Ontwerpbeschikking Watervergunning

Transcriptie

1 Ontwerpbeschikking Watervergunning Datum: Veendam, 8 november 2017 Nummer: HAS2017_Z05388 Onderwerp: AkzoNobel Chemicals b.v. voor Shared Service Center, Oosterhorn 4 te Farmsum; vergunning op grond van de Waterwet voor het brengen van stoffen in de Oosterhornhaven. Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Aanhef 2. Besluit 3. Ondertekening 4. Voorschriften voor het brengen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam 5. Algemene voorschriften 6. Aanvraag 6.1 Algemeen 6.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd 7. Overwegingen voor het brengen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam 7.1 Beleid algemeen 7.2 Emissiebeleid 7.3 Beoordeling van de aanvraag 8. Procedure Bijlagen 1. Begripsbepalingen 2. Voorschriften met betrekking tot bemonstering en analyse Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 1 van 13

2 1 Aanhef Het dagelijks bestuur van het Waterschap Hunze en Aa s heeft op 28 juni 2017 een aanvraag ontvangen van AkzoNobel Chemicals b.v. voor het Shared Service Center, Oosterhorn 4 te Farmsum, verder te noemen de vergunninghouder, om een watervergunning als bedoeld in Hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw). De aanvraag betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam, te weten de Oosterhornhaven, via de lozingspunten 5 en 7 en is geregistreerd onder nummer HAS2017_Z Deze aanvraag is tevens een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer die wordt beschouwd als een verzoek om maatwerkvoorschriften. 2 Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, het Beheerprogramma van het waterschap Hunze en Aa s, de overige bij de waterwetgeving behorende besluiten en regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit het dagelijks bestuur als volgt: I. Aan AkzoNobel Chemicals b.v. voor het Shared Service Center, Oosterhorn 4 te Farmsum, vergunning als bedoeld in artikel 6.2, 1 e lid van de Waterwet te verlenen voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam. II. Aan de vergunning de in hoofdstuk 4 en 5 opgenomen voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen. 3 Ondertekening Namens het dagelijks bestuur van waterschap Hunze en Aa s, Rombout Jongejans Afdelingshoofd Schoon Water Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 2 van 13

3 4 Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam Voorschrift 1 Soorten afvalwater 1. Het op het oppervlaktewaterlichaam brengen van stoffen mag uitsluitend bestaan uit de in onderstaande tabel genoemde afvalwaterstromen. Deze afvalwaterstromen mogen uitsluitend via de bijbehorende lozingspunten in het oppervlaktewaterlichaam worden gebracht. Lozingspunt Lozingspunt 5 Lozingspunt 7 soort afvalwaterstroom op oppervlaktewaterlichaam A01 afvalwater tankplaats A02 condenswater A03 incidenteel te lozen niet verontreinigd afvalwater A02 condenswater A03 incidenteel te lozen niet verontreinigd afvalwater 2. Het afvalwater mag uitsluitend op het oppervlaktewaterlichaam worden gebracht ter plaatse van de lozingspunten zoals aangegeven op de rioleringstekeningen in Bijlagen 10 en 11 behorende bij de aanvraag. Voorschrift 2 Lozingseisen 1. De in voorschrift 1 omschreven afvalwaterstromen mogen alleen in het oppervlaktewaterlichaam worden gebracht, als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen op het betreffende bemonsteringspunt in een steekmonster niet worden overschreden. Parameter bemonsteringspunt tankplaats bemonsteringspunt lozingspunt 5 bemonsteringspunt lozingspunt 7 minerale olie 20 mg/l onopgeloste bestanddelen 50 mg/l zuurgraad (ph) 6,5 ph 9 6,5 ph 9 6,5 ph 9 2. De waarden van de in lid 1 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 2 van deze vergunning genoemde analysevoorschriften. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 3 van 13

