MASTERSCRIPTIE: INFORMATIEVERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN EN HET WETSVOORSTEL VEREENVOUDIGING EN DIGITALISERING VAN HET PROCESRECHT.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MASTERSCRIPTIE: INFORMATIEVERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN EN HET WETSVOORSTEL VEREENVOUDIGING EN DIGITALISERING VAN HET PROCESRECHT."

Transcriptie

1 MASTERSCRIPTIE: INFORMATIEVERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN EN HET WETSVOORSTEL VEREENVOUDIGING EN DIGITALISERING VAN HET PROCESRECHT. Masterscriptie Privaatrechtelijke Rechtspraktijk Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van Amsterdam Naam: Jeanine Jansen Studentnummer: Inleverdatum: vrijdag 31 juli 2015 Begeleider: R.G. Hendrikse Tweede lezer: E. Gras

2 INHOUDSOPGAVE Inleiding Pagina 4 1. Informatieverplichtingen. Pagina Inleiding Pagina De algemene informatieverplichtingen Pagina De waarheidsplicht van art. 21 Rv Pagina Nadere informatie op grond van art. 22 Rv Pagina De schriftelijke informatieverplichtingen Pagina De substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv Pagina De openleggingsplicht van art. 162 Rv Pagina De mondelinge informatieverplichtingen Pagina De inlichtingencomparitie op grond van art. 88 Rv Pagina Partij-getuigen op grond van art. 164 lid 3 Rv Pagina Vragen stellen op grond van art. 179 lid 3 Rv Pagina Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Pagina Inleiding Pagina Veranderingen Pagina Procesinleiding Pagina Betekening Pagina Termijnen Pagina Maatwerk Pagina Digitaal procederen Pagina Uitwerking Pagina Integriteit Pagina Inwerkingtreding Pagina De gevolgen van de vereenvoudiging en digitalisering. Pagina Inleiding Pagina Identificatie Pagina Procesinleiding Pagina 24 2

3 3.4 Basisprocedure Pagina De mondelinge behandeling Pagina Afschaffing van het recht op pleidooi Pagina Horen van getuigen Pagina Regiezitting Pagina Bezoek Spirit Pagina 28 Conclusie Pagina 32 Literatuurlijst Pagina 36 3

4 INLEIDING De aanleiding voor dit onderzoek vormt een recente ontwikkeling op het gebied van de digitalisering van de rechtspraak, het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Op 20 oktober 2014 heeft de toenmalig Minister van Justitie, Ivo Opstelten, dit wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer en op 26 mei 2015 is het met algemene stemmen aangenomen. 1 Het wetsvoorstel maakt onderdeel uit van het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI). 2 Dit programma is een vernieuwingsprogramma van de rechtspraak met als doel het behoud en de versterking van een goede, toegankelijke, eenvoudige, snelle, doelmatige en betaalbare rechtspraak. 3 Het gaat om de introductie van één nieuwe basisprocedure in het civiele procesrecht, een andere invulling van de mondelinge behandeling in het civiele procesrecht, het digitaal kunnen starten van een procedure, de vereenvoudiging van bestaande civiele procedures en het eveneens doorvoeren van deze vernieuwingen in hoger beroep. 4 De voorgenomen maatregelen moeten resulteren in een uniforme en digitale basisprocedure waarin de rechter de regie voert, maatwerk levert en geschillen snel en definitief beslecht. Om dat te kunnen realiseren moet er een nieuwe digitale rechtsgang worden ontworpen en geïmplementeerd, moet de wet- en regelgeving worden aangepast en moeten onder meer procesreglementen worden aangepast en geharmoniseerd. 5 Op 22 januari 2015 is het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel is op 11 juni 2015 door de Tweede Kamer aangenomen. Het bouwt voort op het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in eerste aanleg. Dit onderzoek ziet op het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in eerste aanleg. Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie zal ik in dit onderzoek verder buiten beschouwing laten. Indien een rechtzoekende burger een procedure wenst te starten, zal de rechtszoekende aan een aantal informatieverplichtingen moeten voldoen. Deze informatieverplichtingen zijn opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het doel van deze 1 Bruins, Mr. 2015, p Veldhuis, Advocatenblad 2015, p Kamerstukken II 2012/13, , nr. 164, p Kamerstukken II 2012/13, , nr. 164, p Kamerstukken II 2012/13, , nr. 164, p. 2. 4

5 informatieverplichtingen is om het oordeel over een zaak zoveel als mogelijk recht te laten doen aan de werkelijkheid. 6 De probleemstelling die in dit onderzoek centraal staat luidt dan ook: In hoeverre kan een rechtszoekende burger nog voldoen aan de informatieverplichtingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in werking is getreden? Het onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen: een literatuuronderzoek en een praktijkonderzoek. Het literatuuronderzoek bestaat uit het bestuderen van handboeken, tijdschriftartikelen, parlementaire stukken en jurisprudentie. Ook heb ik enkele websites geraadpleegd, aangezien het om een actueel onderwerp gaat. Het praktijkonderzoek bestaat uit een bezoek aan Spirit, de IT-organisatie van de rechtspraak, gevestigd te Utrecht. Om een antwoord op de onderzoeksvraag te kunnen formuleren, zullen in het eerste hoofdstuk de informatieverplichtingen uiteengezet worden die zijn opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In het tweede hoofdstuk zal het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht uitvoerig aan de orde komen. Vervolgens bespreek ik in het derde hoofdstuk tot welke (ongewenste) gevolgen de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht zal leiden en in hoeverre deze (ongewenste) gevolgen invloed hebben op het voldoen aan de informatieverplichtingen. Tot slot zal ik in de conclusie het antwoord geven op de centrale vraag. 6 Wijnbergen, WPNR 2011, p. 974 e.v. 5

6 1. INFORMATIEVERPLICHTINGEN. 1.1 Inleiding. Het uitgangspunt in de civiele procedure is dat partijen vrij zijn zelf te bepalen of een geschil aan de rechter wordt voorgelegd. Ook zijn zij vrij om zelf te bepalen welke feiten aan het geschil ten grondslag worden gelegd. In de wet is dit terug te vinden in art. 24 en 149 Rv en wordt ook wel aangeduid als het beginsel van partijautonomie. Indien een geschil eenmaal aan de rechter is voorgelegd, is het de bedoeling dat het oordeel van de rechter zoveel als mogelijk op de materiële waarheid berust. Daarvoor zullen partijen de rechter moeten voorzien van alle voor het oordeel relevante feiten. Om dit te bewerkstelligen, is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een aantal informatieverplichtingen opgenomen. De informatieverplichtingen helpen de rechter om het oordeel over de zaak zoveel als mogelijk recht te laten doen aan de werkelijkheid. De informatieverplichtingen kunnen worden onderscheiden in algemene en bijzondere informatieverplichtingen. De wet kent een tweetal algemene informatieverplichtingen. In art. 21 Rv is bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Vervolgens is in art. 22 Rv bepaald dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen kan bevelen om bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Deze twee algemene informatieverplichtingen zijn opgenomen in de eerste titel van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, die algemene bepalingen voor procedures omvat en van toepassing is in zowel de dagvaardings- als de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg als in hoger beroep en cassatie. De algemene informatieverplichtingen worden verder uitgewerkt in een aantal specifieke verplichtingen. Deze specifieke verplichtingen zijn opgenomen in de tweede titel van Boek 1 van Rechtsvordering, die ziet op de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg. In de verzoekschriftprocedure zijn zij van overeenkomstige toepassing via de schakelbepaling van art. 284 lid 1 Rv. De specifieke verplichtingen kunnen worden onderscheiden in verplichtingen tot het geven van schriftelijke toelichting, tot mondelinge toelichting of tot medewerking aan onderzoek. 7 In dit hoofdstuk zullen eerst de algemene informatieverplichtingen aan de orde komen. Achtereenvolgens zal ik de verplichtingen tot het geven van schriftelijke toelichting en de verplichtingen tot het geven van mondelinge 7 Wijnbergen, WPNR 2011, p. 974 e.v. 6

