ääliks aalte aaltied ait acht dääge achte achtentwintig ächterbokse ächtereande achteren achterhen ächterkeer ächterleene achterumme

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ääliks aalte aaltied ait acht dääge achte achtentwintig ächterbokse ächtereande achteren achterhen ächterkeer ächterleene achterumme"

Transcriptie

1 Deze tekstuitgave is vervaardigd door medewerkers van de Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal o.l.v. Nicoline van der Sijs en Hans Beelen. De tekstuitgave vormt een onderdeel van de elektronische Woordenbank Nederlandse Dialecten (ewnd), op {p.1} Woordenboek dialect van Vriezenveen Dokter L. Jonker, met aanvullingen van dr. H.G. van Grol, voorheen huisarts te Vriezenveen {p.2} ääliks, te nauwernood aalte, gier aaltied, ook: ait, altijd acht dääge, een week; våndääge uaaver acht dääge: vandaag over een week achte, acht achtentwintig, [ax e ntwintǝg] achtentwintig ächterbokse, (v.) de ächterbokse åntrekken: terugkrabbelen ächtereande, (o.) achtereind; zoo dom as et ächtereande vån n vaiken achteren, [axtǝ r n] achteren; vån achteren, hen achteren: van achteren, naar achteren achterhen, kiekt der nog es achterhen: kom nog eens aanlopen ächterkeer, onderdeel van een wagen, dat de verbinding vormt tussen de achterwielen ächterleene, (v.) touw of lijn waarmee de wiiezeboom van een hooiwagen wordt neergetrokken achterumme, achterom achterummekiekertien, (o.) viooltje ächterweernties, achterwaarts achterwiääge laoten, achterwege laten achttääge, zie: dag achtteine, achttien åf, af. Åf en tou: af en toe. affel, (m.), navel, lummel, opschepper. Wat nen affel is dät. åfhauen, (häu åf, åfehäuen): afhakken; een geslacht dier in stukken snijden; ook: een pak slaag geven åfjach, åfjacht, åfjacht giieven: afsnauwen åfkunnigen, afkondigen. Åfekunnigt is een bruidspaar, wiens ondertrouw in de kerk is åfeliääzen (afgelezen). åfläggen, afleggen, een lijk kisten, ook: gemaaid koren in bundels verdelen, waarna er schoven van worden gebonden. Hei mos et åfläggen: hij kon het niet volhouden of: niet winnen. åfnaoberen, breken met de buurt bij vertrek åfnièmen, afnemen, afleren. Dät zal ik em åfnièmmen: dat zal ik hem afleren. åfrikken, omheinen met rikkenge paaltjes en smalle plankjes åfschuättelen, achteruitdrukken, terugstellen (van een stiefkind b.v.). åfsnauen, (zwak ww.) afsnauwen. åfstrieden, betwisten åfträän, aftreden, een functie neerleggen. He is åfeträän. Ook: met stappen afmeten. Hei hef de leangte vån et gäörntien åfetret. åfträân, met stappen afmeten, b.v. van grond åftrauen, (zwak ww.) echtscheiden åfwiääven, Hei is ån et åfwiääven: hij ligt op sterven. åfzäggen, bekend maken in de kerk. n Doomneer hef et in de kaike åfezegt. {p.3}

2 åfzetter, (m.) afzetter; ook: een gereedschap van een turfgraver åfzöönderen, afzonderen ageetneit, in het geheel niet ägge, (v.) kant; de långe ägge, de kuotte ägge; bie ägge: thuis, bij de hand ägge, (v., zn) eg äggen, (ww.) (ägde, e-ägt): eggen a-i, (<as i) als je äi, (o.), mv. äier, verkleinv. äichien: ei; eimaond t äi üt t gat vraogen; t äi in de niötteln läggen äierkuarf, (m.) eiermand (korf); bånge wiään vüür zienen äierkuarf: zich zorgen maken om zijn gezondheid aif, [aĭf] (o.), verkleinv. äifien [aĭftiñ]: erf aifenisse, (v.) mv. aifenissen, erfenis aifte,, (v.) mv. aiften, verkleinv. äiftien: erwt aig, erg; ains aig in hebben: erg hebben in iets aigenisse,, (v.) mv. aigenissen, ergernis aigens, ergens. Wůůr aigens aigern, [aĭgǝ r n] ergeren; daor aigere ik mi ån: daar erger ik mij aan äijong, [aeĭon] och jongen, uitroep van verbazing of twijfel äilaond, (o.) eiland aim, (bn.) arm aim (m., zn.) mv. aime, verkleinv. äimtien: arm; met n krommen aim kuommen: een geschenk aanbieden aimen, n algemeinen aimen: armbestuur, het burgerlijk armbestuur aimenbuül, [aĭṃbǖl] (m.) mv. aimenbüüle: kerkzakje van de diaconie aimenstaot, (m.) armbestuur (kerk), later: diaconie aimoud, (m.) armoede; vån aimoud: noodgedwongen; aimoud hebben uaaver eimaond: met iemand te doen hebben aimöudig, [aĭmœŭdǝg] armoedig aimstoul, (m.) armstoel ains, ergens aive, (zn.) mv. aiven: erfgenaam äkker, (m.) mv. äkkers: akker akkevietien, (o.) karweitje äkse, (v.) aks, grote bijl voor ruw behakken äksen, (m., bn.) achterste; het äkste peerd: het achteraanstaande paard äksten, (zn.) achterste al, [ă] (bw.) waar; dät is al: dat is wél waar; tegenst.: dät is niet Ale, [ālә] (eigennaam) Aaltje; zie ook: Äöle algerak, geweldige bof; als b.v. iemand uit een paar honderd sollicitanten wordt gekozen, zegt men: dät is ok n algerak {p.4} aliekalleis, geheel en al gelijk allebäide, allebei. Gendag [gǝndag] allebäide: goeden dag (tot twee personen). alleene, alleenig, alleen alleis, gelijk, eender; gelieke alleis: precies eender allemån, iedereen allemaole, allemaal allen drommel, de hele kliek Allooslaond, oorspr.: Haaloversland; naar de vroegere eigenaar Jan Hendriksz. Haalover, die daar woonde in de 1e helft van de 18e eeuw

3 alloozie, horloge almnak, almanak; almnak lüüegenzak als, alles åimbiöstig, aamborstig; van paard: deampig amme, (samentrekking) als wij åmper ån, zelden, bijna nooit; het koomp åmper ån niet meer vüür ån, aan; hei is mi wier ån: hij heeft mij ingehaald; de schoule is ån: de school is begonnen; hei is ån et haiken: hij is bezig met harken; het is ån tusschen dei bäiden: die twee zijn het eens; het is dikke ån ån n dag scheiten, terloops te berde brengen ånbeiden, [ånbæĭṇ] aanbieden ånbelången, wat dät ånbelången: wat dat betreft ånbestiääden, [ǫñbǝstĭǣñ] aanbesteden ånbeträffen, wat dät ånbeträffen: wat dat betreft ånbrengen, tijd hebben; hei kån et ånbrengen ånejacht, (bn.) nerveus, gejaagd åneschuätten, aangeschoten, lichtelijk dronken ångaon, leven maken, beginnen; wat gaot dei wichter et ån; de kaike geit ån; het is em verliieden [vlī e n] wiäkke ånegaon: hij is verleden week ziek geworden ångel, (m.) hengel ångeln, hengelen ånhaalderig, aanhalig ånhaalen, afhalen, in beslag nemen, toenemen; de kemiize hebt ne kou ånehaalt; daor is gein ånhaalen ån: het is niet te betalen; de weend haalt ån; het möt niet ånhaalen: het moet niet gekker worden ånhaalige, (v.) ne ånhaalige douwen: een boodschap doen, iets uit b.v. de halen ånhissen, aanhitsen ånhissen, aanhitsen. Ik zal ů n hoond ånhissen. ånhoolen, aanhouden, niet prijs geven ånjääger, bak op wielen waarin water werd ånejacht bij brand {p.5} ånkriigen, (kreeg ån, ånekriiegen): aanpakken ånmaaken, opschieten ånmiätten, aanmeten; zie miätten ånpat, apart, bijzonder ånpattien, onderonsje ånpöönten, aanpunten ånpreesenteeren, aanbieden ånpuatten, aanpoten, bijpoten; ne zeikte ånpuatten: een ziekte overbrengen; bööme ånpuatten: bomen aanplanten ånrekken, aanreiken ånroupen, aanroepen, (iemand) afhalen om mee te gaan ånschaipen, (rikpalen) puntig maken ånspräkken, (sprak ån, ånespräkken, dů sprekst ån, hei sprek ån): aanspreken, bezoeken van een zieke ånstellen, aanstellen ånstellerig, aanstellerig ånstengeln, treuzelend komen aanlopen; ook: sneller gaan lopen ånstiäkken, aansteken, besmetten åntou, aantoe; dät is daor antou: dat kan ermee door, dat moge zo zijn; daor zin ik zoo meer niet åntou: dat doe ik zo maar niet.

4 åntrekken, aantrekken, aankleden; zich åntrekken: zich aankleden åntrekkers, metgezellen van de bruidegom, die vroeger met hem de bruid gingen afhalen voor de kerkelijke trouwing. Zij werden verondersteld de bruidegom te helpen aankleden ånwodden, aanwendsel ånzäggen, aanzeggen, mondeling bekend maken van geboorte, overlijden enz. ånzäggers, aanzeggers, buren die zich met het aanzeggen belasten ånzöuten, tot een begeerte worden (?) Ao, (de), riviertje de Aa Aobůůr, (den) [dәnǭbůr] de Aaboer; bewoner van een herberg aan de Aa Aodåm Adam aodem, [ǭm] (m.) adem aol, (mv.) äöle, verkleinv. äöltien: aal aolbäien, zwarte aalbessen aolscheere, (v.) brede vork met dich aaneen staande platte tanden met weerhaken aan een lange stok, waarmee men aal steekt. aolstiäkken, aalsteken aom, (m.) adem. Achter n aom: buiten adem {p.6} aonder, ander aondermån, [ǭndәrmǫñ] iemand anders. Ziene katte is biätter as aondermåns kou: wat van hemzelf is vindt hij altijd het beste aonders, ook: aons [ǭñs] anders aondertweggen ook: in n aonderweg: elders; hei koomp vån aondertweggen: hij komt van elders aonderweg (in n) elders; zie ook: aondertweggens aord, (m.) aard. Op dei aord en wiize: op die manier. Vån den aord wiään: de gave van heksen bezitten. aore, [ō e rә] (v.) mv. aoren, verkleinv. äörtien: aar (korenaar) aorend, arend, doffer (mannetjesduif) aorig, aardig aorig, ook: aarig: aardig. Aaorig wat: tamelijk veel aorighäid, (v.) aardigheid. Daor heb ik aorighäid ån: daar heb ik plezier in. aos, (o.) aas, guit. Wat n aos: wat een guit aosem, asem Appe, (eigennaam) Albert appelsoppe, (v.) [apәlsǫpә] appelmoes arig, eigenaardig, ook in ongunstige betekenis arke, (v.) Ne arke vån n hüs: een kast van een huis as, als asche, [asxә] (v.) as (verbrandingsproduct) ässien, zie: bikkel as-te, (<as dů); als jij; Net as dů: net als jij astertou, erg, in hoge mate. Hei lög astertou: hij liegt of het gedrukt staat. astrånt, brutaal, vrijpostig Äubt, (eigennaam) Egbert (jongensnaam) avvekaot, (m.) advocaat aziin, [azīñ] m., neerlandisme, zie: iättik. I vångt meer vleigen met stroop as met aziin. bääkern, bakeren bääkster, (v.) baker bäälie, (v.) balie, tobbe

