Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel X van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen (Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen 1. Inleiding Iedereen die in Nederland woont is in beginsel verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen. Daaronder worden verstaan de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (ANW), de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Verplicht verzekerd is bovendien degene die niet in Nederland woont maar die hier te lande in dienstbetrekking werkt en aan de loonbelasting is onderworpen. Overigens kan bij algemene maatregel van bestuur uitbreiding dan wel beperking aan de kring van verzekerden worden gegeven. Dit heeft plaatsgevonden in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: KB 746). Degene wiens verplichte verzekering voor de volksverzekeringen eindigt bijvoorbeeld omdat hij of zij niet langer in Nederland woont kan de AOW- en de ANW-verzekering op vrijwillige basis continueren. Voortzetting op vrijwillige basis van de verzekering op grond van de AOW kan uitsluitend in combinatie met de vrijwillige verzekering op grond van de ANW en omgekeerd plaatsvinden. (Deze koppeling is overigens, voor een beperkte groep niet langer verplicht verzekerden, vooruitlopend op dit wetsvoorstel verbroken; zie de wet van 9 december 1999, houdende wijziging van de Algemene nabestaandenwet ter ontkoppeling van de vrijwillige verzekering Algemene nabestaandenwet van de vrijwillige verzekering Algemene Ouderdomswet voor gewezen verzekerden ouder dan 65 jaar (Stb. 543). Bovendien kent de AOW, als opbouwverzekering, nog de mogelijkheid om de verzekering, over de periode voorafgaand aan het moment waarop voor het eerst verzekeringsplicht ontstaat, vrijwillig in te kopen. Vrijwillige verzekering op grond van de ANW achteraf is uitgesloten omdat het hier gaat om een risicoverzekering. De mogelijkheid tot vrijwillige verzekering is geregeld in de huidige artikelen 45 van de AOW en 63 KST48870 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2000 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 1

2 van de ANW, terwijl de voorwaarden waaronder men zich vrijwillige kan verzekeren zijn opgenomen in het Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw. Vanaf de eerste totstandkoming van deze algemene maatregel van bestuur op het terrein van de vrijwillige verzekering in 1961, heeft dit besluit in materiële zin veel wijzigingen ondergaan die het directe gevolg waren van veranderingen in de verplichte verzekering. Hierdoor kan men zich afvragen of de vrijwillige verzekering nog strookt met de uitgangspunten die oorspronkelijk aan deze verzekering ten grondslag lagen. Beslissingen die hebben geleid tot aanpassing van het verplichte verzekeringsregiem zijn namelijk, indien zij doorwerkten naar de vrijwillige verzekering, nimmer aan die uitgangspunten getoetst. Het belangrijkste uitgangspunt van de vrijwillige verzekering op grond van de AOW is dat deze gaten in de verzekeringsopbouw moest voorkomen van degenen die slechts gedurende korte tijd buitenslands woonden zonder dat zij de bedoeling hadden zich duurzaam in het buitenland te vestigen. Ook in uitvoeringstechnische zin zijn er bij de wettelijke regeling van de vrijwillige verzekering AOW en ANW enkele kanttekeningen te plaatsen. De conclusie moet dan ook zijn dat de vrijwillige verzekering AOW en ANW aan herziening toe is. Op 13 juli 1991 bood de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een beleidsnotitie over de vrijwillige verzekering AOW/AWW (Algemene Weduwen- en Wezenwet) en AAW (Algemene Arbeidsongeschiktheidswet) aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan (Kamerstukken II 1990/91, , nr. 2). De Sociale Verzekeringsraad (SVr) werd bij brief van 20 september 1991 om advies gevraagd over de desbetreffende beleidsnotitie. In zijn vergadering van 17 juni 1993 stelde de SVr zijn advies terzake vast. In het voorliggende wetsvoorstel is met deze advisering rekening gehouden. Tot 1999 hebben de werkzaamheden om tot nieuwe wet- en regelgeving te komen voor de vrijwillige verzekering AOW en ANW stil gelegen. De overwegingen die ten grondslag lagen aan de beleidsnotitie van destijds zijn door de jaren heen valide gebleven. Bij de inwerkingtreding van het KB 746, met ingang van 1 januari 1999, is besloten het betreffende dossier weer op te pakken. Dat kwam met name door het feit dat dat besluit een wezenlijke verandering te weeg heeft gebracht in de verzekeringspositie van postactieven die ons land hebben verlaten en in het buitenland een langlopende, wettelijke, Nederlandse uitkering ontvangen. Tot 1 januari 2000 waren deze personen verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen, vanaf die datum echter behoudens enkele uitzonderingen niet meer. Personen die niet langer verplicht verzekerd zijn, kunnen zich voor wat betreft de AOW en ANW aansluitend vrijwillig verzekeren. Tot nu toe is zulks mogelijk zonder dat daaraan een tijdslimiet is verbonden. Door middel van dit wetsvoorstel kan men zich nog slechts vijf jaar onafgebroken vrijwillig verzekeren. Dat betekent in de praktijk voor onder meer een WAO-gerechtigde van bijvoorbeeld 53 jaar die in Duitsland woont en die niet langer verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen, dat hij zijn AOW-verzekering niet langer tot aan z n 65e zou kunnen opbouwen. Vanuit het parlement rees daartegen verzet (Herbezinning Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen, Kamerstukken II 1996/97, , nr. 5). De regering heeft naar aanleiding van deze discussie gemeend de beperking ten aanzien van de termijn waarover men zich vrijwillig kan verzekeren niet voor de categorie postactieven van 50 jaar en ouder te moeten invoeren. Mede met inachtneming van het kabinetsstandpunt zoals verwoord in het rapport «leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving», is de regering van mening dat het hanteren van deze leeftijdsgrens voor Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 2