7 toelichting bespreken. De verplichtingen tot medewerking aan onderzoek zal ik in dit hoofdstuk buiten beschouwing laten. 1.2 De algemene informatieverplichtingen. De algemene informatieverplichtingen bestaan uit de waarheidsplicht van art. 21 Rv en de plicht van art. 22 Rv om nadere informatie te verstrekken. Deze twee algemene informatieverplichtingen zal ik hieronder toelichten De waarheidsplicht van art. 21 Rv. In art. 21 Rv is vastgelegd dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, ook wel aangeduid als de waarheidsplicht. 8 De Hoge Raad heeft op 25 maart 2011 geoordeeld dat de verplichting van art. 21 Rv tot een juiste en volledige voorlichting van de rechter en de wederpartij geldt voor alle procedures die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn geregeld. 9 De waarheidsplicht geldt daarnaast in ieder stadium van de procedure. Het gaat om een algemene norm die vorm geeft aan de taakverdeling tussen de rechter en partijen met betrekking tot de feiten. Volgens de wetgever heeft art. 21 Rv tot doel om bewuste leugens uit te bannen, nu dit in een modern procesrecht niet aanvaardbaar is. De achterliggende gedachte dat de rechter niet bewust om de tuin mag worden geleid, is echter al veel ouder. Onder het oude recht kwam deze gedachte al tot uitdrukking in het buitengewone rechtsmiddel van rekest-civiel, dat kon worden ingesteld indien in de procedure bedrog was gepleegd en stukken waren achtergehouden. De rechter mag namelijk niet op het verkeerde been worden gezet door het aanvoeren van onjuiste feiten of onvolledige feiten. 10 De waarheidsplicht van art. 21 Rv gaat echter niet zover dat een partij ook haar zwakke posities moet openbaren. Partijen mogen de naar hun oordeel relevante feiten selecteren en vanuit eigen invalshoek pretenderen. Hier staat art. 21 Rv niet aan in de weg. 11 De waarheidsplicht van art. 21 Rv is daarmee een aanvulling op art. 24 Rv, dat bepaalt dat de rechter de zaak onderzoekt en beslist op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd. Ook kan art. 21 Rv niet los worden gezien van de substantiëringsplicht en de bewijsaandraagplicht neergelegd in art. 111 lid 3 Rv, alsmede van 8 Smits, in: Commentaar Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Rv, aant. A (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2013). 9 HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO Teuben, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Rv, aant. 1 (online, laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012). 11 Van Mierlo, Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Rv, aant. 2, sub b. 7

8 de concentratieplicht zoals neergelegd in art. 128 lid 5 Rv. Het doel hiervan is dat de rechter in een zo vroeg mogelijk stadium een beeld krijgt van het geschil. Voorkomen moet worden dat het de rechter wordt bemoeilijkt of zelfs onmogelijk wordt gemaakt te beslissen over het hem voorgelegde geschil doordat partijen hem relevante feiten onthouden. Op grond van art. 6 EVRM en art. 20 Rv zal de rechter er immers voor moeten waken dat een procedure onredelijke vertraging oploopt. 12 Of aan de verplichting van art. 21 Rv is voldaan, berust op een aan de feitenrechter voorbehouden uitleg van de gedingstukken en op waarderingen van feitelijke aard. 13 De Hoge Raad heeft overwogen dat de rechter ambtshalve mag oordelen dat een van partijen of beide partijen in strijd heeft dan wel hebben gehandeld met de waarheidsplicht van art. 21 Rv. 14 Over de sanctie op overtreding van art. 21 Rv bleef de wetgever bewust vaag. De wetgever heeft de rechter ruimte willen geven om rekening te houden met de omstandigheden van het geval, zoals de hoedanigheid van partijen, de vraag of zij worden bijgestaan door een advocaat of gemachtigde en de mate van verwijtbaarheid van de schending. Als sanctie zal de rechter de bewijslast van de nalatige partij kunnen verzwaren of die partij veroordelen in de proceskosten. Ook kan de rechter, wanneer de nalatige partij nieuwe feiten wenst aan te voeren, maar gebleken is dat eerder aangevoerde feiten onjuist of onvolledig zijn aangevoerd, de nieuwe feiten buiten beschouwing laten wegens strijd met de goede procesorde Nadere informatie op grond van art. 22 Rv. In art. 22 Rv is bepaald dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen kan bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. De waarheidsplicht van art. 21 Rv correspondeert met de informatieplicht van art. 22 Rv. Niet alleen als de rechter daarom vraagt, maar ook uit zichzelf dienen partijen ernaar te streven dat uiteindelijk alle voor de beslissing van belang zijnde feiten boven tafel komen, overigens voor zover er geen gewichtige redenen zijn om feiten niet aan te voeren. Voor art. 22 Rv geldt dat het kan gaan om een toelichting bij een stelling of om een in appel naar voren gebrachte grief, dus het woord stellingen dient ruim te worden opgevat. 16 Het betreft een discretionaire bevoegdheid 12 Smits, in: Commentaar Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Rv, aant. A (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2013). 13 Teuben, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Rv, aant. 3 (online, laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012). 14 HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675 (r.o. 3.3). 15 Seinen, TCR 2014, p Van Mierlo & Bart 2002, p

9 van de rechter om enige sturing te geven, omdat partijen niet altijd weten welke stukken moeten worden overgelegd. 17 Het bevel kan in de vorm van een vonnis worden gegoten, maar de rechter kan zich ook per brief tot partijen wenden met het verzoek. Partijen kunnen er niet over klagen dat de rechter geen bevel heeft gegeven op grond van art. 22 Rv, al zal de rechter een gemotiveerd verzoek om gebruik te maken van de bevoegdheid niet zonder meer naast zich neerleggen. Er kunnen echter geen hoge eisen worden gesteld aan de motivering van de rechter, aangezien het om een discretionaire bevoegdheid gaat. 18 Partijen kunnen weigeren te voldoen aan het bevel om bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden te overleggen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn. 19 Deze weigeringsgrond ziet vooral op de verhouding tussen het bevel tot overlegging van bescheiden en het belang van een partij dat vertrouwelijke informatie niet openbaar wordt gemaakt. In de eerste plaats moet gedacht worden aan vertrouwelijke gegevens, zoals gegevens betreffende de seksuele geaardheid, de medische status of de financiële positie. In de rechtspraak is dit criterium van gewichtige redenen nader ingevuld. 20 De rechter beslist of de weigering gerechtvaardigd is, bij gebreke waarvan hij daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. Zo kan de rechter aan de weigering de consequentie verbinden dat een stelling van de desbetreffende partij niet als juist wordt aanvaard De schriftelijke informatieverplichtingen. Onder de verplichtingen tot het geven van schriftelijke toelichting valt de substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv en de openleggingsplicht van art. 162 Rv. Deze verplichtingen zal ik hierna achtereenvolgens bespreken De substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv. Op grond van art. 111 lid 2 sub d Rv dient de eiser in de inleidende dagvaarding de eis en de gronden daarvan op te nemen. 22 In art. 111 lid 3 Rv is vervolgens de verplichting opgenomen dat in het exploot van dagvaarding de door de gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en 17 Van Mierlo & Bart 2002, p Teuben, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 22 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012). 19 Van Mierlo & Bart 2002, p Teuben, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 22 Rv, aant. 3 (online, laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012). 21 Teuben, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 22 Rv, aant. 4 (online, laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012). 22 De Graaff, Executief 2002, p

