NOTITIE UITRITTEN 2015

Transcriptie

1 NOTITIE UITRITTEN 2015 december 2015

2 INLEIDING In juni 2015 is uw college via een korte memo op de hoogte gesteld van de inventarisatie van het uitrittenbeleid dat omliggende gemeentes hebben. Omdat de notitie uitritten van 2009 van de gemeente Tytsjerksteradiel niet meer voldoende actueel is, is besloten deze nieuwe beleidsnotitie op te stellen. 1. DE JURIDISCHE FIGUUR Met de inwerkingtreding van de Wabo op 1 oktober 2010 is de uitritvergunning een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit geworden. In artikel 2.2 van de Wabo is geregeld dat voor zover op grond van een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing voor een uitweg nodig is, hierop de Wabo van toepassing is en dat deze vergunning voortaan een "omgevingsvergunning" wordt genoemd. 1.1 Uitweg/inrit op provinciale weg De hoofdregel van de Wabo is dat burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het project in hoofdzaak is gelegen bevoegd gezag zijn voor het verlenen en handhaven van de vergunning. Dit betekent dat de gemeente met de komst van de Wabo ook (omgevings)vergunningen voor uitritten op de provinciale weg verleend. De verordenende beleidsbevoegdheid ligt bij de provincie en de provincie geeft het advies voor deze aanvragen en heeft hiervoor eigen uitrittenbeleid CNota beheerbeleid voor orovinciale wegenv Daarvoor geldt deze gemeentelijke notitie dus niet. 1.2 Uitweg/inrit op gemeentelijke weg De algemene plaatselijke verordening van de gemeente Tytsjerksteradiel bevat op dit moment het volgende artikel over uitritten: Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde gezag: a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. Op deze wijze is geregeld dat voor het maken van een uitweg op een gemeentelijke weg een omgevingsvergunning nodig is. De omgevingsvergunning kan worden aangevraagd d.m.v. het landelijk ontwikkelde digitale omgevingsloket (Oio). Het is echter ook mogelijk hiervoor het voorgeschreven formulier te gebruiken. 1.3 Vergunning of melding? In het kader van deregulering zijn er gemeentes die in plaats van een vergunning voor een uitweg/inrit hiervoor een meldingsysteem in de APV hebben opgenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 januari 2015 een belangrijke uitspraak gedaan over de meldingenstelsels voor de aanleg van een uitweg in de Algemene Plaatselijke Verordeningen van Leeuwarden en Stein. Volgens haar is zowel de instemming van een gemeentebestuur met een melding binnen de voorgeschreven termijn als Notitie uitritten 2/10

3 een zogenoemde instemming van rechtswege na afloop van die termijn, een besluit. Dit betekent dat tegen zulke besluiten eerst bezwaar kan worden ingediend bij het gemeentebestuur en later beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. Omdat de instemming met en de weigering van een melding door het gemeentebestuur en de 'automatische' instemming voor beroep vatbare besluiten zijn, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraken ook een overweging gewijd aan de publicatie ervan. De instemming of weigering door het gemeentebestuur wordt bekendgemaakt door verzending van het besluit alleen aan de melder zelf. Hierdoor is onduidelijk of en zo ja, wanneer anderen dan de melder op de hoogte zijn van de inhoud van het besluit. Om te voorkomen dat de melder, mogelijk gedurende langere tijd, rekening moet houden dat bezwaar en beroep kan worden aangetekend, geeft de Afdeling bestuursrechtspraak in overweging om voortaan dit soort besluiten altijd te publiceren. Wij vinden dat er voldoende goede redenen zijn om het huidige juridische systeem (omgevingsvergunning i.p.v. melding) in stand te houden. In willekeurige volgorde: Ten eerste bestaat de technische infrastructuur om een vergunning aan te vragen (Omgevingsloket) en zijn er automatische koppelingen gemaakt met het gemeentelijk vergunningensysteem. De processen om een aanvraag in te boeken, te publiceren, hierover te adviseren en hierop te besluiten en te archiveren zijn ontwikkeld. Wanneer voor een melding wordt gekozen kan voor de uitweg/inrit geen gebruik meer worden gemaakt van het landelijke omgevingsloket maar moet op de gemeentelijke website een formulier voor een (elektronische) melding worden geplaatst. Deze meldingen komen dan niet automatisch in het vergunningensysteem (dat tevens een workflowsysteem is) en worden ook niet automatisch gepubliceerd en gearchiveerd. Ten tweede vervalt met een meldingsysteem een voordeel van de Wabo dat voor het project maar 1 aanvraag hoeft te worden ingediend. Het komt veelvuldig voor dat de activiteit "het maken van een uitweg" wordt gecombineerd met bijvoorbeeld de activiteit "het bouwen van een bouwwerk" of "het vellen van een houtopstand" of "het uitvoeren van een werk". Het voordeel van het omgevingsloket is nu juist dat er 1 loket is waar de aanvraag voor het project kan worden ingediend en dat dit niet op verschillende plaatsen of via verschillende websites of formulieren moet. Ten derde heeft de Raad van State nu ook geoordeeld dat de juridische figuur van een melding onder voorwaarden of een te late beslissing op een melding gelijk te stellen valt met een besluit waartegen bezwaar of beroep mogelijk is. De figuur van een melding werd juist door gemeentes bedacht en toegepast om bezwaar of beroep te voorkomen. Afgevraagd wordt of dit doel (minder rechtsbescherming) met deregulering nagestreefd moet worden. Beslissingen van de gemeente worden niet opgelegd maar zijn transparant, worden goed gemotiveerd, zijn - ook voor derden - kenbaar, en moeten verdedigd kunnen worden. De Raad van State heeft volgens ons terecht geoordeeld dat niet de door de gemeente gekozen naam (melding) maar de inhoud van de beslissing bepaalt of iets als besluit moet worden aangemerkt. Deze uitspraak maakt dat een meldingsysteem ook niet sneller gaat en dat er ook een bezwarenen beroepstermijn geldt. Hiermee vervalt ook het "juridische" voordeel van een melding. De Gemeente Tytsjerksteradiel blijft daarom de vergunningplicht voor uitwegen hanteren. In de volgende paragraaf worden de weigeringsgronden voor een vergunning behandeld en wordt ingegaan op het beleid dat de Gemeente hiervoor hanteert. Notitie uitritten 3/10