4 Voorschrift 3 Controlevoorzieningen De te lozen afvalwaterstromen als bedoeld in voorschrift 1 moeten op elk moment kunnen worden bemonsterd. Daartoe moet het afvalwater via controlevoorzieningen worden geleid, die geschikt zijn voor bemonsteringsdoeleinden: - bij de tankplaats: direct na passage olie- en bezinkselafscheider - bij lozingspunt 5: put 5 waarin pomp P1414 zit (vóór de brandwaterput) - bij lozingspunt 7: de hemelwaterput (monsterput R0 zonder pomp) nabij poort 4 Voorschrift 4 Logboek 1. De vergunninghouder moet een logboek bijhouden, waarin in ieder geval de volgende gegevens staan vermeld: 1. a. beschrijving van de aard (herkomst) van incidenteel te lozen niet verontreinigd afvalwater; b. datum van start en datum van beëindiging van deze lozing; c. omvang van deze lozing in m³; d. wijze waarop is geloosd (voorzieningen); e. het lozingspunt. 2. Eventuele bijzonderheden zoals ongewone voorvallen of storingen die invloed kunnen hebben op de kwaliteit van het te lozen afvalwater. 3. De data waarop afgescheiden olieresten uit de olieafscheider bij de tankplaats zijn afgevoerd en de afgevoerde hoeveelheden. 4. De bemonsterings- en analyseresultaten van het analyseplan zoals opgenomen in Bijlage 7 van de aanvraag. 2. De vergunninghouder bewaart het logboek ten minste vijf jaar en zo nodig langer op aanwijzing van het dagelijks bestuur. Voorschrift 5 Plan van aanpak organisatie en uitvoering tijdelijk afsluiten lozingspunt 7 1. Uiterlijk 1 maart 2018 moet de vergunninghouder bij het dagelijks bestuur een plan van aanpak indienen waarin is aangegeven op welke wijze het lozingspunt 7, in verband met het risico op een onvoorziene lozing, qua organisatie en qua technische maatregelen tijdig kan worden afgesloten. 2. Het in het eerste lid bedoelde plan van aanpak behoeft de schriftelijke goedkeuring van het dagelijks bestuur en moet in overleg met het dagelijks bestuur zijn opgesteld. 3. Uiterlijk 1 januari 2019 moeten de maatregelen in het plan van aanpak zijn uitgevoerd en worden gerapporteerd aan het dagelijks bestuur. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 4 van 13

5 Voorschrift 6 Beheer en onderhoud 1. Door het treffen van passende maatregelen dient te worden voorkomen dat het te lozen afvalwater wordt verontreinigd en/of dat de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam nadelig wordt beïnvloed. 2. a. De lozingswerken, de zuiveringstechnische voorzieningen en de controlevoorzieningen moeten doelmatig functioneren, in goede staat van onderhoud verkeren, deskundig en met zorg worden bediend en op elk moment goed en veilig bereikbaar en toegankelijk zijn. b. De vergunninghouder dient de aanwijzingen van het dagelijks bestuur ter bescherming van de doelmatige werking van de onder a bedoelde werken en voorzieningen terstond op te volgen. 5 Algemene voorschriften Voorschrift 7 Ongewone voorvallen binnen het bedrijf 1. Indien als gevolg van een ongewoon voorval nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam of waterstaatswerk zijn of dreigen te ontstaan, moet de vergunninghouder (onverminderd de eventuele aansprakelijkheid van de vergunninghouder) onmiddellijk maatregelen treffen, om een nadelige beïnvloeding van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam of waterstaatswerk zoveel mogelijk te voorkomen, te beperken en/of ongedaan te maken. 2. Van een in het eerste lid bedoeld ongewoon voorval dient de vergunninghouder onmiddellijk het dagelijks bestuur ( ) in kennis te stellen. De informatie moet bevatten: De oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan. De ten gevolge van het voorval vrijkomende stoffen, alsmede hun eigenschappen. Andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevolgen van het voorval voor het oppervlaktewaterlichaam of waterstaatswerk te kunnen beoordelen. De maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. 3. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 14 dagen na een in het eerste lid bedoeld ongewoon voorval moet de vergunninghouder aan het dagelijks bestuur informatie over de maatregelen verstrekken, die worden overwogen, om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen. Voorschrift 8 Contact Een wijziging van de op het aanvraagformulier vermelde contactpersoon dient schriftelijk binnen één week te worden gemeld aan het dagelijks bestuur. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 5 van 13

