Projectbesluit Hoogstraat 45 en 47

Transcriptie

1 Projectbesluit Hoogstraat 45 en 47 Mei 2011

2 Projectbesluit Hoogstraat 45 en 47.

3 Inhoudsopgave Projectbesluit pag. 2 Hoofdstuk 1 Inleiding pag Aanleiding en doel 1.2 Ligging en plangrenzen Hoofdstuk 2 Bestaande situatie pag. 4 Hoofdstuk 3 Beleidskader pag Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige onderbouwing pag. 8 Hoofdstuk 5 Milieuaspecten pag Bodem 5.2 Luchtkwaliteit 5.3 Milieuhinder bedrijven 5.4 Geluid 5.5 Externe veiligheid 5.6 Water 5.7 Flora en fauna Hoofdstuk 6 Archeologie en monumenten pag Archeologie 6.2 Monumenten Hoofdstuk 7 Infrastructuur pag Verkeer 7.2 Parkeren 7.3 Leidingeninfrastructuur Hoofdstuk 8 Juridische aspecten pag. 13 Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid pag Economische uitvoerbaarheid 9.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 9.3 Communicatie - 1 -

4 Projectbesluit Artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening Op grond van deze ruimtelijke onderbouwing hebben wij besloten, ten behoeve van de op 5 juni 2009 gevraagde reguliere bouwvergunning voor het renoveren en vernieuwen van de panden Hoogstraat 45 en 47 te Schiedam, op de gronden zoals weergegeven op de verbeelding met de daarbij behorende voorschriften, een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening te verlenen. Burgemeester en wethouders van Schiedam, de secretaris, wnd. de loco-burgemeester, H. W.M. Oppenhuis de Jong M. Siljee Beroep Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden tegen het besluit tot verlenen van een projectbesluit beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Rotterdam, postbus 50951, 3007 BM te Rotterdam. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzenddatum van het besluit. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Om dat te bereiken dient u naast een beroepschrift tevens een verzoek om voorlopige voorziening te vragen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam

5 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Op 5 juni 2009 heeft Panoramix B.V., eigenaar van beide percelen en de achterliggende percelen aan de Lange Haven, een reguliere bouwvergunning gevraagd voor het renoveren en vernieuwen van de winkels en het woonhuis aan de Hoogstraat 45 en 47 te Schiedam. Het bouwplan omvat de transformatie en algehele bouwkundige renovatie van de bestaande panden naar twee winkels op de begane grond met daarboven vier appartementen. Hiervoor zal aan het pand Hoogstraat 45 een extra bouwlaag worden toegevoegd. De appartementen worden aan de achterzijde ontsloten via een ingang in het recent verbouwde monumentale pakhuis De Gelderlander aan de Lange Haven. De winkels worden ontsloten via de Hoogstraat. Het vigerende bestemmingsplan Binnenstad 2003 biedt geen mogelijkheden voor realisering van het bouwplan en er zijn geen mogelijkheden voor een ontheffing van het bestemmingsplan. Om medewerking te kunnen verlenen aan het plan is een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening noodzakelijk waarmee ontheffing wordt verleend van de bouwvoorschriften in het vigerende bestemmingsplan. Voor wat betreft de aan de gronden gegeven bestemmingen zal geen wijziging optreden en wordt verwezen naar het vigerende bestemmingsplan Binnenstad Door de gemeente is aangegeven positief te staan tegenover deze ontwikkeling en in principe hier aan mee te willen werken. 1.2 Ligging en plangrenzen Het plangebied betreft de percelen Hoogstraat 45 en 47 te Schiedam. De betrokken percelen zijn kadastraal bekend als gemeente Schiedam, sectie C, nummers 56 en 585. Op de verbeelding en in figuur 1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Figuur 1. Ligging plangebied - 3 -

6 Hoofdstuk 2 Bestaande situatie De percelen Hoogstraat 45 en 47 liggen in de historische binnenstad van Schiedam. De Hoogstraat is de centrale winkelstraat in het oude stadshart en kenmerkt zich door zijn diversiteit en afwisseling in historische bebouwing. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit twee tot drie bouwlagen met een kap. Bij veel panden wordt de gevel beëindigd met een kroonlijst welke de hoogteverschillen benadrukt. De panden Hoogstraat 45 en 47 zijn in het verleden als woning en winkel in gebruik geweest, maar staan al langere tijd leeg en geven een rommelig en verpauperd beeld aan deze zijde van de Hoogstraat. De bouwkundige staat van beide panden is daarbij van dien aard dat gewoon onderhoud niet meer afdoende is om de panden te verbeteren. Een algehele ingrijpende renovatie is nodig om de panden zowel aan de binnen- als buitenzijde kwalitatief weer op orde te brengen. In de laatste jaren zijn verschillende initiatieven op gang gebracht om de uitstraling van de binnenstad te verbeteren. In het kader van deze kwalitatieve verbetering van de binnenstad stimuleert de gemeente Schiedam eigenaren en ondernemers die de handen uit de mouwen willen steken bij de aanpak van hun pand. Met het project Werk aan de Winkel biedt de gemeente een aantal subsidies die in hoogte toenemen naarmate de bereidheid tot investeren van een eigenaar/ondernemer groeit. Het voorliggende bouwplan is aangemeld voor dit project en past in de strategie van kwalitatieve verbetering van de binnenstad