4 2. WEIGERINGSGRONDEN EN BELEID In artikel 2.12 lid 3 van de huidige APV van Tytsjerksteradiel zijn de weigeringsgronden voor een uitrit op de gemeentelijke weg genoemd: Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente. Bovenstaande weigeringsgronden zijn limitatief en imperatief. Dit betekent dat de gemeente de vergunning niet mag weigeren op andere dan de in de APV genoemde gronden en dat - wanneer zich een weigeringsgrond voordoet - de vergunning ook moet worden geweigerd. De weigeringsgronden zijn vrij algemeen geformuleerd. Burgemeester en wethouders hebben holoihcronole v/acfnoc+alh rlia hii Hu huhonrlolinn on Ho tnotcinn \/or» HU oon\;roon on hii rlo beslissing op de aanvraag worden toegepast. Deze regels zullen in het onderstaande aan de orde komen en zijn op te splitsen in: A. voorwaarden voor het in behandeling nemen van een aanvraag B. hoofdregels bij de inhoudelijke toetsing van een aanvraag C* oon»on viorniinninn +/ > \ ir\r\r\ir\r\r\r\ \ ir\r\irc*r*\rw\ftr\r\ ^. WW... w ^... W.J^W. VJ,.,_,. W. ^...V>. W.. W-»l ^W!! kw!. A. Voorwaarden voor het in behandeling nemen van een aanvraag Voorheen werd de wijze waarop een aanvraag moest worden ingediend bepaald in de notitie. Met de komst van de Wabo op 1 oktober 2010 en vanwege het feit dat een uitritvergunning een omgevingsvergunning is geworden, is dit niet meer nodig. In de Wabo is geregeld hoe een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd en in de Ministeriële regeling omgevingsrecht staat hoe de aanvraag moet worden ingediend (langs elektronische weg of via het door het omgevingsloket ingediende formulier) en wat moet worden ingeleverd. Artikel 1.2 Mor Elektronisch aanvraagformulier en landelijke voorziening 1. Een aanvraag langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de aanvraag beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikei 7.6 van de wet. Artikel 7.3 Mor Uitweg In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2,2, eerste lid, onder e, van de wet, verstrekt de aanvrager gegevens met betrekking tot; a. de locatie van de uitweg aan het voor-, zij- dan wel achtererf; b. de afmeting van de nieuwe uitweg, dan wel van de te veranderen bestaande uitweg en de beoogde verandering daarvan; c. de te gebruiken materialen; d. de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan voor het aanleggen of voor het gebruik van de uitweg, zoals bomen, lantaarnpalen en nutsvoorzieningen. Notitie uitritten 4/10

