De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik"

Transcriptie

1

2

3

4 De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef. The author gives permission to make this master dissertation available for consultation and to copy parts of this master dissertation for personal use. In the case of any other us, the limitations of the copyright have to be respected, in particular with regard to the obligation to state expressly the source when quoting results from this master dissertation. Dirk Hopmans, 11 augustus 2014

5 Voor u ligt de scriptie waarmee ik mijn opleiding, een master in de stedenbouw en ruimtelijke planning aan de Universiteit Gent, zal afronden. Na het voltooien van mijn bachelor opleiding had ik het gevoel nog niet uitgeleerd te zijn, waarna ik de keuze heb gemaakt om te starten aan deze opleiding. Tijdens mijn bachelor studie aan een hogeschool werd de nadruk grotendeels op het ontwerpdiscipline, het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden en de praktijkkennis gelegd. Naar mijn mening ontbrak het tijdens deze bachelor opleiding aan wetenschappelijke aspecten zoals op een abstracte en analytische manier onderzoek naar een bepaald specifiek onderwerp doen. Terugkijkend naar de afgelopen jaren zie ik het schrijven van deze thesis als het grootste leermoment waar deze onderdelen uitgebreid aan bod zijn gekomen. De keuze voor dit onderwerp berust op mijn interesse voor de relatie tussen ruimtelijke planning en aanwezige omgevingskwaliteiten. Het schrijven van deze thesis heeft dan ook mijn perceptie op het gezondheidsaspect in de ruimtelijke planning compleet veranderd. Hierbij ben ik gaan inzien dat ruimtelijke planning een veel grotere rol kan spelen binnen de gezondheidskwaliteit van de omgeving als dat ik voorheen dacht. Velen hebben een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze thesis. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om hen te bedanken voor hun support, medewerking en vertrouwen. Allereerst en voornamelijk zou ik graag mijn promotor professor dr. Ir. Luuk Boelens en mijn begeleider Thomas Verbeek willen bedanken. Zonder hun toewijding tijdens het uiteenzetten en het uitstekend begeleiden van mijn thesis was het mij niet gelukt dit product tot stand te brengen. Verder wil ik ook graag de geïnterviewden van projectbureau Gentse Kanaalzone, de Vlaamse Landmaatschappij, de Stad Gent en ontwerpbureau omgeving danken voor hun tijd en moeite tijdens het afnemen van deze interviews. Als laatste dank ik het thuisfront, mijn ouders en broer, voor hun steun en toerverlaat en mijn vriendin Natascha voor haar eindeloos geduld.

6 Milieugezondheid in de Gentse haven: het effect van koppelingsgebieden op de havendorpen. Promotor: prof. Luuk Boelens Begeleider: Thomas Verbeek Als gevolg van onder andere havenuitbreidingen en het gebrek aan onderbouwde visies hebben dorpen gelegen in de Gentse Kanaalzone hun synergie met de haven verloren. Het toepassen van koppelingsgebieden, die bufferen maar tevens ook een schakel vormen tussen woongebieden en (haven)industrieën, is een poging vanuit de overheid om te zorgen voor een juiste interactie tussen beide. Door middel van een uitgebreide enquête onder inwoners van de Gentse Kanaaldorpen (Rieme, Doornzele, Desteldonk, Sint- Kruis-Winkel en Mendonk) heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de gezondheid van deze kanaaldorpen. Door het gebruiken van deze resultaten uit de enquête en de beschikbare data is onderzocht of er sprake is van bepaalde relaties hiertussen op het gebied van effecten van groen op de gezondheid van omwonenden. Hierbij zijn de indicatoren: luchtkwaliteit, geluidskwaliteit, geurhinder, zicht en lichthinder en de aanwezigheid van groen behandeld. Uiteindelijk blijkt dat luchtkwaliteit ver weg de meest belangrijke indicator is voor de bewoners van de Gentse Kanaalzone die invloed heeft op de omgevingskwaliteit. Luchtkwaliteit heeft hierbij een sterke relatie met geurhinder. Dit onderzoek toont verder ook hoe er vanuit de bevolking naar deze koppelingsgebieden gekeken wordt. Kijkend naar de resultaten uit dit onderzoek wordt verwacht dat deze (nog aan te leggen) koppelingsgebieden voornamelijk een positieve invloed zullen hebben op de psychologische gezondheid van omwonenden en niet direct op de fysische gezondheid. Hierbij heeft onder andere bijkomend groen een positief effect op de gezondheidsperceptie op de luchtkwaliteit. Koppelingsgebieden; Omgevingskwaliteit; Buffering; Gezondheid

7 As a result of for example port expansions and a lack of substantiated visions, the villages located in the Ghent Canal zone lost their synergy with the nearby port. The use of connecting zones, which function as an buffer but also form a link between residential areas and (port)industries, is an attempt by the government to ensure an appropriate interaction between both areas. By carrying out an extensive survey among residents of the Ghent canal zone (Rieme, Doornzele, Desteldonk, Sint-Kruis-Winkel en Mendonk) the health of these villages within the Canal zone has been investigated. From these results there has been investigated whether there are particular relations between the effects of greenery on the health of people living near the port in theory and different available data. Hereby, the indicators air quality, sound quality, affection of odor, sight - and light hindrance and the presence of greenery are used. It turns out that, according to the residents of the Ghent Canal zone, air quality is by far the most important indicator that affects the quality of the surrounding environment. The air quality also has a strong connection with odor affection. The conducted study also shows in what way the population of the Ghent Canal zone looks at the linkage areas. Looking at the results of this study, it can be expected that these (still to be constructed) connecting zones will mainly have a positive impact on the psychological health of the residents and not directly on the physical health. Hereby, additional greenery for example has an positive effect on the health perception of air quality.

8 1. Inleiding Aanleiding Probleemstelling Onderzoeksvragen Doelstelling Buffergebieden Milieuzonering Koppelingsgebieden Vertaling naar ruimtelijk beleid Implementeren van het concept koppelingsgebied in ruimtelijk beleid Juridische vertaling Type I en II Ecokwadraat Bevindingen Enquête VLM koppelingsgebieden Desteldonk Koppelingsgebieden rondom toekomstige uitbreidingszones Rieme-zuid Doornzele-noord Desteldonk-noord / zuid Subconclusie Theoretisch kader Inleiding Determinanten van gezondheid Belang subjectieve en objectieve indicatoren Trends in milieugerelateerde ziektelast Methodiek Gezondheidseffectscreening (GES) Eigen methode Gebruik van indicatoren in verschillende studies Effect van groen op de luchtkwaliteit Effecten van groen op fijn stof Gevolgen van verkeerswegen op lokale luchtkwaliteit en gezondheid Perceptie op luchtkwaliteit... 45

9 3.2.4 Motivatie opnemen van de indicator luchtkwaliteit Effecten van groen op geluidsoverlast Impacten van geluidsoverlast op de gezondheid Impacten van groen op geluid Motivatie opnemen van de indicator geluidsoverlast Effecten van groen op geurhinder Impact van geurhinder op de menselijke gezondheid Effecten van groen op de verdere verspreiding Motivatie opnemen indicator geurhinder Effecten van groen op visuele hinder Slagschaduw, visuele hinder en lichthinder Motivatie opnemen van indicator visuele hinder Aanwezigheid van groen Effecten van groen op de gezondheid Motivatie opnemen van indicator aanwezigheid van groen Overige indicatoren Subconclusie Operationele kader Data Luchtkwaliteit Geluidsoverlast Geurhinder Visuele hinder Aanwezigheid van groen Subconclusie Empirisch onderzoek Enquête Toelichting van de enquête Toegepaste methodiek Respondenten Resultaten Algemene kenmerken Keuze woonomgeving Verhuizingsmotieven Gezondheidskwaliteit van woonomgeving... 89

10 5.2.5 Gevolg van verschillende factoren op gezondheid omwonenden Geografische resultaten Resultaten koppelingsgebieden Correlatie analyse Subconclusie Conclusies en beschouwingen over de toekomst Referentielijst Bijlagen

11 Figuur Gewenste ruimtelijke structuur Gentse Kanaalzone, 2010 (bron: Stad Gent) 12 Figuur Koppelingsgebieden in de Gentse Kanaalzone (bron: ontwerpbureau OMGEVING) 17 Figuur Ontwikkeling van een koppelingsgebied door het inrichten van een groene buffer door de overheid en de bijkomende buffering in het landbouwgebied (Bron: Nieuwsblad project Gentse Kanaalzone, maart 2010) 20 Figuur Havenplan Gent (bron: 24 Figuur 2.5 Inrichting Rieme-zuid vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: 25 Figuur Inrichtingsplan koppelingsgebied Rieme-zuid (bron: Vlaamse Landmaatschappij) 26 Figuur 2.7 Inrichting Doornzele-noord vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: 27 Figuur Inrichtingsplan koppelingsgebied Rieme-zuid (bron: Vlaamse landmaatschappij) 27 Figuur Inrichting Desteldonk-noord vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: 28 Figuur Inrichting Desteldonk-zuid vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: 28 Figuur 3.1 Uitgewerkte determinanten van gezondheid volgens het conceptuele model van de gezondheid (bron: RIVM) 30 Figuur Gezondheidseffecten door milieuverstoringen, Vlaanderen, 2010 (bron: VITO, 39 Figuur Opbouw van PM 10 concentratie (bron: Alterra, Wageningen) 42 Figuur 3.4 Jaargemiddelde concentratie PM 10 en NO 2 en afstand (m) tot de weg, 2006 (bron: Nederlandse Ministerie van Infrastructuur en Milieu) 44 Figuur 3.5 Sunderland en Teessside met bijhorende wijken in afstand tot de aanwezige industrie (bron: Howel et al., 2002) 45 Figuur CO2-uitstoot goederenvervoer in 2010 bij lange afstanden (bron: 48 Figuur 3.7 Relatie tussen ergernis van geluidsoverlast en slaapstoornissen (bron: Knol & Staatsen 2005) 50 Figuur 3.8 Deelprocessen bij het ontstaan van geurhinder (bron: VMM, 2007) 53

12 Figuur 3.9 Links berekende en rechts gemeten ammoniak immissieconcentraties rond de varkenshouderij (bron: Van Dijk et al., 2005) 54 Figuur 3.10 Proces waarbij de relatie groen en gezondheid bepaald wordt door middel van drie mechanismen (bron: Groenewegen, 2009) 58 Figuur 3.11 Interactie tussen subjectieve en objectieve indicatoren in deze masterthesis (bron: eigen bewerking) 63 Figuur Meetstations voor luchtkwaliteit gelegen in Gentse Kanaalzone (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 65 Figuur Aantal dagen met PM 10-concentratie > 50 μm/m 3 voor het virtueel meetstation Gentse Kanaalzone, (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 66 Figuur 4.3 Aantal dagen met een PM 10 concentratie > 50 μm/m 3 voor de meetstations in de Gentse Kanaalzone, (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 67 Figuur RIO-IMDF model (Gent) van het aantal dagen dat de grenswaarde (50 μg/m 3 ) van het daggemiddelde van fijn stof overschreden wordt in 2012 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 68 Figuur RIO-IMDF model (Gent) van het jaargemiddelde van fijn stof (μg/m 3 ) in 2012 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 68 Figuur SEVESO-bedrijven gelegen in de Gentse Kanaalzone (Bron: AGIV) 69 Figuur Waardering van luchtkwaliteit centrum en havengebied Gent (bron: Milieujaarprogramma Gent 2012) 70 Figuur Geluidsbelastingskaart industrie Lden, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 72 Figuur Geluidsbelastingskaart industrie Lnight, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 73 Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lden, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 74 Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lnight, 2010 (Bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 75 Figuur Contouren grens- en richtwaarden Gentse Kanaalzone (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid) 77 Figuur Dominante windrichting Gentse Kanaalzone, 2013 (bron: 78 Figuur 4.14 Zicht op de Electrabel-centrale en op de koeltoren vanaf de Langerbruggekaai (bron: google.com/maps) 78 Figuur Aantal binnengekomen klachten voor Gent in 2012 onderverdeeld in verschillende categorieën (bron: Milieujaarprogramma 2013 Gent) 79

13 Figuur Bosreferentielaag 2009, Digitale boswijzer Vlaanderen 2013, geplande (licht oranje) en gerealiseerde (oranje) koppelingsgebieden (bron: en eigen bewerking) 80 Figuur 5.1 Bevolkingsssamenstelling van respondenten (bron: eigen enquête) 85 Figuur 5.2 Bevolkingssamenstelling inwoners Gentse Kanaaldorpen en zone, 2008 (bron: Stad Gent, wijkfiche) 85 Figuur 5.3 Individuele Beoordeling van de woonomgeving rekeninghoudend met de huidige woonomgeving en de omgevingskwaliteit op het moment van de verhuizing naar de Gentse Kanaalzone (bron: eigen bewerking) 88 Figuur 5.4 Beoordeling van de huidige woonomgeving en de gemiddelden van de gevaren van de omgevingskwaliteit op de gezondheid van de respondenten (bron: eigen enquête) 95 Figuur 5.5 Individuele resultaten van woonkern Rieme bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) 96 Figuur 5.6 Individuele resultaten van woonkern Doornzele bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) 96 Figuur 5.7 Individuele resultaten van woonkern Desteldonk bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) 97 Figuur 5.8 Individuele resultaten van woonkern Mendonk en Sint-Kruis-Winkel bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) 97 Figuur 5.9 Vertrouwen van de respondenten in de (geplande) koppelingsgebieden binnen nu en 2 jaar en over 10 tot 20 jaar, onderverdeeld of de respondenten wel of niet op de hoogte zijn van de (gepande) koppelingsgebieden (bron: eigen enquête) 100

14 Tabel Toekenning scores vanuit GES (bron: GGD Nederland) 36 Tabel Kleurentoekenning aan milieugezondheidskwaliteit (bron: GGD Nederland) 36 Tabel Meest bedreigende vorm van milieuverontreiniging, Vlaanderen, 2010 (bron: SCV-survey 2010) 38 Tabel Selectie van de indicatoren (bron: RIVM) 40 Tabel 3.5 -Definitie van indicatoren voor de Rijnmond regio door gebruik van drie verschillende benaderingen (bron: RIVM) 40 Tabel Depositie van PM 10 op bomen. (Pine= Grove Den; Cypres =cipres/conifeer; Maple= esdoorn; Whitebeam = Abeel en Poplar = populier) (bron: Alterra) 43 Tabel 3.7 Perceptie op de lokale milieukwaliteit er woongebied (bron: Howel et al., 2002) 46 Tabel Grenswaarden (dag- en jaargemiddelden) voor fijn stof PM 10 vanuit de Europese Unie sinds 2005 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 48 Tabel 3.9 Relatie tussen het wonen nabij groen en psychische gezondheid (bron: Grahn en Stigdotter, 2003) 59 Tabel Aantal emissietypen van bedrijven gelegen in de Gentse Kanaalzone, 2012 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 70 Tabel 5.1 Aantal inwoners per dorpskern in 2010 (bron: Gemeente Evergem, Gemeente Gent) 83 Tabel 5.2 Beoordeling van de woonomgeving rekeninghoudend met: keuze voor woning (vraag 5), tevredenheid van de woonomgeving na het verhuizen (vraag 6), tevredenheid huidige woonomgeving (vraag 7) en verbetering van de woonomgeving sinds het verhuizen naar de Gentse Kanaalzone (vraag 7 vraag 6). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=helemaal mee oneens en 7= helemaal mee eens (bron: eigen enquête) 87 Tabel 5.3 Beoordeling van omgevingsfactoren indien er sprake zou zijn van verhuizing (vraag 8). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer geringe mate en 7=zeer sterke mate (bron: eigen enquête) 89 Tabel 5.4 Beoordeling van de omgeving aan de hand van verschillende indicatoren (vraag 9). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer slecht en 7=zeer goed (bron: eigen enquête) 90 Tabel 5.5 Resultaten op de vraag in hoeverre bewoners van de Gentse Kanaalzone zich zorgen maken op hun gezondheid onderverdeeld per indicator (vraag 10). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer weinig en 7=zeer veel (bron: eigen enquête) 91

15 Tabel 5.6 Corelatie tussen gemiddelde van de omgevingskwaliteit per aspect (vraag 9) en het gemiddelde van de omgevingsaspecten op de gezondheid (bron: eigen enquête) 92 Tabel 5.7 Het gemiddelde en variatie van resultaten op de vraag wat bewoners van de Gentse Kanaalzone zien als gevaarlijke factor op hun (fysische en psychische) gezondheid (vraag 10). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer weinig en 7=zeer veel (bron: eigen enquête) 93 Tabel 5.8 De toekenning van eventueel beschikbaar belastingsgeld ( ) aan onderstaande factoren per woonkern (vraag 11) (bron: eigen enquête). Hierbij zijn de waardes procentueel uitgedrukt (bron: eigen enquête) 94 Tabel 5.9 Resultaten op de vraag of inwoners van de Gentse Kanaalzonebekend zijn met de koppelingsgebieden(vraag 12) en op de vraag of bewoners betrokken zijn bij het planvormingsproces (bron: eigen enquête) 98 Tabel 5.10 Verwachtingen van respondenten in hoeverre deze koppelingsgebieden een positief effect zullen hebben op hun gezondheid. Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer geringe mate en 7=zeer sterke mate (bron: eigen enquête) 99

16 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Als gevolg van transformatieprocessen hebben vele havens hun synergie met de stad verloren. Waar stadshavens vroeger gekenmerkt werden door een historische verbondenheid, is dit uiteindelijk getransformeerd naar een wankelend evenwicht tussen stad en haven. Tot de 19e eeuw waren havens een duidelijk stedelijk fenomeen, die amper van locatie en/of grootte veranderde voor een periode van drie eeuwen (Meyer, 1999). In de periode hierna zijn haven en stad zich beide op een andere manier gaan ontwikkelen. Dit als gevolg van technologische veranderingen zoals containerisatie, maar ook veranderingen in de maatschappij zoals het begin van massaconsumptie hebben een grote invloed op deze loskoppeling gehad (Hoyle, 2000). Door de industriële groei is deze loskoppeling zich blijven voortzetten. Vanuit havengerelateerde bedrijven steeg de vraag naar grotere en meer afgelegen uitbreidingsgebieden. Dit als resultaat van de sterke maritieme ontwikkelingen tussen de jaren '60 en '80. De periode tussen de jaren '70 en '90 wordt grotendeels gekenmerkt door het ontstaan van terminals en (zwaar vervuilende) industrieën. Havenactiviteiten zijn zich in deze periode sterk gaan uitbreiden. In veel havensteden heeft deze loskoppeling tussen stad en haven plaatsgevonden. Dit als gevolg van de toenemende specialisatie die een steeds grotere rol is gaan spelen. Havens zijn hierbij een steeds groter onderdeel geworden van een mondiaal netwerk waarbij de bediening van de stedelijke economie als rol is vervangen door het bedienen van het achterland (Norcliffe, 1996). Zo ook bij de haven van Gent, die in de middeleeuwen in de Gentse Kuip (beter bekend als de Graslei en Korenlei) ontstaan is en zich in de loop der tijd steeds verder in noordelijke richting langs beide oevers van het kanaal Gent- Terneuzen is gaan uitbreiden. Deze havenuitbreidingen hebben niet alleen een ruimtelijke impact op de stad gehad, maar ook op ecologisch en sociaal niveau. De constante drang naar grootschalige expansie en de functiewijzigingen binnen de havens zelf, hebben 1

17 ervoor gezorgd dat havens een steeds dominantere positie in het stedelijke landschap zijn gaan innemen. Dit is ook het geval in de Gentse Kanaalzone waar vanwege historische ontwikkelingen bedrijven en woonkernen dicht bij elkaar gelegen zijn. Tot twintig jaar geleden vonden ontwikkelingen in de Gentse Kanaalzone plaats, waarbij het ontbrak aan onderbouwde visies en doordachte plannen. De haven breidde zich uit, de economische activiteiten namen toe en als vervolg werd de infrastructuur daarop aangepast. Van coördinatie was weinig sprake. Vergunningen voor uitbreidingen werden hierbij moeiteloos verleend. Onder andere het vergunnen van een afvalcluster gelegen aan de rand van Oostakker. Maar ook de beslissing om de wijk Zandeken op te heffen en compleet te onteigenen, zodat het reeds gerealiseerde Kluizendok (volledig gelegen op Gents grondgebied) gegraven kon worden, heeft zeer snel zijn weg gevonden. Bij deze onteigeningen die plaatsvonden van 2005 tot het begin van 2008 hebben uiteindelijk 237 inwoners, 13 land- en tuinbouwbedrijven en 11 KMO's plaats moeten maken voor dit nieuwe dok (Aelbers, 2008). Het gevolg van deze ongecontroleerde expansie met gebrek aan doordachte visies en planning is dat bedrijven, gelegen in de Gentse Kanaalzone, zich niet op een correcte ordentelijke manier hebben uitgebreid. Met meer dan banen, waarvan direct, is de werkgelegenheid in de Gentse haven goed voor 15% van de totale tewerkstelling in de provincie Oost- Vlaanderen. Meer dan 300 bedrijven zorgen hierbij voor een toegevoegde waarde van meer dan zeven miljard euro (Nationale Bank van België). Dit maakt de haven het belangrijkste economische knooppunt van Oost-Vlaanderen. Vanwege het onduidelijke vestigingsbeleid, is bij de komst van deze bedrijven de onrust onder de bewoners sterk toegenomen. Bedrijven konden eenvoudig uitbreiden met negatieve gevolgen voor de omliggende woongebieden. In de strijd om de economisch interessante gebieden gelegen in de nabijheid van het kanaal, wogen de belangen van de bewoners vele malen minder door dan de belangen van de industrie. Dit met drukkere wegen, meer congestie, milieuvervuilingen en de toename van geluids- en milieuoverlast als gevolg. 2

18 Allemaal factoren die hierbij invloed hebben gehad op de gezondheid van de bewoners. In eerste instantie was er aan de linkeroever weinig sprake van overlast. Maar in het begin van de jaren '90 is er besloten om na de rechter- ook de linkeroever van het kanaal voor industriële activiteiten te ontwikkelen. De evolutie van de haven richting het noorden heeft zich voornamelijk op de rechteroever afgespeeld. Hierbij was de industrie gesitueerd tussen het kanaal en de Ringweg Oost (R4-Oost). Dorpen zoals Mendonk, Desteldonk en Sint-Kruis-Winkel zijn hierbij ten oosten van de randweg gesitueerd en liggen op een paar kilometer afstand van het kanaal. De R4-Oost functioneert hierbij als een barrière tussen de industrie en deze dorpen. Op de linkeroever is er geen sprake van dergelijke afstanden tussen woongebieden en het kanaal. Hierbij liggen de dorpen zoals Rieme, Doornzele en Kerkbrugge-Langerbrugge tussen de Ringweg West (R4- West) en het kanaal. Maar ook de industriegebieden bevinden zich tussen deze twee infrastructuren. Met de komst van het Kluizendok en de geplande uitbreiding, onder andere als gevolg van een nieuwe zeesluis in Terneuzen, zal het gezondheidsaspect van omliggende woongebieden wederom onder druk komen te staan. De stijgende onrust van bewoners uit de Gentse Kanaaldorpen is, losstaand van de uitbreiding van havenactiviteiten, ook deels te verklaren door de toenemende kennis van het milieu (Corburn, 2004). Hierdoor kan het in kaart brengen van omgevingsfactoren gedetailleerder plaatsvinden. Dit geldt ook voor de veranderende perceptie van gezondheid. De bevolking raakt steeds beter op de hoogte van het gevaar van omgevingsfactoren op hun gezondheid. Een voorbeeld hiervan was zijn de vroegere, te kleine arbeiderswoningen die in de nabijheid van vervuilende fabrieken werden gebouwd. Tevens zorgt de toename van kennis van het milieu, dat het in kaart brengen van omgevingsfactoren steeds gedetailleerder plaatsvindt. Zo is bewezen dat het implementeren van groen voor een afname van geluidsoverlast kan zorgen (Chau & Tang, 2010). 3

19 Niet alleen de sterke ruimtelijke verweving van woonfuncties met maritiemindustriële functies zorgde ervoor dat economische ontwikkelingen in dit gebied afremden. Ook het ontbreken van voldoende afstand tussen deze zones zorgde voor een storing van levenskwaliteiten in deze kanaaldorpen. Er is sindsdien veel wrijving tussen bewoners en bedrijven. Bewoners van kanaaldorpen hebben de haven nodig omdat deze voor veel werkgelegenheid zorgt. Maar daartegenover staat dat de komst en vooral de toename van haven gerelateerde activiteiten, ervoor heeft gezorgd dat de leefbaarheid en gezondheid van de woongebieden is verslechterd. Achteraf zijn deze wrijvingen goed te verklaren. In de jaren '90 waren bedrijven vooral bezig met de core business. Er werd veel geïnvesteerd in het terugdringen van emissies, maar in de communicatie van bedrijven naar bewoners van omliggende dorpen toe werd weinig geld en tijd gestopt. In 1993 is er op initiatief van de provincie Oost-Vlaanderen en gouverneur Herman Balthazar gestart met een nieuw geïntegreerd gebiedsgericht project, het Project Gentse Kanaalzone. Het doel hiervan was om aan de ruimtelijke wanorde in de Gentse Kanaalzone een einde te maken. Hierbij hadden bedrijven gelegen in de Gentse Kanaalzone hoge nood aan meer juridische duidelijkheden. Onder de bewoners was er juist grote onrust over de slechte milieukwaliteit, onder andere door het gebrek aan informatie over het vestigingsbeleid voor bedrijven in hun omgeving. In het begin bleef het doel van het Project Gentse Kanaalzone, een maximale economische ontwikkeling van de Gentse Kanaalzone, voorop staan. Maar er werden ook nieuwe ambities geformuleerd: de leefbaarheid van de dorpen en de verhoging van de kwaliteit van het leefmilieu en landschap waren hierbij even cruciaal. Er werd onderzocht hoe leefbaarheid, milieu en landschap samen konden gaan met de (sterk) groeiende economische en maritieme bedrijvigheid. Leefbaarheid, het nieuwe element in dit proces, zorgde er al snel voor dat men geconfronteerd werd met de lastige vraag of alle dorpen wel konden of mochten overleven. Uiteindelijk is na een lang proces van visievorming en overleg met betrokken actoren in juli 1996 besloten dat vijf dorpen (Desteldonk, Mendonk, Rieme, Sint-Kruis-Winkel en Doornzele) behouden konden blijven. De wijk Zandeken moest ten gevolge van de aanleg 4

20 van het Kluizendok in z'n geheel verdwijnen. Net als alle andere geïsoleerde huizengroepen en woonlinten, die samen met Zandeken een totaal vormden van 365 huizen. Om de economische groei van Vlaanderen te blijven garanderen is het van groot belang dat dit industriële weefsel kan blijven in- en uitbreiden. Met de ambitie om de gestagneerde groeicijfers een boost te geven, is de Gentse haven sterk afhankelijk van de infrastructurele mogelijkheden (Havenbedrijf Gent, 2014). De zeesluis te Terneuzen zorgt met een bezettingsgraad van 90% voor een grote belemmering voor verdere economische groei (Provincie Oost-Vlaanderen, 2004). Nu de Nederlandse en Vlaamse overheid een overeenkomst hebben bereikt over het realiseren van een derde grote zeesluis, met een geplande realisatie in 2021, zal het aantal schepen dat gebruikmaakt van de haven van Gent sterk toenemen. Met positieve gevolgen voor de economie en de werkgelegenheid in de gehele Kanaalzone. Verder heeft een groot merendeel van de Gentse havenbedrijven in een grensoverschrijdende studie (Vlaams- Nederlandse Scheldecommissie, 2008) aangegeven grootschalige investeringen te overwegen wanneer er duidelijkheid zou zijn over de komst van een derde zeesluis. Echter is het de vraag wat hierbij de ruimtelijke, maatschappelijke en ecologische gevolgen voor de bewoners van omliggende gebieden zullen zijn. Hierbij kunnen (stedelijke) havenontwikkelingen met positieve economische effecten, loodrecht tegenover het maatschappelijke belang met negatieve omgevingsimpacten komen te staan. Gezien de komst van de nieuwe sluis is het onbekend welke toekomstige ontwikkelingen de Gentse Kanaalzone te wachten staat. Naar verwachting zal de nieuwe zeesluis wel meer als schakel gaan functioneren in de verbinding tussen de Schelde en de Seine. Deze toename van binnenvaart heeft echter weinig gevolgen voor de leefbaarheid van omliggende gebieden (Vereniging van Gentse Havengebonden Ondernemingen, 2011). Na de ingebruikname van deze sluis kunnen schepen met een maximumdiepte van 16,5m tot aan het Kluizendok en Rodenhuizedok varen. Beide dokken, gesitueerd ten noorden van het havengebied, liggen in gebieden waar de focus ligt op clustering van 5