7 Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid Nota Ruimte Op 27 februari 2007 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet heeft zich mede tot doel gesteld krachtige steden en een vitaal platteland te bevorderen, waarbij gestreefd wordt naar een basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten staat daarbij voorop. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, in of aansluitend op bestaand gebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte in bestaand stedelijk gebied moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Ontwerp AMvB Ruimte (algemene regels ruimtelijke ordening) Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Onder de nieuwe Wro is een sterkere scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en Rijk leggen hun beleid vast in structuurvisies. Bestaande structuurplannen, streekplannen en nationale ruimtelijke plannen, zoals de Nota Ruimte, worden in het kader van het overgangsrecht aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking. De concrete beleidsbeslissingen in streekplannen en PKB s behouden hun werking wel. Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen wordt op rijksniveau de AMvB Ruimte opgesteld. Er is voor gekozen de nationale belangen zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te stellen in de eerste tranche AMvB Ruimte. Het plan voor de algehele renovatie van de beide panden voldoet aan het uitgangspunt van het Rijk om de kwaliteit in de steden te bevorderen en het stedelijk gebied optimaal te gebruiken. 3.2 Provinciaal beleid Provinciale structuurvisie Visie op Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 voor de gehele provincie de structuurvisie Visie op Zuid- Holland vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie tot 2020, met een doorkijk naar Het accent ligt op sturing vooraf en sturing in kwaliteit. De structuurvisie vervangt de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005) en alle herzieningen en uitwerkingen ervan, evenals de nota Regels voor Ruimte (2006). Daarnaast implementeert de structuurvisie afspraken met de andere Groene Hartprovincies. De provinciale structuurvisie heeft, voor zover relevant voor het voorliggende bestemmingsplan, betrekking op de concentratie en bundeling van verstedelijking binnen het bestaand stedelijk gebied. Provinciale verordening Ruimte Samen met de structuurvisie is de verordening Ruimte, ontwikkelen met schaarse ruimte vastgesteld. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. Uitgangspunt van de verordening is dat de uitbreiding of nieuwvestiging van stedelijke functies niet mogelijk mag worden gemaakt buiten de bebouwingscontouren. Het plan is gelegen in de binnenstad van Schiedam binnen de door de provincie aangegeven bebouwingscontour. De bestaande bebouwing wordt bij de renovatie van de panden grotendeels gehandhaafd, de historische identiteit wordt versterkt en de bestaande infrastructuur wordt optimaal benut. Het plan voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de verordening

8 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020), dat in 2005 is vastgesteld, dient tegelijkertijd als streekplan voor de provincie en als regionaal structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. Het plan bestrijkt het grondgebied van alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bedoeld voor een periode van vijftien jaar ( ). De kern van de RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving. Het voorgenomen plan sluit aan bij: - de Noordas: het verder ontwikkelen van de zone tussen Vlaardingen en de Zuidplaspolder tot een divers woon- en werkgebied; - trendbreuk in de herstructurering: een omslag naar een veelzijdiger aanbod van woonmilieus door bij herstructurering meer eengezinswoningen en stedelijke appartementen terug te bouwen. 3.3 Gemeentelijk beleid Stadsvisie Schiedam 2030 Door de gemeenteraad van Schiedam is op 28 september 2009 de Stadsvisie Schiedam 2030 vastgesteld. Doel van de visie is het realiseren van een aantrekkelijker woon-, leef- en werkomgeving voor alle Schiedammers. Aandachtspunten zijn daarbij de revitalisering van de binnenstad en verbetering van de fysieke kwaliteit van de woonomgeving. De renovatie van de beide panden sluit aan bij de uitgangspunten van de Stadsvisie. Werk aan de Winkel In 2008 is het project Werk aan de Winkel gestart met als doel de uitstraling van de binnenstad te verbeteren door de aanpak van de panden in de binnenstad. Het plan is gelegen in het gebied dat valt onder de werking van het project en voldoet aan de uitgangspunten om zowel de ruimtelijke uitstraling van het pand te verbeteren als het wonen boven winkels te stimuleren. Bestemmingsplan Binnenstad 2003 Ter plaatse van de panden Hoogstraat 45 en 47 is het bestemmingsplan Binnenstad 2003 vigerend. Het plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 16 februari 2004 en door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd op 5 oktober Aan de betreffende gronden is de bestemming gemengde doeleinden - klasse A en erf toegekend (zie figuur 2). De gronden zijn tevens bestemd als primaire waterkering (dubbelbestemming). Ingevolge kaartblad 2 liggende de gronden binnen de historische structuur (zone A). Figuur 2. Uitsnede plankaart Binnenstad 2003 De als gemengde doeleinden - klasse A bestemde gronden zijn op grond van artikel 8, lid A bestemd voor het wonen op de verdieping en detailhandelsbedrijven, persoonlijke dienstverlenende bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met een baliefunctie op de begane grondlaag. Het in het bouwplan beoogde gebruik is in overeenstemming met het bestemmingsplan. Het bouwplan is gelegen in een gebied waar bebouwingsprofiel a is voorgeschreven, hetgeen betekent dat er plekke maximaal twee bouwlagen met een kap is toegelaten met een maximale goothoogte van 6,5 meter