3 betrokken groep uitkeringsgerechtigden als volgt kan worden gerechtvaardigd. De uitkeringsgerechtigden als hier bedoeld zullen de periode gedurende welke zij aan het arbeidsproces hebben deel genomen veelal grotendeels in Nederland hebben doorgebracht. Over dat deel hebben zij hier te lande pensioen opgebouwd. Op grond van de meeste buitenlandse sociale zekerheidssystemen is alleen degene die als zelfstandige of als werknemer aan het arbeidsproces deelneemt, verzekerd. Het is niet waarschijnlijk dat een oudere postactieve uitkeringsgerechtigde in zijn woonland nog zal gaan werken en daarmee kan bijdragen aan het verbeteren van zijn oudedagsvoorziening. Op grond van deze overwegingen is in dit wetsvoorstel dan ook voor de groep uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder een uitzonderingsregel opgenomen die het mogelijk maakt de AOW tot aan het bereiken van de 65-jarige leeftijd op vrijwillige basis voort te zetten. Overigens geldt deze uitzondering straks eveneens voor de ANW. Het algemeen deel van deze toelichting is als volgt opgebouwd. In paragraaf 2 worden de knelpunten in het Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw uiteengezet. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen principiële en uitvoeringstechnische knelpunten. In de reeds eerder genoemde beleidsnotitie (Kamerstukken II 1990/91, , nr. 2) wordt hieraan uitvoerig aandacht besteed. Paragraaf 3 vermeldt in het kort de kabinetsvoorstellen, waarover de SVr destijds heeft geadviseerd. In paragraaf 4 is het advies van de SVr samengevat weergegeven. In paragraaf 5 wordt het regeringsvoorstel om te komen tot een nieuwe regeling voor de vrijwillige verzekering AOW en ANW uiteengezet. Voor een groot deel zijn deze voorstellen in een meer uitgebreide zin terug te vinden in de zo-even aangehaalde beleidsnotitie. Uiteraard gaat het in die notitie nog om de voorloper van de ANW, namelijk de AWW. Paragraaf 6 gaat in op de vraag waarom naar de mening van de regering voor bepaalde categorieën overgangsrecht noodzakelijk is. Paragraaf 7 laat de financiële consequenties van dit wetsvoorstel zien. 2. Knelpunten in het Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw 2.1. Principiële knelpunten Onderscheid naar nationaliteit in verband met de premievaststelling Degene die zich vrijwillig verzekert is elk jaar over het maximum premieinkomen premie verschuldigd. Dat maximum is gelijk aan het bedrag van de eerste plus de tweede schijf (voor het jaar 2000 komt dat overeen met f , + f , = f , ). Dit ongeacht de vraag of de betrokkene over eigen inkomsten beschikt en zo ja hoe hoog die inkomsten zijn. Een afwijkende regel geldt voor degenen die de Nederlandse nationaliteit bezitten en die kunnen aantonen dat hun inkomen lager is dan de bovengrens van de eerste plus de tweede tariefschijf. Zij betalen premie over het werkelijk verdiende inkomen (de zogenaamde berekende premie). Ontbreekt enig inkomen dan is een premie verschuldigd, gelijk aan 5% van het jaarlijks maximaal verschuldigde bedrag. Deze voor niet-nederlanders minder gunstige regeling is in het verleden in het besluit opgenomen teneinde een toestroom van buitenlanders naar ons land te voorkomen, die, na enkele maanden in Nederland verplicht verzekerd te zijn geweest, op een relatief goedkope wijze hun oudedagsvoorziening na vertrek naar het buitenland zouden kunnen veilig stellen door middel van de vrijwillige verzekering. Overigens geldt deze minder gunstige regeling niet voor personen die onder de personele werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 3

4 alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG 1971, L149) zoals laatstelijk bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 december 1996 tot wijziging en bijwerking van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale-zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PbEG 1997, L28) (verder te noemen: Verordening (EEG) nr. 1408/71) vallen. Ook in de meeste bi- en multilaterale verdragen inzake sociale zekerheid, die Nederland met andere landen heeft afgesloten, is het maken van een dergelijk onderscheid niet toegestaan. De praktijk wijst niet uit, dat de opheffing van deze nationaliteitsvoorwaarde jegens zowel EU-onderdanen als verdragsonderdanen tot de eerder verwachte toevloed van buitenlanders naar Nederland heeft geleid. Verhouding tussen de totaal verschuldigde premie en de uiteindelijke pensioenaanspraken Tot de invoering van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de AOW per 1 april 1985 was de gehuwde vrouw automatisch meeverzekerd wanneer haar echtgenoot besloot om zich vrijwillig te verzekeren. Deze vorm van medeverzekering gold ook in de omgekeerde situatie. Vanaf eerder genoemde datum bepaalt ieder voor zich of hij of zij van de vrijwillige verzekering AOW en AWW (nu ANW) gebruik wil maken. De premielasten kunnen door de invoering van de verzelfstandiging voor een echtpaar aanzienlijk hoger uitvallen. De gehuwde man en vrouw betalen sindsdien namelijk premie op basis van hun eigen inkomen, terwijl de premieberekening tot dan toe aan de hand van het gezinsinkomen werd vastgesteld. Door deze wijziging in de premieberekening in 1985 is de vrijwillige AOWen ANW-verzekering minder aantrekkelijk geworden. Vooral degenen die ieder afzonderlijk een inkomen hebben dat het maximum van de eerste belastingschijf ruim overschrijdt, zijn sedertdien al gauw geneigd onderdak te zoeken bij een particuliere verzekeringsmaatschappij in plaats van bij de wettelijk geregelde vrijwillige AOW- en ANW-verzekering. Voor de partners die niet over eigen inkomsten beschikken, blijft daarentegen deze laatste verzekeringsvorm onder de huidige voorwaarden nog altijd dè oplossing om met ingang van de 65-jarige leeftijd over een eigen ouderdomspensioen te kunnen beschikken. Zij betalen daarvoor op jaarbasis namelijk slechts 5% van het bedrag dat een vrijwillig verzekerde in enig jaar aan premie ten hoogste verschuldigd kan zijn. De afnemende belangstelling voor de vrijwillige verzekering is eveneens te verklaren uit het feit dat het aantal gratis verzekerde jaren waarop AOW-gerechtigden op 65-jarige leeftijd uit hoofde van de overgangsvoordelen recht hebben, elk jaar kleiner wordt. De AOW trad op 1 januari 1957 in werking. Zonder nadere regeling zouden personen die op die datum ouder waren dan 15 jaar en dus geen volledig pensioen meer konden opbouwen, op hun 65ste een gekort ouderdomsuitkering ontvangen. Om dat te voorkomen is in de AOW geregeld dat die personen uiteraard onder bepaalde voorwaarden de jaren vanaf de datum dat zij de leeftijd van 15 jaar bereikten tot 1 januari 1957 «gratis» worden meegeteld voor het vaststellen van de hoogte van de uitkering. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat: de vrijwillige AOW/ANW-verzekering voor degenen met hogere inkomens, in vergelijking met particuliere verzekeringsvormen, te duur is; voornamelijk degenen die geen of een laag eigen inkomen hebben nog van de vrijwillige AOW/ANW-verzekering gebruik willen maken; de omvang van het «gratis AOW-pensioendeel», gebaseerd op de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 overgangsvoordelen, elk jaar kleiner wordt, waardoor de interesse voor de vrijwillige verzekering zeker als het gaat om de hogere inkomensgroepen afneemt. Verhouding verplichte-vrijwillige verzekering In de memorie van toelichting op de AOW werd over de doelstelling van de vrijwillige verzekering opgemerkt dat «de regeling bedoeld is voor personen, die slechts gedurende korte tijd buitenslands wonen, zonder daarbij de intentie te hebben zich duurzaam in het buitenland te vestigen». De vrijwillige verzekering zou met andere woorden (korte) onderbrekingen van de verplichte verzekering, als gevolg van verblijf buitenslands, moeten opvullen. De praktijk wijst uit dat in de loop der jaren nogal wat personen van de regeling gebruik zijn gaan maken van wie bij voorbaat vaststond dat zij niet meer naar Nederland (zouden) terugkeren (bijvoorbeeld emigranten en, zij het in aanmerkelijk mindere mate, remigranten). Ook de Nederlandse overheid zelf heeft er de afgelopen decennia door middel van beleidsmaatregelen voor gezorgd dat van de vrijwillige verzekering slechts ten dele gebruik wordt gemaakt door personen voor wie die regeling oorspronkelijk ook daadwerkelijk was bedoeld. Zo zijn enkele groepen van personen voor wie de vrijwillige verzekering oorspronkelijk bedoeld was, onder de verplichte verzekering gekomen (transportarbeiders, zeevarenden en binnenschippers; zie hiertoe KB 746). Draagt de verplichte verzekering duidelijk de kenmerken in zich van zorgverantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid jegens haar onderdanen, de vrijwillige verzekering daarentegen heeft zich ontwikkeld tot een serviceverzekering ten behoeve van personen die ons land (definitief) hebben verlaten. Waar het kabinet stelt met name sedert de invoering van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (hierna: KB 164) en daarna het KB 746 dat strikter zal worden vastgehouden aan het uitgangspunt om de verzekeringsplicht te beëindigen zodra men Nederland definitief heeft verlaten, ligt het op de weg om ook de vrijwillige verzekering terzake te bezien Uitvoeringstechnische knelpunten Aanmeldingstermijn vrijwillige verzekering AOW/ANW Voor zowel de vrijwillige voortzetting (AOW en ANW) als voor de vrijwillige inkoop (AOW) geldt een aanmeldingstermijn van maximaal één jaar te rekenen vanaf de eerste dag waarop men voor het eerst niet langer verplicht verzekerd is, respectievelijk waarop men voor het eerst verplicht verzekerd wordt. Deze beperking tot één jaar heeft tot doel de vrijwillig verzekerden niet te bevoordelen boven de verplicht verzekerden. Het gaat daarbij met name om het voorkomen van risicoselectie. Naar de mening van de SVB kan strikte toepassing van deze termijn soms onredelijk uitvallen, bijvoorbeeld wanneer de belanghebbende niet of onvoldoende op de hoogte kon zijn van de mogelijkheid tot vrijwillige verzekering. Premieberekening indien een van beide echtgenoten niet de Nederlandse nationaliteit bezit Wanneer een van beide partners niet de Nederlandse of een daarmee gelijkgestelde nationaliteit bezit, is het niet denkbeeldig dat zij, teneinde het totaal aan vrijwillige verzekeringspremies die zij jaarlijks moeten opbrengen zo laag mogelijk te houden, zullen besluiten tot inkomenstoedeling. Zo kunnen zij bijvoorbeeld onderling afspreken het inkomen van degene die een berekende premie verschuldigd is zo laag mogelijk te houden ten laste van degene die (als niet-nederlander) zonder meer de maximale premie moet betalen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 5

