Display Quick Reference Guide

Transcriptie

1 Instellen Samenvatting Universal Terminal Camera Configuratie selecteren Grondbewerking Zaaien/ planten Spuiten/ strooien Oogst Watermanagement Geleiding Case IH MX 290, 24r Machine Naam Voertuig Case IH MX 290 Werktuig Apparaat 24r Zaadmonitor Teeltseizoen 2015 Gewas Teler Landbouwbedrijven Jansen Landbouwbedrijf Centraal Beheer selecteren Module Zaadmonitor Veld Oost Beheer inschakelen Dekking Dekking Product selecteren Dek1 Pioneer3 Opties Regio Gebeurtenis selecteren Nieuwe gebeurtenis starten Er wordt een nieuwe gebeurtenis gemaakt. 1

2 Lay-out van kaartscherm Start Veld GNSS Product CAN Regio Chauffeur Gebeurtenis Gegevensoverdracht Instellingen Ondersteuning op afstand Oppervlakte Snelheid Apparaatinformatie Kaartlegenda Kaartmarkeringen Begrenzing Geleiding Voedingsindicator Voertuigpictogram Startscherm Kaartscherm Universal Terminal Videoscherm AutoSwath Oppervlakteregistratie Besturingsstatus Hoofdschakelaar 2

3 Pictogrammen op de statusbalk Knop Apparaten: bevat informatie over de display en diagnostische gegevens. Knop GPS: biedt toegang tot diagnostische gegevens over het GPS-signaal. Groen: u ontvangt een gecorrigeerd GPS-signaal. Geel: u ontvangt alleen een GPS-signaal. Grijs: er is geen GPS-signaal. Flexmodus StableLoc Groen - Geel - Overschreden Groen - Knoppen op de taakbalk Kaartweergave Zoomen op bereik: het voertuigpictogram wordt weergegeven met een pijl in een cirkel. Zoomen op details: het voertuig wordt weergegeven als een pictogram met een gouden driehoek en wijzigt om aan te geven dat gegevens worden geregistreerd voor het veld. Perspectiefweergave: alleen beschikbaar als geleiding actief is. Knoppen Norac inschakelen Met de knop Videoscherm gaat u naar het videoscherm. Functieknoppen Status voor oppervlakteregistratie AutoSwath Instelknoppen Hoofdschakelaar Instellen: (in het startscherm) opent de volgende onderdelen: Configuratie: de instellingen van het voertuig, het werktuig, de controller en het product maken en wijzigen. Beheer: de teler, het landbouwbedrijf, de chauffeur en het seizoen maken en bewerken. GPS: geleiding, GPS-instellingen en lichtbalkinstellingen invoeren en wijzigen. Besturingsstatus Inschakelen - AAN Inschakelen - Gereed Inschakelen - Niet gereed Console: tijd, datum, helderheid, volume, bewerkingseenheden en taal aanpassen, video en Virtual Terminal inschakelen, onderdelen weergeven en back-ups maken en terugzetten. 3

4 Displaysysteem Systemen aansluiten Montagesteun Type zekering Steekzekering (ATO/ATC) 7,5 A 15 A 30 A Bedrijfsvoltage 9-16 V DC Max. nominaal stroombereik 7,5 A Displaysysteem ParaDyme ( IP65) Displaysysteem Steer Command GeoSteer (GCU = IP66) OnTrac3 4