5 bään, [bǣñ] baden. Ook het nat maken van twijgen (maar ook droog (?)) om ze te buigen zonder breken bääne, (v.) baan baas, (m.), mv. bääze, verkleinv.: bääsien: baas bääte, nut, voornamelijk van geneesmiddel. Alle bääte helpt wat. babbel, praatjes, beuzelarij bäffe, (v.), mv. bäffen, verkleinv. bäffien: bef Bagiinenlaond, land dat van 1474 tot 1620 toebehoorde aan het Bagijnenklooster te Almelo. {p.7} bäide, beide bäie, (v.), mv. bäien, verkleinv. bäichien: bes baig, (m.), mv. bäige, verkleinv. bäïchien: berg baigen, (ww.) (biörg-ebiörgen): bergen baim, (m.), ook: barm: berm bais, barrevoets baisbeins, barrevoets. Baische beine bäitel, (m.) beitel bakkebaord, (m.) bakkebaard bäkker, (m.) bakker baksläägen, stoeien bäldern, gezegd van een wagen, die met veel geraas over de straat rijdt. balg, (m.) buik, speciaal van dieren. Hei hef gein bůk of balg: hij is mager. balgreim, [balg-ręĭm] (m.), mv. balgreime, verkleinv. balgreimtien: buikriem balken, (m. zn.) zolder balken, (ww.) loeien (van vee) balkenhaazen, (m.) dakhaas, kat balkenslop, (o.) opening in de zolder om hooi e.d. van af de wagen aan te reiken. ballast, (m.) vierkante schop; later ook: batse balschen, [balsxәn] schreeuwen van katten in maart. Zie ook: beeren bån, [bǫñ] vrijplaats bij krijgertje spelen. Vån bån tot bån: tussen twee vrijplaatsen. bånge, bang bångig, bangelijk Bännäd, (eigennaam) Bernard baoi, baai (dik wollen weefsel) baoken, baken baondeloos, bandeloos baord, [bō r t] (m.) baard. n Baord der åf kriigen: een flink standje krijgen. baordhaanen, (m.) iemand met een bakkebaard baos, (m.) alvleesklier baschen, [basxәn] waden, dringen. Üaaveral düürhen baschen; Wat hebt ze düür de ragge ebaschet. basse, (v.) dij bast, (m.), mv. bäste, verkleinv. bästien schors, ook barst Zie ook: biöst basten, (biöst, ebiössen) [basәn] (ww.) barsten Bät, (eigennaam) Bert, Bertus {p.8} batse, (v.), mv. batsen: vierkante schop; zie: ballast bauen, (baude, ebaut): bouwen, ploegen. Ummebauen: omploegen baumäistertien, (v.) witte kwikstaart bäus, (o.) mv. bäuze, verkleinv. bäusien: buis of jas. ook: ondeugende jongen. Taobäus: taai persoon

6 beadeln, [bǣdәln]: bedelen [bēdәlәn] bealt, (m.) hoop, vaalt. zie: mesbealt beanteln, (ww.) stoeien, ravotten Beantem, Bad Bentheim bedaiven, (bediörf, bediörven): bederven bedeilen, bedelen [bәdēlәn] bedeilige, (v.) bedeling [bәdēliŋ] bedreigen, (bedröug, bedräägen; dů bedrögst, hei bedrög): bedriegen bedril, dät is zien bedril: dat heeft hij doorgedreven bedroufd (bn.) bedroefd. n bedroufd bièttien: heel weinig bedůůsd, bedwelmd, suf beenden, (böön, eböönden [әbøṇ]; dů beendst, hei beend): binden beent, bint beer, (m.) beer (roofdier en mannelijk varken) beer, (m.), mv. beeren: beer beer, [bē r ] (o.) bier beeren, [bē r ṇ] zie: balschen. De katten beert. beerendoorn, (Primula auricula) berenoor beers, tochtig begaovige, (v.) toeval, vallende ziekte begengeln, hard slaan, afrossen (van iemand) begiäären, begeren begriepen, (grep, egreppen; dů gripst, hei grip): begrijpen begrooten, bezwaren. Het begrootet [bәgrôṭ] mi: het bezwaart mij behäägen, behagen behöufte, (v.) behoefte beiden, [bęĭṅ] (buää, ebuään; ik beide [bęĭә], dů bódst, hei böd, wi, i, zei beidt): bieden bein, (o.), mv. beine, verkleinv. beintien: been. Natte beine: natte voeten beist, (o.) beest beiste, pl. tantum: (het) rundvee {p.9} beisteheeder, (m.) koeherder beistemelk, (v.) biest. beistemelkspånnekouke. beistevläis, (o.) rundvlees beistevoor, (o.) koeienvoer bejödden, bedotten, (iemand) er tussen nemen bekken, kijven bekkeriie, [bękәrī e ] scheldpartij bekwaom, bekwaam, niet dronken, week, buigzaam, soepel, makkelijk, geschikt belaaven, (zwak ww.) beloven, verzekeren. Dät belaave ik di: dat verzeker ik je beleerd, (bn.) afgericht beliine, [bәlīnә] (v.) balein belken, hard huilen bellen, (mv.) flarden. De bellen hångt der bie: de flarden hangen er aan. belmööndig, verwaarloosd, onbeheerd. Belmööndig laond belschen, belzen (bepaalde vrucht) bemäistern, bemeesteren, de baas spelen over iemand bemööien, bemoeien benäämd, voornamelijk Benads (eigennaam), Bernardus benäödern in beslag nemen. De kemiize hebt de kou benäödert

7 benäud, (bn) benauwd benette, (v.) zwarte muts met veer, gedragen door jonge meisjes. Frans: bonnet benieden, benijden beniejen, benieuwen. zie: nieje douen benne, (v.) draagkorf benöumen, (zwak ww.) benoemen. Iemand is ook benöumd wanneer een kind uit de familie naar hem of haar genoemd is. benul, (o.) verstand. Daor heb ik gein benul vån. beriept, (bn.) met rijp bedekt beröörsel, (v.) beslag, b.v. voor pannekoeken beröörte, (v.) beroerte beröumd, beroemd beroup, (o.) beroep beroupen, (beröup, beroupen; dů beropst, hei berop): beroepen (predikant). Ik kån em nog net beroupen: zo hard roepen, dat hij mij hoorde. berre, (o.), mv. bedden, verkleinv. berrechien: bed, ook kraambed. Dieksoom hef de vraue in berre. {p.10} berrebůůr, beddetijk berregaonstied, (v.) bedtijd berreplaonke, (v.) beddeplank, dwarsplank aan het einde van een bedstede, waar een en ander gerief op gezet kan worden. berrestiäâ, (<berrestiäade) (v.) bedstede berrestiää, (v.) bedstede berretog, (o.) mv. berretuääge: bedovertrek beschäid, (o.) bescheid; beschäid douen, beschäid zäggen: bericht geven; klaor beschäid weeten: volledig op de hoogte zijn; n wies beschäid: een brutaal antwoord beschot, (o.) opbrengst, b.v. van de oogst; ook: afschutting besjůchel, beet nemen beslag, (o.) hoefijzers van een paard, ook: deeg voor koeken. Het kreeg zien beslag: het kwam in orde; beslag läggen: beslag leggen. besniien, [bәsnī e ñ] beslaan van een paard bespouken, bespotten, (?) achter de rug bessem, (m.) bezem. bessemriesboom, (m.) berkenboom bessien, (o.) besje, oud vrouwtje bestaon, (o., zn.) bestaan, karakter. Goud wlään vån bestaon. bestaon, zich, (ww.) zich in stand houden bestemoor, (v.) vroedvrouw. ook: wiizemoor bestiääden, [bәstĭǣñ] besteden; zich bestiääden: een dienstbetrekking aannemen betäälen, [bәtǣlŋ] betalen betoethaspeln, bespotten, belazeren betög het betög: het betrekt. De locht betög. betöun, schaars, ook: gewild; t waik is betöun rechtevoort; as snieder is hei betöun: als kleermaker is hij gezocht betrekken, betrekken Bets, Bet (eigennaam) Bert, Bertus bevallen, (bevöl, bevöllen; dů bevallst, hei bevaalt): bevallen. Dät bevaalt mi. beveenden, (bevöön, bevöönden): bevinden beveendige, (v.) godsdienstig beleven bevrään, niet, niet bevroren = vrijpostig. (alleen negatief gebruikt).

8 bewiäägen, bewegen bezet, dat is met gevaor bezet: zie gevaor beziätten, (bn.) bezeten biää, (v.) bede. Zie ook: mesbiäâ en zaondbiäâ {p.11} biään, baden, ook: wilgenstokken van de bast ontdoen door ze in een warme bakkersoven te leggen biäkkern, of biääkern; in de zunne biäkern: koesteren in de zon biätter, beter biättern, (zwak ww.) beteren. Hei biättert niet wier: hij wordt niet weer beter bibberaosie, (v.) beverigheid bibele, (v.) bijbel. bibelsteinties, tegeltjes met bijbelse voorstellingen bie, bij bieje, [bīә] (v.) mv. biejen [blĭn]: honingbij. Niäärig as ne bieje: ijverig als een bij. biejenkuarf, (m.) mv. biejenkuärve, verkleinv. biejenkuärfien: bijenkorf biejenvrätter, (m.) bijenwolf (insect) bienääm, (m.) bijnaam bièrk, [bĭęrk] berkenboom biester, bijster. n Biester keerltien: een nijdig ventje; biester wiäär: slecht weer; glad kaont op n biestern ook: op t rebat wiään: van streek, wild, doldriftig zijn. bietäst, (m.) aanpak. Het is meer nen bietäst. Zie ook: toutäst bietästen, (zwak ww.) aanpakken, helpen. Täst eins effen bie: help even een handje bietemom, (m.) boeman, bedreiging voor kinderen, geacht verblijf te houden in het water, om kinderen bij een sloot weg te houden. Niet bie den sloot, daor zit nen bietemom in. bieten, (bièt, ebiètten; ik biete, dů bitst, hei bit, wi, i, zei bietet [biṭ]) bijten bieterig, bijtlustig biethaanen, [bithäṇ] vechthaan met afgesneden kam en lellen biets, bijtlustig bièttien, (o.) (een) beetje biieven, [bī e ven] beven Biieven as ne rusche [røskә]: beven als een riet. biieverig, [bī e vәrәg] beverig biiezig, [bī e zәg] bezig biile, [bīlә] (v.) mv. biilen, verkleinv. bieltien: bijl bikeers, (m.) schrijnende, gezwollen bilnaad bikkel, (m.) beentje uit een schapenpoot, waarmee meisjes bikkelen bikken, (zwak ww.) bikken, kalk afbikken binnenbeins, binnenbeens binnenlaond, (o.) land (?), het dorp binnenvetter, (m.) iemand die meevalt binnertin, naar binnen, dorpswaarts binnertin gaon, naar huis gaan {p.12} biöllen, hard loeien van een rund biön, beun, vliering, gellerij (kerk) biön, [bīœñ] (o.) buntgras biönhaazen, (m.) beunhaas biönpol, (m.) mv. biönpölle: pol van buntgras biönspier, mv. biönspiers: halm van buntgras biörge, borg biörgemäister, burgemeester biörger, (m.) burger