5 B. Hoofdregels bij de inhoudelijke toetsing van een aanvraag Burgemeester en wethouders kunnen door middel van beleidsregels de in artikel 2:12 lid 3 van de APV vermelde weigeringsgronden nader invullen. Dit geeft burgers die een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit willen indienen vooraf al enige duidelijkheid over de kans dat de aangevraagde vergunning wordt verleend. In deze notitie stellen Burgemeester en wethouders 6 hoofdregels voor de toetsing vast. Wanneer één (of meerdere) van deze hoofdregels van toepassing is (zijn), zal een aangevraagde vergunning in principe worden geweigerd. Met nadruk wordt er op gewezen dat de vaststelling van deze hoofdregels niet uitputtend is bedoeld. De hoofdregels beogen slechts aan te geven onder welke omstandigheden een vergunning in principe zal worden geweigerd (weigeringssituatie). Omdat het om hoofdregels/beleidsregels gaat, is het in een specifiek geval mogelijk dat van deze hoofdregels/beleidsregels wordt afgeweken. Daarom is er naast de 6 hoofdregels ook een afwijkingsregel of hardheidsclausule in deze notitie opgenomen. De algemene wet bestuursrecht schrijft dit ook voor. Uiteraard zullen burgemeester en wethouders in een dergelijk geval wel duidelijk moeten motiveren waarom van de regels wordt afgeweken. De vaststelling van de hoofdregels heeft dus niet tot gevolg dat zonder meer een vergunning zal worden verleend, indien geen van de hoofdregels van toepassing is. Evenmin heeft de vaststelling van de hoofdregels tot gevolg dat zonder meer een vergunning zal worden geweigerd, indien wel één van de hoofdregels van toepassing is. De hoofdregels brengen namelijk niet met zich mee dat er in een individueel geval geen toetsing meer hoeft plaats te vinden. Het kan daarom, in een specifiek geval, voorkomen dat geen van de hoofdregels van toepassing is, maar dat een aangevraagde vergunning toch wordt geweigerd omdat één van de weigeringsgronden van artikel 2:12 lid 3 van de APV wel van toepassing is. Andersom kan het ook voorkomen dat wel één van de hoofdregels van toepassing is, maar dat gezien de omstandigheden van het geval de gevraagde vergunning toch kan worden verleend. De 6 hoofdregels luiden als volgt: 1. een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal worden geweigerd als voor de aanleg van de uitweg/inrit een openbare parkeerplaats dient te verdwijnen a) de bruikbaarheid van de weg Een openbare parkeerplaats is een specifiek voor parkeren aangelegde, afgebakende plaats. In principe mag er geen openbare parkeerplaats worden opgeofferd aan de aanleg van een uitweg/inrit, omdat dit tot minder openbare parkeerruimte leidt. Maar ook als ruimte langs de weg - die regelmatig als openbare parkeerplaats wordt gebruikt - niet meer voor dat doel kan worden gebruikt, kan dit reden zijn om de aanvraag af te wijzen. In dat geval zal een beoordeling moeten plaatsvinden van de plaatselijk beschikbare parkeerruimte. Daarbij mogen ook te verwachten toekomstige ontwikkelingen worden betrokken, zoals de toename van het gemiddelde aantal auto's per inwoner. Zoals gezegd zal de betreffende ruimte langs de weg met regelmaat als parkeerruimte moeten worden gebruikt (bv. woonstraten/-erven, waar altijd auto's langs de kant van de weg staan geparkeerd). 2. een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal worden geweigerd wanneer het perceel reeds een uitweg/inrit heeft b) het veilig en doelmatig gebruik van de weg Notitie uitritten 5/10