10 de gronden daarvoor moeten worden vermeld, ook wel aangeduid als de substantiëringsplicht. 23 Het ligt voor de hand dat de verplichte vermelding van deze verweren van de gedaagde de eiser ertoe zal bewegen deze te weerleggen. 24 Daarom dient de dagvaarding ook de bewijsmiddelen te bevatten waarover eiser kan beschikken ter staving van de betwiste vordering. Dit wordt ook wel de bewijsaandraagplicht genoemd. 25 De bewijsaandraagplicht dwingt beide partijen ertoe hun positie in het debat onder ogen te zien. Voor eiser kan gelden dat zijn kansen minder groot blijken te zijn dan hij tot dan toe dacht. Voor gedaagde zou kunnen gelden dat hij na de presentatie van eisers zaak tot het inzicht komt dat het beter is eieren voor zijn geld te kiezen. Zo worden beide partijen met de neus op de feiten gedrukt, hetgeen partijen aanleiding kan geven het debat in te perken en de kansen op een schikking verhoogt. 26 Met deze verplichtingen wordt inhoud gegeven aan de informatieplicht van art. 21 Rv en zijn daarmee te beschouwen als een specifieke informatieverplichting. 27 Beoogd is te zorgen voor een efficiëntere procesgang, met name doordat de behandeling van de zaak op de zitting geen hinder meer zou ondervinden van de beknoptheid van partijen in de daaraan voorafgaande stukken. 28 Partijen moeten er bovendien rekening mee houden dat de dagvaarding en de conclusie van antwoord de enige schriftelijke stukken kunnen zijn waarin zij hun standpunten naar voren kunnen brengen. Na de behandeling van de zaak op de zitting bestaat er immers geen vanzelfsprekend recht op re- en dupliek (art. 132 Rv). Partijen moeten daarom in een vroeg stadium van de procedure zorgdragen voor het aanvoeren van alle feiten die aan het geschil ten grondslag liggen. 29 Zo zou de rechter snel tot de kern van de zaak moeten kunnen doordringen, waardoor de rechter sneller tot een uitspraak moet kunnen komen en dit zou vanzelfsprekend tot een efficiëntere procesgang moeten leiden. 30 De vraag is welke sanctie ertegenover moet staan als eiser (moedwillig) informatie achterhoudt en daarmee een inbreuk maakt op art. 111 lid 3 Rv. De wetgever heeft niet zo ver willen gaan dat het niet voldoen aan de substantiëringsplicht automatisch leidt tot nietigheid van de dagvaarding. Op grond van art. 120 lid 4 Rv kan de rechter eiser wel bevelen om alsnog de ontbrekende gegevens te verstrekken Jacobs, TvvP 2010, p Stein & Rueb 2013, p De Graaff, Executief 2002, p Van Mierlo & Bart 2002, p Teuben, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 21 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 22 oktober 2012). 28 Jacobs, TvvP 2010, p Montrée, Executief 2005, p Jacobs, TvvP 2010, p Jacobs, TvvP 2010, p

11 1.3.2 De openleggingsplicht van art. 162 Rv. In het algemene art. 22 Rv is bepaald dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen kan bevelen om bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Een dergelijk bevel tot nadere informatie c.q. tot overlegging van bepaalde stukken is ook te vinden in art. 162 Rv. In art. 162 lid 1 Rv is immers bepaald dat de rechter in de loop van een geding, op verzoek of ambtshalve, aan partijen of aan een van hen de openlegging van de boeken, bescheiden en geschriften kan bevelen, die zij ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren. In zoverre is art. 162 lid 1 Rv dus aan te merken als een species van de algemene inlichtingenplicht in art. 22 Rv De mondelinge informatieverplichtingen. Onder de verplichtingen tot het geven van mondelinge toelichting valt de inlichtingencomparitie op grond van art. 88 Rv, de plicht van een partij-getuige om ter terechtzitting te verschijnen, antwoord te geven op gestelde vragen en de getuigenverklaring te ondertekenen op grond van art. 164 lid 3 Rv en tot slot bestaat op grond van art. 179 lid 3 Rv de verplichting om vragen te beantwoorden die de rechter aan partijen kan stellen naar aanleiding van de getuigenverklaringen De inlichtingencomparitie op grond van art. 88 Rv. In art. 88 Rv is aan de rechter de bevoegdheid gegeven om in elke stand van het geding partijen te gelasten ter zitting te verschijnen voor het geven van inlichtingen aan de rechter. De rechter kan dit ambtshalve doen of op verzoek van een van partijen. Ter zitting heeft de rechter de bevoegdheid rechtstreeks vragen te stellen aan partijen. Dit is een belangrijk onderdeel van het civiele procesrecht. Hierdoor kan de rechter namelijk aan waarheidsvinding doen, omdat er sprake is van een rechtstreekse en informele communicatie tussen de rechter en partijen. Partijen zijn immers de belangrijkste informatiebron voor de rechter. 33 Op grond van art. 88 Rv heeft de rechter de bevoegdheid vragen te stellen. Dit houdt in dat de rechter partijen kan vragen bepaalde stellingen toe te lichten, de rechter kan vragen naar ontbrekende informatie of vragen om verduidelijking. De rechter heeft daarmee ook de bevoegdheid om partijen op te dragen bepaalde stukken in het geding te brengen. Zowel het 32 Rutgers, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 162 Rv, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 1 juli 2006). 33 De Bock, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 88 Rv, aant. 1 (online, laatst bijgewerkt op 20 augustus 2014). 11

12 recht om vragen te stellen als het recht om partijen op te dragen bepaalde stukken in het geding te brengen, is ook neergelegd in art. 22 Rv. In zoverre dient art. 88 Rv in samenhang met art. 22 Rv bezien te worden. 34 In art. 131 Rv is de comparitie na antwoord geregeld. In beginsel dient de comparitie na antwoord altijd plaats te vinden. De rechter kan alleen van de comparitie na antwoord afzien indien de zaak niet geschikt is voor een comparitie. In art. 131 Rv wordt verwezen naar art. 87 Rv en art. 88 Rv. Dat betekent dat de comparitie na antwoord zowel kan worden gebruikt om een schikking te beproeven zoals bedoeld in art. 87 Rv als om inlichtingen te verkrijgen zoals bedoeld in art. 88 Rv. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de comparitie na antwoord ook tot doel heeft om afspraken te maken over het verdere verloop van de procedure, hoewel dit doel niet in de wet is genoemd Partij-getuigen op grond van art. 164 lid 3 Rv. In art. 164 lid 1 Rv is bepaald dat ook partijen als getuige kunnen optreden. Vervolgens is in art. 164 lid 3 Rv bepaald dat indien een partij die gehouden is als getuige een verklaring af te leggen, niet op de terechtzitting verschijnt, niet antwoordt op de gestelde vragen of weigert de verklaring te ondertekenen, de rechter de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. Voor de partij-getuige gelden in grote lijnen dezelfde regels als voor de gewone getuigen. Net als een gewone getuige is een partij-getuige op grond van art. 165 Rv verplicht een verklaring af te leggen. Er zijn echter ook verschillen. De belangrijkste afwijking voor de partij-getuige is de beperkte bewijskracht die aan de verklaring toekomt. In art. 164 lid 2 Rv is immers bepaald dat de verklaring geen bewijs in het voordeel van de partij-getuige kan opleveren, indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die de verklaring voldoende geloofwaardig maken. Ook de regel dat getuigen moeten worden gehoord buiten aanwezigheid van getuigen die nog niet zijn gehoord, zoals dit is bepaald in art. 179 lid 1 Rv, geldt niet voor de partijgetuige. Ook al is een partij-getuige nog niet zelf gehoord, dan mag hij wel aanwezig zijn bij het verhoor van andere getuigen De Bock, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 88 Rv, aant. 4 (online, laatst bijgewerkt op 20 augustus 2014). 35 De Bock, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 88 Rv, aant. 3 (online, laatst bijgewerkt op 20 augustus 2014). 36 De Bock, in: Commentaar Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. 164 Rv, aant. A (online, laatst bijgewerkt op 30 juli 2014). 12

13 1.4.3 Vragen stellen op grond van art. 179 lid 3 Rv. In art. 179 lid 3 Rv is bepaald dat de rechter naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kan stellen aan partijen. Het stellen van vragen is aan de rechter voorbehouden. Partijen kunnen ook elkaar vragen stellen, behalve als een van partijen of beide als getuige optreden. 37 Het Gerechtshof Amsterdam heeft echter geoordeeld dat in beginsel een ieder verplicht is te getuigen en dus ook om vragen te beantwoorden. Dit geldt echter niet als een partij zich kan beroepen op het verschoningsrecht zoals bedoeld in art. 165 lid 2 Rv. In dat geval bestaat er dan ook geen verplichting om vragen te beantwoorden Rutgers, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 179 Rv, aant. 3 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2002). 38 Hof Amsterdam 30 december 1993, ECLI:NL:GHAMS:1993:AD