9 biössel, (m.) mv. biössels, verkleinv. biösseltien: borstel, eigenzinnig persoon biöst, (v.) mv. biöste, verkleinv. biöstien: a. borst, b. barst; Het op de biöst hebben: borstaandoeningen hebben. Zie ook: bast biöstboom, (m.) borstboom, rol van een weefstoel, waar het weefsel wordt opgewonden. birremån, ook: biddemån: bedelaar birrevraue, ook: birrewief: bedelares bit, (o.) bijt, in het ijs gehakt, stang van een toom, mondstuk van een pijp (om te roken) bizöönder, bijzonder bizzen, hard lopen van koeien door horzels en tegen onweer. As de eine kou bist, stiäkt de aondern n stat al in de höögte bizzinge, (v.) bissing, jaarmarkt waar hoofdzakelijk houten landbouwwerktuigen werden verkocht, gehouden in Almelo, Vriezenveen, Den Ham, Ommen en Meppel blääden, [blǣñ] (ww.) bladeren blääker, blaker blad, (o.), mv. bläâ<blääde, verkleinv. bläächien: blad (boomblad, blad papier etc.) blaospůppen, rondtrekkende Duitse muzikanten blaoze, (v.) mv. blaozen, verkleinv. bläösien: blaas blaozen, (blöus, eblaozen; ik blaoze, dů blast (?) hei blas, w, i, zei blaost): blazen blaukienties, soort aardappelen bläusterig, guur, ruw, winderig en regenachtig bleend, blind bleende, (v.), mv. bleenden: paardevlieg bleende, (v.), mv. bleenden: vensterluik, blind bleendemummechien, blindekoe bleendoogens, blindelings bleerem, ook: te bleerem: bastaardvloek, waarschijnlijk: bliksem bleeren, (zwak ww.) blaten van schapen bleike, (v.) bleekveld bleikkůůle, (v.) bleekkuil: uitgediepte sloot blekken, de blekken, mazelen {p.13} bliede, blij bliehäid (v.), blijdschap blieschop (v.) blijdschap bliiven (bleef, ebliieven; ik bliive, dů blifst, hei blif, wi, i, ze bliift): blijven blöö, bedeesd blööien, (zwak ww.) bloeien blööisel, bloeisel bloond, blond. Bloond van köulte: blauw van de kou. Nen bloonden loopen: een blauwtje lopen. bloot, bloot, spaarzaam gekleed. Met de bloote rugge: met de jas uit, in hemdsmouwen. Met de bloote hoed vüür et hüs loopen: zonder jas buiten lopen. blööte, (v.) blootheid blööten, (zwak ww.) ontbloten, grof onkruid van het land steken, voor het omspitten. Schaope blööten: schapen scheren blossem, bloesem bloud, (m.) mv. blöude, verkleinv. blöudtien: stakker. Dät zint blöude vån wichter. bloud, (o.) bloed bloudkouke, [blǫŭkǫŭkә] (v.) bloedworst, bloedkoek bloudkouken, [blǫŭkǫŭkŋ] (m.) mv. bloudkoukens bloume, (v.) mv. bloumen, verkleinv. blöumtien, mv. blöumties: bloem

10 bo, [bŏ] wel. Bo foi: welfoei; bo nů: welnu; bo wisse: welzeker bod, [bǫt] (m.) bericht, bieding, keer. Bod douen, bod stöören bericht zenden; ieder bod: telkens, om de haverklap bok, [bok] (m.) mv. bukke, verkleinv. bukkien: bok bok springen, haasje over spelen bokken, bukken bokse, [boksә] (v.) mv. boksens, verkleinv. buksien: broek boksenbaond, (o.) bovenrand van een broek boksenbüül, (m.) mv. boksenbüüle: opgeschoten jongen bol, bol hier-bol daor: nu hier, dan daar bolderwaage, (v.) wagen die op keien veel geraas maakt bolle [bolә], ook: bollen: stier. Bij bolle heeft het lidwoord de vrouwelijke vorm: de, dei bolle bollen, [bolṇ] (zwak ww.) De kou bolt bollengelid, Vriezenveen is vanouds verdeeld in zes wijken. Vroeger had iedere wijk een stier, die beurtelings door de bewoners van die wijk moest worden gestald en onderhouden. Vgl. gelid. bollenkalf, [bolṇkalf] (o.) mannetjeskalf bolstat [bǫlstat] (m.) mv. bolstätte: afgeknotte staart bolten, (m.) bout bomies, [bom-is] ijs in sloot of plas, dat niet op water rust {p.14} bomziede, (v.), bombazijn boom, (m.) mv. bööme, verkleinv. böömtien: boom boomeiker, (m.) eekhoorn. zie ook: kateker boomkrüppertien, (o.) boomklever (vogel) böönder, (m.), mv. böönder, ook: böönders: bunder (grond), hectare. Twei böönder gröslaond. de böönders vån oonzen naober bööndig, bondig boone, (v.) mv. boonen, verkleinv. bööntien: boon boonenstikken, boonenstökke, (mv.) bonenstokken boont, (bnw.) bont bööze, boos bos, [bos] (v.) mv. bussche [bøsxә], verkleinv. busschien: bos. In de bos: dicht bij het dorp waar bomen staan. Üt de bos: waar geen of weinig bomen staan. Um de bussche loopen: ledig gaan. Zie ook: töumig bosgöörn, (m.) verkleinv. bosgöörntien: stukje land of bouwland, in de bos gelegen. bosjääger, (m.) veldwachter bosschop, [bǫsxop] (m.) mv. bosschoppen, verkleinv. bosschuppien: boodschap bossen, [bosәn] (ww.) een klein kind sussen en doen inslapen door schommelen op de knieën, voor- en achterover en zittend op een stoel. bossewaage, (v.) kinderwagen, niet op veren bostrok, (m.) borstrok. Hei hef et op n bostrok: hij is verkouden. bot, [bot] (o.), mv. butte, verkleinv. buttien. Hei hef et in de butte: hij heeft rheumathiek. Dät koomp ů niet än de butte; Dät geit em důür n hat bot: dat valt hem zwaar. bötker, (m.) sappelaar boudel, (m.) boedel bouk, (o.) mv. böuker, verkleinv. böukien: boek böukenboom, (m.) mv. böukenbööme, verkleinv. böukenböömtien: beuk boukwäite, (v.) boekweit. boukwäitere pånnekouke. boukzeik, aangestoken appel

11 boumäistertien, (o.) (?) kwikstaart böunen, (zwak ww.) boenen, wegjagen. De hounder wegböunen. boute, (v.) boete böuten, aanleggen. n Vöörtien böuten: een vuurtje aanleggen. Ook: änböuten: Het vöör änböuten bouzem, (m.) mv. bouzems: boezem, schoorsteenmantel böuzen, (mv.) biezen brääke, (v.) bouwvallig huis of brääke schuur. Ne oolde brääke: iets wat bouwvallig is. bräien, (o. zn.) breiwerk {p.15} bräien, (zwak ww.) breien bräkkebein, (o.) mv. bräkkebeine: brekebeen bräkkeboonen, gebroken sperziebonen. Duits: Brechbohnen bräkken (brak, ebräkken; ik bräkke, dů brekst, hei brek, wi, i, zei bräkt): breken Bramer (familienaam), oorspr. Braamhaar bramstern, in verval raken. Het oolde hüs bramstert zich åf: het oude huis raakt in verval. brao, braadstuk braoden, [brǭñ] braden bräödertien, (o.) mv. bräöterties: kleine aardappel braom, braam, braambes. Zie ook: brummel braond, (m.) mv. breande: brand, brandstof. Het braond em niet op: om de centen hoeft hij het niet te laten. braondjaor, [brǭntjǭr] (o.) het jaar Ik zin vån et braondjaor: ik ben geboren in braondkiekers, zo noemde men de mensen die het dorp bezochten na de grote brand van 16 mei 1905 toen 247 huizen verbrandden. brauen, brouwen bräuer, (m.) brouwer breef, (m.) brief, kleine papieren zak, pakpapier breenk (m.) mv. breenke: brink, de weg naar en langs het huis. Zie: stiiege briejen, met dikke tong spreken britse, (v.) brits. De britse giieven: slaag geven britsen, (ww.) snijden. Ik hebbe mi in n důům ebritst. brobbel, (m.) blaasje. Het reagent brobbels: het regent blaasjes bröd, (o.) mv. brötte: houten bord, schoolbord, kistje met schuifdeksel, broedsel (eerste, tweide bröd) bröds, broeds. Ne brödse henne: een broedse kip bröien, (brödde, ebröt): broeden brom, (m.) nen brom in et oor bromme, (v.) De bromme kriigen brommen, (zwak ww.) knorren. Met eimaond brommen: iemand de les lezen. brommert, (m.) bromvlieg, ook: knorrepot (iemand die bromt) bromzwaim, (m.) mv. bromzwäime: eerste zwerm uit een bijenkorf brood, (o.), m,v, bröô [brǿ], verkleinv. brööchien: (rogge)brood broodjääger, (m.) beroepsjager brööien, broeien. Brööierig wiäär: broeierig weer bröör (m.) mv. bröörs: broer. Hei is nen bröör tot Hink: hij is een broer van Henk brouk, (o.) broek, moerassig land {p.16} brůd, (v.) bruid brůdsbäkkien, (o.) tinnen bakje waarin klungeläöle (jenever met stroop) rondging bij bruiloften. brueman, bruidegom

12 brugge, (v.), mv. bruggen: brug, boterham bruggenstiäâ, (v.) plaats waar s zomers een brug ligt, die s winters wordt weggenomen. ne lösse brugge, dek van twee balken met planken bruggien, (o.) mv. bruggies: bruggetje, boterham brůkken, (zwak ww.) gebruiken, nodig kunnen hebben, aanpakken. Brůkt ů meer eins: pak maar eens aan; hei wil zich niet brůkken: hij maakt zich niet moe. brulfte, (v.) bruiloft brulftenöögers, (mv.) nodigers voor een bruiloft brummel, (m.) mv. brummele, verkleinv. brummeltien: braambes brůs, (o.) schuim brůůzen, (zwak ww.) bruisen buaagen, (m.) boog buäâm, (m.) bodem van kan of vat buaar, 9 m., ook: buaare, boor buäaren, (zwak ww.) boren buaaven, boven, noordelijk van de dorpsstraat buaavenmäister, hoofdonderwijzer Buaaven-weg, Wierdenseweg (?) buääverlaond, land ten noorden van het dorp buäävert in buäävert, vanaf het dorp het buääverloond in lopen. Buäävert in gaon. buarg, (m.) gecastreerd varken buarg, (m.) jong mannetjesvarken buargen, borgen, geld uitlenen. N.b.: geld van iemand lenen is biörgen Buarne, (plaatsnaam) Borne buatter, (v.) boter. Opmaaken dout de buatter verkoopen. De buatter is groot: de boter is gekarnd, maar nog in de karn buatterbloume, (v.) mv. buatterbloumen, verkleinv. buatterblöumtien: boterbloem buatterdööze, (v.) houten doos, waarin de beisteheeder boter meenam om te eten bij de pannekoeken buattergeld, (o.) geld waarmee de boterpacht betaald werd buattern, (zwak ww.) boteren. Dät buattert of dät buattert neit buatterpacht, (v.) een belasting, vroeger rustend op alle boerderijen (landerijen). buatterspaan, houten spaan om boter uit het vat te steken buattertaond, (m.) botertand. De buattertaonde üttrekken: het lekkerbekken afleren. buattervůůegel, (m.) mv. buattervüüegel: vlinder büie, (v.) mv. büien, verkleinv. büichien: bui {p.17} bůk, (m.) mv. bükke, verkleinv. bükkien: buik. Vgl. balg bůklapper, (m.) buiklapper. Als iemand heel veel eet, zegt men wel: Past op, n bůklapper is dood bůksläägen, zwaar hijgen bůkvent, (m.) mv. bůkveante: opgeschoten jongen (11-14 jaar). N.B.: Bij vent heeft het lidwoord de vrouwelijke vorm: de, dei vent bůkzeik, buikziek, beurs bůkzeikten, (v.) buikziekte bungel, (m.) blok (aan het been). Nen bungel ån et bein bungeltoug, (m.) mv. bungeltöuger: neerhangende tak. bůskool, (m.) mv. bůskööle: witte kool bussche, (mv. van bos) bosjes. Um de bussche loopen: veel uitgaan. busschen, (zwak ww.) kreupelhout hakken en samenbinden