6 6 Aanvraag 6.1 Algemeen Bestaand bedrijf Aan AkzoNobel Chemicals b.v. (hierna AkzoNobel) is op 13 september 2012 een vergunning op grond van de Waterwet verleend voor het lozen van afvalwater via de lozingspunten 3, 5 en 7 op de Oosterhornhaven. Deze vergunning is tijdelijk verleend tot 1 januari Daarom heeft AkzoNobel op 28 juni 2017 een aanvraag voor een nieuwe vergunning op grond van de Waterwet ingediend. De aanvraag is op 20 juli 2017 aangevuld met ontbrekende gegevens. Voor diverse activiteiten, zoals de lozing van hemelwater, drainagewater en bronneringswater, zijn nu algemene regels vastgesteld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna Activiteitenbesluit). Als een lozing in het Activiteitenbesluit wordt genoemd, moet deze voldoen aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling. De vergunningplicht hiervoor is dan vervallen. Wanneer de lozing niet voldoet aan de algemene regels, kan er voor bepaalde activiteiten een verruiming door middel van een maatwerkvoorschrift worden aangevraagd. Deze aanvraag is tevens een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en wordt voor de betreffende activiteiten beschouwd als een verzoek om maatwerkvoorschriften. Op dit verzoek wordt (parallel aan de procedure voor de vergunning) een maatwerkbesluit op grond van het Activiteitenbesluit genomen Coördinatie Wabo-Waterwet AkzoNobel heeft geen aanvraag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingediend bij de provincie Groningen. Er is daarom geen sprake van een gecoördineerde behandeling van de aanvraag. 6.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd Bedrijfsactiviteiten Shared Service Center is een bedrijfsonderdeel van AkzoNobel dat zich bezighoudt met activiteiten die centraal worden verricht voor de bedrijven op het Chemiepark Delfzijl. Dit zijn onder andere het beheer van enkele scheepssteigers, de terreinriolering, terreinbeheer en bronneringen. Er is geen sprake van een productieproces maar van werkzaamheden die in principe overal op het Chemiepark worden uitgevoerd en waarbij diverse afvalwaterstromen vrijkomen. Shared Service Center beschikt over een aantal eigen kantoren, werkplaatsen en scheepssteigers verspreid over het Chemiepark Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam AkzoNobel grenst aan de zuidzijde aan de Oosterhornhaven en het Oosterhornkanaal. De Oosterhornhaven staat via het Oosterhornkanaal in open verbinding met het Eemskanaal. De haven is ca. 5 km lang, meter breed en 5 meter diep. Op het eindpunt van de Oosterhornhaven is een sluis aanwezig voor recreatievaart van en naar het Termunterzijldiep. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 6 van 13