14 2. VEREENVOUDIGING EN DIGITALISERING VAN HET PROCESRECHT. 2.1 Inleiding. In de afgelopen jaren is de maatschappij vergaand gedigitaliseerd. Ook de rechtspraak zal hierop moeten worden aangepast. 39 Om deze reden is op 20 oktober 2014 het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht bij de Tweede Kamer ingediend en op 26 mei 2015 met algemene stemmen aangenomen. 40 De digitalisering van procedures betreft zowel het burgerlijk recht als het bestuursrecht. 41 De digitalisering van procedures in het bestuursrecht zal ik in dit hoofdstuk verder buiten beschouwing laten. Voor het burgerlijk recht (de civiele procedures) geldt dat het wetsvoorstel de digitalisering met de vereenvoudiging daarvan combineert. 42 Zo maakt de digitalisering het procederen voor veel rechtzoekenden toegankelijker. Als de nieuwe wetgeving in werking is getreden, zullen de start van de procedure en het indienen van (proces)stukken via digitale weg geschieden. 43 In dit hoofdstuk zullen eerst de vijf grootste veranderingen aan de orde komen die de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht met zich meebrengt. Vervolgens zal ik het digitaal procederen bespreken. Tot slot zal aan de orde komen wanneer de nieuwe wetgeving in werking zal treden. 2.2 Veranderingen. Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht leidt tot vijf wezenlijke veranderingen. Deels houden deze wijzigingen verband met vereenvoudiging en uniformering van het burgerlijk procesrecht ten behoeve van de digitalisering van procedures en deels met de beoogde versnelling van procedures. Ten eerste beginnen alle civielrechtelijke procedures door indiening van een geüniformeerde procesinleiding. Daarbij is het uitgangspunt de nieuwe eenvoudige basisprocedure, die, als de zaak dat verlangt, kan worden uitgebreid met andere proceshandelingen, waardoor er maatwerk kan worden geboden. 44 In dit opzicht bestaat er geen verschil meer tussen dagvaardingsprocedures en verzoekschriftprocedures. 45 Toch zal er nog steeds een onderscheid worden gemaakt tussen vorderingsprocedures en verzoekprocedures om te voorkomen dat aan het materiële recht zou 39 Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Bruins, Mr. 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Wefers Bettink, TCR 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Wefers Bettink, TCR 2015, p

15 moeten worden getornd. 46 Ten tweede wordt in dagvaardingsprocedures de verplichting tot het officieel betekenen van de dagvaarding opgeheven. Ten derde komen er meer wettelijke termijnen voor het verrichten van specifieke proceshandelingen. Ten vierde kan de rechter meer sturing geven aan het verloop van de procedure en tot slot vinden zowel in het burgerlijk procesrecht als in het bestuursprocesrecht, het starten en de verdere afhandeling van een procedure voortaan in beginsel langs elektronische weg plaats De procesinleiding. Een beeldbepalend element van de nieuwe uniforme basisprocedure is het inleidende processtuk, de zogenaamde procesinleiding. Dit stuk komt in de plaats van de huidige dagvaarding en het verzoekschrift. 48 De invoering van een procesinleiding en een basisprocedure maakt procedures in het burgerlijk procesrecht overzichtelijker. De eiser of verzoeker legt de vordering of het verzoek met de procesinleiding voor aan de rechter. Als de eiser of verzoeker zowel een vordering als een verzoek wil indienen, moet in het huidige recht daarvoor twee aparte procedures worden gestart. Met de procesinleiding kunnen een verzoek en een vordering gezamenlijk aan de rechter worden voorgelegd. De nieuwe civiele basisprocedure bestaat uit een schriftelijke ronde voor beide partijen en kent geen tweede schriftelijke ronde, zoals re- of dupliek. Na de schriftelijke ronde volgt een mondelinge behandeling, die in de procedure centraal staat en vervolgens doet de rechter uitspraak. Het uitgangspunt is dat de mondelinge behandeling het eindpunt is van de procedure. 49 Op grond van het nieuwe art. 30k Rv wordt de invulling van de mondelinge behandeling aan de rechter overgelaten, met dien verstande dat partijen altijd gelegenheid moet worden geboden om een mondelinge toelichting te geven op de zaak. In overleg met partijen kan van de basisprocedure worden afgeweken. Zo kan de mondelinge behandeling in bepaalde gevallen achterwege blijven, terwijl in andere gevallen een extra mondelinge behandeling wordt gepland of een extra schriftelijke ronde wordt ingelast. Op deze manier wordt getracht flexibiliteit en maatwerk te bereiken Betekening. In de huidige dagvaardingsprocedure is het uitgangspunt om eerst de wederpartij op te roepen en daarna de zaak aan te brengen. In de huidige verzoekschriftprocedure is het gebruikelijk 46 Van Dam-Lely, TCR 2014, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Teuben & Jansen, TCR 2015/2, p Van Dam-Lely, TCR 2014, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p. 5 e.v. 15

16 eerst de zaak aan te brengen en dan de wederpartij op te roepen. Straks heeft de eiser de keus, met dien verstande dat de oproeping dient plaats te vinden binnen twee weken nadat de procesinleiding in het zaaksysteem is geplaatst, tegen een datum die ten minste twee weken en maximaal zes maanden na de datum van uitbrengen van het oproepingsbericht ligt. De gerechten zullen een digitaal formulier voor het oproepingsbericht ontwikkelen, dat ook de procesinleiding bevat. Indien digitaal wordt geprocedeerd, zal dit oproepingsbericht automatisch kunnen worden aangemaakt na het plaatsen van de procesinleiding in het zaaksysteem. Door het bericht per post of per te (laten) bezorgen op grond van art. 112 Rv kan de eiser de wederpartij oproepen zonder tussenkomst van een deurwaarder. De eiser zal wel alsnog een deurwaarder moeten inschakelen als de wederpartij niet verschijnt. Alleen als de procesinleiding is betekend, kan immers verstek worden verleend op grond van art. 139 Rv. In de meeste gevallen zal de eiser daarom de oproeping toch meteen door een deurwaarder laten betekenen. Wordt niet digitaal geprocedeerd, dan wordt de oproeping door de griffie verzorgd, zoals nu ook de gang van zaken is in de verzoekschriftprocedure Termijnen. Met het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht worden voor zowel partijen als voor de rechter een aantal termijnen ingevoerd of aangescherpt. 52 De wederpartij of belanghebbende (in een verzoekprocedure) heeft altijd, nadat de oproeping bij hem is bezorgd of betekend, een termijn van ten minste twee weken om te verschijnen in de procedure. Op grond van het nieuwe art. 111 lid 2 onder c Rv geldt een termijn van zes weken voor de indiening van het verweerschrift. In kantonzaken bedraagt deze termijn vier weken. De rechter bepaalt de datum voor de mondelinge behandeling zo spoedig mogelijk na het verschijnen van de verweerder (of na ontvangst van de procesinleiding in verzoekprocedures). Op grond van het nieuwe art. 30j lid 1 Rv bedraagt de termijn tussen uitnodiging en zitting ten minste drie weken. 53 In de vorderingsprocedure wordt er naar gestreefd de mondelinge behandeling binnen negen weken na het verschijnen van verweerder te laten plaatsvinden. In verzoekprocedures is het streven vijftien weken na het indienen van de procesinleiding. 54 Op grond van het nieuwe art. 30g lid 1 Rv wordt de uitspraak na afloop van de mondelinge behandeling binnen zes weken gegeven in handelszaken en binnen vier weken in 51 Wefers Bettink, TCR 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Wefers Bettink, TCR 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p. 6 e.v. 16

17 kantonzaken, tenzij dit door bijzondere omstandigheden niet kan worden verlangd (art. 30g lid 2 Rv) Maatwerk. De uitgangspunten in de civiele procedure zijn dat partijen op grond van art. 23 Rv de omvang van het geding bepalen, dat de rechter op grond van art. 24 Rv onderzoekt en beslist op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten grondslag hebben gelegd en dat de rechter op grond van art. 25 Rv de rechtsgronden ambtshalve aanvult. Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht brengt hier geen verandering in. Waar het wetsvoorstel wel verandering in brengt, is dat de rechter meer ruimte krijgt om ten aanzien van het verloop van de procedure meer regie te voeren. De rechter kan al vroegtijdig overleggen met partijen, omdat de mondelinge behandeling relatief snel plaatsvindt. Op grond van art. 30o Rv kan van de basisprocedure worden afgeweken indien de aard of complexiteit van de zaak dat meebrengt en ook de mondelinge behandeling kan worden afgestemd op de bijzonderheden van de zaak. Hierdoor zal de rechter partijen betrekken bij zijn besluitvorming over het vervolg van de procedure, de termijn waarop de volgende proceshandeling moe zijn verricht en de manier waarop de mondelinge behandeling wordt ingevuld Digitaal procederen. Als het wetsvoorstel in werking is getreden, zullen alle civiele en bestuursrechtelijke procedures digitaal kunnen starten via een webportaal en ook proces(stukken) kunnen digitaal worden ingediend. 57 In het huidige art. 33 Rv is reeds bepaald dat in een procedure verzoeken en mededelingen ook elektronisch kunnen worden gedaan, indien van deze mogelijkheid voor het desbetreffende gerecht blijkt uit een voor dat gerecht vastgesteld procesreglement. Dit zal worden vervangen door art. 30c t/m art. 30f Rv, waarin de invoering van de digitale procedure is neergelegd. Op grond van art. 30c lid 1 Rv is het voor ondernemingen, instellingen, de overheid en andere professionele partijen verplicht digitaal te procederen. 58 Dit geldt dus voor alle rechtspersonen, vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en maatschappen. In beginsel is een natuurlijk persoon niet verplicht om digitaal te procederen. Ook een informele vereniging, waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte, 55 Wefers Bettink, TCR 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Wefers Bettink, TCR 2015, p. 1 e.v. 17