13 bütten, wat in Vriezenveen zuidelijk van de dorpsstraat ligt, is bütten. Hen bütten: naar de bütterlaonde bütten, (zwak ww.) ruilen büttenbeins, buitenbeens. Bij het schaatsenrijden zegt men: Hij lop büttenbeins: hij helt over naar de buitenkant büttenbeintien, (o.) buitenechtelijk kind bütterlaonde, (mv.) landen, een eind ten zuiden van het dorp büttert, in büttert, vanaf het dorp de bütterlaonde in lopen. Büttert in gaon. bütterweg, n bütterweg: aanduiding van een vroegere weg, zuidelijk van de tegenwoordige straat. büüegel, (m) mv. büüegels: beugel büügen, (buääg, ebuäägen), buigen bůůgen, [bůȵ] (buääg, ebuäägen; ik bůůge, dů bogst [bogst], hei bog, wi, i, zei bůůgt): buigen. Het is bůůgen of barsten, [basәn]: het is buigen of barsten. vgl. böögen büüien, (ww.) Het büüit aorig: het regent flink büül, (m.) mv. büüle, verkleinv. büülien: zak, buidel, knul, zot, kwajongen. Nen büül vån nen keerl bůůle, (v.) boel. Ne bůůle: een hele boel, veel. Vgl. boudel bůůrdeanst, (m.) boerdienst, hand- en spandienst bůůreeren, [bů e re r ȵ] boer zijn bůůreken, (ww.) boeren bůůren, (zwak ww.) het boerenbedrijf uitoefenen. Goud c.q. slecht bůůren büüren, (zwak ww.) tillen, beuren (geld). Geld büüren: geld innen. bůůriie, [bů e rī e ] (v.) boerderij. Ook: bůůrderiie. bůůrschop, [bů r sxop] (v.) gehucht büürte, (v.) mv. büürten: beurt, buurt. Het is miene büürte; In oonze büürte bůůzen, (zwak ww.) hard suizen van de wind. Het is bůůzerig. {p.18} däägens, [dǣŋs] overdag däägs, (bnw.) daags. Däägse kleer: dagelijks kleren, echter: ne daegense bokse. daale, (bw.) neer. Smiettet ů daale: ga zitten; daale vallen: neervallen. Op en daale räizen: heen en weer reizen daarde, derde daardehalf, twee en een half Daattien, (eigennaam) Daatje däftig, deftig dag, (m.) mv. dääge: dag. Het is maane vroo dag: morgen moeten wij vroeg opstaan. Våndääge acht dääge: vandaag over een week. daggeld, (o.) dagloon daggelder, (m.) dagloner dagmeansche, (o.) werkvrouw, niet in vaste dienst dagwaik, (o.) dagwerk, maat voor hooiland: 200 meter in een veeräkker daim, (m.) mv. daime, verkleinv. däimtien: darm daip, (o.) mv. däipe, verkleinv. däipien: dorp daiven, derven dä-k, (dät ik; däs-te, däs dů; dä-i, dät i; dä-me, dät wi): dat ik dak, (o.) mv. dääke: dak. ook: dakstro dånne, (v.) mv. dånnen, verkleinv. dennechien: dennenboom daombelnbos, (m.) mv. daombelnbussche, verkleinv. daombelnbusschien: jeneverboom daonken, (zwak ww.) danken. Ik huappe at et ů vån dånke is: (?) daonkends weerd, welbedankt (houdt een afwijzing in)

14 daonkensweerd, erkenning, alleen gebruikt bij het afwijzen van een (?). Het is daonkensweerd. daor, [dō r ] daar dät, dat. ditties en dätties: ditjes en datjes dät, (aanw. vnw.) dat (onz. vorm) datig, (<daartig?) dertig dätteine, dertien datten, (bn.) dartel dättien, (o.) alleen bekend in de uitdrukking as n dättien: vlug dau, (m.) dauw däu, (m.) duw daueln, stoeien däuen, duwen dauen, (zwak ww.) dauwen däuen, (zwak ww.) duwen däut, (v.) duit Dealden, [dǣlṇ] (plaatsnaam) Delden {p.19} deampig, aamborstig (vooral van paarden) deanken, (dachde, edacht; dů deankst, hei deankt): denken deanst, (m.) dienst. Oonder deanst: in militaire dienst deanstbuaa, (v.) (mv.) deantstbuää: dienstbode deeien, [dēĭṇ] (däide, edäit; het däit): dooien deel, (o.) deel. n Heel deel: een grote hoeveelheid deenk, (o.) mv. dinge: ding deer, (o.) mv. deere, verkleinv. deertien: groot exemplaar, dier. n Deer vån nen appel: een heel grote appel dei, (aanw. vnw.) die (vrouwelijke vorm). Vån deider grötte [grœṭә]: van die grootte deif, (m.) dief deilen, (zwak ww.) delen deinder, (m.) diender deinie, (m.) drommels. Wat deinie; Nen deinie: een drommel, bijdehand kind; deinische jonge: drommelse jongen deiniedag, ook: dekseldag, uitroep deipe, diep dekseldag, zie: deiniedag deksels, drommels. Dei dekselse veante: die drommelse jongens; te deksel: wel, wel! den, (aanw.vnw.) die (mnl. vorm) derdånnů, uitroep van verbazing diäkkene, (v.) later: diäkken: deken, strooien dak diälle, (v.) deel (boerderij) dicht, verbinding van de treeplank en de kam van een weefstoel dichte, toe, gesloten. Dout de düür dichte: doe de deur dicht. Zie ook: de toue düür die-e, [diĭә] (v.) dij diejen, (zwak ww.) dijen, gedijen Dièmter, (plaatsnaam) Deventer dien, (bez. vnw.) dienen, dien, dien: jouw. Dienen hoond (m.), diene musse (v.), dien kind (o.). Dièrk, [dĭęrk] (eigennaam) Derk diessele, distel. Melkdiessele Dii, Diine, Dientien, (eigennaam) Dina, Dientje

15 diiege hebben, [dī e gә] gedijen. De ragge hef diiege: de rogge staat welig. dikdouen, opscheppen dikdouerig, opschepperig dikke, (bnw.) dik, dronken, erg. Dät vaalt dikke tiiegen: dat valt erg tegen. dingen, (dung, edungen) dingen {p.20} dingseldag, dinsdag. n Dingseldag: a.s. dinsdag diök, (m.) mv. diökke, verkleinv. diökkien: deuk diöschen, (zwak ww.) dorsen diöscher, (m.) ook: diöscheder: dorser. lätten as nen diöscher: veel eten diöst, (m.) dorst disse, (aanw. vnw.) deze. Dissen hof: deze tuin, disse tied: tegenwoordig, dit waik: dit werk dissel, disselboom (m.) voor een dissel werd het paard gespannen en dat trok dan de wagen aan. Het peerd lop vüür n dissel. disselen, (zwak ww.) redetwisten dissen, zie: disse dit, (aanw. vnw.) zie: disse dit, (onbep. vnw.) dit dittendät, (<dit en dät?): deksels (uitroep). Dei dittendätse jonge. Ter dittendät: drommels diverdeerige, (v.) afwisseling, vermaak dobben, dreunen. Het dobt ů in n kop. dob-ies, (o.) bomijs dodde, (v.) ook: dorre, kaal jong vogeltje. Dorrekükken (scheldwoord) Doddenlaond, (o.) land, aldus genoemd naar de vroegere bewoner Barthold Jansz. Dodde, schout te Vriezenveen 1e helft 17e eeuw. dokke, (v.) 1. strowisch onder dakpan; 2. kistje waarin papieren van waarde bewaard worden dol, [dol] handvat van een zeis. Um n dol loopen: niets doen terwijl er werk genoeg is. dom, dummer, het dumste: dom. Zoo dom as boonenstroo. domhäid, (v.) mv. domheeden: domheid domköun, te grote vrijheid van optreden, doldriest domme veereljaors, (o.) eerste drie maanden van een zuigeling. dommighäid, (v.) dwaasheid doo, (bn.) dooi. t Is doo: het dooit. Dopo wiäär: dooi weer. doomneer, (m.) dominee doomneerskooren, (o.) kerkelijke grondbelasting, die met koren (rogge) betaald werd. doonder, (m.) donder. Doonder op n kaalen toug, et heele jaor waater genoug. doonderschůůr, [dōndәrsxů r ] (o.) donderbui döönken, dunken. Mi döönkt, ook: mi ducht: mij dunkt doonker, donker doons, [dōñs] dons door, daar döör, (bn.) duur. De ragge is döör: de rogge is duur. doore, (v.) dooier {p.21} doowiäär, (o.) dooiweer dööze, (v.) mv. döözen, verkleinv. döösien: doos dop, [dǫp] (scheldwoord) gek döp-oogen, (mv.) uitpuilende ogen döppe, (mv.) ogen, schalen. Kiekt üt de döppe. Aiften- en niöttendöppe. döppen, (zwak ww.) doppen. Aiften döppen. dorre, zie dodde dorrekükken, (o.) (ev. en mv.) kaal kuiken, scheldwoord

16 douen, (dee, edaon): doen, geven. Doue mi dät: geef mij dat. Dät laot douen: dat is om t even. Um den douen: ongeveer om die tijd. Hij dout met : hij vrijt met Um züüeven üür douen wi malken. Wi dout um twälf üür wat iätten. douk, (m.) mv. döuker, verkleinv. döukien: doek. n Döukien vüür et blouden: een doekje voor het bloeden döupbekken, (o.) doopbekken döupe, (v.) doop döupen, (zwak ww.) dopen döupkleed (o.) mv. döupkleede, verkleinv. döupkleedtien: doopkleed dräägen, (dröug, edräägen; ik drääge, dů dregst, hei dreg, wi, i, zei dräägt; ik dröug, dů dröugst, hei dröug, wi, i, zei dröugen): dragen. n Dräägen zwiäär: zweer drääger, (m), mv. dräägers: drager van een lijk bij een begrafenis dräk, (m.) drek. Het is meer dräk: het is niets waard, een lor dråmmen, (zwak ww.) aandringen draod, (m.) mv. dräö, verkleinv. dräöchien: draad. Oonder n draod hen vrätten. draodnäägel, (m.) draadnagel dreeien, (dräide, edräit; ik dreeie, dů dräist, hei dräit, wi, i, zei dreeit): draaien dreeiläppien, (o.) kruis van een broek dreeischütten, (o.) draaimolen dreenken, (o.) drinken. Brood met koffie gebruiken: wi hebt et dreenken al op. dreenken, (ww.) (dröönk, edröönken): drinken dreichien (o.) Duits zilverstukje van 2½ groschen. Vroeger was in Twente Duits geld meer in omloop dan Nederlands, omdat de fabrikanten hun werkvolk in die munt betaalden, wat een belangrijk voordeel opleverde. dreidraods, driedraads stevig weefsel dreie, drie dreige, Dät zöt der neit dreige üt: slecht weer drieste, keurig, met zorg gekleed. Nen driesten haanen: een trots rondlopende haan, mens of dier. driete, (v.) uitwerpsel van mens of dier drieten, (dret, edretten; ik driete, dů dritst, hei drit, wi, i, zei drietet [driṭ]): zijn gevoeg doen drievuarke, ook: dreivuarke (v.): mestvork met drie tanden drobbel, [drobbәl]: troepje. drok [drǫk] druk. Zoo drok wiään as de pånne op vastenaovend. {p.22} drön, (m.) dreun dronge, [droŋә] dicht op elkaar (ook gewas) drööge, droog. De kou steit drööge: de koe is in een periode waarin zij geen melk geeft. drööm, (m.) droom dröömpel, (m.) drempel droonk, (m.) verkleinv. dröönkien, ook: draonk, dreankien: dronk. n Dreankien vån n dokter. Zie ook: spiejdroonk. drop, [drǫp] kudde, troep. n Drop schaope. dröppel, (m.) mv. dröppel, ook: dröppels, verkleinv. dröppeltien: druppel drůppen, (dråp, edråppen; ik drůppe, dů dropst [dropst], hei drop, wi, i, zei drůpt): druipen drůůve, (v.) druif dů, (bw.) toen dů, (pers. vnw.) jij, U. Met dů wordt aangesproken: n heerschop in de vraue en in het algemeen hoger geplaatsten. Verder jonge meisjes en kinderen. duarre, (v.) ne duarre: dar dubbeld, dubbel. Dubbeld op: overdadig