7 Op basis van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) heeft Waterschap Hunze en Aa s in het Beheerprogramma zestien KRW-waterlichamen in haar beheergebied onderscheiden. Het beheergebied valt in het deelstroomgebied Nedereems van het stroomgebied de Eems. De Oosterhornhaven en het Oosterhornkanaal maken onderdeel uit van het KRW-waterlichaam Eemskanaal - Winschoterdiep met een boezem- en scheepvaartfunctie. In het Beheerprogramma heeft het KRW-waterlichaam Eemskanaal - Winschoterdiep de typering M7B (grote diepe kanalen met scheepvaart) met de status kunstmatig. De ecologische toestand van het KRW-waterlichaam Eemskanaal-Winschoterdiep is matig, maar er is nog maar een geringe verbetering nodig om de doelen te bereiken. De algemeen fysisch-chemische toestand is goed, met uitzondering van chloride. De gebiedsgerichte norm voor chloride van 400 mg/l in dit oppervlaktewater wordt overschreden op het KRW-meetpunt, dat vlakbij de uitmonding van het waterlichaam in zee ligt. Deze overschrijding komt door de (lokale) invloed van de zee. Om een meer representatief beeld voor chloride te krijgen, wordt het meetpunt meer landinwaarts geplaatst. Bij toetsing van de chemische toestand komt normoverschrijding van de prioritaire stof tributyltin voor. De oorzaak hiervan is de toepassing van algenweringsmiddel voor scheepshuiden. Voor deze stof bestaat al Europese wetgeving waarmee, bij naleving daarvan, deze overschrijding niet voorkomt. Tributyltin komt daarom vooral in het water door nalevering van waterbodems en zal afnemen ten gevolge van bodemsanering en reguliere verdieping. Omdat het diffuus aanwezig is, is gerichte bodemsanering niet zinvol Overzicht afvalwaterstromen en zuiveringstechnische voorzieningen De aanvraag heeft betrekking op het lozen van de volgende afvalwaterstromen via de lozingspunten 5 en 7 op de Oosterhornhaven: A01. Afvalwater tankplaats De tankplaats met een bovengrondse dieselolietank (dubbelwandig 10 m³) bij ingang Loge 2 heeft een vloeistofdichte bodembeschermende voorziening (oppervlakte 50 m2). De tank is voorzien van een overvulbeveiliging, lekdetectie en een aanrijbeveiliging. Het afstromende hemelwater met een debiet van ca. 50 m³/jaar passeert een slibvangput en olieafscheider voordat het wordt geloosd op het hemelwaterriool dat uitkomt in lozingspunt 5. A02. Condenswater Dit betreft niet verontreinigd condenswater afkomstig van airco s en verwarmingsinstallaties van kantoren en werkplaatsen in een omvang van ca. 2 m³/etmaal. Het wordt geloosd via de lozingspunten 5 en 7. A03. Niet verontreinigd afvalwater afkomstig van bijvoorbeeld reiniging van drainages (in de aanvraag genoemd: incidenteel te lozen niet verontreinigd afvalwater) Dit afvalwater komt incidenteel vrij en bestaat uit bijvoorbeeld spoelwater bij het doorspoelen van drainages of bij het plaatselijk reinigen van het wegdek. Bij deze activiteiten worden geen reinigingsmiddelen gebruikt. Bij het reinigen van drainages wordt geloosd via cascades om de onopgeloste stoffen uit het afvalwater te verwijderen. Het wordt geloosd via de lozingspunten 5 en 7 met een debiet van ca m³/jaar. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 7 van 13

8 Lozingssituatie per lozingspunt De genoemde afvalwaterstromen A01 t/m A03 worden geloosd via de lozingspunten 5 en 7. Via de lozingspunten 3, 5 en 7 worden daarnaast afvalwaterstromen geloosd die worden gereguleerd middels het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit betreft de lozingen van hemelwater (afkomstig van verharding dat geen voorgeschreven bodembeschermende voorziening is), drainagewater en bronneringswater. De afvalwatersituatie voor de lozingspunten is in zijn geheel: - Lozingspunt 3: alleen lozing niet verontreinigd drainagewater ca m3/jaar. - Lozingspunt 5: lozing hemelwater ca m3/jaar (containerterminal J. Wildeman Logistics, terrein oostzijde pekelzuivering en loge 2), drainagewater ca m3/jaar (westelijk deel MCA-bedrijf), bronneringswater, condenswater, tankplaats loge 2 en incidenteel te lozen niet verontreinigd afvalwater. Het totale debiet bedraagt ca m3 per jaar. Lozingspunt 5 loost via pomp P1414 op de zgn. brandwaterput (om bluswater te kunnen innemen) die rechtstreeks in verbinding staat met het oppervlaktewater in de Oosterhornhaven. Op de brandwaterput wordt hemelwater geloosd afkomstig van de parkeerplaats terrein 3 en van de brandweerkazerne met oefenplaats. Deze lozingen zijn gereguleerd via een melding Activiteitenbesluit. - Lozingspunt 7: lozing hemelwater ca m3/jaar (terrein 4 -behalve noordwestelijk deel want dit riool loost op de zuivering- en verlaadkuil J. Wildeman Logistics met 4000 m3/jaar), bronneringswater, condenswater en incidenteel te lozen niet verontreinigd afvalwater. 7 Overwegingen voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam 7.1 Beleid algemeen De Waterwet omschrijft in de artikelen 2.1 en 6.13 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In dit artikel zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen; d. en de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer niet verenigbaar zijn en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet, de Keur en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 8 van 13