18 is niet verplicht digitaal te procederen. Zij kunnen kiezen of ze op papier of digitaal willen procederen. 59 Worden dergelijke partijen vertegenwoordigd door een professionele rechtsbijstandverlener, zoals een advocaat, deurwaarder of gemachtigde, dan gelden deze uitzonderingen niet en zijn ook deze partijen verplicht om op grond van het nieuwe art. 30c lid 4 Rv digitaal te procederen Uitwerking. In het civiele recht wordt de digitale weg de hoofdweg. Voor het digitaal aanbrengen van een zaak, de indiening van stukken en het digitaal berichtenverkeer zal de wetgeving moeten worden aangepast. Om het mogelijk te maken via elektronische weg een civiele zaak aan te brengen, ontwikkelt KEI Rechtspraak een webportaal, dat ook zal worden aangeduid als Mijn Zaak. De digitale systemen van overheidsinstellingen en organisaties uit het bedrijfsleven, zoals de IND, advocatuur en deurwaarders, zullen worden gekoppeld aan de webportalen. Een rechtzoekende kan een procedure starten door het invullen van een digitaal formulier dat de gerechten zullen aanbieden aan rechtzoekenden via het webportaal. In dat formulier komen gegevens terug die nu in een dagvaarding, een verzoekschrift of een beroepschrift worden vermeld. Zo zal de rechtszoekende de gronden van de vordering, het verzoek of het beroep moeten invullen in het formulier. Het formulier zal worden toegespitst op de specifieke omstandigheden van de zaak. Tevens zullen de formulieren moeten voldoen aan de eisen en behoeften van de rechtzoekende en diens gemachtigde. Om deze reden worden deze formulieren door KEI Rechtspraak in nauwe samenwerking met beroepsorganisaties van deurwaarders en advocaten ontwikkeld. Het document dat door invulling en digitale verzending van het formulier ontstaat, is de procesinleiding. De indiener van een procesinleiding of beroepschrift moet de stukken ter onderbouwing van zijn standpunten zo veel mogelijk meteen digitaal uploaden. 61 Ook de verdere stukkenwisseling tussen partijen vindt plaats binnen het digitale systeem. Als een wijziging in Mijn Zaak optreedt doordat een van partijen een stuk heeft ingediend of de rechtbank een bericht heeft geplaatst, krijgen partijen hiervan een in beginsel elektronische notificatie via datzelfde digitale systeem Veldhuis, Advocatenblad 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p

19 De voortgang van de procedure kan eenvoudig worden gevolgd in het digitale systeem. In Mijn Zaak staat weergegeven welke partij een proceshandeling moet verrichten, welke proceshandeling dat is en tot wanneer hij daarvoor de tijd heeft, zoals dit nu ook het geval is op de rol. Alle bij een zaak betrokken partijen krijgen eenvoudig toegang tot de ingediende (proces)stukken via het digitale systeem. Via het digitale systeem kan de communicatie van de rechter met partijen laagdrempelig en snel verlopen. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling kan de rechter langs elektronische weg aan partijen melden welke vragen hij tijdens de mondelinge behandeling in ieder geval wil stellen. Partijen kunnen zich daardoor beter voorbereiden op de mondelinge behandeling. In beginsel vindt de mondelinge behandeling plaats in fysieke aanwezigheid van alle betrokkenen, hoewel de wet de mogelijkheid van een videoconferentie niet uitsluit. De digitalisering zal echter niet tot een vermindering van het contact tussen de rechter en de rechtzoekenden leiden. Ook de bekendmaking van de uitspraak geschiedt voortaan digitaal. De rechter zal een uitspraak ondertekenen door middel van een elektronische handtekening. Indien de uitspraak geëxecuteerd moet worden, wordt de grosse voorlopig nog op papier uitgegeven. Voordat gebruik kan worden gemaakt van een digitale grosse, moet eerst bezien worden hoe voorkomen kan worden dat meervoudige executie plaatsvindt met een digitale grosse. 63 Het is de bedoeling dat procesdossiers uitsluitend digitaal worden bewaard en papieren stukken zullen dus daartoe worden gescand. 64 Indien ten onrechte een papieren stuk wordt ingediend, zal de rechter de indiener van het stuk op grond van art. 30c lid 6 Rv in staat stellen het stuk alsnog digitaal in te dienen. Wordt het stuk niet digitaal ingediend, dan kan de rechter een ingediend stuk buiten beschouwing laten of de eiser in de vordering of het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. Dit geldt echter op grond van art. 30c lid 8 Rv niet indien de oorzaak buiten de schuld van de indiener ligt. Belangrijk is dat duidelijk wordt voorgeschreven in welke vorm en welk format een digitaal stuk moet worden ingediend. Het ligt voor de hand dat stukken in de vorm van een niet-veranderbaar pdf moeten worden ingediend, zodat de authenticiteit en integriteit van het stuk gegarandeerd blijft. Voor de bruikbaarheid zal het stuk moeten kunnen worden gekopieerd en geprint en zal het elektronisch doorzoekbaar moeten zijn. Het verdient de voorkeur om het originele Worddocument om te zetten in een pdf en niet te werken met scankopieën van originele documenten, om zo het in beslag nemen van geheugenruimte te beperken. Om deze reden zal 63 Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p. 31 e.v. 64 Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p

20 voor afbeeldingen en beeldopnamen een JPEG-formaat of DVD moeten worden voorgeschreven. Voor geluidsopnamen lijkt een MPEG-formaat of een CD of DVD het meest geschikt Integriteit. In art. 21 Rv is, zoals in het vorige hoofdstuk aan de orde kwam, bepaald dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, ook wel aangeduid als de waarheidsplicht. De inhoud van een digitaal document kan relatief eenvoudig gewijzigd worden. De vraag rijst dan of er sprake is van een origineel of van een kopie. De integriteit van digitale documenten is lastiger vast te stellen dan bij papieren documenten. Er dient zekerheid te bestaan dat het document in digitale vorm overeenkomt met het origineel en niet onbevoegdelijk is gewijzigd. Om de integriteit van de digitale documenten te verifiëren, zal informatie vastgelegd en bewaard worden over de eigenschappen van de documenten, de auteur(s) ervan en van de aangebrachte wijzigingen. Dit vereist een zogeheten unbroken custody, een ononderbroken beheer van digitale documenten. Hiermee kan inzicht worden verkregen in elk digitaal document dat onderdeel uitmaakt van het dossier. Het betreft de gehele levenscyclus van het document, dus van het moment van creatie of inzending tot de archivering. 66 Er zijn ook nog andere middelen om de integriteit te verzekeren. Eén daarvan is het digitale tijdstempel. Hiermee wordt een gecoördineerde universele tijd (UTC) met het document geassocieerd. Hierdoor kan elke wijziging die achteraf aan de inhoud van het document heeft plaatsgevonden, worden vastgesteld. Een ander middel is de mogelijkheid een document te hashen. In dit geval wordt door middel van een algoritme een hashcode van het document berekend. Deze hashcode wordt opgeslagen en op een later moment vergeleken met een actueel berekende hashcode. Daarmee kan gecontroleerd worden of de inhoud van het document ongewijzigd is gebleven. Ook kan het van belang zijn bepaalde handelingen digitaal te markeren. Het plaatsen van een digitale handtekening is daar een voorbeeld van. Een digitale handtekening maakt dan onderdeel uit van het authentieke document. De verklaring dat een persoon instaat voor de inhoud van een geschrift of hiervan kennis heeft genomen, daarmee instemt en/of de rechtsgevolgen ervan aanvaardt wordt bekrachtigd door het plaatsen van een handtekening. Van belang is de integriteit van het document te 65 Wefers Bettink, TCR 2015, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p

21 waarborgen met middelen waarmee aangetoond kan worden dat het document ongewijzigd is gebleven. 67 Vanaf het moment dat het document wordt ingediend in het digitale systeem, zal de integriteit van een document moeten vaststaan. Indien de juistheid van het digitaal exemplaar wordt bestreden, kan het originele exemplaar worden meegebracht naar de zitting. Een document kan eerst op papier worden opgemaakt, waarna een digitale kopie wordt gemaakt. Het papieren document wordt gescand of gekopieerd. Er is dan slechts een beperkte digitale verificatie van de integriteit van het document mogelijk. In die gevallen kan een digitaal zegel of waarmerk worden toegepast. De persoon die het digitale afschrift heeft gemaakt, verklaart hiermee dat het document overeenkomt met het oorspronkelijke document. Ook de controle op de integriteit ofwel het ongewijzigd blijven van het document wordt mogelijk gemaakt door het gebruik van een zegel of waarmerk. Het is aan de gerechten er zorg voor te dragen dat de integriteit van een digitaal document kan worden geverifieerd doordat telkens kan worden vastgesteld als het document is gewijzigd Inwerkingtreding. De verplichting om digitaal te procederen zal gefaseerd worden ingevoerd. De planning was dat in 2015 de regelgeving in het Staatsblad zou worden gepubliceerd. Vervolgens zou op 1 januari 2016 de nieuwe wetgeving in werking treden voor vorderingen met verplichte procesvertegenwoordiging. Het betreft zaken met een geldelijk belang van meer dan ,-. Deze procedures zouden dan op 1 januari 2016 verplicht digitaal verlopen. Op 1 januari 2017 zou de nieuwe wetgeving in werking treden voor vorderingen zonder verplichte procesvertegenwoordiging. Dit betreft kantonzaken met een belang dat kleiner is dan ,-. In dit soort zaken hebben partijen zonder procesvertegenwoordiging de mogelijkheid om digitaal te procederen. Voor rechtspersonen en professioneel gemachtigden zou dan gelden dat digitaal procederen dan verplicht is. Tot slot zou op 1 januari 2018 de nieuwe wetgeving in werking treden voor de overige civiele zaken. Het gaat dan om verzoekschriftprocedures bij de familierechter, de civiele rechter en de kantonrechter. Ook dan zou gaan gelden dat partijen zonder procesvertegenwoordiging de mogelijkheid hebben 67 Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p

22 digitaal te procederen en dat voor rechtspersonen en professioneel gemachtigden zou gaan gelden dat digitaal procederen verplicht is. 69 Inmiddels is bekend dat 1 januari 2016 als ingangsdatum voor een volledige digitale rechtspraak niet zal worden gehaald. Om 1 januari 2016 te halen, moest de benodigde wetgeving uiterlijk 1 juli 2015 door de Eerste en Tweede Kamer zijn aangenomen. Op 1 juli 2015 lag de invoeringswet echter nog in de Tweede Kamer te wachten op behandeling. Op welke datum er nu volledig digitaal kan worden geprocedeerd, is op dit moment niet te zeggen. Dit is afhankelijk van de parlementaire agenda. De Rechtspraak ontwikkelt nu scenario s voor invoering na 1 januari Hoogstwaarschijnlijk zullen de nieuwe werkwijzen per 1 april 2016 of per 1 juli 2016 in plaats van 1 januari 2016 worden ingevoerd Veldhuis, Advocatenblad 2015, p. 35 e.v

23 3. DE GEVOLGEN VAN DE VEREENVOUDIGING EN DIGITALISERING. 3.1 Inleiding. De vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht zal kort gezegd moeten leiden tot een meer overzichtelijke en voorspelbaarder procesgang, een sneller verloop van procedures en een grotere toegankelijkheid van de rechterlijke macht. Om te toetsen of dit beoogde doel kan worden bereikt, is een internetconsultatie geopend waar reacties konden worden ingediend op het voorstel tot vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Met deze internetconsultatie is ook getoetst of de voorgestelde regeling in de praktijk werkbaar is of tot ongewenste gevolgen zal kunnen leiden. 71 Naar aanleiding van onder meer deze internetconsultatie zal ik in dit hoofdstuk de algemene (ongewenste) gevolgen van de vereenvoudiging en digitalisering bespreken. Om verder een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag, heb ik een bezoek gebracht aan Spirit, de IT-organisatie van de Rechtspraak. Ook dit bezoek zal in dit hoofdstuk aan de orde komen. 3.2 Identificatie. Indien stukken via elektronische weg worden ingediend, moet ten eerste voldoende zeker zijn dat het bericht afkomstig is van degene van wie het afkomstig lijkt te zijn. Tevens moet gegarandeerd zijn dat het bericht niet onbevoegdelijk is gewijzigd en moet het bericht slechts toegankelijk zijn voor degenen voor wie het bestemd is. Voor een beveiligd elektronisch verkeer is voor natuurlijke personen gekozen voor DigiD, voor niet-natuurlijke personen voor eherkenning en advocaten zullen gebruik maken van de Advocatenpas. 72 In de elektronische communicatie met de overheid is DigiD het middel waarmee de identiteit van de burger kan worden vastgesteld. Door gebruik te maken van DigiD kan de burger een rechtshandeling verrichten en/of ondertekenen. Door mr. B.M.A. van Eck 73 worden twee redenen genoemd waarom het gebruik van DigiD toch minder voor de hand ligt. Ten eerste is het de overheid die een DigiD kan toebedelen/uitreiken en is het diezelfde overheid die burgers de DigiD ook weer kan afnemen. De vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht ziet op de toegang tot effectieve rechtsbescherming. Hieronder valt ook de rechtsbescherming tegen overheidshandelen. Indien de DigiD van een burger wordt afgenomen, dan kan daartegen niet meer digitaal in beroep worden gegaan, waarmee de toegang tot effectieve rechtsbescherming Kamerstukken II 2014/15, 34059, nr. 3, p Internetconsultatie, mr. B.M.A. van Eck, (juridisch adviseur Belastingdienst en buitenpromovenda UvT), p. 2 e.v. 23

24 wordt beperkt. Het is immers niet aan de uitvoerende macht om te bepalen welke burgers naar de rechter mogen of zich digitaal mogen verweren. Ten tweede is de DigiD alleen voor mensen met een burgerservicenummer en ook hier is het de overheid die beslist of iemand al dan niet een burgerservicenummer krijgt. De kring van mensen die mogen procederen of gedaagd kunnen worden is echter ruimer dan alleen de groep mensen dat een burgerservicenummer heeft. Er mogen geen barrières opgeworpen worden die niet gelden voor nationale rechten of Nederlandse partijen. Door de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht ontstaan er onbedoeld dergelijke barrières. Dit kan voorkomen worden door te kiezen voor een digitaal identificatiemiddel dat niet in relatie staat tot het burgerservicenummer. 3.3 Procesinleiding. In het moderne Nederlandse rechtssysteem is het in de dagvaardingsprocedure altijd de gerechtsdeurwaarder geweest die verantwoordelijk is voor de oproeping en het informeren van de gedaagde omtrent een civiele procedure. Het voorstel voorziet in een procesinleiding bij verzoekschrift en de procedure wordt dus niet langer ingeleid bij dagvaarding. Hiermee komt de taak van de gerechtsdeurwaarder gedeeltelijk te vervallen. De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft bezwaren tegen deze nieuwe systematiek van procesinleiding. Voor de gerechtsdeurwaarder betekent het voorstel een uitholling van zijn ambt. Indien een andere vorm van procesinleiding meer waarborgen zou bieden voor de rechtzoekenden, of een andere systematiek goedkoper zou zijn, dan is dat een argument voor wijziging, maar hiervan is echter geen sprake. De KBvG stelt zich dan ook op het standpunt dat de dagvaarding zou moeten blijven bestaan. 74 Het verzoekschrift wordt digitaal ingediend via Mijn Zaak. Op basis van de door de indiener ingevoerde gegevens, wordt automatisch het oproepingsbericht gegeneerd. De zaak wordt dus eerst ingediend, waarna de eiser vervolgens met het oproepingsbericht kan doen wat hem goeddunkt. Het is nu immers altijd zo dat een procedure vanaf het moment van aanhangigheid tot aan de einduitspraak onder controle van een overheidsorgaan is. De KBvG vindt het rechtstatelijk onjuist dat de rechter het oproepingsbericht en daarmee het initiatief en de controle in de procedure, teruggeeft aan de eisende partij. De eisende partij kan namelijk met 74 Internetconsultatie, mr. E.N.A. van Kuijeren (Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders), p. 2 e.v. 24