6 Controle van de inkomensopgaven Om de hoogte van de premie te berekenen moet de vrijwillig verzekerde vanuit het buitenland inkomensgegevens aan de SVB overleggen. Op basis van die informatie wordt het premie-inkomen bepaald. Of de betreffende inkomensopgave waarheidsgetrouw is verstrekt, kan door het uitvoeringsorgaan in veel gevallen niet worden gecontroleerd. Overigens geldt dat ten aanzien van de landen waarmee in het kader van de Wet beperking export uitkeringen handhavingsverdragen worden gesloten, de mogelijkheid van verificatie van het inkomen, althans waar het uitkeringsgerechtigden betreft, wordt gecreëerd. 3. Kabinetsvoorstellen conform de beleidsnotitie d.d. 13 juli 1991 De voorstellen zoals het kabinet die aan de Voorzitter van de Tweede Kamer deed toekomen en die destijds ter advisering zijn voorgelegd aan de SVr, luidden samengevat als volgt: gedeeltelijke loskoppeling van de vrijwillige AOW/ANW (destijds uiteraard nog de AWW)-verzekering. Er kan in de toekomst worden gekozen voor hetzij de bestaande combinatie van AOW/ANW-verzekering, hetzij uitsluitend een vrijwillige AOW-verzekering; de duur van de vrijwillige verzekering wordt beperkt tot een periode van maximaal 5 jaar. Na een verplicht verzekeringstijdvak van ten minste één jaar treedt een nieuwe vrijwillige verzekeringsperiode van 5 jaar in werking; de bestaande inkoopregeling zoals de vrijwillige AOW-verzekering die kent, wordt vervangen door de mogelijkheid om achterliggende nietverzekerde AOW-jaren in te kopen ten behoeve van personen van wie de verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen tijdelijk (maximaal 5 jaar) is onderbroken; handhaving van de aanmeldingsperiode voor de vrijwillige AOW/ANW-verzekering van één jaar zonder hardheidsclausule; de minimaal verschuldigde premie voor de vrijwillige verzekering wordt verhoogd van 5% naar 25% van de premie die men in enig jaar ten hoogste verschuldigd kan zijn; afschaffen van het onderscheid naar nationaliteit bij het vaststellen van de premie; invoering van een overgangsrecht zodanig, dat de beperking in de duur van de vrijwillige verzekering niet geldt voor degenen die reeds vrijwillig verzekerd waren op het moment waarop de nieuwe regeling ingang vindt. De verhoging van de minimumpremie dient voor de bestaande gevallen geleidelijk te geschieden. 4. Advies van de SVr De SVr stelde het advies over een nieuwe regeling vrijwillige verzekering volksverzekeringen vast in zijn vergadering van 17 juni Samengevat kwam de SVr in zijn advisering tot de volgende standpunten: de belangrijkste voorwaarden en bepalingen van de vrijwillige verzekering (bijvoorbeeld een verzekeringstermijn van 5 jaar) zouden in de betreffende wetten zèlf en de nadere regelgeving in een ministeriële regeling moeten worden opgenomen; de SVr pleitte voor een complete loskoppeling van de vrijwillige verzekering AOW en de vrijwillige verzekering ANW. Een vermeend oneigenlijk gebruik zou door zo n loskoppeling naar de mening van de SVr niet of nauwelijks worden beïnvloed; de SVr was verdeeld over het voorstel om de mogelijkheid tot voortzetting van de vrijwillige verzekering te beperken tot 5 jaar. Een deel wilde geen beperking in de duur maar handhaving van de bestaande situatie. Het achtte de voorgestelde beperking ongewenst vanwege de ingrijpende gevolgen daarvan. Een ander deel ging akkoord met de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 6