9 7.2 Emissiebeleid Het eerste uitgangspunt van het beleid is vermindering van de verontreiniging waarbij, voor vrijwel alle verontreinigende stoffen, voorop staat dat een inspanning moet worden geleverd om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen (voorzorgprincipe). Hier wordt vorm aan gegeven door prioriteit te geven aan de ketenbenadering. Daarbij wordt een product van grondstof tot afvalstadium beoordeeld. Er dient zo vroeg mogelijk in de keten naar mogelijkheden te worden gezocht om wateremissies terug te dringen c.q. te voorkomen door een getrapte benadering van preventie, hergebruik en verwijdering. Brongerichte maatregelen hebben de voorkeur boven end-of-pipe maatregelen. Duurzame lange termijnoplossingen hebben daarbij de voorkeur boven korte termijn saneringen. Vermindering van de verontreiniging vindt ook plaats door stof specifieke aanpak. De stof specifieke aanpak richt zich vooral op milieugevaarlijke stoffen. Met deze aanpak wordt inhoud gegeven aan de internationale afspraak (Esbjerg en OSPAR) om binnen 1 generatie (25 jaar) de lozing van milieugevaarlijke stoffen te beëindigen. Dit betekent dat deze lozingen in het jaar 2020 moeten zijn beëindigd. De betreffende stoffen worden internationaal aangewezen en vastgesteld. Binnen de stof specifieke aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de emissie-aanpak en de waterkwaliteitsaanpak. Met de emissie-aanpak wordt invulling gegeven aan de inspanning die moet worden verricht om een bepaalde emissie te verminderen. Dit gebeurt in twee stappen: in de eerste stap wordt op basis van de stand van de techniek de verontreiniging zoveel mogelijk beperkt en in de tweede stap wordt beoordeeld in hoeverre de restemissie het bereiken van de oppervlaktewaterkwaliteitsdoelstellingen in de weg staat. Als de restlozing niet aanvaardbaar is, dan zijn verdergaande maatregelen m.b.t. de restemissie vereist. Met de waterkwaliteitsaanpak wordt beoordeeld in hoeverre de lozing de doelstellingen voor de kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam negatief beïnvloedt. Als de lozing niet aanvaardbaar is, dan zijn extra maatregelen vereist. Voor alle schadelijke stoffen moeten de beste beschikbare technieken worden toegepast om de emissie te beperken of te voorkomen. Bij de beoordeling van de stand der techniek wordt gekeken naar vergelijkbare bedrijven of de (internationale) bedrijfstakken, BREF s en naar de in CIW-verband uitgevoerde (bedrijfstak)studies. Als tweede uitgangspunt van het beleid geldt het principe van geen achteruitgang. Dit houdt in dat binnen een bepaald beheergebied voor geen van de aangewezen prioritair (gevaarlijke) stoffen of groepen van prioritair (gevaarlijke) stoffen, het totaal van de lozingen mag toenemen. Voor de overige stoffen geldt dat de waterkwaliteit niet significant mag verslechteren. Wanneer sprake is van een nieuwe lozing of een uitbreiding van een bestaande lozing dan vindt een beoordeling plaats op basis van het geen achteruitgangprincipe. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 9 van 13