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) Prof. mr. Margreet Ahsmann Uitgangspunten KEI wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure voor zowel vorderingen als verzoeken

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van:

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van: Informatie voor advocaten die meedoen aan de pre-pilot vrijwillig digitaal procederen Civiel 1.0 De nieuwe civiele vorderingsprocedure De komende tijd gaat u ervaring opdoen met de nieuwe civiele procedure,

Nadere informatie

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI?

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI? KEI GOED.. U heeft vast al gehoord van KEI. KEI staat voor: Kwaliteit En Innovatie Rechtspraak en heeft betrekking op het digitaal procederen. Digitaal procederen zal verplicht worden in civiele en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

VAAN Onder professoren

VAAN Onder professoren VAAN Onder professoren Prof. mr. A.I.M. (Toon) van Mierlo 5 oktober 2017 Agenda Tweeluik 1. Kwaliteit en Innovatie (KEI) in theorie en (naaste) praktijk 2. Capita bijzonder procesrecht ontslagzaken 1.

Nadere informatie

Uitgangspunten KEI-wetgeving

Uitgangspunten KEI-wetgeving KEI : een procesrechtelijke plons in het diepe? prof. mr. Margreet J.A.M. Ahsmann senior rechter A rechtbank Den Haag Curaçao 28 januari 2016 Uitgangspunten KEI-wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure

Nadere informatie

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke 34 212 Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 39 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van de Rijkswet van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van

Nadere informatie

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71078 12 december 2017 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 december 2017, nr. 2164326 tot indexering

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van urgerlijke Rechtsvordering en

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e), Hoofdstuk 5 Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht DEEL A 2016 2017 Voorwoord Beste student(e), Bij dezen ook het ontbrekende hoofdstuk 5 van het boek Compendium, dat voorgeschreven is in week 1

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 65542 22 november 2018 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2018, nr. 2406921, tot indexering

Nadere informatie

Het burgerlijk procesrecht na KEI

Het burgerlijk procesrecht na KEI Het burgerlijk procesrecht na KEI Karlijn Teuben 10 december 2015 Programma Algemene achtergronden wetsvoorstellen Stand van zaken wetgevingstraject Digitaal procederen Wijzigingen burgerlijk procesrecht

Nadere informatie

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak Webinar digitaal procederen in civiele zaken Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak Presentatoren Selinde Bokx-Boom senior rechter Rechtbank Gelderland, portefeuillehouder civiel KEI Huan Tan

Nadere informatie

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014

CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 CONSULTATIEVERSIE JULI 2014 WIJZIGING VAN HET BURGERLIJK WETBOEK EN HET WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING TENEINDE DE AFWIKKELING VAN MASSASCHADE IN EEN COLLECTIEVE ACTIE MOGELIJK TE MAKEN VOORONTWERP

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

Werkwijze verdelen en verrekenen in echtscheidingsprocedures per 1 april 2013

Werkwijze verdelen en verrekenen in echtscheidingsprocedures per 1 april 2013 Werkwijze verdelen en verrekenen in echtscheidingsprocedures per 1 april 2013 oktober 2013 mr T.G. Gijtenbeek De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht.

Nadere informatie

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade

Nadere informatie

Advocaten en notarissen

Advocaten en notarissen Advocaten en notarissen Inhoud & Betekenis KEI voor verzekeraars I. Wat is KEI? (1) Kwaliteit en Innovatie rechtspraak Verzekeraar als procederende partij Beroepsaansprakelijkheid advocatuur Doelen: Vereenvoudigen

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 288 Wet 13 juli 2016 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging

Nadere informatie

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips 18 december 2015 Dirk Vergunst 1 Artikel 45 Rechtsvordering 1. Exploten (pv van ambtshandeling) worden door een daartoe bevoegde deurwaarder gedaan (

Nadere informatie

Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid?

Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid? Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid? Door: prof. mr. Toon van Mierlo en prof. mr. Constant van Nispen Redacteuren Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering Welkom Deel 1:

Nadere informatie

WPNR 2015(7065) Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen in nieuwe jas na KEI

WPNR 2015(7065) Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen in nieuwe jas na KEI WPNR 2015(7065) Vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht; procederen in nieuwe jas na KEI Publicatie Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie Aflevering 146 afl. 7065 Paginanummers

Nadere informatie

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Een onderzoek naar de houdbaarheid van het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van

Nadere informatie

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel Procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman Samengesteld

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 293 Besluit van 13 juli 2016, houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad

Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht Artikel I. Wijziging van het

Nadere informatie

Procederen in familiezaken. 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen

Procederen in familiezaken. 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen Procederen in familiezaken 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen Introductie Doel van de middag: leren van elkaar! Uw sprekers Familierechtelijke conflict Bijzondere aard van het

Nadere informatie

3. De afhandeling van de klachten worden uitgevoerd door het onafhankelijke instituut KIGID.

3. De afhandeling van de klachten worden uitgevoerd door het onafhankelijke instituut KIGID. Geschillenregeling NVI Hoofdstuk 1: Klachtenbehandeling in de Prefase Artikel 1 1. De klachtenprocedure van de NVI ziet op geschillen, die tussen leden en derden zijn gerezen en betrekking hebben op de

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 2500

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 16 Besluit van 25 januari 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van diverse onderdelen van de Wet van 13 juli 2016 tot

Nadere informatie

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens Bijlage 7 Reglement van Orde van het College van Beroep voor de Examens Regeling ter uitvoering van het bepaalde in artikel 54 van de Structuurregeling van de Radboud Universiteit Nijmegen. HOOFDSTUK 1.

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot aanpassing van wetgeving in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 38 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van Besluit van 13 juli 2016 houdende aanpassing van het Besluit termijnen Rijkswet cassatierechtspraak

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 212 Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 32 450 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan

Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan Reglement van de Geschillencommissie oogo-jeugdplan zoals bedoeld in het Model Procedure oogo-jeugdplan Artikel 1 Begripsbepalingen Dit reglement verstaat onder:

Nadere informatie

Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad 45

Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad 45 Inleiding 15 1. Doelstellingen van de wetgever 17 2. Digitaal procederen 18 3. De start van een procedure in eerste aanleg 22 4. Uniforme basisprocedure 24 5. Mondelinge behandeling 27 6. Bewijsrecht 30

Nadere informatie

Nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel J, komt te luiden: Artikel 22 komt te luiden: Artikel 22

Nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel J, komt te luiden: Artikel 22 komt te luiden: Artikel 22 34 059 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht Nr Nota van wijziging Het voorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding Implementatie van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (Wet implementatie richtlijn nr. 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation

Nadere informatie

x x Gecombineerd verzoekschrift leidt tot onduidelijkheid. x x Genoemde terminologie verzoekschrift houdende een verzoek en x

x x Gecombineerd verzoekschrift leidt tot onduidelijkheid. x x Genoemde terminologie verzoekschrift houdende een verzoek en x Wetgevingsadvisering wijziging Rv en Awb Orde RvdR NVvR BASISPROCEDURE Voorstander afschaffing dagvaarding, maar vorderingen en verzoeken naast elkaar laten bestaan, zorgt niet voor vereenvoudiging. Wenselijk

Nadere informatie

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 622 Wet van 13 december 2001 tot uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 748 Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1348/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving

Nadere informatie

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie. Geschillenreglement VViN Artikel 1 - Definities In dit reglement gelden de volgende definities: 1. Eiser: de partij die een verzoek tot beslechting als bedoeld in lid 7 van dit artikel met inachtneming