6 Elke uitweg/inrit is een potentieel gevaar voor de weggebruiker, zeker wanneer fietsers of auto's zo vanaf een perceel de weg kunnen oprijden. Uit het oogpunt van verkeersveiligheid is het dan ook wenselijk om het aantal uitwegen/inritten te beperken. Het uitgangspunt is in principe maximaal één uitweg/inrit per perceel. Dit betekent niet dat voor ieder perceel in ieder geval één uitweg/inrit wordt toegestaan. De specifieke omstandigheden kunnen met zich mee brengen dat helemaal geen uitweg/inrit kan worden toegestaan. Specifieke omstandigheden kunnen eveneens met zich meebrengen dat een tweede of zelfs derde uitweg/inrit voor een perceel kan worden toegestaan. Een extra uitweg/inrit kan in bijzondere omstandigheden worden toegestaan: 1. bij een woning met een inwoonsituatie in een extra woongedeelte; 2. in verband met de verkeersveiligheid; 3. bij een historisch pand; 4. als er medische gronden zijn; 5. i.v.m. noodzaak in het kader van de bedrijfsvoering; 6. op grond van wettelijke voorschriften; Bij toepassing van de bovengenoemde uitzonderingen zullen voorschriften aan de vergunning worden verbonden, waarin het specifieke gebruik waarvoor de uitweg is bedoeld wordt vastgelegd en waarbij zo nodig restricties aan het gebruik van de uitweg/inrit worden verbonden. Buiten de hierboven genoemde gevallen zijn er wellicht nog andere situaties denkbaar, waarin p>(*n aanwanpr e*<=>n hprnpn wil Hnpn nn aan\a/p7inhpih van ppn hü7nnrlprp ojti iatip Hip naar zijn/haar mening afwijking van het beleid rechtvaardigt. Opgemerkt wordt dat een pad naar de openbare weg tot maximaal 1,50 m1 breed dat niet wordt gebruikt door bestuurders van een motorvoertuig (een voetpad) bij de bepaling van het aantal uitwegen buiten beschouwing wordt gelaten. een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal worden geweigerd wanneer door de aanleg van de uitweg/inrit een verkeersonveilige situatie ontstaat b) het veilig en doelmatig gebruik van de weg Geen vergunning wordt verleend voor een uitweg/inrit als hierdoor een verkeersonveilige situatie ontstaat, bv. in een onoverzichtelijke situatie, zoals een uitweg/inrit in een bocht. De beoordeling hiervan ligt primair bij de gemeente en in geval van twijfel kan een verkeersdeskundige van de politie worden geraadpleegd. een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal worden geweigerd wanneer de aangevraagde uitweg/inrit breder is dan noodzakelijk. b) het veilig en doelmatig gebruik van de weg d) bescherming groenvoorziening in de gemeente Voor een veilig en doelmatig gebruik van de weg is het noodzakelijk dat het verkeer vanaf de uitweg/inrit goed zowel links als rechts kan uitkijken en op gepaste snelheid gebruik maakt van de uitweg/inrit. Dat betekent dat een uitweg/inrit nagenoeg haaks moet aansluiten op de openbare weg. Een te brede uitweg/inrit kan ertoe leiden dat men alsnog niet haaks de weg oprijdt en dus naar beide kanten minder goed kan uitkijken. Om die reden is het onwenselijk om een uitweg/inrit toe te staan die breder is dan strikt noodzakelijk. Ook gaat een te brede uitrit ten kosten van het openbaar groen in de gemeente. Notitie uitritten 6/10

