Ontwerp - Stroomgebiedbeheerplan Rijn

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ontwerp - Stroomgebiedbeheerplan Rijn"

Transcriptie

1 Ontwerp - Stroomgebiedbeheerplan Rijn Inhoud 0 Inleiding Beschrijving stroomgebied Inleiding Algemene beschrijving Methode Oppervlaktewater Grondwater Beschermde gebieden Aanwijzing waterlichamen en beschermde gebieden Oppervlaktewater Grondwater Beschermde gebieden Typologie en status Typologie Status Doelstellingen Inleiding Methode Oppervlaktewater Grondwater Beschermde gebieden Uitzonderingen Doelen Oppervlaktewater Grondwater Beschermde gebieden Uitzonderingen Monitoring en toestand Inleiding Methode Oppervlaktewater

2 3.2.2 Grondwater Toestand Oppervlaktewater Grondwater Belastingen Inleiding Methode Oppervlaktewater Grondwater Significante belastingen Oppervlaktewater Grondwater Klimaatverandering Kennisleemten Maatregelen Inleiding Voortgang uitvoering stroomgebiedbeheerplan Maatregelen vanaf Communautaire waterbeschermingswetgeving Overige basismaatregelen Gebiedsgerichte maatregelen Extra maatregelen Economische Analyse Inleiding Methode Ontwikkeling van het watergebruik Kostenterugwinning van waterdiensten Kosten en baten Bevoegde autoriteiten en proces Inleiding Bevoegde autoriteiten Proces Internationaal Nationaal

3 7.3.3 Regionaal Raadpleging publiek Nationaal Regionaal Juridische status en relevante wetgeving Bijlage 1. Oppervlaktewaterlichamen, met type, status, waterlichaam-specifieke doelen en toepassing van uitzonderingsbepalingen Bijlage 2. Doelen chemische toestand van oppervlaktewaterlichamen Bijlage 3. Doelen specifiek verontreinigende stoffen van oppervlaktewaterlichamen Bijlage 4. Doelen chemische toestand van grondwaterlichamen

4 0 Inleiding Nederland streeft naar schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zorgt er voor dat lidstaten daarbij een zelfde aanpak volgen. Hiertoe worden stroomgebiedbeheerplannen opgesteld met de beschrijving van de watersystemen, doelen en maatregelen. De eerste stroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems zijn in 2009 verschenen. Met de uitvoering van deze plannen wordt een grote stap gezet naar realisatie van de doelen. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de ambitie van het kabinet ( en Daarbij is aangegeven dat waar nodig de maximale periode wordt benut voor doelbereik (uiterlijk 2027) om zo ook maximaal te kunnen meekoppelen met andere opgaven, zoals veiligheid, zoetwatervoorziening, natuur en recreatieve doelen. Lidstaten dienen de Europese Commissie te informeren via stroomgebiedbeheerplannen en electronische reporting sheets. De stroomgebiedbeheerplannen moeten aan allerlei eisen voldoen, maar zijn primair voor nationaal gebruik. Daarom is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van verwijzingen naar andere documenten als het gaat om technische informatie. De Europese Commissie volgt de implementatie door de informatie die via de elektronische reporting sheets wordt verstrekt. Er is een Waterkwaliteitsportaal opgezet om gegevens van waterbeheerders in te zamelen. Het systeem genereert factsheets en informatie voor zowel de stroomgebiedbeheerplannen als de elektronische reporting sheets. Factsheets bevatten gedetailleerde informatie per waterlichaam (status, doelen, belasting, maatregelen, uitzonderingen) en zijn te vinden op Aanvullende informatie zoals grafische kaarten is daar eveneens te vinden. Het stroomgebiedbeheerplan 2015 is een actualisatie van het stroomgebiedbeheerplan Bepaalde niet-variabele informatie, zoals de bodemopbouw en -gebruik van het stroomgebied, wordt dan ook niet herhaald. Het stroomgebiedbeheerplan 2015 gaat uit van de vereisten van artikel 13 en bijlage VII KRW, de evaluatie van de plannen uit 2009 door de Europese Commissie (ec.europa.eu/environment/water/water-framework/implrep2007/index_en.htm) en hetgeen al bekend is van de electronische rapportage volgens artikel 15 KRW. 4

5 1 Beschrijving stroomgebied 1.1 Inleiding Een stroomgebiedsdistrict is een gebied van land en zee, gevormd door één of meer aan elkaar grenzende stroomgebieden (artikel 2, punt 15, KRW). Een stroomgebied is een gebied vanwaar het oppervlaktewater door één punt in zee stroomt (artikel 2, punt 13, KRW). Een stroomgebied is ingedeeld in oppervlakte- en grondwaterlichamen (artikel 2, punten 10 en 12, KRW). Een waterlichaam is de basiseenheid voor de beschrijving van de toestand en voor de te nemen maatregelen. De meeste informatie voor de KRW wordt daarom, voor zover mogelijk, verzameld en beoordeeld op het niveau van waterlichamen. Ieder oppervlaktewaterlichaam behoort tot een categorie (artikel 2, punten 4 tot en met 7, KRW), zoals een rivier of een meer, en kan zijn aangemerkt als 'sterk veranderd' of 'kunstmatig' (artikel 2, punten 8 en 9, en artikel 4, lid 3, KRW). De categorieën oppervlaktewater zijn weer verdeeld in watertypen, bijvoorbeeld een 'ondiep gebufferde plas', om doelen te kunnen formuleren. In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punten 1 en 3 en deel B, punt 1, KRW. De vereisten die staan in bijlage VII, deel A, punt 1 worden ook nog verder uitgewerkt in de hoofdstukken 2, 4 en Algemene beschrijving Het internationale stroomgebiedsdistrict van de Rijn is onderverdeeld in negen werkgebieden. Het werkgebied Rijndelta omvat de monding van het internationale stroomgebiedsdistrict en valt onder Nederlands en Duits grondgebied. De Rijndelta ontvangt water van de Rijn vanuit het in Duitsland gelegen werkgebied Nederrijn (Niederrhein). In het westen en noorden grenst het aan de Noordzee, in het oosten aan het stroomgebied Eems en in het zuidwesten aan het stroomgebied Maas. De Rijndelta is onderverdeeld in zes deelgebieden, drie in Duitsland (IJsselmeerzuflüsse, Deltarheinzuflüsse in Nordrhein-Westfalen en Vechte in Niedersachsen) en drie in Nederland (Rijn-West, Rijn-Oost 1 en Rijn-Noord). Rijndelta ligt voor het grootste deel in Nederland (90%). Het gebied beslaat in Nederland de provincies Noord-Holland, Gelderland, Utrecht, Flevoland, Overijssel, Fryslân en delen van Zuid-Holland, Noord-Brabant, Drenthe en Groningen. Met uitzondering van Rottumerplaat behoren ook de Nederlandse Waddeneilanden tot de Rijndelta. De oppervlakte van Rijndelta tot één zeemijl beslaat ongeveer km 2 ; dat is een kleine 20% van de totale oppervlakte van het stroomgebied van de Rijn ( km 2 ). De kustlijn in Rijndelta heeft een lengte van 640 km (inclusief Waddeneilanden, zonder Rottumerplaat). Het Nederlandse deel van Rijndelta wordt verder aangeduid als stroomgebied Rijn (figuur 1- a). Dit stroomgebied heeft een oppervlakte van ongeveer km 2 zoet water en overgangswater en zo n km 2 zeewater (Nederlandse kustwaterlichamen tot één zeemijl en Waddenzee). Ruim een vijfde van het oppervlak is dus bedekt met water. Het bevat regionale wateren en het hoofdwatersysteem, de rijkswateren. Tot de rijkswateren behoren de 1 Sinds juni 2013 zijn de deelstroomgebieden Rijn-Oost en -Midden samengevoegd tot Rijn-Oost 5

6 grote rivieren als Waal, Nederrijn en IJssel, de grote meren als Markermeer, IJsselmeer, Ketelmeer en de randmeren, grote kanalen en de kustwateren. Figuur 1-a. Het stroomgebied Rijn. 1.3 Methode Oppervlaktewater Begrenzing Voor het begrenzen van de waterlichamen zijn de uitgangspunten gevolgd van het in Europees verband vastgestelde richtsnoer voor het identificeren van waterlichamen nr. 2). Dit betekent dat in ieder geval alle rivieren als oppervlaktewaterlichaam zijn aangemerkt die een achterliggend stroomgebied hebben van minimaal 10 km 2. Voor het begrenzen van de meren zijn in ieder geval alle wateren als oppervlaktewaterlichaam aangemerkt die minimaal 50 ha groot zijn. Voor poldergebieden is de benadering van stroomgebieden gehanteerd. Een poldergebied is aangemerkt als waterlichaam wanneer het een oppervlakte heeft van minimaal 10 km 2. Aanvullend hierop zijn in poldergebieden nog zogenoemde waterrijke gebieden aangewezen. Dit betreft gebieden van minimaal 250 ha met een percentage open water van 20% of meer. In die gebieden bevindt zich een grote dichtheid van kleine wateren zoals sloten, vaarten en/of plassen. In een aantal gevallen zijn wateren als waterlichaam aangemerkt, ook als deze niet aan de groottecriteria voldoen (50 ha wateroppervlak of 10 km 2 stroomgebied). Dit geldt 6

7 bijvoorbeeld voor de meeste duinplassen (al dan niet Natura 2000-gebied) en voor een aantal wateren voor drinkwaterbereiding (infiltratieplassen). Alle overgangs- en kustwateren zijn als waterlichaam aangewezen. In afwijking met het stroomgebiedbeheerplan van 2009 zijn de kustwaterlichamen begrensd tot 1 zeemijl vanaf de kust. Dit voorkomt overlap met de werking van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en is in lijn met de aanpak in buurlanden. De chemische toestand wordt echter beoordeeld in het kustgebied van de basislijn van de kust tot 12 mijl daarbuiten Typologie Oppervlaktewateren worden toegedeeld aan de categorie Rivieren, Meren, Overgangswateren of Kustwateren. Dat gebeurt met een toedelingsleutel die staat beschreven in de Definitiestudie Kaderrichtlijn Water ( nr. 3). Iedere categorie is opgedeeld in watertypen. Nederland heeft zelf watertypen vastgesteld (systeem B), met een vergelijkbare mate van detail als de typering uit bijlage II KRW, systeem A (edepot.wur.nl/36886). Belangrijke kenmerken in deze typering zijn bijvoorbeeld stroomsnelheid, zoutgehalte en invloed van het getij. De Nederlandse typering van de natuurlijke wateren bestaat in totaal uit negen meren, 12 rivieren, één overgangswater en drie kustwateren ( Referenties en maatlatten natuurlijke watertypen ). Daarnaast zijn er 12 kunstmatige watertypen voor sloten en kanalen ( Omschrijving MEP en maatlatten sloten en kanalen ) Status Voor het bepalen van de ecologische doelstellingen is behalve het watertype ook de status van een oppervlaktewaterlichaam relevant. Deze status wordt bepaald aan de hand van de toestand en oorsprong van vorm en inrichting van de wateren. Deze zogenoemde hydromorfologie kan natuurlijk, sterk veranderd of kunstmatig zijn. Een waterlichaam is kunstmatig wanneer het door mensenhanden is ontstaan op een plek waar voorheen geen water aanwezig was. Ingrepen in de hydromorfologie kunnen reden zijn om een waterlichaam de status sterk veranderd toe te kennen. Een eerste voorwaarde is dat de noodzakelijke wijzigingen van de hydromorfologische kenmerken om de goede ecologische toestand te bereiken tot significante negatieve effecten voor de gebruiksfuncties van het water en/of milieu zou leiden (artikel 4, lid 3, aanhef en onder a, KRW). Als de ingreep niet teruggedraaid kan worden dienen de effecten daarvan gemitigeerd te worden, behalve als dit significante negatieve effecten voor gebruiksfuncties of milieu veroorzaakt. Een tweede belangrijke voorwaarde is het bezien of er voor het milieu gunstiger, en technisch haalbare en betaalbare alternatieven zijn om de gebruiksfunctie(s) te realiseren (artikel 4, lid 3, aanhef en onder b, KRW). De methode om de status te bepalen volgt uit het in Europees verband vastgestelde richtsnoer voor het identificeren van waterlichamen ( nr. 9) en is nader toegelicht in de 7

8 Handreiking MEP-GEP ( De motivering van de status van een waterlichaam is tot stand gekomen door een wisselwerking tussen de nationale en regionale overheden. Door verschillen in het belang en de schaal van functies tussen de regio s, is het niet mogelijk om voor de motivering van de status met een generieke aanpak en vaste percentages te werken, maar is steeds maatwerk nodig geweest. De motivering van de status per waterlichaam is daarom regionaal ingevuld. Bij de uitwerking kan grofweg onderscheid gemaakt worden tussen laag- en hoog Nederland. In laag Nederland zijn grote ingrepen in het watersysteem gedaan om het land te beschermen tegen overstromingen. Deze ingrepen, zoals dijken en dammen, hebben een negatief effect op planten en dieren. Zo is de omvang van leefgebieden sterk afgenomen en zijn er veel barrières ontstaan voor bijvoorbeeld vissen. Omdat zonder deze dijken en dammen tweederde van Nederland zou kunnen overstromen, is het duidelijk dat herstel naar een natuurlijke situatie onmogelijk is. Haalbare alternatieven om te beschermen tegen overstromingen zijn door de schaal niet aanwezig en/of veel te duur. Overigens betekent dit wel dat op kleine schaal keuzes gemaakt kunnen worden die leiden tot grotere leefgebieden voor planten en dieren. Een goed voorbeeld is het programma Ruimte voor de Rivier waar verlegging van dijken en aanleg van nevengeulen zorgen voor een grotere veiligheid tegen overstromingen maar ook voor een toename van leefgebieden voor planten en dieren. In hoog Nederland (ca. >4m +NAP) zijn belangrijke ingrepen in het watersysteem gedaan om het land te beschermen tegen overstroming en/of om te zorgen dat landbouwactiviteiten mogelijk zijn. Het rechttrekken van beken, drainage en kleine stuwen zijn hier voorbeelden van. Deze ingrepen hebben een negatief effect op planten en dieren door verlies van leefgebied en de komst van barrières. Ook deze ingrepen zijn in landbouwgebieden doorgaans onomkeerbaar, doordat de fysieke ruimte die nodig is om de Goede Ecologische Toestand te herstellen een significant effect heeft op het huidige landgebruik. Bovendien zijn veengebieden nagenoeg volledig afgegraven of geoxideerd, en niet of nauwelijks meer te herstellen. Betaalbare alternatieven zijn bijna nooit aanwezig. Dit betekent dat in landbouwgebieden de ingrepen in het watersysteem veelal onomkeerbaar zijn. Echter, er zijn ook nog veel gebieden met een minder intensief landgebruik. Vaak kunnen hier mitigerende maatregelen in de hydromorfologie, zoals hermeandering, natuurvriendelijke oevers, verbeteren van migratiemogelijkheden, wel plaatsvinden Grondwater De opbouw van de Nederlandse ondergrond wordt uitgebreid beschreven en onderhouden in een REgionaal Geohydrologisch InformatieSysteem (REGIS). Zowel de verbreiding van de diverse lagen als ook de geohydrologische karakteristieken zijn daarin opgenomen. Gegevens voor de grondwaterlichamen zijn hieraan ontleend en gebaseerd op rechtstreekse informatie van de provincies. Met ingang van 1 januari 2015 treedt de Landelijke Voorziening Basisregistratie Ondergrond (BRO) in werking ( Rijk, provincie, gemeente en waterschap krijgen dan te maken met verplichtingen op het vlak van aanleveren, controleren en (her)gebruiken van allerlei soorten ondergrondgegevens. Voor de begrenzing tussen grondwaterlichamen zijn hydrogeologische barrières, (geo)chemische en bestuurlijke grenzen gehanteerd. De verticale samenhang tussen de verschillende watervoerende zandlagen is relevant voor het beheer van deze 8

9 grondwaterlichamen. In laag Nederland is onderscheid gemaakt in een zoet- en een brak/zout grondwaterlichaam Beschermde gebieden De KRW (artikel 6) schrijft voor een register op te stellen en bij te houden van gebieden die op grond van de KRW en andere communautaire wetgeving in bijlage IV KRW zijn aangewezen als beschermd gebied. Het betreft gebieden die een beschermingsstatus hebben op grond van één of meerdere van de volgende EU-richtlijnen: Schelpdierwaterrichtlijn (2006/113/EEG) Viswaterrichtlijn (2006/44/EEG) Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EG) Nitraatrichtlijn (91/676/EEG) Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater (91/271/EEG) Vogelrichtlijn (79/409/EEG) Habitatrichtlijn (92/43/EEG) Op grond van artikel 7 van de KRW behoren de oppervlaktewater- en grondwaterlichamen met onttrekkingen voor menselijke consumptie ook tot de beschermde gebieden. Dat geldt tevens voor waterlichamen waar een dergelijke onttrekking in de toekomst gepland is. De beschermde gebieden in dit stroomgebiedbeheerplan hebben betrekking op de situatie eind Aanwijzing waterlichamen en beschermde gebieden Oppervlaktewater In Nederland zijn alle grote rivieren en meren en alle overgangs- en kustwateren aangewezen als waterlichaam. Daarnaast was in % van de kleine stromende wateren ook als waterlichamen aangewezen. Nagenoeg alle vaarten en kanalen zijn aangewezen als waterlichaam, maar voor de ca km aan kleinere sloten en de vennen is dit in 2009 niet het geval ( Inmiddels is de begrenzing op enkele plaatsen aangepast. Dit is toegelicht in de betreffende factsheets ( In het Nederlandse deel van het stroomgebied Rijn zijn 479 oppervlaktewaterlichamen aangewezen (figuur 1-b; het stroomgebied tot 12 mijl is hier aangegeven, zie paragraaf ). Door technische aanpassingen zijn dit 12 oppervlaktewaterlichamen minder dan in het eerste stroomgebiedbeheerplan. Bijlage 1 geeft een opsomming van alle oppervlaktewaterlichamen en enkele belangrijke kenmerken daarvan. 9

10 Figuur 1-b. Ligging van de oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende typen in het stroomgebied Rijn Grondwater In het Nederlandse deel van het stroomgebied Rijn zijn 11 grondwaterlichamen van diverse typen (zout, zand, met of zonder deklaag, wad en duin) aangewezen (figuur 1-c). In negen waterlichamen vindt onttrekking van drinkwater plaats. Op 290 locaties wordt grondwater onttrokken voor de productie van drinkwater. Er worden geen grensoverschrijdende grondwaterlichamen onderscheiden. Wel vindt grondwaterstroming over de grens van het stroomgebied Rijn plaats in westelijke richting. Het meetprogramma is dusdanig ingericht dat de grondwaterstroming afdoende in beeld kan worden gebracht. De kenmerken van de grondwaterlichamen zijn niet gewijzigd ten opzichten van het stroomgebiedbeheerplan Een uitgebreide beschrijving van de grondwaterlichamen is te vinden op 10