9 Het bouwplan voorziet voor wat betreft het perceel Hoogstraat 45 in het realiseren van een extra, derde bouwlaag met een kap. Voorts wordt voorzien in een uit twee bouwlagen bestaande uitbouw van de hoofdbebouwing op de als erf bestemde gronden. Het realiseren van een derde bouwlaag en het uitbouwen van de hoofdbebouwing op gronden bestemd als erf is niet toegelaten. Het pand Hoogstraat 47 wordt gerenoveerd waarbij de bestaande situatie, een pand bestaande uit drie bouwlagen met kap, behouden blijft

10 Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige onderbouwing Het bouwplan betreft het realiseren van vier nieuwe appartementen welke voor wat betreft het aantal bouwlagen, de maximale goothoogte en het bebouwen van een deel van het erf in strijd is met het bestemmingsplan. Gelet op de bestaande toestand van het pand en de historie van het perceel wordt realisering van het bouwplan middels een projectbesluit als een passende ontwikkeling gezien. Het gebruik van de beide panden als winkel op begane grond met woningen op de verdieping zal niet veranderen, waardoor het ruimtelijk effect van het plan zich beperkt tot het toevoegen van een extra bouwlaag op de verdieping van het pand Hoogstraat 45. Voor de naastgelegen panden heeft dit geen direct merkbare gevolgen, mede daar er geen ramen op de erfgrens aanwezig zijn. De voorgestelde renovatie heeft ter plaatse een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de Hoogstraat tot gevolg en zal bijdragen aan een prettiger omgeving. De beeldkwaliteit van de panden en daarmee de belevingswaarde nemen toe. Er zal wel sprake zijn van een beperkt ruimtelijke effect als gevolg van een toename van het bouwvolume. Op de Hoogstraat zelf zal een mogelijk effect merkbaar zijn van schaduwwerking, maar dit effect zal beperkt zijn daar op meerdere plaatsen in de omgeving reeds een vergelijkbare bebouwing aanwezig is. Bestaand Nieuw Figuur 3. Gevelaanzicht De panden Hoogstraat 45 en 47 staan al langere tijd leeg en zijn dringend toe aan concrete aanpak om een verdere bouwkundige achteruitgang van de panden en een rommelig straatbeeld tegen te gaan. Het voorliggende bouwplan past in de aanpak van de kwalitatieve verbering van de binnenstad. De bestaande architectonische waarden zijn in het bouwplan gerespecteerd en passen binnen de historische identiteit van het bestaande stedelijk gebied en infrastructuur