7 Toegestane breedte uitweg woonbestemming (Bibeko/Bubeko) enkele uitweg/inrit dubbele uitweg/inrit toegestane uitweg/inritbreedte: max. 5 m 1 / min. 3 m1 max. 10 mvmin. 6 m1 Overige functies waaronder toegestane uitweg/inritbreedte: bedrijfsbestemming (Bibeko/Bubeko) enkele uitweg/inrit In overleg ambtelijk bepalen dubbele uitweg/inrit *Bibeko = binnen bebouwde kom *Woonbestemming, bedrijfsbestemming of andere functies = de functie die het perceel in het bestemmingsplan heeft of in een ontwerpbestemmingsplan zal krijgen. *Dubbele uitweg of inrit bij woonbestemming = gezamenlijke uitweg/inrit voor twee afzonderlijke woonbestemmingen Uitzonderingen 1. Bij een uitweg/inrit ten behoeve van agrarisch materieel, vrachtverkeer en bedrijventerreinen zal per bedrijf worden gekeken welke minimaal benodigde breedte nodig is om veilig de weg op en af te rijden. 2. Een uitzondering kan ook worden gemaakt wanneer de uitweg/inrit uitkomt op dusdanig smalle weg dat een breedte van 5 meter onvoldoende is om van of op het erf te komen. 5. een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal worden geweigerd wanneer voor de aanleg van de uitweg/inrit een gedeelte openbaar groen verwijderd moet worden en daardoor een ongewenste aantasting op het uiterlijk aanzien van de omgeving ontstaat c) de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving De aanleg van een uitweg/inrit kan afbreuk doen aan het uiterlijk aanzien van de omgeving. Het gaat om situaties waarin het uiterlijk aanzien van de omgeving door de uitweg/inrit verminderd/ achteruit gaat. Het gaat daarbij in ieder geval om de volgende gevallen: 1. Parkeren op het voorerf binnen de denkbeeldige lijnen van de zijgevels Een nieuwe omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal niet worden verleend, als daardoor wordt mogelijk gemaakt dat de auto binnen de denkbeeldige lijnen van de zijgevels voor de woning kan worden geparkeerd. Parkeren binnen de denkbeeldige lijnen van de zijgevels ("parkeren voor de ramen") wordt namelijk uit welstandsoverwegingen niet wenselijk geacht. Als percelen niet de mogelijkheid hebben om het voertuig buiten de denkbeeldige lijnen van de zijgevels van de woning (op zij- of achtererf) te parkeren en het voertuig dus "voor de ramen" c.q. "in de voortuin" zal worden geparkeerd, zal in principe geen omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit worden verleend. Het aanzicht van de woonomgeving en het uitzicht van de buren wordt hierdoor ernstig verstoord. 2. Stallen van caravans, campers, bestel- en vrachtauto's, etc. Uitweg/inrit is in principe bedoeld om het mogelijk te maken dat de personenauto('s) op het eigen perceel geparkeerd kan worden. Het stallen van caravans e.d. bij woningen wordt om welstandsredenen zoveel mogelijk beperkt, door hiervoor geen afzonderlijke uitweg/inrit toe te staan. 3. Andere situaties Het is voorstelbaar dat uit de aanvraag blijkt dat er door de aanleg van de uitweg/inrit een situatie dreigt te ontstaan, waardoor het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt geschaad. Een dergelijke situatie dient uit de aanvraag en feiten en omstandigheden die aan het bevoegd gezag bekend zijn te blijken en het besluit dient op dit punt duidelijk gemotiveerd te worden. Notitie uitritten 7/10

8 6. een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit zal worden geweigerd wanneer meerdere uitwegen van het perceel naar de openbare weg mogelijk zijn, maar niet voor de kortste doorsnijding van een groenvoorziening wordt gekozen en/of versnippering van openbaar groen ontstaat d) de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente Bij de aanleg van een (woon)wijk wordt gemeentelijk groen bewust ingepland en het vervult daarom een belangrijke rol in de ruimtelijke uitstraling van een (woon)wijk. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van laanbeplantingen, grasstroken, plantsoenen, etc, die duidelijke, beeldbepalende elementen vormen in de openbare ruimte. Vaak is dit groen ook in de bestemmingsplannen vastgelegd. Dit betekent dat het betreffende bestemmingsplan en het groenstructuurplan ook een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van aantasting van de groenvoorziening. Als door de aanleg van een uitweg/inrit een gedeelte van het gemeentelijke groen moet worden verwijderd, waardoor het effect hiervan in de openbare ruimte wordt aangetast, dan kan dit reden zijn om de omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit te weigeren. Het besluit tot weigering van de omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit wordt op dit punt van een nadere motivering (toelichting) voorzien. Een uitweg/inrit moet op zo'n manier worden aangelegd dat zoveel mogelijk groen wordt gespaard. Dit betekent in principe dat de kortste doorsnijding van een groenvoorziening moet woraen gekozen. uit worat siecnts anaers ais ae waarae van net groen een andere Keuze rechtvaardigt. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een boom de kortste weg blokkeert. Een langere uitweg/inrit kan dan noodzakelijk zijn. In ieder geval wordt het tracé van de uitweg/inrit zo gekozen, dat zoveel mogelijk groen wordt gespaard. 1. Aanpassen aan bestaande situatie Bij nieuwe bebouwing of nieuwe bijgebouwen (garage) langs oudere wegen met bomen geldt, dat de bewoner rekening dient te houden met de bestaande situatie. Dit is vergelijkbaar met de bescherming van bomen middels de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand. De gemeente kan voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg/inrit. 2. Indien mogelijk de kortste doorsnijding van de groenvoorziening Als er meerdere uitwegen van het erf naar de openbare weg mogelijk zijn, dan wordt voor de kortste doorsnijding van een groenvoorziening gekozen, tenzij de waarde van het groen een andere keuze rechtvaardigt. Voorbeeld: als een boom de kortste weg blokkeert, kan een langere uitweg/inrit worden voorgeschreven. 3. Soms een langere uitweg/inrit voorgeschreven Om groenvoorzieningen (bijv. bomen) te sparen kan afgeweken worden van de rechte lijn tussen erf en weg. Ook een scheve aansluiting op de weg kan voorgeschreven worden. Toelichting: Bij nieuwe bebouwing of nieuwe bijgebouwen (garages) langs oudere wegen met bomen geldt, dat de bewoner rekening dient te houden met de bestaande situatie. Dit is vergelijkbaar met de bescherming van bomen middels de kapvergunning. 4. Uitbreidingsplan Het tracé van de uitweg/inrit dient rekening te houden met de aanwezige en geplande beplanting, zoals aangegeven of voorzien in het groenstructuurplan. Notitie uitritten 8/10