7 voorgestelde 5-jaarstermijn. Deze beperking zou echter niet moeten gelden voor een aantal nader omschreven groepen. Gedoeld werd in dit verband op ontwikkelingswerkers alsmede hun partners en overige gezinsleden, geestelijken, missionarissen, zendelingen en kloosterlingen; de SVr stemde in met het voorstel om de huidige inkoopregeling af te schaffen en deze te vervangen door een nieuwe inkoopregeling op grond waarvan men binnen één jaar na aanvang van de verplichte verzekering krachtens de volksverzekeringen, de vijf achterliggende niet-verzekerde jaren kan inkopen. Ook kinderen die vòòr hun 15de verjaardag Nederland verlieten en nà het 15de jaar weer terugkeren, moesten volgens de SVr de mogelijkheid hebben om tot maximaal 5 achterliggende jaren in te kopen, te rekenen vanaf het tijdstip dat zij 15 jaar zijn geworden. Het voordeel dat verkregen werd door betaling achteraf zou moeten worden geneutraliseerd door invoering van een rentevergoeding. Zo n regeling zou niet moeten gelden voor kinderen; de SVr was verdeeld over het voorstel tot verhoging van de minimumpremie van 5% naar 25% Een deel ging akkoord met dit voorstel en kon bovendien instemmen met een geleidelijke ophoging van de minimumpremie, namelijk met 5% per jaar. Een ander deel wenste de bestaande minimumpremie van 5% echter te handhaven; de SVr ging akkoord met het voorstel om het onderscheid in nationaliteit bij de vaststelling van de hoogte van de premie ongedaan te maken. Ook stemde de SVr in met de handhaving van de aanmeldingsperiode van één jaar (zonder invoering van een hardheidsclausule) en het voorstel tot handhaving van de huidige wijze van vaststelling van de grondslag voor de berekening van de verschuldigde premie. 5. Wetsvoorstel inzake herziening vrijwillige verzekering AOW en ANW Artikel 45 van de AOW en artikel 63 van de ANW bepalen wie zich vrijwillig kan verzekeren. Op grond van deze bepalingen is voortzetting van de verzekering op vrijwillige basis uitsluitend voor beide wetten tegelijk mogelijk. De Wet financiering volksverzekeringen regelt in de artikelen 25 tot en met 27 de financiering van de vrijwillige verzekeringen AOW en ANW. De voorwaarden zoals die worden gesteld met betrekking tot de vrijwillige verzekering zijn opgenomen in het Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw. Overeenkomstig het SVr-advies van destijds is de regering nu ook voorstander van een volledige loskoppeling van de vrijwillige AOW- en ANWverzekering. Een dergelijke verandering maakt wijziging van de twee eerder genoemde artikelen in de AOW en de ANW noodzakelijk. De regering is, evenals de SVr dat destijds al was, voorts van mening dat het aanbeveling verdient om in het kader van een nieuw te formuleren vrijwillige-verzekeringsregeling de hoofdelementen van die regeling in beide wetten zelf op te nemen en hetgeen noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet in een algemene maatregel van bestuur. Een dergelijke uitsplitsing zal de helderheid van de vrijwillige verzekering ten goede komen. Deze uitsplitsing heeft ertoe geleid dat zowel in de AOW als in de ANW een nieuw hoofdstuk inzake vrijwillige verzekering wordt voorgesteld. Loskoppeling van de vrijwillige AOW- en ANW-verzekering Voortzetting van de verzekering op vrijwillige basis kan op dit moment alleen voor zowel de AOW als de ANW samen. In het verleden is voor deze koppeling gekozen teneinde daarmee, evenals in de verplichte verzekering, het solidariteitsbeginsel tot uitdrukking te brengen. Dit beginsel houdt in dat een verzekeringsplichtige in principe Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 7

8 verzekerd is voor alle volksverzekeringswetten, ongeacht de vraag of zo n persoon ook daadwerkelijk van al die verzekeringen profijt zal kunnen hebben. Een keuzemogelijkheid kan ongewenste risicoselectie in de hand werken. Mede naar aanleiding van het advies van de SVr meent de regering thans dat een volledige loskoppeling wenselijk is. Het is zeer de vraag of de redenering als zou het ontkoppelen van de vrijwillige AOW- en ANW-verzekering risicoselectie in de hand werken, ook in de toekomst nog wel als een steekhoudend argument kan worden aangemerkt tegen het invoeren van een dergelijk plan. Immers, door het voorstel van de regering om de vrijwillige verzekering in beginsel te beperken tot een periode van maximaal vijf jaar wordt de aantrekkelijkheid om te kunnen kiezen tussen de een of de andere verzekering vanzelfsprekend kleiner. Uiteraard zal een alleenstaande in geval van ontkoppeling zich niet langer vrijwillig willen verzekeren voor de ANW. Daar staat tegenover dat de premies die het Nabestaandenfonds in dat geval zal mislopen zich veelal zal beperken tot een periode van vijf jaar. De SVr merkte destijds in dit verband nog op, dat «de vrijwillige verzekering AOW/AWW uitsluitend kan worden voortgezet in aansluiting op een periode van verplichte verzekering. Door de aanmeldingstermijn van één jaar zou betrokkene theoretisch eerst aan het einde van die periode kunnen besluiten tot het afsluiten van een vrijwillige verzekering AOW/AWW, indien dan is gebleken dat hij nog maar kort te leven zal hebben. Op die manier kan hij dan alsnog de rechten van zijn nabestaanden zeker stellen. Het feit dat nu, en indien geen complete loskoppeling wordt gerealiseerd ook in de toekomst, tevens premie dient te worden betaald voor de AOW, zal niet verhinderen dat de betrokkene in een dergelijke situatie een vrijwillige verzekering afsluit. Immers ook de te betalen premie voor de gecombineerde AOW/AWW staat in geen enkele verhouding tot de rechten die de nabestaanden van de betrokkene aan de AWW kan ontlenen. De SVr komt dan ook tot de conclusie dat vermeend oneigenlijk gebruik niet of nauwelijks zal worden beïnvloed door een complete loskoppeling van de vrijwillige verzekering AOW/AWW.» Hoewel de voorwaarden waaronder aanspraak op ANW-uitkering kan worden gemaakt veel strikter zijn dan in de AWW, gaat dit argument naar de mening van de regering nog steeds op. Ook om een andere reden was de SVr van mening dat een volledige ontkoppeling van beide vrijwillige verzekeringen de voorkeur verdient. De SVr doelde in dit verband op de mogelijkheid dat «de particulier reeds heeft voorzien in een oudedagsvoorziening, dan wel geen problemen heeft met een korting in de pensioenopbouw, terwijl hij voor zijn nabestaanden wel een bescherming wil hebben tegen het risico van overlijden (AWW-verzekering)». Beperking van de duur van de vrijwillige verzekering In het kader van een algehele herziening van het besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen dat uiteindelijk resulteerde in het KB 164, stelde het toenmalige kabinet onder meer de vraag aan de orde waar de grenzen van verantwoordelijkheid liggen die de overheid in acht dient te nemen jegens degenen die Nederland definitief hebben verlaten. Toen in de beleidsnotitie Herbezinning van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 dat uiteindelijk leidde tot het KB 746 werd gesteld dat het kabinet in de toekomst strakker vast wilde houden aan het uitgangspunt dat wie Nederland verlaat niet langer verplicht verzekerd is, kwam die vraag wederom aan de orde. Maar ook in het kader van de vrijwillige verzekering is deze vraag actueel. De verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen strekt zich in beginsel niet tot over de Nederlandse grenzen uit. In dat licht moet ook Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 8