10 Het emissiebeleid is verwoord in het Nationaal Waterplan De beleidsuitgangspunten voor lozingen zijn gebaseerd op de vermindering van de verontreiniging en op het principe van geen achteruitgang op grond van de KRW Kaderrichtlijn Water (KRW) Vanuit de KRW bestaat de verplichting om wettelijk vast te leggen dat aan wateren functies worden toegekend. Dit dient te gebeuren op nationaal en regionaal niveau. Regionaal betekent dit dat via het waterbeheerplan aan wateren verschillende gebruiksfuncties zijn toegekend, die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende oppervlaktewaterlichaam. De functies zijn benoemd in het provinciaal waterplan. Uitgangspunt van het waterbeheerplan is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon en gezond water op orde zijn. Voor de functies drinkwater, natuur en zwemwater gelden aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de waterkwaliteit en/of het gebruik van betreffende gebieden, die voortvloeien uit de Europese verplichtingen. De waterkwaliteitsdoelstellingen van de KRW zijn geregeld in het Besluit kwaliteitseisen monitoring water 2009 (Bkmw 2009, beter bekend als AMvB Doelstellingen) en de onderliggende Ministeriële Regeling monitoring kaderrichtlijn water (MR Monitoring). Het Bkmw en de onderliggende MR Monitoring bevatten normen (in de vorm van milieukwaliteitseisen) voor de chemische en ecologische toestand van oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. Ook de doelstellingen van de Grondwaterrichtlijn en de Richtlijn prioritaire stoffen zijn hier in opgenomen IPPC-richtlijn en BREF IPPC-inrichtingen moeten voldoen aan de Europese IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control). De IPPC-richtlijn bepaalt onder andere dat vergunningen voor de industriële inrichtingen moeten waarborgen dat door die inrichtingen alle passende preventieve maatregelen tegen verontreinigingen worden getroffen, vooral door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken (BBT) Activiteitenbesluit Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna Activiteitenbesluit) is op zowel de Wm als de Wtw gebaseerd. In de systematiek geldt dat alle inrichtingen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen, tenzij sprake is van een gpbv-installatie (beter bekend als IPPCinrichting). Via Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht worden de activiteiten genoemd die vergunningplichtig zijn. Het uitgangspunt is dat alle inrichtingen onder de algemene regels vallen en dat de vergunningplicht de uitzondering vormt Lozing op riolering versus oppervlaktewaterlichaam Het beleid is er op gericht om alle ongezuiverde of onvoldoende gezuiverde lozingen op oppervlaktewaterlichamen te beëindigen door het afvalwater via een vuilwaterriolering naar een rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi) af te voeren. Een goed gedimensioneerde en oordeelkundig Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 10 van 13