11 Hoofdstuk 5 Milieuaspecten Voor elke ruimtelijke ontwikkeling geldt dat getoetst moet worden of de beoogde ontwikkeling mogelijk is gezien de milieuhygiënische aspecten. Daarbij gaat het om eisen die vanuit milieutechnisch oogpunt gevolgen hebben voor de situering van de boogde functie. 5.1 Bodem Het gemeentelijk en provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie; de beoogde functie bepaalt de vereiste bodemkwaliteit. Om te bepalen of de bodem geschikt is dient voor elke functiewijziging of herinrichting tenminste een verkennend bodem-onderzoek te worden verricht. Het plan voorziet in een beperkte aanpassing van de bestaande bebouwingscontour waarvoor geen groot grondverzet noodzakelijk is. Bij de aanvraag om bouwvergunning is tevens een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem ingediend. Op grond van dit onderzoek dient geconcludeerd te worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem de uitvoering van het projectbesluit niet in de weg staat. 5.2 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De wijziging heeft tot gevolg gehad dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de luchtkwaliteitsnormen. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven met deze wetswijziging niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit als genoemd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. In de Regeling niet in betekende mate bijdragen zijn een aantal concrete situaties genoemd welke niet in betekende mate bijdragen, zoals kleine woningbouwprojecten (maximaal woningen met één ontsluitingsweg). Het voorliggende plan ziet in een zeer beperkte uitbreiding van het aantal woningen en valt daarmee onder de werking van het Besluit niet in betekenende mate. Het bouwplan zal niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. 5.3 Milieuhinder bedrijven Voor behoud en verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid en wonen noodzakelijk. Deze afstemming is gebaseerd op de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009) waarin een lijst is opgenomen van alle bedrijfstypen en hun milieukenmerken. In de omgeving van het plan zijn geen bedrijven gelegen die vanuit het oogpunt van milieuhinder relevant zijn. 5.4 Geluid Wegverkeerslawaai Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur. Het plan is gelegen aan de Hoofdstraat, welke slechts toegankelijk is voor voetgangers en in beperkte voor de bevoorrading van winkels. Wegens de zeer beperkte toegankelijkheid van de Hoogstraat voor gemotoriseerd verkeer is geen sprake van een gezoneerde weg waarvoor een onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk is

12 Railverkeerlawaai en industrielawaai. Het plan ligt niet binnen de geluidszone van een spoorweg. Het plan ligt evenmin binnen de 50dB(A)-contour rond een industrieterrein, dan wel binnen de geluidszone van een inrichting of bedrijf. Deze aspecten hoeven derhalve niet verder in beschouwing genomen te worden. 5.5 Externe veiligheid In de omgeving van het plan zijn geen risicovolle inrichtingen, buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijk stoffen of andere transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelegen welke een belemmering zouden kunnen vormen voor de realisering van het plan. 5.6 Water Bij ruimtelijke besluitvorming dient te worden verantwoord op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, de zogenaamde watertoets. De watertoets heeft tot doel de uitgangspunten voor het watersysteem op een juiste wijze te verwerken om te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen een negatief effect hebben op het watersysteem. Gezien de geringe omvang van het bouwplan en het feit dat er geen sprake is van een toename van het verhard oppervlak ten koste van onverhard oppervlak, is ten behoeve van het projectbesluit geen watertoets gedaan. Kortheidshalve wordt verwezen naar de waterparagraaf in het bestemmingsplan Binnenstad 2003 op grond waarvan geconcludeerd is dat in de binnenstad van Schiedam aan de bergingsnorm wordt voldaan. 5.7 Flora en fauna Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet onderzocht worden of het plan mogelijk schade aan beschermde plant- en diersoorten of gebieden tot gevolg zou kunnen hebben. In de leegstaande panden heeft een verkennend onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten. In de panden zijn geen sporen aangetroffen van beschermde plant- en diersoorten. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan

13 Hoofdstuk 6 Archeologie en monumenten 6.1 Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden, waarmee de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) in de Nederlandse wetgeving zijn geïmplementeerd. De wet regelt onder andere de bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en de inpassing ervan in ruimtelijke ontwikkelingen. Belangrijkste doel is het behoud van het bodemarchief in situ, omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van archeologische waarden. Op grond van de wet is het verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Om het archeologisch erfgoed van de gemeente Schiedam te behouden is de nota Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam ( ) opgesteld. Daarnaast is de Erfgoedverordening 2008 vastgesteld. Op basis hiervan is het noodzakelijk dat grondroerende werkzaamheden getoetst worden op de mogelijke gevolgen hiervan op de aanwezige archeologische waarden. Op basis van het bestemmingsplan Binnenstad 2003 is de locatie gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor dit gebied is het niet toegestaan zonder aanleg-vergunning de bodem te verlagen dan wel af te graven. Gronderoerende werkzaamheden dienen hierom ter beoordeling voorgelegd te worden aan de stadsarcheoloog. Een archeologisch (voor)onderzoek is daarbij niet vereist indien de grondroerende werkzaamheden niet worden uitgevoerd over een oppervlak die groter is dan 100 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter. Het plan ziet op de renovatie van twee bestaande panden met een beperkte uitbreiding van de bebouwing op het erf. Ten behoeve van de realisering van het bouwplan zijn geen grondroerende werkzaamheden noodzakelijk groter dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter. Om deze reden is geen archeologisch (voor)onderzoek vereist. 6.2 Monumenten De beide panden zijn niet aangemerkt als monument. Wel zijn beide panden gelegen in het beschermd stadsgezicht van Schiedam, waardoor aan het plan hoge eisen worden gesteld daar ter plekke een hoog kwaliteitsniveau wordt nagestreefd. In dit kader is het bouwplan op 27 juli 2009 ter advisering besproken met de commissie Welstand en Monumenten. De commissie heeft aangegeven zich in hoofdlijnen te kunnen verenigen met het bouwplan