9 het standpunt van de regering worden gezien, dat de vrijwillige verzekering in haar doelstelling zou moeten terugkeren naar het uitgangspunt zoals dat in de tweede helft van de jaren vijftig in de memorie van toelichting in de AOW was geformuleerd: een regeling bedoeld voor personen, die slechts gedurende korte tijd in het buitenland wonen, zonder daarbij de intentie te hebben zich duurzaam in het buitenland te vestigen. Invoering van een wettelijke regeling, die de mogelijkheid opent om in de toekomst uitsluitend nog kortstondige onderbrekingen van de verplichte verzekering door middel van een verzekering op vrijwillige basis op te vullen, roept de vraag op wat in dit verband onder een kortstondige onderbreking moet worden verstaan. Met andere woorden: hoe lang mag maximaal de aaneengesloten periode zijn gedurende welke men zich vrijwillig kan verzekeren? Voor het beantwoorden van die vraag is aansluiting gezocht bij de gedragslijn die Nederland ter zake van de verplichte verzekering volgt bij langdurige detacheringen naar een EU-land dan wel een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten. In dergelijke gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten van de verdragsstaten beslissen dat de gedetacheerde verzekerd blijft op grond van het sociale verzekeringsstelsel van de zendstaat. Hier wordt met andere woorden afgeweken van het internationaal algemeen aanvaarde standpunt dat men verzekerd is in het land waar men werkt. Ons land houdt, evenals de meeste andere EU- en verdragsstaten, hierbij een termijn aan van maximaal 5 jaar. Deze beleidslijn steunt op de opvatting, dat langduriger tewerkstelling elders aansluiting tot gevolg dient te hebben bij het socialezekerheidsstelsel van de staat waar men werkzaam is. Een dergelijk standpunt acht de regering ook reëel als het gaat om het bepalen van een maximale vrijwilligeverzekeringsperiode voor zowel de AOW als de ANW. Bovendien sluit deze termijn volledig aan bij de termijn in de vrijwillige verzekering werknemersverzekeringen. De 5 jaarstermijn behoeft niet een aaneengesloten periode te zijn. Periodes, onderbroken door verplichte verzekeringstijdvakken van korter dan één jaar, worden bij elkaar geteld. Duurt de onderbreking langer dan één jaar, dan begint een nieuwe vrijwilligeverzekeringstermijn van 5 jaar. Voor sommige groepen van personen zou het invoeren van een 5-jaarstermijn onredelijk kunnen uitvallen. Gedoeld wordt hier op degenen die uitsluitend buiten Nederland hun werkzaamheden kunnen verrichten maar die hun band met Nederland, bijvoorbeeld via hun werkgever, blijven behouden. Het gaat hierbij in de eerste plaats om ontwikkelingswerkers, alsmede om personen die in de missie of zending werkzaam zijn, maar ook om degenen die anderszins werkzaamheden verrichten in het algemeen belang. Dit kunnen zijn personen die werken in dienst van de Nederlandse overheid, waarbij moet worden gedacht aan ambtenaren in dienst van het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap. Ook degene die wordt uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor een volkenrechtelijke organisatie, waarvan Nederland lid is dan wel waarvan de werkzaamheden door Nederland worden ondersteund, wordt geacht werkzaamheden in het algemeen belang te verrichten. Deze organisaties zijn opgenomen in de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Minister van Binnenlandse Zaken, van 6 juni 1989, houdende aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in het buitenland (Stcrt. 121). Als laatste groep die geacht wordt werkzaamheden te verrichten in het algemeen belang, zijn aan te merken degenen die niet rechtstreeks in dienst van de Nederlandse overheid zijn, maar in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon, indien die werkzaamheden (grotendeels) worden gefinancierd door het Rijk. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 9