11 Figuur 1-c. Ligging van de grondwaterlichamen in het stroomgebied Rijn. NLGW0002 = Zand Rijn-Noord, 3 = Zand Rijn-Oost, 4 = Zand Rijn-Midden, 5 = Zand Rijn-West, 7 = Zout Rijn-Noord, 9 = Deklaag Rijn-Noord, 10 = Deklaag Rijn-Oost, 11 = Zout Rijn-West, 12 = Deklaag Rijn-West, 15 = Wadden Rijn-Noord en 16 = Duin Rijn-West Beschermde gebieden Nederland heeft voor de Nitraatrichtlijn geen beschermde gebieden aangewezen, maar hanteert de verplichtingen die uit de richtlijnen voortvloeien voor het gehele land. De Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater vraagt om aanwijzing van kwetsbare gebieden. De eutrofiëringsproblemen in onze kustwateren en de omstandigheid dat heel Nederland daarop afwatert, hebben tot het besluit geleid om geen kwetsbare gebieden aan te wijzen, maar maatregelen op het gehele Nederlandse grondgebied toe te passen. De Schelpdierwaterrichtlijn en de Viswaterrichtlijn zijn 31 december 2013 ingetrokken. Het beschermingsniveau wordt gehandhaafd met het streven naar de goede toestand onder de KRW. De KRW kent echter geen eisen voor de bacteriologische kwaliteit van schelpdieren. Deze eis is daarom blijven staan in regelgeving, evenals de noodzaak om voor schelpdieren beschermde gebieden aan te wijzen. De aanwijzing van de gebieden is ongewijzigd ten opzichte van In het stroomgebied Rijn is de Waddenzee aangewezen als schelpdierwater. Er zijn voor heel Nederland 156 Natura 2000-gebieden aangewezen op grond van de Vogelen de Habitatrichtlijn. Dat moeten er 160 worden 11

12 ( In het stroomgebied van de Rijn zijn alle Natura 2000-gebieden aangewezen met uitzondering van een drietal gebieden die nog in procedure zijn: Wormer- en Jisperveld/Kalverpolder, NH s-duinreservaat en Wierdense Veld. Daarnaast zijn drie gebieden in de Noordzee nog in procedure, te weten Friese front, Klaverbank en Doggersbank. Nederland heeft in het stroomgebiedbeheerplan 2009 alle grondwaterlichamen behalve de zoute opgenomen in het Register Beschermde Gebieden vanwege onttrekking voor menselijke consumptie. Indien er onttrekking voor menselijke consumptie plaatsvindt, is conform artikel 7, lid 1, KRW het hele grondwaterlichaam als beschermd gebied aangewezen. Voor de monitoring en maatregelen om de doelen van de beschermde gebieden met betrekking tot onttrekking te halen mag worden gefocust op zogenaamde beschermingszones. Dus hoewel het hele waterlichaam opgenomen is in het Register Beschermde Gebieden, kan de monitoring en maatregelen gefocust zijn op aangewezen grondwaterbeschermingszones/ grondwaterbeschermingsgebieden/100jaarzone van de provincies. Provincies wijzen jaarlijks de zwemwaterlocaties aan conform de Zwemwaterrichtlijn. De toekenning van de functie zwemwater aan individuele locaties in de rijkswateren vindt plaats in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren. Kaarten met de ligging van de beschermde gebieden op grond van diverse richtlijnen, zijn te vinden op Typologie en status Typologie De meest voorkomende watertypen zijn langzaam stromende midden- en benedenlopen van beken op zand (R5, 87 waterlichamen) en gebufferde kanalen (M3, 84 waterlichamen). Veel aanwezig zijn ook laagveenvaarten en -kanalen (M10, 44 waterlichamen), ondiepe gebufferde plassen (M14, 36 waterlichamen) en zoete gebufferde sloten (M1a, 35 waterlichamen). In bijlage 1 staat het type per waterlichaam. De typologie blijft een compromis tussen een werkbaar aantal en maatwerk dat aansluit bij ieder uniek water. Bij de afleiding van specifieke doelen voor een waterlichaam kan soms uitgegaan zijn van een ander type. Zo kan het doel van een sterk gekanaliseerde en afgedamde beek meer op een kanaal dan een stromend watertype lijken. Verder zijn soms kleine aanpassingen aangebracht en is verdere ontwikkeling van de typologie in de komende jaren niet uitgesloten Status De status van de sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen is opnieuw geëvalueerd ten opzichte van Daarbij is de werkwijze zoals beschreven in paragraaf gevolgd. Dit is niet het geval voor kunstmatige wateren; eenmaal door mensen gegraven blijft door mensen gegraven. Hier is wel gekeken of de ambitie (het doel) aangepast dient te worden aan nieuwe kennis van de effecten van ingrepen en maatregelen. Bij één meer (Naardermeer) en drie kustwateren (Hollandse kust, Waddenkust en Waddenzee) is de inrichting c.q. hydromorfologie - vrijwel - ongewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke situatie of kan die voldoende worden hersteld. Dit is gelijk aan de situatie beschreven in het stroomgebiedbeheerplan van

13 In het stroomgebied Rijn hebben 306 waterlichamen de status kunstmatig. Het betreft vooral sloten en kanalen. Deze wateren zijn aangelegd om land droog te leggen, om water aan - en af te voeren en hebben of hadden soms een transportfunctie. Sloten en kanalen hebben een eigen ecologische waarde, afhankelijk van het gebruik. Er is geen streven om sloten en kanalen natuurlijk te maken. In het stroomgebied Rijn hebben 169 waterlichamen de status sterk veranderd. Meren zijn veelal sterk veranderd doordat het herstellen van een natuurlijk verloop van het waterpeil niet mogelijk is. Een constant of tegennatuurlijk peil is ingesteld om de aan- en afvoer van water aan de vraag te kunnen laten voldoen. Hierdoor kunnen oevers zich niet goed ontwikkelen, met gevolgen voor planten en daarvan afhankelijke waterdieren. Beken zijn in het verleden, veelal voor een betere ontwatering voor de landbouw en snellere waterafvoer, genormaliseerd (rechtgetrokken en/of verdiept). Rivieren zijn sterk veranderd vanwege de waterveiligheid en scheepvaart. De overgangswateren zijn sterk veranderd, met name door de werken die nodig zijn ter bescherming van het land. Hierdoor is de overgang tussen zoet en zout water abrupt geworden en heeft het getij een aangepaste amplitude. Dit is van invloed op de soorten die er kunnen voorkomen. De belangrijkste redenen waardoor de goede ecologische toestand in het stroomgebied Rijn niet bereikbaar is (artikel 4, lid 3, onder a, KRW) komt door onomkeerbare ingrepen ten behoeve van waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen en afwatering (169 waterlichamen), gevolgd door scheepvaart of recreatie (36 waterlichamen). De belangrijkste redenen voor het ontbreken van voor het milieu gunstiger alternatieven (artikel 4, lid 3, onder b, KRW) zijn onevenredige kosten (148 waterlichamen) en technische haalbaarheid (99 waterlichamen). In bijlage 1 is de status per waterlichaam gegeven. 13

14 2 Doelstellingen 2.1 Inleiding De doelen voor het oppervlaktewater hebben een chemische en een ecologische component. De goede chemische toestand voor oppervlaktewaterlichamen wordt uitsluitend bepaald door Europees vastgestelde normen die zijn vastgelegd in de Richtlijn prioritaire stoffen. De goede ecologische toestand wordt bepaald door biologische soortgroepen. Om de goede ecologische toestand te bereiken dienen ook specifieke verontreinigende stoffen en de algemeen fysischchemische parameters goed te zijn. Hiervoor zijn landelijke milieukwaliteitseisen vastgesteld. Voor kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen geldt dat niet de goede ecologische toestand bereikt hoeft te worden, maar een daarvan afgeleide goed ecologisch potentieel. De biologische- en bijbehorende fysisch-chemische doelen voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen zijn in het stroomgebied bepaald, uitgaande van landelijke milieukwaliteitseisen. De doelen voor grondwaterlichamen hebben een chemische en een kwantitatieve component. Voor de grondwaterlichamen zijn normen voor nitraat en gewasbeschermingsmiddelen Europees vastgesteld. Voor een aantal overige stoffen zijn aanvullend daarop drempelwaarden voor de grondwaterkwaliteit vastgesteld. Voor grondwaterkwantiteit geldt de algemene eis dat er evenwicht is tussen onttrekking en aanvulling en zijn overige aspecten uitgewerkt in nationale doelen. De beschermde gebieden moeten voldoen aan alle gestelde doelen, voor zover niet anders bepaald in de communautaire wetgeving waaronder het betrokken gebied is ingesteld. De goede toestand dient uiterlijk in 2015 bereikt te zijn, maar hierop is uitzondering mogelijk. Dit hoofdstuk gaat ook in op de uitzonderingsbepalingen. Bijvoorbeeld indien de doelen naar verwachting niet in 2015, maar pas later kunnen worden bereikt. Met dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punt 5 en deel B, punt 1, KRW. 2.2 Methode Oppervlaktewater Natuurlijke wateren Stoffen en doelen van de chemische toestand zijn overgenomen uit de Richtlijn prioritaire stoffen (2008/105/EC) (ec.europa.eu/environment/water/waterdangersub/pri_substances.htm). Het gaat hier om 33 prioritaire stoffen en stofgroepen en 8 stoffen van andere EU-richtlijnen, waaronder enkele gewasbeschermingsmiddelen. De Richtlijn prioritaire stoffen is in 2013 aangepast. Op grond van nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn voor enkele stoffen de normen uit 2008 gewijzigd (anthraceen, gebromeerde diphenylethers, fluorantheen, lood en loodverbindingen, naftaleen, nikkel en nikkelverbindingen, PAK s) en zijn er nieuwe stoffen met milieukwaliteitsnormen toegevoegd. In dit stroomgebiedbeheerplan wordt rekening gehouden met de gewijzigde normen voor de al in 2008 aangewezen stoffen om de opgave vanaf 2016 te bepalen. Nieuwe stoffen worden al wel gemeten, maar de doelen worden pas bij de beoordeling in de plannen van 2021 meegenomen. Tenslotte heeft de Europese Commissie een aantal stoffen 14

15 aangewezen als ubiqutair (gebromeerde diphenylethers, kwik en kwikverbindingen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK s) en tributyltinverbindingen, en van de nieuw toegevoegde stoffen perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten (PFOS), dioxines en dioxineachtige verbindingen, hexabroomcyclododecaan (HBCDD) en heptachloor/heptachloorepoxide). Dit zijn stoffen waarvan de productie of het gebruik al is verboden, maar die vanwege persistentie nog lang in het milieu zullen voorkomen. Doelen voor de ecologische toestand zijn beschreven per watertype. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen hydromorfologische kenmerken van het watertype, biologische kwaliteitselementen en daarvan afgeleide fysisch-chemische parameters volgens bijlage V KRW. De biologische kwaliteit wordt uitgedrukt in een ecologische kwaliteitsratio (EKR) middels een maatlat met de schaal 0-1. De EKR drukt voor algen, waterplanten, macrofauna en vissen de afstand uit tot de referentiesituatie (1). Er zijn vijf klassen ontwikkeld voor het beschrijven van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam. De ondergrens van de klasse goed (Goede Ecologische Toestand, GET) beschrijft met een EKR van 0,6 de minimaal te bereiken doelstelling. Daaronder zijn de klassen matig (0,4-0,6), ontoereikend (0,2-0,4) en slecht (0-0,2). Naast de biologische kwaliteitselementen zijn ook maatlatten opgenomen voor de hydromorfologische en de algemene fysisch-chemische parameters. De hydromorfologische parameters als stroming, diepte en structuur van de oever zijn gebruikt om de typen te beschrijven. De doelen van de algemeen fysisch-chemische parameters zijn afgeleid van de biologie: op basis van meetgegevens en berekeningen is nagegaan welke bandbreedte van de fysisch-chemische parameters past bij de doelen voor biologie. De beschrijving van de doelen gaat uit van bijlage V KRW en de nadere uitwerking in het Europese richtsnoer (ec.europa.eu/environment/water/waterframework/facts_figures/guidance_docs_en.htm nr. 13). Meer informatie over de wijze waarop de maatlatten per watertype in Nederland tot stand zijn gekomen is te vinden in achtergronddocumenten. De biologische- en fysisch-chemische doelen van de watertypen wijken deels af van het stroomgebiedbeheerplan Dit komt doordat meer harmonisatie van de ambitie van biologische kwaliteitselementen tussen lidstaten met vergelijkbare watertypen heeft plaatsgevonden; de tweede fase van de intercalibratie van biologische doelen is in 2013 afgerond (ec.europa.eu/environment/water/water-framework/objectives/status_en.htm). Verder bleek uit een nationale evaluatie van de ecologische maatlatten dat aanpassing wenselijk was voor een betere aansluiting op de wijze waarop werd gemeten en voor het verhogen van de gevoeligheid voor de uitgevoerde maatregelen. Tenslotte zijn verbeterde wetenschappelijke inzichten en nieuwe meetgegevens gebruikt, waardoor de afstemming tussen de biologie en de algemene fysische-chemie kon worden verbeterd. De verschillen met de maatlatten van 2009 zijn beschreven in ( Verschillendocument KRW maatlatten SGBP1 en SGBP2 ). Ieder waterlichaam is gekoppeld aan een watertype en de doelen van dat type zijn daarmee van toepassing voor het waterlichaam. Naast biologie en ondersteunende parameters maken ook specifieke verontreinigende stoffen deel uit van de ecologische toestand. Deze doelen zijn gelijk voor alle waterlichamen. De 15

16 selectie van stoffen is gebaseerd op een schema, waarbij rekening is gehouden met stofeigenschappen en het gebruik nr 26). De lijst van 160 stoffen en stofgroepen die is gebruikt bij het stroomgebiedbeheerplan 2009 is geëvalueerd ( _verontreinigende_en_drinkwater_relevante_stoffen_onder_de_kaderrichtlijn_water_selectie _van_potentieel_relevante_stoffen_voor_nederland). Ruim 70 van deze stoffen zijn in de afgelopen jaren niet of slechts een enkele keer aangetroffen of de gemeten gehalten zijn dusdanig laag dat ze geen risico voor de mens en het ecosysteem opleveren en dus voldoen aan de doelstellingen van het Nederlandse stoffenbeleid. Deze stoffen zijn niet meer opgenomen. In de periode is een screening uitgevoerd naar kandidaat specifieke verontreinigende stoffen als onderdeel van de risicobeoordeling volgens artikel 5, KRW. Daarbij zijn metingen uitgevoerd van amidotrizoinezuur, carbamazepine, di-isopropylether, metformine en metoprolol. Voor het medicijn carbamazepine is van de 208 metingen op 58 locaties verspreid over Nederland tweemaal een concentratie boven de conceptnorm gemeten, Voor de overige kandidaat specifiek verontreinigende stoffen liggen gemeten concentraties ver onder de conceptnormen. Op grond hiervan vindt nadere besluitvorming plaats over het in de toekomst opnemen van carbamazepine als specifieke verontreinigende stof. De beoordeling van de toestand is zoveel mogelijk uitgevoerd met de chemische- en ecologische doelen die op 22 december 2015 via aanpassing van de regelgeving van kracht worden, om een zo goed mogelijk beeld van de resterende opgave te verkrijgen. Tot 22 december 2015 zijn de doelen van het nu geldende Besluit kwaliteitseisen en monitoring water en de onderliggende ministeriële regeling monitoring van toepassing bij de beoordeling van besluiten. Afwijking van de doelen voor biologie en algemene fysische chemie is mogelijk als een waterlichaam de status kunstmatig of sterk veranderd heeft (paragraaf ). Daarnaast kan voor deze doelen, en voor de doelen voor chemie en de specifieke verontreinigende stoffen gebruik worden gemaakt van een uitzondering (paragraaf 2.2.3) Sterk veranderde en kunstmatige wateren Voor wateren die zijn aangemerkt als kunstmatig of sterk veranderd is een aangepaste ecologische doelstelling van toepassing. Dit geldt voor de biologische kwaliteitselementen en de algemene fysisch-chemische parameters en niet voor de chemische toestand en de specifieke verontreinigende stoffen onder de ecologische toestand. De doelen worden op dezelfde maatlat als die voor de meest gelijkende natuurlijke watertypen uitgezet, zodat de afstand van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) tot het GET inzichtelijk blijft. Er zijn twee methoden toegepast om het GEP af te leiden, te weten de methode volgens het Europese richtsnoer (ec.europa.eu/environment/water/waterframework/facts_figures/guidance_docs_en.htm nr. 4) die uitgaat van de referentiesituatie en een alternatieve methode gebaseerd op de huidige toestand en mitigerende maatregelen. De methoden zijn nader uitgewerkt in de Handreiking MEP-GEP ( Kern van beide benaderingen is dat rekening wordt gehouden met de ecologische effecten van onomkeerbare (hydromorfologische) ingrepen. Beide methoden leiden in principe tot hetzelfde ambitieniveau. 16

17 Voor kunstmatige sloten en kanalen hebben de waterbeheerders gezamenlijk een studie laten uitvoeren waarbij het ecologisch potentieel en de bijbehorende maatlatten voor biologie en algemeen fysisch-chemische parameters zijn uitgewerkt ( Omschrijving MEP en maatlatten sloten en kanalen ). Hierbij is gebruik gemaakt van deelmaatlatten van natuurlijke watertypen, maar de ambitie is afgeleid van meetgegevens van de mooiste sloten en kanalen in Nederland, rekening houdend met het gebruik. De verdere werkwijze bij de beschrijving van de doelen is gelijk aan die voor de natuurlijke watertypen (ec.europa.eu/environment/water/waterframework/facts_figures/guidance_docs_en.htm nr. 13). Bij het vaststellen van de GEPwaarden voor de algemeen fysisch-chemische parameters is de biologie leidend. GEPwaarden voor algemeen fysisch-chemische parameters zijn zo veel mogelijk afgeleid op basis van een werkelijk waargenomen relatie tussen de algemeen fysisch-chemische parameters en de biologische toestand. De kwaliteit van wateren die niet als waterlichaam zijn aangemerkt kan ook worden gevolgd en beoordeeld. Een doelstelling voor deze wateren is in ieder geval nodig bij het nemen van besluiten (lozingen en fysieke ingrepen). In dat geval vormen de bovenvermelde getalswaarden voor de chemische toestand en de specifieke verontreinigende stoffen het vertrekpunt. De overige parameters kennen een gebiedsspecifieke invulling. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een uniforme werkwijze (krw.stowa.nl/projecten/doelen_en_maatlatten overige_wateren.aspx?pid=59) Geen achteruitgang De KRW verlangt dat de toestand van oppervlakte- en grondwaterlichamen niet achteruitgaat. Van een achteruitgang is sprake als de toestand van een stof of (een groep) parameters in een waterlichaam een klasse daalt. Indien de toestand reeds in de slechtste klasse verkeert (en een klasse dalen dus niet mogelijk is), is iedere significante verslechtering van de kwaliteit (concentratie of EKR-waarde) niet toegestaan. Alle waterlichamen zullen hierop eens per planperiode (zes jaar) getoetst worden. Een nadere uitwerking van de toetsing op geen achteruitgang is opgenomen in Specifiek voor waterlichamen waarin een waterwinlocatie is gelegen geldt dat lidstaten zorg moeten dragen voor de nodige bescherming met de bedoeling de achteruitgang van de kwaliteit daarvan te voorkomen, teneinde het niveau van zuivering dat voor de productie van drinkwater is vereist, te verlagen. Daarnaast is geen achteruitgang al onderdeel of uitgangspunt voor het bestaande milieubeleid. Dat wordt zo veel als mogelijk voortgezet. Dat betekent bijvoorbeeld dat bevorderd wordt dat lozingen indien mogelijk verplaatst worden naar minder kwetsbare waterlichamen. En dat schadelijke milieuvreemde stoffen vervangen worden door andere stoffen met een vergelijkbare werking en minder schade aan het watermilieu. In deze gevallen is in feite dus geen sprake van achteruitgang. Voor water bestemd voor de bereiding van drinkwater stelt de KRW dat maatregelen worden genomen met de bedoeling om achteruitgang te voorkómen, teneinde het niveau van zuivering te verlagen. 17