17 důkken, (duäk, eduäkken): duiken dun-ägge, (v.) mv. dun-äggen: slaap (aan het hoofd). ook: dunne zijkant dunne, dun důshaanen, (m.) (ev. en mv.), verkleinv. důshääntien: kemphaan důsterig, duizelig, onpasselijk düüegd, (v.) deugd düüegen, (dochte [doxtә], edocht, ook: düüegde, edüüegt): deugen důůge, (v.): duig důům, (m.) mv. düüme, verkleinv. dümtien: duim düünen, lisdodden důůnhöörig, weerbarstig düür, door düür, (v.) mv. düüren, verkleinv. düürtien: deur düürdeilen, (zwak ww.) in tweeën delen düüren, (dos [dos], edüürt): durven düürrööker, (m.) doorroker; pijp, die bij langdurig gebruik bruin wordt. düürslag, (m.) vergiet düürval, (m.) diarrhee důůve, (v.) mv. důůven, verkleinv. düffien: duif důůvenslag, (o.) duiventil důůzend, duizend důůzendaaler, (m.) sufferd {p.23} důůzenden, duizenden dwäälen, dwalen. Het dwäält em: hij ijlt. Dät kån neit åfdwäälen: dat kan niet missen. dwaig, (m.) dwerg dwällen, dolen, in de war zijn Of dwäält et mi: of ben ik mis. dwaos, dwaas dwas, dwars. Dwas düürde laonde: dwars over de landen, niet de weg gebruiken. Nen dwassen keerl: een weerbarstige vent. dwaskieker, (m.) dwarskijker Eambt, (eigennaam). Egbert, Engbert Eams, Eambts, Engberts eande, eend: einde. Oosteande, Westeande. Eimaond än zien eande helpen. Ait wat bi n eande hebben. eandenfladder, eendenkroos eandenrit, (o.) spoor blank water van een eend, die door waterplanten is gezwommen. eankel, (o.) enkel. Slok [slǫk] in de eankels. eankelt, inkt eanters, boos, opvliegend. Daor zo-i eanters vån worden. Eantert Enter. eantien tou, eindje touw eer, eer, vroeger eer, eere, (v.) eer. Dät is miene eere te nao. eerappel, (m.) mv. eerappele, verkleinv. eeräppeltien: aardappel eerappelkrallen, kralen, zaadvrucht van de aardappel eerdaonig, op eerbewijs gesteld zijn eerde, (v.) aarde. Eerde lösmaaken. eerlik, eerlijk eernst, ernst eers (m.), aars

18 effen, effen. n Effen päächien: een effen paadje effen, effenties, even, eventjes eftien, effenaar, weverswerktuigje om het garen gelijkmatig over de boom te verdelen. eigengeräid, eigenzinnig. Linnen, dat thuis geweven was, van garen, gesponnen van eigen vlas. eimaond, iemand, ook: persoon. n Schraonder eimaond. eimer, (m.), emmer einböömig, eigenwijs. Nen einböömigen keerl. Paal uit één stam, niet gezaagd eine, (telw.) een. Vån einen ölder: van dezelfde leeftijd. eis, eens, eenmaal. Nů zinnen wi et eis: nu zijn we het eens. Dät is eis en nooit wier: dat is eens en nooit weer. {p.24} eispån, einspån, (o.) disselboom met twee armen waar het paard ingespannen wordt. eits, eitwat, iets, enigszins. Eitwat krap: een beetje nauw. ekkel, (m.) mv. ekkeln, verkleinv. ekkeltien: eikel ekkelnboom, (m.) eikenboom ekkelnholt, (o.) eikenhout ekkelworm, (m.) mv. ekkelwörme, verkleinv. ekkelwörmtien: meikever elbuaam, elleboog. Met n krommen elbuaam kuommen: iets meebrengen als geschenk. eliien, [әlī e ñ] geleden. Långe eliien: lang geleden. elkenein, elkeneine, iedereen. Dät koomp elkenein te passe: dat kan iedereen gebruiken. elle, mv. elle: el elvene, (telw.) elf enge, nauw. Den jas is mi te enge. Engelaond, Engeland. Ook: naam van een stuk veengrond ten oosten van n grooten Superplus. Engelsstein, (m.) grenssteen, die aan de noordkant van de Woesten stond op land van de familie Engels. ennig, enig. Nen dag of ennige: 1-14 dagen ere, eer essel, (m) stuiter. Zie ook: hessel etgarre, etgroen fääzelvaiken, (o.) varken dat wordt aangehouden om te fokken, niet om te mesten. fäil, fel fäile, (v.) dweil febriek, (o.) mv. febrieken: fabriek. Men spreekt van t groote febriek, t damastfebriek, t zwatte febriek, t buatterfebriek (zuivelfabriek) febrieksen, arbeiders van t groote febriek (Jansen en Tilanus). Feeme, (eigennaam) Femia fernüs, (o.) fornuis fesůůn, (o.) fatsoen. fesůůnlik, fatsoenlijk fidderen, (zwak ww.) bibberen fiesteren, kleumen fiet, fijt fiin, fijn (in tegenstelling tot grof) Fiine, Fii, Fiente (eigennaam) Fina fiinen, (m.) mv. fiinen: fijngelovige fiks, flink. Nen fiksen keerl: een flinke man. Neit als te fiks: niet goed gezond filetten, duizendschoon {p.25} finaal, finaalweg, geheel, helemaal

19 fitseltien, (o.), heel klein stukje Fjet, naam van een land ten noorden van de dorpsstraat flässche, (v.) mv. flässchen, verkleinv. flässchien: fles. fläute, (v.) fluit fläuten, (zwak ww.) fluiten flistertien, (o.) dun sneetje b.v. brood flodderen, [flodә r ṇ] fladderen floddermusse, (v.) slordige vrouw floor, (v.) mv. flooren, verkleinv. flöörtien: vloer, ook: plavuis floorbrood, floorenbrood, (o.) wittebrood, vloerbrood flusteren, (zwak ww.) fluisteren foi, [foī] foei foonds, [fōñs], ook: kaste, fonds. Veefoonds: onderlinge veeverzekering. Braondkaste: brandverzekering fos, [fǫs] fors fossen, [fos e n] (m.) ordeloze hoop gras of hooi; kluwen die in de war is. Fraons, Frans. Trauen in de Fraonse wet: trouwen onder huwelijkse voorwaarden. Freek, (eigennaam) Frederik Freis, Fries Freisch, [fręĭs] Fries. Freisch boont. Nen Freischen [fręĭsxәn] douk. Freislaond, Friesland frenchies, (mv.) franje frůsselen, frosselen, stoeiend worstelen fůkke, (v.) mv. fůkken: fuik fůkkepot, (m.) mv. fůkkepötte, verkleinv. fůkkepöttien foekepot: rommelpot fusselen, [føsәlṇ] futselen fůůzel, (m.) jenever fůůzelgebed, (o.) geleuter onder invloed gaar, gaar, verstandig. Hei is nen gaaren: hij is goed bij. Hei is neit goud gaar: hij is niet wijs. gädderen, (zwak ww.) rapen. Eerappel, ekkels gädderen. gaffel, gaffel gaffeltånge, ook: knieptånge, (v.) oorworm Gait, (eigennaam) Gerrit gaive, (v.) mv. gaiven, verkleinv. gäifien: garve. lndien gedorst: schoof gaiventrekken, de aan de schotvuarke geprikte en door het balkenslop toegereikte garven op n balken (zolder) in ontvangst nemen. gaiventrekker, (m.), zie: gaiventrekken. Hij die genoemd werk verricht. {p.26} galge, (v.) galg galle, (v.) gal galpen, mond of bek opensperren. Galpen vån n honger. Een jonge vogel die gevoerd wordt, galpt. gångs, aan de gang, begonnen. n Doomneer was al gångs, dů wi in de kaike kuömmen. gaogel, gagel. Gaogel bussche. Tandvlees gaole, (v.) striem (ook in de huid), dikte in een weefsel, ontstaan door gebroken draad gaon, (göng, egaon; ik gao, dů geist, hei geit, wi, i, zei gaot): gaan, lopen gaondeweg, langzamerhand gaondeweggens, van lieverlede gaonk, (m.) verkleinv. gengchien: gang, gangetje gaons, mv. gaonze, verkleinv. geansien: gans. Het lop em op n geansien.

20 gaoren, [gō r ṇ] garen gaove, (v.) mv. gaoven: gift, gave. Liääven vån giften en gaoven. gapse, gapsen, gapsene, wat men met beide aan elkaar gehouden handen opscheppen kan. Gärräd, (eigennaam) Gerhard garre, (v.) mv. garren, verkleinv. gärrechien: garde, dun twijgje met zijtakjes Gärriet, (eigennaam) Gerrit gäspe, gäspele (v.) mv. gäspels: gesp gäspelen, (gäspelde, egäspelt): gespen gast, (m.) mv. gäste: vier schoven koren, op het land tegen elkaar gezet gaste, (v.) gerst gasterig, gästerig, ranzig gastmaol, (o.) maaltijd, speciaal in de dagen van ondertrouw. gat, (o.) mv. gääter, verkleinv. gäätien: gat, kuil gat, (o.) mv. gätte, verkleinv. gättien: achterste. Met et gat in de buatter vallen: met de neus in de boter vallen. gat-a-chat, bah, foei gebiätteren, (zwak ww.) beter maken, helpen gebrůk, (o.) mv. gebrükke: gebruik gebrůkken, (zwak ww.) gebruiken gebüüren (zwak ww.) gebeuren. Zal et gebüüren?: wordt gezegd tegen bezoeker, die aanstalten maakt tot vertrek. gediin, (o.) mv. gediinen, verkleinv. gedientien: gordijn gedreankte, (o., verzamelnaam) drank (niet alleen sterke drank) gedůkt, gebogen. geehonger, (m.) geeuwhonger geer, (o.) uier; n sikkengeertien: klein uier van een koe geerne, graag, gaarne {p.27} geeve, gaaf, ongeschonden, feit Geeze, (eigennaam) Geesje, Gezina. n Oold Geesien: een oud besje gehäim, (o.) geheim geheister, gehäister, (o.) drukte gehüüegen, (o.) geheugen geie [gęĭә] strook gemaaid gras. Het grös lig ån de geie. gein, geen geiteling, (m.) gieteling, zwarte merel geiten, (guät, eguätten; ik geite, dů götst, hei göt, wi, i, zei geitet): gieten. geitkloomp, (m.) mv. geitkloompe, verkleinv. geitklöömpien: onderste deel van een klomp, bevestigd aan een stok, gebruikt om op de bleike (bleek) liggende was te bevochtigen met water üt de bleik. gek, gek gekhäid, gekheid. Alle gekhäid op n stökkien: scherts terzijde. geld, (o.) geld. Geld vån eimaond hebben: geld van iemand op hypotheek hebben. Geldhöögte, zie: hiöst geldsnieder, (m.) glazenmaker (insect) gelg, gallig (van schapen). Ook door ziekte hol uitziende en mager persoon geliäägen, gelegen. t Koomp mi neit geliäägen. geliääenhäid (v.) mv. geliäägenheeden: gelegenheid. Bie geliäägenhäid gelid, wijk. Zie: bollengelid geliek, gelijk. Vånsgelieken: insgelijk geljapiinen, Oostindische Kers

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Ik schrijf op wat ik hoor.