5 Systeemkenmerken Scherm leesbaar in zonlicht Robuuste, afgesloten behuizing Compatibel met de meeste NMEA GPSontvangers DirectCommand- en SeedCommandproductbeheer met industriestandaard CANbusinterface pasbare volumeregeling 3D-kaart met perspectiefweergave Voorbeeldweergave voor rapporten Automatische veldselectie Geautomatiseerde upgrade van modulefirmware Diagnostische GPS-gegevens USB-mediasleuf 19-pins plug compatibel met overige Ag Leaderdisplays RAM-montage Systeemgebruik Geleiding Beheer van neerwaartse druk op zaaimachine Norac UC5 Ingangen voor videocamera Kartering van grondbewerkingen Kartering en registratie van producttoedieningen Kartering van alle veldbegrenzingen, subbegrenzingen, waterwegen en terrassen Meting van graanopbrengst Registratie van variëteiten Toediening van granulaire en vloeibare meststoffen Beheer van vloeibaar spuitsysteem Beheer van NH3-toediening Beheer van toediening met schijvenstrooier met meerdere bakken USB-flashstation U kunt een USB-flashstation gebruiken om gegevens van en naar de display op te slaan of over te brengen. Technische specificaties Overschrijd onderstaande specificaties niet: Temperatuur in opslag: -30 tot +80 C Temperatuur in bedrijf: -20 tot +70 C Ingangsspanning in bedrijf: 9-16 V DC Max. nominaal stroombereik: 7,5 A Milieubeschermingsgraad: IP64 Geen aarding vereist Gebruik 150 V isolatiegraad voor externe circuits raakscherm in kleur De display heeft een aanraakscherm in kleur. Met het aanraakscherm kunt u eenvoudig en intuïtief door de schermen op de display navigeren, zonder dat u een extern toetsenblok of een externe muis hoeft aan te sluiten. Houd rekening met het volgende als u nog niet eerder met een apparaat met aanraakscherm hebt gewerkt: Gebruik geen scherpe objecten om het apparaat met het aanraakscherm te bedienen. Zo vermijdt u dat u de display beschadigt. U wordt aanbevolen het aanraakscherm van de display met een vingertop te bedienen. Gebruik geen agressieve chemicaliën om het aanraakscherm te reinigen. Gebruik een vochtige zachte doek of een antistatische doek die speciaal is gemaakt voor het reinigen van computerschermen, om het scherm en de behuizing te reinigen. Het aanraakscherm vereist slechts een zachte aanraking van ongeveer een halve seconde voor een correcte bediening. Een veelvoorkomende fout is dat gebruikers te snel door het systeem proberen te navigeren met stevige tikken in plaats van met zachte aanrakingen. De display bevestigen Bevestig de display op een veilige standaard in de voertuigcabine. Houd hierbij rekening met het volgende: De display moet direct toegankelijk zijn voor de chauffeur. De display mag het zicht van de chauffeur bij de normale besturing van de machine niet belemmeren en mag bestaande bedieningselementen niet hinderen. 5

6 Veiligheidskennisgeving: Lees deze veiligheidsinstructies en de Gebruikershandleidingen grondig door en volg de instructies. Besturingssysteem verwijst naar het OnTrac2 GPS Assisted Steering System en/of het OnTrac2+ GPS Assisted Steering System en/of het OnTrac3 GPS Assisted Steering System en/of het ParaDyme-systeem en/of het GeoSteer-systeem en/of het SteerCommand-systeem. Alleen een operator die geheel bevoegd is om het voertuig te besturen, mag het besturingssysteem gebruiken. De operator mag de veilige snelheidslimiet voor het werkterrein niet overschrijden. De operator moet zich steeds bewust zijn van zijn/haar acties bij het gebruik van het besturingssysteem. Wanneer u het besturingssysteem installeert, mag u de componenten niet forceren omdat dit kan leiden tot schade aan de componenten. Volg altijd de instructies in de installatie-, gebruiks- en onderhoudshandleidingen. Alleen opgeleid personeel dient het besturingssysteem te installeren. Maak altijd een inventaris van de geleverde componenten om u ervan te verzekeren dat de juiste componenten aanwezig zijn. Gebruik nooit vervangende componenten. Gebruik alleen originele componenten. Als u vragen hebt over de veilige werking van het besturingssysteem of de instructies in de handleidingen, neemt u onmiddellijk contact op met uw geautoriseerde dealer of de technische ondersteuning. Gebruik altijd het juiste gereedschap voor de installatie van het besturingssysteem. Wees voorzichtig bij de installatie van het besturingssysteem om letsels te voorkomen. Gebruik of bedien het besturingssysteem niet bij onveilige weersomstandigheden. Gebruik of bedien het besturingssysteem niet als het terrein onveilig is. Alleen een opgeleide, ervaren of bevoegde operator mag het besturingssysteem gebruiken of bedienen. Voordat de operator het besturingssysteem gebruikt, moet hij/zij over voldoende kennis beschikken om de systemen op een veilige manier te bedienen. Alle voorzorgsmaatregelen op het gebied van veiligheid moeten goed begrepen zijn bij de installatie van het besturingssysteem. Losse, ontbrekende of beschadigde onderdelen dienen niet te worden gebruikt. Ga voor het gebruik van het besturingssysteem na indien alle functies zijn gecontroleerd om de juiste werking ervan te verzekeren. Neem geen risico s bij twijfel: neem altijd contact op met uw geautoriseerde dealer of de technische ondersteuning. Controleer voor het gebruik van het besturingssysteem alle functies van de wezigheidsschakelaar voor de operator om u ervan te verzekeren dat deze schakelaar juist werkt. Het in- en uitschakelen van het besturingssysteem moet gebeuren met behulp van de juiste, voorgeschreven procedures. Als het voertuig of het systeem niet zoals verwacht werkt (bijvoorbeeld buitensporige trillingen of overmatig geluid), stopt u onmiddellijk het voertuig, schakelt u het besturingssysteem UIT en neemt u contact op met uw geautoriseerde dealer of de technische ondersteuning. Bij het onderhoud of de reiniging van het besturingssysteem moet het systeem volledig uitgeschakeld zijn en spanningsloos zijn. De operator van het besturingssysteem moet alle veiligheidsinstructies lezen en begrijpen zodat hij/zij op gepaste wijze kan reageren in een noodgeval. De geautoriseerde dealer moet altijd onderhoudswerkzaamheden aan of reparaties van het besturingssysteem uitvoeren. Tijdens de reparatie of de vervanging van componenten van het besturingssysteem mogen alleen originele componenten worden gebruikt. De operator of het onderhoudspersoneel moet altijd de juiste beschermingsuitrusting dragen bij werkzaamheden aan het besturingssysteem. Onderhoudspersoneel moet altijd de aanbevolen reinigingsmiddelen en -accessoires gebruiken bij de reiniging van het besturingssysteem. Onveilige omstandigheden of situaties met het besturingssysteem moeten aan uw geautoriseerde dealer of de technische ondersteuning worden gemeld. Er mogen geen objecten op of in de buurt van het besturingssysteem worden geplaatst. Tijdens de installatie, kalibratie en afstelling van het besturingssysteem draaien de wielen van het voertuig mogelijk naar links en rechts. Verzeker u ervan dat er zich geen personen of obstakels in de buurt van de wielen bevinden voordat u verder gaat. Zet de stoel en het stuur van het voertuig in de normale werkstand en controleer of de OnTrac2 Mechanical Drive Unit (MDU) geen bedieningen hindert. De operator moet de sprakelijkheidsverklaring van de Automatische sturing lezen en bevestigen telkens als het systeem wordt ingeschakeld. Als u vragen hebt over de veilige werking van het besturingssysteem of de gebruiksaanwijzing, neemt u onmiddellijk contact op met uw geautoriseerde dealer of de technische ondersteuning. De operator moet letten op obstakels in het pad van het voertuig. Het besturingssysteem kunnen/kan geen obstakels identificeren of vermijden. De operator mag de operatorstoel in het voertuig niet verlaten terwijl het besturingssysteem is ingeschakeld. Gebruik alleen het besturingssysteem in een open veld. De systemen moet uitgeschakeld zijn wanneer het voertuig zich op de weg begeeft. sprakelijkheidsverklaring Novariant B.V. kan op geen enkele manier verantwoordelijk worden gehouden of aansprakelijk worden gesteld voor enige schade en/of ongelukken die plaatsvinden door de slechte werking van de machine waarop het is geïnstalleerd, slechte werking van machinecomponenten, machineattributen (bijv. trailers), tussenkomst(en) van derden of handelingen van de operator buiten het bestemde gebruik zoals voorgeschreven door Novariant B.V. COPYRIGHTKENNISGEVING Ag Leader Technology heeft het auteursrecht ( 2015) op de inhoud van deze publicatie en het besturingsprogramma voor de InCommand-systemen. Zonder de uitdrukkelijke toestemming van Ag Leader Technology mogen geen kopieën worden gemaakt. 6