9 7. Burgemeester en wethouders handelen overeenkomstig deze regels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht hoort een hardheidsclausule onderdeel te zijn van de beleidsregels zodat in bijzondere situaties van de beleidsregels kan worden afgeweken. Bij de hoofdregels 1 tot en met 6 zijn hier al een aantal voorbeelden van genoemd. C. Aan een vergunning te verbinden voorschriften 1. de bestratingswerkzaamheden ten behoeve van de uitweg/inrit worden uitsluitend door of vanwege de gemeente uitgevoerd Een uitweg/inrit maakt, conform de Wegenverkeerswet, deel uit van de openbare weg. De gemeente is dus verantwoordelijk voor de onderhoudstoestand van de uitweg/inrit. Ze kan aansprakelijk worden gesteld als iemand schade ondervindt als gevolg van een slecht aangelegde uitweg/inrit. Het is dan ook met het oog op bruikbaarheid, veiligheid en doelmatig gebruik van de weg, wenselijk dat de uitweg/inrit in overeenstemming met de gemeentelijke eisen wordt aangelegd. 2. de uitweg/inrit wordt als elementverharding uitgevoerd De uitweg/inrit wordt als elementenverharding uitgevoerd met standaard bestratingsmateriaal (straatklinkers, betonsteen). De soort en de kleur zal zoveel mogelijk aan de rijbaan aangepast worden. Voor agrarisch- en/of bedrijfsbestemming kunnen profielsteen i.c.m. betonplaten worden toegepast. Gesloten verharding (asfalt, beton) is niet toegestaan, omdat dan onderhoudswerkzaamheden aan kabels en leidingen niet meer mogelijk zijn. Ook halfverharding (puin, schelpen) is niet toegestaan vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud. Ook voor het veilig en doelmatig gebruik van de weg is het nodig dat bij de aanleg van een uitweg/inrit gebruik wordt gemaakt van standaard bestratingsmateriaal (ook vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud, een uniform straatbeeld en de eigendomssituatie). de maximale breedte van de uitweg/inrit wordt door de gemeente in de vergunning als voorwaarde opgenomen (zie ook hoofdregel 4) woonbestemming (Bibeko/Bubeko) enkele uitweg/inrit dubbele uitweg/inrit bedrijfsbestemming (Bibeko/Bubeko) enkele uitweg/inrit dubbele uitweg/inrit toegestane uitweg/inritbreedte: max. 5 m 1 / min. 3 m1 max. 10 m 1 / min. 6 m1 toegestane uitweg/inritbreedte: In overleg ambtelijk bepalen In overleg ambtelijk bepalen het volgende tarief (vrij van B.T.W.) heeft betrekking op de leges- en uitvoeringskosten en dient aan de gemeente te worden betaald, voor zover werkzaamheden op gemeentegrond moeten plaatsvinden Notitie uitritten 9/10

10 De tarieven voor de aanleg van een uitweg/inrit worden jaarlijks opnieuw vastgesteld. Dit vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de actualisatie van legesverordening door de gemeenteraad. De leges bedragen in ,10. uitvoeringskosten 30,- per vierkante meter bestrating, met een minimum van 270,-- (max. 9 m 2 ) 150,- per te verwijderen boom, voor zover van toepassing 150,- per te verplaatsen straatkolk, voor zover van toepassing 500,- per te verplaatsen lantaarnpaal, voor zover van toepassing Alle kosten voor bijzondere werkzaamheden (incl. benodigde vergunningen, toestemmingen) dienen door en voor rekening van de aanvrager uitgevoerd te worden, bijv. voor de aanleg dammen en duikers, verplaatsen nutsvoorzieningen. 5. de gemeente behoudt zich het recht voor om de uitweg/inrit te (laten) verwijderen, indien dit met het oog op de belangen van verkeersveiligheid noodzakelijk moet worden geacht of wanneer de uitweg/inrit zijn functie heeft verloren 6. burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen nadere voorwaarden stellen Notitie uitritten 10/10