18 2.2.2 Grondwater De doelen voor grondwater worden getoetst op zes onderdelen. Drie daarvan hebben een algemeen karakter en worden uitgevoerd op het niveau van het gehele grondwaterlichaam: 1. Een evenwicht in onttrekking en aanvulling op basis van een waterbalans, inclusief trends in de grondwaterstanden, 2. De algemene chemische toestand (inclusief trendanalyse), 3. Het niet voorkomen van intrusies van zout water (verschuiving van het zoet-zout grensvlak). Drie doelen worden voor specifieke gebieden opgesteld: 4. Goede toestand grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren, 5. Goede toestand grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen, 6. Goede toestand winningen voor menselijke consumptie (drinkwater). Zowel voor kwantiteit als voor kwaliteit wordt de algemene toestand bepaald door de algemene onderdelen (1, 2 en 3). De doelen voor de specifieke gebieden (4, 5 en 6) leveren aandachtspunten op die ook doorwerken in de formulering van maatregelen. Deze werkwijze is mede ingegeven door de keuze om grote grondwaterlichamen aan te wijzen, in plaats van ruimtelijke eenheden die aansluiten op de specifieke testen. De algemene kwantitatieve toestand van een waterlichaam is ontoereikend als op de onderdelen 1 of 3 slecht wordt gescoord. Dit bepaalt de basiskleur van de resultaatkaarten. Indien deze toestand goed is en de onderdelen 4 en/of 5 niet, dan wordt dit aangegeven voor de gebieden waar dit geldt. De algemene chemische toestand (2) betreft stoffen met een Europees vastgestelde norm (nitraat en gewasbeschermingsmiddelen) of een nationaal opgestelde drempelwaarde (chloride, fosfor, nikkel, arseen, cadmium en lood). Een grondwaterlichaam voldoet niet wanneer in meer dan 20 procent van de meetpunten de communautaire norm of drempelwaarde wordt overschreden. Dit onderdeel bepaalt de basiskleur van de resultaatkaarten. Voor de drie regionale doelen (4, 5, 6) wordt bepaald of de voor de specifieke gebieden geldende doelen behaald worden. Als de algehele chemische toestand voldoet, maar het oordeel voor een regionaal doel negatief is, dan wordt dit apart aangegeven op de resultaatkaart. Daarnaast wordt onderzocht of er sprake is van een significante en aanhoudend stijgende tendens van de concentratie van verontreinigende stoffen ten gevolge van menselijke activiteiten. In de komende jaren wordt gewerkt aan verdere harmonisatie van de trendanalyse. De doelen voor grondwater in artikel 4 en bijlage V KRW zijn nader uitgewerkt in de Grondwaterrichtlijn (2006/118/EG). Deze werkwijze voor de beoordeling is gebaseerd op een Europees richtsnoer (ec.europa.eu/environment/water/waterframework/facts_figures/guidance_docs_en.htm nr. 18) en nationaal nader uitgewerkt in een protocol ( De methodiek voor de bepaling van drempelwaarden is beschreven in (nr 21, 22). In 2011 zijn de achtergrondwaarden van enkele stoffen opnieuw bepaald en is onderzoek gedaan naar de hoogte van de factor voor afbraak en verdunning ( Op basis hiervan zijn de drempelwaarden herzien. 18

19 2.2.3 Beschermde gebieden Wanneer meerdere milieudoelstellingen betrekking hebben op een bepaald waterlichaam of een als beschermd gebied begrensd deel daarvan, is de strengste van toepassing (artikel 4, lid 2, KRW). Beschermde gebieden mogen deel uitmaken van een groter waterlichaam of een deel van het waterlichaam kan begrensd worden als beschermd gebied Uitzonderingen De termijn voor het halen van de milieudoelstellingen van artikel 4, lid 1, KRW kan verlengd worden met zes jaar (artikel 4, lid 4, KRW), mits de toestand van het aangetaste waterlichaam niet verslechtert. Deze termijnverlenging kan maximaal twee maal worden toegepast als de verbetering van de watertoestand binnen een planperiode technisch niet haalbaar of onevenredig kostbaar is. Als de natuurlijke omstandigheden dusdanig zijn dat de doelstellingen niet binnen die termijnen kunnen worden gehaald, mag de gefaseerde deadline zelfs worden verplaatst tot na Vaak spelen verschillende factoren, die elkaar wederzijds beïnvloeden of aanvullen gelijktijdig een rol. Het is ook mogelijk minder strenge milieudoelstellingen vast te stellen (artikel 4.5 KRW). Dan dienen waterlichamen zodanig door menselijke activiteiten te zijn aangepast of hun natuurlijke gesteldheid van dien aard te zijn dat het bereiken van de doelstellingen van artikel 4, lid 1, KRW niet haalbaar of onevenredig kostbaar zou zijn. Er moet aan specifieke voorwaarden worden voldaan. Een tijdelijke achteruitgang van de toestand is niet strijdig met de KRW indien sprake is van natuurlijke oorzaken of overmacht die uitzonderlijk zijn of niet redelijkerwijs waren te voorzien of het gevolg zijn van omstandigheden die zijn veroorzaakt door redelijkerwijs niet te voorziene ongevallen (artikel 4, lid 6, KRW). Er moet aan specifieke voorwaarden worden voldaan. Er wordt ook geen inbreuk op de richtlijn gemaakt als de doelstellingen niet worden gehaald vanwege nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van oppervlaktewaterlichamen of wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen. Dat geldt evenzo als een achteruitgang van de toestand wordt veroorzaakt door nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling. (artikel 4, lid 7, KRW). Er moet aan specifieke voorwaarden worden voldaan.waterbeheerders hebben daarvoor een inventarisatie uitgevoerd van omvangrijke nieuwe ontwikkelingen binnen de planperiode ( ). Indien wordt ingeschat dat door uitvoering van deze projecten een goede toestand of potentieel niet wordt bereikt of achteruitgang van de toestand of potentieel van een waterlichaam plaatsvindt, dan vindt toetsing aan de stappen van artikel 4, lid 7, KRW plaats. 2.3 Doelen Oppervlaktewater De doelen voor de chemische toestand zijn beschreven in bijlage 2. Voor de stoffen hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en kwik is een norm voor biota vastgesteld. De Richtlijn prioritaire stoffen geeft lidstaten de mogelijkheid om in plaats van de voorgestelde norm voor biota, een norm voor water af te leiden die het zelfde beschermingsniveau biedt. Nederland heeft voor die mogelijkheid gekozen en heeft inmiddels voor hexachloorbenzeen en hexachloorbutadieen een milieukwaliteitsnorm voor water afgeleid ( 19

20 ental_risk_limits_for_hexachlorobenzene_and_hexachlorobutadiene_in_water_using_bioacc umulation_data_to_convert_biota_standards_into_water_risk_limits). Aan de afleiding voor de norm voor kwik in water wordt nog gewerkt. Biologische-, fysisch-chemische- en hydromorfologische doelen voor de watertypen zijn per watertype beschreven in Referenties en maatlatten natuurlijke watertypen en Omschrijving MEP en maatlatten sloten en kanalen ). De biologische- en fysisch-chemische doelen zijn per waterlichaam nader uitgewerkt in de factsheets ( en vermeld in bijlage 1. Doelen voor de specifieke verontreinigende stoffen staan in bijlage 3. Op grond van het stroomgebiedbeheerplan 2009 bleek Nederland een hoog percentage waterlichamen als sterk veranderd te hebben aangemerkt en was het percentage kunstmatige waterlichamen het hoogste van Europa (ec.europa.eu/environment/water/waterframework/pdf/cwd _en-vol2.pdf). Ook ditmaal zijn de percentages hoog. Dit is begrijpelijk omdat de vele sloten en kanalen zijn gegraven om het land bewoonbaar en bruikbaar te maken en omdat nagenoeg alle beken en meren door de mens zijn 'veranderd' om overlast en tekorten in te perken. Het toekennen van de status sterk veranderd of kunstmatig heeft geen directe relatie met de ambitie voor de kwaliteit in die wateren. Bij de formulering van doelen voor sloten zijn meetgegevens van de sloten met de beste kwaliteit in Nederland vertrekpunt geweest. Bij de formulering van doelen voor sterk veranderde beken en meren is dezelfde maatlat gebruikt als voor de natuurlijke beken en meren Grondwater De wijze waarop wordt bepaald of is voldaan aan de doelen voor de kwantitatieve toestand is beschreven in een protocol ( De doelen voor de chemische toestand zijn beschreven in bijlage 4. Drempelwaarden voor de chemische toestand zijn verschillend voor de zoete en de zoute grondwaterlichamen. De afleidingsmethodiek houdt rekening met zowel humane als ecologische receptoren. De drempelwaarden die worden gebruikt bij de beoordeling van de chemische toestand van de grondwaterlichamen, kunnen afwijken van het stroomgebiedbeheerplan 2009, doordat de achtergrondwaarden zijn verbeterd. De interactie van grondwater met terrestrische ecosystemen is niet verwerkt in de drempelwaarden. Op het moment van afleiding waren de abiotische randvoorwaarden voor terrestrische ecosystemen onvoldoende bekend. Recent onderzoek heeft echter laten zien dat deze abiotische randvoorwaarden voor stikstof beduidend lager zijn dan de Europees vastgestelde norm voor nitraat, die alleen uitgaat van humane risico s bij de productie van drinkwater. Voor fosfor zijn de abiotische randvoorwaarden van terrrestrische ecosystemen lager dan de drempelwaarden ( Rekening houden met de abiotische randvoorwaarden van terrestrische ecosystemen vergt nader onderzoek. Zo sluiten de huidige metingen op 10 en 25 meter diepte niet aan bij de belasting van terrestrische ecosystemen. Verder speelt dit niet in het hele waterlichaam, maar is er mogelijk wel aanleiding om de kennis te verwerken in de specifieke doelen voor grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen. In het stroomgebiedbeheerplan van 2021 zal hier verder op ingegaan worden. 20

21 2.3.3 Beschermde gebieden Waterlichamen met onttrekkingen voor menselijke consumptie Zowel de KRW als de Grondwaterrichtlijn vereisen een specifieke bescherming van oppervlaktewater- en grondwaterlichamen waaruit water wordt onttrokken ten behoeve van de bereiding van water dat is bestemd voor menselijke consumptie. Schelpdierwaterrichtlijn en Viswaterrichtlijn Deze richtlijnen zijn 31 december 2013 ingetrokken. De uitvoering van de KRW zal leiden tot een beschermingsniveau dat minste gelijkwaardig is aan het niveau dat wordt gegarandeerd door bestaande wetgeving. Voor schelpdieren in beschermde gebieden is een aanvullende milieukwaliteitseis gesteld voor de bacteriologische besmetting in verband met risico s voor menselijke consumptie. Zwemwaterrichtlijn Per zwemwater gelden de normen van de Zwemwaterrichtlijn in de begrensde badzone. De eisen voor zwemwater zijn in tegenstelling tot de eisen van de KRW meer toegespitst op volksgezondheid. De belangrijkste parameters van de Zwemwaterrichtlijn hebben daarom de functie een beeld te geven over de aanwezigheid van ziekteverwekkende bacteriën en zijn voor de ecologische kwaliteit niet van belang. Een uitzondering hierop vormen de toxinevormende cyanobacteriën. Deze worden door de KRW ook als onderdeel van de ecologische kwaliteit beschouwd. Bloeien van algen vormen een onderdeel van de Nederlandse maatlatten voor de meren en de kustwateren (Phaeocystis). De signalering van algenbloeien volgens de KRWmaatlatten kan aanleiding geven tot passende beheersmaatregelen in zwemwateren. De Zwemwaterrichtlijn bevat evenwel geen aanvullende of strengere kwaliteitseisen in vergelijking met KRW. Nitraatrichtlijn Nederland heeft er voor gekozen geen nitraatgevoelige gebieden aan te wijzen. Dat betekent dat de in de Nitraatrichtlijn opgenomen norm van 50 mg nitraat/l van toepassing is op al het grond- en oppervlaktewater. Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater Nederland heeft er voor gekozen geen kwetsbare gebieden aan te wijzen. Daarmee geldt voor heel Nederland de strengere aanpak met kortere termijnen en moeten ook fosfaat- en stikstofverbindingen vergaand uit het afvalwater worden verwijderd. Daarbij is gekozen voor de eis dat het minimumpercentage van de vermindering van de getotaliseerde vracht voor alle rioolwaterzuiveringsinstallaties in Nederland tenminste 75% voor totaal fosfor en 75% voor totaal stikstof bedraagt. In het belang van de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift lagere grenswaarden voorschrijven dan behorend bij het 75 % scenario. Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn Parallel aan de totstandkoming van het stroomgebiedbeheerplan zijn de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden in aanwijzingsbesluiten vastgelegd. De instandhoudingsdoelstellingen geven aan welke natuurwaarden in het Natura 2000-gebied worden nagestreefd. Instandhouding kan bestaan uit behoud, uitbreiding of verbetering van de aanwezige natuurwaarden en zijn omschreven in termen van kernopgaven (behoud en herstel) voor de voorkomende habitattypen en soorten ( Het voorkomen van habitattypen en soorten is vaak gerelateerd aan de kwaliteit en kwantiteit van 21

22 oppervlaktewater en/of grondwater. De gewenste watercondities zijn beschreven in de zogenaamde profielendocumenten ( en rofielendocument_1_september_2008.pdf ). Voor de realisatie van deze instandhoudingsdoelstellingen zijn/worden 6-jarige beheerplannen Natura 2000 opgesteld. In de vastgestelde beheerplannen Natura 2000 zijn de definitieve biologische doelen (omvang, plaats en tijd) en ook de specifieke watercondities benoemd. De beheerplannen zijn in het merendeel van de gebieden nog niet gereed. Zeven van de 160 gebieden in Nederland hebben inmiddels een vastgesteld beheerplan, en in negen gevallen ligt er een ontwerp-beheerplan. In 88 gebieden is er nog geen beheerplan maar is de termijn nog niet verstreken. In bijna een kwart van de Natura 2000-gebieden is er geen beheerplan terwijl de termijn reeds verstreken is. In dertien gebieden is er geen beheerplan omdat er nog geen aanwijzingsbesluit is. Bij overlap met een KRW-waterlichaam is het nodig om na te gaan of de biologische Natura 2000-doelen leiden tot strengere milieudoelstellingen voor het hele waterlichaam. Vaak komen de relevante habitattypen en/of soorten plaatselijk voor in een gebied. Dit kan leiden tot specifieke eisen aan de watercondities voor een locatie. Als er strengere watercondities nodig zijn én de conclusie is dat die voor behoud en ontwikkeling van de Natura 2000-doelen moet gelden voor het hele waterlichaam, dan wordt die strengste waarde als vertrekpunt gezien voor de maatregelen in dit stroomgebiedbeheerplan. Daarnaast is het mogelijk dat er aanvullende maatregelen in het kader van Natura 2000 worden genomen, ook als het waterlichaam in het geheel aan de goede toestand voldoet. In bijlage V van de KRW wordt gesteld dat de grondwaterstand geen zodanige antropogene verandering ondergaat dat significante schade wordt toegebracht aan terrestrische ecosystemen die rechtstreeks van het grondwaterafhankelijk zijn (zie ook paragraaf 2.2.2). In verdroginggevoelige Natura 2000-gebieden kunnen eisen ten aanzien van terrestrische ecosystemen een extra opgave voor de grondwaterkwantiteit betekenen, bovenop de doelstelling van evenwicht tussen onttrekken en aanvullen. Watervereisten voor Natura gebieden zijn meegenomen in de afleiding van het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime GGOR (kwantiteit) van grondwater. 2.4 Uitzonderingen Tabel 2-a geeft een overzicht van het gebruik van uitzonderingen volgens artikel 4, lid 4 tot en met lid 7, KRW. Bijlage 1 geeft per oppervlaktewaterlichaam aan of gebruik is gemaakt van een uitzondering. Oppervlaktewater Grondwater Fasering (art 4.4) Natuurlijke omstandigheden Onevenredig kostbaar Technisch onhaalbaar Doelverlaging (art 4.5) 0 0 Tijdelijke achteruitgang (art 4.6) 4 0 Natuurlijke omstandigheden 2 0 Ongelukken 2 0 Overmacht 0 0 Nieuwe wijzigingen (art 4.7)