11 bedreven zuiveringsinstallatie in beheer bij het bedrijf kan voor de behandeling van afvalwater ook als doelmatig worden beschouwd. Nieuwe ongezuiverde lozingen op oppervlaktewaterlichamen worden in beginsel niet toegestaan Bezien van de vergunning Er is een wettelijke verplichting tot het periodiek bezien en actualiseren van de vergunningen op actualiteit en adequaatheid. Hierbij is tevens van belang of de inrichting in werking is conform de vigerende vergunning en de onderliggende aanvraag. De verplichting tot het periodiek bezien is opgenomen in artikel 2.30 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Concreet betekent dit dat de vergunning regelmatig moet zijn bezien of deze nog toereikend is met het oog op de bescherming van de waterkwaliteit. Beoordeeld moet worden of de vergunning voldoet aan de meest recente beleidsontwikkelingen en uitvoeringsrichtlijnen, zoals het waterbeheerplan en de stand der techniek. 7.3 Beoordeling van de aanvraag voor het brengen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam Korte beoordeling lozing De lozing van de verschillende deelstromen is getoetst aan de algemene beleidsuitgangspunten zoals verwoord onder 7.1 en 7.2 van de overwegingen. Bij toetsing van een vergunningaanvraag wordt beoordeeld of het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam de vervulling van de aan het oppervlaktewaterlichaam toegekende functies nadelig beïnvloedt. Uit deze toetsing is gebleken dat de maatregelen om de lozing te beperken voldoen aan de stand der techniek. De lozingen/activiteiten zullen niet leiden tot onaanvaardbare verontreiniging van het oppervlaktewaterlichaam mits AkzoNobel zich houdt aan de aan deze vergunning verbonden voorschriften Toetsing aan IPPC en de Beste Beschikbare Technieken AkzoNobel vraagt vergunning aan onder andere voor lozingen afkomstig van IPPC-inrichtingen op het Chemiepark Delfzijl en valt daarom onder de werkingssfeer van de IPPC-richtlijn Toetsing aan het Activiteitenbesluit milieubeheer Een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort, is een inrichting type C onder het Activiteitenbesluit. Type C inrichtingen zijn vergunningplichtig op grond van de Wabo, maar het Activiteitenbesluit is deels wel van toepassing. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële Regeling rechtstreeks van toepassing zijn. De voorschriften die in deze vergunning zijn opgenomen zijn die voorschriften die niet zijn geregeld in het Activiteitenbesluit en de bijbehorende Regeling. Het Activiteitenbesluit is van toepassing op de lozing van de volgende afvalwaterstromen: - Hemelwater dat niet afkomstig is van een voorgeschreven bodembeschermende voorziening: Afdeling 2.1, artikel 1.22 en 2.1 en 3.1.3, artikel 3.3 en 6.7, artikel 6.18 Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 11 van 13

12 - Drainagewater: wordt beschouwd als hemelwater - Bronneringswater (grondwater van ontwatering): Afdeling 2.1, artikel 1.22 en 2.1 en 3.1.2, artikel 3.2 Deze aanvraag is tevens een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer die wordt beschouwd als een verzoek om maatwerkvoorschriften Beoordeling aanvraag Beoordeling lozing afvalwater tankplaats De tankplaats heeft een voorgeschreven bodembeschermende voorziening en daarom is de lozing op oppervlaktewater vergunningplichtig. Het afvalwater van de tankplaats kan verontreinigd zijn met olie en zandfracties en wordt via een slib- en olieafscheider en controlevoorziening geloosd op de Oosterhornhaven. Voor deze lozing is de emissieaanpak van toepassing. Dat houdt in dat onafhankelijk van de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen een inspanning moet worden geleverd om de verontreiniging aan de bron te beperken. De aanwezige voorzieningen worden beschouwd als BBT voor het verwijderen van olie en onopgeloste bestanddelen. Ter controle van zowel de goede werking als een goed beheer en onderhoud is een maximale lozingseis in de vergunning opgenomen voor minerale olie van 20 mg/l en voor onopgeloste bestanddelen van 50 mg/l. Beoordeling lozing condenswater Het condenswater is niet (thermisch) verontreinigd. Beoordeling lozing niet verontreinigd incidenteel te lozen afvalwater Deze afvalwaterstromen zijn als niet verontreinigd te beschouwen mits Akzo voorzorgsmaatregelen neemt bij de betreffende incidentele lozingen. In de vergunning is opgenomen dat Akzo deze lozingen moet bijhouden in een logboek. Uit ervaring van de afgelopen jaren is gebleken dat deze werkwijze voldoet. Plan van aanpak tijdig afsluiten van lozingspunt 7 Op het Chemiepark zijn bedrijven aanwezig die vallen onder de hoge drempel van het Besluit risico s zware ongevallen (Brzo 2015), zoals het MEB en het MCA-bedrijf van AkzoNobel. Deze zogenoemde Brzo hogedrempelinrichtingen moeten een veiligheidsrapport maken waarin ook een milieurisicoanalyse (MRA) is opgenomen. Uit de MRA s blijkt dat er risico s zijn op onvoorziene lozingen via de lozingspunten 5 en 7 op het oppervlaktewater. Voor lozingspunt 5 is een werkwijze vastgelegd en is een noodknop aanwezig bij loge 2 om bij een calamiteit de pomp uit te schakelen om een onvoorziene lozing op het oppervlaktewater te voorkomen. Voor lozingspunt 7 zijn de mogelijkheden nog in onderzoek. Daarom wordt een voorschrift opgenomen om voor lozingspunt 7 een plan van aanpak in te dienen met welke maatregel (procedureel en technisch) het lozingspunt tijdig kan worden afgesloten om een onvoorziene lozing te voorkomen. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 12 van 13