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 08-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 09/3509 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Model Rechtspraak

Model Rechtspraak Model Rechtspraak 22-12-2017 Oproepingsbericht civiele vorderingsprocedure artikel 115 lid 2 Rv (Haags Betekeningsverdrag) Versie 1 1 eiser, 1 verweerder < Zaaknummer gerechtsdeurwaarder:

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 33 108 Wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten

Nadere informatie

pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBDHA:2014:6145 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 20-05-2014 Datum publicatie 04-06-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden AWB-13_10151 Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak

Nadere informatie

< Zaaknummer gerechtsdeurwaarder: <zaaknummer> > < Dossiernummer advocaat: <dossiernummer> > < Inzake: < > >

< Zaaknummer gerechtsdeurwaarder: <zaaknummer> > < Dossiernummer advocaat: <dossiernummer> > < Inzake: < > > Model Rechtspraak 24082017 Oproepingsbericht civiele vorderingsprocedure artikel 115 lid 1 Rv BetVo-II 1 eiser, 1 verweerder < Zaaknummer gerechtsdeurwaarder: > < Dossiernummer advocaat:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK op het beroep van de Stichting X te Y tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid

Nadere informatie

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zoals deze luidt na inwerkingtreding van de wetten vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en de invoeringswet terzake ("KEI I t/m III") Sdu, januari

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat gerechtsdeurwaarder X het vonnis van de kantonrechter d.d. 18 december 2007 heeft betekend, terwijl hij verzoeker niet eerst heeft uitgenodigd dan wel heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde Nr. 210 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van mr. X, wonende en kantoorhoudende te [plaats1], K L A G E R,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 266642 / HA ZA 06-2184 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Reglement van de Commissie van Beroep

Reglement van de Commissie van Beroep Reglement van de Commissie van Beroep 1 januari 2019 Artikel 1 De in dit Reglement van Beroep voorkomende begrippen hebben de betekenis als daaraan toegekend in de Statuten en het Algemeen Reglement en

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging

Nadere informatie

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht.

verklaring dat een belanghebbende zich, ofschoon zijn rechtspositie niet is geschaad, op incorrecte wijze door het fonds bejegend acht. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland Reglement klachten- en geschillenprocedure Artikel 1. Begripsbepalingen De in de statuten en het pensioenreglement gebruikte begripsbepalingen worden geacht deel

Nadere informatie

Wat is civiel recht? 3. De deelnemers aan een civiele procedure 3. De rol van getuigen in een civiele procedure 7. Bewijsstukken 8.

Wat is civiel recht? 3. De deelnemers aan een civiele procedure 3. De rol van getuigen in een civiele procedure 7. Bewijsstukken 8. Als mensen en bedrijven een conflict krijgen dat zij zelf niet kunnen oplossen, volgt soms een rechtszaak. In deze brochure leest u hoe de behandeling van de zaak verloopt. Inhoud Wat is civiel recht?

Nadere informatie

Procederen voor de Kantonrechter

Procederen voor de Kantonrechter Procederen voor de Kantonrechter Versie.1 november 01 Inhoudsopgave 1 Inleiding Waarom een rechtszaak Dagvaarding Betekening 5 Rolzitting 6 Conclusies 7 Bijzondere zittingen 8 Vonnis 9 Betekening en Bevel

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg

Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum Kraamzorg Vastgesteld door het Bestuur van het Kenniscentrum Kraamzorg op 27 september 2017 2017 1 Uitvoeringsreglement Commissie van Beroep Kenniscentrum

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 130 Wet van 20 maart 2019 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van

Nadere informatie

Wat is civiel recht? 3. De deelnemers aan een civiele procedure 3. De rol van getuigen in een civiele procedure 7. Bewijsstukken 8.

Wat is civiel recht? 3. De deelnemers aan een civiele procedure 3. De rol van getuigen in een civiele procedure 7. Bewijsstukken 8. Als mensen en bedrijven een conflict krijgen dat zij zelf niet kunnen oplossen, volgt soms een rechtszaak. In deze brochure leest u hoe de behandeling van de zaak verloopt. Inhoud Wat is civiel recht?

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 39486 28 juli 2016 Landelijk procesreglement civiele zaken rechtbanken en gerechtshoven KEI Considerans Bijgaand treft

Nadere informatie

KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE

KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE KLACHTEN- EN GESCHILLEN PROCEDURE Inhoudsopgave KLACHTENPROCEDURE... 3 Artikel 1. Klachtenregeling... 3 Artikel 2. Behandeling van de klacht... 3 Artikel 3. Beroep op het bestuur... 3 Artikel 4. Beroep

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35858 23 december 2013 Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton Considerans Dit is het Landelijk procesreglement

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Reglement bezwaarprocedure SVWN Reglement bezwaarprocedure SVWN Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland Versie 1.0, vastgesteld 15 december 2015 1/10 Inhoud Begripsbepalingen... 3 De bezwaarcommissie... 3 Procedure... 4 Voorbereiden

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

bronnen Brochure 'Civiele procedure', Raad voor de rechtspraak, juli 2011,

bronnen Brochure 'Civiele procedure', Raad voor de rechtspraak, juli 2011, Regelingen en voorzieningen CODE 6.4.2.35 Civiele procedure brochure bronnen Brochure 'Civiele procedure', Raad voor de rechtspraak, juli 2011, www.rijksoverheid.nl In deze publicatie vindt u informatie

Nadere informatie

Het verloop van een burgerlijk proces voor de vrederechter

Het verloop van een burgerlijk proces voor de vrederechter VREDEGERECHTEN ARRONDISSEMENT LEUVEN Het verloop van een burgerlijk proces voor de vrederechter De meeste gewone burgerlijke processen verlopen zoals hieronder uiteengezet. Een aantal andere zaken kennen

Nadere informatie

c. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan klager, verweerder en algemeen directeur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ VS.

c. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan klager, verweerder en algemeen directeur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ VS. Bijlage 1: Reglement van de Commissie van Beroep ten behoeve van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ Verpleegkundig Specialist, vastgesteld 25 oktober 2013 De Commissie van Beroep heeft in het belang

Nadere informatie

Oproep voor een rechtszaak

Oproep voor een rechtszaak Model Rechtspraak 29062017 Oproepingsbericht civiele vorderingsprocedure artikel 113 Rv Versie 3 meer eisers, 1 verweerder < Zaaknummer gerechtsdeurwaarder: > < Dossiernummer advocaat:

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur. Kenmerk: 99/03616 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van X B.V. te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 D BRIEF VAN DE MINISTER VAN

Nadere informatie

2. Soorten en verband

2. Soorten en verband Bij dit alles moet de rechter de rechten van verdediging eerbiedigen. Dit betekent dat hij, wanneer hij de rechtsgrond wenst te wijzigen en aan te passen, de debatten dient te heropenen om partijen toe

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS

PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS PARLEMENTAIRE GESCHIEDENIS HERZIENING VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT VOOR BURGERLIJKE ZAKEN, IN HET BIJZONDER DE WIJZE VAN PROCEDEREN IN EERSTE AANLEG Wetsvoorstel 26 855 en gedeelten uit de wetsvoorstellen

Nadere informatie

Handleiding Comparitie na antwoord in AR-zaken Gerecht in eerste aanleg Curaçao

Handleiding Comparitie na antwoord in AR-zaken Gerecht in eerste aanleg Curaçao Handleiding Comparitie na antwoord in AR-zaken Gerecht in eerste aanleg Curaçao VOORWOORD In het Gerecht in eerste aanleg Curaçao wordt in een civiele zaak waarin een conclusie van antwoord is ontvangen,

Nadere informatie

Het proces-verbaal in de civiele procedure

Het proces-verbaal in de civiele procedure M.L. Timmerman 1 1ArtikelenAfl. 5mei 2018 Het proces-verbaal in de civiele procedure De afgelopen decennia is het belang van de mondelinge behandeling in de civiele procedure toegenomen en daarmee ook

Nadere informatie

Procesreglement de Spreekuurrechter

Procesreglement de Spreekuurrechter Procesreglement de Spreekuurrechter Considerans Bijgaand treft u aan het Procesreglement dat geldt tijdens het experiment dat de Rechtbank Noord Nederland (RNN) houdt met een procedure onder de naam 'De

Nadere informatie