21 milieubelastende activiteiten (Stad Gent, 2010). De verwachte ontwikkeling creëert veel onduidelijkheden. Zo is het niet bekend in welke mate het gezondheidsaspect aangepakt zal worden. Maar ook op wat voor manier, bijvoorbeeld door middel van indicatoren, het gezondheidsaspect beoordeeld kan worden. Bij deze beoordeling zou eventueel onderscheid gemaakt kunnen worden tussen economische en milieutechnische parameters. Ook is het nog geheel onduidelijk wat hierbij de juiste manier zal zijn hoe deze parameters tegenover elkaar afgewogen kunnen worden. 1.2 Probleemstelling Wanneer bewoners van woongebieden last hebben van nabijgelegen industrie, wordt er vanuit de ruimtelijke planning vaak gebruikgemaakt van bufferzones. In gewestplannen, bijzonder plannen van aanleg (BPA) en ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP), komt dit begrip vaak voor. De functie van deze bufferzones is scheiding tussen niet verenigbare functies, waaronder woongebieden en industrie. In de praktijk blijkt dat deze (groen)zones vaak niet de gewenste invulling krijgen, waardoor blijkt dat dergelijke bufferzones niet het juiste en gewenste effect hebben. Het gevolg hiervan is dat de gezondheid van de inwoners van kanaaldorpen gelegen in de nabijheid van industriële activiteiten in gevaar kan komen. Vanuit de overheid is er gezocht naar nieuwe mogelijkheden om de buffering tussen Gentse Kanaaldorpen en havenactiviteiten te laten plaatsvinden (Vlaamse Landmaatschappij, 2006). Hierbij wordt er rekening gehouden met de gevolgen van, de toename van havenactiviteiten, die ontstaan door komst van de nieuwe zeesluis te Terneuzen. Door het toepassen van deze nieuwe vorm van bufferzones zouden de kanaaldorpen en havenactiviteiten met elkaar geschakeld worden. Onduidelijk is of deze gebieden nu echt het probleem kunnen verhelpen en hierbij op een correcte manier functioneren als schakel tussen de woongebieden en industrie, waarbij er voldoende rekening gehouden wordt met het gezondheidsaspect van bewoners van omliggende kanaaldorpen. 6

22 Eind jaren '90 is er bewust en met volle overtuiging gekozen om de vijf kanaaldorpen (Desteldonk, Mendonk, Rieme, Sint-Kruis-Winkel en Doornzele) te behouden. Dit was in overeenstemming met de toenmalige tijdsgeest. Toentertijd was men nog niet bezig met mogelijke toekomstige havenuitbreidingen. Tegenwoordig wordt er juist veel geïnvesteerd in de komst van een nieuwe zeesluis. De vraag is of de overheid de ontwikkeling van het Gentse kanaalgebied anders had aangepakt als ze eerder over de kennis van vandaag had beschikt. Dit omdat de kanaaldorpen nu zo goed als volledig omarmd zijn door wegen, water en industrie. De stad Gent wekt de illusie dat door middel van buffering de problemen tussen kanaaldorpen en havenactiviteiten opgelost kunnen worden, maar de vraag die hierbij ontstaat is of er wel voldoende rekening gehouden is met toekomstige in- en uitbreidingen. Een interessant gegeven om naar te kijken is de interactie tussen (woon)gebieden en haven- en industriegebieden binnen de Gentse Kanaalzone. Hierbij is het nog onduidelijk in hoeverre pogingen om woongebieden en industrie te bufferen functioneren. Opvallend is wel dat er na oprichting van het Project Gentse Kanaalzone vanuit verschillende actoren zeer tegenstrijdig over de huidige ontwikkelingen gesproken wordt. Zeer weinig kanaalbewoners (6 tot 30%, afhankelijk van het dorp) zijn tevreden met de huidige woon- en leefsituatie, dit blijkt uit resultaten van een hinderenquête welke in 1998 plaatsvond en de tevredenheid met de leefomgeving per dorp onderzocht (Project Gentse Kanaalzone, 2013). Onduidelijk blijft in welke mate maatregelen vanuit de ruimtelijke planning nu effect hebben op de gezondheid van inwoners van de Gentse Kanaalzone. Zo is het onbekend in hoeverre de bufferzones de gezondheid van omwonenden zal verbeteren. Maar ook over het toepassen van verhoogde bermen waarop ondoorzichtige schermen worden geplaatst zijn nog veel onduidelijkheden. Uiteraard zorgen deze zicht beperkingen ervoor dat visuele hinder sterk wordt teruggebracht. Echter is het niet bekend of deze maatregel dan ook effect heeft op de leefbaarheid van het woongebied. Het is mogelijk dat omwonenden zich 7

23 minder zullen ergeren aan de (haven)industrie indien er geen sprake is van directe zichtrelaties. Verder is het ook onduidelijk is hoeverre objectieve data daadwerkelijk overeenkomt met subjectieve gegevens. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere bestaande theorieën en objectieve metingen die in verhouding zouden moeten staan tot subjectieve gegevens zoals individuele percepties, enquête resultaten, etc. Zo is het mogelijk dat er vanuit bepaalde theorieën vertrokken zonder de link te maken met subjectieve gegevens, of worden subjectieve resultaten niet geverifieerd aan de hand van objectieve data. Dit maakt het onduidelijk wat nu de wisselwerking tussen beide is. 1.3 Onderzoeksvragen Vanuit de bovenstaande probleemstelling is de onderstaande onderzoeksvraag met bijbehorende sub-onderzoeksvragen ontstaan: 'In hoeverre voldoen bufferzones om de gezondheid van de Gentse Kanaaldorpen te behouden of verbeteren rekeninghoudend met de huidige en toekomstige ontwikkelingen die de Gentse Kanaalzone zal ondergaan?' Hoe wordt dit buffer-beleid ingevuld? Wat voor een effect hebben objectieve en subjectieve indicatoren op de milieukwaliteit in theorie? Wat is de gezondheidsperceptie van inwoners van de Gentse Kanaaldorpen? In welke mate zijn deze bufferzones robuust genoeg voor de toekomst? 1.4 Doelstelling Ondanks dat de begrippen leefbaarheid en gezondheid vele raakvlakken met elkaar hebben is het belangrijk om voor het vervolg duidelijk vast te stellen vanuit wat voor perspectief deze thesis vervolgd wordt. De definitie van leefbaarheid is volgens VanDale (1997): 'geschikt om erin of ermee te kunnen leven.' Hieronder vallen veel factoren waaronder: (sociale) veiligheid, vandalisme, parkeergelegenheden, nabijheid van scholen, zwerfvuil, 8

24 bodemkwaliteit, straatbeeld, etc. De definitie van gezondheid is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie: 'het zich wel bevinden of het welzijn op lichamelijk, geestelijk, economisch en sociaal vlak. Gezondheid is bijgevolg niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken.' Opvallend is dat hierbij niet alleen naar het lichamelijke en geestelijke welzijn, maar ook naar het economische en sociale aspect gekeken wordt. Om het ruim omvattende begrip gezondheid meer af te bakenen ligt binnen deze thesis de focus op het gezondheidsaspect waarbij er rekening wordt gehouden met het lichamelijke en geestelijke aspect. Sociale en economische aspecten worden bij deze definiëring uitgesloten. Het doel van deze thesis is om te onderzoeken in hoeverre buffergebieden een positieve invloed hebben op de gezondheid van omwonenden van de Gentse Kanaalzone. Hierbij wordt allereerst het concept van bufferzone toegelicht waarbij specifiek wordt ingegaan op de manier van buffering binnen de Gentse Kanaalzone. Door in het volgende hoofdstuk op zoek te gaan naar indicatoren welke invloed kunnen uitoefenen op de gezondheid van omwonenden wordt er onderzocht in hoeverre dergelijke bufferzones nu een positief effect kunnen hebben gezien vanuit theorieën. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in objectieve en subjectieve indicatoren. Dit wordt gedaan omdat objectieve bevindingen hierbij een basis kunnen bieden voor het volgende hoofdstuk waarbij beschikbare data behandeld wordt. Bij het selecteren van deze indicatoren zal een rangschikking gemaakt worden van objectiviteit naar subjectiviteit. Bij het bekijken van de beschikbare data kan samen de objectieve indicatoren de milieukwaliteit van de Gentse Kanaalzone beoordeeld worden. Echter is het ook interessant om hierbij de toekomstige ontwikkelingen (nieuwe havenactiviteiten nabij Rieme en Doornzele bij uitbreiding van industrie rondom het Kluizendok) in het achterhoofd te houden. Als laatste wordt er binnen deze thesis getracht om aan de hand van de eerder bevonden objectieve en subjectieve indicatoren de gezondheid van de Gentse Kanaalzone te beoordelen. Hierbij zal worden gekeken wat nu uiteindelijk de rol zal zijn van de geplande koppelingsgebieden en in hoeverre deze effect zullen hebben om de gezondheidskwaliteit van de Gentse Kanaalzone. 9

25 2. Buffergebieden 2.1 Milieuzonering De havenontwikkelingen in de Gentse Kanaalzone zijn van zeer groot belang voor de welvaart in de regio. Anderzijds gaan deze (uitbreidende) havenontwikkelingen gepaard met een druk op de gezondheid van omwonenden. De keuze om de vijf kanaaldorpen te behouden (omcirkeld, figuur 2.1) en de verwachte haven ontwikkelingen rondom het Kluizendok (gelegen tussen Rieme en Doornzele, beide gesitueerd op de linkeroever) zorgen ervoor dat er een juist evenwicht nodig is. In de ruimtelijk planning wordt hierbij veelal gebruik gemaakt van bufferzones die verschillende functies van elkaar kunnen scheiden. Hierbij ligt de nadruk op functiescheiding, waarbij beide gebieden door middel van een buffer (veelal bos) niet met elkaar in aanraking komen. Het inrichten van gebieden met gebruik van buffers, ook wel milieuzonering genoemd, kan bij het inrichten van milieubelastende en milieugevoelige functies als volgt worden omschreven (Vlaams gewest: Afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid, 2009): Het zodanig ruimtelijk inpassen van één of meer nieuw te ontwikkelen milieubelastende functies, dat de omgeving waar deze functies zijn of komen die milieukwaliteit krijgt of behoudt, die conform het geldende beleid en dito regelgeving bedoeld wordt, en goed is voor alle functies, nu en in de toekomst. En ook: Het zodanig ruimtelijk inpassen van één of meer nieuwe milieugevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies, dat deze milieubelastende functies kunnen voortbestaan en zich desgewenst kunnen blijven ontwikkelen, waarbij de omgeving als geheel die milieukwaliteit krijgt of behoudt, die conform het geldende beleid en dito regelgeving bedoeld wordt, en goed is voor alle functies, nu en in de toekomst. 10

26 Bij deze functiescheiding geldt de regel: hoe groter de afstand, des te beter voor beide functies (Vlaams gewest: Afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid, 2009). Met het aanhouden van grotere afstanden komen beide functies minder in de invloedsfeer van elkaar te liggen met als gevolg voordelen zoals: toenemende milieugebruiksruimte voor milieubelastende functies en een toenemende kwaliteit van de leefomgeving in de milieugevoelige functies. Echter is in de praktijk de beschikbare ruimte niet onbeperkt maar juist doorgaans zwaar gelimiteerd. Dit is ook het geval in de Gentse Kanaalzone, waar omwille van historische ontwikkelingen havenactiviteiten en woonkernen zich op korte afstand van elkaar bevinden. Additionele maatregelen kunnen hierbij de minimumafstand die nodig is tussen beide functies verkleinen. Hierbij kunnen maatregelen aan de bron van milieuhinder (o.a. filters, akoestische maatregelen), de overdrachtswegen (o.a. wal) en aan de ontvanger (o.a. isolatie) ervoor zorgen dat er optimaler met de ruimte kan worden omgegaan. In de praktijk bleek dat buffergebieden in veel gevallen niet het gewenste effect hadden (De Waele, 2014). Buffergebieden werden veelal niet ingericht zoals de bedoeling ervan was. Vanwege de tekortkoming van de huidige bufferzones en als antwoord op de zeer verweven situatie van woonkernen, bedrijventerreinen en infrastructuren in de Gentse Kanaalzone zijn de koppelingsgebieden geïntroduceerd. 2.2 Koppelingsgebieden De Gentse Kanaalzone wordt in het begin van de jaren 90 gekenmerkt door een groot aantal zwaarwegende problemen. Verschillende overheden en belangrijke private partijen werkte nauwelijks met elkaar samen, waardoor er in de noodzakelijke verbeteringen nauwelijks vooruitgang werd geboekt. Veel ruimtes van bedrijventerreinen werden beperkt intensief benut, terwijl er ook weinig bedrijfspercelen op de markt kwamen. 11

27 Figuur Gewenste ruimtelijke structuur Gentse Kanaalzone, 2010 (bron: Stad Gent) De haven kent verschillende delen waarbij er sprake is van vervuilde en verouderde gebieden. Afvaldepots, stof en uitstoot van verontreinigde stoffen tasten het milieu aan en brengen grote druk uit op de gezondheid van de kanaaldorpen (Project Gentse Kanaalzone, 2013). 12

28 Als reactie op het gebrek aan duidelijk beleid en de wrijvingen tussen bewoners en havenactiviteiten werd er in 1993 op initiatief van de provincie Oost- Vlaanderen, in samenwerking met de gemeenten Gent, Zelzate en Evergem, gestart met het ROM-project Gentse Kanaalzone. Hierbij staat ROM voor Ruimtelijke Ordening en Milieu, dat verwijst naar de wens om meer afstemming tussen milieu en ruimtelijke ordening te verwezenlijken. Tussen alle bevoegde overheidsinstanties en in samenwerking met de belangrijkste bedrijven stond regelmatig, gericht en vertrouwenwekkend overleg voorop, waarbij het aantal partners gestaag groeide. In 1996 zijn de visies van de gewenste ontwikkelingen binnen dit gebied uitgewerkt tot het streefbeeld Voorstel van strategisch plan Gentse Kanaalzone. De gewenste ontwikkelingsrichting hierbij was het creëren van een haven waarbij er sprake van was dat de dorpen gelegen in dit havengebied verbonden zouden zijn met het kanaal. Uit dit streefbeeld is het concept koppelingsgebieden naar voren geschoven. Vanwege de verweven situatie in de Gentse Kanaalzone groeide het besef dat buffers nodig waren om havenactiviteiten en kanaaldorpen van elkaar te scheiden. Vanwege de ervaring dat veel buffers in de praktijk nooit tot de gewenste realisatie uitgevoerd werden, is er gestart met het concept koppelingsgebieden. Het doel was dat deze gebieden hun bufferende functie zouden behouden, maar dat er ook mogelijkheden waren om door middel van bepaalde ingrepen activiteiten van haven gebieden en woongebieden met elkaar te koppelen. Hierbij kan gedacht worden aan parken die door werknemers van havenbedrijven, maar ook door bewoners van de kanaaldorpen gebruikt worden, of het idee om fietspaden door deze koppelingsgebieden te laten gaan zodat fietsers en voetgangers verschillende omgevingen (groen, havengebieden, woongebieden) zouden passeren tijdens het fietsen en zo het idee van wonen in de nabijheid van havens een positief karakter konden geven. Andere voorbeelden zijn heuvels gemaakt van stortmateriaal of het toepassen van sportvelden in deze koppelingsgebieden waarvan iedereen gebruik zou kunnen maken. 13

29 De koppelingsgebieden worden in het Strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone (2007) als volgt beschreven: Bufferruimten tussen bedrijfzones en kanaaldorpen en wijken groeien uit tot koppelingsgebieden, die met beide naastgelegen functies een band hebben en er betekenis voor hebben. Door een actieve uitbouw van ruimtelijk logisch op elkaar aansluitende functies worden het gebieden met een eigen en waardevolle bijdrage aan het functioneren van de Gentse Kanaalzone. Ze maken de overgang tussen de woonkernen en de economische zones. De hoofdfunctie van deze gebieden is buffering. Indirect zorgden deze koppelingsgebieden ervoor dat de bewoners het idee kregen dat er vanuit ruimtelijk beleid rekening werd gehouden met de gezondheid van de bewoners van de Gentse Kanaalzone. Bij het inrichten van deze koppelingsgebieden werden ook bewonersgroepen betrokken waarbij er rekening is gehouden met belangen van omwonenden. De introductie van koppelingsgebieden bood beleidsmatig mogelijkheden om bepaalde gebieden te kunnen claimen en reserveren zonder op voorhand te zeggen wat de uiteindelijke intenties waren. Tussen havenactiviteiten en woongebieden waren oppervlaktes die nog geen invulling hadden. Door deze te typeren als koppelingsgebied, met duidelijke voorschriften, werd er voorkomen dat onder andere havenactiviteiten zich te dicht richting de woongebieden uitbreidde (J. Baelus, medewerker OMGEVING Antwerpen, persoonlijk interview, 29 april 2014) (een overzicht van de afgenomen interviews bevindt zich in bijlage I). 2.3 Vertaling naar ruimtelijk beleid Implementeren van het concept koppelingsgebied in ruimtelijk beleid Na de oprichting van het ROM-project Gentse Kanaalzone in 1993 is de opmaak hiervan gepaard gegaan met heel wat discussies en herschikte machtsverhoudingen waarbij de volgende fundamentele vragen aan bod zijn gekomen (Project Gentse Kanaalzone, 2013): 14

30 - Een gewenste economische ontwikkelingsrichting met een positionering van de Gentse haven en de relatie met het stadsgewest; - Een gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting met waar nodig of/ofkeuzen tussen de oude (landbouw/dorpen) en de nieuwe (maritiemindustriële) structuur en waar mogelijk en/en opties voor winwinsituaties; - Een integrale milieukwaliteit die rekening houdt met cumulatie van milieubelasting in een sturende, gebiedsgerichte milieuvisie ; - Een geïntegreerde visie op de Kanaalzone met samenhangende keuzes over ruimtelijke inrichting, projecten voor economische ontwikkeling en maatregelen rond milieuaspecten; - Een zekere integratie van bestuur c.q. afstemming van beleid, zodat sectorale vraagstukken in een breder, integraal kader worden geplaatst en de kans op oplossing ervan wordt verhoogd. Deze visievorming heeft hierbij gefunctioneerd als verder fundament voor het project. De bovenstaande visies en gewenste ontwikkelingen zijn in 1996 uitgewerkt tot het eerste beleidsdocument Voorstel van strategisch plan Gentse Kanaalzone, waarin gestart is met het spreken over koppelingsgebieden. Deze visie is door middel van een gewestplanwijziging (1998) vertaald in meerdere herbestemmingen waarbij onder meer gestart is met het bestemmen van koppelingsgebieden. Het eerder opgestelde streefbeeld (1996), de resultaten van de bijkomende onderzoeken en verdere onderbouwingen van dit streefbeeld zijn de basis geweest voor het voorstel van het strategisch plan: Voorstel van strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone (2002). Dit plan diende als ruimtelijk concept voor de uitbouw van deze koppelingsgebieden die hierbij zouden gaan functioneren als kwaliteitsvolle overgangen tussen bedrijventerreinen en woonkernen. Tevens zouden een aantal van deze toekomstige koppelingsgebieden, met een gezamenlijke oppervlakte van circa 730 hectare, de functie krijgen om de natuurlijke (bos)structuur te versterken (Vlaamse Landmaatschappij, 2010). 15

31 Vervolgens heeft de Vlaamse regering in 2005, door middel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Zeehavengebied Gent Inrichting R4- oost en R4-west, definitief vastgesteld binnen welke afbakeningslijn zij de Gentse haven willen zien ontwikkelen. Verder krijgen de eerste reeks koppelingsgebieden hierin een gedetailleerde bestemming. Als laatste heeft de Vlaamse regering in juli 2012 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Zeehavengebied Gent fase 2 vastgesteld. Hierin wordt de tweede reeks koppelingsgebieden gedetailleerd bestemd en wordt er tevens gestart met de opstart van de tweede fase voor het landinrichtingsproject, die uitgevoerd wordt door de Vlaamse landmaatschappij. Figuur 2.2 geeft een overzicht weer van de uiteindelijke koppelingsgebieden binnen het afgebakend zeehavengebied. In de wordt een huidige stand van zaken gegeven over de realisatie van de koppelingsgebieden (bijlage II). In de gehele Kanaalzone zijn de koppelingsgebieden vanuit het Voortsel Strategisch plan Gentse Kanaalzone (2005) in de volgende drie categorieën onderverdeeld: - De open (bredere) koppelingsgebieden, welke veelal een belangrijke landbouwfunctie hebben, maar aangevuld worden met bospartijen en perceelrand begroeiing functionerend als visuele schermen en ecologische verbindingen (Zelzate-zuid, Rieme-noord, Rieme-zuid, Desteldonk-noord); - De gesloten koppelingsgebieden, welke in belangrijke mate gevormd worden door een afschermende massa (brede berm, bos, park), waarin over een beperkte oppervlakte ook gemeenschapsvoorzieningen en lichte economische activiteiten (kantoren, horeca, recreatie) kunnen worden ontwikkeld (Kerkbrugge-oost, Doornzele-noord, Rieme-oost); Enkele smalle koppelingsgebieden waarbij de ruimte ontbreekt om een functionele gradiënt in te brengen en waarbij de inrichting zich grotendeels beperkt tot harde lijnvormige afscheidingen met een berm en/of bomenrij (Oostakker-noord, Desteldonk-zuid). 16

32 Figuur Koppelingsgebieden in de Gentse Kanaalzone (bron: ontwerpbureau OMGEVING) 17

33 2.3.2 Juridische vertaling In het koninklijk besluit van 1972 worden in de voorschriften vanuit het gewestplan bufferzones als volgend beschreven: 'De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden'. Aangezien het gewestplan, waarin de 'bufferzones' zijn vastgelegd, een passief instrument is waren gebieden met de bestemming bufferzone vrijwel niet als bufferzone ingericht zodat er geen sprake was van volledige buffering naast de woonkernen. Zoals eerder besproken is het concept van koppelingsgebieden ontstaan vanuit het streefbeeld: 'Voorstel van strategisch plan Gentse Kanaalzone' (1996) en is later in het strategische plan: 'Voorstel van strategisch plan voor de Gentse Kanaalzone. Welvarende Kanaalzone' (2002) gekozen voor het toepassen van overgangsgebieden tussen twee conflicterende bestemmingen met vooral een bufferende functie en een eigen landschapsontwikkeling, oftewel koppelingsgebieden. Tijdens de gewestplanherziening van 1998 kregen gebieden in de Gentse Kanaalzone met een industriebestemming die een bufferende functie zouden moeten vervullen een andere functie. Deze gebieden werden herbestemd naar koppelingsgebieden, waardoor deze later door middel van bijzonder plannen van aanleg (BPA s) gedifferentieerd konden worden om de vooropgestelde bufferfunctie realiseerbaar te maken Type I en II Bij de vertaling van het concept koppelingsgebied in het gewestplan 'Gentse en Kanaalzone' is er onderscheid gemaakt tussen twee types koppelingsgebieden (K1 en K2). Hierbij is er gekeken naar de mogelijkheden om wel of niet ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven toe te laten. Koppelingsgebied K1: 18

34 Gebieden zijn hierbij uitsluitend bestemd voor activiteiten die een buffering en/of koppeling teweeg brengen ten opzichte van het omgeven gebied. Hierbij kunnen bestaande woningen en bestaande activiteiten (inclusief landbouwactiviteiten) behouden blijven. Nieuwbouw is hier niet toegelaten. Vervanging, verbouwing en uitbreiding van bestaande woningen kan hier worden toegelaten. Het aanleggen of inrichten van nieuwe infrastructuur voor de ontsluiting van het omgevende gebied is hier niet toegelaten. Nieuwe inplantingen van recreatieve activiteiten, gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen en dienstwoningen behorend bij deze functies worden toegelaten. Dit wel onder de voorwaarde dat deze functies aanvullend zijn voor activiteiten in de omliggende gebieden en deze niet meer dan 50% van de totale terreinoppervlakte bezetten. Tevens mogen deze functies geen afbreuk doen aan de bufferende functie of aan de bestemming en/of de ruimtelijke kwaliteit van het omgevende gebied. In dit type koppelingsgebied dient er tevens actieve landschapsontwikkeling plaats te vinden waarbij bestaande landbouwfuncties kunnen worden geïntegreerd. Koppelingsgebied K2: De aanvullende stedenbouwkundige voorschriften van dit type II koppelingsgebied zijn grotendeels gelijkwaardig aan de voorschriften van type 1. Echter is het bij type II bovenop recreatieve activiteiten, gemeenschapsvoorzieningen, nutsvoorzieningen en dienstwoningen ook toegestaan om dienstverlenende bedrijven en lokale ambacht bedrijven toe te laten, mits deze voldoen aan de eerder genoemde voorwaarden. Deze nieuwe dienstverlenende bedrijven en nieuwe lokale ambachtelijke bedrijven kunnen echter uitsluitend worden ingeplant met bijhorende dienstwoningen langsheen de bestaande uitgeruste weg. 2.4 Ecokwadraat Inrichtingsplannen van koppelingsgebieden worden door de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) opgemaakt. Natuur, bos- en parkzones worden 19

35 gefinancierd door de overheid. Aangezien er zich veel landbouw gebieden in vastgelegde koppelingsgebieden aanwezig zijn is de inrichting van deze landbouwgebieden afhankelijk van de landbouwers. Deze landbouwgebieden zijn en worden niet onteigend om de koppelingsgebieden te realiseren. Om toch extra buffering te laten plaatsvinden van het Gentse havengebied is er, via het Europees Fonds voor Ontwikkeling, in 2008 gestart met het project ECO 2 (Mortelmans, Demeyer, & Turkelboom, 2013). Hierbij is het doel: 'het realiseren van een kwalitatief landschap in de landbouwgebieden van een aantal koppelingsgebieden van de Gentse Kanaalzone via een gebieds- en marktgerichte aanpak'. Door middel van samenwerkingen met landbouwers blijven deze gebieden in gebruik bij landbouwers, waarbij landbouwers ook een rol kunnen spelen in buffering. Landbouwers kunnen hierbij helpen door het aanplanten van bomen en struiken op de perceelsranden en zodoende voor de omliggende dorpen voor een bijkomend bufferend effect te zorgen (figuur 2.3). Figuur Ontwikkeling van een koppelingsgebied door het inrichten van een groene buffer door de overheid en de bijkomende buffering in het landbouwgebied (bron: Nieuwsblad project Gentse Kanaalzone, maart 2010) De koppelingsgebieden waarbij het hierom gaat zijn Desteldonk-noord, Desteldonk-zuid, Rieme-noord, Rieme-zuid en Doornzele-noord. Een groot gedeelte van deze koppelingsgebieden zijn gesitueerd rondom het Kluizendok. Landbouwers hebben in het verleden al veel gebied verloren vanwege gedeeltelijke of volledige onteigeningen voor de uitbreiding van de haven, maar ook voor groenontwikkelingen. Vanuit het ECO 2 project spelen landbouwers zelf een rol in deze invulling van buffering. Hierdoor kunnen hun percelen in eigen gebruik en eigendom blijven. Voor de start van dit project waren er al verschillende financieringsinstrumenten ter beschikking voor dit gebied, zoals beheersovereenkomsten vanuit de VLM voor kleine landschapselementen en 20

36 gemeentelijke subsidies voor de aanleg van knotwilgen en hoogstambomen. Hiervan werd echter weinig tot niet gebruik gemaakt omdat de financiële compensaties niet marktconform waren. Dit als gevolg van de hoge gronddruk en hoge opportuniteitskosten (Mortelmans, Demeyer, & Turkelboom, 2013). In het kader van het project ECO 2 is beslist om extra compensatie te voorzien voor landbouwers die deelnamen aan het project. Het ging hierbij om landbouwers die groenschermen (knotwilgen, bomenrijen, heggen, groenkanten) wensten aan te planten op hun perceel randen om het primaire doel, de visuele afscherming van havenindustrie, te verwezenlijken. 2.5 Bevindingen Wanneer er wordt gekeken naar de inrichting van de huidige koppelingsgebieden (inrichtingsplannen en realisaties) valt op dat er verschillende opvattingen zijn over het succes van dit project. Zo wordt er gesproken over de koppelingsgebieden die niet voldoen aan de oorspronkelijke insteek om gebieden met elkaar te koppelen, maar grotendeels alleen maar als bufferzone functioneren. Hierbij zouden de voltooide gebieden (Desteldonknoord en Desteldonk-zuid) grotendeels ingericht zijn door middel van groen en bossen en is hierbij de inhoud van het koppelen verdwenen (J. Baelus, medewerker OMGEVING Antwerpen, persoonlijk interview, 29 april 2014). Hiertegenover staan uitspraken waarbij koppelingsgebieden, gebruik maken van onder andere fietspaden, openbare parken en sportfaciliteiten om de interactie tussen havens en woongebieden te versterken (persoonlijk interview, V. De Bock, projectcoördinator projectbureau Gentse Kanaalzone, 07 mei 2014). Hierbij zou kritiek op de koppelingsgebieden grotendeels alleen maar vanuit de bewoners van de Gentse Kanaalzone zelf komen over de realisatie hiervan, welke te lang op zich zou laten wachten. Hierbij verloopt de uiteindelijke realisatie van koppelingsgebieden niet parallel met de realisatie van de havenactiviteiten. 2.6 Enquête VLM koppelingsgebieden Desteldonk Uiteindelijk is het interessant hoe er door de eindgebruikers, voornamelijk de inwoners, wordt gedacht over de koppelingsgebieden. De Vlaamse 21