13 7.3.5 Slotoverweging Gezien het belang van het bedrijf om afvalwater te kunnen lozen en gelet op de te verwachten aard en omvang van het te lozen afvalwater in relatie tot die van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam wordt deze lozing onder voorschriften aanvaardbaar geacht en bestaan er geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. 8 Procedure 8.1 Algemeen De vergunningverleningsprocedure op grond van de Waterwet heeft conform het gestelde in de Wabo en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) plaatsgevonden. De ontvangstbevestiging van de aanvraag is op 18 juli 2017 via het Omgevingsloket Online (OLO) aan AkzoNobel verzonden. Tevens is op 18 juli 2017 advies gevraagd aan de Provincie Groningen en de gemeente Delfzijl. Naar aanleiding hiervan is geen reactie ontvangen. De aanvraag en ontwerpbeschikking hebben ter inzage gelegen van. tot en met... (data in te vullen in definitieve beschikking) De resultaten van de handhavingstoets zijn verwerkt in de beschikking. Verzending Een exemplaar van de beschikking wordt toegezonden aan: Akzo Nobel Chemicals b.v., Oosterhorn 4 te Farmsum; Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen; Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl. Watervergunning HAS2017_Z05388 AkzoNobel lozing Oosterhornhaven 13 van 13

14 Bijlage 1 Behorende bij vergunning HAS2017_Z05388 Begripsbepalingen: In deze vergunning wordt verstaan onder: Afvalwater: water dat verontreinigd is met afvalstoffen, verontreinigende stoffen en/of schadelijke stoffen. Lozingspunt: een punt van waaruit afvalwater op het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd. Vergunninghouder: degene die krachtens deze vergunning handelingen verricht in het watersysteem en in staat is naleving van het gestelde in deze vergunning te borgen; (artikel 6, Waterwet juncto artikel 8.20 Wm). Dagelijks bestuur: bevoegd gezag op grond van de Waterwet, Waterschap Hunze en Aa's, postbus 195, 9640 AD Veendam. Het werk: een voorziening die is aangelegd of wordt gebruikt voor de inzameling en/of de lozing van afvalwater. Zuiveringstechnische voorziening: een voorziening of installatie waarin afvalwater wordt gereinigd; Steekmonster: een willekeurig genomen monster. NEN-voorschriften: voorschriften opgesteld door het Nederland Normalisatie Instituut (NNI);

15 Bijlage 2 behorende bij vergunning HAS2017_Z05388 Voorschriften met betrekking tot bemonstering en analyse: 1. De in deze vergunning genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden bepaald conform de Nederlandse Normvoorschriften van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). Uitgangspunt is dat voor elk van de genoemde stoffen wordt gewerkt conform de in de aanvraag vermelde methoden danwel conform de laatst verschenen NEN-uitgave. Het gehalte aan onopgeloste bestanddelen moet worden bepaald met de methode NEN-EN 872 (glasvezelmethode). 2. Indien een analyse wordt uitgevoerd in afwijking van de in lid 1 genoemde voorschriften, dient hiervoor een methode te worden toegepast met vergelijkbare of betere prestatiekenmerken dan de betreffende NEN-methode. 3. Een wijziging in een normblad of een nieuw voorschrift worden automatisch van kracht binnen 6 weken nadat deze door het NEN zijn vastgesteld. 4. Ten aanzien van de analyse geldt dat in verband met het gestelde in lid 1, de analysemethode zodanig dient te zijn, dat de rapportagegrens van de analysemethode lager is dan de opgenomen lozingsnorm.