10 Aangezien in het Besluit afwijkende regels beperking export uitkeringen deze werkzaamheden zijn aangewezen zodat bij de hiervoor genoemde personen rechten op uitkeringen kunnen ontstaan dan wel dat zij deze dienen te behouden, acht de regering het wenselijk dat hen de mogelijkheid wordt geboden zich, indien zij niet verplicht verzekerd zijn, vrijwillig te kunnen verzekeren. Dit dient niet beperkt in de tijd te zijn. De 5-jaarstermijn zal overigens ook niet gaan gelden voor postactieven die een langlopende Nederlandse wettelijke sociale verzekeringsuitkering ontvangen, in het buitenland wonen en die op het moment dat de verplichte verzekering eindigt, vijftig jaar of ouder zijn. Ten aanzien van hen vindt de regering een beperking tot vijf jaar niet wenselijk. Op grond van het vervallen van artikel 26 van KB 746 zijn deze personen met ingang van 1 januari 2000 niet langer verplicht verzekerd. De ouderen onder hen in dit kader worden daaronder verstaan personen van vijftig jaar of ouder zullen tot aan de datum waarop zij uitkeringsgerechtigd werden, veelal jaren achtereen in Nederland verzekerd zijn geweest. Zij zullen voor wat betreft hun oudedagsvoorziening dan ook voor een belangrijk deel van de Nederlandse AOW afhankelijk zijn. Het ligt daarom voor de hand dat de oudere postactieve uitkeringsgerechtigde de opbouw van dat pensioen wil voortzetten tot aan de 65-jarige leeftijd. Door het invoeren van de 5-jaarstermijn zou hen deze mogelijkheid in veel gevallen worden ontnomen. Teneinde die ongewenste situatie te voorkomen, heeft de regering besloten om op deze groep de beperkte termijn van vrijwillige verzekering niet van toepassing te verklaren. Beëindiging huidige AOW-inkoopregeling De AOW-inkoopregeling voorziet in de mogelijkheid om de achterliggende periode gedurende welke men niet verplicht verzekerd is geweest, met behulp van de vrijwillige verzekering alsnog in te kopen. De huidige regeling is uitsluitend bedoeld voor degenen die gedurende de periode voorafgaand aan het moment waarop zij vòòr het bereiken van de 65-jarige leeftijd verplicht verzekerd worden, hetzij nimmer verzekerd zijn geweest, hetzij wèl verzekerd zijn geweest doch niet na het bereiken van de 15-jarige leeftijd. Van de inkoopregeling wordt weinig gebruik gemaakt omdat, als gevolg van de lange verzekeringsperiodes die moeten worden ingekocht, het totaal verschuldigde premiebedrag nogal kan oplopen. Sinds 1 januari 1990 kunnen ook kinderen, die nà hun 15de naar Nederland terugkeren en die tot het moment waarop zij ons land verlieten vòòr het bereiken van de 15-jarige leeftijd weliswaar verzekeringsplichtig waren maar geen AOW-pensioenjaren opbouwden, de jaren vanaf hun 15e tot het moment van terugkeer op vrijwillige basis inkopen. Deze mogelijkheid is destijds geopend omdat per die datum de leeftijdsgrenzen voor verzekering in de volksverzekeringen wijzigden. Was men voor die datum pas met ingang van de 15-jarige leeftijd verzekerd ingevolge de AOW, vanaf 1 januari 1990 ging het moment van verzekering direct bij de geboorte in. Op 16 december 1999 heeft de Tweede Kamer aan de Sociaal Economische Raad (SER) advies gevraagd over de financiële positie van ouderen met een onvolledig opgebouwde uitkering op grond van de AOW. Volgens de Tweede Kamer zou de inkomenspositie van deze groep ouderen vanuit een oogpunt van sociaal beleid moeten worden verbeterd. De Tweede Kamer heeft de regering om een standpunt gevraagd over het advies van de SER, dat op 19 mei jl. is vastgesteld. In afwachting van dat standpunt blijft de bestaande mogelijkheid tot vrijwillige AOW-verzekering over verstreken tijdvakken ten behoeve van ingezetenen die in het verleden nimmer verzekerde AOW-jaren hebben opgebouwd, onverkort gehandhaafd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 Toetreding voor iedereen/aanmeldingstermijn Hoewel de regering zich op het standpunt stelt dat in de toekomst de vrijwillige verzekering er nog uitsluitend zou moeten zijn voor degenen die kortstondige onderbrekingen van de verplichte verzekering op vrijwillige basis wensen op te vullen, staat de voorgestelde nieuwe regeling in principe voor iedereen open, dus ongeacht de duur of de reden van verblijf in het buitenland. Hieraan liggen uitvoeringstechnische redenen ten grondslag. Niet altijd is van te voren aan te geven hoe lang men in het buitenland denkt te blijven, zodat het op het moment van vertrek niet goed mogelijk is een selectie toe te passen tussen personen die wel en die niet van de vrijwillige verzekering gebruik mogen maken. In afwachting van het standpunt van de regering naar aanleiding van het SER-advies over de financiële positie van ouderen die een onvolledige AOW-opbouw hebben, blijft de aanmeldingstermijn van één jaar zowel bij de voortzetting van de verzekering op vrijwillige basis als bij de huidige inkoopregeling gehandhaafd. Ook ziet de regering geen redenen die het invoeren van een hardheidsclausule zouden rechtvaardigen. De SVr stelde zich destijds trouwens op het standpunt dat het ontbreken van een hardheidsclausule ten aanzien van de aanmeldingstermijn niet als een knelpunt is aan te merken. Verhoging minimumpremie Degene die niet over eigen inkomsten beschikt, dient thans als vrijwillig AOW/ANW-verzekerde ieder jaar 5% aan premie te betalen van het bedrag dat een verplicht verzekerde jaarlijks ten hoogste verschuldigd kan zijn. Voor 2000 komt dit bedrag voor beide wetten neer op in totaal f 469,. Dit geringe bedrag staat naar de mening van de regering in geen enkele verhouding tot de uitkeringen die op dit moment aan beide wetten kunnen worden ontleend. Het kan bovendien niet zo zijn dat de verplicht verzekerde ter financiering van het AOW-pensioen van degene die een (groot) aantal jaren vrijwillig verzekerd is geweest, verhoudingsgewijs zodanig veel moet betalen dat daardoor de solidariteitsgedachte een overspannen karakter krijgt. Het wordt daarom redelijk geacht het huidige minimumpercentage op te trekken naar 25. Het deel van de SVr dat destijds pleitte voor handhaving van het minimumpercentage van 5 onderbouwde dit standpunt door op te merken dat ook de minst draagkrachtigen in de gelegenheid moeten blijven om aan de vrijwillige verzekering te kunnen deelnemen. Volgens de regering kan de solidariteitsgedachte die ten grondslag ligt aan de verplichte verzekering en waarbij degene met een eigen inkomen voor een niet onaanzienlijk deel meebetaalt aan de uitkering van degene die geen eigen inkomsten heeft (gehad), niet zonder meer ook als basis dienen voor de vrijwillige verzekering. Tegenover service-verlening, en daar gaat het bij het aanbieden van de mogelijkheid tot vrijwillige verzekering om, mag een redelijke vergoeding als voorwaarde worden gesteld. Van dat laatste is op grond van de huidige bepalingen echter geen sprake meer. Door een minimumpercentage van 25 in te voeren wordt hieraan naar de mening van de regering wèl recht gedaan. De voorgestelde verhoging zou volgens de regering, ongeacht de status van de vrijwillig verzekerde voor iedereen moeten gelden die niet of over zeer geringe eigen inkomsten beschikt, tenzij de nationale wetgeving wordt «overruled» door internationale regelgeving. Voor wat betreft dit laatste verwijst de regering naar Hoofdstuk 5 (Internationale aspecten) van de eerder genoemde beleidsnotitie. Het 25%-tarief is niet van toepassing op de in een andere EU-lidstaat dan Nederland wonende huwelijkspartner van de eveneens buiten ons land woonachtige grensarbeider, die uit hoofde van zijn werkzaamheden in Nederland reeds vòòr 2 augustus 1989 verplicht verzekerd was op grond van de AOW en de AWW. Op grond van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 Bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1408/71 kunnen deze personen zich vrijwillig verzekeren op grond van beide wetten, zolang de partner op basis van de te verrichten werkzaamheden in Nederland verplicht verzekerd is. De premieberekening vindt in dat geval plaats conform de bepalingen welke gelden voor de verplichte verzekering. Met andere woorden: de reeds vòòr 1 augustus 1989 vrijwillig verzekerde huisvrouw, die geen eigen inkomen heeft, betaalt geen premie. In deze situatie zal door de in dit kader voorgestelde wijzigingen geen verandering komen. De situatie ligt anders voor de huwelijkspartner van degene die op of na 2 augustus 1989 verplicht verzekerd is geworden. Besluit die partner om zich vrijwillig te verzekeren dan wordt in dat geval de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen conform de vrijwillige AOW/ANWverzekering. Met andere woorden: ontbreken eigen inkomsten dan is op grond van de huidige regeling toch op jaarbasis 5% van de maximale som voor de premieheffing verschuldigd. Voor deze laatste groep vrijwillig verzekerden werken wijzigingen in het Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw wel degelijk door. Een verhoging van de minimumpremie van 5% naar 25% geldt derhalve wel voor hen. Beëindiging van het onderscheid naar nationaliteit ter zake van de premievaststelling In paragraaf 2.1. heeft de regering er reeds op gewezen dat niet is aangetoond dat het beginsel van non-discriminatie naar nationaliteit, zoals is neergelegd in Verordening (EEG) nr. 1408/71, er toe zou hebben geleid, dat EU-onderdanen van een andere nationaliteit dan de Nederlandse, de afgelopen decennia in ruime mate gebruik hebben gemaakt van de vrijwillige AOW/ANW-verzekering tegen een berekende premie. Het wordt derhalve niet zinvol geacht om in de toekomst het onderscheid in behandeling tussen Nederlanders en niet-nederlanders te handhaven als het gaat om het vaststellen van de hoogte van de premies voor de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en de ANW. De premievoorwaarden zullen met andere woorden straks voor iedereen, ongeacht zijn of haar nationaliteit, gelijk dienen te zijn. Met dit voorstel wordt bovendien het door de SVB naar voren gebrachte probleem over de premievaststelling opgeheven dat ontstaat indien van een vrijwillig verzekerd echtpaar de ene partner wèl en de andere partner niet de Nederlandse nationaliteit bezit. De SVr merkte in dit verband op dat de problematiek met betrekking tot de inkomenstoedeling nog wel blijft bestaan indien slechts één van beide partners vrijwillig verzekerd is. Hoewel niet nader gepreciseerd doelde de SVr hierbij waarschijnlijk op de situatie waarbij beide personen naar het buitenland vertrekken, vervolgens de ene zich vrijwillig verzekert, terwijl de ander verplicht verzekerd is op grond van een buitenlands stelsel. In dat geval kan de vrijwillig verzekerde proberen het inkomen zo laag mogelijk te houden ten laste van die ander indien dat stelsel een gunstig premieregiem kent. Er zijn geen aanwijzingen om te veronderstellen dat een situatie als hiervoor bedoeld en waarbij een der partners verzekeringsplichtig is krachtens een buitenlands socialezekerheidsstelsel, zich in de praktijk zal voordoen. Daar komt nog bij dat invoering van een ondergrens ter hoogte van 25% van de maximale belastbare som, inkomenstoedeling onaantrekkelijker maakt. Controle van de inkomensopgaven De problemen die de SVB ondervindt bij het controleren van buitenlandse inkomensopgaven zullen naar de mening van de regering afnemen door de nieuwe vrijwillige verzekering AOW en ANW. Invoering van een 5-jaarstermijn en een verhoging van de minimaal Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 12