14 Hoofdstuk 7 Infrastructuur 7.1 Verkeer Het plan heeft geen effecten op de afwikkeling van het verkeer. De woningen worden ontsloten via de Lange Haven en de ontsluiting van de winkels blijft onveranderd aan de Hoogstraat. 7.2 Parkeren Het bouwplan voorziet in het omzetten van twee winkels met één bovenwoning naar twee winkels met daarboven vier appartementen. Ten behoeve van het bouwplan dient, gelet op de bestaande situatie, te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de drie extra woonheden die worden gerealiseerd. 7.3 Leidingeninfrastructuur Het bouwplan heeft geen invloed op enige in de nabijheid van de percelen gelegen transportleidingen (gas, brandstof, hoofdriolering). De leidingeninfrastructuur verzet zich dan ook niet tegen de realisering van het project

15 Hoofdstuk 8 Juridische aspecten Een reguliere bouwvergunning is gevraagd voor het renoveren en vernieuwen van de panden Hoogstraat 45 en 47 van de Woningwet. Op grond van artikel 46, derde lid, sub b van de Woningwet wordt een aanvraag om bouwvergunning welke niet voldoet aan het bestemmingsplan tevens aangemerkt als een verzoek om projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Op grond van artikel 5.1.3, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening dient een projectbesluit een goede ruimtelijke onderbouwing te bevatten. Daarnaast dient een verbeelding op grond van artikel 1.2.1, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening onderdeel uit te maken van het projectbesluit. Deze toelichting betreft de ruimtelijke onderbouwing van het projectbesluit. De verbeelding en daarbij behorende voorschriften maken deel uit van het projectbesluit. Voor wat betreft de voorschriften is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bepalingen in het vigerende bestemmingsplan Binnenstad. Zowel de voorbereiding van de bouwvergunning als die van het projectbesluit loopt via de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerp projectbesluit en de daarbij behorende stukken heeft vanaf 16 september 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. De bekendmaking van het ter inzage leggen van het voorgenomen besluit is geschied conform het bepaalde in artikel 3.11 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 3.12 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de termijn van ter inzage legging zijn geen zienswijzen ingediend

16 Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid 9.1 Economische uitvoerbaarheid Het ingediende bouwplan is een particulier initiatief en wordt door de ontwikkelaar bekostigd. Aan de uitvoering van het plan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. Tussen de gemeente en de ontwikkelaar zijn anterieure overeenkomsten gesloten, waardoor het kostenverhaal verzekerd is. Daarnaast is een planschadeovereenkomst gesloten. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. 9.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Gelet op de huidige rommelige en verpauperde aanblik van de panden en de beoogde kwalitatieve verbetering van de panden wordt aangenomen dat er voldoende maatschappelijk draagvlak voor de uitvoering van het plan bestaat. In de procedure voorafgaand aan de besluitvorming met betrekking tot het projectbesluit wordt daarnaast aan eenieder de gelegenheid geboden zijn of haar zienswijzen kenbaar te maken. Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd geacht. 9.3 Communicatie Bestuurlijk vooroverleg Bestuurlijk vooroverleg ex artikel van het Bro heeft plaatsgevonden door toezending van het ontwerp projectbesluit naar de VROM-inspectie, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. De provincie heeft aangegeven dat het plan voldoet aan het provinciaal beoordelingskader, bestaande uit de streekplannen de nota Regels voor Ruimte. Van het Hoogheemraadschap is geen reactie ontvangen. Zienswijzen Het projectbesluit wordt, tegelijk met het bouwplan voor de verbouwing van de panden, als ontwerp ter inzage gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Ingediende zienswijzen dienen te worden betrokken op de besluitvorming met betrekking tot het projectbesluit en het verzoek om bouwvergunning. Ten aanzien van het projectbesluit en de bouwvergunning zijn geen zienswijzen ontvangen. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben nogmaals aangegeven in te kunnen stemmen met het plan. Beroep De vaststelling van het projectbesluit wordt op de in artikel 3.11 van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het projectbesluit beroep instellen bij de sector Bestuursrecht van de rechtbank Rotterdam