Ik schrijf op wat ik hoor. Categorie 1a Woorden met a Groep 3 Ik schrijf op wat ik hoor. kam Categorie 1a Woorden met a Groep 3 tak kar hal gas Categorie 1b Woorden met aa Groep 3 Ik schrijf op wat ik hoor. raam Categorie 1b Woorden

Nadere informatie

Ons eerste boek. plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert. W.F. Oostveen

Ons eerste boek. plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert. W.F. Oostveen Ons eerste boek plaatjes en bijschriften voor 't jonge volkje dat lezen leert W.F. Oostveen bron. A.W. Sijthoff, Leiden 1880-1890 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/oost080onse01_01/colofon.php

Nadere informatie

De familie schaap. Praat eens zoals een schaap Welke dierengeluiden ken je nog? Doe ze eens na?

De familie schaap. Praat eens zoals een schaap Welke dierengeluiden ken je nog? Doe ze eens na? Het schaap De familie schaap Schapen zijn bange dieren. Daarom leven ze met velen samen en blijven ze dicht bij elkaar. Een groepje schapen noemen we een kudde. Schapen praten met elkaar door te blaten.

Nadere informatie

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen!

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen! Racelez Naam: Uitleg racelez Lees de wdjes van je leesblad snel én goed. Iedere dag 1 muut lez. Laat iemand meelez om de tijd de score bij te houd én om te luister of je de wdjes goed leest. Zet e stp

Nadere informatie

Ik heb geen zin om op te staan

Ik heb geen zin om op te staan Liedteksten De avonturen van mijnheer Kommer en mijnheer Kwel Voorbereiding in de klas: meezingen refrein Het Dorp Het is weer tijd om op te staan Maar ik heb geen zin Hij heeft geen zin Om naar m n school

Nadere informatie

De kinderen zochten zelf informatie op over de dieren die ze dagelijks verzorgen.

De kinderen zochten zelf informatie op over de dieren die ze dagelijks verzorgen. Dag kinderen, om jullie weer te zien! Deze krant staat volledig in het teken van! De kinderen zochten zelf informatie op over de dieren die ze dagelijks verzorgen. 1 zochten info over Ik heb honger. Weten

Nadere informatie

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan Als een olifant door een porseleinkast gaan Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als één schaap over de dam is volgen er meer Als iemand het voorbeeld geeft, zijn er al snel meer mensen die dit voorbeeld volgen

Nadere informatie

EURO 0 5CENT 1EURO EURO

EURO 0 5CENT 1EURO EURO 1 2 3 4 1 EURO 5 6 7 8 9 10 11 12 EURO 2 0 5CENT 5CENT 0 5CENT 1EURO 0 5CENT EURO 2 0 1EURO1CENT 13 14 15 16 17 18 20 19 21 22 23 24 25 26 27 28 30 29 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47

Nadere informatie

Leesboekje de seizoenen

Leesboekje de seizoenen Leesboekje de seizoenen Leesboekje De Seizoenen Pagina 1 Dit is de winter. Dit is de sneeuw. Dit is de hagel. Dit is de ijzel. Dit is het ijs. Dit is het donker. Dit is het licht. Dit is de kat. Dit is

Nadere informatie

Auditieve oefeningen bij het thema: de kinderboerderij

Auditieve oefeningen bij het thema: de kinderboerderij Auditieve oefeningen bij het thema: de kinderboerderij Boek van de week: 1; Kinderboerderij; Betty Sluyzer 2; Kinderboerderij/kijkdoosserie 3; Het grote voorleesboek van de Kinderboerderij 4; Boeken over

Nadere informatie

Noach. moest een ark gaan bouwen. 2009 Ans Heij - de Boer / www.bijbelidee.nl

Noach. moest een ark gaan bouwen. 2009 Ans Heij - de Boer / www.bijbelidee.nl Noach moest een ark gaan bouwen 2009 Ans Heij - de Boer / www.bijbelidee.nl 1 2 De ark van Noach Vouw een ( bruin) vel karton dubbel. Vouw de beide zijkanten 3 cm om. Plak deze plakstroken (A) tegen de

Nadere informatie

Start: Welk dier hoort bij...?

Start: Welk dier hoort bij...? Start: Welk dier hoort bij...? Druk op de deksel van het muziekdoosje. Luister naar het geluid. Welk dier is dit? (Cavia) Zoek ze in de stal. Kijk eens goed, hebben alle cavia s dezelfde jas (vacht) aan?

Nadere informatie

Auditieve oefeningen. Boek van de week: 1; De boerderij 2; De koe die in het water viel 3; 4;

Auditieve oefeningen. Boek van de week: 1; De boerderij 2; De koe die in het water viel 3; 4; Auditieve oefeningen Boek van de week: 1; De boerderij 2; De koe die in het water viel 3; 4; Auditieve synthese (Henk Hak en Piet Plak) Lettergrepen samenvoegen tot een woord Letters samenvoegen tot een

Nadere informatie

et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Inkijkexemplaar Plantyn

et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Inkijkexemplaar Plantyn MIJN EERSTE LEESBOEK et en de letterfabriek mijn eerste leesboek Plantyn De iconen in Mijn eerste leesboek geven het niveau van woorden en teksten aan. Hieronder staat hoe je ze kunt herkennen. Plantyn

Nadere informatie

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN Vul de benamingen van onderstaande dieren in rooster 1 in. 10 3 6 18 16 12 8 23 21 22 19 5 9 17 4 15 14 20 27 1 7 2 13 26 24 25 11 KRUISWOORDRAADSEL

Nadere informatie

Film en. Een boerendorp. Thema 2 Vergelijken. Les 2.1 Een film over Willem Adriaensz. WOORDWEB: Een boerendorp. Woordweb : filmen

Film en. Een boerendorp. Thema 2 Vergelijken. Les 2.1 Een film over Willem Adriaensz. WOORDWEB: Een boerendorp. Woordweb : filmen Les 2.1 Een film over Willem Adriaensz WOORDWEB: Een boerendorp 1. Een boerendorp : een dorp met boerderijen 2. Leem: een soort grond die op klei lijkt. Leem wordt tussen het hout gesmeerd, waarna het

Nadere informatie

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl

Nadere informatie

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca. 4 10 jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca. 4 10 jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep Boekje over de kerk voor kinderen van ca. 4 10 jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep Over dit boekje Wij hebben op catechisatie wat geleerd over de kerk. Daar willen we je wat over vertellen.

Nadere informatie

Jonge dieren. Dieren hebben jongen. Hoe noem je ze? Kies uit: big, lam, kuiken, kalf, puppy, veulen, kuiken

Jonge dieren. Dieren hebben jongen. Hoe noem je ze? Kies uit: big, lam, kuiken, kalf, puppy, veulen, kuiken Groep 4 Naam:. Jonge dieren Dieren hebben jongen. Hoe noem je ze? Kies uit: big, lam, kuiken, kalf, puppy, veulen, kuiken Het jong van een paard is een Het jong van een koe is een Het jong van een hond

Nadere informatie

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje. Opdracht 1 Ongeveer 150 jaar geleden stonden er veel steenfabrieken langs de IJssel. De stenen werden van klei gemaakt. Dat kon je langs de IJssel vinden. Als de rivier overstroomde, bleef er een laagje

Nadere informatie

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters. Over dit boek De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters. Dit boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over een man die vlucht naar Europa.

Nadere informatie

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. Thema 5 Les 1: De angst: Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts. De schrik: Als iemand ineens achter je staat, dan schrik je. Je bent dan ineens

Nadere informatie

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal

Verloren grond. Murat Isik. in makkelijke taal Verloren grond Murat Isik in makkelijke taal Moeilijke woorden zijn onderstreept en worden uitgelegd in de woordenlijst op pagina 84. Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen Mijn geboorte Mijn verhaal

Nadere informatie

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan. Geelzucht Toen ik 15 was, kreeg ik geelzucht. De ziekte begon in de herfst en duurde tot het voorjaar. Ik voelde me eerst steeds ellendiger worden. Maar in januari ging het beter. Mijn moeder zette een

Nadere informatie

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n HANDIG ALS EEN HOND DREIGT OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN HIER LEES JE HANDIGE INFORMATIE OVER HONDEN DIE DREIGEN. JE KUNT

Nadere informatie

Welkom 1. - Hallo! - Oek - Museum - Kwartet. Hallo! Ik ben Oek.

Welkom 1. - Hallo! - Oek - Museum - Kwartet. Hallo! Ik ben Oek. Welkom 1. - Hallo! - Oek - Museum - Kwartet Hallo! Ik ben Oek. Welkom 1. - Hallo! - Oek - Museum - Kwartet Op deze kaarten kun je plaatjes vinden van mijn wereld. De wereld van Oek Welkom 1. - Hallo! -

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever. Vos en Waar is Haas het ijs? NAAM Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever. Wat een raar beest! lacht Uil.

Nadere informatie

Roodkapje. Jacob Grimm en Wilhelm Grimm. bron Jacob Grimm en Wilhelm Grimm, Roodkapje. Van Holkema & Warendorf, Amsterdam 1905.

Roodkapje. Jacob Grimm en Wilhelm Grimm. bron Jacob Grimm en Wilhelm Grimm, Roodkapje. Van Holkema & Warendorf, Amsterdam 1905. Roodkapje Jacob Grimm en Wilhelm Grimm bron. Van Holkema & Warendorf, Amsterdam 1905 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/grim001rood01_01/colofon.php 2011 dbnl 2 3 [Roodkapje] Er was eens

Nadere informatie

!v"ndääge uaaver acht dääge: vandaag over een week. )* +de ächterbokse "ntrekken: terugkrabbelen. * +!zoo dom as et, v"n n vaiken

!vndääge uaaver acht dääge: vandaag over een week. )* +de ächterbokse ntrekken: terugkrabbelen. * +!zoo dom as et, vn n vaiken !v"ndääge uaaver acht dääge: vandaag over een week # $% &'( )de ächterbokse "ntrekken: terugkrabbelen!zoo dom as et, v"n n vaiken $%' (!v"n achteren, hen, - van achteren, naar, kiekt der nog es achterhen:

Nadere informatie

De spreeuw en de musch

De spreeuw en de musch De spreeuw en de musch Een boek voor een kind dat al leest W. Haanstra bron. Mej. L. Hardenberg, Leiden 1890-1900 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/haan040spre01_01/colofon.php 2011 dbnl

Nadere informatie

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak. Tik-tak - Lees het gedicht tik-tak voor. Doe dit in het strakke ritme van een langzaam tikkende klok: Tik - tak - tik - tak Ik tik - de tijd - op mijn - gemak. Enzovoort. - Laat de kinderen vrij op het

Nadere informatie

MESSEN IN HENNEN. David Harrower. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN:

MESSEN IN HENNEN. David Harrower. Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN: david harrower - messen in hennen David Harrower MESSEN IN HENNEN Vertaling Tom Kleijn ********** PERSONEN:, een landarbeidster PONY, een ploeger GILBERT HORN, een molenaar ********** David Harrower 1995,

Nadere informatie

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3 Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek Het wiel doet raar! 1 Naar wie gaat Daan? a Naar school b Naar Loes c Naar Rik 2

Nadere informatie

De honderd hazen van Grimm

De honderd hazen van Grimm De honderd hazen van Grimm Sprookje van vogelgrijp Voor klas 1 Rudolf Steinerschool De Bilt April 2003 TONEELSTUK DE HONDERD HAZEN DOOR MARIJKE HEUNKS EN KLAS 1 april 2003 KONING PRINSES BOER ZOON OELE

Nadere informatie

Een film opnemen met een filmcamera.

Een film opnemen met een filmcamera. Les 1 Een film over Willem Adriaensz. filmen Een film opnemen met een filmcamera. Regisseur Iemand die de leiding heeft over het opnemen van de film. Hij zegt hoe er gespeeld moet worden, waar de camera

Nadere informatie

De naam Uilenspiegel zou hier betekenen Je kunt mijn kont afvegen. Of Ik heb overal schijt aan.

De naam Uilenspiegel zou hier betekenen Je kunt mijn kont afvegen. Of Ik heb overal schijt aan. Over dit boek Er bestaan veel verschillende boeken over Tijl Uilenspiegel. Het bekendste boek is uit 1867, van Charles de Coster. De Vlaamse Tijl Uilenspiegel strijdt in dit boek voor de vrijheid tijdens

Nadere informatie

Auditieve oefeningen thema het bos

Auditieve oefeningen thema het bos Auditieve oefeningen thema het bos Boek van de week: 1; In het bos 2; 3; 4; Verhaalbegrip: Bij elk boek stel ik de volgende vragen: Wat staat er op de voorkant Hoe zou het boek heten Waarom denk je dat?

Nadere informatie

Johan van Caeneghem. Het Schemerhuis

Johan van Caeneghem. Het Schemerhuis Johan van Caeneghem Het Schemerhuis 4 Dit boek heeft het keurmerk Makkelijk Lezen De nieuwe weg Hé, kijk daar eens, zegt Jay. Wat is dat?, vraagt Johanna. Dat is een weg, zegt Jay. Dat kan niet, zegt Johanna.

Nadere informatie

Moshi gaat met het vliegtuig naar Malawi

Moshi gaat met het vliegtuig naar Malawi Malawi Auditieve analyse: 1.2 Eén en twee lettergrepen 1.3 Drie of meer lettergrepen Auditieve synthese 4.1 Lettergrepen samenvoegen tot een woord 4.2 Letters samenvoegen tot een woord Zon varken Malawi

Nadere informatie

VERSJES: In de herfst zijn alle blaadjes rood en bruin en geel. Kijk, ze komen van de bomen. 't Zijn er lekker veel.

VERSJES: In de herfst zijn alle blaadjes rood en bruin en geel. Kijk, ze komen van de bomen. 't Zijn er lekker veel. VERSJES: Zie je de takken wiegen Alle blaadjes vliegen Kleine blaadjes bruin en geel Oei, oei, oei, wat zijn er veel! IN DE HERFST In de herfst zijn alle blaadjes rood en bruin en geel. Kijk, ze komen

Nadere informatie

Germa de Vos. Kletsboek. Een vrolijk voorleesboek

Germa de Vos. Kletsboek. Een vrolijk voorleesboek Germa de Vos Kletsboek Een vrolijk voorleesboek 1 Het huis van de tien kinderen 1., daar kun je haast niet lopen. Overal zitten kleintjes hun vetertjes te knopen. 2., daar is het altijd feest, omdat er

Nadere informatie

Lezer Game. Gemaakt door Drika Pepping-Poot

Lezer Game. Gemaakt door Drika Pepping-Poot Lezer Game Gemaakt door Drika Pepping-Poot Lezer Game Lezer Game is een spel waarbij de spelers allerlei leesopdrachtjes uitvoeren. Met behulp van dit spel wordt er en geoefend en gespeeld. Materiaal:

Nadere informatie

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij. Lied: Ik ben ik (bij thema 1: ik ben mezelf) (nr. 1 en 2 op de CD) : Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Weet ik wie ik ben? Ja, ik weet wie ik ben. Ik heb een mooie naam, van achter en vooraan.

Nadere informatie

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1 Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1 een hark Een lange steel met een soort kam van ijzer eraan. de fontein Een bak waaruit water spuit. Het is voor de sier. Een wasbak in de badkamer wordt ook

Nadere informatie

THEMA LENTE Auditieve oefeningen

THEMA LENTE Auditieve oefeningen THEMA LENTE Auditieve oefeningen Auditieve synthese Lettergrepen samenvoegen tot een woord Tulp Gras Wei Letters samenvoegen tot een woord Kalfje Krokus Lente Narcis Zaaien Veulen Groeien Paashaas je Poesje

Nadere informatie

Voer deze proefjes alleen uit met je juf of meester erbij.

Voer deze proefjes alleen uit met je juf of meester erbij. Voer deze proefjes alleen uit met je juf of meester erbij. Waxinelichtje en een glas - Een waxinelichtje - Een schoteltje - Een lucifer - Een glas Zet in het midden van de kring een schoteltje neer met

Nadere informatie

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente... 1 Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen...... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente... 4 Liedje over twee hazen:... 4 Bolletjes:... 4 Een koetje

Nadere informatie

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1 Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1 de maaltijd Het is eten. Het kan warm of koud zijn. de vis Het is een dier dat zwemt in het water. Er zijn veel soorten vissen. sommige soorten kun je eten.

Nadere informatie

1. Los de rebussen op!

1. Los de rebussen op! oo k Enkel of dubbel korte klinker één edeklinker 1. Los de rebussen op! dubbele edeklinker s + nen + nen b = o = i 2. Welk speelgoed hebben Sofi e en Bart? Schrijf de juiste naa bij de tekening. 3. Schrijf

Nadere informatie

Uitzicht op de heuvels 10 km van Kabaya Uitzicht op de heuvels ten noorden van Kabaya. Ongeveer 7 km van het dorp.

Uitzicht op de heuvels 10 km van Kabaya Uitzicht op de heuvels ten noorden van Kabaya. Ongeveer 7 km van het dorp. Verblijf van Tautvydas Rindzevicius in Kabaya/RWANDA in het kader van het bezoek aan wezen en kwetsbare kinderen gesponsord door de Jyambere stichting. Inleiding Tijdens de periode van juli-augustus 2015,

Nadere informatie

ligt. Druppelen: als ergens druppels vanaf vallen. Je haar druppelt bijvoorbeeld als je net uit het zwembad komt. Gieten: heel hard regenen.

ligt. Druppelen: als ergens druppels vanaf vallen. Je haar druppelt bijvoorbeeld als je net uit het zwembad komt. Gieten: heel hard regenen. Woordenschat blok 8 gr 4 Les:1 De regendruppel: een bolletje water dat uit de lucht naar beneden valt. Drassig: een grasveld is drassig als het erg nat wordt, waardoor het modderig wordt. Droog: als ergens

Nadere informatie

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente... 1 Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen...... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente... 4 Liedje over twee hazen:... 4 Bolletjes:... 4 Een koetje

Nadere informatie

Lesbrief. Bij ons in het dorp Jan Terlouw

Lesbrief. Bij ons in het dorp Jan Terlouw Lesbrief Bij ons in het dorp Jan Terlouw Doe meer met Leeslicht! Bij een aantal boeken in de serie Leeslicht kunt u een gratis lesbrief downloaden van www.eenvoudigcommuniceren.nl. In deze lesbrief staan

Nadere informatie

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis

Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis Auditieve oefeningen bij het thema: Mijn huis Boek van de week: 1; Een huis bouwen 2;De bouwvakker 3; Op de bouwplaats 4; Een hol voor mol Verhaalbegrip: Bij elk boek stel ik de volgende vragen: Wat staat

Nadere informatie

HEIDI WALLEGHEM Met illustraties van Geert Vervaeke. Mijn eerste groeiboek: ik lees het zelf! In de zoo

HEIDI WALLEGHEM Met illustraties van Geert Vervaeke. Mijn eerste groeiboek: ik lees het zelf! In de zoo HEIDI WALLEGHEM Met illustraties van Geert Vervaeke Mijn eerste groeiboek: ik lees het zelf! In de zoo In deze reeks verschenen bij Davidsfonds Infodok: Mijn eerste sprookjesgroeiboek (Hilde Vandermeeren,

Nadere informatie

Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) roepen beginnen begrijpen breken buigen drinken duiken klimmen kruipen roepen ruiken

Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) roepen beginnen begrijpen breken buigen drinken duiken klimmen kruipen roepen ruiken Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) bellen belonen benoemen dreigen dromen gillen gooien groeien huilen bakken bedanken boksen botsen danken dansen drukken eisen fietsen beginnen begrijpen

Nadere informatie

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen!

Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen! Geen tijd om elke dag te sporten? Kom thuis in actie met 1-minuut oefeningen! Astrid Witte zomer 2014 Even vooraf: - Deze oefeningen zijn bedoeld voor gezonde volwassenen - Heb je klachten, overleg dan

Nadere informatie

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?

Nadere informatie

KOPIEERBLADEN. THEMA 5: Ik wil ridder worden! Plantyn - TotemTaal - Thema 5: ik wil ridder worden!

KOPIEERBLADEN. THEMA 5: Ik wil ridder worden! Plantyn - TotemTaal - Thema 5: ik wil ridder worden! KOPIEERBLADEN THEMA 5: Ik wil ridder worden! 97 97 Wat moet je doen om ridder te worden? Vind je dit goed? Moet er nog iets bij? Als je de opdrachten hier goed uitvoert, krijg je een ridderdiploma. Page

Nadere informatie

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Nadere informatie

inhoud blz. 1. Huisdieren 3 2. De hond 5 3. De kat 6 4. De witte muis 7 5. De goudvis 8 6. Het konijn 9 7. De cavia De tamme rat 11 9.

inhoud blz. 1. Huisdieren 3 2. De hond 5 3. De kat 6 4. De witte muis 7 5. De goudvis 8 6. Het konijn 9 7. De cavia De tamme rat 11 9. Huisdieren inhoud blz. 1. Huisdieren 3 2. De hond 5 3. De kat 6 4. De witte muis 7 5. De goudvis 8 6. Het konijn 9 7. De cavia 10 8. De tamme rat 11 9. De papegaai 12 10. De hamster 13 11. De parkiet 14

Nadere informatie

WC01 01A IK BEN EEN HEER IK BEN EEN MAN WC01 01B HIJ IS EEN MAN WC01 02A HIJ IS EEN HEER WC01 02B IK BEN EEN VROUW WC01 03A IK BEN EEN DAME

WC01 01A IK BEN EEN HEER IK BEN EEN MAN WC01 01B HIJ IS EEN MAN WC01 02A HIJ IS EEN HEER WC01 02B IK BEN EEN VROUW WC01 03A IK BEN EEN DAME IK BEN EEN MAN WC01 01A IK BEN EEN HEER WC01 01B HIJ IS EEN MAN WC01 02A HIJ IS EEN HEER WC01 02B IK BEN EEN VROUW WC01 03A IK BEN EEN DAME WC01 03B ZIJ IS EEN VROUW WC01 04A ZIJ IS EEN DAME WC01 04B ZIJ

Nadere informatie

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde.

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde. 1 In het begin GENESIS 1:1-25 In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde. De aarde is nat en donker. God wil van de aarde iets heel moois maken.

Nadere informatie

Er was eens een heel groot bos. Met bomen en bloemen. En heel veel verschillende dieren. Aan de rand van dat bos woonde, in een grot, een draakje. Dat draakje had de mooiste grot van iedereen. Lekker vochtig

Nadere informatie

De tijd die ik nooit meer

De tijd die ik nooit meer De tijd die ik nooit meer vergeet Jan Smit uit eigen pen deel 3 De Stiep Educatief De tijd die ik nooit meer vergeet De schrijver die blij is dat hij iets kan lezen en schrijven, vertelt over zijn jeugd.