23 Tabel 2-a. Gebruik van uitzonderingen en motivaties (aantal waterlichamen) in het stroomgebied Rijn. Voor 396 (83%) oppervlaktewaterlichamen en 9 grondwaterlichamen (82%) is de verwachting dat niet alle doelen in 2021 zullen zijn gerealiseerd en is beroep gedaan op de uitzondering volgens artikel 4, lid 4, KRW. In 2009 was dit respectievelijk 86% en 27%. Alleen voor de grondwaterlichamen Duin Rijn-west en Zout Rijn-west is geen gebruik gemaakt van fasering. De toename bij grondwaterlichamen wordt verklaard door de gewijzigde beoordelingsmethodiek, zie paragraaf De verschillende motivatiegronden zijn ongeveer even veel gebruikt. De motivatiegronden zijn minder vaak toegepast dan in Een beroep op technische onhaalbaarheid is bijvoorbeeld het geval bij watersystemen waarvoor eerst onderzoek nodig is om de oorzaak van een onvoldoende toestand te achterhalen en om kostenefficiënte maatregelen te ontwikkelen. Ook de tijd die nodig is om zorgvuldig procedures te doorlopen om grond te verwerven, kan reden zijn om beroep te doen op dit argument. Vanwege het belang van draagvlak voor maatregelen is vrijwilligheid de basis is voor grondverwerving. Hierdoor kan niet altijd goed vooraf worden ingeschat op welke termijn realisatie mogelijk is. Het landelijke beleid ten aanzien van mest en bestrijdingsmiddelen draagt significant bij aan doelrealisatie in Een zwaardere inzet op deze sporen leidt tot disproportionele kosten voor de sector. De nadere onderbouwing bestaat uit de politieke besluitvorming van de Actieprogramma s in het kader van de Nitraatrichtlijn en de 2 e Nota duurzame gewasbescherming. De Europese Commissie heeft ingestemd met de uitkomsten van dit beleid. Wel zal de ontwikkeling van de toestand van waterlichamen expliciet onderwerp zijn bij de geplande evaluaties van dit beleid (respectievelijk in 2016 en 2018). Middels een motie is expliciet bevestigd dat lastenstijgingen voor de agrarische sector - bovenop het Nitraatactieprogramma - als disproportioneel moeten worden beschouwd ( Een vergelijkbare redenering is van toepassing op de aanpak van zuiveringsinstallaties boven op communautaire afspraken, tenzij er regionaal andere afwegingen worden gemaakt en deze afspraken in het maatregelprogramma worden opgenomen. Vooralsnog wordt het als disproportioneel kostbaar gezien om een groot aantal (nieuwe) chemische stoffen op alle zuiveringsinstallaties te verwijderen. In veel gevallen is termijnverlenging ook voor gebiedsgerichte maatregelen noodzakelijk, omdat het verwezenlijken van verbeteringen binnen de termijn onevenredig kostbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als uitvoering van alle voor een kostendrager noodzakelijke maatregelen in korte tijd tot een te groot beslag op de begroting of een te sterke toename van de belastingen of heffingen zou leiden. Of als bij een gestegen vraag de noodzakelijke grond niet tegen marktconforme prijzen beschikbaar is. Vanwege de kosten wordt bij inrichtingsmaatregelen zoveel mogelijk aangesloten bij natuurlijke vervangstermijnen en synergie met andere opgaven. De afweging van kosten wordt veelal niet gedaan per maatregel of waterlichaam, maar op het niveau van een beheergebied. Een democratisch gekozen bestuur bepaalt de omvang van het totale maatregelpakket voor het beheergebied tegen de achtergrond van de opgave en vervolgens worden daarbinnen de meest kosten-effectieve oplossingen gezocht. 23

24 Natuurlijke omstandigheden kunnen als reden worden aangevoerd als pas na een zekere periode waarin de biologische of hydrologische systemen zich aanpassen, duidelijk wordt of de uitgevoerde maatregelen effect hebben. Sommige maatregelen hebben snel effect, bij anderen leert de ervaring dat dit soms tien jaar of nog langer kan duren. Zo geldt dat de voorraad nutriënten in de bodem in bepaalde gebieden dusdanig is dat ook bij nul-bemesting de niveaus in het water in 2021 boven de norm zullen liggen. Vooral bij het grondwater kan worden gesproken van een zeer lange uitvoeringsduur en een zeer trage werking (meerdere decennia) van de maatregelen als bodemsanering. Bovendien bestaat de indruk dat de biologische oordelen in diverse oppervlaktewateren zijn beïnvloed door dominantie van uitheemse soorten. Het verschijnen van deze soorten en het effect daarvan op het ecosysteem is niet redelijkerwijs te voorzien en evenmin is duidelijk hoe lang de effecten zullen aanhouden. Recentelijk is bekend geworden dat de quaggamossel in meren massaal aanwezig is en zorgt voor toegenomen helderheid en afname van de hoeveelheid algen en daarmee voedsel voor de hogere trofische niveaus ( Hierdoor verbetert de toestand voor algen en waterplanten, maar het effect op de visstand kan negatief zijn. Ook zijn de gevolgen van de opkomst van diverse grondel(vis)soorten die zich via het Donau-Main kanaal vanuit het Donau stroomgebied via de Rijn in Nederland hebben gevestigd op dit moment onduidelijk. Er is geen gebruik gemaakt van doelverlaging volgens artikel 4, lid 5, KRW. Zoals reeds is aangekondigd in het eerste stroomgebiedbeheerplan, zal deze uitzondering vermoedelijk in 2021 wel moeten worden gebruikt. Zo zijn voor een aantal chemische stoffen alle relevante maatregelen getroffen, maar diffuse belasting zorgt nog langdurig voor normoverschrijding. Het feit dat nu nog geen gebruik is gemaakt van deze uitzondering drukt uit dat maximaal wordt gezocht naar mogelijkheden om doelen toch te bereiken. In het Rijnstroomgebied is gebruik gemaakt van uitzondering tijdelijke achteruitgang volgens artikel 4, lid 6, KRW. Dit is het gevolg van natuurlijke omstandigheden en ongelukken (storing op de waterzuiveringsinstallatie). In het Rijnstroomgebied is voor 2 waterlichamen gebruik gemaakt van uitzondering nieuwe wijzigingen volgens artikel 4, lid 7, KRW. 24

25 3 Monitoring en toestand 3.1 Inleiding De KRW onderscheidt drie soorten metingen: toestand- en trendmonitoring, operationele monitoring en monitoring voor nader onderzoek. Monitoring voor nader onderzoek is alleen van toepassing op oppervlaktewater. De toestand van de waterlichamen wordt bepaald door de metingen af te zetten tegen de doelen. Hierbij worden zowel de resultaten van toestand- en trend- en de operationele monitoring gebruikt. Het monitoren betreft voor oppervlaktewater het meten van stoffen, de aanwezigheid van planten en dieren en de hydromorfologie. Het monitoren voor grondwater betreft het meten van stoffen en waterkwantiteit. Hiermee wordt invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punt 4 en deel B, punt 2, KRW. 3.2 Methode Oppervlaktewater Nederland kent een uitgebreid monitoringsprogramma om een goed beeld te krijgen van de toestand van het water. Dit is nodig om te bepalen waar maatregelen nodig zijn en welke maatregelen daarbij optimaal genomen kunnen worden. Het is echter niet zo dat alle parameters in alle waterlichamen worden gemeten. Er is gebruik gemaakt van 'representatieve meetpunten' indien mag worden aangenomen dat een meting van buiten het waterlichaam representatief is voor het waterlichaam. Bijvoorbeeld omdat de biologie vergelijkbaar is. Voor chemische stoffen worden vaak bovenstroomse metingen gebruikt als er daarna geen nieuwe lozingen plaatsvinden. Een oordeel van een waterlichaam is gebaseerd op de resultaten van de meest recente meetjaren. Welke jaren dit zijn is afhankelijk van wat wordt gemeten. Zo zijn er verschillende aantallen meetcycli per planperiode voor stoffen van de chemische toestand, specifiek verontreinigende stoffen, biologie, algemeen fysische chemie, operationele- en toestand en trendmonitoring. Het meetnet wordt als onderdeel van de WISE-rapportage aan de Europese Commissie gerapporteerd. Laboratoria zijn vrij om de metingen uit te voeren met eigen methoden. De kwaliteit van toegepaste analysemethoden wordt gegarandeerd door het bewaken van prestatiekenmerken van de toegepaste methoden, de validatie en documentatie van de analysemethode, en methoden voor kwaliteitsborging en -beheersing van laboratoria. Deze eisen zijn uitgewerkt in de Richtlijn 2009/90/EC tot vaststelling van technische specificaties voor chemische analyse en monitoring van de watertoestand voor de KRW, vaak aangeduid als QA/QC Richtlijn. De werkwijze voor monitoring en de bewerking van meetresultaten tot oordelen is verder gebaseerd op diverse Europese richtsnoeren (ec.europa.eu/environment/water/waterframework/facts_figures/guidance_docs_en.htm nr. 7, 13, 19) en nationaal uitgewerkt in Bij stoffen is het resultaat van de beoordeling na correctie voor achtergrondwaarden of biologische beschikbaarheid (indien dit van toepassing is) weergegeven. De reden is dat dit oordeel de beste indicatie geeft van de noodzaak tot het nemen van maatregelen. Voor de stoffen van de chemische toestand is de methode hierbij verbeterd ten opzichte van het 25

26 stroomgebiedbeheerplan van Voor de specifieke verontreinigende stoffen was dit eerder niet gedaan. In de Richtlijn prioritaire stoffen staat een bepaling dat lidstaten regelingen moeten treffen voor de analyse van lange termijn tendensen voor prioritaire stoffen die de neiging hebben te accumuleren in sediment en/of biota. In Nederland gebruik gemaakt van de keuzemogelijk die de richtlijn biedt om te meten in de matrix water. Hiervoor zijn voor twee van de drie stoffen waarvoor biotanormen zijn, waternormen afgeleid. Voor hexchloorbenzeen en hexachloorbutadieen zijn deze gereed. Voor kwik wordt de afleiding van de waternorm eind 2014 afgerond. Nederland is daarom van mening dat de trends ook op basis van de resultaten van de monitoring in het water kunnen worden uitgevoerd. Over deze interpretatie is op dit moment overleg met de Europese Commissie in het kader van een EU pilot. In 2015 is meer duidelijkheid te geven over de uitkomsten van dit overleg. Voor de prioritaire stoffen hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen en kwik hebben waterbeheerders aanvullend op het reguliere monitoringprogramma op een aantal locaties in biota gemeten. De resultaten hiervan worden samen met de uitkomsten van het overleg over trendmonitoring betrokken bij de ontwikkeling van het monitoringprogramma en het voorlopig monitoringprogramma in het kader van de herziene Richtlijn prioritaire stoffen. Dit moet in 2018 aan de EC gerapporteerd worden. In de herziene richtlijn zijn voor meer stoffen biotanormen opgenomen. Door de Richtlijn (2013/39/EU) is Richtlijn 2008/105/EC gewijzigd, waardoor een bepaling over een watchlist is toegevoegd. De watchlist heeft tot doel om een beperkt aantal stoffen op een beperkt aantal locaties Europa breed te monitoren. Het gaat in ieder geval om een geneesmiddel (diclofenac) en twee hormonen (17-alpha-ethinylestradiol, 17-beta-estradiol). De discussie over welke stoffen verder op de lijst moeten komen, moet in 2014 op Europees niveau afgerond worden. Nederland zal Nederlandse locaties en de lijst te monitoren stoffen vastleggen in het monitoringprogramma. Het integreren van de beoordelingen van alle parameters geeft een totaalbeoordeling. Hierbij schrijft de KRW de methode 'one-out-all-out' voor, voor de chemische- en de ecologische toestand. De chemische toestand is 'goed' als alle stoffen als goed worden beoordeeld en 'niet goed' als er één of meer stoffen niet aan de norm voldoen. De ecologische toestand wordt bepaald door het slechtste oordeel van de biologische kwaliteitselementen. Indien de biologie op orde is dienen ook alle algemeen fysisch-chemische parameters en specifieke verontreinigende stoffen aan de norm te voldoen, voordat het eindoordeel als 'goed' kan worden geduid. Wanneer een algemeen fysisch-chemische parameter of een specifieke verontreinigende stof het doel niet haalt, wordt het ecologisch totaal-oordeel gecorrigeerd tot 'matig'. Niet altijd is er voor iedere stof of parameter een oordeel beschikbaar. De beoordeling van de toestand van een waterlichaam is dan gebaseerd op het slechtste oordeel van de wel beoordeelde stoffen of parameters. De hydromorfologische parameters spelen bij de toetsing alleen een rol bij het onderscheid tussen de goede en de zeer goede ecologische toestand c.q. het maximaal ecologisch potentieel. De methode 'one-out-all-out' is bruikbaar om aan te geven of er nog een probleem resteert in een waterlichaam. De uitkomst van de methode geeft echter geen goed oordeel van de toestand. Zo wordt niet duidelijk of slechts één chemische stof niet voldoet of dat meer of alle stoffen niet aan de doelen voldoen. Het oordeel sluit ook niet aan bij de beleving van burgers en maatschappelijke organisaties van de toestand van het water. Daarnaast is de methode ongevoelig voor het aangeven van veranderingen. Als alle parameters op één na zijn verbeterd, blijft het oordeel gelijk. Tenslotte doet de methode geen recht aan de 26

27 monitoringsinspanning: er wordt in Nederland gemeten zoals het hoort, maar onvolledige monitoring zou kunnen leiden tot een betere beoordeling. Nederland heeft dit in 2013 actief ingebracht in het internationaal overleg en steun gekregen van andere lidstaten en de Europese Commissie. Daarom zijn er aanvullende indicatoren ontwikkeld om de toestand juist weer te geven Grondwater Voor het kunnen beoordelen van de toestand van grondwaterlichamen is een monitoringprogramma opgesteld. Dit is gebaseerd op diverse Europese richtsnoeren (ec.europa.eu/environment/water/water-framework/facts_figures/guidance_docs_en.htm nr. 7, 15, 18) en nationaal nader uitgewerkt ( Keuzes en motivaties voor de monitoringmeetnetten worden daarnaast in belangrijke mate regionaal gemaakt op basis van regio-specifieke kenmerken. Het meetnet voor grondwater wordt als onderdeel van de WISE-rapportage aan de Europese Commissie gerapporteerd. De stoffen die worden gemonitord betreffen de stoffen die relevant zijn voor de algemene toestand van het grondwaterlichaam en regionaal waar nodig aangevuld met stoffen die relevant zijn bij de verspreiding van grootschalige grondwaterverontreinigingen en/of van belang zijn voor de bescherming van kwetsbare objecten (van grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren en terrestrische ecosystemen en winningen voor menselijke consumptie). Voor de analyse van de grondwatermonsters wordt gebruik gemaakt van een landelijk meetprotocol. Hiermee zijn de gegevens goed vergelijkbaar en aggregeerbaar naar het gehele waterlichaam. In de tweede planperiode is een aanvullende stoffenlijst met actuele aandachtsstoffen meegenomen in de aanbesteding. Dit zijn stoffen als geneesmiddelen die op dit moment onder de aandacht staan of waar vanuit de (her)karakterisering aandacht voor wordt gevraagd. Bij de aanbesteding worden ook de gebruikte detectielimieten geëvalueerd. De werkwijze voor de bewerking van meetresultaten tot oordelen is nader beschreven in een protocol ( 3.3 Toestand Oppervlaktewater Chemische toestand Bij de beoordeling van de chemische toestand is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de nieuwste normen en methoden, om een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen van de opgave. Figuur 3-a toont de chemische toestand in het stroomgebied voor de stoffen die niet als ubiqutair zijn aangemerkt. De ubiqutaire stoffen komen immers nog in het milieu voor ondanks dat de productie of het gebruik al is verboden. Een kaart met de chemische toestand voor alle stoffen is te vinden op Op dit moment voldoet in het stroomgebied Rijn 91,2% van de beoordeelde waterlichamen, 51% als ook de ubiqutaire stoffen worden meegenomen. In 2009 voldeed 83% van de waterlichamen aan alle chemische stoffen (dus inclusief ubiqutaire stoffen). Deze afname 27

28 komt voor een belangrijk deel door de gewijzigde normen en betere laboratoriumtechnieken voor PAK s. Voor alle 478 van de 479 waterlichamen is de beoordeling van de chemische toestand uitgevoerd. Voor 2021 is ingeschat dat 68,8% van de waterlichamen voldoet aan alle chemische stoffen. Chemische stoffen die niet als ubiqutair zijn aangemerkt en in meer dan één waterlichaam de norm overschrijden zijn fluorantheen (29), endosulfan (4 waterlichamen), som HCH (4) en 4- tertiair-octylfenol (3). De meeste overschrijdingen van de chemische toestand worden veroorzaakt door ubiqutaire stoffen PAK s (170 waterlichamen), tributyltin (86), kwik (7) en gebromeerde diphenylethers (6). Als niet het percentage waterlichamen, maar de beoordeling per stof als uitgangspunt wordt gekozen, voldoet 97,8% van de beoordelingen aan de norm. Zonder de ubiqutaire stoffen is dat nog hoger, namelijk 99,7%. Figuur 3-a. Kaart van het stroomgebied van de Rijn met de beoordeling van de chemische toestand van oppervlaktewaterlichamen (zonder ubiqutaire stoffen). Blauw = goed, rood = niet goed. De indruk is dat er geen sprake is van een stijgende trend in de concentraties. Vergelijking van de chemische toestand met die van het stroomgebiedbeheerplan 2009 is eigenlijk niet mogelijk door een aantal factoren: Het toepassen van nieuwe normen voor een aantal stoffen (zie paragraaf 2.3.1); 28

29 De gewijzigde behandeling van watermonsters als gevolg van de Europese QA/QCrichtlijn (zie paragraaf 3.2.1); Verbeterde methoden om stoffen aan te tonen hebben er toe geleid dat diverse oordelen nu negatief uitvallen, terwijl de oordelen in 2009 op basis van een inschatting als goed zijn geclassificeerd. Dit speelt vooral bij PAK s. De aangescherpte normen voor PAK s zijn nog steeds niet door alle laboratoria goed te bepalen en het is de verwachting dat normoverschrijding daardoor in de toekomst toeneemt; De verbeterde methode om bij metalen rekening te houden met achtergrondconcentraties; Als gevolg van de gewijzigde behandeling van watermonsters en meetmethoden geeft het doorrekenen van recente meetgegevens met de normen van 2009 ook geen goede vergelijking. Om deze reden is een aparte analyse uitgevoerd. De methode voor tributyltin is aangepast (in 2009 gemeten in zwevende stof en in 2014 als opgeloste fractie), maar de oude methode is in 2014 ook gebruikt vanwege de vergelijkbaarheid. Hieruit blijkt een flinke daling voor de meetpunten in het hoofdwatersysteem. Voor andere onderzochte stoffen kon geen dalende of stijgende trend worden aangetoond. Als gevolg van aanpassing van de Richtlijn prioritaire stoffen zijn 12 nieuwe stoffen geïntroduceerd. Deze maken pas in 2021 onderdeel uit van het toestandsoordeel. In 2018 wordt een voorlopig monitoringprogramma en een voorlopig maatregelenprogramma gerapporteerd. Als voorbereiding hierop zijn de nieuwe prioritaire stoffen van in Nederland jaarlijks op 4 tot 73 locaties gemeten, resulterend in metingen per stof. Bij 10 van de 12 stoffen zijn concentraties waargenomen boven de norm. Bij acht stoffen zijn nog niet alle laboratoria in staat voldoende goed te meten, dat wil zeggen dat de rapportagegrens hoger ligt dan de norm. Normoverschrijding voor chemische stoffen leidt tot problemen voor de bereiding van drinkwater. Naast de prioritaire stoffen, inclusief de ubiqutaire stoffen, dragen bovengenoemde nieuwe stoffen daar ook aan bij. Bij de toetsing van de waterkwaliteit op de innamepunten van oppervlaktewaterwinningen voor de drinkwatervoorziening is gebleken dat zowel chemische normen als signaleringswaarden uit de Drinkwaterregeling overschreden worden. Er lijkt sprake van een toename van de zuiveringsinspanning, zoals bedoeld in artikel 7, lid 3, KRW Ecologische toestand De biologische toestand is significant verbeterd ten opzichte van Het percentage waterlichamen dat als goed (of zeer goed) is beoordeeld neemt toe: voor algen van 32 naar 46%, voor waterplanten van 20 naar 24%, voor macrofauna van 19 naar 27% en voor vis van 30 naar 41% (figuur 3-b, c). Wanneer de minst goede biologische beoordeling als maatgevend wordt beschouwd, neemt het percentage toe van 2,5 naar 5,7%. Er is één waterlichaam waar alle biologische kwaliteitselementen, de fysisch-chemie en alle specifieke verontreinigende stoffen voldoen. De ecologische toestand is voor alle waterlichamen bepaald. Een nadere uitleg van de ecologische toestand per waterlichaam wordt gegeven in de factsheets ( Kaarten met de biologische- en de ecologische toestand, geaggregeerd volgens one-out-all-out, zijn te vinden op 29

