possessive s,,..of.. bezitsvorm

Transcriptie

1 possessive s,,..of..

2 In het Nederlands gebruik je vaak het woord van om aan te geven dat iets van iemand is of om relaties aan te geven. Dit is de. In het Engels gebruik je s of. De fiets van David is cool! De vacht van mijn kat is zacht. De vriendin van mijn broer. David s bike is cool! My cat s fur is soft. My brother s girlfriend.

3 In het Nederlands noem je eerst het bezit/relatie en dan de eigenaar. In formule zou je kunnen zeggen: Nederlandse = [BEZIT] + van + [EIGENAAR] In het Engels noem je eerst de eigenaar en dan het bezit. In formule zou je kunnen zeggen: Engelse = [EIGENAAR] + s of + [BEZIT] PS: neem [bezit] niet te letterlijk, je moeder is geen bezit natuurlijk.

4 Nederlandse = [BEZIT] + van + [EIGENAAR] Engelse = [EIGENAAR] + s of + [BEZIT] Meer voorbeelden om deze formules te bevestigen. De moeder van Tom Tom s mom De hond zijn staart The dog s tail Het tekstboek van de docent The teacher s textbook Het tekstboek van Rick Rick s textbook Wordt het al duidelijk?

5 Als het woord van de [EIGENAAR] al eindigt met een s, dan komt er geen s achter, maar alleen een. De broer van Dennis Medewerkers van McDonalds De nekken van de giraffen De katten van mijn zussen Dennis brother McDonalds employees The giraffes necks My sisters cats Wat is het verschil? 1) My sister s cat vs 2) My sisters cat!!! werken van Charles Dickens Dickens s works!!! Opvattingen van Jesus Jesus views Eindigt naam op een z-klank = alleen Eindigt naam op een s-klank = s Bron:

6 Wat is het verschil? 1) My sister s cat vs 2) My sisters cat 1 = de kat van mijn zus (sister is enkelvoud) 2 = de kat van mijn zussen. (sisters is meervoud) TIP: Kijk altijd goed of de eigenaar meervoud is, voor de juiste uitspraak en de juiste vertaling.

7 Exercise 1: Complete the sentences. Gebruik de woorden tussen haakjes. 1 They visited the (palace / queen). 2 Excuse me, can you tell me where the (department / children) is? 3 The (bikes / boys) looked pretty new. 4 (parents / my friend) are both teachers. 5 The colour of (bike/my daughter) is pink. 6 (friend / Jess) is also a teacher. 7 My father loves to listen to (work Maria Callas) 8 What do you think of (views Jesus)

8 Exercise 2: Complete the sentences. Gebruik de woorden tussen haakjes. 1 They visited the queen s palace. 2 Excuse me, can you tell me where the children s department is? 3 The boys bikes looked pretty new. 4 My friend s parents are both teachers. 5 The colour of my daughter s bike is pink. 6 Jess s friend is also a teacher. 7 My father loves to listen to Maria Callas s work. (Callas = s-klank) 8 What do you think of Jesus views. (Jesus = z-klank)

9 Exercise 2: What is another way of saying these things? 1. a hat for a woman a woman s hat 2. a name for a boy 3. clothes for children 4. a school for girls 5. a nest for a bird 6. a magazine for women

10 Exercise 2: What is another way of saying these things? 1. a hat for a woman a woman s hat 2. a name for a boy a boy s name 3. clothes for children children s clothes 4. a school for girls a girls school 5. a nest for a bird a bird s nest 6. a magazine for women a women s magazine

11 Je gebruikt s/ ook als je het hebt over een winkel, huis, product of bedrijf van iemand. Je hebt het dan namelijk over the baker s shop en John s house, enzovoort. I went to the baker s and Harrods. Let s go to John s. She bought new Levi s. There s a new McDonald s in town. Je gebruikt s/ ook bij uitdrukkingen die tijd aanduiden: yesterday s paper, in two days time, Sunday s match, last year s Cup Final, an hour s delay

12 Je gebruikt s/ ook als je het hebt over een winkel, huis, product of bedrijf van iemand. Je hebt het dan namelijk over the baker s shop en John s house, enzovoort. I went to the baker s and Harrods. Let s go to John s. She bought new Levi s. There s a new McDonald s in town. Let us There is no possessives Je gebruikt s/ ook bij uitdrukkingen die tijd aanduiden: yesterday s paper, in two days time, Sunday s match, last year s Cup Final, an hour s delay

13 Voor dingen, plaatsen en landen gebruik je: of The door of the garage the arrival of the train The name of the book The keyboard of the computer We zeggen ook: the beginning/end/middle of the beginning of the month We zeggen ook: the top/bottom of the top of the hill We zeggen ook: the front/back/side of the back of the car

14 Exercise 3: Make correct possessives. owner the restaurant owner of the restaurant 1. front the class 2. this month Viva 3. cause the problem 4. daughter Charles 5. newspaper yesterday 6. door the car 7. hair Bill 8. bottom the lake 9. garden our neighbours

15 Exercise 3: Make correct possessives. owner the restaurant owner of the restaurant 1. front the class front of the class 2. this month Viva this month s Viva 3. cause the problem cause of the problem 4. daughter Charles Charles s daughter 5. newspaper yesterday yesterday s newspaper 6. door the car door of the car 7. hair Bill Bill s hair 8. bottom the lake bottom of the lake 9. garden our neighbours our neighbours garden

16 possessive s,,..of..