Nadere informatie

Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes

Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes Hugo de Groot bron. Met illustraties van Corina. A.J.G. Strengholt, Amsterdam 1945 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/groo172zien01_01/colofon.php

Nadere informatie

Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs

Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs Tekeningen: Jowan De Saedeleer Inleiding Wil jij Prins Baldewijn helpen om terug in zijn kasteel te gaan wonen? Dan moet je op zoek gaan naar nuttige

Nadere informatie

Lieve gemeente, beste jongens en meisjes,

Lieve gemeente, beste jongens en meisjes, Lieve gemeente, beste jongens en meisjes, De preek gaat over: God was blij met Noach. Noach vond genade bij God. Noach was de Here God welgevallig. Dat merkte Noach (Gods knipoog), dat merkten de mensen

Nadere informatie

veilig leren Veilig leren lezen Artikelen - Letterkennis, aanpak b/d-probleem lezen Auteur: Susan van der Linden Stap 1

veilig leren Veilig leren lezen Artikelen - Letterkennis, aanpak b/d-probleem lezen Auteur: Susan van der Linden Stap 1 veilig leren lezen Letterkennis Aanpak b/d-probleem Auteur: Susan van der Linden De letters b en d zijn voor veel kinderen een bron van verwarring. Dit komt door hun gelijke vorm. Toch kunt u dit probleem

Nadere informatie

1 Kussen over mijn hoofd

1 Kussen over mijn hoofd 1 Kussen over mijn hoofd De woonkamerdeur valt met een klap achter mij dicht. Ik ren de trap op, sla hier en daar een tree over. Niet vallen, denk ik nog, of misschien wel vallen. Mijn been breken en dan

Nadere informatie

gedichtjes herfst 2 Egeltje Prikkebol Egeltje, egeltje Prikkebol, Kruip maar in je warme hol. Holletje van gras en mos, Tussen stad en tussen bos.

gedichtjes herfst 2 Egeltje Prikkebol Egeltje, egeltje Prikkebol, Kruip maar in je warme hol. Holletje van gras en mos, Tussen stad en tussen bos. gedichtjes herfst 2 Slakje Langzaam, langzaam, langzaam aan Slakje, kun je niet sneller gaan? Heb je geen voetjes, zoals ik? Wacht maar slakje, een ogenblik, Dan haal ik mijn speelgoed wagen En zal ik

Nadere informatie

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen!

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen! Racelezen Naam: Uitleg racelezen Lees de woordjes van je leesblad snel én goed. Iedere dag 1 minuut lezen. Laat iemand meelezen om de tijd en de score bij te houden én om te luisteren of je de woordjes

Nadere informatie

Gedichten Door de leerlingen van 6B Nationale gedichtendag 28-01-2010

Gedichten Door de leerlingen van 6B Nationale gedichtendag 28-01-2010 Gedichten Door de leerlingen van 6B Nationale gedichtendag 28-01-2010 Bang Ik ben bang Onder mijn bed ligt een slang. Boven mijn hooft hangt een spin. Dat vind ik niet leuk En uit mijn raam zie ik een

Nadere informatie

gemeente Twenterand: Vriezenveen

gemeente Twenterand: Vriezenveen Opdracht 1 Je gaat met de klas naar een cd luisteren. Op de cd wordt een gedicht voorgelezen. Hieronder zie je het gedicht staan. Probeer het gedicht eens te lezen. Begrijp jij waar het over gaat? Vjeans

Nadere informatie

= een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een hoge lamp die langs de weg staat.

= een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een hoge lamp die langs de weg staat. Woordenschat blok 1 gr4 Les 1 De heg De lantaarn De plant Het tuinhek Het terras De garage Het dorp De stad De zwerver De stoep De woonwijk = een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een

Nadere informatie

Ik hoop dat U veel plezier beleeft in het samen praten met uw kind.

Ik hoop dat U veel plezier beleeft in het samen praten met uw kind. Beste Ouders In dit boekje staan allerlei foto's over dagelijkse dingen: opstaan, zich wassen,... Ik geef u hierbij enkele tips rond hoe u met uw kind kan praten tijdens bijvoorbeeld "het wakker worden".

Nadere informatie

Waarom? 3 1. Waarom heeft een zebra witte en zwarte strepen? 4 2. Waarom worden bladeren in de herfst geel en oranje? 5 3. Waarom hebben leeuwen

Waarom? 3 1. Waarom heeft een zebra witte en zwarte strepen? 4 2. Waarom worden bladeren in de herfst geel en oranje? 5 3. Waarom hebben leeuwen Waarom? Waarom? 3 1. Waarom heeft een zebra witte en zwarte strepen? 4 2. Waarom worden bladeren in de herfst geel en oranje? 5 3. Waarom hebben leeuwen manen? 6 4. Waarom slaapt je arm of been soms? 7

Nadere informatie

Bijlage 6: Schetsbordverhaal Zacheüs

Bijlage 6: Schetsbordverhaal Zacheüs Bijlage 6: Schetsbordverhaal Zacheüs 31 oktober 2010 Zacheüs Ellen Zuijdwegt-Dronkers Van dit verhaal is een schetsbord verhaal gemaakt Dit is tekenen of schilderen terwijl je vertelt. Dit kan heel eenvoudig

Nadere informatie

Groep 4. Beoordelingstoets begrijpend lezen. Toets 1 (na thema 2) 2. Dit is een verhaaltje, maar de zinnen staan door elkaar. Zoek de eerste zin.

Groep 4. Beoordelingstoets begrijpend lezen. Toets 1 (na thema 2) 2. Dit is een verhaaltje, maar de zinnen staan door elkaar. Zoek de eerste zin. Groep 4 Beoordelingstoets begrijpend lezen Toets 1 (na thema 2) 1. Dit is een verhaaltje, maar de zinnen staan door elkaar. Zoek de eerste zin. A. Want in het nest wachten drie hongerige mereltjes B. Hij

Nadere informatie

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen - - je kan me wat - module 3 docere delectare movere tekeningen - 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat ROCvA nt2taalmenu.nl - educatie - ROCvA module 3 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5

Nadere informatie

De woonkamer. Er staan veel dozen in de woonkamer, er staat een bank en een kast die half in elkaar gezet is.

De woonkamer. Er staan veel dozen in de woonkamer, er staat een bank en een kast die half in elkaar gezet is. SAMENWONEN 1. EXT. ROND HET HUIS - DAG Rond het huis. Judith en Peter zijn aan het verhuizen, er staat een verhuiswagen voor het huis. Judith en Peter lopen vaak heen en weer met dozen. Ze lachen naar

Nadere informatie

Liturgie voor de Gezinsdienst. Thema: In de wolken!

Liturgie voor de Gezinsdienst. Thema: In de wolken! Liturgie voor de Gezinsdienst op 26 oktober 2014 om 10,00 uur in De Ark Thema: In de wolken! Met medewerking van: Elly Maarsingh Renny Post Leden van de KiWi Voor de dienst zingt Ludgrut: Wees welkom allemaal

Nadere informatie

= een stuk grond met fruitbomen. = hard materiaal dat uit de grond komt en waar je mee kunt bouwen.

= een stuk grond met fruitbomen. = hard materiaal dat uit de grond komt en waar je mee kunt bouwen. Woordenschat blok 3 gr5 Les 1 De boomgaard De steen De vijver De bloesem De stengel Het landschap De karper De alg De kikkerdril De kastanjeboom Het groen Kweken = een stuk grond met fruitbomen. = hard

Nadere informatie

Kerstfeest 17 december 2014 Groep 6/7 De Brug

Kerstfeest 17 december 2014 Groep 6/7 De Brug Kerstfeest 17 december 2014 Groep 6/7 De Brug Welkom Lied: Dank je voor dit warme licht (kaarsen worden aangestoken door Youri) 1. Eerste kaars, wat wil jij zeggen als je branden gaat? Zie jij in je mooiste

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

Als de kat van huis is...

Als de kat van huis is... 4000 spreekwoorden 06-09-2004 16:14 Pagina 3 Als de kat van huis is... 4000 spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen verzameld door Martha Cazemier & Hubert van Marum Met eenendertig tekeningen van Joke

Nadere informatie

Ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde.

Ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. De regenboog God heeft een boog in de wolken geplaatst om ons aan het verbond te laten herinneren. Er zal nooit meer zo n grote zondvloed komen, dat heel de aarde onder water staat. Laten we een regenboog

Nadere informatie

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.

Nadere informatie

door Megan van den Berg

door Megan van den Berg door Megan van den Berg Ik houd m`n spreekbeurt over de dierenarts. Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik veel van dieren hou en ik wil het later ook zelf worden. Spreekkamer Raar woord natuurlijk, spreekkamer.

Nadere informatie

Degene met de meeste punten heeft gewonnen.

Degene met de meeste punten heeft gewonnen. Groep 7-8 Triotet spelregels Je speelt het spel Triotet met 3 of 4 spelers. Je schudt de kaarten en verdeelt ze eerlijk over het de spelers. Het kind dat deelt mag beginnen. Daarna is het kind links van

Nadere informatie

WOORDENBOEK VAN DE VLAAMSE DIALECTEN

WOORDENBOEK VAN DE VLAAMSE DIALECTEN WOORDENBOEK VAN DE VLAAMSE DIALECTEN UNIVERSITEIT GENT Vakgroep Nederlandse Taalkunde Blandijnberg 2 9000 Gent (tel: 09/264.40.79 of264.40.81) Vragenlijst 82 JANUARI 1998 DOOD EN BEGRAFENIS Dialect van:

Nadere informatie

En rijke mensen werken niet. Die kunnen de hele dag doen wat ze leuk vinden.

En rijke mensen werken niet. Die kunnen de hele dag doen wat ze leuk vinden. Warm in Verona Romeo loopt een beetje rond. Dat doet hij bijna elke dag. Hij vindt het leuk om door het stadje te lopen. Door de kleine straatjes. Langs de rivier waar de meisjes de was doen. En over de

Nadere informatie

H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S 1 9 8 4 2 0 1 4 LEOPOLD / AMSTERDAM

H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S 1 9 8 4 2 0 1 4 LEOPOLD / AMSTERDAM H E T R I J M T TED VAN LIESHOUT V E E L V E R S J E S & L I E D J E S 1 9 8 4 2 0 1 4 V E R B E E L D D O O R T E D V A N L I E S H O U T LEOPOLD / AMSTERDAM KAATJE KOE 1 Ik ben het zat! Wat doe ik hier!

Nadere informatie

Lente. groep 3, 4 en 5

Lente. groep 3, 4 en 5 Lente groep 3, 4 en 5 Inhoud Lente 3 1. Langer licht 4 2. Bollen 5 3. Wakker worden 6 4. Frisse blaadjes 7 5. Kikkerdril 8 6. Op reis 9 7. In de wei 10 8. Er op uit! 11 9. Filmpjes 12 Werkblad lente 14

Nadere informatie

Februari, de maand van Valentijnsdag. Daarom deze maand een lief bericht van de leerlingen van groep 6

Februari, de maand van Valentijnsdag. Daarom deze maand een lief bericht van de leerlingen van groep 6 Februari, de maand van Valentijnsdag. Daarom deze maand een lief bericht van de leerlingen van groep 6 Mama Een roos is roze viooltjes zijn blauw maar het allerliefst Hou ik van jou mama. Joshua De beste

Nadere informatie

De man uit Australië heeft dikke pech. Hij vertelt het zelf aan jou.

De man uit Australië heeft dikke pech. Hij vertelt het zelf aan jou. Les 1 Dikke pech De man uit Australië heeft dikke pech. Hij vertelt het zelf aan jou. wat is er aan de hand? dan gebeurt er zomaar iets. ik heb een lekke band ik hoor een heel erg harde klap. * ik zit

Nadere informatie

15 februari: Ik ben het brood dat leven geeft (Johannes 6:32-40)

15 februari: Ik ben het brood dat leven geeft (Johannes 6:32-40) Liturgisch bloemstuk bij de 40 dagen tijd en Pasen 2015 Elke week wordt één kaars gedoofd, van de kandelaar met 8 kaarsen. Er is elke week een boog bekleed met klimop, als beeld van het verbond van God

Nadere informatie