30 Figuur 3-b. Vier kaarten van het stroomgebied Rijn met de beoordeling van afzonderlijke biologische kwaliteitselementen van oppervlaktewaterlichamen. Linksboven fytoplankton, rechtsboven overige waterflora, linksonder macrofauna, rechtsonder vis. Groen = (zeer) goed, geel = matig, oranje = ontoereikend, rood = slecht. Net als bij de chemische toestand wordt vergelijking met de toestand van 2009 bemoeilijkt door een aantal factoren. Soms is de typering van waterlichamen aangepast, enkele maatlatten zijn aangepast (zie paragraaf ), metingen zijn nauwkeuriger en er is sprake van natuurlijke variatie die met de beschikbare meetjaren nog niet altijd kan worden weggefilterd. De methodische verschillen hebben echter een gering effect, waardoor de resultaten goed zijn te vergelijken. Alleen de toename van het aantal waterlichamen dat slecht scoort voor vis is te wijten aan de aangepaste maatlat. 30

31 Figuur 3-c. Beoordeling van de biologische toestand van het oppervlaktewater voor het stroomgebied Rijn in 2009 en 2015 (aantal waterlichamen; data t/m 2013). Alle algemene fysisch-chemische parameters laten een verbetering zien (figuur 3-d). Chloride, ph, temperatuur en zuurstof zijn nagenoeg overal goed. Doorzicht volgt de positieve ontwikkeling van algen, maar voldoet in veel oppervlaktewaterlichamen nog niet aan de norm. De concentraties fosfor en stikstof nemen af, maar omdat in stromende wateren de normen voor fosfor en met name stikstof zijn aangescherpt, wijkt de beoordeling weinig af van Fosfor en stikstof voldoen in het hoofdwatersysteem in het algemeen aan de doelen. In de regionale waterlichamen blijven nutriënten een belangrijke oorzaak voor het niet op orde zijn van de biologische toestand. Een deel van de belasting met nutriënten in met name de kunstmatige diepe polders is achtergrondbelasting door voedselrijke kwel. Deze belasting is het gevolg is van de aanleg van diepe polders en slechts beperkt te sturen met peilbeheer. Het effect van deze belasting mag in de doelen worden verdisconteerd, omdat het onderdeel is van de kunstmatige status van de waterlichamen. Dit is in het deelstroomgebied Rijn West nog niet overal gedaan. Er is wel een werkwijze afgesproken en de omvang van deze achtergrondbelasting is in de afgelopen jaren voor veel gebieden wel vastgesteld. Deze blijkt soms substantieel te zijn in vergelijking met de belasting die het gevolg is van (ophoping van meststoffen in de bodem door) agrarische activiteiten. Verdere kennisontwikkeling vindt momenteel nog plaats en zal leiden tot aanpassing van doelen en dus minder norm overschrijdingen. 31

32 Figuur 3-d. Beoordeling van de fysisch-chemische toestand van het oppervlaktewater voor het stroomgebied Rijn in 2009 en 2015 (aantal waterlichamen; data t/m 2013). Het percentage waterlichamen dat voldoet voor alle specifieke verontreinigende stoffen is afgenomen van 23 naar 14%. De beoordeling van een waterlichaam is gebaseerd op het slechtste oordeel van de beschouwde stoffen. Vergelijking van de toestand is echter eigenlijk niet goed mogelijk. De verschillen worden beïnvloed door aanscherping van enkele normen en betere meetmethoden die het mogelijk maken overschrijdingen aan te tonen. Anders dan voor de beoordeling van 2009 is voor een aantal stoffen het tweedelijns oordeel gebruikt; dat betekent dat rekening is gehouden met achtergrondgehalten en biologische beschikbaarheid. Bij de beoordeling die begin 2014 is uitgevoerd is ook niet consequent gebruik gemaakt van de nieuwe methoden en doelen. Voor veel waterlichamen ontbreken oordelen voor de meeste stoffen. Sommige stoffen krijgen ten onrechte een negatief oordeel als gevolg van een fout bij het toepassen van de beoordelingsytematiek (dit geldt bijvoorbeeld voor 1,2-xyleen die hieronder is vermeld). Begin 2015 wordt een beoordeling uitgevoerd, waarbij deze problemen zullen worden verholpen. Een aantal stoffen die in meer dan 2/3 van de waterlichamen zijn beoordeeld, overschrijden in veel gevallen de norm (tabel 3-a). Het beeld is vergelijkbaar met Andere stoffen die regelmatig de norm niet halen zijn 1,2-xyleen (alle beoordeelde 102 waterlichamen), 3- chloorpropeen (67 van de 101 beoordeelde waterlichamen), barium (154 van 229), beryllium (67 van 208), chlooretheen (alle 74 beoordeelde waterlichamen), dichloorvos (66 van 162), ethylazinfos 62 van 211), heptenofos (65 van 208), kobalt (145 van 238), mevinfos (68 van 208), seleen (133 van 194), thallium (45 van 235) en triazofos (66 van 201). Voor veel stoffen is maar een beperkt deel van de waterlichamen beoordeeld Koper ,8 Zink ,3 Ammonium ,4 32

33 Tabel 3-a. Normoverschrijdende specifieke verontreinigende stoffen in het stroomgebied Rijn als percentage waterlichamen dat niet voldoet voor 2009 en nu (normoverschrijdende stoffen waarvoor in meer dan 2/3 van de waterlichamen een oordeel is gegeven) Grondwater Kwantiteit De algemene kwantitatieve toestand voor alle grondwaterlichamen wordt als goed beoordeeld. In alle waterlichamen overschrijdt de gemiddelde jaarlijkse onttrekking op lange termijn niet de beschikbare grondwatervoorraad. Veranderingen in stromingsrichtingen, veroorzaakt door menselijk ingrijpen, leiden niet tot een verschuiving van het zoet-zout grensvlak. De basiskleur van de beoordeling is daarom overal groen (figuur 3-e). Lokaal zijn er wel problemen. Een aanzienlijk deel van de grondwaterafhankelijke Natura 2000-gebieden is verdroogd, waardoor niet aan de grondwatercondities wordt voldaan die nodig zijn voor het bereiken van de Natura 2000-doelen voor terrestrische ecosystemen. Het betreft vooral de duinen op diverse Waddeneilanden en de stuwwallen op de Veluwe (dit betreft alleen de flanken van het grote rode vlak op de kaart, omdat de Veluwe verder vooral droge natuur bevat), daarnaast ook kleinere gebieden in het westelijke veenweidegbied, Twente en Drenthe. Daarnaast stroomt er met name in het Overijsselse deel van het stroomgebied in een beperkt aantal oppervlaktewaterlichamen lokaal onvoldoende grondwater naar beken. Nader onderzoek is nodig naar de vraag in hoeverre deze droogval een knelpunt vormt bij het realiseren van de oppervlaktewaterdoelen. 33

34 Figuur 3-e. Kaart van het stroomgebied Rijn met de kwantitatieve beoordeling van grondwaterlichamen (algemene toestand groen = goed en rose = ontoereikend, regionaal oordeel ontoereikend voor grondwaterafhankelijk oppervlaktewater = paars, grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen = rood) Chemische kwaliteit De algemene chemische toestand voldoet voor alle waterlichamen aan de doelen voor stoffen met een Europees vastgestelde norm en nationaal opgestelde drempelwaarden, met uitzondering van het waterlichaam Duin langs de Noord-Hollandse kust en op Texel waar de concentratie totaal fosfor wordt overschreden (figuur 3-f). Daarnaast zijn er problemen bij enkele waterwinningen en voldoet de toestand niet voor enkele natuurgebieden. In zand Rijn-Oost is sprake van een stijgende trend voor arseen in de diepe filters. In Wadden Rijn-Noord is in de ondiepe en diepe filters een stijgende trend voor chloride. In Zout Rijn- Noord is sprake van een een toename van fosfor in de ondiepe filters. De trendanalyse is gebaseerd op twee meetjaren. Er zijn geen aanwijzingen dat de negatieve trends veroorzaakt wordt door menselijk handelen. Nieuwe monitoringsrondes zullen aanvullende informatie opleveren. 34

35 Figuur 3-f. Kaart van het stroomgebied Rijn met de chemische beoordeling van grondwaterlichamen. Algemene toestand groen = goed en rose = ontoereikend. Regionaal oordeel alleen aangegeven indien ontoereikend: voor grondwaterafhankelijk oppervlaktewater in paars, voor grondwaterafhankelijke terrestrische natuur in rood en voor drinkwaterwinningen met een zwarte stip) Veranderingen in de beoordeling Tabel 3-b geeft de beoordeling voor de drie generieke en drie regionale oordelen van het stroomgebiedbeheerplan 2009, de huidige waarde (2015) en de prognose voor Indien de prognose voor 2021 niet goed is, wordt aangenomen dat de maatregelen dan nog niet hebben geleid tot een goede toestand. In dat geval is een beroep gedaan op artikel 4, lid 4, KRW. Zand Rijn-Noord Zand Rijn-Oost Zand Rijn-Midden Zand Rijn-West Zout Rijn-Noord Deklaag Rijn- Noord Deklaag Rijn-Oost Zout Rijn-West Deklaag Rijn-West Wadden Rijn- Noord Duin Rijn-West 2009 Waterbalans Chemie

36 Intrusie Oppervlaktewater kwantiteit Oppervlaktewater kwaliteit Terrestrische natuur kwantiteit Terrestrische natuur kwaliteit Drinkwater Tabel 3-b. Trends op grond van de generieke en regionale beoordelingstesten in het stroomgebied van de Rijn (groen = goed, rood = ontoereikend, leeg = geen gegevens /niet van toepassing). Voor de regionale toets van de kwantiteit van grondwater op terrestrische ecosystemen is de beoordeling voor bijna alle waterlichamen achteruitgegaan ten opzichte van In het stroomgebiedbeheerplan van 2009 is echter alleen achteruitgang ten opzichte van 2000 bekeken. In de huidige beoordeling wordt nagegaan of de afzonderlijke gebieden verdroogd zijn, gebruik makend van de Natura 2000 beheerplannen. Volgens deze methode zijn er meer aangetaste ecosystemen en dat verklaart de toename in de verdrogingsopgave. Er is dus geen sprake van een verdere achteruitgang, maar wel van een ontoereikende situatie door lokaal te lage grondwaterstanden. Veel beheerplannen Natura 2000 zullen in de komende plaperiode gereed komen en starten met de uitvoering. In Duin Rijn-west is geen sprake van een achteruitgang ten opzichte van 2009 voor de algemene chemische beoordeling. De beoordeling is verslechterd als gevolg van een verlaging van de drempelwaarde voor fosfor van 6 naar 2 mg/l. Er is geen negatieve trend voor de concentratie. De regionale beoordeling van de interactie met oppervlaktewater is in 2009 niet uitgevoerd, maar de toestand is toen als goed ingeschat. Er is nu wel een goede beoordeling uitgevoerd, maar derhalve geen reden om aan te nemen dat er daadwerkelijk sprake is van een achteruitgang van de kwalitatieve of kwantitatieve bijdrage van het grondwater aan het oppervlaktewater. 36

37 4. Belastingen 4.1 Inleiding Door de waterbeheerders is een analyse gemaakt van de belastingen van het watersysteem. De belasting hangt samen met de bevolkingsdruk, het ruimtegebruik, economische activiteiten en de kwaliteit van het water dat vanuit bovenstroomse gebieden toestroomt. In dit hoofdstuk zijn allerlei vormen van menselijke beïnvloeding van de grond- en oppervlaktewaterlichamen in beeld gebracht. In aanvulling hierop is een landelijke studie uitgevoerd (PBL, 2015, pm). Hierbij is de door de Europese Commissie voorgestelde DPSIR-aanpak 2 gevolgd. Uitgaande van de oorzaak en het effect van belastingen is nagegaan hoe de toestand wijzigt in 2021 en 2027 en welke maatregelen nodig zijn. Hiermee is invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punt 2, KRW. De bevindingen zijn een actualisatie van de stroomgebiedanalyse die conform artikel 5 KRW is uitgevoerd ( nr. 1, 47) en de landelijke ex-ante evaluatie ( en Kamerstuk nr. 121). De resultaten bevestigen de belangrijke waterbeheerbeheerkwesties die conform artikel 14, lid 1, onder b, KRW zijn opgesteld ( 4.2 Methode Oppervlaktewater Een belasting beïnvloedt de toestand van het waterlichaam. Alleen significante belastingen worden beschouwd. Significant betekent dat een belasting - al of niet in combinatie met andere belastingen - ertoe leidt dat de goede chemische toestand of de goede ecologische toestand dan wel potentieel in 2021 mogelijk niet wordt gehaald. Hydromorfologische belastingen die de status sterk veranderd of kunstmatig veroorzaken en waarvoor mitigatie heeft plaatsgevonden, vallen hier niet onder. Dus als stuwen in een beek noodzakelijk zijn en negatieve effecten daarvan op vismigratie middels voorzieningen zijn gemitigeerd, dan is dat hier geen belasting meer. Het effect van de stuwen na mitigatie is immers verrekend in de doelstelling goed ecologisch potentieel. Voor de beoordeling van de belasting met stoffen is een landelijke analyse gemaakt, waarin gegevens over de huidige toestand (normoverschrijding stoffen) en (model)kennis over emissies van stoffen (landelijke Emissie Registratie, ) zijn gecombineerd ( De emissies zijn gesommeerd per broncategorie volgens artikel 5, KRW. Een punt- of diffuse bron is voor een oppervlaktewaterlichaam als significant beschouwd als deze voor meer dan 10% bijdraagt aan de totale belasting van een normoverschrijdende stof in het betreffende waterlichaam. De bronnen zijn via de landelijke afwateringseenhedenkaart gekoppeld aan de oppervlaktewaterlichamen. Een bepaalde bron kan als significant worden geduid door één of 2 Driving forces Pressures State Impacts Responses (OECD, OECD Core set of indicators for environmental performance reviews: a synthesis report by the Group on the State of the Environment. OECD, Environment Monographs, 83: OECD/GD(93)179). 37

38 meer stoffen. Naast de inventarisatie van de nationale bronnen, is het totaal aan emissies binnen het stroomgebied uitgezet tegen de belasting door aanvoer vanuit het buitenland voor hetzelfde stroomgebied. De uitkomsten van de landelijke analyse zijn gebruikt door waterbeheerders om de significante belasting per waterlichaam te bepalen. Voor prioritaire stoffen geldt op grond van artikel 5, Richtlijn prioritaire stoffen 2008/105/EC, een specifieke verplichting om een inventaris op te stellen van emissies, lozingen en verliezen, in aanvulling op de algemene watersysteemanalyse op grond van artikel 5, KRW. Het resultaat van de emissie-inventaris voor de afzonderlijke bronnen is bijeengebracht op Voor de belastingen wateronttrekkingen, regulering waterstromen en hydromorfologische veranderingen en andere menselijke activiteiten is per oppervlaktewaterlichaam door de waterbeheerders beoordeeld of een belasting significant is. Afhankelijk van het detail van de beschikbare informatie is voor het inschatten van effecten van belastingen op de toestand van een waterlichaam gebruik gemaakt van expertkennis tot en met modellen ( De volgende belastingen worden onderscheiden: Puntbronnen zijn onderscheiden naar rioolwaterzuiveringsinstallaties, riooloverstorten (geen regenwaterriolen) en industrieën. Voor deze indeling van brongroepen wordt aangesloten bij de categorieën die voor de electronische rapportage conform artikel 15, lid 1, KRW zijn voorgeschreven. Diffuse bronnen zijn onderverdeeld in de brongroepen afstromend water van verhard oppervlak (wegverkeer, wegdekslijtage en regenwaterriolen die rechtstreeks op het oppervlaktewater uitkomen), uit- en afspoeling van natuurlijke bodems en landbouwgronden 3, scheepvaart en infrastructuur (binnenvaart, zeescheepvaart, recreatievaart, spoorwegen, verduurzaamd hout, corrosie van sluizen en geleiderail), ongelukken c.q. verliezen en overige diffuse bronnen (met name atmosferische depositie). Wateronttrekking is onderverdeeld naar water voor landbouw, drinkwatervoorziening, industrieën, koelwater elektriciteitscentrales en industrie, scheepvaart en overdracht tussen wateren (watervoorziening). Waterregulering en hydromorfologie. Vaak zijn aanpassingen gedaan aan van nature aanwezige wateren om het gebied geschikt te maken voor een bepaalde functie: agrarisch gebruik, wonen en scheepvaart. Het gaat om aanleg van dammen, dijken, normalisatie, rechttrekken, oeververdediging, kribben, aanleg van stuwen en verwijdering van houtwallen. Verder zijn door menselijke ingrepen nieuwe wateren aangelegd, zoals de kanalen en slotenstelsels. Een deel van de genoemde aanpassingen c.q. inrichting hoort daarom ook bij de sterk veranderde of kunstmatige kenmerken van de waterlichamen. Dat wat hoort bij het karakter van het water of waarvan nadelige effecten zijn gemitigeerd is in feite geen belasting. De doelen per oppervlaktewaterlichaam zijn hierop afgestemd. Overige belastingen. In voorkomend geval zijn belastingen, waarvan nog niet zeker is of ze substantieel van invloed zijn, uit voorzorg als significant aangemerkt. Nader onderzoek zal hier moeten uitwijzen in hoeverre daadwerkelijk sprake is van significante invloeden op de ecologische toestand. 3 De emissie van nutriënten uit landelijk gebied is gebaseerd op berekeningen met het model STONE uit De resultaten voor de jaren daarna zijn gekopieerd van Er kan geen onderscheid gemaakt worden tussen uit- en afspoeling vanuit de landbouw en vanuit de natuur. Wel is bekend dat de emissie van nutriënten vanuit de landbouw tussen de 6 en 8 keer groter is dan de emissie vanuit natuur. 38

39 De mate van voorkomen van een soort belasting in het stroomgebied is gebaseerd op het aantal oppervlaktewaterlichamen waarvoor de belasting als significant is beoordeeld Grondwater Een belasting beïnvloedt de toestand van het grondwaterlichaam. Een belasting is significant als deze - al of niet in combinatie met andere belastingen - ertoe leidt dat de goede chemische en/of kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen mogelijk niet wordt gehaald. De toestand- en trendbeoordeling van grondwaterlichamen geeft een indicatie van significante belastingen. In aanvulling hierop zijn uit de karakterisering (beschrijving) en at-risk beoordeling van grondwaterlichamen mogelijke potentiële bedreigingen geïdentificeerd die de toestand van het grondwater op termijn negatief zouden kunnen beïnvloeden. De wijze van beoordeling of een belasting significant is, verschilt per type belasting: Als diffuse bronnen komen de belastingen met nitraat en fosfaat afkomstig van meststoffen als significante belastingen naar voren. De belasting met nitraat is gebaseerd op een analyse van de mogelijke effecten van het 5 e Nitraat Actie Programma ( Naast meststoffen zijn de belastingen als gevolg van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (voornamelijk landbouwkundige maar soms ook niet-landbouwkundige toepassingen) berekend op basis van cijfers van gebruik in 2008 ( Door de (berekende) concentraties nitraat en gewasbeschermingsmiddelen te vergelijken met de norm, wordt per grondwaterlichaam bepaald of de belasting significant is. Voor puntbronnen is de verspreiding van verontreinigingen onder andere afkomstig van (historische) bodemverontreinigingen relevant voor de kwaliteit van het grondwater. De locaties van deze grootschalige bodemverontreinigingen waarbij sprake is van risico s op verspreiding en overige locaties van bodemverontreinigingen in de nabijheid van kwetsbare objecten (van grondwaterafhankelijke oppervlaktewateren, natuur en waterwinningen voor menselijke consumptie) zijn in beeld gebracht. Grondwateronttrekkingen zijn opgenomen in het Landelijk Grondwaterregister. De beoordeling van onttrekkingen richt zich op de vraag of het evenwicht tussen aanvulling en onttrekking wordt verstoord en of in de toekomst voldoende water beschikbaar is. Omdat in alle waterlichamen sprake is van een positieve waterbalans worden grondwateronttrekkingen niet als significante belasting gezien voor het grondwaterlichaam in zijn geheel. Grondwateronttrekkingen als gevolg van peilbeheer rond van grondwaterafhankelijke natuur kunnen ook een significante belastingen vormen. Kunstmatige aanvullingen zijn ook opgenomen in het Landelijk Grondwaterregister. Omdat de aanvullingen dienen ter compensatie van de onttrekkingen zal het effect in het algemeen minder belangrijk zijn. Het indringen van zout water is in Nederland veelal een gevolg van de inrichting die samenhangt met een ligging onder zeespiegel. Intrusies in zoete waterlichamen zijn beoordeeld op basis van verandering van de ligging van het grensvlak zoet-zout. Andere belastingen. Door de regio s is in de provinciale meetnetten aandacht besteed aan nieuwe en vergeten stoffen, zoals medicijnen. Daarnaast is in onderling overleg tussen de provincies recent het stofpakket voor monitoring herzien. In deze herziene stoffenlijst zijn ook aandachtsstoffen opgenomen (zie paragraaf 3.2.2). De significantie van belastingen is beoordeeld uitgaande van conceptuele modellen van grondwaterlichamen (zie en gebruik 39

40 makend van expertkennis en waar mogelijk kwantitatieve modellen ( 4.3 Significante belastingen Oppervlaktewater Diffuse bronnen zijn in meer waterlichamen significant dan puntbronnen (tabel 4-a). Ruim tweederde van de oppervlaktewaterlichamen wordt significant beïnvloed door stoffen vanuit landbouwgronden (vooral nutriënten en zware metalen). Ook atmosferische depositie (32% van de waterlichamen) en run-off (afstromend wegwater en regenwaterriolen) (22%) zijn belangrijke diffuse bronnen. Van de puntbronnen vormt het effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallaties nog een significante belasting in 24% van de waterlichamen. Al deze percentages zijn lager dan in In 11% van de waterlichamen is de aanvoer uit het buitenland, rekening houdend met zowel vrachten als concentraties, een belangrijke bron. Nederland is daarmee voor het bereiken van de doelen in de betreffende regionale en rijkswateren ook afhankelijk van de inspanningen in andere landen. Het percentage is iets toegenomen ten opzichte van Bij de inrichting vormen vooral barrières (48%), verhogen (39%) en verlagen (32%) waterstand, wateroverdracht (30%), kanalisatie/normalisatie (32%) en oeververdediging (27%) knelpunten voor het behalen van de ecologische doelen. Intensief beheer en onderhoud staat ook een meer natuurlijke ontwikkeling van oevers vaak in de weg (60%). Echter, al deze percentages zijn ten gevolge van de reeds uitgevoerde maatregelen gedaald ten opzichte van Vanwege de reeds uitgevoerde maatregelen is bovendien de omvang van de genoemde belastingen per waterlichaam verminderd en gaat het nu vaak nog om een restopgave. puntbronnen IPPC industrieën 7 overige puntbronnen 6 riooloverstorten 31 rioolwaterzuiveringsinstallaties 113 diffuse bronnen door landbouwgronden 365 door materialen/constructie ongerioleerd gebied 8 door run-off (afstromend wegwater en regenwaterriolen) 103 door verkeer (weg/rail) en infrastructuur 88 overige diffuse bronnen (vooral atmosferische depositie) 151 regulering waterbeweging baggeren c.q. verdiepen (incl. zandvang) 56 baggeren c.q. verdiepen in estuaria en kustzones (incl. zandvang) 3 barriëres (niet of moeilijk (vis)passeerbare gemalen, stuwen, dammen etc.) 231 grondwateraanvulling 1 havens, scheepswerven e.d. 4 hoogwaterbescherming: dijken, dammen, kanalen 49 kanalisatie c.q. normalisatie van de waterloop 160 landaanwinning en inpoldering 20 oeververdediging, duikers, overkluizing, kribben 131 omleiden piekafvoer 4 40

41 ontwatering (veenoxidatie en bodemdaling) 62 sluis (ook gemaal): verlagen waterstand (peilbeheersing) 154 stuw: verschil waterstand : verhogen waterstand (peilbeheersing) 185 veranderingen voor de visserij 4 verlies oeverzones en overstromingsvlaktes 129 versnelde waterafvoer 56 wateroverdracht stroomgebieden (wateraanvoer en/of waterafvoer) 145 waterreservoirs c.q. stuwmeren 4 zandsuppletie (veiligheid) 2 wateronttrekkingen andere grote wateronttrekkingen (evt. zelf aan te vullen) 7 door overdracht (watervoorziening wateren) 15 voor industrieën 5 voor koelwater van electriciteitscentrales 8 voor landbouw, bosbouw en visserij (o.m. irrigatie) 31 voor publieke (drink)watervoorziening 12 voor scheepvaart (waterpeil in kanalen) 2 overige belastingen beroepsvisserij 10 bovenstroomse aanvoer (voorbelasting buitenland) 52 delfstoffenwinning (zand, klei, grind, etc) 3 dumpen ongezuiverd afvalwater/slib in zee 2 intensief beheer en onderhoud (incl. oevers) 287 klimaatverandering (zeespiegelstijging, temperatuur/droogte, hogere piekafvoer) 53 olie- en gaswinning (bodemdaling) 1 overige 108 recreatie (water en oever) 24 scheepvaart 35 sportvisserij 3 uitheemse dieren/planten 22 verontreinigde waterbodem 43 visstandsbeheer 6 warmtelozing en warmte-koudeopslag 2 Tabel 4-a. Significante belastingen oppervlaktewaterlichamen in het stroomgebied Rijn (aantal waterlichamen). Bovenstaande informatie van de waterbeheerders is tot stand gekomen door aanpassing van de nationaal berekende belastingen per stroomgebied. De resultaten van de analyse van de belastingen zijn samengevat in figuur 4-a-d. Uitgebreide resultaten (ook voor andere stoffen dan hier gepresenteerd) van de nationale studie staan op Landbouw is de belangrijkste bron voor nutriënten en imidacloprid. Voor nutriënten neemt de belasting sinds 2005 nauwelijks af, waarbij de bijdrage van landbouw voor stikstof zelfs licht stijgt. Andere belangrijke bronnen zijn rioolwaterzuiveringsinstallaties, verkeer en atmosferische depositie; de bijdrage van deze bronnen hangt af van de stof. Industrie vormt nog een belangrijke bron voor kobalt. De buitenlandse belasting is voor alle onderzochte stoffen hoger dan de nationale belasting, maar 41

42 het overgrote deel van die belasting gaat van de grens naar de zee zonder effect te hebben op binnenlandse waterlichamen. Het onderwerp afwenteling is nader onderzocht en de resultaten zijn beschreven op Imidacloprid PCB's Benzo(ghi)Peryleen/Indeno(1,2,3-c,d)Pyreen Benzo(a)Pyreen N - Totaal P - Totaal Barium Zink Koper Kobalt Natuurlijke bodems en landbouwgronden Ongelukken Afstromend water van verhard oppervlak Overstorten Rioolwaterzuiveringsinstallaties 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Materialen/constructie ongerioleerd gebied Overige bronnen (vooral atmosferische depositie) Figuur 4-a. Aandeel punt- en diffuse bronnen bij enkele veel voorkomende normoverschrijdende stoffen in het stroomgebied Rijn voor 2012, exclusief buitenlandse belasting. Imidacloprid PCB's Benzo(ghi)Peryleen/Indeno (1,2,3-c,d)Pyreen Benzo(a)Pyreen N - Totaal P - Totaal Barium Zink Koper Kobalt Totaal Nederlandse deel stroomgebied Geen inrormatie over aanvoer Rijn (2012) Scheepvaart en infrastructuur Industrie 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Totaal van buiten Nederland via aanvoer Figuur 4-b. Aandeel buitenlandse belasting via de Rijn bij Lobith afgezet tegen de binnenlandse belasting in het stroomgebied in Voor imidacloprid zijn geen buitenlandse vrachten beschikbaar. Alle metingen voor deze stof bij Lobith lagen onder de rapportagegrens. Vrachten kunnen daardoor niet berekend worden. 42

43 trend Belasting van oppervlaktewater Figuur 4-c. Trend in de jaarlijkse belasting in het stroomgebied Rijn voor , exclusief buitenlandse belasting. belasting naar oppervlaktewater in kton belasting naar oppervlaktewater in kton Landbouwgronden Materialen/constructie ongerioleerd gebied Ongelukken Overige bronnen (vooral atmosferische depositie) Run off Verkeer en infrastructuur Overstorten Industrie Rioolwaterzuiveringsinstallaties 43

44 Figuur 4-d. Trend in de fosfor- (boven) en stikstof-belasting (onder) per bron in het stroomgebied Rijn voor , exclusief buitenlandse belasting Grondwater Overige puntbronnen en diffuse belasting van landbouwgronden zijn relevant in het licht van de realisatie van doelen (tabel 4-b). Bij puntbronnen gaat de meeste aandacht uit naar bodemverontreinigingen, met name in de omgeving van winningen, oppervlaktewater en terrestrische ecosystemen. De belangrijkste diffuse stofbelastingen zijn nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen. Voor stikstof is de uitspoeling naar grondwater met name relevant in het noorden en oosten. Het oosten heeft ook een hogere belasting met gewasbeschermingsmiddelen dan het midden en westen. puntbronnen overige puntbronnen 10 diffuse bronnen van landbouwgronden 4 intrusies zout water 1 Tabel 4-b. Significante belastingen grondwaterlichamen in het stroomgebied Rijn (aantal waterlichamen). Overige belastingen die zijn geïnventariseerd zijn onttrekkingen, indringing van zout (chloride) en interacties tussen grond- en oppervlaktewater, waaronder ook de verdroging van natuurgebieden. Een vergunningsplichtige onttrekking krijgt alleen een vergunning indien de onttrekking geen ontoelaatbare belasting geeft. Verdroging is dus een combinatie van versnelde afvoeren, onttrekkingen, ander landgebruik en inrichting. De oorzaken zijn nader toegelicht in de Beheerplannen van verdroogde Natura 2000-gebieden. 4.4 Klimaatverandering De gevolgen van klimaatverandering zijn ingeschat met behulp van modelberekeningen. In Nederland wordt voor de hydrologische omstandigheden uitgegaan van de scenario s zoals deze zijn opgesteld door het KNMI in Op basis hiervan zijn in 2012 toekomstbeelden opgesteld met zichttermijnen van ongeveer 50 en 100 jaar. De bandbreedte voor klimaatverandering past bij de inzichten die het IPCC in 2013 heeft gepubliceerd. Voor de mogelijke invloed van sociaaleconomische ontwikkelingen op het gebruik van land, water en ruimte is uitgegaan van inzichten die zijn opgesteld door de samenwerkende planbureaus PBL en CPB. Er is een bandbreedte gekozen van de hoge en lage economische groei voor het in beeld brengen van ontwikkelingen tot Voor de tweede helft van de 21e eeuw is een beschrijving gegeven aan de hand van groei- en krimpscenario s. De scenario s geven kwalitatieve en kwantitatieve informatie over klimaat, watersystemen, watergebruik en landgebruik ( 4 Mei 2014 zijn nieuwe scenario s van het KNMI beschikbaar gekomen. Deze scenario s tonen gewijzigde schattingen ten aanzien van: - zomer- en wintertemperatuur: er is minder opwarming in de zomer en in de winter; - neerslag: minder extreme daling van de zomerneerslag dan eerder geschat; - zeespiegelstijging: een stijging die 5 cm groter is dan eerder geschat. 44

45 Klimaatverandering heeft invloed op een aantal belastingen van de waterkwaliteit en ecologie van watersystemen. De gevoeligheid van de belangrijkste belastingen zijn ingeschat per watertype nr. 55). De effecten van klimaatverandering kunnen direct zijn (regulering waterpeilen, afvoerdynamiek en thermische belasting), (fysisch-)chemisch (verzilting en eutrofiëring) of biologisch (verdwijnen/verdringing van soorten). In sloten en meren is een sterk verband gevonden tussen een afname van de soortenrijkdom en een stijging van het chloridegehalte. Doordat deze factoren tegelijk spelen heeft klimaatverandering een ingewikkelde invloed op het aquatische ecosysteem. Dit wordt onderzocht in het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat ( 5. De effecten kunnen ook beschouwd worden vanuit specifieke functies. Zo kunnen verminderde afvoeren op termijn leiden tot problemen met de waterkwaliteit bij innamepunten van drinkwater (library.wur.nl/webquery/hydrotheek/ ) en kan de beschikbaarheid van water voor drinkwaterbereiding onder druk komen te staan ( komstverkenning_drinkwatervoorziening_in_nederland). Vanuit de recreatieve sector is er optimisme doordat het aantal dagen dat zich leent voor buitenrecreatie toe kan nemen, maar zijn er zorgen over de effecten op waterkwaliteit (bijvoorbeeld toename van toxische algen). Voor de industrie kan het lozen van koelwater een toenemend probleem worden, maar landbouw rekent op een hogere productie indien er voldoende water beschikbaar is ( Nieuwe kennis over mogelijke invloeden van klimaatverandering op zoete aquatische ecosystemen geeft inzicht in de mate waarin waterkwaliteitsmaatregelen 'klimaatrobuust' zijn en wat meer of anders kan worden gedaan om rekening te houden met de gevolgen van klimaatverandering. Daarbij kan gedacht worden aan het prioriteren van voorgenomen maatregelen, of het anders inrichten of beheren. Zo zijn specifiek voor beken maatregelen nodig die afvoerpieken en droogval bestrijden ( over_de_invloed _van_klimaatverandering_op_de_aquatische_ecologie_en_hoe_je_de_negatieve_effecten_ku nt_tegengaan). De nieuwe kennis wordt ook ingezet om slimmer te monitoren. Veel kennis over het inrichten van het landschap met het oog op de toekomst is bijeen gebracht op In de Klimaatagenda van oktober 2013 heeft het kabinet de ambitie vastgesteld en aangekondigd een Nationale Adaptatie Strategie (NAS) te zullen opstellen. Het ministerie van IenM heeft de coördinerende rol voor het klimaatbeleid (mitigatie én adaptatie) en om die reden het voortouw bij de NAS. Hierbij wordt onder meer invulling gegeven aan de opgave uit de EU adaptatiestrategie. De NAS moet in 2016 gereed zijn en is niet alleen op overstromingen gericht, maar brengt ook risico s en kansen in de gezondheid, energie, ICT, land- en tuinbouw, visserij, natuur en transport in beeld inclusief cascade- en grensoverschrijdende klimaateffecten. De NAS vult op het Deltaprogramma aan. De NAS komt er omdat Nederland en de EU in alle opzichten, en niet alleen vanuit waterveiligheid, goed voorbereid moet zijn op de gevolgen van klimaatverandering. Het kabinet koppelt aan 5 In het onderzoeksprogramma ontwikkelen onderzoekers samen met overheden en het bedrijfsleven kennis, instrumenten en diensten die nodig zijn om Nederland klimaatbestendig te maken. Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking is een budget van 50 miljoen toegekend met de bedoeling om via participatie en cofinanciering de inhoud en de omvang van dit programma zo vorm te geven, dat het de basis vormt van een lokale, regionale, nationale en internationale klimaatadaptatie strategie. 45

46 haar visie een agenda van acties. Relevant voor het stroomgebiedbeheerplan zijn de effecten van klimaatverandering in de sectoren visserij, land- en tuinbouw. Deze informatie is nu echter nog niet in detail beschikbaar. 4.5 Kennisleemten In de voorgaande paragraaf is klimaatverandering genoemd als een op termijn in te vullen factor bij het benoemen van doelen en het vinden van de meest passende maatregelen. Het is een uitdaging om de resultaten van deze kennis in te passen in de praktijk van het waterbeheer. Hierbij wordt aangesloten bij de resultaten van het Deltaprogramma. Maar er zijn meer kennisleemten. Zo worden veel wateren helder, verandert de visstand, terwijl de hoeveelheid nutriënten vaak nog op niveaus liggen die niet beperkend hoeven te zijn voor de primaire productie. Op basis van studies in het IJsselmeergebied moet een grote rol worden toegedicht aan de exoot Quagga mossel ( Deze zou er voor kunnen zorgen dat ondanks een hoge productiviteit, algen worden weggevangen, waardoor er weinig voedsel overblijft voor vissen. En op plekken waar de concentraties nutriënten wel laag zijn geworden is het niet goed duidelijk wat het eindbeeld wordt, als er geen bijpassende meer natuurlijke inrichting kan worden gerealiseerd. Op dit moment kunnen een deel van het jaar zoveel waterplanten aanwezig zijn, dat recreatief gebruik er ernstig door wordt gehinderd. Kennis over deze processen en de te verwachten eindbeelden verdienen meer aandacht, ook in watersystemen buiten het IJsselmeergebied. Daarbij is het de vraag of de huidige monitoringsinspanning toereikend is. De dichtheid en de aard van de metingen kunnen wel een trend weergeven in aangewezen waterlichamen, maar lijken soms onvoldoende als basis om te snappen wat er in een systeem speelt en wat het effect van genomen maatregelen is. Dit hindert het vinden van een optimale strategie en is uiteindelijk niet kosten-effectief. Naast een betere meting van biologische groepen en systeem-eigen stoffen, dient er aandacht te zijn voor systeem-vreemde stoffen. De zogenaamde watch-list voor nieuwe stoffen is hierbij een welkome aanvulling op de bekende stoffen. Maar daarbij is aanvullend onderzoek nodig, bijvoorbeeld om de vaak lage gehalten te kunnen detecteren en om effecten in te schatten van combinaties van ongewenste stoffen. Bovengenoemde zaken staan ook op de Europese agenda. Het verdient aanbeveling om na te gaan hoe deze resultaten kunnen worden toegepast in de nationale context. Als voorbeeld wordt het FP7 project REFRESH ( ) met de recente inzichten (bijvoorbeeld ). Er is behoefte aan meer kennis over bronnen en effecten van zwerfafval. Veel zwerfafval komt vanaf land en wordt via beken, kanalen en rivieren afgevoerd naar zee. Belangrijke bronnen van zwerfvuil in zee zijn scheepvaart, visserij, strandrecreatie. Internationale onderzoeken geven nu al een eerste beeld van ecologische risico s van de plastic deeltjes (macro en micro), vanuit dit zwerfafval, voor het ecologisch functioneren van de zoute en ook zoete watersystemen. Ook geeft de aanwezigheid van zwerfafval voor de gebruikers een negatieve invloed op de beleving. Er wordt nader onderzoek gedaan naar precieze bronnen, de afbraak van macro- naar microplastics en de effecten op de voedselketen. 46