13 verschuldigde jaarpremie zullen leiden tot een vermindering van het aantal personen dat gebruik kan of wil maken van de vrijwillige verzekering. De inkoopregeling levert voor de SVB aanzienlijk minder problemen op waar het gaat om het controleren van de inkomensopgaven. Indien degene die zich wil inkopen een eigen inkomen heeft in het jaar dat de verplichte verzekering een aanvang neemt, geldt de premie van dat jaar ook voor alle voorgaande jaren waarover hij of zij zich wil inkopen. 6. Overgangsrecht In de afgelopen decennia zijn enkele malen wijzigingen in de volksverzekeringen aangebracht die voor de verzekerden een aanscherping van de voorwaarden betekenden. In geen van die gevallen werd destijds besloten om een onderscheid in behandeling te maken tussen zogenaamde oude en nieuwe gevallen in die zin dat de gewijzigde voorwaarden uitsluitend van toepassing zouden moeten zijn op personen van wie de verzekering voor het eerst een aanvang nam na invoering van de betreffende wijzigingen. Ook in het kader van de tenuitvoerlegging van de voorstellen inzake de vrijwillige verzekering AOW en ANW is de regering van mening dat oude en nieuwe gevallen in beginsel gelijk moeten worden behandeld. Dit betekent met andere woorden dat de betreffende voorstellen ten behoeve van iedere vrijwillig verzekerde gelijkelijk voor beide groepen dienen in te gaan op het moment dat zij rechtskracht hebben gekregen. De regering meent van dit uitgangspunt te moeten afwijken met betrekking tot de invoering van een maximale vrijwillige AOW/ANW-verzekeringsduur van 5 jaar. Degenen die reeds vrijwillig verzekerd zijn, hebben in het verleden veelal die stap genomen, in de overtuiging dat de AOW-opbouw tot aan het bereiken van de leeftijd van 65 jaar kan worden voortgezet. Door deze groep de vrijwillige verzekering in het vervolg te ontzeggen zullen velen van hen niet in staat zijn bijtijds op deze plotseling ontstane nieuwe situatie te anticiperen teneinde de oudedagsvoorziening alsnog veilig te stellen. Daarom wordt aan degenen die op het moment waarop de nieuwe vrijwillige verzekeringsregeling in werking zal treden, reeds vrijwillig verzekerd zijn op grond van de AOW en de ANW, de mogelijkheid gegeven deze verzekeringsvorm onverminderd voort te zetten tot aan het moment waarop de 65-jarige leeftijd is bereikt. Bovendien worden zij ook in de gelegenheid gesteld, zo zij dit wensen, slechts één van beide verzekeringsvormen op vrijwillige basis voort te zetten. De regering is voorts van mening dat de verhoging van het minimumpremiepercentage van 5 naar 25 voor bestaande gevallen geleidelijk aan dient te geschieden. Het deel van de SVr dat destijds akkoord ging met invoering van het 25%-tarief, adviseerde toen om de betreffende verhoging te laten plaatsvinden in jaarlijkse stapjes van 5%, zodat eerst 4 jaar na invoering van de nieuwe regeling de maximale minimumpremie verschuldigd is. De regering kan zich in dit voorstel vinden. Een en ander zal worden gerealiseerd bij algemene maatregel van bestuur. 7. Financiële consequenties De inhoud van de nieuwe vrijwillige verzekering AOW en ANW rechtvaardigt de conclusie dat in de toekomst minder van deze regeling gebruik zal worden gemaakt dan tot dan toe het geval is geweest. Onder andere door de verkorting van de maximale verzekeringsduur en de stijging van de minimumpremie zal de animo voor de regeling afnemen. Hierdoor zullen de premie-inkomsten en uitkeringslasten dalen. De uitkeringslasten zullen evenredig aan de premie-inkomsten dalen, maar de daling van de uitkeringslasten zal pas na enkele jaren merkbaar zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 De gemiddelde premie per verzekerde zal stijgen, door de verhoging van de minimumpremie van 5% naar 25%. Dat betekent dat tegenover de uitkeringslasten naar verhouding hogere premie-inkomsten zullen staan. De totale effecten zijn sterk afhankelijk van de gedragseffecten van de voorgenomen wijziging. Het is dan ook moeilijk precies aan te geven hoe groot de effecten zullen zijn. Op dit moment zijn er bij de SVB klanten opgenomen in het financiële systeem van vrijwillige verzekering met een «lopende» verzekering. Van dit aantal betalen 3500 klanten de minimum premie, 8000 klanten een premie berekend naar het inkomen en 1500 klanten de maximum premie. In 1999 is voor de AOW een bedrag van 21 miljoen gulden aan vrijwillige verzekeringspremie afgedragen en voor de vrijwillige ANW 2 miljoen gulden. De totale premiebaten voor beide wetten in dat jaar bedroegen 46 miljard gulden. ARTIKELSGEWIJS Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet In dit artikel wordt het hoofdstuk IV in de AOW inzake de huidige vrijwillige verzekering in zijn geheel vervangen door een nieuw hoofdstuk. Dit hoofdstuk omvat in dit voorstel een zestal artikelen (te weten de artikelen 34 tot en met 39). Artikel 34 In dit artikel is een definitiebepaling opgenomen van het begrip «gewezen verzekerde». Deze definitie heeft uitsluitend betrekking op de in hoofdstuk IV van de AOW geformuleerde artikelen. Het gebruik hiervan bevordert de leesbaarheid van de artikelen 35 en volgende. Artikel 35 In het eerste lid van dit artikel is de kern van de vrijwillige verzekering voor de AOW neergelegd. De persoon die niet langer verplicht verzekerd is (veelal degene die Nederland verlaten heeft) kan zich vanaf zijn 15e levensjaar tot zijn 65e levensjaar vrijwillig verzekeren voor de AOW. Weliswaar is men als gevolg van de wetgeving tot vereenvoudiging van de loonbelasting en de inkomstenbelasting (commissie Oort) met ingang van 1 januari 1990 verzekerd vanaf de geboorte, de opbouw van het ouderdomspensioen begint pas vanaf het moment dat de 15-jarige leeftijd is bereikt. Op 65-jarige leeftijd eindigt de verzekering en derhalve ook de verplichting om premie te betalen; vanaf dat moment bestaat in beginsel recht op ouderdomspensioen op grond van de AOW. De gewezen verzekerde kan zich (in beginsel) uitsluitend over een periode van maximaal vijf jaar vrijwillig verzekeren. Deze periode van vrijwillige verzekering sluit direct aan op de periode van verplichte verzekering en gaat derhalve in op de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd. De huidige populatie vrijwillig verzekerden wordt echter op grond van overgangsrecht, geformuleerd in artikel IV van deze wet, niet geconfronteerd met deze beperking van vijf jaar. Van de vrijwillige verzekering kan alleen gebruik worden gemaakt door degene die gedurende een periode van tenminste een jaar, voorafgaande aan de eerste dag waarop de vrijwillige verzekering een aanvang zou Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel X van de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 122b 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 224 Besluit van 8 mei 2001, houdende nadere regels inzake de vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008 ................................................................................... No.W12.08.0065/III 's-gravenhage, 8 april 2008 Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2008, no.08.000558, heeft Uwe Majesteit,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 276 Besluit van 7 juni 2006, houdende een wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 in verband

Nadere informatie

Notitie vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland

Notitie vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland Bijlage 1 Notitie vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland 1. Aanleiding In de motie Van Weyenberg en Vermeij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 27 Besluit van 2 januari 2001, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 928 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met wijziging van de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering over een achterliggende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1975-1976 13 473 (R 990), 13 467, Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Neder- 13 482 landen, inhoudende beëindiging van de statutaire band met Suriname

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 123 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2010 Nr. 63 BRIEF VAN

Nadere informatie

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1980

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Sociale Verzekeringen Nr. SV/GSV/01/52463 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 278 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 278 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 278 24 211 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië houdende wijziging van het op 18 november 1981 te s-gravenhage ondertekende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 275 Goedkeuring van de opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 720 Besluit van 19 december 2005, houdende regels inzake een vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 667 Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een

Nadere informatie

Staten-Generaal. s-gravenhage, 13 maart 2002. De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

Staten-Generaal. s-gravenhage, 13 maart 2002. De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd. Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 264 28 266 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta inzake sociale zekerheid en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het Verdrag inzake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 428 Derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 19961 Voorstel van Wet van de leden Wolters, G. Terpstra en Gerritse tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige sociale

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 47 Besluit van 22 januari 1998, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 249 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met de verstrekking van bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staters-Generaal

Tweede Kamer der Staters-Generaal Tweede Kamer der Staters-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 19615 Algemene herziening Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Regeling vrijwillige WAO-verzekering voor groepen gewezen AAW-verzekerden en vrijwillig WW-verzekerden

Regeling vrijwillige WAO-verzekering voor groepen gewezen AAW-verzekerden en vrijwillig WW-verzekerden Regeling vrijwillige WAO-verzekering voor groepen gewezen AAW-verzekerden en vrijwillig WW-verzekerden SZW Regeling houdende regels als bedoeld in artikel V, vijfde lid, van de Invoeringswet nieuwe en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 314 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten in

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 414 Voorstel van wet van het lid Klein tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Participatiewet in verband met de introductie van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 259 Wet van 17 mei 2001 tot wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met de invoering

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32421 Wijziging van verschillende wetten in verband met harmonisatie en vereenvoudiging van deze wetten ten behoeve van de uitvoering van die wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 937 Wijziging van de Toeslagenwet en intrekking van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid in verband met het verbeteren en vereenvoudigen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 32 043 Toekomst pensioenstelsel Nr. 202 Ontvangen ter Griffie op 24 maart 2014. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur

Nadere informatie

ARTIKEL II WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940-1945

ARTIKEL II WET UITKERINGEN BURGER-OORLOGSSLACHTOFFERS 1940-1945 Voorstel van wet tot Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940-1945 in verband met een technische aanpassing van de berekening van de nabestaandenuitkering

Nadere informatie

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet Wijziging van enkele socialeverzekeringswetten betreffende de definitieve vaststelling van de uitkeringspositie van uitkeringsgerechtigden woonachtig in het buitenland VOORSTEL VAN WET Allen, die deze

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 360 Besluit van 29 augustus 2000, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met voortzetting ziekenfondsverzekering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 765 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met waardeoverdracht

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

Ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES

Ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES Ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van, kenmerk, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 201 26 238 Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 084 Wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese

Nadere informatie

Ons kenmerk SV/V&G/08/18684 Datum 30 juni 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de

Ons kenmerk SV/V&G/08/18684 Datum 30 juni 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Datum 30 juni 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 322 27 692 Het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag

Nadere informatie

Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999

Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Besluit van 24 december 1998 tot vaststelling van een maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 6, derde lid, van de Algemene

Nadere informatie

T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL

T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL 2 Vergaderjaar 2007-2008 31 249 Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met de verstrekking van bijdragen aan zorgaanbieders die inkomsten derven ten gevolge

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 936 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van het recht op bijstand bij verblijf buiten Nederland Nr. 4 ADVIES RAAD

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 122h 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 600 Besluit van 23 december 1999, houdende afwijkende regels inzake het recht op een uitkering ten aanzien van personen die niet in Nederland

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 456 Besluit van 21 november 2017, houdende regels voor het beperken van de kring van verzekerden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 461 Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 329 26 553 Uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet op hun inkomen, toegang tot

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 46 Besluit van 26 januari 2004 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de aanspraak op verblijf voor een niet-geïndiceerde

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Amsterdam, 22 juni 2017 Betreft: Schriftelijke opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1989-1990 21 184 Nr. 4 Wijziging van de Wet vereenvoudiging tariefstructuur en aftrekposten in de loon en inkomstenbelasting, de Wet invoering en aanvulling

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 26031 17 december 2012 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2012, 2012-0000049118,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 873 Wijziging van een aantal sociale verzekeringswetten strekkend tot verduidelijking van het in die wetten opgenomen begrip verzekerde en de

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van nr ;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van nr ; W12.12.0459/III Ontwerpbesluit tot het aanbrengen van technische wijzigingen in een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met de motie van het voormalige Eerste Kamerlid Jurgens c.s. en de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 229 Wijziging van een aantal wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2008) Nr. 7 NOTA VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 632 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 170 Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 967 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij

Nadere informatie

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Algemene nabestaandenwet

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Algemene nabestaandenwet Voorstel van wet, houdende wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994-1995 23971 Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de sociale zekerheidswetten in verband met de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen (Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 606 Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 30 Wet van 17 december 2003, houdende gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1996 Nr. 208

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1996 Nr. 208 21 (1996) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1996 Nr. 208 A. TITEL Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake sociale zekerheid; Oslo,

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage bij de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 30 918 Wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten met het oog op het verzwaren van het premie-incassoregime en andere maatregelen om

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 505 Wet van 13 december 2017 tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 517 Uitkering Algemene nabestaandenwet bij thuisverzorging hulpbehoevende Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 606 Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een bejaardenoord, in de aanspraken op grond van de Algemene

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Financiën,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Financiën, STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 653 15 januari 2009 Regeling van 7 januari 2009, nr. DSV/2897940, houdende regels ter voorkoming of beperking van samenloop

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 249 Wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de vervanging van fictief arbeidsverleden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 707 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten in verband met de invoering van een premiekorting voor het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 943 Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016. 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) 2016 20150622 Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Aanvullend reglement 2 Voorwoord De verplichte pensioenregeling

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1984-1985 Nr. 145b 16833 Wijziging van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1977,494) NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 14 mei 1985

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 095 Wijziging van de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 832 Wijziging van de Wet privatisering ABP in verband met de wijziging van de aanwijzingsvoorwaarden voor deelneming in het ABP Nr. 3 Het advies

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 333 Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met grensoverschrijdende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987 19615 Algemene herziening Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 227 Wijziging van de Participatiewet in verband met de bescherming van lijfrenteopbouw en de vrijlating van inkomsten uit arbeid en wijziging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 498 Wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de wijziging van de systematiek van de herbeoordelingen (Wet wijziging systematiek

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 1 Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 20150324 Reglement Pensioenopbouw Extra pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015 Aanvullend reglement 2 Voorwoord

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 622 Besluit van 20 december 2000 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het sociaalverzekeringsrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 20515 Verdrag inzake sociale zekerheid met de Verenigde Staten van Amerika; 's-gravenhage, 8 december 1987 Nr. 1 Ter griffie van de Eerste en van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 67 Wet van 13 december 2000, houdende wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 571 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 770 Wijziging van de Abw in verband met het vrijlaten van de individuele uitkeringen in het kader van de tegoeden Tweede Wereldoorlog, alsmede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

In artikel 9a wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

In artikel 9a wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende: CONCEPT Voorstel van wet [[ ]] tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met het vastleggen van het recht op de alleenstaandennorm en de inkomensondersteuning voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen

Nadere informatie