37 landmaatschappij heeft in 2012 een enquête gehouden onder de bewoners van Desteldonk. Deze enquête heeft in september en oktober 2012 vanuit de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) plaatsgevonden. In de periode van februari 2011 tot en met mei 2012 zijn deze koppelingsgebieden gerealiseerd, waarna deze op 9 juni 2012 ingehuldigd zijn. In deze bevraging werd er voornamelijk gepeild naar de tevredenheid over de aanleg van de koppelingsgebieden. In totaal hebben 72 inwoners van Desteldonk en 20 gebruikers en werknemers die niet in Desteldonk wonen deelgenomen aan deze enquête. De vraag in hoeverre men tevreden is over de aanplanting van het buffergroen tussen Desteldonk en de industriezone werd door 82% van de geënquêteerde beantwoord als uitermate tevreden tot zeer tevreden. Slechts 3% gaf aan uitermate ontevreden tot ontevreden te zijn. Wel werd er door veel geënquêteerden opgemerkt dat het nog te vroeg is om te peilen naar de huidige status van het buffergroen aangezien de enquête een half jaar na het realiseren van de koppelingsgebieden al plaatsvond. Door de VLM is hierop uiteindelijk ingespeeld door bij de inrichting te kiezen voor snel groeiende boomsoorten (persoonlijk interview, L Van Nieuwerburgh, Vlaamse Landmaatschappij, 3 juli 2014). Van de bewoners van Desteldonk geeft 68% aan dat de nieuwe inrichting van de koppelingsgebieden in een grote tot zeer grote mate een meerwaarde biedt voor de woon-/werkomgeving. Veel respondenten vermoeden dat de aanleg uiteindelijk zorgt voor een financiële meerwaarde van de woning. Ook wordt er onder de respondenten aangehaald dat het realiseren van de koppelingsgebieden bijkomende zekerheid biedt over het behoud van de dorpskern. Over het algemeen wordt de komst van de koppelingsgebieden (zeer) positief ontvangen door de bewoners van Desteldonk. Opvallend is wel dat maar 24% van de bewoners aangeeft gebruik te maken hiervan. 22

38 2.7 Koppelingsgebieden rondom toekomstige uitbreidingszones Kijkend naar het havenplan van het havenbedrijf Gent (figuur 2.4) is op te merken dat de rechteroever grotendeels ingevuld is met bedrijvigheid en er op de linkeroever, met name rond het Kluizendok, nog veel bedrijfsruimte beschikbaar is. Gezien de verwachte, toekomstige ontwikkelingen welke rond het Kluizendok zullen plaatsvinden, is het interessant om te kijken naar de koppelingsgebieden die zich in de nabijheid van het Kluizendok bevinden en welke dus een koppelende en bufferende functie tussen de woongebieden en het Kluizendok zullen krijgen. Hierbij gaat het om de koppelingsgebieden Riemezuid en Doornzele-noord, welke beide nog niet gerealiseerd zijn. Aangezien de Vlaamse Landmaatschappij recentelijk een enquête heeft uitgevoerd over de toegevoegde waarde van de koppelingsgebieden Desteldonknoord en Desteldonk-zuid, welke zich aan ingenomen industriegebieden bevinden, is het interessant om deze twee koppelingsgebieden ook nader te bekijken en resultaten hiervan te vergelijken met bevindingen vanuit het vijfde hoofdstuk waarbij inwoners van Rieme en Doornzele geënquêteerd zullen worden. 23

39 Figuur Havenplan Gent (bron: 24

40 2.7.1 Rieme-zuid Het koppelingsgebied Rieme-zuid zal fungeren als buffer tussen woningen en industrie. Deze buffering zal bestaan uit een brede bosstrook en een zone voor ecologische infrastructuur (figuur 2.5). Dwars door dit koppelingsgebied worden recreatieve en woon-werk-verbindingen gerealiseerd. Aan de noordrand van het Kluizendokcomplex is een hoofdfietsverbinding aangelegd. Tevens loopt er zich een spoorverbinding dwars door het koppelingsgebied. Er zal gestart worden met de inrichting van dit koppelingsgebied na het verkrijgen van de bouwvergunningen (figuur 2.6). Figuur 2.5 Inrichting Rieme-zuid vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: 25

41 Figuur Inrichtingsplan koppelingsgebied Rieme-zuid (bron: Vlaamse Landmaatschappij) Doornzele-noord In dit koppelingsgebied wordt een bosbuffer aangelegd met een grootte van 35 hectare. Naast deze brede bosstrook wordt een zone voor ecologische infrastructuur ingericht, waarvan de bepaling ook te vinden is in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (figuur 2.7). Een fietsverbinding zal ten noorden van de bosbuffer aangelegd worden. Vanaf deze verbinding worden dwars door het koppelingsgebied een aantal woon-werk-verbindingen aangelegd. Er zal gestart worden met de inrichting van dit koppelingsgebied na het verkrijgen van de bouwvergunningen (figuur 2.8). 26

42 Figuur 2.7 Inrichting Doornzele-noord vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: Figuur Inrichtingsplan koppelingsgebied Rieme-zuid (bron: Vlaamse landmaatschappij) Desteldonk-noord / zuid In deze reeds gerealiseerde koppelingsgebieden is onder andere een bosbuffer ter grootte van tien hectare aangelegd (figuren 2.9 en 2.10). Door dit koppelingsgebied gaat een fietspad voor recreatief en woon-werk-verkeer. Het zuidelijke koppelingsgebied is ingericht door middel van een dicht groenscherm dat fungeert als een visuele buffer. 27

43 Figuur Inrichting Desteldonk-noord vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: Figuur Inrichting Desteldonk-zuid vanuit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (bron: Subconclusie Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vraag: hoe wordt dit bufferbeleid ingevuld?. In het inleidende hoofdstuk (hoofdstuk 1) is allereerst de noodzaak naar een vorm van buffering in de toekomst van de Gentse Kanaalzone toegelicht. Hieruit blijkt dat er een sterke vraag is naar een en dit is een toerijkende vorm 28

44 van buffering. Echter wordt er door deze voornamelijk toekomstige buffergebieden niet alleen ingespeeld op een puur bufferende werking. Ook het koppelen zal naar verwachting een belangrijk effect hebben op de juiste werking van deze gebieden. In het ruimtelijk beleid wordt deze koppelingsfunctie zeer uitvoerig en gedetailleerd beschreven. Echter, moet wel worden opgemerkt dat de uiteindelijke realisatie van deze koppelingsgebieden langer op zich laat wachten dan voorheen was voorzien. Als gevolg van een langdurig planproces waarbij industriële (haven)activiteiten zich verder zijn gaan uitbreiden loopt de realisatie van de koppelingsgebieden achter op andere ontwikkelingen in de Gentse Kanaalzone. Over de tot nu toe inrichting van de gerealiseerde koppelingsgebieden (Desteldonk-noord en Desteldonk-zuid) wordt door de bewoners positief gesproken. Dit maakt het interessant wat resultaten, van dit nieuwe bufferbeleid, vanuit eventuele enquêtes in de toekomst per koppelingsgebied zullen zijn. Hierbij is het de vraag in hoeverre deze vormen van buffering en koppeling kunnen samenwerken en deze nieuwe manier van buffering toepasbaar zal zijn voor andere voorbeelden in de pratijk. 29

45 3. Theoretisch kader 3.1 Inleiding Determinanten van gezondheid Er zijn weinig factoren die direct of indirect geen invloed hebben op de volksgezondheid. Zo heeft onderwijs, werksituatie, inkomen, persoonlijke levensstijl allemaal in meer of mindere mate invloed op de gezondheid. Om een duidelijk beeld te verkrijgen van de determinanten en om hier de onderlinge relaties weer te geven is door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) het onderstaande schema ontwikkeld (figuur 3.1). Figuur 3.1 Uitgewerkte determinanten van gezondheid volgens het conceptuele model van de gezondheid (bron: RIVM) Hierbij worden de determinanten voor gezondheid onderverdeeld in drie groepen: gedrag, omgeving en persoonsgebonden factoren. Gedrag bevat hierbij verschillende gedragingen die effect hebben op de gezondheid zoals: roken, drinken, bewegen en eten. Bij omgeving wordt de fysieke en sociale omgeving bekeken. Zo zijn luchtverontreiniging, binnenmilieu en sociale steun voorbeelden van omgevingsfactoren die invloed hebben op de volksgezondheid. Bij persoonsgebonden factoren worden eigenschappen van personen (aangeboren of verworven tijdens het leven) opgenomen. Maar ook genetische factoren evenals bloeddruk, gewicht en persoonlijkheid horen bij persoonsgebonden factoren (Hoeymans, Melse, & Schoemaker, 2010). 30

46 Deze drie groepen (gedrag, omgeving en persoonsgebonden factoren) kunnen elkaar sterk beïnvloeden. Zo kan de omgeving positief invloed hebben op het gedrag (aanwezigheid van een speeltuin kan een individu uitnodigen tot beweging), of kan gedrag persoonsgebonden factoren beinvloeden (een gezond bewegingspatroon dat een gunstig effect heeft op het lichaamsgewicht). Ondanks deze onderlinge wisselwerking worden binnen deze thesis/theoretisch kader de determinanten persoonsgebonden factoren en gedrag buiten beschouwing gelaten. Hierdoor wordt alleen de determinant omgeving behandeld. Zoals in het inleidende hoofdstuk is aangegeven wordt er binnen het gezondheidsperspectief naar zowel de fysieke gezondheid als de mentale gezondheid gekeken. Binnen de determinant omgeving waarbij onderscheidt gemaakt kan worden naar fysieke en sociale omgeving valt het sociale aspect buiten beschouwing Belang subjectieve en objectieve indicatoren Bij het bepalen van de (psychische) gezondheid van de bewoners kan er worden gekeken naar verschillende indicatoren. Zo hebben geluids-, geur- en stofoverlast een grote invloed op de (psychische) gezondheid van omwonenden. Het is echter van groot belang om in deze indicatoren onderscheid te maken. De beleving van milieukwaliteit door omwonenden kan hierbij onderverdeeld worden in objectieve milieukwaliteit (onder andere geluidsniveaus, aantal woningen in een risicocontour) en subjectieve milieukwaliteit (onder andere onveiligheidsgevoel door aanwezigheid van naastgelegen industrie, geluidshinder) (Kruize & Bouwman, 2004). Indien er over kwaliteit wordt gesproken ontstaat vaak gelijk de vraag of er sprake is van objectieve of subjectieve kwaliteit. Dit is ook het geval bij discussies over leefbaarheid (Kruize & Bouwman, 2004). In het algemeen lijkt er in de literatuur overeenstemmingen te zijn, dat het kijken naar alleen objectieve indicatoren niet voldoende is om de afstemming tussen mens en omgeving te kunnen beoordelen. Milieukwaliteit wordt gevormd door beide factoren. Hierbij 31

47 is het de interactie tussen objectief en subjectief die de kwaliteit van het leven bepalen: 'feeling misserable about life can make life as miserable as being miserable in life' (Leidelmeijer & Kamp, 2002). Subjectieve indicatoren kunnen van groot belang zijn wanneer men wilt weten 'wat er in een gebied speelt'. Hierbij is het van groot belang om gebruik te maken van beoordelingen van betrokkenen (Leidelmeijer & Kamp, 2002). Marans en Couper (2000) opteren dat indien er sprake is van objectieve criteria er niets of weinig te maken heeft met de manier hoe bewoners dit zien. Om dit te beoordelen zijn er oordelen en gedragsindicatoren nodig. Leidelmijer en Kamp (2002) spreken verder ook nog over de volgende tekortkomingen van puur alleen objectieve indicatoren, die vervolgens invloed hebben op de belangen van subjectieve indicatoren: De keuze voor indicatoren is arbitrair en dus subjectief; De weging van indicatoren is (vaak) arbitrair; Er kunnen systematische verschillen zijn in registraties of definities van indicatoren tussen gebieden; De indicatoren kunnen gebaseerd zijn op onbetrouwbare statistieken; Objectieve indicatoren kunnen oorzaak-gevolg relaties maskeren. Tegenover deze subjectieve indicatoren staan de objectieve indicatoren, oftewel objectieve omgevingsfactoren. Het is niet mogelijk om alles te waarderen of waar te nemen. Indien er sprake is van objectief meetbare luchtverontreiniging kan dit gevolgen hebben voor de gezondheid van bewoners en daardoor ook negatieve gevolgen hebben voor de leefbaarheid, terwijl dit aspect niet wordt waargenomen of ervaren. Leidelmijer en Kamp (2002) geven hierbij de volgende redenen aan om objectieve indicatoren te gebruiken: Noodzakelijk bij niet waarneembare en/of waardeerbare omgevingsaspecten; Aanknopingspunten voor beleid gaan veelal over objectieve condities; Mogelijke relevant als validering van subjectieve oordelen. 32

48 Samenvattend kan er worden gesteld dat objectieve en subjectieve indicatoren zeer sterk met elkaar verbonden zijn indien er wordt gesproken over de relatie mens en omgeving. Indien er alleen maar naar objectieve, of naar subjectieve indicatoren gekeken wordt kan er geen duidelijk beeld verkregen worden van de milieugezondheidskwaliteit van de te onderzoeken omgeving. De gezondheidsindicatoren, die verderop in dit hoofdstuk bepaald worden, hoeven echter niet alleen objectief of subjectief te zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld windmolens geluid produceren wat meetbaar is (objectief), maar zal de visuele hinder die omwonenden ondervinden per individu verschillen (subjectief) Trends in milieugerelateerde ziektelast In het jaar 2000 is er vanuit het RIVM een schatting gemaakt over de ziektelast in Nederland. Hierbij zou twee tot vijf procent van de ziektelast worden bepaald door acute blootstelling aan fijn stof (PM10) en ozon, blootstelling aan geluid, radon (totaal) UV-straling en vocht in huizen (Knol & Staatsen, 2005). Dit zijn allemaal factoren die behoren tot de eerder besproken determinant (fysieke) omgeving. Er wordt verwacht dat deze twee tot vijf procent kan oplopen tot boven de tien procent wanneer de meer onzekere langetermijneffecten van blootstelling aan fijn stof worden meegewogen (indien er geen drempelwaarde wordt verondersteld). Dit blijkt uit een analyse, vanuit Nederlandse en buitenlandse gegevens, waarbij onderzocht is of er sprake is van een relatie waarbij blootstelling aan milieufactoren invloed kan hebben op de gezondheid. Verder bleek uit dit onderzoek dat, wanneer er naar de tijdtrends in ziektelast gekeken wordt, dat de effecten van UV en radon gelijk blijven. Ziektelast ten gevolge van PM10 blootstelling zal in de toekomst afnemen en het geluidsgerelateerde gezondheidsverlies zal in de toekomst juist toenemen (Knol & Staatsen, 2005). 33

49 Niet alleen de trends in milieugerelateerde ziektelast zijn interessant om een beeld te krijgen van de gevolgen van milieufactoren op de gezondheid van de mens. De vraag of een grotere milieukennis leidt tot meer milieubesef kan hierbij ook gesteld worden. Aangezien de laatste decennia de kennis over het milieu sterk is gestegen is het interessant om te kijken in hoeverre dit invloed heeft op het milieubesef. Beyst heeft, door middel van een lineaire regressie analyse, in een studie onderzocht of er sprake is van een relatie tussen kennis over het milieu en sociodemografische kenmerken. Hieruit bleek dat er een verband is tussen het geconfronteerd worden met milieuhinder en de bezorgdheid over het milieu. Hoe meer men zelf met milieuhinder wordt geconfronteerd, hoe bezorgder men is over het milieu (Beyst, 2011). Kennis over milieubeleidsinstrumenten draagt echter niet bij aan het milieubesef Methodiek De relatie tussen milieu en gezondheid kent een zeer complexe verhouding. Bij blootstelling aan milieuverstoringen kunnen bewoners gezondheidseffecten (zoals kanker) of een verminderende levenskwaliteit (zoals hinder) ondervinden. Vaak liggen er meerdere gezondheidsfactoren aan de basis van een gezondheidseffect. Opvallend is dat bij het bestuderen van literatuur die betrekking heeft op het aspect milieugezondheidskwaliteit, er in elke document wordt gesproken over de moeilijkheidsgraad om milieuproblemen die effect hebben op de volksgezondheid met elkaar te vergelijken. Dit komt uiteraard doordat elk probleem een andere omvang en aard heeft. Hierdoor is het nuttig om op zoek te gaan naar één noemer om door middel van een geïntegreerde maat het mogelijk te maken om dergelijke problemen met elkaar te vergelijken. In dit subhoofdstuk zullen een aantal methodieken besproken worden welke veelal gebruikt worden in literatuur om de milieugezondheid te kunnen beoordelen. Methoden zoals de DALY-methode, waarbij gezonde levensjaren kwalitatief en kwantitatief worden uitgedrukt, en de Willingness to Paymethode, waarbij er wordt gekeken naar externe kosten, worden hierbij niet behandeld omdat het zeer lastig is om dergelijke resultaten in deze masterproef te berekenen en geografisch in kaart te brengen. 34

50 Veel methodieken die gebruikt worden om de milieugezondheidskwaliteit te beoordelen vinden plaats door allereerst de aspecten die invloed op het milieu van de omgeving hebben te bepalen. Vervolgens wordt er aan elke aspect een waarde gekoppeld zodat elk effect (per milieu) aspect op de milieugezondheidskwaliteit gecategoriseerd kan worden. Het toekennen van een categorie maakt het mogelijk om gevolgen geografisch in kaart te brengen Gezondheidseffectscreening (GES) De gezondheidseffectscreening-methode is ontwikkeld om bij ruimtelijke planvorming de werkelijke gezondheidsrisico s rondom enkele milieufactoren in beeld te brengen. Hierbij komt niet alleen de feitelijke kwaliteit in de omgeving in aanmerking, maar ook het aantal blootgestelde mensen. Bij een GES worden vijf bronnen (bedrijven, wegverkeer, railverkeer, waterverkeer en vliegverkeer) beoordeeld op een aantal milieusegmenten. Dit heeft als resultaat dat er een beeld gecreëerd wordt waarbij de GES-score, wat staat voor de grootte van het gezondheidseffect, en het aantal omwonenden die hinder hiervan ervaren (woningscore) weergeven. De blootstellingen aan verschillende milieuaspecten kunnen gezondheidskundig worden beoordeeld en onderling worden vergeleken. Bij het kwantificeren van gezondheidsrisico's in een GES wordt de onderstaande bron-effect keten gevolgd: bron emissie verspreiding blootstelling effecten De invloed van een milieubelastende activiteit op de gezondheid kan door middel van een bron-effect keten op een logische volgorde beoordeeld worden (Fast, Van den Hazel, & Van de Weerdt, 2012). Belangrijke vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: Welke bronnen van milieuverontreiniging zijn er? Wat zijn globaal de gezondheidseffecten van deze bronnen? Wie en hoeveel mensen worden er blootgesteld? Tot welke blootstellinghoogte en -duur leidt dit? 35

51 Binnen het toetsingskader van een GES loopt meestal van 0 tot 6 en in enkele gevallen tot score 8. Hierbij bevindt het resultaat bij een score van 0 onder de streefwaarde. Bij een score 6 is er sprake van het maximaal toelaatbare risico. Onderstaand tabel (tabel 3.1) geeft dit voor de verschillende milieuaspecten weer. Tabel Toekenning scores vanuit GES (bron: GGD Nederland) Om een GES-score meer zeggingskracht te geven wordt er op de uiteindelijke kaarten gebruik gemaakt van verschillende kleuren welke gekoppeld zijn aan de milieugezondheidskwaliteiten (tabel 3.2). Bijlage III toont een overzicht van de bronnen en milieuaspecten (a t/m q) die in een GES worden beoordeeld. Tabel Kleurentoekenning aan milieugezondheidskwaliteit (bron: GGD Nederland) Hierdoor is het mogelijk om dus het totaal aantal DALY's van gecombineerde blootstellingen te berekenen. Het voordeel van een GES is dat de 36

52 milieugezondheidskwaliteit op kaarten inzichtelijk en vergelijkbaar kan worden gemaakt Eigen methode De methode die binnen deze thesis wordt toegepast om de milieugezondheid van de Gentse Kanaaldorpen te bepalen is grotendeels gelijkwaardig aan de GESmethode. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt allereerst gekeken naar het gebruik van indicatoren in verschillende studies. Door hier een duidelijk beeld van te krijgen is het mogelijk om een selectie van indicatoren te maken die belangrijk zijn binnen de milieugezondheidskwaliteit van de Gentse Kanaalzone. Uiteindelijk worden deze indicatoren ook onderverdeeld in verschillende categorieën welke objectief onderzocht worden door middel van beschikbare data en beoordeeld worden door geïnterviewde bewoners Gebruik van indicatoren in verschillende studies Wonen nabij fabrieken, snelwegen, hoogspanningsmasten, parken, bossen, etc. allemaal verschillende factoren die invloed hebben op de fysische en/of psychologische gezondheid van omwonenden. Dit geldt ook voor bewoners van de Gentse Kanaalzone. Echter zorgt deze grote aanwezigheid van verschillende factoren ervoor dat het lastig is om deze op een correcte manier te classificeren en te ordenen. Zo is gebleken bij het bestuderen van verschillende rapporten waarbij de milieugezondheid besproken wordt, dat er gebruik wordt gemaakt van verschillende factoren en deze op een andere manier ingedeeld worden. Dit maakt het interessant om allereerst te kijken hoe er vanuit de Vlamingen zelf wordt gekeken naar de meest bedreigde vormen van milieuverontreiniging. Een studie van de Vlaamse regering heeft hier onderzoek naar gedaan. Hierbij is onderscheid gemaakt naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en woonomgeving. Hieruit blijkt dat een kwart van de Vlamingen aan geeft dat luchtvervuiling voor hen de meest bedreigende vorm van milieuvervuiling is. Hierna volgt de verspreiding van gevaarlijke stoffen, klimaatverandering en het verlies van natuur en biodiversiteit. Interessant is om de verschillen naargelang de categorie woonomgeving te bekijken. Hierbij valt op dat bij overgangsgebieden en het platteland de percentages tussen luchtvervuiling en de verspreiding van 37

53 gevaarlijke stoffen zo goed als gelijk aan elkaar zijn. Hiertegenover staat dat bij grootsteden en centrumsteden het percentage van mensen dat luchtvervuiling als grootste bedreigende factor van milieuverontreiniging ziet, twee maal zo groot is als bij de verspreiding van gevaarlijke stoffen (tabel 3.3). Tabel Meest bedreigende vorm van milieuverontreiniging, Vlaanderen, 2010 (bron: SCV-survey 2010) Een interessant gegeven is om bovenstaande percentages te vergelijken met de daadwerkelijke gezondheidseffecten van verschillende milieupolluenten uit datzelfde jaar. Door middel van de DALY-methode zijn alle verloren gezonde levensjaren per polluent berekend. De uitkomsten van dit onderzoek zijn weergegeven in figuur 3.2. Hieruit blijkt dat fijn stof (73%) de grootste invloed heeft op de gezondheid van Vlamingen, gevolgd door geluid (7%). 38

54 Figuur Gezondheidseffecten door milieuverstoringen, Vlaanderen, 2010 (bron: VITO, Bij de GES-methode worden de aspecten bedrijven, wegverkeer, railverkeer, waterverkeer en vliegverkeer onderverdeeld in de drie subcategorieën luchtvervuiling, externe veiligheid en geluid. De andere twee aspecten welke ook in deze methode werden opgenomen zijn bodemverontreiniging en het wonen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en elektromagnetische velden. In een verkennend onderzoek waarbij de lokale (ervaren) milieukwaliteit van de regio Rijnmond werd onderzocht, is allereerst onderscheid gemaakt tussen milieugezondheid indicatoren en socio-economische indicatoren (Kruize & Bouwman, 2004). Zoals als eerder aangegeven zullen in de deze thesis geen socio- economische indicatoren worden opgenomen. De milieugezondheid indicatoren zijn opgedeeld in objectieve indicatoren (objective environmental indicators) en indicatoren welke invloed hebben op de perceptie van milieugezondheidskwaliteit (indicators for perceived environmental quality). Zo zijn er uiteindelijk negen (inclusief de socio-economische indicator) indicatoren geselecteerd welke weergegeven worden in tabel

55 Tabel Selectie van de indicatoren (bron: RIVM) Om bovenstaande objectieve indicatoren operationeel te maken, dus in andere woorden deze te definiëren volgens bepaalde criteria, is er gekozen om deze criteria op drie verschillende mogelijkheden te benaderen (tabel 3.5). Allereerst is er de 'basic approach' waarbij geen onderscheid wordt gemaakt in bijvoorbeeld het inkomen en elke bewoner zou hierbij gelijk moeten worden behandeld. Er kan dus gesteld worden dat dit waarden zijn waar elke bewoner recht op heeft. Deze benadering kan gebruikt worden als referentie voor benaderingen waarbij wel socio-economische factoren zijn opgenomen. De tweede benadering vertrekt vanuit de lokale minimale milieukwaliteit. Vanuit de milieuwetgeving worden wetten opgelegd over maximaal toegestane waarden. Milieuwaarden hierboven worden gecategoriseerd als 'environmental bads'. Tabel 3.5 -Definitie van indicatoren voor de Rijnmond regio door gebruik van drie verschillende benaderingen (bron: RIVM) 40

56 De derde benadering kijkt niet naar maximaal toegestane milieuwaarden, maar richt zich juist op waarden waarbij omwonenden zich comfortabel zullen voelen in de omgeving. Er wordt dus verder gekeken dan alleen de milieuwaarden die de bescherming van gezondheid en veiligheid garanderen. Deze derde benadering kan dus worden gezien als streefwaarde. 3.2 Effect van groen op de luchtkwaliteit In de komende subhoofdstukken worden er per indicator interessante theorieën besproken. Aangezien het onmogelijk is om in één masterthesis elk aspect een zeer uitgebreide omschrijving van mogelijke theorieën te geven wordt er hierbij per indicator kort op een aantal verschillende theorieën ingegaan. Fijn stof is een deeltjesvormige verontreiniging, die in hoge concentraties grote invloed kan hebben op de gezondheid. Fijn stof heeft een diameter van 10 μm of kleiner (<0.01 millimeter). Hierdoor kan het door de mens ingeademd en opgenomen worden. De aanduiding van fijn stof is PM10 waarbij 10 staat voor de maximale grootte (PM = particulate matter, 10 = maximale grootte: 10 μm). Soms wordt er onderscheid gemaakt in fijn stof (PM10), namelijk PM2,5 (zeer fijn stof) en PM0,1 (ultra fijn stof). De deeltjes met een grootte van 2,5 μm tot 10 μm zijn over het algemeen stofdeeltjes die een natuurlijke oorsprong hebben en vooralsnog als minder schadelijk beschouwd worden dan de kleinere deeltjes (<2,5 μm). Deze kleinere deeltjes ontstaan voornamelijk uit verbrandingsprocessen (Oosterbaan, Tonneijck, & de Vries, 2006). Fijn stof kan plaatselijk hoge (piek)concentraties veroorzaken. Dit is te koppelen aan één of meerdere bronnen die in de nabijheid te vinden zijn zoals een intensieve veehouderij of drukke wegen door landelijk gebied. Piekconcentraties hebben hierbij een invloed op de directe omgeving. Indien er sprake is van veel piek concentraties kunnen deze leiden tot een verhoogde achtergrondconcentratie omdat deze hierop doorwerken. Dit houdt in dat er vanuit steden een toevoeging plaatsvindt op het landelijke gebied, maar dit kan ook andersom werken waarbij het landelijke gebied bijdraagt aan de 41

57 achtergrond concentratie van het stedelijke gebied. In figuur 3.3 wordt de opbouw van concentraties weergegeven op het gebied van landelijke achtergrondconcentratie, stedelijke achtergrondconcentratie en lokale (piek) concentratie. Figuur Opbouw van PM10 concentratie (bron: Alterra, Wageningen) Vooral voor kinderen, ouderen, patiënten met chronische luchtweg- en longaandoeningen en hartpatiënten zijn kwetsbaar voor fijn stof. Deze deeltjes kunnen ingeademd worden, wat vervolgens de luchtwegen en longen kan beschadigen. Kleine deeltjes kunnen hart- en bloedvaten schaden, doordat deze worden opgenomen in het bloed en vervolgens kunnen klonteren. Het fijn stof dat ontstaat vanuit verbrandingsprocessen(pm1 - PM2,5) lijkt nog schadelijker te zijn dan fijn stof met een natuurlijke oorsprong (PM10). In Nederland zouden er naar schatting per jaar 2300 tot 3500 mensen eerder, als gevolg van een kortdurende blootstelling aan fijn stof, sterven (Oosterbaan, Tonneijck, & de Vries, 2006). Uit een schatting van een Amerikaanse studie is gebleken dat er jaarlijks in Nederland tot eerder sterven. Bij deze schatting is uitgegaan van een jaargemiddelde concentratie fijn stof van 35 μm/m 3. Hierbij wordt geschat dat de levensduur met circa 10 jaar wordt verkort (Oosterbaan, Tonneijck, & de Vries, 2006). Uit deze verschillen ( en ) blijkt dat het ontbreken van betrouwbare gegevens het lastig maakt om de gevolgen op een goede manier te schatten. Verder kan fijn stof ook ervoor zorgen dat mensen 42

58 hinder ondergaan. Mensen met een zwakkere gezondheid ondervinden meer hinder en bij mensen met bestaande ziekten kunnen de klachten verergeren Effecten van groen op fijn stof Groen kan fijn stof onderscheppen en vasthouden. Zo wordt er op plaatsen waar de grenswaarden van luchtkwaliteit worden overschreden regelmatig geopperd om groen in te zetten als maatregel om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het opnemen van fijn stof door vegetatie vindt plaats op alle bovengrondse delen, waarbij de grootste hoeveelheid op het dak van bladeren terechtkomt. De mate van interceptie hangt af van het soort vegetatie. Zo kan een onregelmatige opbouw voor meer turbulentie zorgen waardoor er meer contactpunten ontstaan. Vegetatie met een groter bladoppervlak kan meer fijn stof onderscheppen. Dit houdt ook in dat een boom meer fijn stof kan onderscheppen dan een struik. Ook blijkt dat naaldbomen meer geschikt zijn dan loofbomen (Oosterbaan, Tonneijck, & de Vries, 2006). Dit verschil wordt weergegeven in tabel 3.6. Tabel Depositie van PM10 op bomen. (Pine= Grove Den; Cypres =cipres/conifeer; Maple= esdoorn; Whitebeam = Abeel en Poplar = populier) (bron: Alterra) Het inzetten van groen heeft echter niet altijd een positief effect op de opname van fijn stof door de vegetatie. Indien er bijvoorbeeld hoge of lage rijen begroeiing tussen rijbanen wordt voorzien om de lucht te filteren, kunnen de effecten twee richtingen op. De luchtstroming zou beïnvloed kunnen worden waardoor er minder verkeersemissies het trottoir en/of de bebouwing kunnen bereiken. Maar de kans bestaat ook dat de vegetatie verdere luchtstromingen 43

59 belemmerd, waardoor de verkeersemissies als het ware door de vegetatie vastgehouden worden (Wesseling, Beijk, & van Kuieren, 2008) Gevolgen van verkeerswegen op lokale luchtkwaliteit en gezondheid Bij vrachtverkeer de meeste CO2 stoffen vrijkomen (dit wordt verder in dit hoofdstuk weergeven in figuur 3.6). Dit maakt het interessant om te kijken in hoeverre een (drukke) ontsluitingsweg invloed heeft op de luchtkwaliteit van de omliggende omgeving. Vanuit Rijkswaterstaat (Nederlandse Ministerie van Infrastructuur en Milieu) heeft er in 2006 een studie plaatsgevonden waarbij de relatie tussen de afstand tot de wegrand en de concentratie PM10 onderzocht is (figuur 3.4). Hierbij waren de bevindingen praktisch gelijk aan eerdere metingen uit (Fischer, 2007). Figuur 3.4 Jaargemiddelde concentratie PM10 en NO2 en afstand (m) tot de weg, 2006 (bron: Nederlandse Ministerie van Infrastructuur en Milieu) Uit bovenstaand figuur kan geconcludeerd worden dat het wonen nabij een (drukke) ontsluitingsweg een negatieve invloed heeft op de luchtkwaliteit en dus op de gezondheid van omwonenden. Echter nemen gemeten waardes PM10 bij een toenemende afstand tot de wegrand in mindere mate af dan dat op het eerste gezicht lijkt af te lezen van figuur 3.4. Uiteraard hebben factoren als dominante windrichting, aanwezigheid van een berm, aanwezigheid van groen, etc. invloed op het verloop van deze curve. 44

60 3.2.3 Perceptie op luchtkwaliteit De aanwezigheid van groen en de nabijheid van verkeer hebben invloed op de luchtkwaliteit, dit kan objectief worden gemeten, echter is het ook interessant om te kijken naar de perceptie van luchtkwaliteit. Howel et al. (2002) hebben publieke percepties over lokale luchtkwaliteit onderzocht, waarbij is gekeken in hoeverre dit gerelateerd is aan persoonlijke factoren (geslacht, leeftijd, gezondheid) en aan factoren gerelateerd aan de lokaliteit (nabijheid van industrie). Hierbij zijn twee verschillende studiegebieden (Teesside en Sunderland) geselecteerd met verschillende locatiekarakteristieken (figuur 3.5). Teesside kent een landschap dat gedomineerd wordt door zware industrieën waaronder het grootste staal- en petrochemisch complex van het Vereniged Koninkrijk. Hier zijn drie woongebieden geënquêteerd: Hemlington, Acklam en South Bank. Daartegenover wordt Sunderland, met de geïnterviewde woongebieden North Sea en Hylton Castle, gekarakteriseerd door lichte industrieën (Howel, Moffatt, Prince, Bush, & Dunn, 2002). Figuur 3.5 Sunderland en Teessside met bijhorende wijken in afstand tot de aanwezige industrie (bron: Howel et al., 2002) Door het enquêteren van ruim huishoudens is er zicht verkregen in hoeverre de perceptie op luchtkwaliteit gebaseerd is op socio-economische factoren zoals geslacht, inkomen, leeftijd en op locatiekarakteristieken waaronder nabijheid van industrieën. Tabel 3.7 toont de perceptie op de lokale milieukwaliteit per woongebied. Hierbij is het interessant om de resultaten major source of local air pollution 45

61 (traffic/industry) per woongebied te bekijken. Opvallend is dat deze resultaten een sterk verband hebben met de nabijheid van de industrie. Zo zien de bewoners van South Bank, dichtst gelegen aan zware industrie, de industriële activiteiten als grootste factor (86%) van luchtvervuiling. Hiertegenover staat 6% van de bewoners van Fulwell die industrie als meeste negatieve factor zien op de verslechterde luchtkwaliteit. Tabel 3.7 Perceptie op de lokale milieukwaliteit er woongebied (bron: Howel et al., 2002) De uiteindelijke bevinding van dit onderzoek was dat de perceptie op luchtkwaliteit sterk gerelateerd is aan locatie eigenschappen en in veel mindere mate op socio-economische eigenschappen (Howel, Moffatt, Prince, Bush, & Dunn, 2002) Motivatie opnemen van de indicator luchtkwaliteit Aan de hand van verschillende (milieu)studies en het bestuderen van allerlei indicatoren die daarin zijn opgenomen om de milieukwaliteit te beoordelen, is een uiteindelijke selectie gemaakt van indicatoren die uiteindelijk in het theoretisch kader zullen worden opgenomen. In elk subhoofdstuk wordt er gekeken in hoeverre de indicator betrekking heeft op de Gentse Kanaalzone. De indicatoren zijn gerangschikt van objectief naar subjectief. Hierbij zal er dus bij de eerste indicator meer sprake zijn van objectiviteit dan subjectiviteit en bij de laatste indicator is dit precies omgekeerd. 46

62 Zoals figuur 3.2 eerder heeft getoond, heeft fijn stof een grote invloed op de gezondheid van Vlamingen. Maar niet alleen fijn stof heeft een invloed op de luchtkwaliteit. De Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu (IRCEL) heeft de luchtkwaliteitsindex ontwikkeld om een goed beeld te kunnen krijgen van de algemene luchtkwaliteit. In deze index krijgen vervuilende stoffen een representatieve waarde van 1 (uitstekende luchtkwaliteit) tot 10 (zeer slechte luchtkwaliteit). Binnen deze luchtkwaliteitsindex wordt er rekening gehouden met vier polluenten: ozon (O 3 ), stikstofdioxide (NO 2 ), zwaveldioxide (SO 2 ), en fijn stof (PM 10 ). Deze vervuilende stoffen zijn voornamelijk afkomstig van menselijke activiteiten zoals verbranding, verwarming, industrie en verkeer. Indien er sprake is van een slechte luchtkwaliteit is dit grotendeels het gevolg van de vervuilende stoffen ozon en PM10. SO2 en NO2 zijn minder vaak de bepalende factor voor een slechte luchtkwaliteit (Stad Gent, 2012). Mede om deze reden wordt binnen het theoretisch kader de effecten van PM10 op de gezondheid van de mens behandeld. Effecten van ozon (O3) worden niet toegelicht in het theoretisch en operationeel kader aangezien verschillen in waardes voornamelijk op landelijk/provinciaal niveau plaatsvinden en niet op lokaal niveau zoals de Gentse Kanaalzone. Aangezien de gemiddelde uitstoot van CO 2 bij vervoer door middel van vrachtauto's veel hoger ligt dan wanneer er gebruik wordt gemaakt van een trein of binnenvaart (figuur 3.6) zal bij het selecteren van de data alleen het aspect vervoer over de weg behandeld worden. 47

63 Figuur CO2-uitstoot goederenvervoer in 2010 bij lange afstanden (bron: In 2005 zijn er door de Europese Unie eisen gesteld aan de luchtkwaliteit binnen Europa. Hieraan moet elke lidstaat voldoen. Binnen deze grenswaarden wordt onderscheid gemaakt tussen daggemiddelden en jaargemiddelden. Hierdoor wordt er tegen lange termijn effecten (jaargemiddelden) en korte termijn effecten (daggemiddelden) beschermd. De grenswaarden zijn in de onderstaande tabel te vinden (tabel 3.8). Tabel Grenswaarden (dag- en jaargemiddelden) voor fijn stof PM10 vanuit de Europese Unie sinds 2005 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 48

64 In 2008 zijn er door het Europees Parlement richtlijnen, welke dus niet bindend zijn in tegenstelling tot de vastgestelde eisen uit 2005, vastgesteld. Hierbij zijn de hoofdlijnen als volgt (Commissie van de Europeese Gemeenschappen, 2005): 1) De limiet per jaar voor grover fijn stof (PM10) is 40 microgram per kubieke meter. 2) De limiet per dag voor grover fijn stof is 50 microgram. 3) Voor het grovere fijn stof mag de dagelijkse limiet op maximaal 35 dagen per jaar overschreden worden. 4) Vanaf 2015 is de limiet voor de kleinste categorie fijn stof (PM2,5) 25 microgram per kubieke meter lucht. De limiet is 20 microgram buiten stedelijke gebieden. 5) Vanaf 2020 geldt overal een streefwaarde (geen harde norm) van 20 microgram voor PM2,5. Bovendien moet de concentratie PM2,5 in stedelijke gebieden in 2020 met tien procent zijn afgenomen ten opzichte van Fijn stof afkomstig van natuurlijke bronnen (zoals zeezout) hoeft niet meegeteld te worden. 3.3 Effecten van groen op geluidsoverlast Impacten van geluidsoverlast op de gezondheid Geluidsoverlast is niet alleen een vorm van hinder, dit kan ook een gevaar voor de gezondheid zijn, omdat het zowel fysiologische als psychologische stress voortbrengt (Knol & Staatsen, 2005). Verkeer hoeft hierbij niet de enige bron voor vervuiling te zijn. Zo kunnen havenactiviteiten en windmolens ook geluidshinder veroorzaken. Onderzoek heeft aangetoond dat geluidshinder verschillende effecten kan veroorzaken die invloed hebben op de gezondheid zoals concentratieproblemen en slaapverstoringen. Effecten van geluidshinder op de gezondheid zijn het sterkste op het vlak van ergernis, slaap en cognitieve vaardigheden. Toenemende geluidsoverlast kan ook direct gevolgen hebben op de gezondheid, onder andere door het toenemen van de bloeddruk (Stansfeld & Matheson, 2003). De gevolgen van geluidsoverlast op slaapstoornissen is onderzocht door Knol en Staatsen (2005). Hierbij is de relatie tussen twee grafieken (figuur 3.7) 49

65 onderzocht. Beide grafieken zijn gebaseerd op verschillende datasets, vanuit geluidshinder, waarbij naar meerdere studies van verschillende regio s zijn gekeken. Uit figuur 3.7 blijkt in hoeverre het percentage gehinderde door geluidsoverlast en het percentage slaapstoornissen onder de bevolking toeneemt indien er sprake is van een geluidstoename. Echter, het is wel van belang om bij het vergelijken van beide grafieken op te merken dat indien het omgevingsgeluid een sterkte heeft van db er nog geen geluidshinder ondervonden wordt. Daarentegen kan er wel sprake van slaapstoornissen zijn. Dit wordt verklaard doordat mensen niet alleen vanuit geluidshinder, maar ook vanwege andere factoren zoals stress slaapstoornissen kunnen ondervinden. Figuur 3.7 Relatie tussen ergernis van geluidsoverlast en slaapstoornissen (bron: Knol & Staatsen 2005) Impacten van groen op geluid Uit studies blijkt dat het effect van vegetatie op geluidsoverlast zeer beperkt is (De Ridder, 2009). Hierbij gaat het om rechtstreekse invloed zoals absorptie van het geluid. Echter groen kan wel een onrechtstreeks (positief) effect hebben op geluidsoverlast. Zo is het mogelijk dat groen invloed uitoefent op wind waardoor de geluidssterkte afneemt. Verder hebben bomen en groen in het algemeen positieve psycho-akoestische eigenschappen. Met andere woorden mensen ervaren geluid als minder storend in een aangename, groene omgeving (De Ridder, 2009). Desiere (2013) heeft onderzoek gedaan naar de invloed van het visuele aspect van vegetatie op de ervaren geluidshinder. Bij 30 proefpersonen werden vier 50

66 video s getoond met vier verschillende geluidsniveaus. De proefpersonen moesten hierbij in een nagebootste huiskamer plaatsnemen waarbij de sterkte van het geluid en het uitzicht uit het raam gemanipuleerd konden worden. De vier verschillende video s bestonden uit: open zicht op de autostrade, volledig zicht op bebouwing, volledig zicht op vegetatie en transparant zicht op de autostrade. Uiteindelijk werd bij elke video gevraagd in hoeverre geluidsoverlast ervaren werd. Resultaten uit het onderzoek tonen aan dat bij 60 db video s met open zicht meer geluidshinder wordt veroorzaakt dan bij andere video s. Hierbij kan de zichtbaarheid van de bron een effect hebben wanneer er sprake is van hoge geluidsniveaus. Wanneer de aanwezigheid van vegetatie en de zichtbaarheid apart als variabelen beschouwd werden, en dus niet in een bepaalde videosetting, werd er significant bewijs gevonden dat vegetatie een invloed heeft op hinder bepaling (Desiere, 2013) Motivatie opnemen van de indicator geluidsoverlast Uit een onderzoek blijkt dat de grootste geluidsbelasting in het gebied van de Gentse Kanaalzone wordt bepaald door wegverkeer en industrie. De factoren railverkeer en scheepvaart zijn van ondergeschikt belang (Vlaamse en Nederlandse Overheid, 2008). Hierdoor worden binnen het operationeel kader de gevolgen van lawaaioverlast vanuit treinverkeer en scheepvaart weggelaten, aangezien dit weinig invloed heeft op de geluidsbelasting in de Gentse Kanaalzone. De keuze van deze indicator maakt het interessant om te kijken wat voor effecten geluidsoverlast hebben op de gezondheid, maar ook wat de wetgeving voorstelt en in hoeverre deze geluidsoverlast binnen de juridische normen blijft. De realisatie van koppelingsgebieden waarbij veel gebruik wordt gemaakt van (bufferend) groen maakt het interessant om te onderzoeken of groen in theorie een positieve invloed kan uitoefenen op geluidsoverlast. 51

67 Over het algemeen is het bestrijden van geluidsoverlast een bevoegdheid van de Vlaamse Overheid (Gewestelijk), maar andere niveaus hebben ook een rol bij het bestrijden van geluidsoverlast. Zo wordt door middel van milieuvergunningen de geluidshinder van (industriële) bedrijven geregeld. Hierbij moeten bedrijven aan bepaalde voorwaarden voldoen welke in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) zijn opgenomen. Indien er sprake is van bedrijven die een impact op het leefmilieu uitoefenen, moet er in het bijzonder worden voldaan aan de algemene voorwaarden die in de VLAREM worden besproken (hoofdstuk 4.5). Het maximale geluidsniveau dat een bedrijf mag produceren wordt hierbij onder andere bepaald door de periode van de dag, de aard van de omgeving volgens het gewestplan of het om een nieuw of bestaand bedrijf gaat en de bestaande akoestische kwaliteit van het gebied. Tevens dient er vanuit de Vlaamse overheid voor de belangrijkste spoorwegen, de luchthaven van Brussel en voor de steden Antwerpen, Brugge en Gent, vijfjaarlijkse geluidskaarten en geluidsactieplannen worden opgesteld. Deze richtlijn die als doel heeft om onder andere omgevingslawaai te verminderen is ook omgezet in de VLAREM. 3.4 Effecten van groen op geurhinder Geurhinder is een subjectief begrip, dat voor omwonenden als hinderlijk ervaren kan worden maar ook gevolgen kan hebben op de gezondheid. Hierbij wordt geurhinder gedefinieerd als het cumulatieve resultaat van een herhaalde verstoring door geur die zich laat kenmerken door een gewijzigd gedrag (Van Langenhove & Van Elst, 2007). Hieruit blijkt dat geurhinder opgevat wordt als een gevolg van herhaalde blootstelling aan geurstoffen. Figuur 3.8 toont de verschillende deelprocessen bij het ontstaan van geurhinder. Hierbij begint geurhinder met een emissie die ontstaat vanuit een bron. Verschillende factoren zoals de hoeveelheid van de stoffen, de aard en de kenmerken van de bron hebben invloed op de zwaarte van de hinder. Wanneer de concentratie van de geurstof het detectielimiet van het reukzintuig overschrijdt, is er sprake van geurwaarneming. Dit is een complex fenomeen wat 52

68 kan verschillen van individu tot individu. Factoren zoals geslacht en leeftijd hebben hier bijvoorbeeld invloed op. De reactie van een individu op de waarneming van geur (hindergevoel) is afhankelijk van factoren zoals de intensiteit van de geur, de aard van de geur zoals een zoete geur, het hedonische karakter (aangenaam of onaangenaam) en een aantal psychologische factoren zoals ervaring en houding ten opzichte van de bron (Van Langenhove & Van Elst, 2007). Ook heeft het klimaat invloed op de beleving. De windrichting is hierbij een aspect die een zeer sterke invloed op de beleving heeft. Figuur 3.8 Deelprocessen bij het ontstaan van geurhinder (bron: VMM, 2007) Impact van geurhinder op de menselijke gezondheid Geurhinder houdt voor veel mensen in dat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving wordt aangetast. Binnen deze thesis, zoals eerder verteld, wordt de focus gelegd op de fysische en psychologische gezondheid en niet op leefbaarheid. Maar geurhinder kan ook een negatieve invloed uitoefenen op de gezondheid van omwonenden die geurhinder ondergaan. Effecten van geurhinder hebben grotendeels invloed op het psychologische vlak, maar ook op fysisch vlak kan geurhinder invloed uitoefenen. Zo kan geuroverlast hoofdpijn, duizeligheid en slaapstoornissen veroorzaken. Opvallend is dat er zeer weinig theorieën te vinden zijn over invloeden van geuroverlast op de gezondheid. In veel studies is er wel sprake van een monitoring van de klachten en worden gegevens zoals afstand tot de bron hierbij wel behandeld, maar hier blijft het vaak bij. Dit zou verklaard kunnen worden doordat er niet altijd sprake is van geuroverlast. Hoogstwaarschijnlijk komt dit omdat het opmerken van geurhinder zeer subjectief is en verschilt per individu. 53

69 3.4.2 Effecten van groen op de verdere verspreiding Groen zoals bossen, maar ook landschapselementen zoals singels en houtwallen, zijn in staat om stoffen die geurhinder veroorzaken (bijvoorbeeld ammoniak) op te vangen. In een studie werden door van Dijk et al. (2005) de invloeden van landschapselementen op de geurhinder (meting van ammoniakimmissieconcentraties) onderzocht. Figuur 3.9 geeft links de berekende en rechts de gemeten immissieconcentratie van ammoniak weer. Figuur 3.9 Links berekende en rechts gemeten ammoniak immissieconcentraties rond de varkenshouderij (bron: Van Dijk et al., 2005) In figuur 3.9 is duidelijk zichtbaar dat een groenlandschapselement (ten noordoosten van de varkenshouderij invloed heeft op de verdere verspreiding onder invloed van wind uit het zuiden. Hierbij waren de concentraties ammoniak achter het landschapselement zes maal zo laag als daarvoor. Landschapselementen kunnen hierbij dus een vangende functie hebben Motivatie opnemen indicator geurhinder Het in kaart brengen van geurhinder in het operationele kader zal lastig zijn. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van geurcontouren, maar deze zijn sterk afhankelijk van de windrichting en de geuruitstoot zal niet altijd even sterk zijn. Dit maakt het lastig om geuroverlast objectief te beoordelen. Er kan dus gesteld worden dat geur een uiterst subjectief fenomeen is. Aangezien geurhinder bij veelal de meest voorkomende klacht is binnen de Gentse Kanaalzone wordt deze indicator opgenomen. Zo zijn er in klachten geregistreerd door het havenbedrijf van Gent, waarvan 21 klachten gebaseerd waren op geurhinder. 54

70 In de gehele Gentse Kanaalzone bevinden verschillende zich geurbronnen. Aangezien bewoners niet altijd met geurhinder geconfronteerd worden is het interessant om te onderzoeken wanneer bewoners hier last van hebben (piekconcentraties, bepaalde windrichting). Door bedrijven die geur uitstoten in kaart te brengen kan het interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre deze resultaten gerelateerd zijn aan de locaties van geurbronnen. In het theoretisch kader zal worden gekeken wat voor een effect geurhinder op de gezondheid van omwonenden heeft. Wat betreft geurregelgeving bestaat er in Vlaanderen geen algemeen juridisch kader om de gevolgen van geurhinder te beheersen. Deze regelgeving zit verspreid in verschillende wetten, decreten en reglementen. Zo wordt in artikel van VLAREM II de exploitant verplicht om als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen te nemen om de buurt niet te hinderen door geur, rook, stof, geluid, trillingen, niet-ioniserende stralingen, licht en dergelijke. 3.5 Effecten van groen op visuele hinder Slagschaduw, visuele hinder en lichthinder Havenactiviteiten, windmolens en lichthinder, zijn geen onbekende factoren in de Gentse Kanaalzone welke invloed uitoefenen op de (voornamelijk psychologische) gezondheidskwaliteit. Zo is de komst van windturbines vandaag de dag een hot issue binnen de Gentse Kanaalzone (persoonlijk interview, R. Bosmans, wijkregisseur Oostakker en Gentse Kanaaldorpen en zone, Stad Gent, 24 juni 2014). Deze kunnen twee soorten hinder veroorzaken: geluidsoverlast (rotorbladen en generator) en slagschaduw. Bij een lage stand van de zon, voornamelijk in de winter, is het mogelijk dat een roterende windturbine een bewegende schaduw op woningen of kantoorgebouwen veroorzaakt. De continue wisseling tussen wel en geen schaduw kan als hinderlijk worden ervaren (Van Kamp, 2013). Dit kan onder andere stress en concentratieproblemen teweeg brengen. Door het plaatsen van een schaduwsensor op een windturbine kan dit beperkt worden. Bij het toekennen van vergunningen voor windturbines in de Gentse Kanaalzone was het toepassen 55

71 van een slagschaduwsensor een vereiste. Hierbij is het mogelijk om na 30 uren slagschaduw in een jaar de windturbine stil te leggen, volgens een ministeriële omzendbrief. Uit een studie van Pedersen & Larsman (2008) blijkt dat mensen die zicht hebben op windturbines aanzienlijk meer geluidsoverlast ervaren/opmerken vergeleken met mensen die hier geen zicht op hebben. Uit dit onderzoek waarbij respondenten zijn ondervraagd bleek dat 41% van de respondenten met zicht op de windturbines geluidsoverlast opmerkte tegenover 20% van de respondenten zonder zicht op windturbines (Pedersen & Larsman, 2008). In theorie zouden de geplande koppelingsgebieden (met hun visuele bufferende werking) er dus voor kunnen zorgen dat omwonende geluidsoverlast minder snel zullen opmerken met minder geluidsoverlast als gevolg. Echter is het zicht hierbij niet de enige factor die invloed heeft op de ervaring. Uit een studie van Van Kamp (2013) bleek dat de geluidsoverlast bij mensen die economische belangen vanuit windturbines hebben (voornamelijk boeren die dichter bij de wind turbines woonden en dus aan hogere geluidsniveaus blootgesteld worden en waarvan de windturbines op hun land stonden) laag tot zeer laag was. Lichthinder kan ook invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Gedurende de nachtcyclus wordt er een hormoon (melatonine) aangemaakt en overdag stopt de productie hiervan. Lichthinder vanuit de Gentse Kanaalzone kan dit productieproces verstoren. Slaapstoornissen en depressies kunnen hier een gevolg van zijn (Van Tichelen, Remans, & Bossuyt, 2007) Motivatie opnemen van indicator visuele hinder Grootschalige loodsen, opslagtanks, laad- en loskranen, fabrieken en opgestapelde containers kunnen in een havengebied een grote visuele impact hebben op de omgeving. Hierbij kan het gaan om een landschap dat indrukwekkend over kan komen, maar in andere gevallen ook bedreigend en dominerend. Binnen de Gentse Kanaalzone komen deze visuele impacts vooral voor vanaf de kanaaloever of vanaf het kanaal zelf. Dit omdat het grootste 56

72 gedeelte van de (haven) activiteiten gesitueerd zijn rondom de kanaaloever of de dokken zelf. Het enige bouwwerk dat vanuit de omliggende omgeving goed te zien is, is de koeltoren van de Electrabel-centrale gelegen aan het Rodenhuizedok met een afmeting van 60 meter breed en 123 meter hoog. Verder bevinden zich er nog een aantal schoorstenen die meer dan 100 meter hoog zijn, maar vanwege het smalle profiel weinig invloed hebben op de visuele omgeving. Omliggende woonkernen ondervinden over het algemeen weinig visuele hinder van haven- en industrieactiviteiten. Dit omdat de afstand tussen de industrie en de woonkern relatief groot is. Enkel ter hoogte van Rieme en het zuidelijke havengebied (op de grens met de Gentse agglomeratie) is de visuele impact van de haven op de woonomgeving zeer uitgesproken. Dit als gevolg van het ontbreken van visuele buffering. Dit maakt het interessant om binnen de resultaten vanuit het empirisch onderzoek te onderzoeken of visuele buffering effect heeft op de beleving van de haven. Hierbij kan worden onderzocht in hoeverre bewoners van de Gentse Kanaalzone nu het gevoel hebben dat ze nabij havenactiviteiten leven. Deze bevindingen kunnen worden vergeleken met theorieën vanuit het theoretisch kader. Ook het aspect lichthinder wordt in de VLAREM opgenomen. Zo stelt artikel Onverminderd andere reglementaire bepalingen treft de exploitant de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen. 3.6 Aanwezigheid van groen Effecten van groen op de gezondheid Groen kan een positieve invloed hebben op zowel de fysieke als de psychologische gezondheid van omwonenden. De kwaliteit, grootte en afstand tot het woongebied hebben hier invloed op. Maar ook de bereikbaarheid is hierbij belangrijk. Zo kunnen nieuw aangelegde wandel- en fietspaden het fietsen en/of lopen onder omwonenden stimuleren om meer gebruik te maken van beschikbaar groen. Bij een studie van Giles-Corti en Donovan (2002) is er onderzocht of er een verband bestaat tussen individuele, sociale en psychische determinanten op de fysieke activiteit van personen. Hierbij zijn er

73 personen (studiegebied 408 km2) ondervraagd waarbij ook de locatie van de woonomgeving in kaart is gebracht. Hieruit bleek er onder andere een verband te zijn met de aanwezigheid van wandel- en fietspaden (Giles-Corti & Donovan, 2002). Groenewegen (2009) verklaart het verband tussen groen en gezondheid aan de hand van de volgende drie mechanismen: blootstelling, gedrag en selectie (figuur 3.10). Figuur 3.10 Proces waarbij de relatie groen en gezondheid bepaald wordt door middel van drie mechanismen (bron: Groenewegen, 2009) Blootstelling is hierbij het eerste mechanisme dat mogelijk een rol speelt. Hierbij is er sprake van directe en indirecte blootstelling. Blootstelling aan groen beïnvloedt ten eerste de gezondheid en het welzijn door het inademen van frisse lucht (directe fysieke blootstelling). Ten tweede wordt er een invloed uitgeoefend door middel van psychologische processen (Groenewegen, 2009). Voor personen die stress en vermoeidheid ervaren kan zicht op groen helpen om van deze symptomen te herstellen. Het tweede mechanisme waar groen in de omgeving effect op heeft is het gedragsmechanisme. Hierbij is het mogelijk dat groen een bepaald positief gedrag stimuleert. Aangezien menen over het algemeen een natuurlijke omgeving beschouwen als een aantrekkelijkere omgeving vergeleken met bebouwde omgevingen kan groen in de leefomgeving meer fysieke activiteiten van omwonenden stimuleren. Tevens kunnen (kwalitatief) groene ruimtes in een woonomgeving ervoor zorgen dat er een sterkere sociale cohesie ontstaat, wat vervolgens weer een positief effect heeft op gezondheid, welzijn en sociale veiligheid. Groen in de leefomgeving kan dus door middel van blootstelling en gedrag (positieve) invloed uitoefenen op gezondheid, welzijn en sociale veiligheid. Het is echter ook mogelijk dat dit proces omgekeerd plaatsvindt (zie onderste pijl figuur 3.10) door middel van het mechanisme selectie. Zo kan de gezondheid en 58

74 het welzijn van mensen effect hebben op de locatiekeuze waar men wilt gaan wonen (bijvoorbeeld een omgeving met veel/weinig groen). Hierbij is er sprake van directe en indirecte selectie-effecten. Zo kan het zijn dat mensen vanwege hun gezondheid naar een groenere omgeving verhuizen (directe selectie). Indien mensen met bepaalde karakteristieken die samenhangen met de gezondheid of het welzijn, zoals het inkomen, het zich kunnen veroorloven om in een favoriete omgeving te wonen, is er sprake van een indirect selectie-effect (Groenewegen, 2009). Grahn en Stigdotter (2003) hebben de relatie tussen wonen nabij groen en de gezondheid onderzocht. Door het houden van een uitgebreide enquête in negen verschillende steden in Zweden, waarbij de afstand van de geënquêteerde gemonitord is, zijn er relaties ontdekt tussen het wonen nabij groen en de gezondheid. Zo toont tabel 3.9 onder andere de relatie tussen de afstand tot groene ruimtes en het stresslevel (Level of Stress, LS). Uit deze enquete bleek dat mensen die dichterbij openbaar groen wonen, meer tijd doorbrachten in het groen, maar ook het openbaar groen vaker bezochten vergeleken met omwonenden die verder van het openbare groen woonden. Ook is er door middel van een berekening voor elke geënquêteerde een stress level (LS) vastgesteld. Tabel 3.9 Relatie tussen het wonen nabij groen en psychische gezondheid (bron: Grahn en Stigdotter, 2003) Hierbij werd er gevraagd om het niveau aan stress, irritatie (irritation) en vermoeidheid (fatigue) met een cijfer uit te drukken. Door hier waardes aan te koppelen is uiteindelijk met de onderstaande formule het level of stress berekend. (0.58 x stress) + (0.55 x irritation) + (0.63 +fatigue) = Level of Stress (LS) 59

75 Opvallend is dat de LS-waarde bij bewoners die op 50m afstand woonden aanzienlijk lager (en dus positiever) is vergeleken met de andere afstanden. Verder is er door middel van de SEI (socio-economic index), waarbij gekeken is naar de opleiding en het beroep van de geënquêteerde, gekeken of hier ook nog verbanden (tussen afstand met openbaar groen en SEI) waren. Hiervan was er geen sprake (Grahn & Stigdotter, 2003). Deze bevindingen komen overeen met een studie van Maas, Verheij, De Vries, Spreeuwenberg & Groenewegen (2005) waarbij ook relaties tussen groen en gezondheid gemeten zijn. Dit is gemeten door het percentage groen in een radius van 1km en 3 km rond elke geënquêteerde te berekenen en vervolgens te vergelijken met hun gezondheid (subjectieve waardes). De conclusies van het onderzoek was dat het percentage groen in de nabijheid een positieve relatie had met de individuele perceptie over de eigen gezondheid van de geënquêteerden (Maas, Verheij, De Vries, Spreeuwenberg, & Groenewegen, 2005) Motivatie opnemen van indicator aanwezigheid van groen Binnen leefbaarheidsstudies wordt op de indicator aanwezigheid van groen regelmatig een zware weging gelegd. Groen kan een grote positief invloed op de leefbaarheid van een woonomgeving uitoefenen. Echter, zoals eerder aangegeven, zal er binnen deze thesis worden gekeken naar de gezondheid (fysische en psychologisch) van bewoners van de Gentse Kanaalzone. Ook hierop kan groen een positieve invloed uitoefenen. Zo kan groen dienen als fijn stof vanger en zo invloed hebben op de fysische gezondheid en kan groen functioneren als stress verlagende factor. Maar groen hoeft niet alleen de fysische gezondheid van bewoners te verbeteren. Zo kan groen ook dienen als visuele buffer, een grote reden voor het toepassen van koppelingsgebieden. Maar ook het gevoel dat omwonenden in een groene omgeving wonen in plaats van in een havengebied, kan een positieve invloed hebben op de psychologische gezondheid van omwonenden. 60

76 Aangezien de gerealiseerde en geplande koppelingsgebieden een grote invloed kunnen hebben, wordt deze indicator opgenomen in het theoretisch en operationele kader. Hierbij is het interessant om resultaten van woongebieden met de nabijheid van groen te vergelijken in woongebieden waarbij weinig groen is. 3.7 Overige indicatoren Niet alleen de zojuist besproken indicatoren hebben invloed op de milieukwaliteit. Ook factoren zoals bodemverontreinigingen, lichthinder en bovengrondse hoogspanningslijnen, maar ook de aanwezigheid van externe effecten zoals de opslag van gevaarlijke stoffen kunnen een negatieve invloed uitoefenen op inwoners van de Gentse Kanaalzone. Echter, met deze indicatoren zal geen rekening worden gehouden bij het definiëren van de milieukwaliteit. Zo gaan de laatste afgelopen jaren gekenmerkt met een toename van (maatschappelijke) discussies over de gevaren van het wonen nabij hoogspanningslijnen (Kelkens & Pruppers, 2011). Het blijkt echter dat er nog geen eenduidig antwoord bestaat op de vraag of dit gevaarlijk is. Volgens een studie vanuit het RIVM in 2011 zou er een klein, maar aangetoond verband bestaan tussen het wonen nabij hoogspanningslijnen (minder dan 30 meter) en het ontwikkelen van leukemie bij kinderen. Over heel Nederland zou het totale effect 0,1 tot 1 extra leukemie gevallen bij kinderen per jaar zijn (Kelkens & Pruppers, 2011). Deze schatting maakt de gevolgen van wonen nabij hoogspanningslijnen verwaarloosbaar klein en wordt daarom niet opgenomen als bepalend aspect voor de volksgezondheid in de Gentse Kanaalzone. Het bemesten van het land heeft invloed op de bodemkwaliteit. Deze activiteiten vinden echter plaats vanuit boeren en niet vanuit havenactiviteiten. Daarom zal er niet worden gekeken naar de actuele bodemkwaliteit. De gipsberg, gelegen in het noorden van de Gentse Kanaalzone, is wel een gebied dat veel bodemvervuiling kent. Vanwege huidige saneringen die al uitgevoerd zijn zal deze ook niet worden opgenomen in het theoretisch en operationeel kader. 61

77 Als laatste wordt de invloed van externe veiligheidseffecten ook niet opgenomen als bepalende factor voor de milieugezondheidskwaliteit voor de Gentse Kanaalzone. Ondanks dat het wonen nabij een opslag van gevaarlijke stoffen een negatieve invloed heeft op de milieugezondheidskwaliteit, is er hierbij alleen sprake van wanneer deze stoffen vrijkomen. 3.8 Subconclusie In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst wat voor een effect objectieve en subjectieve indicatoren op de milieukwaliteit in theorie hebben, waarmee ook de tweede subonderzoeksvraag beantwoord is. Door allereerst te kijken naar de determinanten van gezondheid is er een beeld geschetst welke factoren invloed hebben op de gezondheid, waarbij de positie van omgevingsfactoren binnen deze determinanten besproken zijn. Vervolgens is het belang van zowel subjectieve indicatoren als objectieve indicatoren toegelicht. Aansluitend op een deel van de probleemstelling uit het inleidend hoofdstuk wordt hierbij toegelicht in hoeverre beide elkaar kunnen aanvullen. Verder wordt er gekeken naar methoden om omgevingskwaliteit in kaart te brengen, wat gevolgd wordt door het behandelen van interessante theorieën uitgewerkt per indicator. Hierbij is er onderzocht wat de effecten van bijkomend groen (en dus eventuele koppelingsgebieden) kunnen uitoefenen op de indicatoren luchtkwaliteit, geluidsoverlast, geurhinder, visuele hinder en de aanwezigheid van (kwalitatief) groen. De interactie tussen de objectiviteit en subjectiviteit in dit onderzoek wordt in figuur 3.11 schematisch weergeven. Hierbij bestaat h3 theoretisch kader uit theorieën welke gebaseerd zijn op studies waarbij zowel objectieve als subjectieve data gebruikt is. In h4 operationeel kader wordt de beschikbare data per indicator toegelicht waarbij deze ingedeeld zijn van objectiviteit naar subjectiviteit. Hoofdstuk 5 empirisch onderzoek zal zich richten op subjectieve resultaten welke ontstaan uit de plaatsgevonden enquête. Deze enquête vormt de basis waarbij vanuit deze resultaten op zoek kan worden gegaan naar eventuele relaties met theorieën uit het theoretisch kader en de data uit het operationeel kader. 62

78 Figuur 3.11 Interactie tussen subjectieve en objectieve factoren in deze masterthesis (bron: eigen bewerking) 63

79 4. Operationele kader In dit hoofdstuk wordt de beschikbare data in kaart gebracht. Maar tevens wordt er op zoek gegaan naar eventuele hot spots (gebieden waar de negatieve invloed van een indicator zwaarder weegt ten opzichte van andere gebieden). Aangezien de indicatoren van objectief naar subjectief geordend zijn, wordt er verwacht dat er over de eerste indicatoren meer data beschikbaar zal zijn dan de indicatoren die als laatst worden behandeld. 4.1 Data Luchtkwaliteit Binnen de Gentse Kanaalzone bevinden zich verschillende meetstations die de luchtkwaliteit registreren. Dit gebeurt door middel van het registreren van verschillende polluenten. Figuur 4.1 geeft een overzicht waar deze meetstations gelegen zijn en welke polluenten registreerbaar zijn per meetstation. De meetstations M702 (Ertvelde), R731 (Evergem), R721 (Wondelgem), R750 (Zelzate) en R740 (Sint-Kruis-Winkel) zijn geschikt om de hoeveelheid fijn stof te meten. Sinds 1996 is er gestart met het meten van waardes voor het virtuele meetstation 'Gentse Kanaalzone'. Van de resultaten van de drie meetstations Evergem, Sint-Kruis-Winkel en Zelzate zijn uiteindelijk de gemiddeldes berekend (figuur 4.2). 64

80 Figuur Meetstations voor luchtkwaliteit gelegen in Gentse Kanaalzone (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 65

81 Figuur 4.2 toont het jaargemiddelde, het 50ste, 90ste en 98ste percentiel van de PM10-concentratie van het virtuele meetstation Gentse Kanaalzone'. Het is opvallend is dat na 2003 het jaargemiddelde (40 μg/m3) de grenswaarde niet meer behaald heeft. In 2003 lagen de waarden zeer hoog als gevolg van een zeer warm en droog jaar (Vlaamse Milieumaatschappij, 2013). Over het algemeen toont het jaargemiddelde een dalende trend wat aansluit bij de theorie die zegt dat fijn stof een minder groot gevaar voor de volksgezondheid zal zijn. Uit deze figuur kan dus de conclusie worden getrokken dat de milieukwaliteit op het gebied van fijn stof over het algemeen jaarlijks licht verbetert. Figuur Aantal dagen met PM10-concentratie > 50 μm/m 3 voor het virtueel meetstation Gentse Kanaalzone, (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) Wanneer er meer op lokaal niveau wordt gekeken naar de fijn stof problematiek kan er onderscheid worden gemaakt tussen drie locaties. Figuur 4.3 toont de meetresultaten, van daggemiddelden, van de meetstations Evergem (R731), Sint- Kruis-Winkel (R740) en Zelzate (R750). Hierbij valt op dat op drie gevallen na (Sint-Kruis-Winkel 2009 en 2013 en Zelzate 2010) de grenswaarde voor dagwaarden is overschreden. Per jaar mag het daggemiddelde niet meer dan 35 keer hoger liggen dan 50 μg/m 3. Zo kan geconcludeerd worden dat ondanks een jaargemiddelde onder de grenswaarde er binnen de Gentse Kanaalzone nog wel sprake is van piekconcentraties. Er is echter wel een dalende trend zichtbaar door het afnemende aantal dagen waarop het daggemiddelde de 50 μg/m 3 overschrijdt (figuur 4.3). 66

82 Figuur 4.3 Aantal dagen met een PM10 concentratie > 50 μm/m 3 voor de meetstations in de Gentse Kanaalzone, (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) Door middel van een RIO-IMDF model is het mogelijk om luchtkwaliteit geografisch weer te geven. Hierbij worden gegevens over de luchtkwaliteit die door vaste meetplaatsen (RIO) waargenomen worden gebruikt en door berekeningen (IMDF), waarbij rekening wordt gehouden met onder andere windsnelheden, windrichtingen en de temperatuur, is het mogelijk om PM10 waarden geografisch weer te geven. Dit model is ook opgemaakt voor de stad Gent en de Gentse Kanaalzone voor het jaar 2012 (figuur 4.4 en figuur 4.5). Hierbij is er gekeken naar het aantal dagen waarop het daggemiddelde van fijn stof de grenswaarde overschrijdt (korte termijneffect, figuur 4.4) en naar het jaargemiddelde van fijn stof (lange termijneffect, figuur 4.5). Uit figuur 4.4 blijkt dat er over het algemeen in de gehele Gentse Kanaalzone sprake is van een overschrijding van de grenswaarde van 35 dagen per jaar. Dit blijkt ook uit figuur 4.3 waarbij metingen van drie verschillende meetstations met elkaar worden vergeleken. Uit figuur 4.5 blijkt dat de jaargemiddelde concentraties gelijk verdeeld zijn over de Gentse Kanaalzone. Er is een lichte stijging op te merken in het gebied tussen het Sifferdok en het Mercatordok waar Volvo Cars en Honda gelegen zijn. De grootste stijging is op te merken rondom het gebied van ArcelorMittal gelegen ten noorden van de Gentse Kanaalzone. 67

83 Niet alleen fijn stof heeft een negatief effect op de luchtkwaliteit van de Gentse Kanaalzone. Er is ook sprake van andere stoffen die door havenindustrieën uitgestoten worden. Het grote aantal stoffen maakt het onoverzichtelijk om per stof te kijken waar deze uitgestoten worden. Wel bestaat er een lijst van bedrijven in Vlaanderen, die hun jaarlijkse emissies moeten aangeven omdat ze schadelijke stoffen uitstoten, waarop alle schadelijke uitstootstoffen staan onderverdeeld per bedrijf in een periode van 2004 tot Figuur RIO-IMDF model (Gent) van het aantal dagen dat de grenswaarde (50 μg/m 3 ) van het daggemiddelde van fijn stof overschreden wordt in 2012 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) Figuur RIO-IMDF model (Gent) van het jaargemiddelde van fijn stof (μg/m 3 ) in 2012 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) 68

84 Aangezien er bij fijn stof ook waardes zijn opgenomen uit 2012 wordt dat ook voor deze stoffen gedaan. Figuur 4.6 toont de locaties van bedrijven, die hun emissies moeten aangeven, gelegen in de Gentse Kanaalzone. Hierop zijn de hogedrempelinrichtingen in donkerrood aangegeven en de lagedrempelinrichtingen in oranje. Opvallend is dat de bedrijven zich voornamelijk aan het kanaal of de dokken bevinden. Deze bedrijven zijn over het gehele havengebied verspreid. Figuur SEVESO-bedrijven gelegen in de Gentse Kanaalzone (bron: AGIV) 69

85 De Vlaamse Milieumaatschappij beschikt over een bestand (tabel 4.1) waarbij de emissies per jaar ( ), per bedrijf zijn onderverdeeld. Hierbij hebben alle bedrijven op, ArcelorMittal na, een uitstoot van 1 tot 7 emissietypen. ArcelorMittal zelf staat hierbij bovenaan de lijst met maar liefst 39 emissietypen. Tabel Aantal emissietypen van bedrijven gelegen in de Gentse Kanaalzone, 2012 (bron: Vlaamse Milieumaatschappij) Figuur Waardering van luchtkwaliteit centrum en havengebied Gent (bron: Milieujaarprogramma Gent 2012) Bovenstaande figuur (figuur 4.7) laat de waardering van luchtkwaliteit zien van het centrum en het havengebied van Gent. Deze is gebaseerd op waarnemingen van twee meetpunten welke zich in het centrum (R701, Baudelostraat) en de Gentse Kanaalzone (R740, Sint-Kruis-Winkel) bevinden. Hierop is te zien dat het percentage dagen met een goede luchtkwaliteit van de Gentse Kanaalzone sinds 70

86 een dal in 2003 net boven het percentage van de luchtkwaliteit van het centrum van Gent ligt Geluidsoverlast Aangezien er vanuit Europa (richtlijn omgevingslawaai) werd gevraagd naar een objectief beeld van geluidsoverlast in Vlaanderen heeft de Vlaamse overheid verschillende kaarten laten opmaken waarop geluidsoverlast geografisch wordt weergeven. Hierbij gaat het om de geluidsbelasting in de omgeving van belangrijke wegen, spoorwegen, luchthavens en agglomeraties. Bij het opmaken van deze kaarten zijn parameters zoals verkeersintensiteit, het aandeel zwaar vervoer, type wegdek, toegestane snelheid en de aanwezigheid van afschermende of reflecterende objecten opgenomen. Op deze kaarten is de geluidsbelasting aangegeven in twee tijdsperioden (Lden en Lnight). Het gebruik van deze tijdsperioden wordt door de Europese richtlijn voor geluidsbelasting voorgeschreven. Het Lden-niveau is het gemiddelde van de geluidsniveaus voor de dag (07:00-19:00), de avond (19:00-23:00) en de nacht (23:00-07:00). De avond- en nachtgemiddeldes krijgen hierbij een straffactor van +5 en +10 db (decibel). Hierdoor wegen ze zwaarder bij het Lden-niveau, wat overeenkomt met onderzoek waaruit blijkt dat geluidsoverlast s avonds en s nachts meer als hinder wordt ervaren. Het Lnight-niveau krijg de gemiddelden van de nachtperiode (23:00-07:00). Aangezien uit onderzoek is gebleken dat de grootste geluidsbelasting in het gebied van de Gentse Kanaalzone wordt bepaald door wegverkeer en industrie, worden in dit hoofdstuk beide factoren opgenomen: geluidsbelasting vanuit industrie Lden-niveau (figuur 4.8) en Lnight-niveau (figuur 4.9), en vanuit verkeer Lden-niveau (figuur 4.10) en Lnight-niveau (figuur 4.11). 71

87 Figuur Geluidsbelastingskaart industrie Lden, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 72

88 Figuur Geluidsbelastingskaart industrie Lnight, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 73

89 Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lden, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 74

90 Figuur Geluidsbelastingskaart wegverkeer Lnight, 2010 (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie) 75

91 Wanneer figuur 4.8 en figuur 4.9 met elkaar vergeleken worden is het opvallend dat deze vrijwel identiek aan elkaar zijn. Hieruit kan dus worden opgemaakt dat de geluidsbelasting vanuit industriële activiteiten binnen de Gentse Kanaalzone gedurende dag en nacht vergelijkbaar is. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er veel industriële haven bedrijven zijn waarbij processen 24 uur op 24 draaien. Gegevens van geluidsbelasting vanuit de industrie zijn alleen beschikbaar voor industrie gelegen in de gemeente Gent. De industrie in de Gentse Kanaalzone bevindt zich grotendeels binnenin deze grenzen, behalve de industrie rondom Doornzele. Gegevens hiervan ontbreken op de kaart. Figuren 4.10 en 4.11 tonen aan dat er veel verschil is bij geluidsbelasting vanuit wegverkeer tussen dag en nacht. Dit is verklaarbaar door het verschil in aantal verplaatsingen die overdag en 's nachts plaatsvinden. Voor de Gentse Kanaalzone is de R4-oost en de R4-west van belang op het gebied van geluidsbelasting. Ook hier zijn verschillen tussen. Bij de R4-oost heeft geluidsoverlast een groter bereik vergeleken met de R4-west. Ook dit verschil is te verklaren door het verschil in aantal verplaatsingen, maar het toepassen van geluidsschermen op delen van de R4-west kan hier ook een bepalende factor in zijn. Echter, wat betreft het verkeer dat vanaf beide R4-wegen zich naar de haven verplaatst is er een duidelijk verschil. Aan de rechteroever liggen de havenactiviteiten tussen het kanaal en de R4-oost. Bewoners woonachtig nabij de R4-oost (Sint-Kruis-Winkel, Desteldonk) zullen naar verwachting geen bijkomende geluidshinder ervaren van het verkeer dat vanaf de R4-oost zich naar de havenactiviteiten verplaatst. Bij de rechteroever is dit niet het geval. Hier worden woongebieden zoals Doornzele en Rieme, evenals de havenactiviteiten, omringd door de R4-west en het kanaal. Door de komst van nieuwe havenactiviteiten aan de linkeroever is het verkeer ook toegenomen. Het gevolg hiervan was dat er onder andere bij Rieme een grote stijging van het verkeer door het woongebied plaatsvond. Door middel van een vrachtwagensluis is dit tegengegaan om zo de bewoners tegen bijkomende geluidsbelasting te beschermen. 76

92 4.1.3 Geurhinder Aangezien geurhinder zeer subjectief waargenomen wordt, is het lastig om deze vorm van hinder geografisch weer te geven. Er zijn immers veel factoren die invloed hebben op de beleving van geur. De actuele windrichting of de geur bron wel of niet actief is, de hoeveelheid uitstoot van geuremissies en individuele gevoeligheid zijn allemaal factoren die een invloed hebben op de beleving van geurhinder. De Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid van de Vlaamse overheid, heeft door middel van contouren de voornaamste geurbronnen in kaart gebracht (figuur 4.12). Figuur Contouren grens- en richtwaarden Gentse Kanaalzone (bron: Department Leefmilieu, Natuur en Energie, Afdeling lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid) De Gentse Kanaalzone heeft ook een dominante windrichting waar door bedrijven op ingespeeld wordt (figuur 4.13). Zo is er een bedrijf gevestigd ten zuiden van Rieme waarbij het proces dat geur overlast veroorzaakt stil wordt gelegd, indien er sprake is van een ongunstige windrichting, waardoor bewoners dit niet kunnen opmerken. 77

93 Figuur Dominante windrichting Gentse Kanaalzone, 2013 (bron: Visuele hinder De Gentse Kanaalzone kent twee locaties met afmetingen die een dominante, visuele plaats innemen in het landschap. Hierbij gaat het om de kaai van ArcelorMittal en de koeltoren van de Electrabel-centrale (figuur 4.14) gelegen aan het Rodenhuizedok met een afmeting van 60 meter breed en 123 meter hoog. Aangezien het gebied rondom ArcelorMittal aan de noord-, oost- en zuidzijde omringd is door bossen is deze locatie alleen via de kaaizijde (Rieme) zichtbaar. Figuur 4.14 Zicht op de Electrabel-centrale en op de koeltoren vanaf de Langerbruggekaai (bron: google.com/maps) Er wordt niet alleen naar deze twee dominante elementen gekeken. Aangezien veel windmolens in de nabijheid van koppelingsgebieden gerealiseerd zijn, is het interessant om te kijken wat het zicht op de windmolens met de beleving van omwonenden doet. Momenteel zijn er 21 windmolens gerealiseerd in de Gentse Kanaalzone, maar er zijn doelstellingen om dit aantal flink uit te breiden. Reeds 78

94 gerealiseerde en geplande windmolens kunnen slagschaduw veroorzaken bij omwonenden. Om dit tegen te gaan worden er op alle windmolens slagschaduwsensoren geplaatst. Wanneer er sprake is van meer dan 30 uur effectieve slagschaduw per jaar schakelen de windmolens zichzelf uit. Ook lichthinder kan hinder veroorzaken in de Gentse Kanaalzone. Uit het milieujaarprogramma 2013 van de Stad Gent blijkt echter dat er relatief weinig klachten binnen komen die betrekking hebben op lichthinder (figuur 4.15). Lucht en geluidsoverlast, welke samen meer dan 80% van de klachten vertegenwoordigen, domineren hierbij. In 2012 was maar 4,3 % van de klachten gerelateerd aan het compartiment licht (Stad Gent, 2012). Figuur Aantal binnengekomen klachten voor Gent in 2012 onderverdeeld in verschillende categorieën (bron: Milieujaarprogramma 2013 Gent) Aanwezigheid van groen De Gentse Kanaalzone kent een grootschalige industriële ontwikkeling. Het gevolg hiervan is dat er in de omgeving, waaronder het landschap en milieu, sprake is van versnippering en verstoring. De aanwezigheid van lijnvormige infrastructuren komt de landschappelijke en ecologische waarde van het aanwezige groen niet ten goede (Vlaamse Landmaatschappij, 2011). 79

95 Van de geplande koppelingsgebieden zijn er momenteel nog maar twee (Desteldonk-noord en Desteldonk-zuid) gerealiseerd. Voor Desteldonk heeft er recent een leefbaarheidsstudie plaatsgevonden. Figuur Bosreferentielaag 2009, Digitale boswijzer Vlaanderen 2013, geplande (licht oranje) en gerealiseerde (oranje) koppelingsgebieden (bron: en eigen bewerking) 80

96 Enquêteresultaten uit het komende hoofdstuk (h5 empirisch onderzoek) kunnen vergeleken worden met resultaten uit deze leefbaarheidstudie. Woongebieden gelegen in de nabijheid van koppelingsgebieden en groen (figuur 4.16) zijn interessant om op te nemen in het empirisch onderzoek. Dit maakt het mogelijk in hoeverre koppelingsgebieden bekend zijn bij bewoners en tevens om hun verwachtingen te vergelijken met de resultaten uit de leefbaarheidstudie van Desteldonk. 4.2 Subconclusie Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de beschikbare data per indicator, waarbij het mogelijk was om verschillen per kanaaldorp en per indicator te bekijken. Uit deze data blijkt dat de gezondheidskwaliteit in de Gentse Kanaalzone niet bij alle kanaaldorpen gelijkwaardig zijn. Wat opvalt is dat elk kanaaldorp verschillend scoort per indicator. Zo zijn er per indicator hot spots, zoals de luchtkwaliteit rondom Sint-Kruis-Winkel en de aanwezigheid van groen rondom Rieme. Resultaten uit het komend hoofdstuk (h5 empirisch onderzoek) zullen als middel dienen om te verifiëren in hoeverre de objectieve en subjectieve data overeenkomen. 81

97 5. Empirisch onderzoek 5.1 Enquête Toelichting van de enquête De enquête is afgenomen in de vijf Gentse Kanaaldorpen (Rieme, Doornzele, Desteldonk, Mendonk en Sint-Kruis-Winkel). Deze bestaat uit vier delen, waarbij het eerste en tweede deel voornamelijk bestaan uit meerkeuzevragen en het derde en vierde deel voornamelijk uit open vragen. In de bijlagen is de enquête die onder verschillende bewoners werd afgenomen is bijgevoegd in bijlage IV. In het eerste deel wordt grotendeels gevraagd naar de algemene kenmerken van de geënquêteerde. Dit om een duidelijk beeld te verkrijgen van de respondenten die deze enquête uiteindelijk hebben ingevuld. Het tweede deel peilt naar de omgevingskwaliteit aan de hand van de verschillende indicatoren. Hierbij wordt onder andere door middel van een schaalverdeling gevraagd in hoeverre de respondent per indicator zijn/haar woonomgeving beoordeelt. Maar ook wordt er gevraagd in welke mate de indicatoren worden gezien als een negatieve factor op hun gezondheid. Dor dit te vragen wordt er een duidelijk beeld per indicator, per woonkern, verkregen die later bij het leggen van relaties met de data en theorieën van pas kunnen komen. In het derde deel wordt er gevraagd naar de verwachtingen van koppelingsgebieden. Door deze vragen in dit derde deel te stellen kan er worden onderzocht in hoeverre bewoners van de Gentse Kanaalzone nu vertrouwen in de toekomstige koppelingsgebieden hebben. Als laatste wordt er in het vierde deel wordt er gevraagd naar eventuele opmerkingen die betrekking hebben op de gezondheidskwaliteit van de Gentse Kanaalzone Toegepaste methodiek Het doel was om per dorpskern minimaal 25 respondenten te ondervragen. Naar verwachting zou dit bij alle dorpskernen behalve Mendonk na haalbaar moeten zijn. Aangezien Mendonk een zeer laag inwonersaantal kent (tabel 5.1) werd verwacht dat deze dorpskern minder respondenten zal opleveren. 82

98 Tabel 5.1 Aantal inwoners per dorpskern in 2010 (bron: Gemeente Evergem, Gemeente Gent) Wanneer het afnemen van enquêtes voornamelijk op één bepaald moment gebeurt (bv. alleen doordeweeks tijdens kantoortijden) bestaat er het gevaar dat de leeftijdssamenstelling van het aantal respondenten ver afwijkt van de daadwerkelijke leeftijdssamenstelling. Om dit te voorkomen zijn de enquêtes doordeweeks op middagen en avonden afgenomen en in het weekeind overdag. Het selecteren van enquête adressen heeft plaats gevonden door middel van een random selectie. Vanwege het verschil in bevolkingsaantal per dorp is het bijvoorbeeld niet mogelijk om elke 10 huizen op hetzelfde adres te enquêteren. Dit zal als gevolg hebben dat er sprake zal zijn van een te laag aantal respondenten in Mendonk en in verhouding tot een dorp zoals Doornzele. Door het random selecteren van adressen hebben de enquêtes gespreid over elk Kanaaldorp plaatsgevonden wat uiteraard betrouwbaardere resultaten oplevert dan wanneer enquêtes bijvoorbeeld in specifiek één straat zouden plaatsvinden. Tevens heeft er ook een online enquête plaatsgevonden. Hierbij zijn er 700 uitnodigingen voor de online enquête op random adressen bij de vijf kanaaldorpen bezorgd (bijlage V). Het bleek echter dat de respons hierop dermate laag was, waardoor de resultaten niet betrouwbaar waren. Verder waren meerdere enquêtes eenzijdig ingevuld (bijvoorbeeld alleen maar de meeste uiterste negatieve waarden op alle onderdelen). Van de 22 online ingevulde enquêtes waren 10 enquêtes onbruikbaar. Hierdoor is er besloten om de online enquêtes niet op te nemen in de uiteindelijke resultaten. 83

99 5.1.3 Respondenten Uiteindelijk heeft de enquête, welke persoonlijk huis-aan-huis heeft plaatsgevonden, 144 bruikbare resultaten opgeleverd (Rieme 38, Doornzele 36, Desteldonk 37, Mendonk 9 en Sint-Kruis-Winkel 24 resultaten). Dit aantal ligt boven de doelstelling van minimaal 25 respondenten per woonkern. Alleen het aantal respondenten van Mendonk ligt onder de doelstelling, maar dit is te verklaren vanwege het lage bewonersaantal (tabel 5.2). In bijlage VI worden de resultaten (gemiddelden) per vraag en per woonkern getoond. Bij de vraag beoordeel de woonomgeving aan de hand van onderstaande factoren (vraag 9) zijn de ingevulde waarden van de factoren geurhinder, zicht op (haven)industrieën en lichthinder omgedraaid. Zo is waarde 1, 7 geworden, 2 wordt 6 etc. Dit aangezien deze 3 vragen van positief (zoals waarde 1 voor zeer weinig geurhinder) naar negatief gesteld worden, en de overige vragen negatief naar positief gesteld zijn. Deze waarden zijn omgedraaid zodat deze de verdere berekeningen niet beïnvloeden. Verder is in bijlage VII een opsomming van alle gegeven antwoorden op de vraag wat zijn uw verwachtingen van deze koppelingsgebieden (vraag 14), in bijlage XIII op de vraag verwacht u dat deze koppelingsgebieden een positieve invloed zullen hebben op uw gezondheid? (vraag 15) waarbij onderscheid is gemaakt tussen positieve en negatieve antwoorden en als laatste in bijlage IX een opsomming van de antwoorden op de vraag waar naar eventuele opmerkingen, suggesties en/of opmerkingen is gevraagd (vraag 17). 5.2 Resultaten Algemene kenmerken Allereerst is het interessant om te kijken wat de leeftijdssamenstelling is van de respondenten vergeleken met de daadwerkelijke bevolkingssamenstelling van de Gentse Kanaalzone. Indien figuren 5.1 en 5.2 met elkaar vergeleken worden valt op dat deze grotendeels met elkaar overeenkomen. Bij figuur 5.2 zijn de percentages bij de categorieën 0-9 jaar en jaar groter dan bij de percentage <25 jaar uit figuur 5.1. Dit verschil is te verklaren doordat het invullen van de enquêtes vaak gebeurde door de ouders. Vanwege het verschil in beschikbare leeftijdscategorieën wijken deze af. 84

100 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0 1 (<25 jaar) 2 (25-34 jaar) 3 (35-44 jaar) 4 (45-54 jaar) 5 (55-64 jaar) 6 (>65 jaar) Figuur 5.1 Bevolkingsssamenstelling van respondenten (bron: eigen enquête) Figuur 5.2 Bevolkingssamenstelling inwoners Gentse Kanaaldorpen en zone, 2008 (bron: Stad Gent, wijkfiche) Uiteindelijk kan er geconcludeerd worden dat de leeftijdssamenstelling van de geënquêteerden grotendeels gelijk is aan de daadwerkelijke leeftijdssamenstelling in de Gentse Kanaalzone en er geen sprake is van een foutieve verhouding in de leeftijd van de respondenten. Gemiddeld wonen de geënquêteerden 23,04 jaar in de Gentse Kanaalzone. Per woonkern ligt dit gemiddelde ook dicht bij elkaar behalve bij Mendonk. Echter is dit gemiddelde is vanwege het lage aantal respondenten (9 enquêtes) minder betrouwbaar dan bij de andere vier woonkernen. 85

101 Het gemiddelde aantal jaar woonachtig in de Gentse Kanaalzone per woonkern is: Rieme 19,42 jaar Doornzele 21,69 jaar Desteldonk 24,24 jaar Mendonk 47,33 jaar Sint-Kruis-Winkel 19,83 jaar Gemiddelde 23,04 jaar Uit dit gemiddelde van ruim 23 jaar kan worden afgeleidt dat de meeste mensen in een later moment van hun leven in de kanaaldorpen zijn komen wonen. De meeste verhuisbewegingen vinden in Gent plaats bij jong volwassenen (Stad Gent, 2012). Wanneer jongvolwassenen een job hebben gevonden en er eventueel sprake is van een job kent het aantal verhuisbewegingen een exponentiële daling Keuze woonomgeving Aan de hand van de resultaten van vraag 5, 6 en 7 (beoordeling van de woonomgeving) kan er worden geconcludeerd dat de kwaliteit van de woonomgeving (lichtelijk) verslechterd is vanaf het moment dat men in de Gentse Kanaalzone kwam wonen. Echter, hierbij moet opgemerkt worden dat het toenemende gezondheidsbewustzijn ook een rol zal spelen. De resultaten van de vragen: Bij de keuze voor deze woning speelden de kenmerken van de woning een grotere rol dan de woonomgeving (vraag 5), De woonomgeving sloot destijds volledig aan bij mijn wensen (vraag 6) en Ik ben tevreden met mijn woonomgeving (vraag 7) zijn in tabel 5.2 weergegeven. 86

102 Tabel 5.2 Beoordeling van de woonomgeving rekeninghoudend met: keuze voor woning (vraag 5), tevredenheid van de woonomgeving na het verhuizen (vraag 6), tevredenheid huidige woonomgeving (vraag 7) en verbetering van de woonomgeving sinds het verhuizen naar de Gentse Kanaalzone (vraag 7 vraag 6). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=helemaal mee oneens en 7= helemaal mee eens (bron: eigen enquête) Keuze voor woning >woonomgeving (vraag 5) Woonomgeving sloot destijds aan bij wensen (vraag 6) Tevredenheid woonomgeving (vraag 7) Verbetering woonomgeving sinds verhuizing naar Gentse Kanaalzone (vraag 7 vraag 6) Rieme 4,95 4,84 4,39-0,45 Doornzele 4,75 4,86 5,11 0,25 Desteldonk 4,70 5,11 4,84-0,27 Mendonk 4,44 5,44 5,33-0,11 S-K-Winkel 5,08 4,58 4,29-0,29 Gemiddeld 4,83 4,91 4,73-0,18 Opvallend is dat in het algemeen de kwaliteit van de woonomgeving verslechterd is (kolom verbetering woonomgeving sinds verhuizing nar Gentse Kanaalzone). Hierbij kent Rieme een uitschieter van -0,45. Dit kan mogelijk verklaard worden door de komst van nieuwe industrie ten noorden van het Kluizendok (en dus ten zuiden van Rieme). Bij het interviewen van bewoners van Rieme werd de komst van nieuwe industrieën en het ontbreken van koppelingsgebieden (of eventuele buffering) door veel bewoners opgemerkt als belangrijk punt van ergernis (bijlage VII, VIII en IX). Zo werd er onder andere gesproken over de komst van een asfaltfabriek welke veel geuroverlast bezorgde. De resultaten per woonkern van vraag 5 liggen zeer dicht bij elkaar (gemiddeld 4,83). Door veel bewoners is aangegeven dat ze bij het verhuizen naar de Gentse Kanaalzone op de hoogte waren van de mindere kwaliteit van de woonomgeving en dat de goedkope (bouw)grond en lagere huizenprijzen voorname redenen waren om naar de Gentse Kanaalzone te verhuizen. Figuur 5.3 geeft per leeftijdscategorie de tevredenheid van de woonomgeving op het moment dat de respondent in de Gentse Kanaalzone kwam wonen (vraag 6) en de huidige tevredenheid van de woonomgeving per respondent (vraag 7) weer. Hierbij is gebruik gemaakt van andere tijdscategorieën. Aangezien een categorie waarbij geënquêteerde langer dan 65 jaar in de Gentse Kanaalzone 87

103 weinig respondenten op leverde (waardoor resultaten niet betrouwbaar zijn) is er bij deze tabel gekozen voor een andere tijdscategorieën. Figuur 5.3 Beoordeling van de woonomgeving rekeninghoudend met de huidige woonomgeving en de omgevingskwaliteit op het moment van de verhuizing naar de Gentse Kanaalzone (bron: eigen enquête) Hierbij val op dat de huidige kwaliteit van de woonomgeving (vraag 7) per tijdscategorie geen significante verschillen onderling zijn. Wel beoordelen de respondenten die langer dan 31 jaar in de Gentse Kanaalzone wonen de omgevingskwaliteit hoger dan de respondenten die er pas maximaal 5 jaar wonen Verhuizingsmotieven Bij vraag 8: Stel dat u binnenkort gaat verhuizen, in welke mate zouden de volgende omgevingsfactoren de keuze van uw nieuwe woonomgeving beïnvloeden? Mooie omgeving/stille omgeving/goede luchtkwaliteit/aanwezigheid van (openbaar)groen/géén zicht op de haven/géén geurhinder liggen de resultaten per woonkern zeer dicht bij elkaar (tabel 5.3). 88

104 Tabel 5.3 Beoordeling van omgevingsfactoren indien er sprake zou zijn van verhuizing (vraag 8). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer geringe mate en 7=zeer sterke mate (bron: eigen enquête) Mooie omgeving Stille omgeving Goede luchtkwaliteit Aanwezigheid van groen Géén zicht op haven Géén geurhinder Gemiddelde Rieme 5,50 5,74 5,84 5,63 3,71 5,82 5,37 Doornzele 5,64 5,47 5,64 5,61 4,39 5,56 5,38 Desteldonk 5,14 5,27 5,92 5,32 4,43 6,19 5,38 Mendonk 5,78 5,44 5,33 5,33 5,11 5,22 5,37 S-K-Winkel 5,71 5,79 6,04 5,50 4,29 6,17 5,58 Gemiddeld 5,49 5,54 5,81 5,51 4,25 5,87 5,41 Het onderdeel géén zicht op de havenindustrieën, scoort onder het gemiddelde. Wat opvalt is dat géén zicht op havenindustrieën een zeer kleine rol speelt voor inwoners van Rieme. Dit is opmerkelijk aangezien er vanuit Rieme zicht is op de kade van ArcelorMittal en de nieuwe industrieën ten noorden van het Kluizendok. De hoge scores vanuit de woonkern Sint-Kruis-Winkel op de aspecten geurhinder en luchtkwaliteit kunnen verklaard worden door de ligging nabij ArcelorMittal. Deze slechte scores komen ook terug op de kaarten van luchtkwaliteit (figuur 4.5) en geurhinder (figuur 4.12). Op deze kaarten valt op dat de luchtkwaliteit en geurhinder in Sint-Kruis-Winkel slecht beoordeeld worden. Bewoners spreken over geurhinder die alleen op te merken is indien de wind uit het zuidwesten komt, de dominerende windrichting in de Gentse Kanaalzone (figuur 4.13) Gezondheidskwaliteit van woonomgeving Bij vraag 9: Beoordeel de woonomgeving aan de hand van onderstaande factoren. Luchtkwaliteit/geluidskwaliteit/geurhinder/zicht op (haven) industrieën/lichthinder/aanwezigheid van groen. valt op dat er een zeer groot verschil is tussen Rieme en Doornzele bij het aspect: aanwezigheid van groen. Hierbij scoort Rieme ver onder het gemiddelde (4,05 vs. een gem. van 4,78) en ligt Doornzele hier weer ver boven (5,47 vs. een gem. van 4,78). De resultaten van deze vraag worden in tabel 5.4 weergeven. Aan de hand van figuur 4.16 kan dit verschil verklaard worden. Figuur 4.16 toont namelijk aan dat er veel meer 89

105 groen rondom Doornzele ligt (niet alleen de dries) vergeleken met Rieme, wat geografisch gezien zeer weinig omliggend groen kent. Tabel 5.4 Beoordeling van de omgeving aan de hand van verschillende indicatoren (vraag 9). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer slecht en 7=zeer goed (bron: eigen enquête) Zicht op (haven) industrieën Luchtkwaliteit Geluidskwaliteit Geurhinder Lichthinder Aanwezigheid van groen Gemiddelde Rieme 3,71 3,89 4,00 4,53 5,21 4,05 4,23 Doornzele 3,97 4,86 3,44 4,89 5,06 5,47 4,62 Desteldonk 3,68 4,35 3,35 4,35 5,22 4,59 4,26 Mendonk 3,67 4,00 4,00 3,89 3,78 5,44 4,13 S-K-Winkel 3,25 3,88 4,33 4,58 5,42 4,92 4,40 Gemiddeld 3,69 4,26 3,75 4,54 5,12 4,78 4,36 Op het aspect geluidskwaliteit eindigen Rieme en Sint-Kruis-Winkel onder het gemiddelde en Doornzele boven het gemiddelde. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat Sint-Kruis-Winkel zeer dicht aan de R4-oost gelegen is en dat er in Rieme sprake is van veel geluidsoverlast van vrachtwagens die deze woonkern doorkruisen. Hiertegen hebben maatregelen plaatsgevonden zoals een vrachtwagensluis, maar bewoners geven aan dat hiermee het probleem niet volledig verholpen is aangezien chauffeurs hierop inspelen door in het midden van het traject 10 minuten te wachten (aan de straat parkeren) zodat het kenteken niet geregistreerd wordt. Doornzele scoort het beste qua geluidskwaliteit. Waarschijnlijk omdat Doornzele ver van de R4-west gelegen is en er geen sprake is van (sluip)verkeer vanuit industriële activiteiten. Wat betreft luchtkwaliteit scoort Sint-Kruis-Winkel hierbij het slechtste. Hier zal de eerder besproken ligging nabij de R4-oost en ArcelorMittal invloed op hebben. Doornzele scoort ook op het onderdeel luchtkwaliteit goed. Niet alleen de verre ligging van de R4-west en het weinig (sluip)verkeer heeft hier invloed op, maar waarschijnlijk zullen mensen die in een groene omgeving wonen (figuur 4.16) de luchtkwaliteit positiever beoordelen dan wanneer er minder groen in de omgeving zal zijn. Verder in dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de individuele verschillen per woonkern per aspect. 90

106 5.2.5 Gevolg van verschillende factoren op gezondheid omwonenden Vraag 10: In hoeverre maakt u zich zorgen over het mogelijk (negatieve) effect van onderstaande factoren op uw (fysische/psychologische) gezondheid? Luchtkwaliteit/geluidsoverlast/geurhinder/zicht op de haven/lichthinder/afwezigheid van kwalitatief groen. geeft een duidelijk beeld wat inwoners van de Gentse Kanaalzone nu als gevaar voor hun gezondheid zien. In tabel 5.5 is duidelijk te zien dat bewoners het meest voor luchtkwaliteit (met een gemiddelde van 4,75) gevolgd door geurhinder (met een gemiddelde van 4,28) vrezen. De aspecten lichthinder (2,86) en zicht hebben op de haven (2,95) scoren zoals verwacht ver onder het gemiddelde van 3,74. Tabel 5.5 Resultaten op de vraag in hoeverre bewoners van de Gentse Kanaalzone zich zorgen maken op hun gezondheid onderverdeeld per indicator (vraag 10). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer weinig en 7=zeer veel (bron: eigen enquête) Zicht op de haven Luchtkwaliteit Geluidsoverlast Geurhinder Lichthinder Afwezigheid van kwalitatief groen gemiddelde Rieme 4,79 4,08 4,18 2,92 2,84 4,39 3,87 Doornzele 4,25 3,08 4,00 2,61 2,83 3,39 3,36 Desteldonk 5,32 4,11 4,70 3,27 3,03 3,89 4,05 Mendonk 4,78 3,89 4,44 4,00 3,44 3,56 4,02 S-K-Winkel 4,54 3,83 4,13 2,63 2,46 3,46 3,51 Gemiddeld 4,75 3,78 4,28 2,95 2,86 3,81 3,74 Opvallend is dat inwoners van Doornzele op de aspecten luchtkwaliteit (4,25) en vooral geluidsoverlast (3,08) ver onder de gemiddelden van luchtkwaliteit (4,75) en geluidsoverlast (3,78) scoren. Dit houdt dus in dat bewoners van Doornzele de luchtkwaliteit en geluidsoverlast als een minder groot gevaar zien voor hun gezondheid vergeleken met de rest van de inwoners van de Gentse Kanaalzone. Het lijkt hierop dat er een verband bestaat tussen de subjectieve beoordeling van de omgeving (vraag 9) en in hoeverre bewoners een omgevingsaspect zien als gevaar voor hun gezondheid (vraag 10). Deze relatie is onder andere ook terug te zien in Rieme waar, zoals eerder is aangegeven, weinig groen rondom gelegen is. Rieme scoort op het aspect afwezigheid van kwalitatief groen (4,39) het hoogst van alle kanaaldorpen (gemiddelde van 3,81). Wat moeilijk te verklaren valt is de hoge waarde van Desteldonk (5,32) op het aspect luchtkwaliteit (met 91

107 een gemiddelde van 4,75). Bij vraag 9 is de luchtkwaliteit door de bewoners van Desteldonk praktisch hetzelfde (3,68) als het gemiddelde van 3,69. Dit verwachte verband tussen de subjectieve beoordeling van de omgeving (vraag 9) en in hoeverre bewoners een omgevingsaspect zien als gevaar voor hun gezondheid (vraag 10) wordt bevestigd in tabel 5.6. Deze tabel toont dat bijde variabelen sterk significant negatief aan elkaar gecorreleerd zijn. Tabel 5.6 Corelatie tussen gemiddelde van de omgevingskwaliteit per aspect (vraag 9) en het gemiddelde van de omgevingsaspecten op de gezondheid (vraag 10) (bron: eigen enquête) beoordeling omgeving omgeving gevaar voor gezondheid Pearson Correlation 1 -,466 ** beoordeling omgeving Sig. (2-tailed),000 N Pearson Correlation -,466 ** 1 omgeving gevaar voor gezondheid Sig. (2-tailed),000 **. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed). N Uit tabel 5.7 kan afgelezen worden dat luchtkwaliteit en geurhinder de voornaamste aspecten zijn waarover inwoners van de Gentse Kanaalzone gezondheidszorgen hebben. Door het maken van een regressie analyse van alle waarden die bij deze vraag ingevuld zijn (vraag 9) wordt er niet alleen gekeken naar het gemiddelde, maar ook naar de variatie van de individuele waarden (tabel 5.7). Hoe groter de variatie, des te meer verschil er is tussen de individuele waarden onderling. Indien er sprake is van een grote variatie kan gesteld worden dat de geënquêteerden het over het algemeen niet eens zijn met elkaar en indien er sprake is van een kleine variatie houdt dat in dat de individuele waarden dichter bij het gemiddelde liggen. Dit houdt in dat er door inwoners meer hetzelfde wordt gedacht over bepaalde aspecten. 92

108 Tabel 5.7 Het gemiddelde en variatie van resultaten op de vraag wat bewoners van de Gentse Kanaalzone zien als gevaarlijke factor op hun (fysische en psychische) gezondheid (vraag 10). Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer weinig en 7=zeer veel (bron: eigen enquête) Zicht op de haven Luchtkwaliteit Geluidsoverlast Geurhinder Lichthinder Afwezigheid van kwalitatief groen gemiddelde 4,75 3,78 4,28 2,95 2,86 3,81 variatie 2,72 3,56 2,96 2,75 2,80 3,07 In tabel 5.7 is te zien dat de luchtkwaliteit de kleinste variatie kent. Dit houdt dus in dat ingevulde waarden hierbij de kleinste spreiding (variatie van 2,72) hebben en geënquêteerden het dus in het meer met elkaar eens zijn over de gevaren van een slechte luchtkwaliteit op de gezondheid vergeleken met geluidsoverlast (met een variatie van 3,56). Aangezien geluidsoverlast een probleem is dat zich veel meer lokaal bevindt (figuren 4.8, 4.9, 4.10 en 4.11) vergeleken met het veranderen van de luchtkwaliteit (figuur 3.4) kan het verschil in variatie tussen deze twee uiterste aspecten verklaard worden. De resultaten van vraag 11: Indien u beschikt over ,- vrij besteedbaar belastinggeld, hoe zou u dit dan procentueel verdelen over onderstaande beleidsmaatregelen? U bent vrij om dit percentage te verdelen of volledig toe te kennen aan specifiek één beleidsmaatregel. Het verbeteren van de luchtkwaliteit/het verminderen van geluidshinder/het verminderen van zichten lichthinder/toevoegen van meer kwalitatief groen in uw omgeving. zijn weergeven in tabel 5.8. Hierbij valt op dat de inwoners van de Gentse Kanaalzone bijna de helft zouden besteden aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. 93

109 Tabel 5.8 De toekenning van eventueel beschikbaar belastingsgeld ( ) aan onderstaande factoren per woonkern (vraag 11) (bron: eigen enquête). Hierbij zijn de waardes procentueel uitgedrukt (bron: eigen enquête) Verbeteren van luchtkwaliteit Verminderen van geluidshinder Verminderen van zicht- en lichthinder Toevoegen van kwalitatief groen Rieme 43,55 21,37 10,26 24,82 Doornzele 44,44 21,67 10,69 23,19 Desteldonk 48,11 18,38 10,54 22,97 Mendonk 36,11 32,78 18,33 12,78 S-K-Winkel 51,04 16,25 11,67 21,04 Gemiddeld 45,73 20,53 11,18 22,56 Dit hoge percentage is mogelijk te verwachten door de kleine variatie voor het aspect luchtkwaliteit in tabel 5.7, maar ook vanwege het feit dat inwoners van de Gentse Kanaalzone het aspect luchtkwaliteit als grootste bedreiging van hun gezondheid zien (tabel 5.5). Tevens wordt de huidige luchtkwaliteit ook het slechtste beoordeeld van alle aspecten van alle woonkernen (tabel 5.4). Als laatste is er in figuur 5.4 een vergelijking gemaakt van de huidige beoordeling van de woonomgeving (vraag 9) en de gemiddelde van alle indicatoren van de resultaten op de vraag in hoeverre bewoners van de Gentse Kanaalzone zich zorgen maken op hun gezondheid (vraag 10). Deze tabel toont dat er geen significante verschillen zijn tussen de leeftijdscategorieën bij het beoordelen van de huidige kwaliteit van de woonomgeving (vraag 9). Wat opvalt is dat er een significant verschil is tussen de jongeren en jongvolwassenen (< 25 jaar en jaar) vergeleken met de oudere leeftijds categorieën. De jongeren en jongvolwassenen vrezen hierbij minder voor de gevaren van omgevingsfactoren die een invloed hebben op hun gezondheid vergeleken met oudere leeftijdscategorieën. Echter, het is hierbij onbekend wat mogelijke verklaringen hiervoor kunnen zijn. Een enige verklaring hiervoor is dat de perceptie op de gezondheid per jaar toeneemt. Waardoor mate men ouder wordt, het besef van de gevaren van de omgeving zal toenemen. 94

110 Figuur 5.4 Beoordeling van de huidige woonomgeving en de gemiddelden van de gevaren van de omgevingskwaliteit op de gezondheid van de respondenten (bron: eigen enquête) Geografische resultaten Door middel van de eerder besproken tabellen is aangetoond dat er per woonkern duidelijke verschillen zijn in het beoordelen van de aspecten. Met behulp van GIS-software is er onderzocht of er ook sprake is van individuele verschillen per aspect en per woonkern. Uiteindelijk is gebleken dat alleen bij het aspect geluidsoverlast (beoordeeld in vraag 9) de dorpskernen Rieme, Doornzele, Sint-Kruis-Winkel en Mendonk verklaarbare verschillen tonen. Bij andere aspecten zoals geurhinder, zicht op (haven)industrieën en luchtkwaliteit bleek na een analyse van alle individuele waarden uit de enquête dat deze niet voldeden aan het verwachtingspatroon. Vanwege de nabije ligging van Mendonk naast Sint-Kruis-Winkel zijn deze waarden samengevoegd. Allereerst toont figuur 5.5 een licht verschil tussen de waarden van huishoudens die wel en niet aan de ontsluitingsweg in Rieme gelegen zijn. Figuur 5.4 is een bevestiging van tabel 5.6 waarin gesteld wordt dat er in Doornzele het minst 95

111 sprake is van geluidsoverlast. De resultaten zijn hierbij grotendeels gelijkwaardig aan elkaar. De resultaten van Desteldonk (figuur 5.7) voldoen niet aan het verwachtingspatroon. Hierbij zijn de waarden zeer verschillend van elkaar en zijn er ook geen geografische verbanden zichtbaar. De resultaten van Sint-Kruis-Winkel en Mendonk voldoen hiertegenover wel weer aan het verwachtingspatroon. Hierbij is duidelijk te zien dat huishoudens, welke in de nabijheid van de R4-oost gelegen zijn, veel negatiever scoren op het gebied van geluidsoverlast vergeleken met huishoudens die verder van de R4-oost gelegen zijn (figuur 5.8). Figuur 5.5 Individuele resultaten van woonkern Rieme bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) Figuur 5.6 Individuele resultaten van woonkern Doornzele bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) 96

112 Figuur 5.7 Individuele resultaten van woonkern Desteldonk bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) Figuur 5.8 Individuele resultaten van woonkern Mendonk en Sint-Kruis-Winkel bij het aspect geluidsoverlast (bron: eigen bewerking) Resultaten koppelingsgebieden Over het algemeen is bijna de helft (47,22%) van de inwoners van de Gentse Kanaalzone op de hoogte van de (geplande) koppelingsgebieden (tabel 5.9). De woonkernen Sint-Kruis-Winkel en Doornzele scoren onder dit gemiddelde (37,50% en 38,89%). Bij het beantwoorden van vraag 15 (verwacht u dat de koppelingsgebieden een positieve invloed zullen hebben op uw gezondheid) hebben veel geënquêteerden beantwoord dat ze niet geïnteresseerd zijn in deze 97

113 koppelingsgebieden aangezien deze te klein zijn. Dit verklaart mogelijk het lage percentage onder de inwoners van Sint-Kruis-Winkel. Het aantal inwoners dat al op de hoogte is van de koppelingsgebieden is het hoogste in Desteldonk (56,76%). Aangezien deze reeds gerealiseerd zijn en toegankelijk zijn voor gebruik zal in dit woonkern deze bekendheid het grootste zijn. Tabel 5.9 Resultaten op de vraag of inwoners van de Gentse Kanaalzonebekend zijn met de koppelingsgebieden(vraag 12) en op de vraag of bewoners betrokken zijn bij het planvormingsproces (bron: eigen enquête) Wel op de hoogte Niet op de hoogte Wel betrokken bij planvormingproces Niet betrokken bij planvormingproces Rieme Doornzele Desteldonk Mendonk S-K-Winkel Gemiddeld Het feit dat de koppelingsgebieden in Desteldonk reeds gerealiseerd zijn, is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak dat het percentage respondenten die betrokken zijn bij het planvormingsproces ook het hoogste in Desteldonk (16,22%) is. Verder geeft gemiddeld bijna 1 op de 10 respondenten (9,72%) aan betrokken te zijn geweest bij het planvormingsproces van de (geplande) koppelingsgebieden. Van vraag 16: In welke mate verwacht u dat de koppelingsgebieden een positief effect zullen hebben op uw gezondheid? Waarom wel/niet? liggen de resultaten grotendeels bij elkaar en zijn er weinig grote uitschieters (tabel 5.10). Wel is opvallend dat de resultaten van Desteldonk, bij verwachtingen binnen nu en 2 jaar, hoger liggen dan bij de rest. Ook hierbij is het mogelijk dat de realisatie van de koppelingsgebieden rondom Desteldonk een positieve invloed heeft op de uitslag hiervan. 98

114 Tabel 5.10 Verwachtingen van respondenten in hoeverre deze koppelingsgebieden een positief effect zullen hebben op hun gezondheid. Hierbij is de vraag beoordeeld van 1 7 waarbij 1=zeer geringe mate en 7=zeer sterke mate (bron: eigen enquête) Binnen nu 2 jaar Over jaar Gemiddelde Variatie binnen nu-2 jaar Variatie jaar Rieme 2,45 4,37 3,41 1,83 2,50 Doornzele 2,81 4,78 3,79 2,21 1,45 Desteldonk 3,11 3,95 3,53 3,12 2,81 Mendonk 2,11 4,00 3,06 1,88 4,22 S-K-Winkel 2,79 3,79 3,29 2,33 3,58 Gemiddeld 2,74 4,24 3,49 2,43 2,74 Opvallend is wel dat de bewoners van Desteldonk er het meeste vertrouwen in hebben dat de koppelingsgebieden op korte termijn (binnen nu en 2 jaar) een positief effect zullen hebben op hun gezondheid, maar wel het hoogste scoren met hun variabele (3,12). Dit houdt dus in dat over het algemeen de bewoners van Desteldonk het meeste vertrouwen hebben in de koppelingsgebieden op korte termijn, maar dat de percepties onderling zeer sterk verschillen. Tevens is er onderzocht of er een verschil is in het vertrouwen in de (geplande) koppelingsgebieden indien de respondenten wel of niet op de hoogte zijn hiervan. Figuur 5.9 toont de resultaten op de vergelijking hiervan. Hierbij in onderscheid gemaakt tussen de resultaten op de vraag in hoeverre de respondent binnen nu en 2 jaar en over 10 tot 20 jaar vertrouwen in de (geplande) koppelingsgebieden had. Kijkend naar dit figuur valt meteen op dat de resultaten zeer dicht bij elkaar liggen. Hierdoor kan de conclusie worden getrokken dat indien een bewoner van de Gentse Kanaalzone wel op de hoogte is van de (geplande) koppelingsgebieden het vertrouwen hierin niet zal toenemen. Zowel op korte (binnen nu en 2 jaar) als lange termijn (over 10 tot 20 jaar). 99

115 Figuur 5.9 Vertrouwen van de respondenten in de (geplande) koppelingsgebieden binnen nu en 2 jaar en over 10 tot 20 jaar, onderverdeeld of de respondenten wel of niet op de hoogte zijn van de (geplande) koppelingsgebieden (bron: eigen enquête) Correlatie analyse Tussen de resultaten op de vraag beoordeel uw omgevingskwaliteit aan de hand van de omgevingsfactoren (vraag 9) en de resultaten op de vraag in hoeverre maakt u zich zorgen dat de omgevingsfactoren een negatief effect zullen hebben op uw gezondheid (vraag 10) is een correlatie analyse gemaakt. De resultaten hiervan zijn in bijlage X gevoegd. Opvallende sterke significante positieve of negatieve correlaties zijn hierbij dik gedrukt. Hieruit blijkt dat voornamelijk de aspecten luchtkwaliteit, geurhinder en deels geluidhinder aan elkaar gecorreleerd zijn. De sterkste correlatie (0,634 bij een significantie van 0,01) is (logischerwijs) van toepassing op geurhinder (10c) en luchtkwaliteit (10a). Opvallend is dat huidige luchtkwaliteit (9a) en de huidige geluidskwaliteit (9b) ook aan elkaar gecorreleerd zijn (0,529 bij een significatie van 0,01). Dit houdt in dat indien respondenten hun omgeving op het aspect geluidshinder negatief 100

116 beoordelen respondenten snel geneigd zijn om het aspectluchtkwaliteit ook een negatieve beoordeling te geven. 5.3 Subconclusie Vanuit de resultaten uit dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de gezondheidskwaliteit van de Gentse Kanaalzone niet bij elk kanaaldorp hetzelfde is. De significante verschillen per woonkern en per indicator wijzen erop dat de Gentse Kanaalzone niet één algemene gezondheidskwaliteit heeft dat bij elk kanaaldorp van toepassing is. Wel valt op dat indicator luchtkwaliteit het meeste leeft onder alle kanaaldorpen. Zo is luchtkwaliteit de indicator die als slechtste wordt beoordeeld vanuit de respondenten (tabel 5.4), maar ook de luchtkwaliteit wordt onder de respondenten gezien als grootste gevaar voor de gezondheid (tabel 5.5). Kijkend naar het theoretische kader waar de gevaren van deze indicator behandeld zijn, kan gesteld worden dat de inwoners van de Gentse Kanaalzone goed op de hoogte zijn van de gevaren van een slechte luchtkwaliteit. Dit wordt bevestigd door tabel 5.8 waarin af te lezen is dat de inwoners van de Gentse Kanaalzone, indien er sprake is van een beschikbaar budget om de omgevingskwaliteit te verbeteren, bijna de helft hiervan aan het verbeteren van de luchtkwaliteit zouden uitgeven. Opvallend is dat ondanks structurele communicatie (onder andere de nieuwsbrief Gentse Kanaalzone) meer dan de helft van de respondenten aangeeft niet op de hoogte te zijn van de (geplande) koppelingsgebieden (tabel 5.9). Kijkend naar de variatie van de resultaten op de vraag in hoeverre de respondenten vertrouwen hebben dat de koppelingsgebieden een positief resultaat zullen uitoefenen op de gezondheid van de respondent (tabel 5.9) valt op dat de waardes (met een grote variatie) ver uit elkaar liggen. Gemiddeld gezien heeft de bevolking van de Gentse Kanaalzone vertrouwen in de koppelingsgebieden en neemt dit vertrouwen ook sterk toe wanneer er naar het vertrouwen op lange termijn gevraagd wordt. Echter valt op dat de respondenten die niet op de hoogte zijn van de (geplande) koppelingsgebieden evenveel vertrouwen hierin hebben dan de respondenten die hier wel van op de hoogte zijn. 101

117 Deze enquête heeft uiteindelijk gepeild naar het vertrouwen van de inwoners voor het realiseren van deze koppelingsgebieden. Hierbij is het mogelijk dat, indien er sprake zal zijn van een volgende enquête in de toekomst over het vertrouwen van de inwoners in de koppelingsgebieden na de realisatie hiervan, de resultaten uit deze enquête mogelijkheden bieden om te vergelijken. Hierdoor is het mogelijk om te zien in hoeverre er sprake is van een eventuele stijgen van het vertrouwen in deze koppelingsgebieden. Indien resultaten uit deze enquête worden vergeleken met de beschikbare data uit hoofdstuk 4 zijn er meerdere overeenkomsten tussen beide te ontdekken. Hieruit kan worden gesteld dat de (objectieve) data deels overeenkomt met de enquête resultaten. Duidelijke relaties zijn hierbij onder andere de hoge geurhinder in Desteldonk en de lage geurhinder in Sint-Kruis-Winkel en mendonk, de slechte luchtkwaliteit in Sint-Kruis-Winkel en de lage waardes betreft de aanwezigheid van groen in Rieme en de hoge waardes bij Doornzele. De omgevingsaspecten zicht op de haven en lichthinder hebben bij het vergelijken van enquêteresultaten weinig aandacht gekregen aangezien er hierbij geen significante verschillen per woonkern zijn en deze ook geen correlatie tonen met andere aspecten. 102

118 6. Conclusies en beschouwingen over de toekomst Als gevolg van het ontbreken van onderbouwde visies en doordachte plannen in de ontwikkelingsgeschiedenis van de Gentse Kanaalzone heerst er momenteel een sterke vraag naar een toerijkende manier van buffering tussen haven (haven) industrieën en de kanaaldorpen. Hierbij wordt dit beleid niet alleen ingevuld door het toepassen van buffergebieden, waarbij zowel industriële activiteiten als woonomgevingen van elkaar worden afgeschermd door middel van het aanleggen van (bos)buffers. Deze buffergebieden krijgen een koppelende functie, wat inhoudt dat er niet alleen sprake is van buffering, maar dat deze gebieden ook toegankelijk zullen zijn voor onder andere eventuele recreatie zodat deze gebieden ook een meerwaarde kunnen bieden voor inwoners van de Gentse Kanaalzone. In theorie blijkt dat niet alleen het implementeren van groen in de omgeving een positief effect kan hebben op de gezondheid van omwonenden, ook deze koppelende functie kan in theorie indirect positieve invloed hierop uitoefenen. Zo kunnen deze gebieden, indien ze kwaliteitsvol ingericht worden, onder andere omwonenden stimuleren om vaker naar buiten te gaan, meer sportmogelijkheden bieden, vaker de fiets te nemen, etc. In theorie betekent dit dat deze koppelingsmogelijkheden dus een meerwaarde op de gezondheid van omwonenden kunnen bieden. Door te kijken naar de omgevingskwaliteit door middel van beschikbare (objectieve) data per indicator (luchtkwaliteit, geluid, geur, zicht op de haven, lichthinder en de aanwezigheid van groen) is er een beeld verkregen in hoeverre de kanaaldorpen (Rieme, Doornzele, Desteldonk, Mendonk en Sint-Kruis- Winkel) per indicator onderling van elkaar verschillen. Hieruit blijkt dat gezien vanuit metingen, modelberekeningen en andere gegevens er onderling de kanaaldorpen sterke verschillen zijn per indicator. Hieruit kan geconcludeerd worden dat elk kanaaldorp gezien vanuit de beschikbare data andere omgevingskwaliteiten heeft. 103

119 Door het houden van een enquête onder de inwoners van de kanaal dorpen, waarbij voornamelijk gepeild is naar de koppelingsgebieden en de omgevingskwaliteit, kan de data met de enquête resultaten vergeleken worden. Hieruit blijkt dat er een duidelijke relatie is tussen de objectieve en subjectieve gezondheidsperceptie. Veel significante verschillen vanuit de enquête zijn te verklaren aan de hand van deze data. Uit deze data blijkt tevens dat, gemiddeld gezien, de luchtkwaliteit de indicator is die het slechtste scoort onder alle respondenten. De respondenten zien dit ook als grootste gevaar op hun gezondheid. Indien de respondenten vrij besteedbaar belastinggeld konden verdelen over verschillende maatregelen om de omgevingskwaliteit te verbeteren, zou 45,73% hiervan besteed worden aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Gezien het feit dat de kwaliteit van de lucht een hot item onder de respondenten is, kan de bijkomende koppelende functie van de (geplande) buffergebieden een meerwaarde spelen om de gezondheidsperceptie van omwonenden van koppelingsgebieden op het gebied van luchtkwaliteit te verbeteren. Een hogere beoordeling van de omgevingsindicator aanwezigheid van groen blijkt positief gecorreleerd te zijn (0,410 bij een significantie van 0,01) aan de indicator luchtkwaliteit. Dit houdt in dat inwoners die nabij groen wonen de luchtkwaliteit een betere scoren geven dan inwoners die dezelfde luchtkwaliteit ondervinden, maar minder groen in hun nabijheid hebben. Aangezien koppelingsgebieden wel toegankelijk zijn voor omwonenden vergeleken met bufferzones die meestal niet toegankelijk zijn, is het mogelijk dat omwonenden meer met het groen geconfronteerd worden waardoor hun perceptie op de luchtkwaliteit (het grootste hinderpunt in de Gentse Kanaalzone) positief zal veranderen. Het succes van de (geplande) koppelingsgebieden zal uiteindelijk van het gebruik door de bewoners afhangen. Een toegankelijke en kwaliteitsvolle inrichting is hierbij van groot belang, waardoor ook de maatschappelijke waarde van deze gebieden zal toenemen. Vanuit het theoretisch kader gezien wordt verwacht dat de koppelingsgebieden, in directe zin, geen significant positief effect op de gezondheid van omwonenden uitoefenen, maar wel op de 104

120 gezondheidsperceptie van de omgevingskwaliteit wat blijkt uit de enquêteresultaten. De komst van deze koppelingsgebieden moeten niet gezien worden als de oplossing om omgevingskwaliteiten te verbeteren. Deze zullen er eerder voor zorgen dat het aangenamer is (vanwege een afname van psychologische hinder) om in de Gentse Kanaalzone te wonen. Koppelingsgebieden zullen op de fysieke gezondheid weinig positief effect hebben. Bij het verbeteren van de gezondheidskwaliteit van de Gentse Kanaalzone (fysiek gezien) is het efficiënter is om dit probleem onder andere bij de bron aan te pakken (filters, handhaving van uitstootvergunningen, geluidsbermen, etc.). Deze nieuwe vorm van buffering gecombineerd met koppeling biedt, bij succes, wel een interessante houvast om in andere ruimtelijke vraagstukken toe te passen. 105

121 7. Referentielijst Aelbers, R. (2008). Evaluatie en toekomst van sociale begeleiding. Evergem: Vlaamse Overheid. Beyst, V. (2011). Heeft een betere milieukennis een impact op milieubesef en - gedrag bij Vlamingen? Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering. Chau, H., & Tang, S. (2010). Can surrounding greenery reduce noice annoyance at home? Science of the total Environment 408, Commissie van de Europeese Gemeenschappen. (2005). Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Brussel: COM. Corburn, J. (2004). Confronting the challenges in reconnecting urban planning and public health. American journal of public health, De Ridder, K. (2009). Stedelijk groen en leefmilieu: meten en simuleren van het effect van groenschermen. Mol: Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek. De Waele, T. (2014). Cursus Ruimtelijk Ordenings- en Omgevingsrecht. Gent: Universiteit Gent. Desiere, M. (2013). Invloed van het visuele aspect van vegetatie op de ervaren geluidshinder. Gent: Universiteit Gent. Fast, T., Van den Hazel, P., & Van de Weerdt, D. (2012). Gezondheidseffectscreening: Gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming. Utrecht: Bureau Medisch Milieukunde en Fast Advies. 106

122 Fischer, P. (2007). Invloed van de afstand tot een drukke verkeersweg op de lokale luchtkwaliteit en de gezondheid: een quickscan. Bilthoven: Ministerie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieu. Giles-Corti, B., & Donovan, R. (2002). The relative influence of individual, social and physical environment determinants of physical activity. Social Science and Medicine, Grahn, P., & Stigdotter, U. (2003). Landscape planning and stress. Urban forestry and Urban greenery, Groenewegen, P. (2009). Vitamine G: effecten van een groene omgeving op gezondheid, welzijn en sociale veiligheid. Utrecht: Nederlandse Instituur voor Onderzoek van de Gezondheidszorg. Havenbedrijf Gent. (2014). Haven van Gent overschrijdt de kaap van 50 miljoen ton in nieuw recordjaar. Opgeroepen op april 16, 2014, van Port of Ghent: Hoeymans, N., Melse, J., & Schoemaker, C. (2010). Gezondheid en determinanten, deelrapport van de VTV 2010 van gezond naar beter. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Howel, D., Moffatt, S., Prince, H., Bush, J., & Dunn, C. (2002). Urban air quaity in North-East England: Exploring the influences in local vieuws and perceptions. Newcastle: Department of Epidemiology and Public Health. Hoyle, B. (2000). Global and local change of the port-city waterfront. Geographical Review, Kelkens, G., & Pruppers, M. (2011). Hoogspanningslijnen en fijn stof. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 107

123 Knol, A., & Staatsen, B. (2005). Trends in the environmental burden of disease in the Netherlands Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Kruize, H., & Bouwman, A. (2004). Environmental (in)equity in the Netherlands. Bilthoven: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. Leidelmeijer, L., & Kamp, I. V. (2002). Kwaliteit van de leefomgeving en leefbaarheid. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Maas, J., Verheij, R., De Vries, S., Spreeuwenberg, P., & Groenewegen, P. (2005). Green space, urbanity and health: how strong is the relation? European Journal of Public Health, Marans, R., & Couper, M. (2000). Measuring the quality of community life: a program for longitudinal and comparitive international research. Proceerdings of the second internation conferance on 'quality of life' in cities, vol. 2 (Volume 2), Meyer, H. (1999). De stad en de haven. Utrecht: Jan Van Arkel. Mortelmans, D., Demeyer, R., & Turkelboom, F. (2013). Casus: Landschapsbuffering in de Gentse Kaneelzone. Brussel: Instituut voor natuur- en bodemonderzoek. Nationale Bank van België. (sd). Bedrijfsprofiel. Opgeroepen op april 16, 2014, van Port of Ghent: Norcliffe, G. (1996). The emergence of postmodernism on the urban waterfront. Journal of Transport Geography, 4, Oosterbaan, A., Tonneijck, A., & de Vries, E. (2006). Kleine landschapselementen als invangers van fijn stof en ammoniak. Wageningen: Alterra. 108

124 Pedersen, E., & Larsman, P. (2008). The impact of visual factors on noise annoyance among people living in the vicinity of wind turbines. Journal of Environmental Psychology, Project Gentse Kanaalzone. (2013). Evaluatie- en toekomstperspectievennota. Antwerpen: Omgeving. Provincie Oost-Vlaanderen. (2004). Visie voor verbetering Nautische toegang Kanaal Gent-Terneuzen. Gent: Buck Consultants International. Stad Gent. (2012). Gent in Cijfers, Gent: Stad Gent. Stad Gent. (2012). Milieujaarprogramma Gent: Stad Gent. Stad Gent. (2010, oktober). Ruimtelijk structuurplan Gent. Gent, Oost- Vlaanderen, België. Stansfeld, S., & Matheson, M. (2003). Noise pollution: non-auditory effects on health. Britisch Medical Bulletin, Van Dijk, C., Dueck, T., Wamelinck, G., & Mosquera, J. (2005). Invloed van een landschapselement (windsingel) op de verspreiding van ammoniak uit een varkenshouderij. Wageningen: Plant Research International. Van Kamp, I. (2013). Windturbines: invloed op de beleving en gezondheid van omwonenden. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Van Langenhove, H., & Van Elst, T. (2007). Milieurapport Vlaanderen: achtergronddocument geurhinder. Brussel: Vlaamse Milieumaatchappij. Van Tichelen, P., Remans, K., & Bossuyt, M. (2007). Milieurapport Vlaanderen: achtergronddocument lichthinder. Brussel: Vlaamse Milieumaatschappij. 109

125 Vereniging van Gentse Havengebonden Ondernemingen. (2011). VeGHO-traject naar de tweede zeesluis. Gent: VeGHO. Vlaams gewest: Afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid. (2009). Milieuzonering voor geluid, geur en grof stof in Vlaanderen. Den Haag: Opdenkamp adviesgroep bv. Vlaamse en Nederlandse Overheid. (2008). Advies over de reikwijdte en het detailniveau van de milieutoets. n.a.: Maritiem toegang kanaal Gent-Terneuzen. Vlaamse Landmaatschappij. (2006). Landinrichtingsproject Gentse Kanaalzone: Koppelingsgebieden fase 1. Gent: VLM Oost-Vlaanderen. Vlaamse Landmaatschappij. (2011). Opmaak masterplan voor groenaanleg R4- west- en oost. Zwijnaarde: Ministerie van de VVlaamse Gemeenschap, Afdeling Wegen en Verkeer. Vlaamse Landmaatschappij. (2010). Projecten detail pagina. Opgeroepen op mei 1, 2014, van Vlaamse Landmaatschappij: &webid=56d32dc9-29d8-46c b784d49d8 Vlaamse Milieumaatschappij. (2013). Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest: Jaarverslag immissiemeetnetten Erembodegem: Vlaamse Milieumaatschappij. Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie. (2008). Voorbereiding: Verkenning kanaal Gent-Terneuzen. Bergen op Zoom: Projectgroep KGT. Wesseling, J., Beijk, R., & van Kuieren, N. (2008). Effecten van groen op de luchtkwaliteit. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. 110

126 8. Bijlagen Bijlage I Interview 1 28 april 2014 Dhr. Jan Baelus, ruimtelijke planner, ontwerpbureau OMGEVING In dit interview de rol van ontwerpbureau OMGEVING bij de opmaak van het strategisch plan Wel-varende kanaalzone toegelicht. OMGEVING speelde vooral in bij de start van de koppelingsgebieden een grote rol. Interview 2 7 mei 2014 Mevr. Veerle De Bock, projectcoördinator, Projectbureau Gentse Kanaalzone Tijdens dit interview is het idee achter de koppelingsgebieden toegelicht. Hierbij is gesproken over de rol die projectbureau Gentse Kanaalzone had bij het ontwikkelingsproces van deze koppelingsgebieden. Hierbij is ook toeglicht wat voor een regisserende rol het projectbureau had bij dit ontwikkelingsproces. Interview 3 24 juni 2014 Dhr. Robert Bosmans, wijkregisseur Oostakker en Gentse Kanaaldorpen en zone, Stad Gent Tijdens dit interview is voornamelijk gesproken over bewonersparticipatie. Hoe konden de bewoners (meer) betrokken worden bij deze koppelingsgebieden? Tevens is gesproken over actuele punten, zoals de komst van windmolens, die spelen in de Gentse Kanaalzone. Interview 4 3 juli 2014 Mevr. Leen Van Nieuwerburgh, Vlaamse Landmaatschappij Toelichting over de huidige stand van ontwikkelingen omtrent de koppelingsgebieden. Hierbij zijn inrichtingsplannen van alle koppelingsgebieden uitvoerig besproken. Tevens is de inrichtende rol van de VLM toegelicht.

127 Bijlage II Huidige situatie koppelingsgebieden fase I en II: Fase I: Inrichtingsplan Desteldonk-Noord en Desteldonk-zuid: Inrichtingswerken zijn volledig uitgevoerd. Inrichtingsplan Rieme-zuid en Doornzele-noord: Bouwvergunningen zijn aangevraagd. Inrichtingsplan Langerbrugge-zuid: Inrichtingsplan ligt ter goedkeuring voor bij Vlaams minister bevoegd voor leefmilieu. Inrichtingsplan Doornzele-kanaalzijde: Goedkeuring van het inrichtingsplan vanuit Ministerieel besluit (MB) in augustus Inrichtingsplan Sint-Kruis-Winkel-zuid: Adviesprocedure voor dit inrichtingsplan is gestart in december 2013 met kennisgeving aan de commissie voor landinrichting. Fase II: Inrichtingsplan Kerkbrugge-oost en Doornzele-zuid: Dit eindvoorstel van inrichtingsplan werd positief geadviseerd door de commissie voor landinrichting. Plannen voor koppelingsgebieden fase I en II: Fase I: Inrichtingsplan Desteldonk-Noord en Desteldonk-zuid: Definitieve oplevering van de werken in mei Inrichtingsplan Rieme-zuid en Doornzele-noord: Start met werkzaamheden na het verkrijgen van de bouwvergunningen. Inrichtingsplan Sint-Kruis-Winkel-zuid: Opmaak van het eindvoorstel voor het inrichtingsplan wordt afgerond in Inrichtingsplan Langerbrugge-zuid: Na het verkrijgen van de goedkeuring vanuit het MB wordt er gestart met de opmaak van technische plannen. Inrichtingsplan Doornzele-kanaalzijde: Opmaak van technische plannen in Inrichtingsplan Rieme-oost: Sart met de opmaak van het inrichtingsplan in 2014.

128 Fase II: Inrichtingsplan Kerkbrugge-oost en Doornzele-zuid: Na het verkrijgen van de goedkeuring vanuit MB start de grondverwerving en de opmaak van het technisch ontwerp. Bijlage III De bronnen en milieuaspecten die in GES worden beoordeeld zijn achtereenvolgens: a) Bedrijven en luchtverontreiniging b) Bedrijven en geur c) Bedrijven en geluid d) Bedrijven en externe veiligheid e) Wegverkeer en luchtverontreiniging f) Wegverkeer en geluid g) Wegverkeer en externe veiligheid h) Railverkeer en geluid i) Railverkeer en externe veiligheid j) Waterverkeer en luchtverontreiniging k) Waterverkeer en geluid l) Waterverkeer en externe veiligheid m) Vliegverkeer en geur n) Vliegverkeer en geluid o) Vliegverkeer en externe veiligheid p) Bodemverontreiniging q) Bovengrondse hoogspanningslijnen en elektromagnetische velden

129 Bijlage IV Beste inwoner van de Gentse Kanaalzone, In het kader van mijn masterthesis, voer ik deze enquête uit. De enquête bestaat uit 4 delen met 17 gesloten en open vragen. Gelieve alle vragen te beantwoorden door middel van het juiste antwoord te omcirkelen en de open vragen zo duidelijk mogelijk te formuleren. Onder alle respondenten zullen 2 waardebonnen van FNAC (t.w.v. 25,00) verloot worden. Winnaars worden per op de hoogte gesteld. Mocht u nog vragen hebben kunt u mailen naar: dirk.hopmans@ugent.be. A. Algemene kenmerken Alvast bedankt voor uw moeite! 1. Wat is uw adres? Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden? o 1 persoon o 2 personen o 3-4 personen o 5 of meer personen 3. Wat is uw leeftijd? o < 25 jaar o jaar o jaar o jaar o jaar o > 65 jaar 4. Hoelang woont u in de Gentse Kanaalzone?... jaar 5. Bij de keuze voor deze woning speelden kenmerken van de woning een grotere rol dan kenmerken van de woonomgeving (waaronder ligging). helemaal mee oneens helemaal mee eens 6. De woonomgeving sloot destijds volledig aan bij mijn wensen. helemaal mee oneens helemaal mee eens 7. Ik ben tevreden met mijn woonomgeving. helemaal mee oneens helemaal mee eens 8. Stel dat u binnenkort gaat verhuizen, in welke mate zouden de volgende omgevingsfactoren de keuze van uw nieuwe woonomgeving beïnvloeden? Mooie omgeving zeer geringe mate zeer sterke mate Stille omgeving zeer geringe mate zeer sterke mate Goede luchtkwaliteit zeer geringe mate zeer sterke mate Aanwezigheid van (openbaar) groen zeer geringe mate zeer sterke mate Géén zicht op haven zeer geringe mate zeer sterke mate Géén geurhinder zeer geringe mate zeer sterke mate

130 B. Vragen m.b.t. de gezondheidskwaliteit van uw omgeving 9. Beoordeel uw woonomgeving aan de hand van onderstaande factoren. Luchtkwaliteit Zeer slecht Zeer goed Geluidskwaliteit Zeer slecht Zeer goed Geurhinder Zeer weinig Zeer veel Zicht op (haven)industrieën Zeer weinig Zeer veel Lichthinder Zeer weinig Zeer veel Aanwezigheid van groep Zeer weinig Zeer veel 10. In hoeverre maakt u zich zorgen over het mogelijk (negatieve) effect van onderstaande factoren op uw (fysische/psychologische) gezondheid? Luchtkwaliteit (bv. last van luchtwegen). Geluidsoverlast (bv. slaapstoornissen, concentratieverlies). Geurhinder (bv. niet graag buiten zijn, minder diep ademhalen). Zicht op de haven (bv. irritatie) Lichthinder (bv. slapeloosheid). Afwezigheid van kwalitatief groen (bv. Geen recreatie- of ontspanningsmogelijkheden). Helemaal Helemaal mee oneens mee eens Helemaal Helemaal mee oneens mee eens Helemaal Helemaal mee oneens mee eens Helemaal Helemaal mee oneens mee eens Helemaal Helemaal mee oneens mee eens Helemaal Helemaal mee oneens mee eens 11. Indien u beschikt over ,- vrij besteedbaar belastinggeld, hoe zou u dit dan procentueel verdelen over onderstaande beleidsmaatregelen? U bent vrij om dit percentage te verdelen of volledig toe te kennen aan specifiek één beleidsmaatregel. 1) Het verbeteren van de luchtkwaliteit..% 2) Het verminderen van geluidshinder..% 3) Het verminderen van zicht- en lichthinder..% 4) Toevoegen van meer kwalitatief groen in uw omgeving..% 5) Anders namelijk:..%

131 C. Koppelingsgebieden 12. Bent u op de hoogte van (geplande)koppelingsgebieden in uw omgeving? o Ja o nee 13. Bent u betrokken bij het planvormingsproces van koppelingsgebieden? o ja o nee 14. Wat zijn uw verwachtingen van deze koppelingsgebieden? 15. Verwacht u dat de koppelingsgebieden een positieve invloed zullen hebben op uw gezondheid? Waarom wel / niet? 16. In welke mate verwacht u dat koppelingsgebieden een positief effect zullen hebben op uw gezondheid? Binnen nu en 2 jaar Over 10 tot 20 jaar zeer geringe mate zeer sterke mate zeer geringe mate zeer sterke mate D. Overig 17. Heeft u nog opmerkingen, vragen en / of suggesties of wenst u nog iets toe te voegen? Gelieve dit dan hieronder te noteren. Als laatste wordt er gevraagd om uw adres, dat alleen wordt gebruikt om u op de hoogte te stellen indien u een waardebon gewonnen heeft. adres:.. Hartelijk dank voor uw medewerking!

132 Bijlage V Beste inwoner van de Gentse Kanaalzone, In het kader van mijn masterthesis, waarin het mogelijke effect van koppelingsgebieden op uw gezondheid wordt onderzocht, voer ik onderstaande online enquête uit. De enquête bestaat uit 4 korte delen en zal ongeveer 5 tot 10 minuten in beslag nemen. Onder alle respondenten zullen 2 waardebonnen van FNAC (t.w.v. 25,00) verloot worden. Winnaars worden per op de hoogte gesteld. Mocht u nog vragen hebben kunt u deze stellen via het mailadres: dirk.hopmans@ugent.be. U kunt de enquête t/m 20 juli 2014 invullen door naar onderstaande link te gaan: Hartelijk dank voor uw medewerking!

133 Bijlage VI

Project Gentse Kanaalzone. Veerle De Bock Terreinbezoek Zeeland Seaports

Project Gentse Kanaalzone. Veerle De Bock Terreinbezoek Zeeland Seaports Project Gentse Kanaalzone Veerle De Bock 04-10-2013 Terreinbezoek Zeeland Seaports 2 Wat is Project Gentse Kanaalzone? Actie! (1) Wat is Project Gentse Kanaalzone? 3 1 van de 4 Vlaamse zeehavens, goed

Nadere informatie

Project Gentse Kanaalzone. Alain Moerman EVO Regiobestuur Zeeland

Project Gentse Kanaalzone. Alain Moerman EVO Regiobestuur Zeeland Project Gentse Kanaalzone Alain Moerman 28 05 2014 EVO Regiobestuur Zeeland 2 1. De Gentse kanaalzone 2. Project Gentse Kanaalzone 3. Lopende projecten (1) De Gentse Kanaalzone 3 1 van de 4 Vlaamse zeehavens,

Nadere informatie

Project Gentse Kanaalzone

Project Gentse Kanaalzone Project Gentse Kanaalzone Veerle De Bock Saro 25-10-2017 2 Zelzate 3 Rieme Sint-Kruis- Terdonk Winkel Doornzele Kerkbrugge/ Desteldonk Langerbrugge Muide/Meulestede Oostakker Deel Wondelgem Omgeving Hoge

Nadere informatie

Vandaag zie ik hier voor mij landbouwers, bewoners, mensen uit het. bedrijfsleven en vertegenwoordigers van de overheid Een unieke

Vandaag zie ik hier voor mij landbouwers, bewoners, mensen uit het. bedrijfsleven en vertegenwoordigers van de overheid Een unieke Woensdag 7 juli 2010 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR ECO²-project en Convenant Groen Raamwerk Gentse kanaalzone Mijnheer de gouverneur, Mijnheer de burgemeester,

Nadere informatie

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het landinrichtingsplan Zelzate-Zuid

Nadere informatie

Zaterdag 9 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Zaterdag 9 juni Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Zaterdag 9 juni 2012 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Opening koppelingsgebieden Desteldonk Gentse Kanaalzone Geachte gouverneur (Denys), Geachte schepenen

Nadere informatie

Vrijdag 19 november 2010 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR ECO²: Boomplantactie Gentse Kanaalzone

Vrijdag 19 november 2010 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR ECO²: Boomplantactie Gentse Kanaalzone Vrijdag 19 november 2010 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR ECO²: Boomplantactie Gentse Kanaalzone Welkom in de Gentse Kanaalzone! Het gebied rond de Gentse

Nadere informatie

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark

Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark Pagina 5 van het Mer rapport Situering en korte schets van het project Het project betreft het plaatsen van windturbines in het industrieterrein Skaldenpark In Skaldenpark worden 8 windturbines ingeplant.

Nadere informatie

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend Na een oproep van de Stad Gent stelden vijftig Gentenaars hun gevel ter beschikking om de invloed van het verkeer op de Gentse luchtkwaliteit te onderzoeken.

Nadere informatie

situering van de gebieden

situering van de gebieden situering van de gebieden provincie oost-vlaanderen - project gentse kanaalzone - kaart 1 koppelingsgebieden in onderzoek 0 0,5 1,5km basis: hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur kanaalzone OMGEVING

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN

PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE OVERHEID 7 november 2012 VLAAMSE REGERING KIEST VOOR BREED OVERLEG BIJ UITVOERING PLANNEN HAVEN VAN ANTWERPEN Centraal Netwerk geïnstalleerd Vandaag werd in Antwerpen het

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei

Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring en instelling van het landinrichtingsproject Moervaartvallei DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel

Nadere informatie

Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3

Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3 Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3 Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling Team Ruimte&Wonen A. Sjauw Telefoon (036) 5484057 Fax (036) 5399920 Stadhuisplein 1 Postbus 200 1300 AE Almere Telefoon

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent Het Gentse stadsbestuur maakt een thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op, het RUP Stedelijk Wonen. Daarmee wil de Stad stedenbouwkundige problemen

Nadere informatie

13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter

13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter 13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter 84 A Relatie met het afbakeningsproces In de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur van het regionaalstedelijk

Nadere informatie

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen

Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Afdeling ruimtelijke planning Een blik op de ruimtelijke planning in Vlaanderen 1. Krijtlijnen

Nadere informatie

RUP Kanaalzone West Wielsbeke. Bewonersvergadering OC Leieland 24/08/2016

RUP Kanaalzone West Wielsbeke. Bewonersvergadering OC Leieland 24/08/2016 RUP Kanaalzone West Wielsbeke Bewonersvergadering OC Leieland 24/08/2016 Inhoud Wat is een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP)? Welke plannen worden vervangen? Situering van het plangebied Hoger beleidskader

Nadere informatie

Sint-Niklaas - Lokeren

Sint-Niklaas - Lokeren Sint-Niklaas - Lokeren 1. Valleigebieden (KB 7/11/78) 0911 De agrarische gebieden met landschappelijke waarde die op kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven overdrukt zijn met de letter V hebben

Nadere informatie

Verslag aan de Provincieraad

Verslag aan de Provincieraad 3 e Directie Dienst 33 Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw Verslag aan de Provincieraad registratienr. 0414673 betreft verslaggever GEWESTELIJK RUP afbakening Zeehavengebied Gent-Inrichting N423/R4-R4 West

Nadere informatie

Start uitvoering werken Desteldonk - plantdag

Start uitvoering werken Desteldonk - plantdag Woensdag 9 februari 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Start uitvoering werken Desteldonk - plantdag Geachte schepenen, burgemeesters, Geachte aanwezigen,

Nadere informatie

gemeenteraad Besluit OPSCHRIFT Vergadering van 23 oktober 2017 Besluit nummer: 2017_GR_01011

gemeenteraad Besluit OPSCHRIFT Vergadering van 23 oktober 2017 Besluit nummer: 2017_GR_01011 gemeenteraad Besluit OPSCHRIFT Vergadering van 23 oktober 2017 Besluit nummer: 2017_GR_01011 Onderwerp: Aanvraag om stedenbouwkundige vergunning nr. 2017/07133 - Kuhlmannlaan/Riemekaai zn, 9042 Gent -

Nadere informatie

Waar ligt de regio Eemsmond - Delfzijl?

Waar ligt de regio Eemsmond - Delfzijl? Waar ligt de regio Eemsmond - Delfzijl? gemeente Eemsmond: 15.000 inwoners gemeente Delfzijl 25.000 inwoners gemeente Appingedam 11.000 inwoners Woongebieden en bedrijventerreinen Wat gebeurt er in de

Nadere informatie

COMPLEXE STADSPROJECTEN

COMPLEXE STADSPROJECTEN KENNISCENTRUM VLAAMSE STEDEN - interlokale vereniging COMPLEXE STADSPROJECTEN draaiboek Naam website KCVS NIEUWSBRIEF Oorspronkelijke naam document Nieuwsbrief Project Project Kanaalzone Gent Nieuwsbrief

Nadere informatie

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1 Provinciale weg N231 Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit Afdeling Openbare Werken/VROM drs. M.P. Woerden ir. H.M. van de Wiel Januari 2006 Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en

Nadere informatie

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik makend van GPS- en Versnellingsmeterdata The relationship Between the Physical Environment and Physical Activity in Children

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Er is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een kunstwerk

Nadere informatie

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie Postbus 299-4600 AG Bergen op Zoom + 31 (0)164 212 800 nieuwesluisterneuzen@vnsc.eu www.nieuwesluisterneuzen.eu Rapport Vlaams

Nadere informatie

Kwaliteit van het Openbaar Groen. Onderzoeksplan

Kwaliteit van het Openbaar Groen. Onderzoeksplan Kwaliteit van het Openbaar Groen Onderzoeksplan Rekenkamercommissie Haarlem Postbus 511 2003 PB Haarlem 023-511 30 38 https://gemeentebestuur.haarlem.nl/informatie-over/rekenkamercommissie/ rekenkamercommissie@haarlem.nl

Nadere informatie

Legende. PlanMer De Prijkels Deinze. Situering plangebied "De Prijkels" en zoekzones op gewestplan V N V.B

Legende. PlanMer De Prijkels Deinze. Situering plangebied De Prijkels en zoekzones op gewestplan V N V.B V V G Figuur 3.1.a : Situering plangebied "De rijkels" en zoekzones op gewestplan T Ontwerp afbakeningslijn Kleinstedelijk gebied plangebied M R O Andere zoekzones voor bedrijven R T 18219809.mxd gewijzigd

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Kortrijk. 1. Reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding (KB 4/11/77)

Kortrijk. 1. Reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding (KB 4/11/77) Kortrijk 1. Reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding (KB 4/11/77) 1082 De gebieden die als "reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding" zijn aangeduid, kunnen op initiatief van

Nadere informatie

Persbriefing. College van 3 juli 2015

Persbriefing. College van 3 juli 2015 Persbriefing College van 3 juli 2015 Stad Antwerpen creëert ruimte voor industrie en logistiek en pakt kantoorleegstand aan... 2 Antwerpen brengt stille stukjes stad onder de aandacht... 5 Persbriefing

Nadere informatie

gemeenteraad Besluit Onderwerp: Aanvraag stedenbouwkundige vergunning NR. 2017/ Kuhlmannlaan/Riemekaai - zaak van de wegen - Goedkeuring

gemeenteraad Besluit Onderwerp: Aanvraag stedenbouwkundige vergunning NR. 2017/ Kuhlmannlaan/Riemekaai - zaak van de wegen - Goedkeuring gemeenteraad Besluit OPSCHRIFT Vergadering van 25 september 2017 Besluit nummer: 2017_GR_00809 Onderwerp: Aanvraag stedenbouwkundige vergunning NR. 2017/07133 - Kuhlmannlaan/Riemekaai - zaak van de wegen

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel Inleiding Het proces om tot een locatiekeuze voor de vestiging van een asielzoekerscentrum (AZC) te komen is precair. In dit document wordt verder

Nadere informatie

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie Postbus 299-4600 AG Bergen op Zoom + 31 (0)164 212 800 nieuwesluisterneuzen@vnsc.eu www.nieuwesluisterneuzen.eu Rapport Vlaams

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Hoe versnipperde ruimte duurzamer inrichten? Het Vlaams beleid

Hoe versnipperde ruimte duurzamer inrichten? Het Vlaams beleid Hoe versnipperde ruimte duurzamer inrichten? Het Vlaams beleid Peter Cabus Duurzaam Ruimtegebruik Antwerpen, 23 maart 2018 Leiegardens 2014, Your Estate Solution Inhoud 1. Context 2. Witboek Beleidsplan

Nadere informatie

Stad Gent werkt aan Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Stedelijk Wonen

Stad Gent werkt aan Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Stedelijk Wonen Stad Gent werkt aan Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Stedelijk Wonen Het Gentse stadsbestuur maakt een thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op, het RUP 167 Stedelijk Wonen. Met dit RUP wil

Nadere informatie

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN " Afbakening kleinstedelijk gebied Waregem op het grondgebied Zulte " Deel 2: Grafisch plan Stedenbouwkundige voorschriften mei 2012 Deel 2: Grafisch plan en stedenbouwkundige

Nadere informatie

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. BBL Studienamiddag Brussel, 13 december 2016

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. BBL Studienamiddag Brussel, 13 december 2016 Beleidsplan Ruimte Vlaanderen BBL Studienamiddag Brussel, 13 december 2016 Inhoud Ruimte in een veranderende wereld We nemen veel ruimte in, een hypotheek op de toekomst Resultaat van de structuur en gewestplanning

Nadere informatie

RUP Beverlo centrum. Een nieuwe ruimtelijk kader voor versterken van de dorpskern. versterking. Dorpskern

RUP Beverlo centrum. Een nieuwe ruimtelijk kader voor versterken van de dorpskern. versterking. Dorpskern RUP Beverlo centrum Een nieuwe ruimtelijk kader voor versterken van de dorpskern Dorpskern versterking Vooraf: wat is een RUP? Ruimtelijke ordening en ruimtelijke planning Gewestplan legt bestemmingen

Nadere informatie

Een nieuwe wijk Groeningen een bijzondere opgave

Een nieuwe wijk Groeningen een bijzondere opgave Ontwerp De uitdaging Een nieuwe wijk Groeningen een bijzondere opgave Expresweg: barrière E19: geluid/fijn stof 1 Gelegen binnen Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (minstens 25 wo/ha) Groeningen

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Wetteren afdeling WETTEREN 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0397/00P000 [42302E0397/00P000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Wetteren afdeling WETTEREN 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0397/00P000 [42302E0397/00P000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0058751 Datum opzoeking themabestand: 6/04/2018 Referentienummer: MDK 3758 Zoekdata: Van Cromphoutstraat 23, 9230 - Wetteren

Nadere informatie

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën:

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 180 van LYDIA PEETERS datum: 1 december 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden - Ontwikkeling

Nadere informatie

datum 10 augustus 2018 project Bestemmingsplan Herveld, Tuyn van Limes vestiging Arnhem betreft Onderzoek bedrijven en milieuzonering uw kenmerk -

datum 10 augustus 2018 project Bestemmingsplan Herveld, Tuyn van Limes vestiging Arnhem betreft Onderzoek bedrijven en milieuzonering uw kenmerk - datum 10 augustus 2018 project Bestemmingsplan Herveld, Tuyn van Limes vestiging Arnhem betreft Onderzoek bedrijven en milieuzonering uw kenmerk - versie 001 ons kenmerk M.2016.0750.01.N001 auteur 2e lezer/secr.

Nadere informatie

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL. Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL. Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018 Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Van alleen

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit 3 e Directie Dienst 33 Ruimtelijke ordening en Stedenbouw Provincieraadsbesluit betreft verslaggever PROVINCIAAL RUP 'MUSEUMSITE VELZEKE' TE ZOTTEGEM Definitieve vaststelling de heer Marc De Buck De Provincieraad,

Nadere informatie

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76)

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76) Veurne - Westkust 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76) 0410 De gebieden voor toeristische recreatieparken die op de kaarten welke de bestemmingsgebieden omschrijven, in oranje gekleurd en met de letters

Nadere informatie

Oostende - Middenkust

Oostende - Middenkust Oostende - Middenkust 1. Toeristisch recreatiepark (KB 26/01/76) 0410 De gebieden voor toeristische recreatieparken die op de kaarten welke de bestemmingsgebieden omschrijven en oranje gekleurd en met

Nadere informatie

Bedrijven en milieuzonering Horeca paviljoen, Mercuriusplein Berlicum

Bedrijven en milieuzonering Horeca paviljoen, Mercuriusplein Berlicum Bedrijven en milieuzonering Horeca paviljoen, Mercuriusplein Berlicum Rapportnummer: P16.570.01-02 Opdrachtgever: Contactpersoon: Aeres Milieu De heer T. Thijssen Onderzoek: Rapportnummer: Bedrijven en

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug Notitie Contactpersoon Gosewien van Eck Datum 14 november 2013 Kenmerk N001-1220333GGV-evp-V01-NL Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug 1 Inleiding De gemeente

Nadere informatie

stationsomgeving Gent Sint-Pieters - Koningin Fabiolalaan

stationsomgeving Gent Sint-Pieters - Koningin Fabiolalaan gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan stationsomgeving Gent Sint-Pieters - Koningin Fabiolalaan informatievergadering 7 maart 2006 openbaar onderzoek van 27 februari 2006 tot 27 april 2006 1 inhoud toelichting

Nadere informatie

Ontwikkelingen in milieugezondheidsrisico. milieugezondheidsmaten. Brigit Staatsen Danny Houthuijs

Ontwikkelingen in milieugezondheidsrisico. milieugezondheidsmaten. Brigit Staatsen Danny Houthuijs Ontwikkelingen in milieugezondheidsrisico s en milieugezondheidsmaten Brigit Staatsen Danny Houthuijs 1 Trends in milieugezondheidsrisico s Concentraties dalen, luchtverontreiniging en geluid blijven probleem

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Vlaanderen en in uw gemeente. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in Vlaanderen en in uw gemeente. Koen Toté - VMM Luchtkwaliteit in Vlaanderen en in uw gemeente Koen Toté - VMM VMM meet de luchtkwaliteit 13/03/2019 3 Luchtkwaliteit in Vlaanderen Waaraan toetsen we? Grens- en streefwaarden van de Europese Unie (EU)

Nadere informatie

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté Overzicht presentatie Waarom luchtmetingen in Vlaanderen? Evolutie van de laatste decennia Toetsen van de luchtkwaliteit aan de heersende

Nadere informatie

Bedrijven- en milieuzonering gebiedsontwikkeling Schokkerhoek in Urk

Bedrijven- en milieuzonering gebiedsontwikkeling Schokkerhoek in Urk Notitie Contactpersoon Suzanne Swenne Datum 1 maart 2016 Kenmerk N001-1235703SBO-wga-V01-NL Bedrijven- en milieuzonering gebiedsontwikkeling Schokkerhoek in Urk 1 Aanleiding De gemeente Urk is momenteel

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

een plek op de luchthaven economie en ruimte om te ondernemen

een plek op de luchthaven economie en ruimte om te ondernemen een plek op de luchthaven economie en ruimte om te ondernemen START colloquium ruimte om te ondernemen ruimte om te on ndernem men STA ART collo oquium Een plek op de luchthaven Vlaams beleidskader d =

Nadere informatie

Quickscan Bedrijven en Milieuzonering Sportlaan 2-4 Gemert

Quickscan Bedrijven en Milieuzonering Sportlaan 2-4 Gemert Quickscan Bedrijven en Milieuzonering Sportlaan 2-4 Gemert Quickscan Bedrijven en milieuzonering in opdracht van Ordito mevrouw drs. R. van de Ven Postbus 94 5126 ZH GILZE betreffende de locatie Sportlaan

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Gent afdeling GENT 16 AFD, sectie K met perceelnummer 0567/00P000 [44816K0567/00P000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Gent afdeling GENT 16 AFD, sectie K met perceelnummer 0567/00P000 [44816K0567/00P000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0027558 Datum opzoeking themabestand: 19/02/2018 Referentienummer: MDK 3742 Zoekdata: Zonnebloemstraat 98, 9000 - Gent Datum

Nadere informatie

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES

SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES SCREENING VAN DE PLAN-MER-PLICHT GEÏNTEGREERD ADVIES Planologisch attest Scheys beton N.V. 30/09/2015 Titel Opdrachtgever Contactpersoon opdrachtgever Opdrachtnemer Plan-MER-screening Planologisch attest

Nadere informatie

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim. Bullying at work and the impact of Social Support on Health and Absenteeism. Rieneke Dingemans April 2008 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Koen Toté - VMM Overzicht presentatie Luchtkwaliteit 2017 getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van fijn stof en stikstofdioxide

Nadere informatie

Ruimte is schaars en de ontwikkeling van bedrijventerreinen en havengebieden in samenhangende clusters als economische

Ruimte is schaars en de ontwikkeling van bedrijventerreinen en havengebieden in samenhangende clusters als economische Op 20 maart 2019 zijn de verkiezingen voor de Provinciale Staten. De Provincie Zeeland staat voor belangrijke keuzes. Op het terrein van energie, gebiedsontwikkeling, economie en infrastructuur liggen

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Laboratorium voor geo-informatiekunde en remote sensing

Laboratorium voor geo-informatiekunde en remote sensing Auteurs: Lukasz Grus (Wageningen University), Arnold Bregt (Wageningen University), Dick Eertink (Kadaster) Datum: 15 december 2015 De effecten van open data BRT na 3 jaar Open data zijn in, zowel in Nederland

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Roeselare - Tielt. 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79)

Roeselare - Tielt. 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79) Roeselare - Tielt 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79) 0180 De gebieden die als "reservegebied voor woonwijken" zijn aangeduid, kunnen op initiatief van de gemeente of de vereniging van gemeenten

Nadere informatie

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen? Welke percepties leven er bij werknemers en studenten omtrent de logistieke sector? Lynn De Bock en Valerie Smid trachten in hun gezamenlijke masterproef

Nadere informatie

BIJLAGE 1. Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten

BIJLAGE 1. Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten BIJLAGE 1 Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten Toelichting bij de lijst van bedrijfsactiviteiten Algemeen De lijst van bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de richtafstandenlijsten voor milieubelastende

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

R4 oost = De groene navelstreng van de rechteroever?

R4 oost = De groene navelstreng van de rechteroever? ADVIES TOT BUFFERING MASTERPLAN V.L.M. & A.W.V. R4 oost = De groene navelstreng van de rechteroever? 1 Inhoud 1. Situering 2. Aandachtspunten Sint-Kruis-Winkel 3. Dorpsbevraging 4. Vraag om versnelde realisatie

Nadere informatie

Oplegnotitie Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten'

Oplegnotitie Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' Oplegnotitie Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' Op de volgende pagina s is een toelichting gegeven op de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Nadere informatie

Bestaand regionaal bedrijf

Bestaand regionaal bedrijf gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bestaand regionaal bedrijf Makro te Antwerpen Bijlage II: stedenbouwkundige voorschriften Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0091350 Datum opzoeking: 1/06/2018 Referentienummer: Paul Bellefroidlaan 29 Zoekdata: Paul Bellefroidlaan 29, 3500 - Hasselt

Nadere informatie

Handelsdokbrug. Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Informatievergadering Donderdag 2 februari 2012, om 20 uur

Handelsdokbrug. Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Informatievergadering Donderdag 2 februari 2012, om 20 uur Nero Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan Handelsdokbrug Informatievergadering Donderdag 2 februari 2012, om 20 uur De Centrale, Kraankindersstraat 2, 9000 Gent Openbaar onderzoek van 9 januari tot 8

Nadere informatie

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren TOELICHTING op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren Inleiding Door de raad van de toenmalige gemeente Nederhorst den Berg, welke tegenwoordig

Nadere informatie

GOOISEKANT-DE UITGEVERIJ

GOOISEKANT-DE UITGEVERIJ Rapportage luchtkwaliteit GOOISEKANT-DE UITGEVERIJ Datum : 19 nov. 2015 Status : Ontwerp Disclaimer: Niets uit dit rapport mag zonder toestemming van de gemeente Almere worden gebruikt of gepubliceerd.

Nadere informatie

Onderzoek Milieuruimte

Onderzoek Milieuruimte projectnr. 237096 revisie 00 maart 2011 Auteur: ing. F.A.M. Kriellaars Opdrachtgever VORM Ontwikkeling B.V. Postbus 16 3350 AA, Papendrecht datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave 18-3-2011

Nadere informatie

N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK

N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK PROVINCIE OVERIJSSEL 24 augustus 2015 078483231:C - Definitief B03203.000003.0600 Inhoud 1 Inleiding... 2 2 Wet- en regelgeving luchtkwaliteit...

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het landinrichtingsplan Zelzate-Zuid

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het landinrichtingsplan Zelzate-Zuid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het landinrichtingsplan Zelzate-Zuid DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 28 maart 2014 betreffende de landinrichting, artikel 3.3.1, artikel

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Mechelen afdeling MECHELEN 3 AFD, sectie D met perceelnummer 0330/00A002 [12403D0330/00A002]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Mechelen afdeling MECHELEN 3 AFD, sectie D met perceelnummer 0330/00A002 [12403D0330/00A002] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0015091 Datum opzoeking themabestand: 30/01/2018 Referentienummer: BMB146 Zoekdata: Wagonstraat 21, 2800 - Mechelen Datum opzoeking:

Nadere informatie

GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ZELZATE ONTWERP

GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ZELZATE ONTWERP GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ZELZATE ONTWERP COLOFON Opdracht: Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Zelzate Opdrachtgever: Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Opdrachthouder: SORESMA

Nadere informatie

Detailhandel in Vlaanderen: Barometer 2015

Detailhandel in Vlaanderen: Barometer 2015 STEUNPUNT ONDERNEMEN EN REGIONALE ECONOMIE NAAMSESTRAAT 61 BUS 3550 BE-3000 LEUVEN TEL + 32 16 32 66 61 FAX + 32 16 37 35 11 store@kuleuven.be www.steunpuntore.be Beleidsrapport STORE-B-15-012 Detailhandel

Nadere informatie

Summary 124

Summary 124 Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities

Nadere informatie

Procedures en terminologie Lindelei. 11 september 2018 infomoment

Procedures en terminologie Lindelei. 11 september 2018 infomoment Procedures en terminologie Lindelei 11 september 2018 infomoment Inhoudsopgave 1. huidige bestemming Lindelei 2. gemeentelijk ruimtelijk structuurplan bestemmingsplan 3. RUP Lindelei = bestemmingsplan

Nadere informatie

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon.

In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. 12. Vergunningen. In dit hoofdstuk gaan wij op zoek naar de verschillende vergunningen die nodig zijn voor de opstart van een kapsalon. Er zijn 3 type vergunningen : 1. Stedebouwkundige vergunning (bouwvergunning)

Nadere informatie

LOG Montfort - Maria Hoop

LOG Montfort - Maria Hoop LOG Montfort - Maria Hoop Notitie Milieuruimte Definitief Gemeenten Roerdalen en Echt-Susteren Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 8 januari 2014 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2

Nadere informatie

Akoestiek en bestemmingsplan Sotaweg Roelofarendsveen. Gemeente Kaag en Braassem

Akoestiek en bestemmingsplan Sotaweg Roelofarendsveen. Gemeente Kaag en Braassem Akoestiek en bestemmingsplan Sotaweg 134-150 Roelofarendsveen Gemeente Kaag en Braassem 26 februari 2013 Auteur: Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte John Westerdiep Thomas a Kempisstraat 26 7009 KT Doetinchem

Nadere informatie

Toespraak Evelyne Huytebroeck Geluidskadaster voor vliegtuigen

Toespraak Evelyne Huytebroeck Geluidskadaster voor vliegtuigen Toespraak Evelyne Huytebroeck Geluidskadaster voor vliegtuigen Goedemiddag iedereen, Het kadaster dat ik u op woensdag 14 november 2007 voorstelde, is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen

Nadere informatie

Werklocaties. Nota Kantoren Rotterdam samengevat. 19 juni 2019

Werklocaties. Nota Kantoren Rotterdam samengevat. 19 juni 2019 Werklocaties Nota Kantoren Rotterdam samengevat 19 juni 2019 2 Ruimtelijkeconomisch beleid voor kantoren in Rotterdam Voor een aantrekkelijke, economisch sterke stad is er evenwicht nodig tussen zowel

Nadere informatie

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit GEMEENTERAAD Ontwerpbesluit OPSCHRIFT Vergadering van 14 januari 2016 Besluit nummer: 2016_GR_00025 Onderwerp: Aanvraag stedenbouwkundige vergunning - nummer 2015/01150 - Bijzondere Procedure - nieuwe

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Zaventem afdeling ZAVENTEM 4 AFD/STERREBEEK/, sectie B met perceelnummer 0057/00L003 [23082B0057/00L003]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Zaventem afdeling ZAVENTEM 4 AFD/STERREBEEK/, sectie B met perceelnummer 0057/00L003 [23082B0057/00L003] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0022281 Datum opzoeking themabestand: 9/02/2018 Referentienummer: BMB145 Zoekdata: Jul. Lagaelaan 24, 1930 - Zaventem Datum

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest Overzicht presentatie Luchtkwaliteit getoetst aan de normen Impact van deze luchtkwaliteit op onze gezondheid Bespreking van stikstofdioxide en fijn stof De nieuwste

Nadere informatie