47 5 Maatregelen 5.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de uitvoering van de maatregelen over de periode en het maatregelprogramma voor de periode vanaf De maatregelen zijn gericht op het aanpakken van de significante belastingen van het grond- en oppervlaktewater. Belastingen kunnen er toe leiden dat doelen niet gehaald worden. Indien doelen gehaald worden, kunnen er toch maatregelen worden genomen om bijvoorbeeld de emissies van de betreffende stoffen zoveel mogelijk te beperken en te voorkomen. Het preventiebeleid blijft, in overeenstemming met de beginselen van de KRW en de Grondwaterrichtlijn (beperken en voorkomen van verontreiniging) van toepassing. Deze beginselen werken door in vergunningverlening en landelijke maatregelen. De stand van zaken van de uitvoering van het maatregelpakket uit het stroomgebiedbeheerplan 2009 is beschreven in paragraaf 5.2. In paragraaf 5.3 wordt de indeling van de nieuwe maatregelen omschreven en ingegaan op de kosten van de maatregelen. De maatregelen zelf zijn opgenomen in de plannen van rijk, provincies en waterschappen. Een samenvatting hiervan, alsmede een samenvatting van de initiatieven die door andere partijen worden genomen, is opgenomen in de samenvatting van het maatregelpakket dat als apart document als onderdeel van dit stroomgebiedbeheerplan is bijgevoegd. Hiermee wordt invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punt 7, en deel B, punten 3 en 4, KRW. Een uitgebreide beschrijving van de maatregelen staat in het separate maatregelprogramma. 5.2 Voortgang uitvoering stroomgebiedbeheerplan 2009 De voortgang van de uitvoering van maatregelen wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer gerapporteerd met Water in Beeld ( De uitvoering van landelijke maatregelen ligt in het algemeen goed op schema. Het beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van emissie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, wordt periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Bij de uitvoering van Europese richtlijnen heeft de Europese Commissie ook een rol. Zo worden de prestaties gevolgd van rioolwaterzuiveringen, de kwaliteit van zwemwater en de voorgestelde maatregelen in de Nitraat actie programma s. Voor de meeste gebiedsgerichte maatregelen zijn eind 2013 voor meer dan driekwart in uitvoering of gereed (tabel 5-a). In 2011 zijn uniforme eenheden voor de maatregelen voorgeschreven om de voortgang goed te kunnen volgen. Hierdoor moest in een aantal gevallen de omvang van het maatregelpakket worden bijgesteld en dan is uitgegaan van de maximale omvang van de database tussen 2012 en begin Maatregelnaam Eenheid SGBP2009 Wateronttrekking grond- en oppervlaktewateren Omvang in uniforme eenheid In uitvoering of gereed (%) april 2014 Prognose (%) 22 dec

48 Aanpassen / verplaatsen grondwaterwinning stuks Aanpak puntbronnen Opheffen ongezuiverde lozingen km 2 stuks jaar 0 Aanpakken riooloverstorten ha 0 m3 30 stuks Overige emissie-reducerende maatregelen ha 0 stuks Vermindering belasting RWZI stuks Afkoppelen verhard oppervlak ha stuks 0 Herstel lekke riolen stuks Saneren verontreinigd(e) landbodems / grondwater stuks Aanpak diffuse bronnen Verminderen emissie nutriënten landbouw stuks Overige brongerichte maatregelen stuks Saneren uitlogende oeverbescherming km Verwijderen verontreinigde bagger ha 2000 km 10 m stuks 23 Verminderen emissie verkeer/scheepvaart stuks Verminderen emissie gewasbesch- / bestr.middelen ha 0 stuks Inrichting mest- / spuitvrijezone ha 174 km Regulering waterbeweging en hydromorfologie Verbr. watersyst, aansl. wetland / verlagen uiterwaard ha km 18 stuks 1 Verondiepen watersysteem km 1 ha m Aanpassen inlaat / doorspoelen / scheiden water ha 1900 stuks Aanpassen waterpeil ha stuks Verwijderen stuw stuks Vispasseerbaar maken kunstwerk stuks Verbreden / nvo langzaam stromend / stilstaand water ha 76 km stuks 7 Verdiepen watersysteem (overdimensioneren) ha m stuks 1 Overige inrichtingsmaatregelen ha 6253 km 48 stuks Aanleg nevengeul / herstel verbinding km stuks 28 Vasthouden water in haarvaten van systeem ha km 9 48

49 stuks 1 WB21 maatregelen Verbreden / hermeandering / nvo (snel) stomend water ha 153 km stuks 2 GGOR maatregelen ha stuks 3 Overige gebiedsgerichte maatregelen Aanleg speciale leefgebieden voor vis ha km 0 stuks 29 Aanleg zuiveringsmoeras ha stuks 0 Uitvoeren actief vegetatie- / waterkwaliteitsbeheer ha 948 km stuks 3 Uitvoeren actief visstands- of schelpdierstandsbeheer ha stuks 23 Overige beheermaatregelen ha 116 km 1913 stuks Wijzigen / beperken gebruiksfunctie ha stuks 1 onbekend 0 Financiële maatregelen stuks Geven van voorlichting stuks Aanleg speciale leefgebieden flora / fauna ha 11 stuks Opstellen nieuw plan stuks Overige instrumentele maatregelen ha 100 stuks Beheren grootschalige grondwaterverontreinigingen stuks Aanpassing begroeiing langs water ha 20 km stuks 1 Aanpassen/introduceren (nieuwe) wetgeving stuks Uitvoeren onderzoek Uitvoeren onderzoek stuks Tabel 5-a. Voortgang uitvoering maatregelen uit het stroomgebiedbeheerplan 2009 voor het stroomgebied van de Rijn op basis van gegevens t/m 31 december De prognose in de tabel 5-a is de som van de maatregelen die in de database staan als gereed, in uitvoering en planvoorbereiding. In de meeste gevallen is de prognose niet exact gelijk als gemeld in het stroomgebiedbeheerplan van Zo wordt er meer regenwater afgekoppeld van het riool en worden meer vispassages gerealiseerd, maar is er op minder waterzuiveringsinstallaties een aanvullende zuivering toegepast en de uitvoering van diverse inrichtingsmaatregelen blijft achter. Sommige maatregelen kunnen pas worden uitgevoerd nadat gronden zijn aangekocht of andere inrichtingsmaatregelen zijn afgerond. Het verwerven van grond vraagt tijd, omdat dit alleen op vrijwillige basis plaatsvindt. 49

50 Met het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) zijn financiële middelen beschikbaar gesteld om verdroging van natuur te bestrijden in sense-of-urgency Natura 2000-gebieden en TOP-lijst-gebieden. Provincies, waterschappen en terreinbeheerders hebben daarvoor uitvoeringsprogramma s tot en met 2013 opgesteld en uitgevoerd. Het betreft waterhuishoudkundige maatregelen in en rondom deze gebieden alsook droge beheermaatregelen (afplaggen, verwijderen vegetatie, etc.) om de verdroging te bestrijden. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn in 2013 noodzakelijke en door waterbeheerders uitvoerbare hydrologische maatregelen rondom Natura 2000-gebieden (waaronder de sense-of-urgency gebieden ) verkend en geprogrammeerd. Definitieve besluitvorming over het uitvoeringstraject van die maatregelen is in 2014 afgerond. Voor enkele gebieden is de uitvoering al eerder gestart, vooruitlopend op definitieve besluitvorming. Enkele drinkwaterwinningen zijn aangepast om verdrogende effecten op Natura 2000-gebieden te beperken. In het stroomgebiedbeheerplan 2009 zijn 30 sense-of-urgency Natura 2000-gebieden vermeld, waar met voorrang maatregelen zouden worden genomen om onomkeerbare schade aan de beoogde instandhoudingsdoelen en verlies van biodiversiteit te voorkomen. Tabel 5-b toont de stand van zake per gebied. Nummer en naam Natura Stand van zake gebied 6. Duinen Schiermonnikoog Deel hydrologische maatregelen Beheerplan Natura 2000 Schiermonnikoog uitgevoerd. De resterende maatregelen worden uitgevoerd in kader van PAS. 10. Oudegaasterbrekken, Fluessen en Geen grondwateropgave vanuit de Kaderrichtlijn Water voor omgeving planperiode Alde Feanen Landinrichting Alde Feanen (circa 500 ha verdrogingsbestrijding) uitgevoerd. Aanvullende maatregelen in voorbereiding. Uitvoering wacht op PAS. 14. De Deelen Geen grondwateropgave vanuit de Kaderrichtlijn Water. 16. Wijnjeterper Schar Geen grondwateropgave vanuit Kaderrichtlijn Water voor planperiode Voor de nieuwe planperiode ( ) is wel een grondwateropgave geformuleerd op basis van Beheerplan Natura 2000 en PAS. 28. Elperstroomgebied Deels afgerond in 2009, resterend inrichtingsproject in uitvoering. Gereed Bargerveen Maatregelen in voorbereiding, start uitvoering Weerribben De belangrijkste opgave is het opengraven van verlande petgaten, zodat jonge stadia uit de verlandingsreeks zich opnieuw kunnen gaan ontwikkelen. Afgelopen jaren is dat op verschillende plaatsen gebeurd. Daarnaast is de waterkwaliteit in het gebied aanzienlijk verbeterd als gevolg van generiek beleid waardoor watervegetaties verbeteren in kwaliteit en uitbreiden in oppervlak. 35. Wieden Zie Weerribben. 37. Olde Maten & Veerslootslanden De inrichtingswerkzaamheden zijn medio 2014 afgerond, de inrichtingsmaatregelen voor de eerste planperiode Natura 2000 zijn daarmee gerealiseerd. 48. Lemselermaten De benodigde maatregelen voor herstel zijn bestuurlijk vastgesteld. Uitvoering van maatregelen is afhankelijk van verdere besluitvorming over de PAS. 53. Buurserzand & Haaksbergerveen De benodigde maatregelen voor herstel zijn bestuurlijk 50

51 Nummer en naam Natura Stand van zake gebied vastgesteld. Uitvoering van maatregelen is afhankelijk van verdere besluitvorming over de PAS. 58. Landgoederen Brummen De tot 2015 geplande maatregelen zijn in uitvoering. Aanvullende maatregelen worden opgenomen in het Natura 2000 beheerplan en worden uitgevoerd in de komende twee planperioden. 61. Korenburgerveen Diverse maatregelen uitgevoerd. 65. Binnenveld Besluitvorming is vertraagd. Er worden nu alternatieve maatregelen verkend. De besluitvorming hierover wordt niet voor 2015 verwacht. 67. Gelderse Poort De tot 2015 geplande maatregelen zijn in uitvoering. Aanvullende maatregelen worden opgenomen in het Natura 2000 beheerplan en worden uitgevoerd in de komende twee planperioden. 75. Ketelmeer & Vossemeer De geplande maatregelen zijn in uitvoering en zullen voor 2016 zijn gerealiseerd. Aanvullende maatregelen worden opgenomen in Natura 2000 beheerplan en worden uitgevoerd in de komende twee planperioden. 80. Groot Zandbrink In 2010 is de aanwijzing ingetrokken. Dit is niet langer een Natura 2000-gebied. 95. Oostelijke Vechtplassen Maatregelen zijn gedeeltelijk uitgevoerd. Daarnaast is er een herstelstrategie in uitvoering en worden aanvullende 103. Nieuwkoopse Plassen & De Haeck 104. Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein maatregelen bepaald. Ontwerp-beheerplan is gereed. Waterschappen zijn gestart met maatregelen. Omdat de actuele verdrogingstoestand deels onbekend is lopen er nu onderzoeksmaatregelen door middel van een (vegetatie)meetnet. Naast verdroging wordt ook naar vermesting en verzuring gekeken. Beheerplan is gereed. Omdat de actuele verdrogingstoestand deels onbekend is lopen er nu onderzoeksmaatregelen door middel van een (vegetatie)meetnet Zouweboezem Er wordt gewerkt aan het ontwerp-beheerplan. Er zijn specifieke opgaven voor blauwgrasland en moerasvogels en daar loopt onderzoek naar. Tabel 5-b. Voortgang uitvoering maatregelen in sense-of-urgency Natura 2000-gebieden uit het stroomgebiedbeheerplan 2009 voor het stroomgebied van de Rijn. Voor de vier stroomgebieden samen zijn de investeringskosten van de gebiedsgerichte maatregelen in 2009 geschat op 2,2 mld; daarvan is eind 2013 ongeveer 1,5 mld uitgegeven. In het hoofdwatersysteem is ongeveer een derde ( 150 mln) van het beoogde maatregelpakket getemporiseerd ( Deze keuze is mede op grond van Europese begrotingseisen gemaakt. De omvang van het getemporiseerde pakket aan maatregelen is minder dan 10% van het totaal aan gebiedsgerichte maatregelen. In 2013 is 100 mln voor de uitvoering van de getemporiseerde maatregelen en overige maatregelen in het hoofdwatersysteem op de begroting voor gezet. Het ministerie van IenM verkent hoe structurele financiering kan worden gevonden en zal hierop ingaan bij de begroting Er is veel energie gestoken in onderzoek naar de oorzaak van een onvoldoende toestand en naar kosten-effectieve maatregelen. In 2008 is daarvoor het KRW Innovatieprogramma 51

52 gestart met een subsidie van 75 mln. Hiermee zijn 63 onderzoeksprojecten gefinancierd. De projecten richten zich onder meer op aanvullende reductie van nutriënten en andere stoffen uit landbouw en waterzuiveringsinstallaties, maatregelen in watersystemen om de effecten van deze emissies te verminderen, vismigratie, etc. Het Innovatieprogramma is 12 maart 2013 met een slotbijeenkomst afgerond. Resultaten van alle projecten zijn daarnaast beschikbaar gemaakt via websites: Watermozaïek, een project van de STOWA, maakt ecologisch relevante kennis beschikbaar die te maken heeft met wateropgaven in oppervlaktewaterlichamen. Er zijn en worden bijeenkomsten georganiseerd en resultaten worden digitaal beschikbaar gesteld (watermozaiek.stowa.nl). Kennis moet Stromen, een project van Deltares en WUR in opdracht van de ministeries van IenM en EZ, stelt kennis over landbouw innovaties beschikbaar. Dit gebeurt middels bijeenkomsten en een website ( De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (voorheen Agentschap-NL) heeft de tenderregeling van het Innovatieprogramma begeleid en heeft ook een rol bij de verspreiding van de resultaten. Zij concentreert zich daarbij op de verspreiding van kennis over projecten, met name gerelateerd aan chemie en stedelijk grondwater, via de website ( en bijeenkomsten in de regio. Kennisinstellingen, bedrijven en overheid werken samen in de Topsector Water. Door duurzame innovaties op het gebied van water sneller op de markt te brengen kan de Nederlandse exportpositie verder worden versterkt. Doel is om in 2020 de toegevoegde waarde van de watersector te verdubbelen ten opzichte van Maatregelen vanaf Communautaire waterbeschermingswetgeving Bij de uitvoering van Europese richtlijnen voor de waterbescherming (artikel 11, lid 3 onder a, KRW) is rekening gehouden met de doelen van die richtlijn en van de KRW. Het gaat hierbij specifiek om de richtlijnen genoemd in artikel 10 en bijlage VI, deel A, KRW. De kosten van sommige van deze maatregelen zijn goed bekend. Zo kunnen de inkomsten van waterschappen uit de zuiveringsheffing ( 1,2 mld in 2012 voor heel Nederland) worden gehanteerd voor de kosten van waterzuivering voortkomend uit de Richtlijn behandeling stedelijk afvalwater. De inkomsten van drinkwaterbedrijven ( 1,37 mld in 2012) zijn een goede benadering voor de uitgaven aan de Drinkwaterrichtlijn. Voor andere maatregelen is dit niet mogelijk, bijvoorbeeld de kosten die de agrarische sector maakt om te voldoen aan de eisen van de Nitraatrichtlijn en de Verordening gewasbeschermingsmiddelen Overige basismaatregelen Overige basismaatregelen bestaan uit landelijk beleid dat niet direct voortvloeit uit Europese richtlijnen (artikel 11, lid 3, onder b-l, KRW). In de praktijk is het onderscheid vaak niet duidelijk te maken. Daarnaast geldt dat de maatregelen soms ook gebiedspecifiek worden geconcretiseerd, bijvoorbeeld door middel van vergunningverlening door provincies en waterschappen. Een indicatie van de kosten van deze maatregelen is moeilijk te geven, doordat de afbakening met de voorgaande paragraaf soms niet duidelijk is. Daarnaast gaat het hier niet alleen om waterkwaliteit maar ook om de andere wateropgaven. Zo zijn de inkomsten van de gemeenten 52

53 van de rioleringsheffing nauwkeurig bekend ( 1,36 mld in 2012), maar dit betreft de afvoer van afvalwater en voor een groot deel ook schoon regenwater. De totale kosten van het waterbeheer en een zinvolle onderverdeling wordt jaarlijks gerapporteerd in Water in Beeld ( html) en is in detail beschreven en bestudeerd door de OECD ( Gebiedsgerichte maatregelen Waterschappen, Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten nemen gebiedsgerichte maatregelen om de toestand van waterlichamen te verbeteren in aanvulling op het landelijke beleid hebben (artikel 11, lid 4, KRW). Vaak zijn KRW maatregelen onderdeel van projecten die meerdere doelen dienen en ook gezamenlijk worden gefinancierd. Zo kan in het kader van gebiedsontwikkeling hermeanderen van een deel van een beek samen gaan met de aanleg van een vistrap, een water retentie gebied en een fietspad. Meekoppelen met andere wateropgaven, natuur, recreatie, cultuurhistorie - de integrale projectaanpak - is de regel. Omwonenden worden vaak nauw betrokken bij de uitvoering. Private partijen doen soms actief mee in de totstandkoming van een project. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor kosten-effectiviteit en draagvlak. Tegelijk betekent de gezamenlijke financiering een risico. Als één van de partijen een toezegging niet kan nakomen kan een deel of het hele project soms niet worden uitgevoerd conform eerdere toezeggingen. Om bovenstaande reden is het vaak niet mogelijk om exact aan te geven hoeveel een bepaalde maatregel kost en wie de kosten draagt. Er is wel een schatting gemaakt door de betrokken overheden te vragen naar de gemiddelde kosten per eenheid van een bepaalde maatregel. Deze gemiddelde kosten zijn voor het stroomgebiedbeheerplan 2009 geschat op basis van de ramingen voor de projecten. Dit is gebruikt om de voortgang van de uitvoering ook financieel uit te drukken. In 2014 zijn de gemiddelde kosten geactualiseerd op basis van kennis van de daadwerkelijke uitgaven voor de projecten. Deze informatie is gebruikt om de kosten voor de gebiedsgerichte maatregelen na 2015 in te schatten. De investeringskosten van de gebiedsgerichte maatregelen voor wordt geschat op 766,6 mln 6. Een exacte waarde per maatregel is niet te geven, omdat de maatregel veelal als onderdeel van een groter project in de markt wordt gezet. In 2009 is ingeschat dat voor de periode nog 1076 mln benodigd was. De verschillen kunnen worden verklaard doordat er sprake is van een andere tijdsperiode, door inflatie en actualisatie van de inschatting van de kosten per maatregelgroep op basis van daadwerkelijke uitvoeringskosten en doordat het maatregelpakket ten opzichte van 2009 is bijgesteld. De kosten van de gebiedsgerichte maatregelen, veelal gericht op de inrichting van watersystemen, vormen veelal een beperkt percentage van de totale kosten van het water(kwaliteits)beheer. Om de kosten van de gebiedsgerichte maatregelen te dekken is gebruik gemaakt van Europese subsidiemogelijkheden. Onder andere de volgende subsidiemogelijkheden zijn benut: 6 Voorlopige cijfers. Voor Rijn-west gebaseerd op Adviesnota RBO versie 4 juni 2014, hoofdstuk 8.2: 392,3 mln. Voor Rijnnoord gebaseerd op Ontwerp Afstemmingsnota Schoon en gezond water Noord Nederland, 5 juni 2014; cijfers overgenomen voor werkgebied waterschappen Fryslan ( 26,7 mln) en Noorderzijlvest ( 23,4 mln), Rijkswaterstaat exclusief Eems-Dollard ( 2,2 mln) en grondwater ( 2 mln). Voor Rijn-oost gebaseerd op Blijven werken aan schoon water, 24 april 2014, 200 mln voor oppervlaktewater en 120 mln voor grondwater. 53

54 Het gemeenschappelijk landbouwbeleid kent een subsidieregeling voor agrariërs. De regeling bestaat uit twee pijlers. Pijler 1 gaat voornamelijk over inkomensondersteuning en markt- en prijsbeleid. Pijler 2 biedt gelden voor plattelandsontwikkeling (POP). Met name binnen de POP is het mogelijk om KRW maatregelen mede te financieren. Horizon2020 is een subsidieprogramma om innovatie te stimuleren. Innovaties op het gebied van mitigatie en adaptatie aan klimaatverandering en het milieu kunnen ook via H2020 in aanmerking komen voor subsidies. Innovatieve KRW maatregelen kunnen hier dan ook uit worden meegefinancierd. Structuur en Cohesiefondsen. Deze fondsen zijn voornamelijk gericht op het verkleinen van de economische verschillen tussen EU lidstaten. Deels zijn ze ook gericht op het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking. Met name in die categorie zijn er mogelijkheden om KRW maatregelen mede te financieren. Met het Deltaprogramma bereidt Nederland zich voor op de wateropgaven voor veiligheid en zoetwatervoorziening in de toekomst ( Er is een Deltaplan Waterveiligheid en Deltaplan Zoetwater die resulteren in concrete maatregelen. Om synergie tussen de maatregelen te waarborgen, vindt de programmering in samenhang plaats met de maatregelen die primair zijn gericht op waterkwaliteit en een meer natuurlijke inrichting. Realisatie van maatregelen voor veiligheid en zoetwatervoorziening heeft mogelijk effecten op te behalen doelstellingen en effectiviteit van maatregelen uit andere programma s. En omgekeerd. Hierbij wordt met name gedoeld op de Kaderrichtlijn Water, Natura 2000 en het beleid omtrent Waterbeheer 21ste eeuw. Deze effecten zullen vaak positief uitpakken. Zo geeft ruimte voor de rivier ook ruimte aan natuur en kan het vergroten van de grondwatervoorraad of het vasthouden van water in een gebied leiden tot positieve effecten voor natuur (Natura 2000) en de waterkwaliteit (KRW), maar bergt het ook een risico in zich van wateroverlast (WB21). De regio s brachten in beeld welke inhoudelijke samenhang er bestaat tussen de zoetwatermaatregelen en andere wateropgaven. Hieruit blijkt dat er geen algemene regels te formuleren zijn, maar dat de interactie tussen de maatregelen per gebied kan verschillen. Het betreft dus maatwerk, waarbij de maatregelen vanuit de verschillende programma s op gebiedsniveau moeten worden uitgewerkt en afgestemd. De koppeling wordt uitgewerkt in de waterbeheerplannen Extra maatregelen Door de benedenstroomse ligging van Nederland in de internationale stroomgebieden is Nederland voor het realiseren van de doelen met betrekking tot verontreinigende stoffen mede afhankelijk van maatregelen die door de Europese Commissie in Europees verband verplicht worden gesteld en die in bovenstroomse landen worden genomen. Mede met het oog op het gewenste Europese level playing field en behoud van een concurrerend bedrijfsleven is de inzet van Nederland primair gericht op het maken van benodigde afspraken in internationaal verband. Daarnaast zijn er diverse nationale initiatieven gericht op verbetering van de waterkwaliteit. Bijvoorbeeld initiatieven vanuit verschillende maatschappelijke organisaties en sectoren, zoals het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer van de landbouwsector. In het deelstroomgebied Rijn-West zal uitvoering worden gegeven aan de uitvoeringsovereenkomsten van het nutriëntenproject in het veenweidegebied en het bollengebied. Voor de diepe polders zal de 54

55 aanpak samen met de agrarische sector verder worden uitgewerkt. Ook is er aandacht voor relatief nieuwe problemen, zoals plastics. De extra maatregelen worden gezien als onderdeel van artikel 11, lid 5, KRW. De grenzen tussen de maatregelen als bedoeld in artikel 11, leden 3-5 zijn niet altijd scherp. Soms hebben maatregelen die zijn vermeld onder artikel 11, lid 3 een gebiedsgerichte uitwerking en soms passen gebiedsgerichte maatregelen die zijn vermeld bij artikel 11, lid 4 en 5 ook onder artikel 11, lid 3. Indien de prognose van de uitvoering van maatregelen, zoals weergegeven in tabel 5-a, meer dan 100% is, kan dat worden beschouwd als aanvullende maatregelen die zijn genomen als gedurende de planperiode uit monitoringsgegevens of andere gegevens blijkt dat de milieudoelstelling niet gehaald gaat worden (conform artikel 11, lid 5, KRW). 55

56 6 Economische Analyse 6.1 Inleiding Water voorziet in de basisbehoeften van de mens en is cruciaal voor de economische ontwikkeling van ons land. Schoon water is ook economisch van grote waarde (figuur 6-a). Een zesde van de Nederlandse economie is in sterke mate watergerelateerd. Bedrijven die functioneren op of aan het water dragen samen meer dan 180 miljard euro bij aan de productiewaarde van onze economie. Het gaat onder andere om de land- en tuinbouw, drinkwaterproductie, procesindustrie, frisdrank- en andere voedingsmiddelenbedrijven, grondstoffenwinning, en niet te vergeten recreatie. Waterrecreatie alleen vertegenwoordigt in Nederland een waarde van 4 miljard euro per jaar. Investeringen en innovaties in schoon water kunnen extra waarde creëren, waarde voor de leefomgeving en ook voor de economie. Het biedt kansen om de concurrentiepositie te verstevigen en innovaties bij duurzaam waterbeheer te exporteren over onze grenzen. Ook is voldoende water van goede kwaliteit essentieel voor de natuur in Nederland. Uitvoering van de voorgenomen maatregelen om duurzaam schoon water te bewerkstelligen kost geld, maar levert dus ook baten op. Figuur 6-a. De blauwe economie ( De economische analyse van het watergebruik is geactualiseerd. Deze omvat: economische beschrijving van het stroomgebied; analyse van de autonome ontwikkelingen; beschrijving van de kostenterugwinning van waterdiensten. Hiermee wordt invulling gegeven aan bijlage VII, deel A, punten 1, 6 en 7.2, KRW. Dit hoofdstuk samen met de analyse en rapportage per waterlichaam, is tevens de invulling van de actualisatie van de stroomgebiedanalyse volgens artikel 5 KRW. 6.2 Methode Om een goed beeld te kunnen krijgen van de resterende opgave voor de komende jaren is het van belang om inzicht te hebben in de ontwikkelingen in de economische sectoren die gebruik 56

Ontwerpstroomgebiedbeheerplan

Ontwerpstroomgebiedbeheerplan Ontwerpstroomgebiedbeheerplan Maas 2016-2021 Ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Maas 2016-2021 Inhoud Inleiding 4 1 Beschrijving stroomgebied 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Algemene beschrijving 6 1.3 Methode 7 1.3.1

Nadere informatie

Ontwerpstroomgebiedbeheerplan

Ontwerpstroomgebiedbeheerplan Ontwerpstroomgebiedbeheerplan Schelde 2016-2021 Ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Schelde 2016-2021 Inhoud Inleiding 4 1 Beschrijving stroomgebied 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Algemene beschrijving 5 1.3 Methode

Nadere informatie

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater HOOFDSTUK 3 Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in het Schelde-stroomgebied wordt ingedeeld in waterlichamen. Deze indeling is belangrijk, want voor ieder waterlichaam moeten doelstellingen geformuleerd

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0005 Grondwater in diepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0005 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep

Factsheet: NLGW0018. Naam: Maas_Slenk_diep Factsheet: NLGW0018 Maas_Slenk_diep Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004

Factsheet: NLGWSC0004 Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0008 Zout Eems

Factsheet: NLGW0008 Zout Eems Factsheet: NLGW0008 Zout Eems Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de inhoud,

Nadere informatie

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh ~ Stroomgebied beheerplan KAARTENATLAS 0abcdefgh Colofon Het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Rijndelta is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De totstandkoming is mogelijk geworden

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Factsheet: NLGW0013 Zout Maas -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0015. Naam: Wadden Rijn-Noord Code: NLGW0015 Stroomgebied: Rijn-Noord

Factsheet: NLGW0015. Naam: Wadden Rijn-Noord Code: NLGW0015 Stroomgebied: Rijn-Noord Factsheet: -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het opstellen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh ~ Stroomgebied beheerplan KAARTENATLAS 0abcdefgh Colofon Het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Schelde is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De totstandkoming is mogelijk geworden dankzij

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Oppervlaktewater in Nederland

Oppervlaktewater in Nederland Indicator 20 januari 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Nederland heeft een grote verscheidenheid

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas

Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Factsheet: NLGW0013 Zout Maas Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de inhoud,

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0007. Naam: Zout Rijn-Noord

Factsheet: NLGW0007. Naam: Zout Rijn-Noord Factsheet: NLGW0007 Zout Rijn-Noord Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de

Nadere informatie

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh

~ Stroomgebied KAARTENATLAS. beheerplan. 0abcdefgh ~ Stroomgebied beheerplan KAARTENATLAS 0abcdefgh Colofon Het ontwerp-stroomgebiedbeheerplan Maas is een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De totstandkoming is mogelijk geworden dankzij

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0019. Naam: Krijt Zuid-Limburg Code: NLGW0019 Stroomgebied: Maas

Factsheet: NLGW0019. Naam: Krijt Zuid-Limburg Code: NLGW0019 Stroomgebied: Maas Factsheet: -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het opstellen

Nadere informatie

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009; Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en milieubeheer, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van., nr. DP/.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord

Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk Factsheet: NL6_OWM_018 Dommerswijk De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord

Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0011. Naam: Zout Rijn-West Code: NLGW0011

Factsheet: NLGW0011. Naam: Zout Rijn-West Code: NLGW0011 Factsheet: -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het opstellen

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Westerbouwlandleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde Colofon In opdracht van Uitvoering Redactie Tekst Vormgeving Fotografie Datum 1 november 2004 Status definitief concept Nummer IKS-04-500

Nadere informatie

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie 1 Rapport Evaluatie waterkwaliteit Op 21 december beschikbaar (www.pbl.nl) Samenvatting opgenomen in KRW-rapport Belangrijke waterbeheerkwesties Bijdragen

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Oosterbroekswaterleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0026_1

Factsheet: NL07_0026_1 Factsheet: NL07_006_1 Zuidelijk Afwateringskanaal De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Witteveens-leiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Soestwetering (middenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 5634 14 april 2010 Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014 MENS Staat van Utrecht 204 Bodemsanering Hoeveel humane spoedlocaties zijn nog niet volledig gesaneerd? 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd Kaart (Humane spoedlocaties bodemverontreiniging

Nadere informatie

Kaderrichtlijn Water. Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water

Kaderrichtlijn Water. Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water Kaderrichtlijn Water Diederik van der Molen Projectleider KRW DG - Water 16 maart 2011 Inhoud Introductie KRW Wat is er nieuw door de KRW? Wat heeft de KRW tot nu toe opgeleverd? Lessons learned Proces

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand

Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking KRWdoelen voor de overige wateren in NoordBrabant: een pragma:sche uitwerking Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV), Marco Beers (waterschap Brabantse Delta), Ma>hijs ten Harkel en Doesjka Ertsen (provincie

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Westerveldse Aa De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Water nu en... KRW De Europese. Kaderrichtlijn water. Een grote kans voor. de verbetering van de. waterkwaliteit. en daarmee ook voor de

Water nu en... KRW De Europese. Kaderrichtlijn water. Een grote kans voor. de verbetering van de. waterkwaliteit. en daarmee ook voor de KRW De Europese Kaderrichtlijn water Een grote kans voor de verbetering van de waterkwaliteit en daarmee ook voor de drinkwatervoorziening. Water nu en... Vereniging van Waterbedrijven in Nederand KRW

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2010 Indicator 14 mei 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem

het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem CTF Amsterdam bv Prinsengracht 436 in Amsterdam Datum 21 april 2017 Casecode W-17.00767 Kenmerk 17.070654 Watervergunning het lozen van grondwater bij de realisatie van een WKO systeem Uw kenmerk / projectcode:

Nadere informatie

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Factsheet: NL43_32 Arkervaart Factsheet: NL43_32 Arkervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0001. Naam: Zand Eems Code: NLGW0001 Stroomgebied:

Factsheet: NLGW0001. Naam: Zand Eems Code: NLGW0001 Stroomgebied: Factsheet: -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het opstellen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Soestwetering (bovenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0015. Naam: Wadden Rijn-Noord

Factsheet: NLGW0015. Naam: Wadden Rijn-Noord Factsheet: NLGW0015 Wadden Rijn-Noord Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand

Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand Factsheet: NLGWSC0002 Zoet grondwater in dekzand -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een

Nadere informatie

Grondwaterkwaliteit in de Omgevingswet (Sessie 4.3) Relatie met beheer van bodemverontreinigingen

Grondwaterkwaliteit in de Omgevingswet (Sessie 4.3) Relatie met beheer van bodemverontreinigingen Grondwaterkwaliteit in de Omgevingswet (Sessie 4.3) Relatie met beheer van bodemverontreinigingen Programma 1. Opening (5 min) Dagvoorzitter, Peter de Putter (Sterk Consulting) 2. Grondwaterkwaliteit in

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

Grondwater en Omgevingswet. 31 januari 2019 Utrecht

Grondwater en Omgevingswet. 31 januari 2019 Utrecht Grondwater en Omgevingswet 31 januari 2019 Utrecht Inhoud Taken irt grondwaterkwaliteit Bevoegdheden irt grondwaterkwaliteit Samenwerken aan grondwaterkwaliteit Kaderrichtlijn water Doelen Relatie met

Nadere informatie

Factsheet: NLGW0009 Deklaag Rijn-Noord

Factsheet: NLGW0009 Deklaag Rijn-Noord Factsheet: NLGW0009 Deklaag Rijn-Noord -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven Toestand 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten Kostenterugwinning van Waterdiensten Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten Sterk Consulting en Bureau Buiten Leiden, november 2013 1 2 Inhoudsopgave 1 Achtergrond en doel

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Reest Reest

Factsheet: NL35_Reest Reest Factsheet: NL5_Reest Reest De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet is

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Karakterisering stroomgebied Schelde

Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Karakterisering stroomgebied Schelde rapportage van nederland over de invulling van de kaderrichtlijn water in het stroomgebied schelde NOVEMBER 2004 Karakterisering stroomgebied Schelde

Nadere informatie

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming.

Bijlage 1. Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming. Bijlage 1 Kader inventarisatie spoedlocaties (verspreidingsrisico s) Wet bodembescherming. Datum: 3 maart 2015 0. Leeswijzer en inleiding document Met het Rijk zijn afspraken gemaakt om bodemverontreiniging

Nadere informatie

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef Onderwerp Maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5e van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor RWZI Piershil, voor het lozen van fosfor op het Spui. Zaaknummer RWSZ2016-00018059 Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Averlosche Leide -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als

Nadere informatie

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 22.12.2000 NL L 327/23 BIJLAGE II 1. OPPERVLAKTEWATEREN 1.1. Karakterisering van typen oppervlaktewaterlichamen De lidstaten stellen de ligging en de grenzen van de oppervlaktewaterlichamen vast en maken

Nadere informatie

Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016 2021) Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 september 2015

Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016 2021) Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 september 2015 Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe (2016 2021) Vastgesteld door Provinciale Staten op 23 september 2015 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. Oppervlaktewaterlichamen in Drenthe 2.1 Oppervlaktewaterlichamen

Nadere informatie

Factsheet KRW NL23_BRKMN -

Factsheet KRW NL23_BRKMN - Factsheet: NL23_BRKMN -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

KPS_0120_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

KPS_0120_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam naam grondwaterlichaam naam grondwatersysteem naam stroomgebied Duin- en kreekgebieden Oostvlaamse polders Kust- en Poldersysteem Schelde Karakteristieken

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL4_01 Schuitenbeek Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de inhoud,

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL4_01 Schuitenbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 0 december 016. Deze factsheet dient gezien te worden als een tussentijdse versie ten behoeve

Nadere informatie

Belgisch Staatsblad dd

Belgisch Staatsblad dd BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2016/31409] 26 MEI 2016. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke grondwater tegen verontreiniging

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven Toestand 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop)

Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop) Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Vermesting van regionaal water,

Vermesting van regionaal water, Indicator 20 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting van het regionale

Nadere informatie

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie