08-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-000669-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002

Reglement Commissie van Toezicht en College van Beroep van de Stichting GFB versie 2002 REGLEMENT van de Commissie van Toezicht en het College van Beroep van de Stichting Gedragscode Farmaceutische Bedrijfstak (Stichting GFB) I ALGEMEEN 1. De behandeling van klachten wegens niet naleving

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de (hoofd)officier van justitie te Den Haag en de griffie van de rechtbank Den Haag. Datum: 12 december 2012

Rapport. Rapport over een klacht over de (hoofd)officier van justitie te Den Haag en de griffie van de rechtbank Den Haag. Datum: 12 december 2012 Rapport Rapport over een klacht over de (hoofd)officier van justitie te Den Haag en de griffie van de rechtbank Den Haag. Datum: 12 december 2012 Rapportnummer: 2012/197 2 Klacht Verzoeker is in 2005 het

Nadere informatie

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB Het horen van getuigen (EHRM 15 maart 2016, nr. 39966/09, Gillissen) Ruud Lemmen, Belastingdienst GO Maastricht Marlijn Mokveld, Wladimiroff Advocaten

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120 Instantie Datum uitspraak 27-09-2005 Datum publicatie 06-02-2006 Zaaknummer K05/0167 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 188 Wijziging van de Overleveringswet, de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties 2008 en het Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2011 1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank 2. Advies Commissie Wetenschappelijke Integriteit KLACHT Bij brief van 2010,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 44 Wet van 20 december 2007, houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van een bestuurlijke boete voor overtreding van

Nadere informatie

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er over dat de officier van justitie bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) op geen enkele wijze heeft gereageerd op zijn herhaalde schriftelijke verzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714 ECLI:NL:RBAMS:2017:2714 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 25-04-2017 Datum publicatie 01-05-2017 Zaaknummer RK 16/7321 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Rekestprocedure

Nadere informatie

Klachtenreglement voor klanten Super Sociaal

Klachtenreglement voor klanten Super Sociaal Omschrijving: reglement m.b.t. het behandelen van klachten van klanten door een onafhankelijke commissie. Inhoud 1. begripsomschrijvingen 2. samenstelling klachtencommissie 3. indiening van de klacht 4.

Nadere informatie

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen This is a postprint of De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen Wilde, B. de Nederlands Juristenblad, 2009(44/45), 2885-2886 Published version: no link

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie