Invoerprotocol 'Bodem in Beeld'

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Invoerprotocol 'Bodem in Beeld'"

Transcriptie

1 Invoerprotocol 'Bodem in Beeld' Handleiding voor de invoer van bodemgegevens uit rapporten bij Regionale Uitvoeringsdiensten in Zuid- Holland onder andere ten behoeve van het landsdekkend beeld bodem. Gemeentelijke taken aangevuld met bevoegd gezag taken in het kader van de Wbb. Ernestine Elkenbracht, Quintens advies & management Mariëlle de Kok-Ewijk, DCMR Ivar Lanting, Milieudienst Zuid-Holland Zuid Laurens Kusse, Milieudienst Midden-Holland Nol Witte, Provincie Zuid-Holland Guus Zijlstra, Milieudienst West-Holland versie 2.1 (november 2011)

2 Versiehistorie Naam Status Datum Invoerprotocol BiB 2003 v5 Definitief November 2003 Invoerprotocol BiB Definitief April 2008 Invoerprotocol BiB Definitief Oktober 2009 Invoerprotocol BiB RUD 2.0 Definitief December 2010 Invoerprotocol BiB RUD 2.1 Concept November 2011 Invoerprotocol BiB RUD 2.2 P.M. Voorjaar 2012 T.b.v. nieuwe spoed velden 2

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Achtergronden bij dit invoerprotocol Historie van het bodeminformatiebeheer in de provincie Zuid-Holland Bodemsaneringsoperatie Diffuse bodemkwaliteit (niet verplicht, vrije keuze) Overige doelen (niet verplicht, vrije keuze) Uitgangspunten voor de start van het invoerproces Efficiënte en kwalitatief goede invoer Leeswijzer invoerprotocol Het invoerproces op hoofdlijnen Nieuwe & bestaande locaties en contouren Beoordeling nieuwe of bestaande locatie (stap 1)? Intekenen locatiecontour (stap 2) Aanpassen of splitsen van reeds bestaande locatie (contour) Specifieke gevallen Verspreid liggende percelen Grootschalig onderzoek bij aan elkaar grenzende percelen Riooltracés en overig civiel onderzoek Toelichting op locatiegegevens (stap 3) Toelichting op rapportgegevens (stap 4) Toelichting op toevoegen en/of koppelen van bronnen (stap 5) Inleiding Welke bronnen Het HBB-bestand Beoordelen wel/niet koppelen van HBB-punten Uitvoeren van de koppeling in BIS/GIS Bronnen uit het bodemonderzoek Bronnen uit een tankenbestand Aandachtspunten opvoeren UBI's in BIS-en Vaste afspraken omtrent UBI-toekenning Ontkoppelen HBB-locaties Toelichting op beoordelen van bronnen (stap 6) Inleiding Beoordeling bronnen 'Benoemd' 'Vervallen' 'Voldoende onderzocht' 'Start- en eindjaar'

4 8 Beoordeling relevantie voor de werkvoorraad bodemsanering (stap 7) Algemeen Verontreinigingsstatus en vervolgactie in het kader van de Wbb Toelichting op beoordeling verontreinigingsstatus/vervolgactie Wbb Registreren verontreinigingsstatus Registreren vervolgactie Wbb Registreren potentieel spoed type Toelichting op invoer analysegegevens (stap 8) Bepalen geschiktheid analysegegevens voor de diffuse bodemkwaliteit Invoeren analysegegevens per monster Invoer met overzichtlijst geschikte onderzoeken voor BKK Digitale invoer van analysegegevens in een BIS Besluitvorming BUS en Wbb: Gegevens ernstige verontreiniging (stap 9) Geplande (deel)saneringsmaatregelen (stap 10) Besluiten & kadastrale registratie t/m saneringsplanfase (stap 11) Rapportgegevens afgeronde saneringen en zorg (stap 12, 15 en generiek) Saneringsgegevens afgeronde sanering en zorgstatus (stap 13) Geplande nazorgmaatregelen (stap 14) Besluiten & kadastrale registratie sanering en nazorg (stap 15) Afgeronde nazorgmaatregelen (stap 16) Zorgplichttraject (nieuw geval ontstaan na 1987) Generiek proces tussentijdse rapportages BIJLAGE 1: Begrippen en gebruikte afkortingen

5 1 Inleiding 1.1 Achtergronden bij dit invoerprotocol Dit invoerprotocol Bodem in Beeld is een vervolg op het reeds bestaande invoerprotocol versie 1.2. De belangrijke nieuwe insteek voor het invoerprotocol versie 2.0 is de bundeling van de uitvoering van bodemtaken vanuit de Regionale Uitvoeringsdiensten. Dit invoerprotocol is gericht op het gehele bodeminformatiebeheer binnen het werkgebied van de RUD, waarbij de gemeentelijke taken en de bevoegd gezag taken Wbb (in mandaat) bij één organisatie liggen. Vanuit het opdrachtgeverschap van de provincie aan de Regionale Uitvoeringsdiensten kan dit invoerprotocol als kaderstellend worden beschouwd bij de uitvoering van de taak bodeminformatiebeheer. Groot verschil met het invoerprotocol versie 1.2 is dat er geen overdracht van gegevensbeheerder (gemeenten en provincie) meer nodig is en het beheer op één plek blijft. In feite zijn in dit invoerprotocol de bodeminformatiebeheertaken van gemeente en provincie samengevoegd. Een RUD die al wél de provinciale taken in mandaat uitvoert, maar waarbij enkele gemeenten binnen het grondgebied nog zelf hun gemeentelijke taak uitvoeren, kan dit invoerprotocol ook gebruiken voor de processen vanaf een melding in het kader van het Wbb-traject. Voor deze gemeenten blijft het invoerprotocol versie 1.2 onverkort van kracht. Ook het protocol Data-uitwisseling zal in deze situatie nog moeten worden gebruikt. Dit invoerprotocol beschrijft de generieke werkwijze (onafhankelijk van het gebruikte BIS) waarmee de medewerkers bodeminformatie consistent en eenduidig in het bodeminformatiesysteem van de RUD kunnen invoeren. De minimaal in te vullen dataset die hierbij centraal staat is de landelijk afgesproken LIB-dataset. Op basis van deze gegevens kan de RUD invulling geven aan haar loketfunctie. Een belangrijke doelstelling van het bijhouden van de gegevens is bovendien het zicht houden op de voortgang van de (landelijke) bodemsaneringsoperatie. De RUD zal deze voortgangsgegevens aan de provincie rapporteren, die alle rapportages van de RUD s zal bundelen als bijdrage aan de landelijke monitoringsoperatie. Daarnaast biedt het invoerprotocol de mogelijkheid geboden relevante bodemgegevens eenduidig en consistent in te voeren waardoor de bodemkwaliteitskaart op enig moment kan worden geactualiseerd. 1.2 Historie van het bodeminformatiebeheer in de provincie Zuid-Holland In de periode heeft de provincie Zuid-Holland het project Bodem in Beeld uitgevoerd. Doelstelling van het project was alle relevante gegevens uit de gemeentelijke bodemdossiers in te voeren in de gemeentelijke bodeminformatiesystemen (BIS-en). Ook de provincie heeft in dat kader bodeminformatie in het provinciale bodeminformatiesysteem ingevoerd. Aanleiding voor dit project was tweeledig: enerzijds een inventarisatie naar de (mogelijk) verontreinigde locaties, vaststellen werkvoorraad bodemsaneringsoperatie, en anderzijds het inzichtelijk maken van de diffuse bodemkwaliteit in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen. Het vervullen van de loketfunctie speelt een achterliggende maar niet onbelangrijke rol. De uiteindelijke doelstelling was om te komen tot een 1-locatielijst, een totaallijst van unieke locaties waar informatie is over de aan- of afwezigheid van bodemverontreiniging, waar bodeminformatie beschikbaar is, deze actueel te houden en te beheren. Hiervoor dient periodiek de set aan bodemgegevens tussen de gemeente en de provincie uitgewisseld te worden. Hiervoor is een zogenaamd Protocol Data-Uitwisseling opgesteld, dat gemeenten binnen het werkgebied van een RUD nog steeds kunnen gebruiken voor 5

6 uitwisseling van gegevens met de RUD (in plaats van de provincie), zolang zij zelf hun gemeentelijke bodemtaken en daarmee het bodeminformatiebeheer blijven uitvoeren. 1.3 Bodemsaneringsoperatie De overheid heeft in haar visie op de landelijke saneringsoperatie aangegeven dat voor 2030 alle ernstig verontreinigde locaties moeten zijn gesaneerd of in beheer genomen. De locaties die (mogelijk) moeten worden gesaneerd vormen de werkvoorraad van de bodemsaneringsoperatie. Binnen de 2030-doelstelling moeten voor 2015 alle locaties met bodemverontreiniging die een onacceptabel risico vormen voor mens, ecosysteem en/of verspreiding zijn aangepakt dan wel beheerst; de zogenaamde spoedlocaties. Met de ondertekening van het Bodemconvenant is een verdere prioritering vastgelegd met betrekking tot locaties met humane risico's. Bij de vaststelling van de werkvoorraad van de bodemsaneringsoperatie gaat het om het bepalen van de zogenaamde 'verontreinigingsstatus' en de 'vervolgactie' (in het kader van de bodemsaneringsoperatie) voor alle locaties met een (mogelijke) bodemverontreiniging. Voor deze locaties moet op een eenduidige manier worden beoordeeld of er (mogelijk) bodemverontreiniging aanwezig is die nog verder moet worden onderzocht of gesaneerd. Als dat zo is, behoort de locatie tot de werkvoorraad. Als dat niet zo is, is op deze locatie geen onderzoeks- of saneringsinspanning meer nodig en behoort deze locatie daarmee niet (meer) tot de werkvoorraad. Voor alle locaties waarvan één of meerdere rapporten beschikbaar zijn, moet deze beoordeling door de Regionale Uitvoeringsdienst (met bevoegd gezag taak Wbb in mandaat) of de gemeente hierbinnen plaatsvinden. Deze beoordeling vindt per locatie (waar verschillende rapporten betrekking op kunnen hebben) plaats en niet per individueel rapport. Hierbij dienen de conclusies van meerdere rapporten (die over één locatie gaan) tot één eindconclusie te worden gesmeed. Dit betekent dat als in een vervolgfase een nieuw rapport over dezelfde locatie binnenkomt, de status van de gehele locatie op basis van het nieuwe rapport opnieuw moet worden bepaald. 1.4 Diffuse bodemkwaliteit (niet verplicht, vrije keuze) Naast de bodemsaneringsoperatie kan de diffuse bodemkwaliteit ook een belangrijke rol spelen. Gemeenten, de bevoegde gezagen voor de diffuse bodemkwaliteit, hebben in dat kader bodemkwaliteitskaarten voor het bebouwde gebied opgesteld. In 2006 heeft de provincie Zuid- Holland een bodemkwaliteitskaart voor het landelijk gebied opgesteld. De gemeenten hebben de mogelijkheid gekregen de bodemkwaliteitskaart van het landelijke gebied te gebruiken. De bodemkwaliteitskaarten kunnen worden gebruikt binnen het Bouwstoffenbesluit (1999) ten behoeve van de Ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet (1999), het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit (voor de droge bodem naar verwachting in 2008 inwerkingtredend) en in het kader van de landelijke interactieve bodemkwaliteitskaart en de Toetsingsmodule grondverzet. Wanneer een gemeente over enkele jaren de opgestelde bodemkwaliteitskaart wil actualiseren, wordt geadviseerd naast de administratieve locatiegegevens óók de representatieve analysegegevens (bebouwd èn landelijk gebied) te registreren. Dit geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied, dus naast het bebouwde gebied óók het landelijke gebied. In het invoerprotocol is beschreven onder welke voorwaarden analyse gegevens kunnen worden ingevoerd ten behoeve van de diffuse bodemkwaliteit. 6

7 Het invoeren van analysegegevens die representatief zijn voor de diffuse bodemkwaliteit is niet verplicht en is een keuze van de gemeente of namens de gemeente de Regionale Uitvoeringsdienst. 1.5 Overige doelen (niet verplicht, vrije keuze) Sommige gemeenten willen alle bodeminformatie (bijvoorbeeld administratieve locatiegegevens, alle analysegegevens, waterbodemonderzoeken, bouwstoffenbesluit ex-situ keuringen) in haar BIS registreren om een zo goed mogelijke informatievoorziening binnen de gemeentelijke organisatie en aan derden te realiseren. Het invoeren van de voornoemde gegevens is niet verplicht en is een keuze van de gemeente. Regionale Uitvoeringsdiensten die de gemeentelijke bodembeheerstaken gaan invullen zullen met de betreffende gemeenten moeten afspreken welke detailgegevens zij al dan niet gaan invoeren (of hebben deze afspraken al gemaakt). 1.6 Uitgangspunten voor de start van het invoerproces De uitgangspunten voor de start van het invoerproces bij een Regionale Uitvoeringsdienst zijn als volgt: De juiste bestanden zijn aanwezig die als basis dienen voor de invoer, minimaal: - Kadastrale kaart of Grootschalige basiskaart van de gemeente (GBKN). - Voor die gemeenten die nog niet werken met een 1-locatielijst waarin ook het HBB (bestaande uit voormalige bedrijfsterreinen, slootdempingen en voormalige stortplaatsen), is opgenomen, een apart HBB-bestand (advies is om dit alsnog samen te voegen) Database met 1-locatielijst waarin zowel de historisch verdachte locaties zitten, de bodemonderzoekslocaties en de Wbb-locaties (waarvoor voorheen de provincie gegevensbeheerder was). Uitgangspunt is dat er geen dubbele locaties in de database zitten. De zoneringskaart (digitaal of op papier) van de bodemkwaliteitskaart. Deze kaart dient als hulpmiddel om te bepalen welke gegevens representatief zijn voor de diffuse bodemkwaliteit. De invoermedewerker heeft kennis van bodeminformatiebeheer, wat inhoudt dat de invoermedewerker er zorg voor draagt dat de relevante gegevens op een adequate manier in het systeem worden vastgelegd. Onderdeel hiervan is ook dat de invoermedewerker een juiste beoordeling kan maken van het al dan niet voldoende onderzocht zijn van verontreinigingsbronnen en het bepalen van de juiste vervolgacties. 1.7 Efficiënte en kwalitatief goede invoer Het invoerprotocol is bedoeld om de invoer van bodemonderzoeksrapporten relatief snel te kunnen laten verlopen. Wanneer de invoer wordt uitbesteed aan derden, bijvoorbeeld aan een adviesbureau, en er bestaat twijfel of onduidelijkheid bij de invoer van bodemgegevens, wordt contact opgenomen met de contactpersoon van de Regionale Uitvoeringsdienst, die verantwoordelijk is voor het informatiebeheer. 7

8 Dit invoerprotocol gaat ervan uit dat de Regionale Uitvoeringsdiensten zowel het gegevensbeheer van de (potentieel) ernstig als niet-ernstig verontreinigde locaties uitvoeren. Het kan ook zijn dat er binnen een regio nog gemeenten (die niet zelf bevoegd gezag zijn) zijn die vooralsnog het bij hun gemeentelijke bodemtaak passende gegevensbeheer zelf blijven uitvoeren. In deze situaties blijven de afspraken over de overdracht naar de gegevensbeheerder (Regionale Uitvoeringsdienst in opdracht van de provincie) en afspraken over wie welke gegevens invoert gelijk (zoals beschreven in invoerprotocol versie 1.2). Dit betekent dat de gegevens die tot de LIB-dataset (Landelijk Informatiebeheer Bodemgegevens) behoren, alleen door de Regionale Uitvoeringsdienst worden gewijzigd en/of aangevuld. Een gemeente mag op deze locaties alleen gegevens toevoegen die niet tot de LIB-dataset behoren. Wanneer een gemeente gegevensbeheerder van een locatie is, dan kunnen/moeten de beschikbare gegevens (minimaal de gegevens uit de LIB-dataset) worden ingevoerd. Om te voorkomen dat in dat geval dubbel werk wordt gedaan, moeten gemeentelijke bodem rapporten alleen worden ingevoerd in een gemeentelijk BIS als de gemeente gegevensbeheerder is. Geadviseerd wordt na het invoeren van een nieuwe locatie of het wijzigen van een bestaande locatie alle bodeminformatie van de betreffende locatie te controleren met behulp van de LIBcontroletool (zie ook het Protocol Data-Uitwisseling). 1.8 Leeswijzer invoerprotocol Nadat in hoofdstuk 1 kort de achtergronden en uitgangspunten bij het invoerproces zijn beschreven volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het invoerproces op hoofdlijnen. Hoofdstuk 2 vormt de leidraad van het gehele invoerproces. In de achterliggende hoofdstukken (hoofdstukken 3 tot en met 18) worden de diverse stappen van het invoerproces verder toegelicht. Bij invoerwerkzaamheden dient telkens na het raadplegen van één van deze hoofdstukken te worden teruggekeerd naar hoofdstuk 2 om de volgende stap in het invoerproces te doorlopen. Op deze wijze zal er uiteindelijk een consistente en eenduidige invoer van bodemonderzoeksrapporten worden verkregen in het BIS. Voor een toelichting op de gebruikte begrippen en afkortingen in het invoerprotocol wordt verwezen naar de verklarende woordenlijst in bijlage 1. 8

9 2 Het invoerproces op hoofdlijnen Dit invoerprotocol beslaat de gehele keten van de gemeentelijke bodemtaak en de bevoegd gezag taak Wbb die voorheen door de provincie werd uitgevoerd en nu bij de Regionale Uitvoeringsdiensten zijn belegd. Het hoofdproces van onderzoek, sanering en nazorg gaat gepaard met invoer van gegevens in de volgende fasen: Fase 1: Invoer van bodemonderzoeksgegevens Fase 2: Invoer van gegevens omtrent de besluitvorming op de verschillende meldingen die de onderzoeksrapporten vergezellen Fase 3: Invoer van gegevens van afgeronde (deel)saneringen en eventuele nazorgplannen Fase 4: Invoer van gegevens van uitgevoerde zorgmaatregelen De stappen in het invoerproces zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat de gegevens voor één werkgebied door één dienst (mogelijk door verschillende personen per fase) worden ingevoerd in eenzelfde bodeminformatiesysteem. Voor gemeenten die zelf fase 1 uitvoeren en daarna het gegevensbeheer overdragen aan de RUD, zal de RUD vanaf fase 2 de vervolgstappen in het invoerproces verzorgen. De RUD zal na deze overdracht de door de gemeente ingevoerde gegevens uit de LIB-dataset wel moeten controleren en zonodig aanpassen. Na de eerste algemene fase van de invoer van de bodemonderzoeksgegevens, vindt het vervolg van het invoertraject voor nieuwe gevallen (zorgplichttraject) plaats in een parallel spoor (zie onderstaand overzicht). Tot slot is er nog een generiek proces opgenomen voor tussentijdse rapportages die na fase 1 worden ingediend, maar niet in de stappen van het hoofdproces passen (toetsingen van tussentijdse monitoringsrapportages etc.) Hoofdproces onderzoek, sanering en nazorg Fase 1 Invoer van bodemonderzoeksgegevens Rapporten Wet Milieubeheer / Bouwadvies Verkennende, Oriënterende en Nader Onderzoeken (die eventuele BUS-meldingen of SP vergezellen ) Fase 2 WBB-traject Zorgplichttraject (nieuw geval ontstaan na 1987) Invoer gegevens besluitvorming meldingen Wbb Art 41 en overige meldingen BUS-meldingen Beschikkingen Ernst en Spoed en/of Saneringsplan Fase 3 Invoer gegevens afgeronde (deel)saneringen BUS-saneringsverslagen Evaluatierapporten evt. bijbehorend nazorgplan Invoer gegevens aanpak nieuw geval plan van aanpak sanering saneringsverslag eventuele zorgmaatregelen Fase 4 Invoer gegevens uitgevoerde zorgmaatregelen Zorgrapporten Generiek proces tussentijdse rapportages Invoer bij toetsen overige rapporten, bv: Monitoring voor of tijdens saneren plan van aanpak sanering nieuw geval (indien geen direct uitgevoerde sanering) 9

10 De genoemde fasen zijn per fase in onderstaande schema s in stappen uitgewerkt. Deze schema s vormen ook een wegwijzer naar de verschillende hoofdstukken in dit invoerprotocol. Bij elk nieuw rapport dat bij de RUD binnenkomt, kan opnieuw aan de hand van deze schema s worden beoordeeld welke stappen van het invoerproces moeten worden doorlopen. Fase 1: Onderzoeksgegevens Stap 1: Betreft het een reeds bekende locatie in het systeem? (zie ja Hoofdstuk 3) ja Loop alle vervolgstappen van het invoerproces door en pas zo nodig de gegevens aan op basis van het nieuwe rapport en voeg het nieuwe rapport en de bijbehorende rapportgegevens toe (stap 4). nee Stap 2: Maak de locatie aan en teken de locatiecontour in in het GIS (zie Hoofdstuk 3) Controle, evt. aanpassen Stap 3: Registreer de locatiegegevens (zie Hoofdstuk 4) Controle, evt. aanpassen Stap 4: Teken de rapportcontour in het GIS en registreer de rapportgegevens (zie Hoofdstuk 5) toevoegen Stap 5: Bepaal welke bronnen bij de locatie behoren (zie Hoofdstuk 6) Controle, evt. aanpassen Stap 6: Beoordeel de relevantie van individuele bronnen voor de werkvoorraad (zie Hoofdstuk 7) Controle, evt. aanpassen Stap 7: Stap 8: Beoordeel de relevantie van de Controle, gehele locatie voor de werkvoorraad (zie Hoofdstuk 8) evt. aanpassen Einde of ga indien gewenst naar stap 8 Zijn er (en zo ja bepaal ja welke) grondmonsters die Registratie van representatieve representatief zijn voor de analysegegevens voor diffuse diffuse bodemkwaliteit? bodemkwaliteit. (zie Hoofdstuk 9) (zie Hoofdstuk 9) nee Indien gewenst registratie van analysegegevens voor andere doelen dan diffuse bodemkwaliteit. (zie Hoofdstuk 9) Indien er geen bronnen voorkomen kunnen stap 5 en 6 uit het schema worden overgeslagen. 10

11 Met betrekking tot de gegevensinvoer die gerelateerd is aan de gemeentelijke taakstellingen, kunnen gemeenten overeenkomen met de RUD ook gegevens toe te voegen die geen onderdeel uitmaken van de LIB-dataset, bijvoorbeeld boor- en analysegegevens. Ook is het mogelijk nog andere gegevens in te voeren ten behoeve van overige doelen, naast die van het landsdekkend beeld en de bodemsaneringsoperatie. Onder fase 2 valt de gegevensregistratie rond alle besluitvorming in het Wbb-traject tot en met het goedkeuren van saneringsplannen en het omgaan met de kadastrale registratie. Uitgangspunt is dat de rapportgegevens reeds in fase 1 zijn ingevoerd. Indien er in deze fase nieuwe rapporten bijkomen, worden deze eerst ingevoerd volgens de stappen in fase 1. Fase 2: Gegevens omtrent Besluitvorming Wbb en BUS Stap 9: Betreft het een ernstig geval van bodemverontreiniging? nee Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer besluit in (zie Hoofdstuk 12) ja Invoer van verontreiniging >I: grond, water en waterbodemcontouren. Teken contour in het GIS en registreer de verontreinigde kadastrale percelen. (zie Hoofdstuk 10) Stap 10: Is er een saneringsplan of BUSmelding aanwezig? ja Invoer geplande (deel)- saneringsmaatregelen (zie Hoofdstuk 11) nee Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer besluit of beschikking in, verzorg zonodig de bijbehorende kadastrale registratie. (zie Hoofdstuk 12) Stap 11: Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer beschikking als besluit in (en de beoordeling bij BUS), verzorg de bijbehorende kadastrale registratie. (zie Hoofdstuk 12) Invoer kosten onderzoek (zie Hoofdstuk 12) Zodra er een saneringsverslag van een BUS-sanering of een evaluatierapport van een gewone sanering binnen komt en deze rapporten beoordeeld worden, volgt gegevensinvoer in de vervolgfase 3. Indien het saneringsverslag of de evaluatie vergezeld gaat van een nazorgplan, worden deze gegevens direct ook ingevoerd. In een later stadium ingediende nazorgplannen kunnen vanaf stap 14 worden ingevoerd. 11

12 Fase 3: Gegevens afgeronde (deel)saneringen en evt. nazorgplan Stap 12: Invoer van rapportgegevens. (zie Hoofdstuk 13) Stap 13: Invoer type sanering, detailgegevens per (deel)sanering. Teken contouren gerealiseerde (deel)saneringen in GIS (zie Hoofdstuk 14) Stap 14: Betreft het na afronding van de sanering op de gehele locatie een MFsanering of een restverontreiniging zonder beperkingen of maatregelen? nee Invoer zorgstatus en nazorgmaatregel grond en/of grondwater. Teken de contouren van de geplande nazorg of restverontreiniging in GIS in. (zie Hoofdstuk 15) ja Stap 15: Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer beschikking als besluit in. Verzorg de bijbehorende kadastrale registratie. (zie Hoofdstuk 16) Invoer kosten uitgevoerde (deel)sanering incl. tussentijdse zorgmaatregelen (zie Hoofdstuk 16) Gegevens over afgeronde nazorgmaatregelen worden ingevoerd volgens schema 4. De invoer van rapportgegevens verloopt op dezelfde manier als voor andere rapporten in de saneringsfase, zie hoofdstuk 13. Fase 4: Gegevens afgeronde nazorgmaatregelen Stap 15: Invoer van rapportgegevens. (zie Hoofdstuk 13) Stap 16: Beoordeel de benodigde vervolgactie en eventuele einddatum en voer het besluit in. Verzorg de bijbehorende kadastrale registratie (zie Hoofdstuk 17) Invoer kosten nazorgmaatregel (zie Hoofdstuk 17) 12

13 Voor nieuwe gevallen van bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, wordt na het invullen van de onderzoeksgegevens in fase 1 een beperkt aantal gegevens ingevuld. Het traject kan sterk verschillen, afhankelijk van het feit of bij binnenkomst van de melding blijkt dat de verontreinigingen direct zijn opgeruimd of dat nog aanvullende onderzoeken of opstellen van saneringsplannen nodig zijn. Zorgplichttraject (nieuw geval ontstaan na 1987) (afhandeling melding na invoer onderzoeksgegevens) Is de nieuwe verontreiniging reeds ongedaan gemaakt en is de melding voorzien van een saneringsverslag? nee Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer het besluit in. (zie Hoofdstuk 18) ja Invoer van rapportgegevens saneringsverslag. (zie Hoofdstuk 18) Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer het besluit in. (zie Hoofdstuk 18) Handhaving op vervolgacties (aanvullend onderzoek, opstellen plan van aanpak sanering, uitvoering sanering, etc. Tot slot is nog een generiek proces opgesteld voor de registratie van gegevens van rapporten die tussentijds binnenkomen en niet een vaste plaats hebben in het hoofdproces. Generiek proces tussentijdse rapportages Invoer van rapportgegevens. (zie Hoofdstuk 13) Beoordeel de benodigde vervolgactie en voer het besluit in. (zie Hoofdstuk 19) Heeft de toetsing van het rapport invloed op het saneringsplan of de lopende saneringsmaatregel? nee Voortzetting lopende maatregelen ja Handhaving op aanpassing plan of uitvoering maatregel 13

14 3 Nieuwe & bestaande locaties en contouren 3.1 Beoordeling nieuwe of bestaande locatie (stap 1)? De eerste stap uit het invoerproces bij binnenkomst van één of meerdere rapporten betreft het beantwoorden van de vraag of het een nieuwe of reeds bestaande locatie betreft, waar de rapporten vervolgens aan moeten worden toegevoegd. In eerste instantie wordt ervan uitgegaan dat rapporten die betrekking hebben op hetzelfde adres ook over dezelfde locatie gaan. Bij de invoer dient vervolgens te worden geverifieerd of deze aanname juist is en of de locatiecontour in dit geval betrekking heeft op het gehele perceel, een gedeelte van het perceel of op meerdere percelen. De begrenzing van de locatie, ofwel de locatiecontour, wordt bepaald door de geografische eenheid waarop het uitgevoerde onderzoek (historisch en/of veldonderzoek(en)) betrekking heeft. In principe komt de locatiecontour overeen met de onderzoekslocatie zoals die uit één of meerdere rapporten kan worden afgeleid. De eenheid van aanpak van het onderzoek bepaalt hierbij de locatiecontour. In de praktijk blijkt dat de begrenzing van de locatie vaak bepaald wordt door het terreindeel waarop het historisch onderzoek betrekking heeft. De in te tekenen locatiecontour kan om deze reden groter zijn dan de begrenzing van het terreindeel waarop boringen zijn uitgevoerd. Hieronder wordt door middel van een aantal voorbeelden het bepalen van de locatiecontour (en daarmee het eventueel samenvallen met een andere locatie) verder toegelicht. Voorbeeld 1a: locatiecontour Indien de aanleiding van het onderzoek garagebedrijf X is en alle verdachte bronnen (die voortkomen uit het historisch onderzoek) zijn onderzocht, wordt het gehele perceel als locatie ingetekend omdat dit in zijn geheel als verdachte locatie is onderzocht. Hierbij is het niet nodig dat de boringen gelijkmatig over het terrein zijn verdeeld. Het belangrijkste is dat het onderzoek op alle verschillende bronnen gericht is geweest. Wanneer de aanleiding van het onderzoek alleen de tank van de garage betrof, wordt alleen het onderzochte gebied rond de tank ingetekend en niet het gehele perceel (zie voorbeeld 1b). Garagebedrijf X spuiterij werkplaats opslag tanks Nijverheidsstraat Onderzoek gericht op alle garage-activiteiten, totale gearceerde deel is de locatie. 14

15 Voorbeeld 1b: locatiecontour Voorbeeld van de locatiecontour waarbij de aanleiding van het onderzoek bij garagebedrijf X alleen de tanks aan de voorzijde van de garage betrof. Hier wordt alleen het onderzochte gebied rond de tank ingetekend als locatiecontour. Uitgangspunt hierbij is dat in het historisch onderzoek geen aandacht is besteed aan mogelijke verontreinigingsbronnen op het overige terreindeel van garagebedrijf X. Indien dat wel het geval is geweest, wordt de locatiecontour van voorbeeld 1a gehanteerd. Garagebedrijf X tanks Nijverheidsstraat Onderzoek alleen gericht op tanks, alleen gearceerde deel is de locatie. Het overige deel van de locatie is niet in het onderzoek meegenomen (ook niet historisch) en zal op een ander moment nog verder moeten worden onderzocht. Voorbeeld 2: locatiecontour Indien de aanleiding van het onderzoek bijvoorbeeld de aanvraag van een bouwvergunning is, is vaak alleen een specifiek terreindeel onderzocht. Het historisch onderzoek heeft in de meeste gevallen echter wel betrekking op het gehele perceel. Indien door middel van het historisch onderzoek goed in beeld is gebracht welke verontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden op het gehele perceel (inclusief bouwlocatie) wordt het gehele perceel als locatie ingetekend. Loods in aanbouw Onderzoek t.b.v. een bouwvergunning, totale gearceerde deel is historisch onderzocht en dus tevens locatie. bebouwing Nijverheidsstraat 15

16 Bovenstaande voorbeelden betreffen nieuwe locaties, waarvan voor het eerst één of meer rapporten binnenkomen. Nu het bodeminformatiesysteem steeds beter gevuld is en in de meeste situaties de historisch verdachte gevallen ook als locatie zijn opgenomen (1-locatielijst incl. Hbblocaties), zal het steeds vaker voorkomen dat een binnengekomen rapport betrekking heeft op een reeds bekende locatie. Een eerste indicatie hiervoor vormt het adres. Vervolgens zal door het beoordelen van de geografische ligging duidelijk worden of er overlap bestaat met een reeds bekende locatie. Afhankelijk van het kader van het onderzoek en de eenheid van aanpak moet definitief blijken of het al dan niet om een aanvullend rapport van een reeds bestaande locatie gaat of dat het een nieuwe locatie betreft. Voorbeeld 3a geeft de situatie weer, waarvan uiteindelijk blijkt dat het ondanks overlap toch om een nieuwe locatie gaat, waarvoor een nieuwe locatiecontour kan worden ingetekend. Dit betreft een Wbb-locatie waarvan (wat vaker het geval is) de onderzochte locatie groter is dan het daadwerkelijke (potentiële) geval van bodemverontreiniging en de bijbehorende locatiecontour. Dit betekent dat het zo kan zijn dat als een onderzoekslocatie (bijvoorbeeld in het kader van een bouwvergunning) geografisch binnen een Wbb-locatiecontour ligt, deze toch geen betrekking heeft op het Wbb-geval (zie voorbeeld 3a) en dus tóch een nieuwe locatie moet worden aangemaakt. Voorbeeld 3a: wel/geen Wbb-locatie In het GIS is een Wbb-locatie opgenomen waarvan de Wbb-locatiecontour de dikke zwarte lijn betreft in onderstaande figuur. Binnen de locatiecontour van de Wbb-locatie is op Cilinderstraat 6 een verkennend onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van een aanvraag van een bouwvergunning. De locatiecontour van het verkennend bodemonderzoek valt geografisch binnen de Wbb-locatie. Uit de rapportage is echter op te maken dat de Wbb-locatiecontour gebaseerd is op een Oriënterend Onderzoek dat betrekking had op alle percelen binnen de Wbb-locatiecontour. Het vervolgonderzoek binnen de Wbb-locatie heeft zich echter specifiek gericht op het terrein met garagewerkzaamheden en niet op Cilinderstraat 6. Ook blijkt uit het dossier dat op Cilinderstraat 6 geen verontreiniging aanwezig is die betrekking heeft op het Wbb-geval.. Op de bouwlocatie van Cilinderstraat 6 heeft geen garage of werkplaats gezeten. Het bouwonderzoek doet ook geen uitspraak over de gehele Wbb-locatie. (NB: wel controleren of de informatie betreffende het Wbb-geval in het bouwonderzoek actueel is). Om de informatie van het bodem-onderzoeksrapport in het BIS in te voeren moet een aparte locatie worden aangemaakt. Het is dus mogelijk binnen een Wbb-locatie een nieuwe locatie aan te maken! Bougiestraat 1 3 spuiterij Werk- Werkplaats 2 plaats garage Werkplaats met pomp 1 Grens oriënterend onderzoek Wbb-locatie Cilinderstraat Verkennend onderzoek Bouwvergunning 16

17 Dit zelfde geldt voor BUS-locaties, zie voorbeeld 3b. In de praktijk zal het vrijwel per definitie zo zijn dat een BUS-melding een nieuwe eenheid van aanpak is. Wanneer deze blijkt te liggen binnen een reeds bestaande Wbb-locatie, zal er altijd een nieuwe locatie moeten worden aangemaakt voor de BUS-melding. Voorbeeld 3b: wel/geen Wbb-locatie nieuwe locatie BUS-melding In het GIS is een Wbb-locatie opgenomen waarvan de Wbb-locatiecontour de dikke zwarte lijn betreft in onderstaande figuur. In het verleden is een heel blok onderzocht in verband met een binnenstedelijke ophooglaag. Binnen de locatiecontour van de Wbb-locatie is op het achterste deel van het perceel van Torenstraat 2 een nader onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van een aanvraag van een bouwvergunning voor een nieuwe garage. De locatiecontour van het nader onderzoek en de BUS-melding valt geografisch binnen de Wbb-locatie. Uit de rapportage is echter op te maken dat de Wbb-locatiecontour gebaseerd is op een Oriënterend Onderzoek dat betrekking had op alle percelen binnen de Wbb-locatiecontour, waarbij in het verleden is vastgesteld dat het een potentieel ernstige niet urgente verontreiniging betrof. Het nader onderzoek en de BUS-melding hebben weliswaar betrekking op dezelfde verontreiniging waar het Wbb-onderzoek gericht is, maar betreft een op zichzelf staande eenheid van aanpak, waarbij geen uitspraak over de status en het vervolg van de gehele Wbb-locatie wordt gedaan. Om de informatie van het onderzoek en de BUS-melding in het BIS in te voeren moet een aparte locatie worden aangemaakt. Ook in deze situatie is het dus mogelijk binnen een Wbb-locatie een nieuwe locatie aan te maken. In de praktijk zullen alle BUS-meldingen als nieuwe locaties worden opgevoerd! Grens oriënterend onderzoek Wbb-locatie Torenstraat Achtersstraat BUS-melding 17

18 3.2 Intekenen locatiecontour (stap 2) In de voorgaande paragraaf zijn enkele voorbeelden gegeven over de bepaling van de locatiecontour en of er al dan niet een nieuwe locatie met contour moet worden aangemaakt. Samenvattend geldt voor het intekenen van de locatiecontour het volgende: De locatie is het onderzochte gebied, waar de conclusies betrekking op hebben. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat een pluim van een stortplaats bij de locatie hoort en dus binnen de contour valt. De pluim is immers tijdens het onderzoek in kaart gebracht en de conclusies gaan ook over de pluim. Zoals gesteld in de voorbeelden in de vorige paragraaf kan het ook voorkomen dat er in verticale zin twee locaties bovenop elkaar liggen en dus ook de contouren op elkaar liggen (bijvoorbeeld een verontreinigde ophooglaag bovenop een diepe pluim van een stortplaats). De locatiecontour betreft de buitenste contour en dat kan zowel gaan om de grond- of grondwaterverontreiniging. Het betreft immers het deel dat is onderzocht en waar de conclusies over gaan. Bij BUS-meldingen kan het voorkomen dat uit het bij de BUS-melding behorende onderzoek blijkt dat het geval van bodemverontreiniging groter is dan het perceel of het gedeelte hiervan waar de BUS-melding betrekking op heeft. De locatiecontour van de BUS-melding betreft in dat geval alleen het perceel waar de melding over gaat. De grotere potentiele contour van bodemverontreiniging wordt vervolgens ter identificatie als een extra locatiecontour van een nieuwe locatie aangemaakt. De vervolgactie voor deze grotere locatie betreft dan bijvoorbeeld uitvoeren NO. 3.3 Aanpassen of splitsen van reeds bestaande locatie (contour) In bepaalde situaties moet een locatie worden gesplitst, een locatiecontour worden aangepast of meerdere locaties worden samengevoegd. Het veranderen van locatiecontouren is ter beoordeling van de invoerder ( expert judgement ). Aanpassen contour De mogelijkheid bestaat dat er rapporten moeten worden ingevoerd en beoordeeld die horen bij een locatie die al eerder in het BIS is ingevoerd. In dat geval moet worden beoordeeld of er een nieuwe locatie moet worden aangemaakt of dat de bestaande locatiecontour moet worden aangepast. Indien de eenheid van aanpak volledig verschillend is kan een nieuwe locatie (contour) worden aangemaakt, ook als de onderzoeken elkaar gedeeltelijk overlappen. Aandachtspunt is dan wel dat er geen dubbeltellingen ontstaan in bronnen die nog onderzocht of gesaneerd moeten worden. Wanneer is vastgesteld dat het rapport kan worden toegevoegd aan een bestaande locatie, of gedeeltelijk overlapt met een bestaande locatie, dienen de bestaande gegevens in het BIS te worden gecontroleerd (en indien nodig aangepast) door middel van het doorlopen van de invoerstappen uit het schema fase 1 van dit invoerprotocol. Splitsen contour Het komt nog wel eens voor dat, bijvoorbeeld op basis van het historisch onderzoek, een zeer ruime locatiecontour ingetekend moet worden waarna uit de hierna uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat op een relatief klein deel van deze locatie een vervolgactie Wbb moet 18

19 plaatsvinden. Wanneer deze situatie zich voordoet, dient de locatie te worden gesplitst in de locatie waar de vervolgactie Wbb moet plaatsvinden en het overige deel van de oorspronkelijke locatie. Beide locaties moeten vervolgens weer voldoen aan de in te voeren gegevens (zie invoerstappen schema fase 1). Deze situatie kan zich voordoen als een onderzoek is uitgevoerd naar een boerderij met bijbehorend land. Als bijvoorbeeld alleen bij een ondergrondse tank op het erf een sterke verontreiniging is vastgesteld, wordt geadviseerd deze locatie te splitsen. N.B.: Probeer het splitsen van adreslocaties in het bebouwde gebied (kleinschaliger locaties) zoveel als mogelijk te beperken. 3.4 Specifieke gevallen Voor een aantal specifieke gevallen wordt hieronder toegelicht hoe de begrenzing van de locatie moet worden vastgesteld Verspreid liggende percelen Soms komt het voor dat in één rapport de resultaten van onderzoeken op verspreid liggende percelen worden gerapporteerd. In één rapport kan bijvoorbeeld een onderzoek worden behandeld dat betrekking heeft op vijf kavels in dezelfde wijk. Wanneer dit duidelijk verschillende locaties betreft die geclusterd zijn aangepakt, worden deze als aparte locaties opgevoerd in het BIS. Vuistregel hierbij is dat wanneer de deelonderzoeken in principe ook in aparte rapporten vermeld hadden kunnen worden, en aan elk onderzoek een aparte conclusie is verbonden, deze als aparte locaties worden opgevoerd. Uitzondering hierop vormt onderzoek ten behoeve van bijvoorbeeld ondergrondse afvalcontainers waarbij kleine delen van percelen zijn onderzocht. Deze worden als één locatie opgevoerd Grootschalig onderzoek bij aan elkaar grenzende percelen Wanneer een grootschalig onderzoek over verschillende percelen is uitgevoerd voor bijvoorbeeld de bouw van een huizenblok en na afronding van het proces van herinrichting op één van de afzonderlijke percelen een apart onderzoek wordt uitgevoerd voor de bouw van een garage, wordt dit laatste onderzoek als nieuwe, aparte locatie ingetekend. In die situatie overlapt de nieuwe locatie de grootschalige locatie. Het is dus mogelijk dat binnen een grote locatie een nieuwe locatie wordt aangemaakt Riooltracés en overig civiel onderzoek Bodemonderzoeken ten behoeve van aanleg/vervanging van riooltracés of andere civiele werken, hebben vaak betrekking op meerdere straten. In zo'n geval worden, indien er geen overlappende onderzoeksresultaten zijn met andere locaties, de straten als afzonderlijke locaties in het BIS ingevoerd. Dit vergemakkelijkt later het zoeken in het BIS en is grafisch duidelijk welke straten zijn onderzocht. 19

20 4 Toelichting op locatiegegevens (stap 3) De locatiegegevens die voor alle locaties worden ingevoerd betreffen de volgende: Tabel 4.1: Overzicht van te registreren gegevens op locatieniveau Veld Algemene locatiegegevens Unieke locatiecode Naam Straat Huisnummer Huisletter Toevoeging Postcode Plaats Gemeente Gezag Gegevensbeheerder Bodemtype Oppervlakte Statusgegevens op locatieniveau Ontstaan verontreiniging voor of na 1987 Toelichting Deze code wordt door het BIS automatisch gegenereerd bij aanmaak van een nieuwe locatie in het BIS. Locatienaam invullen - Begin altijd met straat en huisnummer als dat bekend is. - Wanneer het om een reeks nummers gaat, vul dan het eerste en het laatste nummer in met een streepje ertussen. - Indien de locatie aanvullend bekend is onder een 'breed bekend' staande naam (bijvoorbeeld zwembad Oost) of het gaat om een specificatie (bijvoorbeeld: terreindeel A) zet dit dan tussen haakjes achter het adres. - Indien het adres niet bekend is, wordt alleen de naam waaronder de locatie bekend staat ingevuld (bijvoorbeeld: 'Boomkwekerij Harmsen' of 'Autosloperij achter de lange dijk). - Wanneer het adres verouderd blijkt, wordt bij de straatnaam het nieuwe adres opgenomen en bij de locatienaam een verwijzing naar het vorige adres gemaakt: 'voorheen...'. Let hier met name op bij recentelijk heringedeelde gemeenten. Voorbeeld van locatienaam met verouderd adres: 'Dorpsstraat 1 (voorheen Kerkstraat 12)'. Conform NEN 5825-schrijfwijze. Indien het om meerdere straatnamen gaat, wordt de straatnaam ingevuld waar de toegang tot de locatie ligt. Als dit niet duidelijk is, wordt de straatnaam ingevuld waar de locatie voor het grootste deel aan ligt. Bij locaties die geen adresaanduiding hebben, bijvoorbeeld in het landelijke gebied liggen, hoeven de adresgegevens niet te worden ingevoerd. Bij deze locaties is het intekenen van de locatiecontour extra belangrijk! (zie Hoofdstuk 3). Huisnummer of eerste huisnummer van eventuele reeks. Indien het een locatie zonder huisnummer betreft of het huisnummer niet bekend is dan wordt er niks in dit veld ingevoerd. A t/m Z, alleen letters uit officiële aanduiding. Overige toevoegingen aan het huisnummer, nodig om de ligging van de locatie te kunnen bepalen. Het is niet de bedoeling dat hier reeksen worden ingevoerd. Dit invoerveld moet CEN-conform gevuld worden net als de invoervelden Huisnummer en Huisletter. Invoeren indien bekend. Betreffende plaatsnaam invoeren conform NEN 5825-schrijfwijze. Selecteer betreffende gemeente uit lijst indien mogelijk ook de gemeentecode toevoegen. Selecteer bevoegd gezag Wbb (in de regel is dit de Provincie Zuid-Holland). Selecteer de gegevensbeheerder, in de meeste gevallen is dit de RUD, tenzij er een gemeente binnen het werkgebied van de RUD is, die het gegevensbeheer van de gemeentelijke bodemtaak uitvoert en de locatie onder dat traject valt. Verontreinigingsstatus Zie Hoofdstuk 8. Selecteer uit lijst: keuze uit landboden, waterbodem. De oppervlakte (in m²) van de locatie invoeren. Indien het gaat om een verontreiniging die (grotendeels) is ontstaan na 1 januari 1987, vul dan ontstaan 'na 1987' in. Dit betreft een zorgplichtgeval (Wbb-artikelen 13, 27 en 30). In alle andere situaties én in geval van twijfel moet ontstaan 'voor 1987' worden ingevuld. 20

21 Vervolgactie i.h.k.v. de Wbb Zie Hoofdstuk 8. Vervolgactie in ander kader (facultatief) Asbest status op locatieniveau Initiatiefnemer op locatieniveau Convenant Segment Kies uit de volgende invoermogelijkheden: - Ja. - Nee. Ja, bijvoorbeeld als er saneringen worden uitgevoerd in het kader van gemeentelijke bouwverordeningen, gemeentelijk APV, Wet milieubeheer, WRO (art. 19),.. Kortom: elk kader anders dan de Wet Bodembescherming. Kies uit de volgende invoermogelijkheden: - Onverdacht op basis preho - Verdacht op basis van UBI-code/asbestsignaleringskaart/andere informatie, bijvoorbeeld mondeling - Asbest aangetoond, onderzoek niet conform NEN Onderzocht conform NEN 5707 en >= 100 mg/kg - Onderzocht conform NEN 5707 en mg/kg - Onderzocht conform NEN 5707 en asbest niet aangetoond - Onverdacht op basis HO, vooronderzoek asbest - Verdacht op basis HO, vooronderzoek asbest Kies uit de volgende invoermogelijkheden: - Niet van toepassing: Indien geen convenant van toepassing is. Dit zal bij de meeste locaties het geval zijn. - BodemCentrum: Organisatie waarin aantal branche-organisaties zich verenigd hebben om bedrijven te helpen met uitvoering en financiering van bodemsanering op bedrijfsterreinen. - Bodemsanering NS: convenant waarin de sanering van alle ernstige verontreinigingen op percelen, die in eigendom of gebruik zijn van de NS, is geregeld. - Bodemsaneringsprogramma staatseigendommen: Sanering van terreinen van de departementen 1. Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 2. Defensie. 3. Financiën. 4. Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. 5. Verkeer en Waterstaat. - BSB-operatie/Bedrijvenregeling: Begin jaren 90 hebben de landelijke overheid en het georganiseerde bedrijfsleven afspraken gemaakt over een gestructureerde aanpak van bodemverontreiniging, die hebben geresulteerd in de zogenaamde BSB-operatie. BSB staat voor BodemSanering van in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen. - Gasfabrieken: Saneren van de voormalige gasfabrieksterreinen. - SUBAT en Werkprogramma tankstations: Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations is door de oliemaatschappijen en brancheorganisaties in het leven geroepen en saneert de bodem van tankstations die definitief gesloten zijn. Het gaat hierbij om tankstations die om verschillende redenen niet meer konden of wilden investeren in de vereiste milieumaatregelen. Het werkprogramma tankstations heeft betrekking op tankstations die rond de beginjaren '90 in werking waren en als gevolg van het werkprogramma gefaseerd voorzieningen moesten treffen. Hierna zijn deze tankstations verder gegaan met de verkoop van vloeibare motorbrandstoffen of hebben hun activiteiten op dat moment beëindigd. - VINEX-convenanten: VINEX is de afkorting voor Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra, een notitie van het ministerie van VROM uit In deze notitie werden uitbreidingsgebieden aangewezen aan de rand van grote steden voor massale nieuwbouw. In de volksmond wordt gesproken van Vinexlocaties of Vinex-wijken. - Specifieke convenanten Kies uit de volgende invoermogelijkheden: - Stedelijk gebied (een gebied met meer dan adressen per km² of meer dan 75% bebouwd oppervlak.). - Landelijk gebied (een gebied met minder dan 100 adressen per km² en met minder dan 10% van het oppervlak bebouwd). - Bedrijfsterrein (een perceel waarop bedrijfsactiviteiten worden verricht door een onderneming in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 of de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, niet behorend tot de landbouwsector). 21

22 5 Toelichting op rapportgegevens (stap 4) De aanwezige rapporten die bij een locatie horen, worden met bijbehorende basisgegevens ingevoerd. In onderstaande tabel zijn de in te voeren gegevens (per rapport) inclusief de eventueel bijbehorende keuzeopties weergegeven. Rapporten worden niét dubbel opgevoerd als ze bij een nieuwe procedure wederom worden ingediend. Tabel 5.1: Overzicht van te registreren rapportgegevens per rapport Rapportgegevens Keuzeopties Opmerking/toelichting Intekenen rapportcontour In principe het gebied is waar de conclusies van het rapport betrekking op hebben. Deze contour hoeft alleen apart te worden opgevoerd wanneer deze iets toevoegt ten opzichte van de locatiecontour. Vindplaats dossier Vrij. Per gemeente gelden specifieke afspraken. Rapportnummer Overnemen van de rapportage. Onderzoeksbureau / Rapportauteur Aanleiding onderzoek Type rapport Vrij veld of keuzeopties in BIS. Kies uit de volgende invoermogelijkheden: - Bestemmingswijziging, VINEX, locatieontwikkeling - BOOT - Bouwvergunning - Calamiteit - Civiel technisch - ISV-programmering - Landsdekkend - Nulsituatie - Onbekend - Transactie - Vermoeden of melding verontreiniging - Voorgaand Kies uit de volgende invoermogelijkheden: Bijzonder inventariserend onderzoek Historisch onderzoek Indicatief onderzoek Bodemsanering bedrijven (BSB) Verkennend onderzoek NEN 5740 Verkennend onderzoek NVN 5740 Oriënterend bodemonderzoek Nader onderzoek Saneringsonderzoek Saneringsplan Saneringsevaluatie Monitoringsrapportage (Na)zorgrapportage brf (briefrapport) avr (aanvullend rapport) Fax Indien het een vrij veld betreft en geen keuzeopties, dient goed op de eenduidigheid in de schrijfwijze van de naam van een onderzoeksbureau te worden gelet. Er mogen geen andere aanleidingen dan hiernaast benoemd of conform de laatste versie van het SIKB0101-protocol worden ingevoerd. Als een aanleiding afwijkt van deze lijst, voer de meest gelijkende aanleiding in. Als er meerdere aanleidingen in een rapport zijn benoemd (bijvoorbeeld transactie en bouwvergunning) kies dan een van de twee mogelijkheden. Als een bodemonderzoek meerdere typen rapport bevat, bijvoorbeeld een verkennend onderzoek en nader onderzoek, voer dan het hoogste type onderzoek in: nader onderzoek. Er mogen geen andere rapport typen dan hiernaast benoemd of conform de laatste versie van het SIKB0101-protocol worden ingevoerd. NB. Voor saneringen van niet-ernstige gevallen kunnen ook saneringsverslagen worden ingediend. Dit rapport kan ook worden opgevoerd als zodanig, let echter wel op de bijbehorende vervolgactie die verschillend kan zijn voor ernstige en niet-ernstige gevallen van bodemverontreiniging. 22

23 Rapportgegevens Keuzeopties Opmerking/toelichting Datum rapport Hypothese facultatief Conclusie facultatief Nul Bouwstoffenbesluit Pre-HO BOOT ASB asbest onderzoek NEN 5707 Partijkeuring grond Meldingsformulier BUS saneringsplan Meldingsformulier BUS evaluatieverslag Verkennend onderzoek voor waterbodems (NVN 5720) Rapport conform de richtlijn NO voor waterbodems (AKWA , RIZA-nota ) Rapport conform de handleiding sanering waterbodems (AKWA ) Plan van aanpak (voor onderhoudsbagger) Asbest onderzoek waterbodem (NTA 5727) Nazorgplan Monitoringsplan Vrij tekstveld. Vrij tekstveld. Datum van het rapport overnemen Voer de hypothese in die gehanteerd is bij de uitvoering van het onderzoek, niet de hypothese zoals deze had moeten zijn. Indien geen hypothese in het rapport is opgenomen dient de invoerder deze af te leiden uit de onderzoeksstrategie. Deze is meestal gebaseerd op een van de strategieën uit de NEN 5740 of het protocol Nader Onderzoek. NB SIKB protocol staat slechts 250 karakters toe! Overnemen uit rapportage. Wees kort en bondig 23

24 6 Toelichting op toevoegen en/of koppelen van bronnen (stap 5) 6.1 Inleiding Voor de meeste gemeenten binnen de RUD zal de 1-locatielijst (totaallijst van unieke locaties met bodeminformatie uit archieven, bodemonderzoeken èn saneringen) gereed zijn. In dat geval is het niet meer nodig een koppeling te maken met bronnen die aangeven of mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. De nog niet onderzochte bronnen zijn in de 1-locatielijst namelijk al als een BIS-locatie bekend. Voor deze gemeenten zijn alleen paragrafen 6.3, 6.4 en 6.5 van belang. Voor gemeenten waarvoor de 1-locatielijst nog niet is samengevoegd met de historisch verdachte locaties (uit het HBB), is het wel nodig, indien van toepassing, een koppeling te leggen met bronnen die aangeven of mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Per locatie worden alle bekende potentiële bronnen van bodemverontreiniging ingevoerd in het BIS en beoordeeld. Deze gegevens kunnen afkomstig zijn uit het historisch bodembestand (HBB) of uit de rapportage van bodemonderzoeken. Het HBB-bestand is samengesteld uit gegevens van voormalige bedrijven, slootdempingen/stortplaatsen en de stichting Bodemsanering bestaande bedrijfsterreinen (BSB). Verderop in dit hoofdstuk wordt daar verder uitleg over gegeven. Voor het toevoegen van potentiële verontreinigingsbronnen aan het BIS wordt een landelijke codering gebruikt; de UBI-codering. UBI staat voor Uniforme Bron Indeling. Iedere UBI-code heeft een beschrijving van de bijbehorende bodembedreigende activiteit met daaraan gerelateerde sterkte van de bron (in de vorm van een NSX-score) en mogelijk vrijkomende stoffen. Hoe hoger een toegekende NSX-score, hoe groter de kans is dat de bron de bodem kan hebben verontreinigd. Landelijk is afgesproken UBI's met een NSX-score groter dan 100 als bronnen te beschouwen die tot een potentieel ernstige verontreiniging kunnen hebben geleid. Bronnen met een NSX-score van worden als potentieel verontreinigend beschouwd. Voor bronnen met een NSX-score 100 in de preho en HO-fase geldt dat de selectiemethode voor spoedlocatie van toepassing is, de zgn. SUBIplus-analyse (ReGister 2007) Bronnen die een UBI met de code hebben, worden als niet potentieel verontreinigend aangemerkt en niet ingevoerd (in het BIS) en beoordeeld. Alle overige bronnen, dus ook bronnen met een NSX kleiner dan 100, moeten worden ingevoerd in het BIS en worden beoordeeld. 6.2 Welke bronnen De volgende bekende potentiële bronnen van bodemverontreiniging moeten per locatie zo nodig worden gekoppeld en/of worden toegevoegd: 1. Bronnen uit het HBB-bestand (zie paragraaf 6.2.1) bestaande uit: voormalige bedrijfsactiviteiten die bekend zijn door inventarisatie van Hinderwet- en Kamer van Koophandel-inventarisaties; slootdempingen en stortplaatsen die bekend zijn door luchtfoto-inventarisaties; gegevens afkomstig van de stichting BodemSanering bestaande Bedrijfsterreinen (BSB). 24

25 2. Bronnen die genoemd worden in de in te voeren bodemrapporten en/of zijn opgenomen in situatieschetsen van deze rapporten (zie paragraaf 6.2.2). 3. Tanks die zijn opgenomen in gemeentelijk tankbestanden (zie paragraaf 6.2.3). In paragrafen tot en met wordt het koppelen en/of toevoegen van bronnen bij bovenstaande punten verder toegelicht. Hierbij dient steeds rekening te worden gehouden met de (aandachts)punten zoals genoemd in paragrafen 6.3 en 6.4! Het HBB-bestand De gegevens van de voormalige bedrijfsterreinen, de slootdempingen/stortplaatsen en de gegevens van de stichting BSB zijn samengevoegd in het historisch bodembestand. Het HBB bestaat uit drie niveaus: 1. Een bronnenbestand met adresgegevens over met name bedrijven of slootdempingen, en verwijzingen naar gegevens in het archiefdossier, zoals Hinderwetvergunningen, KvKdossiers en dergelijke. Op dit niveau worden alle terreinen in beeld gebracht waar als gevolg van (voormalige) bedrijfsactiviteiten bodemverontreiniging kan zijn ontstaan. 2. De verontreinigende activiteiten op basis van de UBI per bedrijf of demping. Er kunnen meer UBI's per bedrijf zijn. 3. De enkelvoudige adreslocaties, waarbij de informatie uit het bronnenbestand op het niveau van een enkelvoudig adres is weergegeven, zoals Hoofdstraat 2, 4, 6 et cetera. Alle verontreinigende activiteiten die ooit op dat adres hebben gezeten zijn op dit niveau gebundeld. Dit niveau wordt gebruikt om te koppelen met locaties in het BIS. Onderstaand voorbeeld geeft een vereenvoudigde weergave van de bovenstaande niveaus: Activiteitenbestand (UBI-bestand) Bedrijfsnaam UBI De Hoorn Taxi Bedrijf Afgewerkte olietank Garagebedrijf Lek Garagebedrijf Tol Transportbedrijf Bronnenbestand met de adressen Bedrijfsnaam Straat Nummer Letter Nummer 2 Letter 2 De Hoorn Hoofdstraat 2 4 Lek Hoofdstraat 8 A 8 B Tol Hoofdstraat 4 6 Enkelvoudige adressen op basis het bronnenbestand Straat Nummer Letter Nummer 2 Letter 2 Hoofdstraat 2 Hoofdstraat 4 Hoofdstraat 6 Hoofdstraat 8 A Hoofdstraat 8 B 25

26 Van de voormalige bedrijfsactiviteiten is veel meer informatie bekend dan van slootdempingen. Van slootdempingen is niet meer bekend dan een ligging en eventueel het stortmateriaal. De ligging van de enkelvoudige adreslocaties van het HBB is in de vorm van punten of lijnen (slootdempingen) en vlakken (stortplaatsen) in het GIS zichtbaar. In het vervolg van dit invoerprotocol noemen we de enkelvoudige adreslocaties HBB-punten Beoordelen wel/niet koppelen van HBB-punten Om te beoordelen welke HBB-punten bij een in te voeren locatie horen, dienen de volgende aspecten te worden beoordeeld: liggen er HBB-punten op of nabij de in te voeren locatie? komt het adres van de in te voeren locatie (deels) overeen met het HBB-adres? komen de in het rapport beschreven bronnen overeen met de bronnen zoals genoemd in het HBB-bestand (qua activiteit, bedrijfsnaam, begin- en eindjaar)? Uitgangspunt is om zoveel mogelijk locaties te koppelen. Voor het wel/niet koppelen van HBBpunten aan BIS-locaties gelden de volgende regels: Regel 1 Als het adres van de BIS-locatie overeenkomt met een enkelvoudig adres van een HBB-punt, dient dit enkelvoudig adres van dit HBB-punt gekoppeld te worden, behalve als alleen een BOOTonderzoek of Wm-onderzoek is uitgevoerd. Tijdens een BOOT-onderzoek wordt geen volledig historisch onderzoek uitgevoerd. Een BOOTonderzoek is daarom onvoldoende basis om te bepalen of een locatie gekoppeld moet worden. Uitzondering: Een HBB-punt met alleen UBI's die betrekking hebben op tanks of benzine-servicestations moeten wel aan een BOOT-locatie gekoppeld worden. Voor een nul- of eindonderzoek in het kader van de Wm geldt dat alleen naar de huidige activiteit wordt gekeken en niet naar de activiteiten uit het verleden. Indien inderdaad geen aandacht is besteed naar de verontreinigende activiteiten uit het verleden, moet dit enkelvoudige adres niet aan de BIS-locatie worden gekoppeld en blijft de verdachte bron nog in het Hbb staan. Regel 2 Als een gedempte sloot of stortplaats voor meer dan 70% binnen de locatiecontour valt, moet deze gekoppeld worden aan de locatie. In alle andere gevallen niet. De UBI's van slootdempingen vallen onder de categorie UBI-codes met tot en met De UBI's van de slootdempingen dienen vervolgens te worden meegenomen bij de beoordeling van de betreffende BIS-locatie. Regel 3 Als het HBB-punt op of nabij de in te voeren locatie ligt (in het GIS), het adres niet overeenkomt of onvolledig is, maar als de bronnen wel overeenkomen met de activiteiten zoals beschreven in het bodemonderzoeksrapport, dient een HBB-punt ook gekoppeld te worden. 26

27 Opmerking 1: Het kan zijn dat een bedrijf op een hoek van een straat ligt en vroeger een ander adres had dan tegenwoordig of dat straatnamen in de loop der tijd zijn veranderd. Hiermee dient tijdens de beoordeling van wel/niet koppelen rekening te worden gehouden. Opmerking 2: Als een activiteit (UBI) van een HBB-punt niet in een bodemonderzoeksrapport wordt genoemd, maar het HBB-punt wel is gekoppeld, dan horen deze UBI's ook bij de locatie. Bij het beoordelen van het overeenkomen van bronnen is 'expert judgement' nodig. Het kan zijn dat activiteiten weliswaar verschillend zijn, maar veel op elkaar lijken, zoals bijvoorbeeld een taxibedrijf en een transportbedrijf. Het is mogelijk dat meerdere HBB-punten gekoppeld moeten worden aan een BIS-locatie. Een bedrijf kan op meerdere huisnummers hebben gezeten (bijvoorbeeld Singel 2-6). Als het onderzoek het hele bedrijf betreft zullen drie HBB-punten (Singel 2, Singel 4 en Singel 6) gekoppeld moeten worden. Voor het vaststellen of er geografische overlap tussen HBB-punt en de te beoordelen BIS-locatie is, is het van belang rekening te houden met het volgende: De adressen zijn geautomatiseerd voorzien van coördinaten op basis van postcode en huisnummer, ongeveer op de plek van de 'voordeur'. Hierdoor kan het voorkomen dat het lijkt alsof het HBB-punt buiten de voor de te beoordelen locatie ingetekende onderzoekscontour valt. Controleer dus altijd de HBB-punten die in de nabijheid van de locatie liggen. Hieronder is een voorbeeld opgenomen (voorbeeld 4) over het koppelen van een HBB-punt aan een BIS-locatie. 27

28 Voorbeeld 4: koppelen van HBB-punten Op Dorpsstraat 1 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In het onderzoek zijn de volgende bedrijfsactiviteiten onderzocht: zinkwerkfabriek, garagebedrijf en taxibedrijf. Op dit perceel ligt een HBB-punt. Door nadere informatie te bekijken van dit HBB-punt kan beoordeeld worden of deze bij de locatie hoort en of deze dus gekoppeld moet worden. Het adres van het HBB-punt is: Dorpsstraat 1 De HBB-locatie bestaat uit de volgende vermeldingen: - Zinkverwerkingsfabriek Peters, Dorpsstraat 1-3, van Geregistreerde UBI's: 7703 'zinkwerkfabriek' - Garagebedrijf Jansen, Dorpsstraat 1, van Geregistreerde UBI's: 'autoreparatiebedrijf' 'afgewerkte olietank (ondergronds)' 6022 'taxibedrijf' - Transportbedrijf Smidt, Dorpsstraat 1, van 1980-onbekend. Geregistreerde UBI's: 6024 'transportbedrijf' - Taxibedrijf De Jongh, Dorpsstraat 1, van Geregistreerde UBI's: 6022 'taxibedrijf' Conclusie Het HBB-punt wordt gekoppeld met de onderzochte locatie. Argumentatie Het adres komt overeen. Ook als het adres niet (precies) hetzelfde was en het HBB-punt nabij de BIS-locatie lag had dit HBBpunt gekoppeld moeten worden. Twee UBI's worden letterlijk genoemd in het onderzoek: zinkwerkfabriek en taxibedrijf. Twee UBI's lijken veel op in het onderzoek genoemde activiteiten: autoreparatiebedrijf/garagebedrijf en transportbedrijf/taxibedrijf. Alleen afgewerkte olietanks worden niet genoemd in het onderzoek. De overeenkomst in UBI's is echter ruim voldoende om wel te koppelen. De UBI's die uiteindelijk bij de BIS-locatie horen zijn (zie paragraaf 7.3): 'zinkwerkfabriek' 'autoreparatiebedrijf' 'afgewerkte olietank (ondergronds)' 'transportbedrijf' 1980-onbekend 6022 'taxibedrijf' (deze UBI komt tweemaal voor!) Uitvoeren van de koppeling in BIS/GIS Het overnemen van de UBI's uit het HBB-bestand naar de BIS-locatie is per BIS verschillend geregeld Bronnen uit het bodemonderzoek In het bodemonderzoek kunnen nog potentiële verontreinigingsbronnen (UBI's) worden genoemd die niet in het historisch bodembestand (HBB) voorkomen. Ook deze bronnen moeten aan het BIS worden toegevoegd. De meest voorkomende UBI's die uit de gemeentelijke bodemrapporten 28

29 naar voren komen die niet in het HBB zijn opgenomen, zijn erfverhardingen, ophooglagen en tanks. Let bij het opvoeren van UBI's op de (aandachts)punten in paragrafen 7.3 en 7.4. Een gedempte sloot of stortplaats die genoemd wordt in een bodemonderzoeksrapport wordt alleen toegevoegd aan het BIS als deze niet in het HBB bekend is. Indien de gedempte sloot of stortplaats in het bodemonderzoeksrapport wèl in het HBB bekend is, maar minder dan 70% van de HBB-locatie binnen de locatiecontour ligt wordt als volgt gehandeld: De oorspronkelijke gedempte sloot of stortplaats wordt niet gekoppeld en blijft als verdachte bron in het Hbb staan. Vervolgens wordt de slootdemping of stortplaats die onderzocht is handmatig als UBI opgevoerd. In het aantekeningenveld kan expliciet worden gemeld dat dit onderzoek bewust niet is gekoppeld aan de deels overlappende Hbb-locatie vanwege de te geringe overlap Bronnen uit een tankenbestand Wanneer een tankenbestand aanwezig is, en eerder is gebruikt bij de invoerwerkzaamheden, dan moet dit bestand wederom worden gebruikt voor de invoerwerkzaamheden. Uit een tankenbestand blijkt of er op een BIS-locatie een tank aanwezig is (geweest). Indien blijkt dat er op de locatie een tank aanwezig is, of dat er in het verleden een tank heeft gelegen, dient deze tank te worden toegevoegd aan het BIS (UBI-codes 63124, 63125*, 63126* of 63130*). 6.3 Aandachtspunten opvoeren UBI's in BIS-en Bij het opvoeren van UBI's in het BIS dient rekening te worden gehouden met onderstaande punten: Indien uit een rapport blijkt dat er meerdere dezelfde bronnen (bijvoorbeeld meerdere brandstoftanks) op een locatie aanwezig zijn (geweest) moeten deze meerdere malen worden opgevoerd. Op een locatie kunnen in de loop der jaren allerlei verschillende bedrijven hebben gezeten, waarvoor ook elke keer opnieuw een vergunning is verleend. Voor één locatie kunnen dus verschillende vergunningen zijn ingevoerd, die allemaal weer door UBI's zijn gekarakteriseerd. Aangezien het toekennen van UBI-codes een interpretatie is die door verschillende personen voor de diverse vergunningen kan zijn uitgevoerd, kunnen hierin nuanceverschillen zitten. Bij het beoordelen van UBI's dient hier rekening mee te worden gehouden. Uitgangspunt is dat alle aanwezige bronnen beoordeeld dienen te worden en er geen bronnen uit het oog verloren moeten worden. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de UBI-code steeds zo nauwkeurig mogelijk wordt toegekend aan de aanwezige activiteit. Voorbeeld: Als in het bodemonderzoeksrapport de activiteit dekkledenfabriek wordt genoemd is de UBI zeilen-, tenten- en dekkledenfabriek (UBI-code ) van toepassing en niet de algemenere UBI textielwarenindustrie (UBI-code 1740). Het is van belang ook de deelactiviteiten van een bepaalde bedrijfsactiviteiten die onderwerp van onderzoek zijn geweest, en waarvoor een aparte UBI-code beschikbaar is, allemaal op te nemen. 29

30 Voorbeelden: Indien een metaalwarenfabriek is onderzocht (UBI-code: ) waarbij ook een galvaniseerafdeling is onderzocht, moet de UBI-code Galvaniseerinrichting ook worden opgenomen. Indien een groentekwekerij is onderzocht met bestrijdingsmiddelenopslagplaats dient zowel de UBI-code (groentekwekerij) als de UBI-code (bestrijdingsmiddelenopslagplaats) te worden toegevoegd. In de UBI-codetabel is een groot aantal bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten opgenomen. Het is echter onmogelijk alle voorkomende omschrijvingen en synoniemen voor één en dezelfde activiteit op te nemen. Indien de omschrijving niet voorkomt in de UBI-codetabel dient de invoerder een UBI-code aan de bodembedreigende activiteit toe te kennen die zo dicht mogelijk de omschrijving van de aanwezige activiteit benaderd. Voorbeelden: 'botenreparatiebedrijf' is synoniem aan de UBI-omschrijving 'scheepswerf' (UBI-code ), 'garagebedrijf' valt onder de UBI-code (autoreparatiebedrijf). De omschrijving 'fabriek voor wc-papier' kan onder de UBI 'sanitaire en huishoudelijke papierwarenfabriek' (UBI-code 2122) worden geschaard. 6.4 Vaste afspraken omtrent UBI-toekenning Voor een aantal activiteiten is vastgelegd welke UBI-codes hieraan verbonden dienen te worden. Deze zijn hieronder weergegeven. Rubriek 63: Opslag en Overslag van Goederen: Er zijn aparte reeksen UBI-codes voor ondergrondse, bovengrondse, ommuurde en ingemetselde opslagtanks voor brandstoffen en overige vloeibare stoffen beschikbaar. Indien dit soort tanks dus in het onderzoek vermeld worden, dienen ze allemaal apart ingevoerd te worden. Bij de opslag van brandstoffen in tanks (ondergronds en bovengronds) ten behoeve van het tanken van voertuigen gelden de volgende afspraken: o De UBI-code 5050, Benzine-service-station wordt gebruikt voor alle bedrijfsmatige activiteiten (groot en klein) met als doel de verkoop van brandstoffen voor voertuigen aan het publiek langs de openbare weg. De individuele onderzochte tanks worden in dat geval niet apart opgenomen. o Betreft het een pompinstallatie voor eigen gebruik en dus niet voor verkoop aan het publiek, dan moet één van de codes (benzinepompinstallatie), (dieselpompinstallatie), (lichtpetroleumpompinstallatie), (tractorpetroleumpompinstallatie (carburine)) worden ingevuld. Als een van deze codes wordt ingevuld hoeft er geen extra code te worden opgenomen voor een ondergrondse tank. 30

31 Brandstoffenhandel kan op twee manieren worden opgenomen. Het kan gaan om detailhandel, bijvoorbeeld een fietsenhandelaar die ook in petroleum en/of kolen handelde. Deze worden opgenomen onder de UBI-codes tot en met van brandstoffendetailhandel. Alle andere handel in brandstoffen, die dus niet gericht is op directe verkoop aan het publiek maar op bulkverkoop, moeten worden opgenomen onder de diverse codes voor brandstoffengroothandel ( ). Voor laad-, los-, overslag- en opslagterreinen en -bedrijven zijn aparte codes beschikbaar (631.). Opslag van bouwmaterialen wordt bijvoorbeeld UBI-code 6312, goederenopslagplaats. Indien op de locatie glastuinbouw aanwezig is (UBI-code ; 'glastuinbouw (olietanks)') dienen eventueel aanwezige brandstoftanks allemaal onder aparte UBI-codes te worden opgevoerd. Dit geldt ook voor bestrijdingsmiddelenopslagplaatsen en dergelijke. Rubriek t/m : dempingen, ophooglagen en erfverhardingen Probeer het materiaal te achterhalen en specificeer hiermee de UBI zoveel mogelijk, bijvoorbeeld: erfverharding met slakken = UBI Indien het niet duidelijk met welk materiaal er is gedempt, opgehoogd of verhard, standaard de UBI-code ongespecificeerd gebruiken resp , , ; Soms blijkt pas uit het onderzoek dat het om deze verontreinigende bronnen gaat. Indien de verontreiniging in de conclusies wordt gerelateerd aan een demping, ophooglaag of erfverharding, deze alsnog opvoeren als verontreinigende bron. Voor toemaakdek bestaat geen aparte UBI. Gebruik daarvoor ook de UBI voor ophooglaag ongespecificeerd (900070) of bijvoorbeeld (indien van toepassing) (huishoudelijk afval) of (puin- en sloopafval). Realiseer je hierbij wel dat huishoudelijk afval niet potentieel ernstig scoort (NSX = 25) en puin- en sloopafval of ongespecificeerd wel potentieel ernstig scoort (NSX = 200). Zet in het opmerkingenveld de standaardzin: UBI 90007x = toemaakdek. Waterbodems: Indien de bron die is gerelateerd aan de waterbodemverontreiniging, zich op de locatie bevindt, wordt deze opgevoerd (bv. loodwitfabriek (241211) die heeft geloosd op het water, of storting van baggerspecie (900043) in water). Wanneer verontreinigd slib, van elders aangevoerd, de waterbodem heeft verontreinigd zal de bron meestal onbekend zijn. Voer dan UBI onbekend op: (onbekend). Overige rubrieken: Olie-waterscheiders en vetafscheiders hebben geen aparte UBI-code maar vallen onder de bijbehorende activiteit (bijvoorbeeld autoreparatiebedrijf of slachterij), ze worden dus niet apart weergegeven. Onder de UBI-code chemische wasserij/stomerij moet ook de dry-cleaning worden opgenomen. Verder is het van belang om bij vermeldingen van wasserijen goed na te gaan 31

32 of het om nat- of chemischwassen gaat. Als dit niet te achterhalen is, kan hierover een aantekening worden gemaakt. Een boerderij wordt als onverdacht beschouwd, eventuele deelactiviteiten van de boerderij dienen wel te worden opgevoerd (zoals bijvoorbeeld dieseltanks, loonbedrijf ten behoeve van land- en tuinbouw (UBI-code )). Een septic tank en mest- of gierput worden als onverdachte locaties beschouwd en hebben dus geen UBI-code. Een zwembad krijgt UBI-code , chemicaliënopslagplaats. Aaneengesloten asfaltverharding wordt niet beschouwd als bron. 6.5 Ontkoppelen HBB-locaties Ontkoppelen van HBB-locaties in BIS-en vindt plaats bij locaties in een pré-ho-fase. Wanneer meerdere van dit soort locaties in één historisch onderzoek worden behandeld moeten in principe de HBB-gegevens worden gekoppeld aan dit onderzoek. De situatie kan zich voordoen dat voor een deel van de locaties in pré-ho-fase een vervolgonderzoek (oriënterend) noodzakelijk is. Deze locaties worden dan ontkoppeld van het historisch onderzoek en worden als een aparte locatie toegevoegd aan het BIS. 32

33 7 Toelichting op beoordelen van bronnen (stap 6) 7.1 Inleiding Nadat alle relevante (verontreinigings)bronnen zijn geïnventariseerd en gekoppeld aan een BISlocatie (zoals omschreven in stap 5; hoofdstuk 7), dienen per bron (UBI) de volgende punten te worden beoordeeld: 1. beoordelen of de UBI's wel of niet worden benoemd in het onderzoeksrapport; 2. van gekoppelde UBI's uit het HBB beoordelen of ze kunnen vervallen; 3. beoordelen of de UBI s voldoende onderzocht zijn; 4. het begin- en eindjaar van UBI's moeten worden ingevoerd. In hierna volgende paragrafen wordt een toelichting gegeven bij de keuzemogelijkheden van de vier bovenstaande aandachtspunten. Tenslotte dient nog te worden vermeld dat de termen benoemd, vervallen en voldoende onderzocht niet in alle BIS-en zijn te registreren. Geadviseerd wordt in ieder geval per activiteit aan te geven of nog een vervolgactie Wbb noodzakelijk is. 7.2 Beoordeling bronnen 'Benoemd' Indien de UBI uit het HBB-bestand ook in het onderzoeksrapport wordt benoemd, of als de UBI uit het HBB-bestand in de situatietekening van het rapport is opgenomen, wordt de UBI benoemd en opgenomen in het BIS. Ook als er tijdens het bodemonderzoek geen fysiek onderzoek bij de UBI is verricht, maar de UBI wel genoemd wordt in het rapport, of voorkomt in de situatietekening, wordt de UBI benoemd. Indien in het rapport geen melding wordt gemaakt van de UBI uit het HBB-bestand wordt de UBI niet-benoemd. Indien de UBI's niet afkomstig zijn uit het HBB-bestand, maar zijn toegevoegd aan het BIS omdat de UBI's in het rapport of bijvoorbeeld in het tankenbestand zijn genoemd, zijn de UBI 'per definitie' benoemd en worden opgenomen in het BIS. Gekozen moet worden uit de volgende mogelijkheden: Ja Nee Per definitie 'Vervallen' Indien op basis van het rapport evident is dat de betreffende bron nooit op de locatie aanwezig is geweest, wordt de UBI als vervallen beschouwd. Ook wanneer uit een rapport evident blijkt dat de omschrijving van de HBB-activiteit op de locatie niet klopt, moet de UBI als vervallen worden beschouwd. In het laatste geval moet de juiste UBI-code dan uiteraard in plaats van de vervallen 33

34 UBI worden opgevoerd in het BIS en tevens verder te worden beoordeeld. Bij de beoordeling van 'vervallen' gelden tevens onderstaande afspraken: Als een activiteit beëindigd is, wordt dat niet als vervallen beschouwd; Indien niet met zekerheid te zeggen is dat de bron niet aanwezig is geweest op de locatie of dat de UBI-omschrijving niet juist is, wordt de UBI als niet vervallen beschouwd. Gekozen moet worden uit de volgende mogelijkheden: Ja Nee N.v.t. Voorbeeld 5: 'Vervallen' Een activiteit kan vervallen als in een rapport onder de historische informatie een duidelijke melding staat van de activiteit, waarbij tevens een verwijzing wordt gegeven naar een archiefstuk of informatie van personen, waaruit duidelijk blijkt dat de betreffende activiteit nooit heeft plaatsgevonden op de locatie. Bijvoorbeeld: Volgens de terreineigenaar is het bedrijf wel opgericht maar er is nooit gestart met de activiteit omdat de oprichter voor de start van het bedrijf is overleden. Het bedrijf staat in het archief op het adres van de BIS-locatie (bijvoorbeeld Dorpsstraat 2) maar betreft volgens de terreineigenaar de buren op Dorpsstraat 2a. Ontkoppel de bron van deze locatie en maak een nieuwe locatie aan waar je deze bron aan koppelt. Een andere reden om een activiteit als vervallen te beschouwen is als de UBI-code de activiteit niet juist/volledig omschrijft. Bijvoorbeeld: een locatie heeft een vermelding uit het HBB met UBI-code 3410 (auto- en autobussenfabriek), maar volgens de historische gegevens uit het bodemrapport vond alleen carrosseriebouw plaats. UBI-code 3410 dient dan als vervallen te worden beschouwd en ter vervanging dient dan UBI-code (carrosseriefabriek) te worden aangemaakt. Deze UBI-code beschrijft de activiteit namelijk beter. De algemene beschrijving van een vermelding uit het HBB op de locatie is textielwarenindustrie (UBIcode 1740). Op grond van het rapport kan deze activiteit nauwkeuriger worden omschreven als 'zeilen, tenten en dekkledenfabriek' (UBI-code ). De algemene UBI-code 1740 wordt dan als 'vervallen' beschouwd en de specifieke UBI-code wordt dan toegevoegd aan het BIS 'Voldoende onderzocht' De invoerder dient per bron (UBI) op basis van 'expert judgement' vast te stellen of er voldoende onderzoek is gedaan. Als algemene richtlijn geldt dat onderzoek moet zijn uitgevoerd dat het niveau heeft van de gangbare richtlijnen voor bodemonderzoek (NEN 5740, et cetera). De volgende punten moeten daarbij worden gecontroleerd: Is het aantal boringen voldoende om de verdachte bronnen te 'treffen'? Zijn de monsters op de juiste plaats en diepte genomen? Is ook het grondwater onderzocht (wanneer dit relevant is)? Zijn de juiste stoffen geanalyseerd? 34

35 Komen de (eventueel) aangetroffen verhoogde gehalten overeen met de lokale achtergrondgehalten in het gebied? (raadpleeg hiervoor de zoneringskaart van de gemeente). Hiermee wordt bepaald of bij overschrijding van de T- of I-waarde vervolgonderzoek noodzakelijk is. Als een bron wel is onderzocht, maar er is een lokale verontreiniging aangetoond boven de tussenwaarde waarvan de omvang nog niet is vastgesteld, is de bron onvoldoende onderzocht ('nee' invullen). Hier dient bij de bron namelijk nog een nader onderzoek plaats te vinden naar de omvang van de verontreiniging. Mogelijk is niet altijd duidelijk of een aangetroffen verontreiniging gerelateerd aan een bepaalde bron en is daarmee niet altijd met zekerheid te stellen dat een benodigd vervolg onderzoek gerelateerd is aan een bepaalde bron. Een voorbeeld van bovenstaande situatie is een verontreiniging met zware metalen in oud stedelijk gebied waar tevens een smederij aanwezig is. In dit geval is vaak moeilijk te bepalen of een verontreiniging met zware metalen afkomstig is van de smederij of van de stedelijke ophooglaag. Belangrijk hulpmiddel bij deze beoordeling is de zoneringskaart. Hieruit kan worden afgeleid waar de gebieden binnen de gemeente liggen waar en in welke mate verhoogde achtergrondgehalten verwacht kunnen worden. Indien twijfel bestaat of er sprake is van lokaal verhoogde achtergrondgehalten of dat de gehalten worden veroorzaakt door de aanwezigheid van een bron, dient de invoerder het geval voor te leggen aan een gemeenteambtenaar (grotere lokale kennis van de achtergrondgehalten binnen de aangewezen zones). Indien geconcludeerd wordt dat sprake is van een verhoogd achtergrondgehalte dient dit altijd in het aantekeningenveld te worden opgenomen. Daarbij moet worden aangegeven welke stof(fen) het betreft. Als na bovenstaande nog geen duidelijkheid bestaat of de bron tot verontreiniging heeft geleid dient 'nee' te worden ingevuld. In het aantekeningenveld dient kort een uitleg te worden gegeven. Gekozen moet worden uit de volgende mogelijkheden: Ja Nee 'Start- en eindjaar' Hier wordt ingevoerd wanneer de activiteit (UBI) op de locatie is gestart ('van') en wanneer deze is beëindigd ('tot'). Hierbij gelden de volgende afspraken: Indien een start- of eindjaar onbekend is wordt '9999' ingevoerd; Indien de activiteit ten tijde van het meest recente onderzoek nog doorloopt wordt '8888' ingevoerd; Voor tanks geldt een specifieke afspraak over het eindjaar: van een tanksanering moet een KIWA-certificaat aanwezig zijn, dan wel uit een evaluatierapport of een memo/brief/notitie van de gemeente moet blijken dat de tank verwijderd is, om een eindjaar op te kunnen geven. Op de volgende bladzijde is een voorbeeld opgenomen van het beoordelen van start- en eindjaar. 35

36 Voorbeeld 6: Beoordelen van bronnen Door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) is een perceel onderzocht waarop een garagebedrijf gevestigd is geweest met een benzineverkooppunt. Deze activiteiten worden ook vermeld in het bijbehorende HBB-punt dat op de locatie aanwezig is. Het garagebedrijf is sinds 1972 (tot nu) op de locatie aanwezig, de startdatum van het benzineverkooppunt is onbekend, maar is beëindigd in Uit het rapport blijkt verder dat op de locatie sinds 1980 (tot nu) een bovengrondse tank voor afgewerkte olie aanwezig is. Deze activiteit is niet in de HBB-vermelding opgenomen. Uit de onderzoeksresultaten van het onderzoek, dat is uitgevoerd conform de NEN 5740 maar waarbij de tank niet is meegenomen in het veldonderzoek, blijkt dat ter plaatse van het benzineservicestation een lichte verontreiniging met minerale olie en benzeen in de grond voorkomt. Het grondwater op deze deellocatie is niet verontreinigd. De grond en het grondwater ter plaatse van de garage blijken tot maximaal licht verontreinigd (>S) met enkele zware metalen en minerale olie. Bij de afgewerkte olietank zijn geen boringen verricht. Een voorbeeld van de beoordeling van de bronnen is hieronder weergegeven. In aanvulling hierop wordt vermeldt dat de termen benoemd, vervallen en voldoende onderzocht niet in alle BIS-en zijn te registreren. Geadviseerd wordt in ieder geval per activiteit aan te geven of nog een vervolgactie Wbb noodzakelijk is. UBI-code UBI-omschrijving Benoemd Vervallen Voldoende onderzocht Van (startjaar) Tot (eindjaar) Autoreparatie-bedrijf ja nee ja Benzine-service-station ja nee ja afgewerkte olietank (bovengronds) per definitie n.v.t. nee

37 8 Beoordeling relevantie voor de werkvoorraad bodemsanering (stap 7) 8.1 Algemeen Na de beoordeling van individuele UBI's, moet worden bepaald of, en op welke wijze, de locatie (als geheel) relevant is voor de werkvoorraad bodemsanering. Deze relevantie wordt bepaald aan de hand van: de actuele verontreinigingsstatus en vervolgstatus (in het kader van de Wet bodembescherming) van de locatie of de verontreiniging is ontstaan voor of na 1987 (zie tabel 5.1 hoofdstuk 5). 8.2 Verontreinigingsstatus en vervolgactie in het kader van de Wbb In tabel 8.1 is afhankelijk van de onderzoeksfase en de conclusies van het onderzoek -een overzicht gegeven van de beoordeling van de verschillende verontreinigingsstatussen en vervolgacties in het kader van de Wbb die logischerwijs uit de bij de locatie behorende informatie zou moeten volgen. Bepaal voor het vaststellen van de verontreinigingsstatus eerst wat de hoogste NSX-score van de op de locatie aanwezige bron(nen) is! De dominante UBI op de locatie is hierbij leidend (UBI met de hoogste NSX-score). Met behulp van de hoogste NSX-score wordt bepaald of de locatie potentieel ernstig (maximale NSX-score 100) of potentieel verontreinigd (maximale NSX-score <100) is. Een locatie kan van potentieel ernstig in potentieel spoed overgaan wanneer op basis van de methode Sanscrit het oordeel potenteel spoed (SUBI+) wordt gegeven. De vervolgactie Wbb wordt bepaald op basis van individuele UBI's. Wanneer er verschillende vervolgacties Wbb gelden voor de locatie, wordt de 'laagste' vervolgactie ingevoerd. In hiërarchisch oplopende volgorde: Uitvoeren historisch onderzoek Uitvoeren OO Uitvoeren aanvullend OO of Uitvoeren aanvullend onderzoek Uitvoeren NO Uitvoeren aanvullend NO Uitvoeren SO Uitvoeren aanvullend SO Opstellen SP Uitvoeren aanvullend SP Uitvoeren tijdelijke beveiliging Starten sanering Uitvoeren aanvullende sanering Uitvoeren evaluatie Uitvoeren aanvullende sanerings evaluatie Monitoring of Registratie restverontreiniging of Uitvoeren actieve nazorg Voldoende onderzocht of Voldoende gesaneerd 37

38 De vervolgactie in het kader van de Wbb kan afwijken van een gewenste vervolgactie voor derden. Een voorbeeld hiervan is dat op een perceel onvoldoende (historisch) onderzoek is verricht naar een activiteit met een NSX <100. In het kader van de werkvoorraad bodemsaneringsoperatie is geen verdere actie noodzakelijk vanwege de relatief lage kans op een geval van ernstige bodemverontreiniging. Als bijvoorbeeld het betreffende perceel wordt verkocht, kan een bodemonderzoek wel wenselijk worden geacht om de aanwezige kleine kans op een sterke bodemverontreiniging te ontkrachten. In de paragrafen achter tabel 8.1 wordt de beoordeling van de locaties (wel/niet werkvoorraad) verder toegelicht. 38

39 Tabel 8.1: Overzicht van verontreinigingsstatus en vervolgacties Verontreinigingsstatus Beoordeling onderzoek(en) Voldoende HO uitgevoerd - Niet verontreingd (Geen bronnen aangetroffen) - Potentieel verontreinigd (NSX < 100) - Potentieel ernstig (NSX 100) - Potentieel spoed (SUBI+) Geen of onvoldoende HO naar UBI met NSX<100 - Potentieel verontreinigd Geen of onvoldoende HO naar UBI met NSX 100) - Potentieel ernstig (NSX 100) OO of vergelijkbaar onderzoek; niet alle bronnen (voldoende) onderzocht OO of vergelijkbaar onderzoek; alle bronnen voldoende onderzocht en verontreiniging <T OO of vergelijkbaar onderzoek en verontreiniging >T maar < I-waarde - Potentieel spoed (SUBI+) - Potentieel verontreinigd - Potentieel ernstig - Potentieel spoed - Niet verontreinigd (als <S is gemeten) - Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd - Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd OO of vergelijkbaar onderzoek, alle bronnen onderzocht, - Potentieel Ernstig (NSX 100) verontreiniging > I-waarde - Potentieel spoed (SUBI+) NO uitgevoerd maar verontreiniging niet volledig afgeperkt - Potentieel Ernstig (NSX 100) - Potentieel spoed (SUBI+) Goed NO uitgevoerd (verontreiniging afgeperkt) en conclusie: - Niet ernstig, plaatselijk sterk volume grond en/of grondwater >I is <25 m 3 resp. <100 m 3 verontreinigd Goed NO uitgevoerd (verontreiniging afgeperkt) en conclusie: volume grond en grondwater >I is >25 m 3 resp. 100 m 3 - Ernstig, niet spoedeisend - Ernstig, milieuhygiënische urgentie niet vastgesteld (alleen bij BUS) - Ernstig en spoedeisend Vervolgactie in het kader van de Wbb Voldoende onderzocht Voldoende onderzocht Uitvoeren OO Uitvoeren OO Voldoende onderzocht Uitvoeren HO Uitvoeren HO Voldoende onderzocht Uitvoeren aanvullend OO Uitvoeren aanvullend OO Voldoende onderzocht Voldoende onderzocht Voldoende onderzocht Uitvoeren NO Uitvoeren NO Uitvoeren aanvullend NO Uitvoeren aanvullend NO Voldoende onderzocht - Uitvoeren tijdelijke beveiliging - Opstellen SO - Opstellen SP - Uitvoeren sanering Opmerking Aantekening maken: verhoogd achtergrondgehalte + welke stoffen Let op: bij gevoelig gebruik kunnen er bij gehalten <I toch risico s optreden en is er sprake van bijzondere ernst en spoed Sanering van verontreiniging waarvan volume grond en/of grondwater >I is <25 m 3 resp. <100 m 3 Sanering van verontreiniging waarvan volume grond en/of grondwater >I is >25 m 3 resp. >100 m 3 - Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd - Ernstig, milieuhygiënisch niet spoedeisend - Ernstig, milieuhygiënische urgentie niet vastgesteld (alleen bij BUS) - Ernstig en milieuhygiënisch spoedeisend Voldoende onderzocht - Opstellen (aanvullend) SP - Uitvoeren (aanvullende) evaluatie - Uitvoeren (aanvullende) sanering - Monitoring - Registratie restverontreiniging - Uitvoeren actieve nazorg - Voldoende gesaneerd Gegevens sanering opnemen in aantekeningenveld Uitleg afkortingen: SUBI+ = Spoed-UBI-plus (potentieel ernstig, behalve als volgens de methode Sanscrit het potentieel spoed betreft), NO = Nader onderzoek, SO = Saneringsonderzoek, SP = Saneringsplan, S = Streefwaarde, T = Tussenwaarde, I = Interventiewaarde.

40 8.2.1 Toelichting op beoordeling verontreinigingsstatus/vervolgactie Wbb Om tot een goede beoordeling van de relevantie van de locatie voor de werkvoorraad bodemsanering (vertaald in verontreinigingsstatus en vervolgactie Wbb) te komen, moet gebruik worden gemaakt van de volgende informatie (voor zover beschikbaar): de conclusies zoals opgenomen in de rapporten; de conclusies/aanbevelingen van de gemeente of milieudienst; de aanleiding van de onderzoeken; de onderzoeksstrategie; de situatieschets(en) uit de rapporten; de analyseresultaten; de ingevoerde en beoordeelde UBI's; Risicobeoordeling (Sanscrit); Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid provincie Zuid-Holland (Bobel 3); De toetsing aan het bodembeheerbeleid (gebiedsgericht beleid op basis van het Besluit bodemkwaliteit). Al deze informatie is van belang om tot een oordeel te komen. Kwaliteitscontrole van het bodemonderzoek Als algemene richtlijn geldt dat er op de locatie bodemonderzoek moet zijn uitgevoerd dat het niveau moet hebben van de gangbare richtlijnen voor bodemonderzoek (NTA 5755). De volgende punten moeten worden gecontroleerd. Zijn de juiste informatiebronnen voor historisch onderzoek geraadpleegd? Zijn alle verdachte bronnen in kaart gebracht? Is het aantal boringen voldoende om de verdachte bronnen te 'treffen'? Zijn de monsters op de juiste plaats en diepte genomen? Is ook het grondwater onderzocht (wanneer dit relevant is)? Zijn de juiste stoffen geanalyseerd? Om te beoordelen of alle bronnen voldoende zijn onderzocht (wel/niet werkvoorraad) kan een situatietekening een belangrijk hulpmiddel zijn. Met name als niet helemaal duidelijk wordt uit het bodemonderzoek welke activiteiten nu precies zijn onderzocht, terwijl er uit de HBB- informatie blijkt dat er de nodige activiteiten hebben plaatsgevonden. Ook dient voor het beoordelen van de bronnen de historische informatie uit het bodemonderzoek en uit het HBB-bestand aandachtig te worden bekeken om te beoordelen welke bronnen wel/niet onderzocht zijn en welke bronnen een vervolg nodig hebben. Hieronder is een voorbeeld gegeven (voorbeeld 8) van het beoordelen van de verontreinigingsstatus en de vervolgactie Wbb van een locatie.

41 Voorbeeld 8: Verontreinigingsstatus en vervolgactie Wbb (deel 1) Een eigenaar van een machinefabriek wil een bedrijfshal bijbouwen. In het kader van de bouwvergunningaanvraag wordt een bodemonderzoek uitgevoerd met de hypothese onverdacht op de plek waar de nieuwbouw moet komen. In dit geval wordt alleen 'fysiek' bodemonderzoek verricht ter plaatse van de nieuwbouwlocatie. Voormalige bedrijfsactiviteiten op het overige terreindeel worden hierbij niet onderzocht. Als er een goed historisch onderzoek is uitgevoerd op deze locatie ten behoeve van het bodemonderzoek van de bouwaanvraag, zijn deze bronnen wel in kaart gebracht. De locatiecontour omvat het gehele terrein (niet alleen de nieuwbouwlocatie). Aangezien de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plekke van de bronnen buiten de nieuwbouwlocatie niet door middel van bodemonderzoek is geverifieerd, moet voor de vervolgactie Wbb van de locatie worden beoordeeld of aanvullend onderzoek naar deze bronnen noodzakelijk is. Afhankelijk van de NSX-score van de bronnen zal de verontreinigingsstatus hier 'Potentieel verontreinigd' (NSX < 100), Potentieel ernstig (NSX 100) of 'Potentieel spoed' (SUBI+) zijn en de vervolgactie Wbb respectievelijk 'Voldoende onderzocht' (NSX < 100) of 'Uitvoeren aanvullend OO' (NSX > 100). Onderzoeksstrategie Indien een onderzoek aan het niveau van de gangbare richtlijnen voor bodemonderzoek voldoet, is het van belang de onderzoeksstrategie te bekijken. Een strategie onverdacht op locatie waar een HBB-vermelding aanwezig is van een voormalig bedrijf met bronnen waarvan de NSX >100 is, kan nooit leiden tot een beoordeling dat de locatie voldoende onderzocht is. Verder is het van belang om vast te stellen of alle relevante gemelde UBI-codes in het onderzoek zijn betrokken. Hieronder zijn ter verduidelijking een tweetal voorbeelden opgenomen over het beoordelen van de verontreinigingsstatus en de vervolgactie Wbb. Voorbeeld 9: Verontreinigingsstatus en vervolgactie Wbb (deel 2) Op de in voorbeeld 8 genoemde locatie zijn de volgende UBI's aanwezig (geweest): machinefabriek voor de bouwnijverheid (NSX-score = 267); galvaniseerinrichting (NSX-score = 344); 4542 timmerwerkplaats (NSX-score = 0,9). Uit de onderzoeksstrategie blijkt dat als verdachte puntbron diverse activiteiten van de machinefabriek en de timmerwerkplaats worden meegenomen maar dat een galvaniseerinrichting helemaal niet genoemd wordt. In dit geval is dus een UBI niet in het onderzoek meegenomen en kan de locatie niet als voldoende onderzocht worden beschouwd. De galvaniseerinrichting betreft een spoed-ubi en moet daarom met de methode Sanscriet worden beoordeeld of het een SUBI+ betreft en de locatie daarmee de verontreinigingsstatus Potentieel spoed en de vervolgactie Wbb 'Uitvoeren aanvullend OO' krijgt. Indien het een activiteit zou betreffen met een NSX-score 100, zonder SUBI+, moet de verontreinigingsstatus Potentieel ernstig worden gekozen. Het kan ook zo zijn dat gemeld wordt dat de diverse bedrijfsonderdelen van de machinefabriek zijn onderzocht, inclusief de galvaniseerinrichting en wordt geconcludeerd dat er geen ver volgonderzoek nodig is. Van onderzoek naar de timmerwerkplaats wordt echter geen melding gemaakt, terwijl dit wel een HBB-vermelding is. Omdat de timmerwerkplaats een NSXscore < 100 heeft, krijgt de locatie geen vervolg (verontreinigingsstatus Potentieel verontreinigd, vervolgactie Wbb voldoende onderzocht ), ondanks dat er een bron is die niet volledig is onderzocht. 41

42 Voorbeeld 10: verontreinigingsstatus en vervolgactie Wbb (deel 3) Als het zo is dat in de situatie van voorbeeld 9 onderzoek is verricht naar de machinefabriek, maar niet specifiek naar de galvaniseerinrichting en de timmerwerkplaats hangt het tevens van de dekkendheid van het onderzoek naar de machinefabriek af of de beide andere bronnen daarmee ook voldoende zijn onderzocht. Het kan namelijk voorkomen dat een terrein zo dicht is bemonsterd en geanalyseerd met een breed analysepakket, dat men van oordeel is dat hierbij geen verontreinigingsbronnen gemist zijn, ook al is het onderzoek hier niet specifiek op gericht geweest. Alléén indien de locatie volledig dekkend is onderzocht (expert judgement), èn maximaal lichte verontreinigingen zijn vastgesteld (< T), kan worden geconcludeerd dat naast de machinefabriek ook de galvaniseerinrichting en de timmerwerkplaats voldoende onderzocht zijn. De verontreinigingsstatus is in dat geval 'Niet verontreinigd' (als < S is gemeten) of Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd, de vervolgactie Wbb is 'Voldoende onderzocht'. Opmerking: Soms kan ook een onverdachte strategie (in de praktijk vaak toegepast als standaard) voldoende dekkend zijn geweest om te stellen dat een bepaalde bron voldoende onderzocht is (bijvoorbeeld erfverharding). Slootdemping of stortplaats Indien in de bodemonderzoeken de gekoppelde locatie van de slootdemping/stortplaats niet als aandachtspunt in het onderzoek is opgenomen, moet de locatie als onvoldoende onderzocht worden beoordeeld. Er bestaat geen vaste norm voor de manier waarop een slootdemping of stortplaats onderzocht moet worden. De invoerder dient op basis van 'expert judgement' te beoordelen of een slootdemping/stortplaats voldoende is onderzocht. Hieronder is een voorbeeld opgenomen van de beoordeling van een locatie met een gedempte sloot. Voorbeeld 11: Informatie slootdemping Uit de HBB-informatie blijkt dat er op de locatie een gedempte sloot aanwezig is. Waarmee de sloot is gedempt is onbekend. In het beschikbare bodemonderzoek van de locatie wordt deze sloot niet genoemd. De sloot is ook niet ingetekend als item op de in de onderzoeken aanwezige locatiekaart(en). In dit geval moet op de locatie in ieder geval nog vervolgonderzoek plaatsvinden naar de gedempte sloot ('uitvoeren aanvullend OO') want de gedempte sloot heeft een NSX-score van 200. De verontreinigingsstatus is 'Potentieel ernstig'. Indien een slootdemping/stortplaats voor minder dan 70% binnen de BIS-locatie ligt, dient bij de beoordeling van de verontreinigingsstatus en de vervolgactie Wbb van de locatie de onderzoeksresultaten van de slootdemping/stortplaats niet te worden meegenomen. Wel dient in het aantekeningenveld melding te worden gemaakt van eventueel onderzoek naar het deel van de gedempte sloot/stortplaats en dienen de onderzoeksresultaten van het onderzoek naar de gedempte sloot/stortplaats kort samengevat te worden opgenomen in het aantekeningenveld. 42

43 8.2.2 Registreren verontreinigingsstatus De verontreinigingsstatus is gebaseerd op het statusbepalende (meestal laatste) onderzoek. Het statusbepalende onderzoek is het onderzoek waaruit de vervolgactie Wbb van de locatie wordt afgeleid. De verontreinigingsstatus dient weergegeven te worden door middel van één van de volgende opties: Potentieel verontreinigd Potentieel ernstig Potentieel spoed 1 Niet verontreinigd 2 Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd 2 Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd De onderzoeken op aard, waartoe zowel verkennende als oriënterende onderzoeken worden gerekend, zullen het meest voorkomen. Rapporten die betrekking hebben op 'een geval van ernstige bodemverontreiniging' en die niet bekend zijn bij de provincie als Wbb-locatie, zullen niet vaak worden aangetroffen. Wanneer deze locaties echter worden aangetroffen dienen alle gegevens van de locatie bij de provincie te worden gemeld. De opties met betrekking tot de beschikkingen (Wbb-locaties) zijn alleen relevant voor gemeenten die zelf bevoegd gezag zijn. De overige gemeenten zullen beschikte locaties namelijk niet hoeven in te voeren. Deze gegevens zullen namelijk worden geleverd door de provincie Registreren vervolgactie Wbb Bij het registreren van de vervolgactie Wbb geldt dat in principe het oordeel van de gemeente of de Regionale Uitvoeringsdienst/Milieudienst leidend zijn. Dit oordeel kan afwijken van de aanbevolen vervolgactie van het onderzoeksbureau. Voor de vervolgactie Wbb, gebaseerd op het (statusbepalende) onderzoek, zijn de volgende opties mogelijk: Uitvoeren historisch onderzoek Uitvoeren OO Uitvoeren aanvullend OO Uitvoeren aanvullend onderzoek Uitvoeren NO Uitvoeren aanvullend NO Uitvoeren SO Uitvoeren aanvullend SO Opstellen SP Uitvoeren aanvullend SP Uitvoeren tijdelijke beveiliging Starten sanering Uitvoeren aanvullende sanering 1 Zie ook hoofdstuk beoordeling: onderzocht op aard en geen vervolg 43

44 Uitvoeren evaluatie Uitvoeren aanvullende saneringsevaluatie Monitoring 3 Registratie restverontreiniging Uitvoeren actieve nazorg Voldoende onderzocht Voldoende gesaneerd Hbb-cluster-inactief 4 Voor een aantal van hierbovenstaande opties bestaat ook de mogelijkheid om 'aanvullend. ' in te vullen. Dit wordt gebruikt als dezelfde vervolgactie al eerder op de locatie heeft plaatsgevonden, maar onvoldoende is geweest. Wanneer er verschillende vervolgacties Wbb gelden voor de locatie, wordt de 'laagste' vervolgactie ingevoerd. Is bijvoorbeeld zowel sprake van de actie 'uitvoeren OO' als ook 'uitvoeren NO' dan wordt de actie 'uitvoeren OO' ingevoerd (zie ook paragraaf 8.2). Saneringen van verontreinigingen die geen 'geval van ernstige bodemverontreiniging' betreffen krijgen de verontreinigingsstatus Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd en de vervolgactie 'Voldoende onderzocht'. In het opmerkingenveld wordt hierbij wel geregistreerd dat er een sanering heeft plaatsgevonden. In het verleden werd wel een gecombineerde optie voldoende onderzocht/voldoende gesaneerd gehanteerd, dit is nu echter niet meer de bedoeling. Aandachtspunt: verontreinigingsstatussen en vervolgacties Wbb die niet logisch volgen uit de in het BIS ingevoerde informatie worden kort toegelicht in het aantekeningenveld Registreren potentieel spoed type In geval van een beoordeling "potentieel spoed" dient ook te worden vastgelegd van welk type spoed er naar alle waarschijnlijkheid sprake is. Afhankelijk van de type beoordeling kunnen de volgende typen spoed worden aangegeven:. Beoordeling potentieel spoed: Potentieel humaan Potentieel verspreiding Potentieel ecologie Beoordeling spoed op basis van versnellingsprotocol: Humaan Verspreiding Ecologie De drie opties (humaan, verspreiding, ecologie) worden ook gebruikt bij het nemen van een beschikking op spoed door het bevoegd gezag. 3 Bedoeld wordt hier monitoring als nazorgmaatregel en dus niet monitoring voor of tijdens sanering. 4 Het Historisch Bodembestand is statisch, gegevens mogen daarom niet worden weggegooid. Wanneer een Hbbclulster bijvoorbeeld op de verkeerde plek blijkt te staan en op de juiste plek een nieuwe locatie wordt ingetekend, kan het oude cluster op niet actief worden gezet en op die manier niet meer meetellen voor de werkvoorraad. 44

45 9 Toelichting op invoer analysegegevens (stap 8) 9.1 Bepalen geschiktheid analysegegevens voor de diffuse bodemkwaliteit Na invoer van de voor de werkvoorraad relevante gegevens moet nog beoordeeld worden of, en zo ja welke, analysegegevens die representatief zijn voor de diffuse bodemkwaliteit ingevoerd kunnen worden. Doel van invoer van analysegegevens is de actualisatie van de diffuse bodemkwaliteit. Met de analysegegevens kan vervolgens de opgestelde bodemkwaliteitskaart worden geactualiseerd. Of de analyses geschikt zijn voor invoer dient te worden bepaald door middel van het doorlopen van de stappen die in een schema zijn weergegeven. De criteria zijn tevens tekstueel weergegeven op daarna volgende pagina s waarvoor een aantal stappen een nadere uitleg is opgenomen. Een voor meerdere interpretaties vatbaar criterium is of de verontreiniging ontstaan is door een puntbron of dat er sprake is van een diffuse verontreiniging. Puntbron: Een puntbron is een duidelijk aanwijsbare verontreinigingshaard zoals een olietank, wasplaats of kopergieterij. In het door de gemeente of milieudienst goedgekeurde onderzoeksrapport is de hypothese dan verdacht. Er zijn ook situaties waarbij een deel van het terrein verdacht is en een andere deel onverdacht. De analysegegevens die betrekking hebben op de onverdachte terreindelen kunnen worden geregistreerd ten behoeve van de diffuse bodemkwaliteit. Diffuse verontreiniging: Grootschalige verdachte activiteiten (NB géén lokale verontreinigingsbron) veroorzaken diffuse verontreinigingen, die inzicht kunnen verschaffen in de diffuse bodemkwaliteit en die representatief zijn voor de achtergrondgehalten. In deze gevallen dienen de onderzoeken ter plaatse van deze locaties tot analyseniveau te worden ingevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld boomkwekerijen, boomgaarden, glastuinbouw, bollenteelt, toemaakgronden, baggerspeciedepots, ophogingen met bagger en binnenstedelijke ophooglagen. Puin: Om verschillende redenen kan puin in de bodem voorkomen. Puinbijmenging kan representatief zijn voor een bodemkwaliteitszone. Daarom wordt puinbijmenging niet per definitie als een puntbron geïnterpreteerd. Een en ander kan worden verduidelijkt met behulp van de (voorlopige) zoneringskaart. Indien puinbijmenging over de gehele onderzoekslocatie voorkomt, kan dit representatief zijn voor de diffuse bodemkwaliteit. In dit geval worden de (eventuele) verontreinigingen als gevolg van puinbijmenging tot analyseniveau ingevoerd. Indien slechts incidenteel puinbijmenging voorkomt of uit de analyseresultaten blijkt dat sprake is van een puntverontreiniging, wordt de locatie tot onderzoeksniveau ingevoerd. Voorbeeld: Een bodemonderzoek in het historische centrum. In de bodem zijn ter plaatse van alle boorpunten lichte tot matige puinbijmengingen waargenomen. De ervaring is, dat in het historische centrum wel meer puinbijmengingen aanwezig zijn. Ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart zijn de waarnemingen zeer waardevol omdat deze een representatief beeld geven van de kwaliteit van de bodem. 45

46 Partijkeuringen in het kader van het bouwstoffenbesluit In-situ partijkeuringen in het kader van het Bouwstoffenbesluit kunnen representatief zijn voor de diffuse bodemkwaliteit. Dit is ter beoordeling van de gemeente. Ex-situ partijkeuringen in het kader van het Bouwstoffenbesluit (bulten grond) zijn niet representatief voor de diffuse bodemkwaliteit. Invoerschema diffuse gegevens: Heeft op de locatie een activiteit plaatsgevonden die mogelijk heeft kunnen leiden tot een verontreiniging van de bodem? Nee Ja Zijn niet-verdachte deellocaties onderzocht? Ja Nee Betreffen het ex-situ partijkeuring (Bouwstoffenbesluit)? Ja Nee Betreffen de analyseresultaten representatief voor de diffuse bodemkwaliteit? Nee Ja Zijn in de monsters sterk zintuiglijke afwijkingen geconstateerd die niet in de zone verwacht worden? Ja Nee Zijn de monsters representatief voor de bovengrond en de ondergrond? Nee Ja Wèl invoeren van analysegegevens Niet invoeren van analysegegevens 46

47 Criteria voor invoer van analysegegevens Op de (deel)locatie is géén lokale bron (zie bijlage 1) aanwezig; De analyseresultaten zijn representatief voor de diffuse bodemkwaliteit; Er zijn geen zintuiglijke afwijkingen bij de monstername geconstateerd die op grond van de voorlopige zoneringskaart en/of van de gemeente afkomstige lokale kennis verwacht worden; De analyseresultaten hebben betrekking op de actuele boven- en ondergrond (dus de bodem is na de uitvoering van het onderzoek niet opgehoogd); De gemiddelde monsterdieptes zijn representatief voor de bovengrond respectievelijk ondergrond volgens onderstaande tabel. Bovengrond * Ondergrond * BKK-zone gemeente 0 50 cm cm * De bodemlagen zijn afhankelijk per gedefinieerde bodemkwaliteitszone. De gegeven bodemlagen zijn standaardlagen die per gemeente kunnen afwijken. 9.2 Invoeren analysegegevens per monster Voor de geanalyseerde monsters worden de volgende gegevens geregistreerd: Codes van de boorpunten (of het boorpunt) waaruit het monster bestaat; Bodemtype: alleen de hoofdtypen klei, veen of zand (bij monstersamenstellingen die op dit punt afwijken van de NEN 5740 richtlijn wordt een opmerking hierover opgenomen in het aantekeningenveld); Onder- en bovengrens van de monsters in m-mv; Monstersamenstelling: - Bij mengmonsters: samenstelling en aantal monsters waaruit het bestaat is al bekend door registratie van de codes van de boorpunten per mengmonster. - Bij enkelvoudige monsters: betreft het een uitsplitsing van een mengmonster: ja/nee (en zo ja, aangeven van welk mengmonster dit afkomstig is); Type bijmenging indien aanwezig in lichte, matige of sterke vorm (sporen niet meenemen) (bij monstersamenstellingen die op dit punt afwijken van de NEN 5740 wordt hierover een opmerking opgenomen in het aantekeningenveld): - puin - koolas - sintels - slakken - grind - slib - overig (afval, glas en teer) - combinatie van bijmengingen (wanneer het een combinatie van bijmengingen betreft); Eventueel andere zintuiglijke afwijkingen registreren. De stoffen die deel uitmaken van het standaard NEN 5740 analysepakket worden per analysemonster ingevoerd. 47

48 Wanneer bestrijdingsmiddelen zijn geanalyseerd, worden die bestrijdingsmiddelen (ook somparameters) die getoetst kunnen worden aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit. Wanneer het lutum (organisch stof) en humus niet zijn gemeten in een analysemonster, wordt de schatting uit het rapport overgenomen en aangegeven dat het een schatting betreft. Als er geen schatting in het rapport aanwezig is, wordt het lutum en humus door export judgement geschat en ingevoerd. 9.3 Invoer met overzichtlijst geschikte onderzoeken voor BKK Als bij eerdere invoerwerkzaamheden een lijst is bijgehouden welke bodemonderzoeken gebruikt kunnen worden voor de bodemkwaliteitskaart kan deze lijst ook bij het vervolg van de invoerwerkzaamheden worden bijgehouden. Op deze wijze is het mogelijk bij een actualisatie van de bodemkwaliteitskaart snel de geschikte analysegegevens te selecteren. 9.4 Digitale invoer van analysegegevens in een BIS Vrijwel alle adviesbureaus verwerken ten behoeve van de rapportage van het onderzoek de veld- en analysegegevens digitaal. Met de huidige techniek is het mogelijk deze gegevens ook digitaal in een BIS te importeren. Deze wijze verdient de voorkeur boven het handmatig invoeren van veld- en analysegegevens. Wel moeten de geïmporteerde gegevens worden gecontroleerd, en daar waar nodig gecorrigeerd en aangevuld, volgens de invoerstappen uit tabel 2.1 in hoofdstuk 2 van dit invoerprotocol. 48

49 10 Besluitvorming BUS en Wbb: Gegevens ernstige verontreiniging (stap 9) In de vorige hoofdstukken is toegelicht hoe de onderzoeksgegevens worden vastgelegd. Dit kan zowel betrekking hebben op onderzoeken van ernstige en niet-ernstige verontreinigingen. Voor de beschrijving van het invoerproces gaan we ervan uit dat in stappen 1 t/m 8 de onderzoeks- en rapportgegevens van de fasen tot en met het eventuele saneringsplan of een BUS-melding zijn vastgelegd. In de stappen 9 t/m 11 wordt vervolgens beschreven hoe de besluitvorming in dit deel van het Wbb-traject wordt vastgelegd. De eerste vraag die hierbij moet worden beantwoord luidt: Betreft het een ernstig geval van bodemverontreiniging? Zo nee (en betreft het ook geen BUS-melding): Beoordeel de benodigde vervolgactie (zie hoofdstuk 12), invoer verontreinigingsgegevens > Interventiewaarde niet nodig. Zo ja, vul onderstaande verontreinigingsgegevens in. Tabel 10.1: Overzicht invoer verontreinigingsgegevens > Interventiewaarde Veld Toelichting Verontreinigingsgegevens grond, grondwater en waterbodem op locatieniveau Invoer van verontreiniging > Interventiewaarde uit het meldingsformulier of uit het rapport. Als zowel in de grond als in het grondwater verontreiniging > Interventiewaarde wordt aangetroffen moeten deze apart worden opgevoerd (per matrix). Het maakt niet uit of het een diffuse verontreiniging betreft, de verontreiniging van nature voorkomt of gerelateerd is aan bedrijfsactiviteiten. Matrix Keuze: - Grond - Grondwater - Waterbodem Overschrijding - > I-waarde De mogelijkheid bestaat indien gewenst de volgende overschrijdingen aanvullend in te vullen: - > T-waarde - > S-waarde - Klasse-indeling 1 t/m 4 waterbodems 5 Oppervlak (m 2 ) Volume (m 3 ) Intekenen contouren in GIS Per matrix het oppervlak van het totaal aan verontreinigingen boven de aangegeven norm op de locatie (zie verder de toelichting onder deze tabel). Minimaal wordt de oppervlakte van de grondveronteiniging > Interventiewaarde ingevuld. Als de totale omvang nog niet bekend is, moet een inschatting worden gemaakt. Per matrix het oppervlak van het totaal aan verontreiniging boven de aangegeven norm op de locatie, zie bovenstaand voorbeeld. Minimaal wordt het volume van de grondwaterverontreiniging > Interventiewaarde ingevuld. 5 K1 t/m K4 is nog de oude klasse-indeling voor Waterbodems. Deze is echter nog niet aangepast in het SIKBprotocol. In de toekomst moet dit worden aangepast in Aw, mspaf (meersoortig Potentieel Aangetaste Fractie) op basis van het Besluit bodemkwaliteit. 49

50 Contouren per matrix De administratief geregistreerde contouren per matrix worden eveneens in GIS ingetekend. In de praktijk is het praktisch eerst de contouren in te tekenen en daarna deze als hulpmiddel te gebruiken bij het invoeren van de administratieve gegevens. Deze contouren dienen ook als basis voor de kadastrale registratie. Verontreinigde kadastrale percelen Afhankelijk van het BIS worden al dan niet de kadastrale percelen met een verontreiniging > Interventiewaarde automatisch geregistreerd op basis van de ingetekende contouren in het GIS. Onderstaande velden dienen hierbij te worden ingevuld. Sectie Kadastrale sectie (maximaal 2 hoofdletters) Nummer Kadastraal nummer Gemeente Kadastrale gemeente Extra toelichting contouren: Per record worden alle verontreinigingsvlekken van de grond resp. grondwater samengevat. Dit betekent dat de verschillende vlekken (wanneer deze niet overlappen) worden gesommeerd, ook als het verschillende stoffen betreft. Alle stoffen die voorkomen in het geregistreerde oppervlak worden vervolgens bij dit ene administratieve record weergegeven. Het maakt hierbij dus niet uit of deze stoffen gezamenlijk in dezelfde verontreinigingsvlek voorkomen of in afzonderlijke vlekken. Bij het intekenen kunnen eventuele niet overlappende vlekken achter elkaar worden ingetekend (dit zijn zogenaamde multipolygonen, die pas aan het einde van het intekenen moeten worden bewaard in het GIS). (In het eerste voorbeeld betreft het totale oppervlak 75 m 2, in het tweede voorbeeld (waarbij de gezamenlijke buitenste contour als contour wordt ingetekend, betreft dit 100 m 2 + ongeveer de helft van de 50 m 2 ) De oppervlakte van de contour wordt overgenomen van de ingetekende contour in GIS (op te vragen door op het informatiesymbooltje te klikken). Het volume wordt berekend door op basis van de gemiddelde dikte (gemiddelde diepte vantot invoeren) te vermenigvuldigen met de oppervlakte. Uit GIS wordt de oppervlakte overgenomen in het administratieve deel en op basis van de gemiddelde diepte wordt vervolgens het volume te berekend. Indien de oppervlakten en volumina afwijken van de oppervlakten en volumina die zijn aangegeven in het rapport, wordt vooralsnog toch de registratie via GIS als uitgangspunt genomen (in het rapport is mogelijk niet de sommatie van vlekken als uitgangspunt genomen). Zo nodig wordt hierover een aantekening gemaakt. In specifieke omstandigheden is het relevant om de T- of S-contour op te nemen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er vanwege gevoelig gebruik in combinatie met specifieke stoffen (bijvoorbeeld kinderspeelplaatsen en loodverontreiniging) sprake is van bijzondere blootstelling. In die gevallen kunnen verontreinigingen < Interventie toch leiden tot risico s en is het relevant de betreffende T- of S-contour in te tekenen, waarboven dit risico optreedt. 50

51 11 Geplande (deel)saneringsmaatregelen (stap 10) Indien aanwezig worden in de volgende stap de gegevens van de geplande (deel)sanering vastgelegd op basis van het saneringsplan of het BUS-meldingsformulier. Indien deze plannen niet aanwezig zijn (wanneer het bijvoorbeeld alleen een artikel 41 melding betreft), kan meteen worden doorgegaan naar de besluitvorming in deze fase. De volgende vraag die dus moet worden beantwoord luidt: Is er reeds een saneringsplan of BUS-melding aanwezig? Zo nee: Beoordeel de benodigde vervolgactie (zie hoofdstuk 12. Zo ja, vul onderstaande gegevens over de geplande (deel)sanering in: Tabel 11.1: Overzicht invoer geplande (deel)saneringsmaatregelen Keuzeopties Saneringsgegevens op locatieniveau Type sanering - Volledige sanering (geval) - Volledige sanering (locatie) - Gefaseerde sanering (geval) - Gefaseerde sanering (locatie) - Deelsanering Opmerking/toelichting Een volledige sanering (gehele geval) betreft een oplossing voor de gehele verontreiniging (passend bij het huidig gebruik van de locatie). Dit kan betekenen dat het een volledige sanering kan betreffen ondanks dat er nog een deel of zelfs een groot deel van de verontreiniging achter blijft, zoals bij volledige isolatie, zolang maar een volledige geaccepteerde oplossing voor het geval wordt verzorgd. De optie volledige sanering (locatie) kan worden gekozen voor situaties waarbij de onderzochte locatie niet het gehele geval betreft (of dat dit niet zeker is), maar wel de gehele locatie is gesaneerd (zie verder extra toelichting onderaan tabel). Dit zal vaak voorkomen bij BUSsaneringen. Een deelsanering is een sanering waarbij slechts voor een deel van de verontreiniging een sanering wordt uitgevoerd. Er is ook maar voor een deel van de verontreiniging een saneringsplan opgesteld en goedgekeurd. Dat is het verschil met een gefaseerde sanering, waarbij in een eerste fase nog maar één gedeelte wordt aangepakt (bijvoorbeeld eerst de grondverontreiniging), maar waarbij al wel voor de gehele verontreiniging een saneringsplan is opgesteld en goedgekeurd. Uiterste startdatum Datumveld uiterste datum waarop de sanering op basis van tijdstipbepaling in de beschikking Ernst en Spoed gestart moet zijn. Saneringsgegevens per (deel)sanering Voorgenomen bovengrond 1. volledige verwijdering, aanvulgrond schoon (MF) 2. volledige verwijdering, aanvulgrond achtergrond 3. volledige verwijdering, aanvulgrond BGW 4. aanbrengen schone leeflaag 5. aanbrengen leeflaag achtergrondwaarde 6. aanbrengen leeflaag BGW Voorgenomen saneringsvariant bovengrond (zie extra toelichting onder deze tabel), die betrekking heeft op de immobiele verontreiniging. Bij verschillende toegepaste de meest kritische variant invullen, dit is de variant met de meeste zorg na sanering. 51

52 Keuzeopties 7. aanbrengen verharding/isolatie 8. niet van toepassing Voorgenomen ondergrond 1. stabiel, geen restverontreiniging/zorg (trede 1) 2. stabiel, kleine restverontreiniging/passieve zorg (trede 2) 3. stabiel, grote restverontreiniging/passieve zorg (trede 3) 4. restverontreiniging, monitoring (trede 4) 5. restverontreiniging, IBC (trede 5) 6. niet van toepassing Saneringsaanleiding 1. Onbekend 2. Actuele risico s bij het huidige gebruik 3. Verwachte risico s bij het beoogde gebruik 4. Aankoop/verkoop 5. Onderhoud of herstel bodemschade 6. Bouw (aanbouw,uitbouw, nieuwbouw bij gelijkblijvende bestemming 7. Herstructurering woonwijk 8. Revitalisering bedrijventerrein 9. Reconstructie landbouwgebied 10. Anders, namelijk. Functie voor sanering 1. wonen 2. kantoren 3. industrie 4. voorzieningen 5. recreatie/groenvoorziening 6. bos en natuur 7. landbouw 8. verkeer 9. water Functie na sanering 1. wonen 2. kantoren 3. industrie 4. voorzieningen 5. recreatie/groenvoorziening 6. bos en natuur 7. landbouw 8. verkeer 9. water Opmerking/toelichting Het onderscheid in saneringsvarianten is afgeleid uit Van trechter naar Zeef (1999). Voorgenomen saneringsvariant ondergrond, die betrekking heeft op mobiele verontreiniging. Bij verschillende toegepaste de meest kritische variant invullen, dit is de variant met de meeste zorg na sanering. Het onderscheid in saneringsvarianten is afgeleid uit Van trechter naar Zeef (1999) en het Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond (2001). Het type nazorgmaatregel bepaalt de trede van de saneringsvariant. Bij alleen passieve nazorg (=registratie) geldt het volgende: Indien de T-waarde als terugsaneerwaarde wordt gehaald, is de variant gelijk aan trede 2. Trede 1 kan alleen worden gebruikt bij een volledige verwijdering op korte of lange termijn. Trede 3 is van toepassing bij grote restverontreinigingen, namelijk ernstige restverontreinigingen en de niet-ernstige restverontreinigingen met een relatief groot volume. Ook puur product valt hieronder (wanneer het niet in trede 4 of 5 valt). De aanleiding van de geplande sanering. De saneringsaanleiding wordt per deelsanering vastgelegd voor de maatschappelijke indicator; dit is duidelijk anders dan de onderzoeksaanleiding. Het bodemgebruik op de locatie voorafgaand aan de (deel)sanering. Het beoogde bodemgebruik op de locatie na afronding van de (deel)sanering. (Dit veld kan voorlopig worden ingevuld en gecontroleerd na afronding van de sanering). 52

53 Oppervlak (m 2 ) grond (geschat) (facultatief) Volume (m3) grond (geschat) (facultatief) Volume (m3) grondwater (geschat) (facultatief) Reinigen (geschat) (facultatief) Stort (geschat) (facultatief) Hergebruik (geschat) (facultatief) Opslag (geschat) (facultatief) Keuzeopties Getal in vierkante meters Getal in kubieke meters Getal in kubieke meters Getal in tonnen Getal in tonnen Getal in tonnen Getal in tonnen Opmerking/toelichting De (in het saneringsplan) geschatte oppervlakte van het terreindeel waar de grond wordt gesaneerd of waarvoor de saneringsmaatregel wordt getroffen. Het oppervlak van de leeflaag ter afdekking van de I- contour kan bijvoorbeeld ook als te saneren oppervlak gelden. In dat geval wordt alleen de leeflaag ter grootte van de I-contour gerekend, ookal is de leeflaag zelf groter. NB. Het oppervlak grond waarvoor een saneringsoplossing wordt gepland, wordt niet ingetekend als contour in GIS. Na afronding van de (deel)sanering wordt alléén de definitieve saneringscontour ingetekend! De schatting (uit het saneringsplan) van de hoeveelheid gesaneerde grond of het volume grond waarvoor een afdoende saneringsoplossing wordt getroffen. De geplande omvang van het gesaneerde waar eerder met bodemonderzoek is vastgesteld dat het grondwater verontreinigd is. Dit volume hoeft niet overeen te komen met het later daadwerkelijk opgepompte volume grondwater tijdens de sanering. NB. De grondwatercontour waarvoor een saneringsoplossing wordt gepland, wordt niet ingetekend als contour in GIS. Na afronding van de (deel)sanering wordt alléén de definitieve saneringscontour ingetekend! De geplande hoeveelheid af te graven grond die wordt afgevoerd naar een bevoegd grondverwerkingsbedrijf (grondreiniger). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. De geplande hoeveelheid af te graven grond die wordt afgevoerd naar een bevoegd grondverwerkingsbedrijf (grondstort). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. De geplande hoeveelheid af te graven grond dat, op een andere locatie, wordt hergebruikt. (hergebruik binnen de locatie wordt hier niet bijgeteld). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. De geplande hoeveelheid af te graven grond die tijdelijk wordt opgeslagen om daarna elders te hergebruiken (geen afvoer op termijn). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. 53

54 Type sanering (onderscheid geval en locatie ) De indeling van het type sanering is voor monitoring en het landsdekkend beeld aan de locatiedefinitie gerelateerd. Dit betekent dat het type sanering wordt uitgedrukt ten opzichte van de locatie. Bij een volledige sanering is voor de gehele locatie een saneringsoplossing gevonden en hoef je niet meer terug naar die locatie voor een vervolg. Bij een deelsanering is slechts een deel van de locatie aangepakt en moet je wel nog een keer terug voor de aanpak voor de rest. Dit geldt overigens ook voor een gefaseerde sanering (verschil hierbij ten opzichte van een deelsanering is, dat er bij een gefaseerde sanering al een plan voor het vervolg ligt). Voor de aanduidingen volledige sanering en gefaseerde sanering wordt ter verduidelijking onderscheid gemaakt tussen geval en locatie. Dit heeft de volgende achtergrond: Wanneer een locatie een onderdeel is van een groter geval, wordt op juridische gronden gesteld dat het een deelsanering betreft. In het kader van het landsdekkend beeld en Monitoring Bodemsanering is dat echter verwarrend, aangezien dit zou betekenen dat de sanering op de locatie nog niet is afgerond en deze nog tot de werkvoorraad behoort. Om die reden is in het BIS de term deelsanering alleen gereserveerd voor die saneringen, waarbij nog geen plan/aanpak is voor de gehele locatie. Duidelijk moet aan de andere kant zijn dat wanneer de term volledig of gefaseerd wordt gebruikt, dit niet per definitie op het geval betrekking heeft (bijvoorbeeld bij een BUS-sanering). Om die reden kan respectievelijk worden aangegeven of het de aanpak van een locatie of een geval betreft. Wanneer wordt gekozen voor het geval zal dat in de praktijk betekenen dat de sanering ook de gehele locatie betreft, maar niet andersom (zie onderstaand voorbeeld). Op deze manier ontstaat de volgende indeling: volledig (locatie): de verontreiniging op de gehele locatie is aangepakt, het hoeft echter niet zo te zijn dat ook het gehele geval is aangepakt. Als niet bekend is of met de sanering van de locatie ook het gehele geval is aangepakt, kies dan voor (locatie); volledig (gehele geval): het gehele geval wordt aangepakt = per definitie ook de gehele locatie gefaseerd (locatie): de verontreiniging op de gehele locatie (als onderdeel van een geval), wordt gefaseerd (wel plan voor de gehele locatie) aangepakt; 54

55 gefaseerd (gehele geval): gefaseerde aanpak van het gehele geval = per definitie gehele locatie; deelsanering (gedeelte locatie): Slechts voor een deel van de verontreiniging op de locatie wordt een saneringsoplossing getroffen. Er is nog geen plan voor het vervolg, maar men moet nog wel een keer terug naar de locatie voor de aanpak van de rest. Definitie boven- en ondergrond De definitie sluit aan op Van trechter naar Zeef. Het verschil tussen bovengrond en ondergrond is tussen immobiele en mobiele verontreinigingen. In de praktijk zal de grondwaterstand de scheiding zijn. Een toelichting: Bovengrond en ondergrond zijn begrippen die in kader van de beleidsvernieuwing bodemsanering zijn ontstaan. Uitgangspunt bij het nieuwe Afwegingsproces voor de saneringsdoelstelling is een integrale aanpak van het gehele geval van bodemverontreiniging. De aanpak verschilt voor de bovengrond en de ondergrond. Bij de aanpak van bovengrond is de gebruiksvorm leidend. De maatregelen zijn gericht op het voorkomen van contact met de verontreiniging. De saneringsvariant is dan ook gericht op de saneringsoplossing: volledige verwijdering, aanbrengen leeflaag (etc..). Saneringsaanpak van de bovengrond heeft bijna altijd betrekking op immobiele verontreiniging. Bij de aanpak van de ondergrond gaat het er om de bron (grond met relatief hoge gehalten aan verontreiniging, drijflagen en zaklagen) en pluim zo veel mogelijk te verwijderen met als doel een stabiele eindsituatie te bereiken. Saneringsaanpak van de ondergrond heeft bijna altijd betrekking op mobiele verontreiniging. De saneringsoplossingen voor bovengrond en ondergrond worden dus niet zo zeer gekenmerkt door de diepte van de verontreiniging maar door de aard van verontreiniging: immobiel respectievelijk mobiel. Immobiel/mobiel (definities uit BOBEL): Een immobiele verontreiniging in de bodem is een verontreiniging die zich niet of nauwelijks verspreid. Dit is het geval als: - Het gehalte in het grondwater (in de kern van de verontreiniging) onder de toetsingswaarde (S+I)/2 ligt, en - De verontreiniging niet of nauwelijks vluchtig is. Hiervan kan sprake zijn bij grondverontreinigingen met zware metalen, arseen, PAK (exclusief naftaleen) of (hoog moleculaire) organische koolwaterstoffen. Een mobiele verontreiniging: Alle verontreiniging die geen immobiele verontreiniging zijn. 55

56 12 Besluiten & kadastrale registratie t/m saneringsplanfase (stap 11) Dit deel van het besluitvormingstraject in Wbb-kader wordt altijd afgesloten met het bepalen van de vervolgactie en het te nemen besluit. Dit vormt de afsluiting van de volgende routes uit fase 2 van dit invoerprotocol: beoordeling melding ernstige verontreiniging met de uitkomst: geen ernstig geval (indien gewenst vast te leggen in een beschikking); beoordeling melding ernstige verontreiniging met de uitkomst: ernstig geval, waarbij nog geen saneringsplan of BUS-melding aanwezig is (afgeven beschikking Ernst en Spoed); BUS-melding; Beschikking Ernst & Spoed en goedkeuring (deel)saneringsplan. Hierbij kan ook een volgens de beschikking uiterste startdatum van de sanering worden vastgelegd in het BIS; Beschikking goedkeuring (deel)saneringsplan (reeds eerder beschikking Ernst & Spoed afgegeven). Hierbij kan ook een volgens de beschikking uiterste startdatum van de sanering worden vastgelegd in het BIS. In tabel 12.1 wordt een overzicht gegeven van deze gegevens. Voor de kadastrale registratie wordt in aansluiting op de heersende werkwijze in de provincie Zuid-Holland gewerkt met digitale contouren en niet met perceellijsten 6. Dit betekent dat bij het vastleggen van de besluiten in het systeem in deze fase voor de volgende situaties de kadastrale registratie wordt verzorgd: Inschrijving besluit Ernst & Spoed Inschrijven BUS-melding (doorhalen indien niet goedgekeurd) Inschrijven onderzoeks- of saneringsbevel De exacte werkwijze voor de kadastrale registratie is beschreven in Handreiking uitwisseling Wkpb, versie 2.0, d.d. 9 december 2008 (LIB) Door het volgen van de werkwijze in dit invoerprotocol zijn in principe de gegevens ten behoeve van de digitale aanlevering op basis van contouren reeds voorhanden. Dit betreft de volgende contouren: Besluit Ernst & Spoed: I-contour grond BUS-melding 7 : locatiecontour van BUS-meldingsformulier (= vaak rapportcontour BUSmelding) Onderzoeksbevel: perceelscontour = rapportcontour eerder verkennend/orienterend onderzoek of historisch onderzoek. Saneringsbevel: I-contour grond 6 Perceelnummers geven een momentopname weer die in de beschikking worden vastgelegd. Dit zijn ook de nummers die in het BIS worden opgenomen en behoren bij de beschikking. De kadastrale registratie met contouren blijft transparant bij eventuele vernummering van percelen in de toekomst. 7 Formeel dient bij binnenkomst BUS-melding kadastrale registratie plaats te vinden. In de praktijk zit er weinig tijd tussen dit moment en de instemming en wordt daarom alleen het instemmen met de BUS-melding geregistreerd. 56

57 Tabel 12.1: Overzicht besluiten BUS- en Wbb-traject t/m saneringsplan Op locatieniveau Beoordeling (pot.) EUT/EST (status_oord) Beschikking EUT/EST (status_ver) Keuzeopties Alleen voor BUS: - Ernstig, urgentie / risico s niet bepaald Voor meldingen zonder beschikking: - Potentieel verontreinigd - Niet verontreinigd (als <S is gemeten) - Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd - Niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd - Potentieel Ernstig - Ernstig, niet spoedeisend - Ernstig en spoedeisend, Voor beschikkingen: - Niet ernstig - ernstig, niet spoedeisend of - ernstig, milieuhyg. urgentie niet vastgesteld - ernstig en spoedeisend Vervolg Wbb - Uitvoeren NO - Uitvoeren aanvullend NO - Uitvoeren SO - Uitvoeren aanvullend SO - Opstellen SP - Uitvoeren aanvullend SP - Uitvoeren tijdelijke beveiliging - Uitvoeren monitoring - Starten sanering - Voldoende onderzocht (of Voldoende gesaneerd) Reden - Ja - Nee Uiterste startdatum facultatief Besluiten Besluit Datumveld Besluiten in het Wbb-traject: Als zowel beschikt wordt over ernst en spoed als over tijdelijke beveiliging, dan moeten 2 besluiten worden aangemaakt (zie onder). Indien er geen tijdelijke beveiliging nodig is, is besluit 1 voldoende: Besluit 1: - Beschikking niet ernstig; - Beschikking ernstig, niet spoedeisend; - Besch. ernstig, spoed, risico's weg, san. voor 2015; - Beschikking ernstig, geen risico s bepaald; Besluit 2: - tijdelijke maatregel < 1 jaar; - tijdelijke maatregel 1-5 jaar; - tijdelijke maatregel > 5 jaar. Indien alleen wordt beschikt op het Saneringsplan zijn de volgende besluiten mogelijk. - Instemmen met SP; - Niet instemmen met SP. Opmerking/toelichting niet ernstig valt buiten de reikwijdte van BUS en de formele beschikking inzake de ernst wordt in het besluit op het saneringsverslag verwoord. Zonodig aanpassen van de verontreinigingsstatus van de locatie die op basis van uitgevoerd onderzoek is bepaald (zie hoofdstuk 8). Dit veld bepaalt de verontreinigingsstatus, zolang er geen beschikking is afgegeven door het bevoegd gezag Wet bodembescherming. Dit veld wordt alleen ingevoerd voor beschikkingen in het Wbb-traject (dus niet bij BUS-meldingen of onderzoeken die (nog) niet worden beschikt). Zonodig aanpassen van de eerstvolgende vervolgactie op de locatie, waarbij de laagste vervolgactie geldend is (wanneer al vaststaat dat er gesaneerd moet worden, maar eerst aanvullend onderzoek nodig is, dan is de eerstvolgende vervolgactie op locatieniveau bijvoorbeeld): uitvoerend aanvullend NO. Voor BUS-meldingen waarvoor niet wordt ingestemd zijn er twee mogelijkheden: - niet ernstig, dan is de Wbb-vervolgtaak: Voldoende onderzocht - procedureel of inhoudelijk niet akkoord: Wbb vervolgtaak: Uitvoeren NO. Aanduiding of de saneringsverplichting al dan niet ontstaan is op grond van maatschappelijke redenen, bijvoorbeeld bouwplannen of functieveranderingen. uiterste datum waarop de sanering op basis van tijdstipbepaling in de beschikking Ernst en Spoed gestart moet zijn. In sommige situaties dienen verschillende besluiten tegelijkertijd te worden opgevoerd, zie overzicht hiernaast. In het BUS-traject wordt geen besluit opgevoerd met betrekking tot Ernst en Spoed, alleen met betrekking tot het saneringsplan. 57

58 Keuzeopties Opmerking/toelichting Indien zowel wordt beschikt op Ernst en Spoed als op het saneringsplan moeten 2 besluiten worden aangemaakt. Besluit 1: - Beschikking niet ernstig; - Beschikking ernstig, niet spoedeisend; - Beschikking ernstig, spoed, risico's weg, san. voor 2015; - Beschikking ernstig, geen risico s bepaald; Besluit 2: - Instemmen met SP; - Niet instemmen met SP. Besluiten in het BUS-traject - BUS-melding akkoord; - BUS-melding niet akkoord. Kenmerk besluit Vrij veld Kanmerk van het document/brief Status besluit - Aangeboden Alleen definitieve besluiten tellen mee voor de - Definitief landelijke monitoringsrapportage - Vervallen Datum besluit Datumveld Datum besluit (stempel brief) Verontreinigde kadastrale percelen (percelen die in de beschikking zijn opgenomen als behorende tot het geval ( in sommige BISsen zullen deze perceelnummers automatisch op basis van de ingetekende contouren worden gegeneerd). Bij BUS-meldingen worden de percelen behorende bij de contour van de BUS-melding gehanteerd. Sectie Maximaal 2 hoofdletters Kadastrale sectie Nummer Numeriek veld Kadastraal nummer Kadastrale gemeente tekstveld Kadastrale gemeente 58

59 13 Rapportgegevens afgeronde saneringen en zorg (stap 12, 15 en generiek) Hieronder wordt de eerste stap van fase 3 (afgeronde (deel)saneringen en eventueel nazorgplan) beschreven. Het betreft de registratie van de rapportgegevens, wat echter voor alle rapporten vanaf deze fase identiek is. Om die reden wordt dit eenmalig beschreven en in de vervolgfasen terugverwezen naar dit hoofdstuk. Het grote verschil met de invoer van de rapportgegevens in stap 4 (onderzoeksrapporten tot en met BUS-melding of SP), is dat het niet noodzakelijk is vanaf deze fase nog rapportcontouren in GIS in te voeren. Duidelijker en van groter belang is het om in de vervolgstappen de gerealiseerde saneringscontouren en de zorgcontouren in GIS in te tekenen. Tabel 13.1: Overzicht van te registreren rapportgegevens per rapport Rapportgegevens Keuzeopties Opmerking/toelichting Type rapport Saneringsevaluatie Monitoringsrapportage (Na)zorgrapportage brf (briefrapport) avr (aanvullend rapport) Fax Meldingsformulier BUS evaluatieverslag Rapport conform de handleiding sanering waterbodems (AKWA ) Nazorgplan Monitoringsplan Voor deze fase bestaan de hiernaast opgegeven in voermogelijkheden van typen rapportages. Deze bepalen automatisch de fase waarin de locatie zich bevindt. Er mogen geen andere rapport typen dan hiernaast benoemd of conform de laatste versie van het SIKB0101-protocol worden ingevoerd. Rapportdatum datumveld Datum van het rapport overnemen Onderzoeksbureau / Rapportauteur Vrij veld of keuzeopties in BIS. Indien het een vrij veld betreft en geen keuzeopties, dient goed op de eenduidigheid in de schrijfwijze van de naam van een onderzoeksbureau te worden gelet. Rapportnummer Vrij veld nummer van het rapport waarin de resultaten zijn vastgelegd. Conclusie Vrij veld (niet verplicht) De belangrijkste conclusies moeten al zijn vastgelegd in de gestandaardiseerde opties van Wbb-vevolg en besluiten. Het staat vrij nog een specifiekere conclusie vast te leggen. Deze wordt overgenomen uit de rapportage. (in theorie kan dit afwijken van het besluit van het bevoegd gezag). Het SIKB protocol staat slechts 250 karakters toe! Wees kort en bondig. 59

60 14 Saneringsgegevens afgeronde sanering en zorgstatus (stap 13) Tabel 14.1: Overzicht invoer werkelijke (deel)saneringsmaatregelen Keuzeopties Saneringsgegevens op locatieniveau Type sanering - Volledige sanering (geval) - Volledige sanering (locatie) - Gefaseerde sanering (geval) - Gefaseerde sanering (locatie) - Deelsanering Opmerking/toelichting Controle en zonodig aanpassen eerder ingevoerd type sanering. Een volledige sanering (gehele geval) betreft een oplossing voor de gehele verontreiniging (passend bij het huidig gebruik van de locatie). Dit kan betekenen dat het een volledige sanering kan betreffen ondanks dat er nog een deel of zelfs een groot deel van de verontreiniging achter blijft, zoals bij volledige isolatie, zolang maar een volledige geaccepteerde oplossing voor het geval wordt verzorgd. De optie volledige sanering (locatie) kan worden gekozen voor situaties waarbij de onderzochte locatie niet het gehele geval betreft (of dat dit niet zeker is), maar wel de gehele locatie is gesaneerd (zie verder extra toelichting onderaan tabel). Een deelsanering is een sanering waarbij slechts voor een deel van de verontreiniging een sanering wordt uitgevoerd. Er is ook maar voor een deel van de verontreiniging een saneringsplan opgesteld en goedgekeurd. Dat is het verschil met een gefaseerde sanering, waarbij in een eerste fase nog maar één gedeelte wordt aangepakt (bijvoorbeeld eerst de grondverontreiniging), maar waarbij al wel voor de gehele verontreiniging een saneringsplan is opgesteld en goedgekeurd. Werkelijke startdatum Datumveld Werkelijke datum waarop de sanering gestart is. Dit betreft de datum van de melding start sanering. (afhankelijk van het BIS kan dit veld automatisch gekoppeld zijn aan de werkelijke startdatum per deelsanering). Saneringsgegevens per (deel)sanering Gerealiseerd bovengrond 1. volledige verwijdering, aanvulgrond schoon (MF) 2. volledige verwijdering, aanvulgrond achtergrond 3. volledige verwijdering, aanvulgrond BGW 4. aanbrengen schone leeflaag 5. aanbrengen leeflaag achtergrondwaarde 6. aanbrengen leeflaag BGW 7. aanbrengen verharding/isolatie 8. niet van toepassing Gerealiseerd ondergrond 1. stabiel, geen restverontreiniging/zorg (trede 1) 2. stabiel, kleine restverontreiniging/passieve Gerealiseerde saneringsvariant bovengrond (zie extra toelichting onder deze tabel), die betrekking heeft op de immobiele verontreiniging. Bij verschillende toegepaste de meest kritische variant invullen, dit is de variant met de meeste zorg na sanering. Het onderscheid in saneringsvarianten is afgeleid uit Van trechter naar Zeef (1999). Gerealiseerde saneringsvariant ondergrond, die betrekking heeft op mobiele verontreiniging. 60

61 Keuzeopties zorg (trede 2) 3. stabiel, grote restverontreiniging/passieve zorg (trede 3) 4. restverontreiniging, monitoring (trede 4) 5. restverontreiniging, IBC (trede 5) 6. niet van toepassing Saneringsaanleiding 1. Onbekend 2. Actuele risico s bij het huidige gebruik 3. Verwachte risico s bij het beoogde gebruik 4. Aankoop/verkoop 5. Onderhoud of herstel bodemschade 6. Bouw (aanbouw,uitbouw, nieuwbouw bij gelijkblijvende bestemming 7. Herstructurering woonwijk 8. Revitalisering bedrijventerrein 9. Reconstructie landbouwgebied 10. Anders, namelijk. Functie voor sanering 1. wonen 2. kantoren 3. industrie 4. voorzieningen 5. recreatie/groenvoorziening 6. bos en natuur 7. landbouw 8. verkeer 9. water Functie voor sanering 1. wonen 2. kantoren 3. industrie 4. voorzieningen 5. recreatie/groenvoorziening 6. bos en natuur 7. landbouw 8. verkeer 9. water Oppervlak (m 2 ) grond Getal in vierkante meters (werkelijk) Opmerking/toelichting Bij verschillende toegepaste de meest kritische variant invullen, dit is de variant met de meeste zorg na sanering. Het onderscheid in saneringsvarianten is afgeleid uit Van trechter naar Zeef (1999) en het Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond (2001). Het type nazorgmaatregel bepaalt de trede van de saneringsvariant. Bij alleen passieve nazorg (=registratie) geldt het volgende: Indien de T-waarde als terugsaneerwaarde wordt gehaald, is de variant gelijk aan trede 2. Trede 1 kan alleen worden gebruikt bij een volledige verwijdering op korte of lange termijn. Trede 3 is van toepassing bij grote restverontreinigingen, namelijk ernstige restverontreinigingen en de niet-ernstige restverontreinigingen met een relatief groot volume. Ook puur product valt hieronder (wanneer het niet in trede 4 of 5 valt). De aanleiding van de sanering is al vastgelegd in de SP-fase. Dit hoeft dus alleen te worden gecontroleerd. De saneringsaanleiding wordt per deelsanering vastgelegd voor de maatschappelijke indicator; dit is duidelijk anders dan de onderzoeksaanleiding. Het bodemgebruik op de locatie voorafgaand aan de (deel)sanering is al vastgelegd in de SP-fase. Dit veld hoeft dus alleen te worden gecontroleerd. Het beoogde bodemgebruik op de locatie na afronding van de (deel)sanering is al (voorlopig) vastgelegd in de SP-fase. Dit veld hoeft dus alleen te worden gecontroleerd en zonodig te worden aangepast indien de plannen zijn gewijzigd. De werkelijke oppervlakte van het terreindeel waar de grond wordt gesaneerd of waarvoor de saneringsmaatregel wordt getroffen. Het oppervlak van de leeflaag ter afdekking van de I-contour kan 61

62 Volume (m3) grond (werkelijk) Keuzeopties Getal in kubieke meters Opmerking/toelichting bijvoorbeeld ook als te saneren oppervlak gelden. In dat geval wordt alleen de leeflaag ter grootte van de I-contour gerekend, ookal is de leeflaag zelf groter. Er moet een relatie zijn met de in te tekenen saneringscontour (zie toelichting onderaan de tabel) De werkelijke hoeveelheid gesaneerde grond of het volume grond waarvoor een afdoende saneringsoplossing is getroffen. Volume (m3) grondwater (werkelijk) Getal in kubieke meters De werkelijke omvang van het gesaneerde volume waar eerder met bodemonderzoek is vastgesteld dat het grondwater verontreinigd is. Dit volume hoeft niet overeen te komen met het later daadwerkelijk opgepompte volume grondwater tijdens de sanering. Er moet een relatie zijn met de in te tekenen saneringscontour (zie toelichting onderaan de tabel) Reinigen (werkelijk) facultatief Getal in tonnen De werkelijke hoeveelheid af te graven grond die is afgevoerd naar een bevoegd grondverwerkingsbedrijf (grondreiniger). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. Stort (werkelijk) facultatief Getal in tonnen De werkelijke hoeveelheid af te graven grond die is afgevoerd naar een bevoegd grondverwerkingsbedrijf (grondstort). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. Hergebruik (werkelijk) facultatief Getal in tonnen De werkelijke hoeveelheid afgegraven grond dat, op een andere locatie, wordt hergebruikt. (hergebruik binnen de locatie wordt hier niet bijgeteld). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. Opslag (werkelijk) facultatief Getal in tonnen De werkelijke hoeveelheid af te graven grond die tijdelijk is opgeslagen om daarna elders te hergebruiken (geen afvoer op termijn). Het gaat hierbij om de hoeveelheid grond, dus geen puin, asfalt, grind, etc. Invullen! Vul 0 in, indien dit niet van toepassing is. Werkelijke startdatum deelsanering facultatief datumveld Werkelijke startdatum (deel)sanering. Bij de eerste of enige (deel)sanering op de locatie komt deze overeen met de werkelijke startdatum op locatieniveau. Dit betreft de datum van de melding start sanering. Datum afgerond Datumveld Datum waarop de (deel)sanering is afgerond. Bij de laatste of enige deelsanering op de locatie komt deze overeen met de einddatum op locatieniveau. Dit betreft de datum van het besluit instemmen sanerings- of BUS-evaluatie Melding - BUS-melding Saneringen in het kader van BUS-meldingen, worden op deze manier aan de BUS-melding gekoppeld. 62

63 Keuzeopties Intekenen saneringscontouren in GIS Saneringscontour gerealiseerd bovengrond Saneringscontour gerealiseerd ondergrond Opmerking/toelichting Zie toelichting onder deze tabel. Zie toelichting onder deze tabel. De inhoudelijke toelichting op type sanering en varianten komt overeen met de toelichting op de velden van geplande saneringen (zie hoofdstuk 11) Saneringscontouren en oppervlak en volume van de sanering Per matrix (grond en grondwater) wordt een aparte saneringscontour ingetekend. Door de manier van intekenen en de registratie van het gesaneerd oppervlak en het volume, moet duidelijk worden of er een oplossing is gevonden voor de gehele verontreiniging > Interventiewaarde of dat men nog een keer terug moet (bij de huidige gebruikssituatie) voor de sanering van het resterende deel. Bij het vaststellen van de omvang van de saneringscontour, wordt dus altijd teruggekeken naar het vastgestelde oppervlak (grond) en volume (grondwater) > Interventiewaarde. Onderstaande voorbeelden maken de volgende aspecten duidelijk waarmee je rekening moet houden: 1. Per deelsanering wordt het oppervlak en volume dat gesaneerd is, geregistreerd. Als je dit vergelijkt met de gegevens in het verontreinigingsscherm, zul je bij een deelsanering moeten zien dat er nog een verschil is tussen de omvang van de Interventiewaarde-overschrijding bij de verontreiniging en de sanering. In de praktijk kan het overigens ook voorkomen dat wel de gehele vlek wordt gesaneerd, maar dat deze bij de sanering groter of kleiner blijkt te zijn, dan op basis van het onderzoek was vastgesteld. In die situatie wordt bij de sanering de werkelijke omvang weergegeven. Door aan te geven dat de sanering op de locatie is afgerond, wordt toch duidelijk dat je niet meer terug hoeft naar de locatie voor een vervolg. 63

64 2. De omvang van de sanering heeft betrekking op de saneringsoplossing van de verontreiniging > Interventiewaarde en niet alleen op bijvoorbeeld de ontgraving of het deel waar de leeflaag ligt. Wanneer bijvoorbeeld bij een functiegerichte sanering een deel van de verontreiniging wordt afgegraven en een deel blijft liggen onder de bebouwing, als onderdeel van de saneringsoplossing (geen contact, geen verspreiding), is een oplossing gevonden voor het gehele probleem van de I-waarde-overschrijding en betreft de gehele contour de saneringscontour. 3. Wanneer aan de andere kant bijvoorbeeld een leeflaag in de gehele tuin wordt gelegd, terwijl maar in een deel van de tuin sprake was van een Interventiewaardecontour, kan de saneringscontour niet groter zijn dan deze oorspronkelijke Interventiewaardecontour. 64

Rapport bodeminformatie

Rapport bodeminformatie Rapport bodeminformatie Rapport bodeminformatie Percelen Perceelnummers Geselecteerd gebied Locatiegegevens Locatienaam Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) middelpunt: x 258014.8 y 492124.2

Nadere informatie

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport - 27-08-2014. Legenda. Bodemlocaties

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport - 27-08-2014. Legenda. Bodemlocaties Bodemrapportage Dynamisch Rapport - 27-08-2014 Legenda Geselecteerd gebied 25-meter buffer Bodemonderzoeken Historisch Bodembestand (HBB) Bodemlocaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt:

Nadere informatie

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage Pagina 1 van 11-19-04-2017 Inhoudsopgave Voorblad Inhoudsopgave Inleiding Thorbeckestraat 88 Thorbeckestraat 80-82 Thorbeckestraat 84 Thorbeckestraat

Nadere informatie

Verklarende woordenlijst

Verklarende woordenlijst Verklarende woordenlijst Locatienaam: Onder dit nummer zijn de onderzoeksrapporten opgeslagen bij de gemeente Eindhoven. Indien aanvullende informatie wordt opgevraagd bij de gemeente, dat dient dit nummer

Nadere informatie

Niet. Bevoegd Gezag. Bodem-loket Bodem-loket Algemene locatiegegevens. X X X /bodeminformatie/locatie/@sikb_id

Niet. Bevoegd Gezag. Bodem-loket Bodem-loket Algemene locatiegegevens. X X X /bodeminformatie/locatie/@sikb_id veldnaam volgens protocol SIKB 0101 locatiecode_bevoegd_gezag bis_loccode rapporteur_monitoring gegevensbeheerder naam straat huisnummer huisletter lettertoevoeging postcode omschrijving volgens protocol

Nadere informatie

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

Meldingsformulier A Wet bodembescherming Meldingsformulier A Wet bodembescherming Onderzoeks- en verontreinigingsgegevens Dit formulier volledig ingevuld, ondertekend en met de gevraagde formulieren en bijlagen toevoegen aan uw zaak. 1a. Ligging

Nadere informatie

Bodeminformatie. SOE00 (Soest) K HBB Bedrijven

Bodeminformatie. SOE00 (Soest) K HBB Bedrijven Bodeminformatie SOE00 (Soest) K 2383 Geselecteerde locatie 25-meter contour percelen gebouwen overig HBB Tankenbestand HBB Overig Onderzoeken Locaties Tanks HBB Bedrijven Gemeente Soest - Pagina 1 van

Nadere informatie

Meldingsformulier A Wet bodembescherming

Meldingsformulier A Wet bodembescherming Meldingsformulier A Wet bodembescherming Onderzoeks- en verontreinigingsgegevens Dit formulier volledig* ingevuld, ondertekend en met de gevraagde formulieren en bijlagen in tweevoud toezenden aan: Gedeputeerde

Nadere informatie

Bodeminformatie. Vreijenpolderstraat 4 te Oostdijk. Legenda. Overzicht aanwezige ondergrondse tanks. Onderzoeken

Bodeminformatie. Vreijenpolderstraat 4 te Oostdijk. Legenda. Overzicht aanwezige ondergrondse tanks. Onderzoeken Vreijenpolderstraat 4 te Oostdijk Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 25-meter straal Perceelgrenzen Locaties Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Historisch Bodembestand (HBB) Overzicht

Nadere informatie

Bodemloket LDB LDB. X X X X X X /bodeminformatie/locatie/@sikb_id

Bodemloket LDB LDB. X X X X X X /bodeminformatie/locatie/@sikb_id Algemene locatiegegevens omschrijving volgens protocol Niet- pad in ML volgens protocol /bodeminformatie/locatie/@ locatiecode_bevoegd_gezag Unieke locatiecode afgegeven door bevoegd gezag ((2 letters)

Nadere informatie

Informatie over bodemgesteldheid

Informatie over bodemgesteldheid gemeente Zaanstad Klantcontact Vergunningen DLA Piper Nederland N.V. T.H.R. Holslag-Broek Stadhuisplein 100 1506 MZ Zaandam Postbus 2000 1500 GA Zaandam 1070 AG Amsterdam Telefoon 14 075 antwoord@zaanstad.nl

Nadere informatie

Bodeminformatie. UWP_Vrouwenpolder. Legenda Geselecteerd perceel. Hbb-locaties. Onderzoeken (ID)

Bodeminformatie. UWP_Vrouwenpolder. Legenda Geselecteerd perceel. Hbb-locaties. Onderzoeken (ID) Bodeminformatie UWP_Vrouwenpolder Legenda Geselecteerd perceel GBKN Locaties Tanks Hbb-locaties Zorgmaatregelen Onderzoeken (ID) (c) 2010 Gemeente Barendrecht - Pagina 1 van 7-13-03-2014 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Omgevingsrapport. Elisdonk_135. Locatiecontouren

Omgevingsrapport. Elisdonk_135. Locatiecontouren Omgevingsrapport Elisdonk_135 Geselecteerd perceel 25-meter buffer Perceelgrenzen Rapportcontouren Hbb locaties Ondergrondse tanks Locatiecontouren Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt:

Nadere informatie

Bodem- en historische informatie

Bodem- en historische informatie Bodem- en historische informatie Auke Jansstrjitte 12 (BROEKSTERWALD) Legenda Locatie-ID Getoonde informatie in rapportage Onderzoek Verontreinigingscontour Saneringscontour Zorgmaatregel Slootdempingen

Nadere informatie

Informatie over bodemgesteldheid

Informatie over bodemgesteldheid gemeente Zaanstad Klantcontact Vergunningen Van der Stap Notarissen T.a.v. V.D. Sibbes Postbus 2450 3012CN Rotterdam Stadhuisplein 100 1506 MZ Zaandam Postbus 2000 1500 GA Zaandam Telefoon 14 075 www.zaanstad.nl

Nadere informatie

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN Algemeen 1. Gegevens locatie Locatienaam 2. Melding betreft Nader onderzoek (art. 29 in samenhang met art. 37) Saneringsplan (art. 28/39) Deelsaneringsplan

Nadere informatie

Informatie over bodemgesteldheid

Informatie over bodemgesteldheid gemeente Zaanstad Klantcontact Vergunningen CMS Derks Star Busmann T.a.v. B.C. van Gent-de Graaff Newtonlan 203 3508 AG Utrecht Stadhuisplein 100 1506 MZ Zaandam Postbus 2000 1500 GA Zaandam Telefoon 14

Nadere informatie

Atlas Rapportage. Adres: Fazantstraat 40 Alphen aan den Rijn. Kaartlagen

Atlas Rapportage. Adres: Fazantstraat 40 Alphen aan den Rijn. Kaartlagen Atlas Rapportage Adres: Fazantstraat 40 Alphen aan den Rijn Kaartlagen 1. Bodemonderzoeksrapport 2. Ondergrondse brandstoftanks 3. Meldingen Besluit bodemkwaliteit Afdrukdatum: 28-6-2017 Bodemonderzoeksrapport

Nadere informatie

Omgevingsrapport. Benedenkerkstraat 1 te Waspik. bodembedreigende activiteiten. Overzicht aanwezige ondergrondse tanks. Overzicht locatiegegevens

Omgevingsrapport. Benedenkerkstraat 1 te Waspik. bodembedreigende activiteiten. Overzicht aanwezige ondergrondse tanks. Overzicht locatiegegevens Omgevingsrapport Benedenkerkstraat 1 te Waspik Geselecteerd perceel 25-meter buffer Perceelgrenzen Overzicht onderzoekgegevens Overzicht historische bodembedreigende activiteiten Overzicht aanwezige ondergrondse

Nadere informatie

Toelichting bodeminformatiekaart

Toelichting bodeminformatiekaart Toelichting bodeminformatiekaart Algemeen De informatie die wordt getoond is afkomstig uit het bodeminformatiesysteem Bis4All van gemeente Leeuwarden. Er worden meerdere soorten gegevens op de kaart getoond.

Nadere informatie

Bodemrapportage. Lisdoddeweg 36 LELYSTAD. HBB-locaties

Bodemrapportage. Lisdoddeweg 36 LELYSTAD. HBB-locaties Bodemrapportage Lisdoddeweg 36 LELYSTAD WBB-locaties Geselecteerd gebied HBB-locaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) middelpunt: X 168521 Y 500544 buffer: 250 meter Datum rapportage: 20-03-2013

Nadere informatie

Bodemrapportage. Burgemeester Hoogenboomlaan 70 te Hoogwoud. Legenda. Bodemlocaties

Bodemrapportage. Burgemeester Hoogenboomlaan 70 te Hoogwoud. Legenda. Bodemlocaties Bodemrapportage Burgemeester Hoogenboomlaan 70 te Hoogwoud Legenda Geselecteerd gebied 25-meter buffer Bodemonderzoeken Historisch Bodembestand (HBB) Bodemlocaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting)

Nadere informatie

BEPERKT HISTORISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN AANLEG ONDERGRONDSE AANSLUITING HOOGSPANNINGSSTATION TE DINTELOORD

BEPERKT HISTORISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN AANLEG ONDERGRONDSE AANSLUITING HOOGSPANNINGSSTATION TE DINTELOORD BEPERKT HISTORISCH ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN AANLEG ONDERGRONDSE AANSLUITING HOOGSPANNINGSSTATION TE DINTELOORD TENNET TSO BV 4 juni 2012 076346836:0.6 Definitief B01055.000582.0100 Beperkt historisch

Nadere informatie

Bodemrapportage. Bachstraat 90 te LEIDEN. Legenda. Bodemlocaties. Onderzoeksrapporten. Geselecteerd perceel

Bodemrapportage. Bachstraat 90 te LEIDEN. Legenda. Bodemlocaties. Onderzoeksrapporten. Geselecteerd perceel Bachstraat 90 te LEIDEN Bodemrapportage Legenda Bodemlocaties Onderzoeksrapporten Historisch bodembestand Kadaster Bebouwing Wegen Water Afscheiding Geselecteerd perceel 25-meter buffer Coördinaten volgens

Nadere informatie

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 29 jan 2015 Datum rapportage 29 jan 2015

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 29 jan 2015 Datum rapportage 29 jan 2015 Omgevingsrapportage Kleine Houtstraat 73 te HAARLEM Gegevens aanvraag Datum aanvraag 29 jan 2015 Datum rapportage 29 jan 2015 1/16 Inleiding Voor u ligt een rapportage van de gemeente Haarlem over de milieuhygiënische

Nadere informatie

Legenda Plangebied (Toemaakdek beheergebied ODWH) Gemeentegrenzen Toemaakdek binnen plangebied Toemaakdek buiten plangebied

Legenda Plangebied (Toemaakdek beheergebied ODWH) Gemeentegrenzen Toemaakdek binnen plangebied Toemaakdek buiten plangebied Legenda Plangebied (Toemaakdek beheergebied ODWH) Gemeentegrenzen Toemaakdek binnen plangebied Toemaakdek buiten plangebied 0 0,9 1,8 22-01-2013 2,7 3,6 km ± Bijlage 3 Selectiecriteria Bijlage 3 : Selectiecriteria

Nadere informatie

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties

Bodemrapportage. Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek. Geselecteerde locatie. Bodemlocaties Bodemrapportage Bodemrapportage_Burg._Willemstraat_te_Hoensbroek Geselecteerde locatie 25-meter contour Bodemlocaties Onderzoek Adreslocaties Tanks Gemeente Heerlen - Pagina 1 van 10-01-06-2016 Welke informatie

Nadere informatie

Bodemrapportage. Pascallaan 15 Lelystad. HBB-locaties

Bodemrapportage. Pascallaan 15 Lelystad. HBB-locaties Bodemrapportage Pascallaan 15 Lelystad WBB-locaties Geselecteerd gebied HBB-locaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) middelpunt: X 162746 Y 498700 buffer: 250 meter Datum rapportage: 27-03-2015

Nadere informatie

Via deze website kunnen onder meer de meldingsformulieren worden gedownload.

Via deze website kunnen onder meer de meldingsformulieren worden gedownload. Algemeen deel Dit meldingsformulier is niet van toepassing voor meldingen in het kader van het Besluit en de Regeling uniforme saneringen (BUS-meldingen). Voor een melding in het kader van BUS wordt verwezen

Nadere informatie

Uittreksel bodeminformatie

Uittreksel bodeminformatie Uittreksel bodeminformatie Hyacinthenlaan 62 te Bennebroek Geselecteerd perceel 25-meter buffer Perceelgrenzen Locatiecontouren Hbb locaties Ondergrondse tanks Saneringscontour Verontreinigingscontour

Nadere informatie

Speerpunten Doel Actie/uitwerking Wanneer Wie Dekking kosten /financiering Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid

Speerpunten Doel Actie/uitwerking Wanneer Wie Dekking kosten /financiering Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid Vanuit zowel het provinciale (landelijke) als lokale bodembeleid Actieve Inventarisatie Afronden asbestinventarisatie 2010 ISV-2 aanpak spoedlocaties spoedlocaties afronden Volledig overzicht van locaties

Nadere informatie

Uittreksel bodeminformatie

Uittreksel bodeminformatie Uittreksel bodeminformatie perceel WMR00 (Wormer), sectie G, nummer 1867 Geselecteerd perceel 25-meter buffer Perceelgrenzen Rapportcontouren Hbb locaties Ondergrondse tanks Locatiecontouren Coördinaten

Nadere informatie

wijzigingsplan Nieuwveenseweg 36a Inhoudsopgave Bijlage toelichting 3 Bijlage 1 Bodemrapport 4 2 ontwerp

wijzigingsplan Nieuwveenseweg 36a Inhoudsopgave Bijlage toelichting 3 Bijlage 1 Bodemrapport 4 2 ontwerp Nieuwveenseweg 36a wijzigingsplan Nieuwveenseweg 36a Inhoudsopgave Bijlage toelichting 3 Bijlage 1 Bodemrapport 4 2 ontwerp wijzigingsplan Nieuwveenseweg 36a Bijlage toelichting ontwerp 3 wijzigingsplan

Nadere informatie

Omgevingsrapport. Nieuwe Zeine 4 te Waalwijk. bodembedreigende activiteiten. Overzicht aanwezige ondergrondse tanks. Overzicht locatiegegevens

Omgevingsrapport. Nieuwe Zeine 4 te Waalwijk. bodembedreigende activiteiten. Overzicht aanwezige ondergrondse tanks. Overzicht locatiegegevens Omgevingsrapport Nieuwe Zeine 4 te Waalwijk Geselecteerd perceel 25-meter buffer Perceelgrenzen Overzicht onderzoekgegevens Overzicht historische bodembedreigende activiteiten Overzicht aanwezige ondergrondse

Nadere informatie

Bodemrapportage. De Peperbus 10 te Sint Maarten. Legenda. Bodemlocaties

Bodemrapportage. De Peperbus 10 te Sint Maarten. Legenda. Bodemlocaties Bodemrapportage De Peperbus 10 te Sint Maarten Legenda Geselecteerd gebied 25-meter buffer Bodemonderzoeken Historisch Bodembestand (HBB) Bodemlocaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt:

Nadere informatie

Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel

Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel Invoerprotocol één locatielijst provincie Overijssel Water en bodem Alfred Koekoek Versie 2.0, juni 2010 Colofon Datum Juni 2010 Auteur Alfred Koekoek Project/kenmerk B.0000.00072.O00 BIO Regierol (ISV)

Nadere informatie

Meldingsformulier Wet bodembescherming

Meldingsformulier Wet bodembescherming Meldingsformulier Wet bodembescherming Wanneer dit formulier invullen? Als u een uitspraak wenst inzake de ernst en de noodzaak voor het het uitvoeren van een spoedige sanering Als u instemming behoeft

Nadere informatie

Bodemrapportage. Vechtstraat 952 te Amsterdam. Legenda. 25-meter buffer. Onderzoekscontouren

Bodemrapportage. Vechtstraat 952 te Amsterdam. Legenda. 25-meter buffer. Onderzoekscontouren Bodemrapportage Vechtstraat 952 te Amsterdam Legenda Geselecteerd gebied 25-meter buffer HBB punt (historische bron) Tanks Onderzoekscontouren Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt:

Nadere informatie

Bodemrapportage. Industrieweg 50 te ZOETERWOUDE. Legenda. Bodemlocaties. Onderzoeksrapporten. Geselecteerd perceel

Bodemrapportage. Industrieweg 50 te ZOETERWOUDE. Legenda. Bodemlocaties. Onderzoeksrapporten. Geselecteerd perceel Bodemrapportage Industrieweg 50 te ZOETERWOUDE Legenda Bodemlocaties Onderzoeksrapporten Historisch bodembestand Kadaster Bebouwing Wegen Water Afscheiding Geselecteerd perceel 25-meter buffer Coördinaten

Nadere informatie

Bodeminformatie. Nieuwegein Gebiedsrapportage. Legenda. Geselecteerd perceel. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten.

Bodeminformatie. Nieuwegein Gebiedsrapportage. Legenda. Geselecteerd perceel. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten. Nieuwegein Gebiedsrapportage Bodeminformatie Legenda Geselecteerd perceel Boomgaarden Wegen Bebouwing Oppervlaktewater Overige Boerderij-locaties Bodemonderzoeken en saneringsrapporten Wbb-locaties Hbb-locaties

Nadere informatie

Bodeminformatie. Nieuwegein Bodemrapportage Willem Klooshove 6. Legenda. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten

Bodeminformatie. Nieuwegein Bodemrapportage Willem Klooshove 6. Legenda. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten Bodeminformatie Nieuwegein Bodemrapportage Willem Klooshove 6 Legenda Geselecteerd perceel 50-meter contour Boomgaarden Wegen Bebouwing Oppervlaktewater Slootdempingen Overige Boerderij-locaties Bodemonderzoeken

Nadere informatie

M E L D I N G S F O R M U L I E R W E T B O D E M B E S C H E R M I N G

M E L D I N G S F O R M U L I E R W E T B O D E M B E S C H E R M I N G Gemeente Maastricht SEB-RMT-Mobiliteit en Milieu Postbus 1992 6201 BZ Maastricht tel. (043) 350 5050 M E L D I N G S F O R M U L I E R W E T B O D E M B E S C H E R M I N G Let op: Alle gevraagde gegevens

Nadere informatie

Uittreksel bodeminformatie

Uittreksel bodeminformatie Uittreksel bodeminformatie Sportparklaan 15 te Heemstede Geselecteerde locatie 25-meter contour Rapportcontouren HBB Locaties Ondergrondse tanks Locatiecontouren Perceelgrenzen (c) 2018 Omgevingsdienst

Nadere informatie

Fazantenlaan!39!! Heemstede!

Fazantenlaan!39!! Heemstede! Fazantenlaan39 Heemstede Vraagprijs 375.000,=kostenkoper GedempteOudeGracht124 Haarlem [T]+31235420244 www.mooijekindvleut.nl info@mooijekindvleut.nl Dezeroyale,UITGEBOUWDEHOEKWONINGmetoprit,ruimeGARAGEenzonnigeVOORIenACHTERTUIN

Nadere informatie

VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING

VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING VOORBLAD TER VISIE LEGGEN BODEMVERONTREINIGING Locatie met Locatienummer: Parkstraat 63-65 (1147) Contactpersoon afdeling Beleidsdomein Fysiek (bodem) Naam: Marcel de Grijs Telefoonnummer: 026 377 3040

Nadere informatie

Bodeminformatie. Blokhoeve 1 (Nieuwegein) Legenda. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten

Bodeminformatie. Blokhoeve 1 (Nieuwegein) Legenda. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten Blokhoeve 1 (Nieuwegein) Bodeminformatie Legenda Geselecteerd perceel 50-meter contour Wegen Oppervlaktewater Bebouwing Overige Boomgaarden Asbestkansenkaart Bodemonderzoeken en saneringsrapporten Wbb-locaties

Nadere informatie

Basisinformatie Onroerend Goed

Basisinformatie Onroerend Goed Basisinformatie Onroerend Goed SdeB Aanmaakdatum: 27-12-2016 Pagina: 01 Informatie onroerend goed Algemeen Adres: Waachshaven 1 Postcode: 9001AC Plaats: Grou Gebruiksdoel (BAG): winkelfunctie Status: Verblijfsobject

Nadere informatie

Omgevingsrapport. Sint_Josephsstraat_37_te_Roosendaal. Locatiecontouren

Omgevingsrapport. Sint_Josephsstraat_37_te_Roosendaal. Locatiecontouren Omgevingsrapport Sint_Josephsstraat_37_te_Roosendaal Geselecteerd perceel 25-meter buffer Perceelgrenzen Rapportcontouren Hbb locaties Ondergrondse tanks Locatiecontouren Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting)

Nadere informatie

Bodeminformatie. Elzenlaan 8 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Elzenlaan 8 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Elzenlaan 8 te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen (c) 2013 Gemeente Hilversum - Pagina 1 van 7-14-04-2017

Nadere informatie

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 12 jul 2016 Datum rapportage 12 jul 2016

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 12 jul 2016 Datum rapportage 12 jul 2016 Omgevingsrapportage Palletweg 74 te HAARLEM Gegevens aanvraag Datum aanvraag 12 jul 2016 Datum rapportage 12 jul 2016 1/13 Inleiding Voor u ligt een rapportage van de gemeente Haarlem over de milieuhygiënische

Nadere informatie

Meldingsformulier Algemeen Wet bodembescherming

Meldingsformulier Algemeen Wet bodembescherming Meldingsformulier Algemeen Wet bodembescherming Dit formulier volledig* ingevuld, ondertekend en met de gevraagde formulieren en in tweevoud toezenden aan: RUD NHN Postbus 2095 1620 EB HOORN (* Indien

Nadere informatie

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen. FORMULIER EVALUATIE NAZORG BODEMSANERING IN TE VULLEN DOOR OPDRACHTGEVER SANERING OF DIENS GEMACHTIGDE 01 Type evaluatie (aankruisen wat van toepassing is) Tussenevaluatie van fase Eindevaluatie volledige

Nadere informatie

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging De gemeente Leiden is sinds 1 januari 2002 bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) voor haar eigen grondgebied. Deze taken zijn overgenomen van

Nadere informatie

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 08 jul 2013 Datum rapportage 08 jul 2013

Gegevens aanvraag Datum aanvraag 08 jul 2013 Datum rapportage 08 jul 2013 Omgevingsrapportage Oranjekade 7 te HAARLEM Gegevens aanvraag Datum aanvraag 08 jul 2013 Datum rapportage 08 jul 2013 1/13 Inleiding Voor u ligt een rapportage van de gemeente Haarlem over de milieuhygiënische

Nadere informatie

Uittreksel bodeminformatie

Uittreksel bodeminformatie Uittreksel bodeminformatie Passage_3F_15_Zandvoort Geselecteerde locatie 25-meter contour Perceelgrenzen Rapportcontouren Hbb locaties Ondergrondse tanks Locatiecontouren Omgevingsdienst IJmond - Pagina

Nadere informatie

Bodeminformatie. Nieuwegein Bodemrapportage Plettenburg 10. Legenda. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten

Bodeminformatie. Nieuwegein Bodemrapportage Plettenburg 10. Legenda. Bodemonderzoeken en saneringsrapporten Bodeminformatie Nieuwegein Bodemrapportage Plettenburg 10 Legenda Geselecteerd perceel 50-meter contour Boomgaarden Wegen Bebouwing Oppervlaktewater Slootdempingen Overige Boerderij-locaties Bodemonderzoeken

Nadere informatie

Brederodestraat!26!B!! Zandvoort!

Brederodestraat!26!B!! Zandvoort! Brederodestraat26B Zandvoort Vraagprijs 700.000,=kostenkoper GedempteOudeGracht124 Haarlem [T]+31235420244 www.mooijekindvleut.nl info@mooijekindvleut.nl Brederodestraat26BIZandvoort DezeVRIJSTAANDEwoningmetOPRITenGARAGEisin1974ontworpendoorarchitectGiesSterrenburg

Nadere informatie

Historisch bodemonderzoek

Historisch bodemonderzoek Historisch bodemonderzoek Vooronderzoek conform NEN 5725 Auteur: Dhr. Ing. T.M.W. van Breugel Controle: Dhr. Mr. Ing. O.L.H. Verhagen Opdrachtgever: Kuiper Compagnons T.a.v. Dhr. R. Klijn Postbus 13060

Nadere informatie

Bodemrapportage. Persduiker Almere Poort. HBB-locaties

Bodemrapportage. Persduiker Almere Poort. HBB-locaties Bodemrapportage Persduiker Almere Poort WBB-locaties Geselecteerd gebied HBB-locaties Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) middelpunt: X 138765 Y 483550 buffer: 500 meter Datum rapportage: 21-07-2015

Nadere informatie

Nieuwsbrief artikel 55ab Wet bodembescherming (Wbb): Aan de slag met de aanpak van de spoedlocaties

Nieuwsbrief artikel 55ab Wet bodembescherming (Wbb): Aan de slag met de aanpak van de spoedlocaties Nieuwsbrief artikel 55ab Wet bodembescherming (Wbb): Aan de slag met de aanpak van de spoedlocaties Beste collega s, De Wet bodembescherming is per 1 februari ondermeer gewijzigd om belemmeringen voor

Nadere informatie

Bodeminformatie. Albertus Perkstraat 109 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Albertus Perkstraat 109 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Albertus Perkstraat 109 te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Onderzoeken Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Wet milieubeheer bedrijven

Nadere informatie

Melding Wet bodembescherming

Melding Wet bodembescherming Melding Wet bodembescherming Dit formulier opsturen naar: Gemeente Heerlen Afdeling Stadsplanning t.a.v. bureau milieu en duurzaamheid 36040 Postbus 1 6400 AA Heerlen 14 045 +31(0)45 560 50 40 www.heerlen.nl

Nadere informatie

Bodemrapportage. Tintorettostraat 132 te Amsterdam. Legenda. Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X Y meter

Bodemrapportage. Tintorettostraat 132 te Amsterdam. Legenda. Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X Y meter Bodemrapportage Tintorettostraat 132 te Amsterdam Legenda Geselecteerd gebied 25-meter buffer Locatie Onderzoek Adreslocatie Tank bovengronds Tank ondergronds Tank onbekend Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting)

Nadere informatie

Omgevingsrapport. Fuutweg_2. Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X 97094 Y 409870 Buffer: 25 meter Datum rapportage: 08-07-2013

Omgevingsrapport. Fuutweg_2. Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X 97094 Y 409870 Buffer: 25 meter Datum rapportage: 08-07-2013 Omgevingsrapport Fuutweg_2 Perceelgrenzen Locatiecontouren Rapportcontouren Hbb locaties Ondergrondse tanks Geselecteerd perceel Coördinaten volgens RDM (Rijksdriehoeksmeting) Middelpunt: X 97094 Y 409870

Nadere informatie

Bijlage 8: A.J. Schutter GWW Milieu, Verkennend onderzoek Beneden Oostdijk 58 te Oud-Beijerland, projectcode: 130201, d.d. februari 2013 bijlage 1 O N D E R Z O E K S L O K A T I E M E T B

Nadere informatie

Oranjelaan 7 te Hilversum. Bodeminformatie. Legenda Geselecteerde locatie

Oranjelaan 7 te Hilversum. Bodeminformatie. Legenda Geselecteerde locatie Oranjelaan 7 te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter contour Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Percelen (c) 2010 Gemeente Hilversum - Pagina 1 van 7-13-12-2012

Nadere informatie

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen. FORMULIER EVALUATIE NAZORG BODEMSANERING IN TE VULLEN DOOR OPDRACHTGEVER SANERING OF DIENS GEMACHTIGDE 01 Type evaluatie (aankruisen wat van toepassing is) Tussenevaluatie van fase Eindevaluatie volledige

Nadere informatie

MILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III

MILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III MILIEUBELEIDSPLAN ONDERDEEL BODEM visiedocument Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III Visie* De bodem van de gemeente Terneuzen is in 2030 van zodanige kwaliteit dat maximale mogelijkheden

Nadere informatie

Bodeminformatie. Boomberglaan 63 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Boomberglaan 63 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Boomberglaan 63 te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Onderzoeken Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Wet milieubeheer bedrijven Brandstoftanks

Nadere informatie

Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING

Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING Meldingsformulier BODEMVERONTREINIGING / -SANERING Dit formulier met bijbehorende stukken moet in viervoud worden ingediend bij het college van de gemeente Tilburg. In te vullen door melder 1 Melding volgens

Nadere informatie

Bodemrapportage. perceel Zoeterwoude (ZTW01), sectie B, nummer Legenda. Bodemlocaties. Onderzoeksrapporten. Geselecteerd perceel

Bodemrapportage. perceel Zoeterwoude (ZTW01), sectie B, nummer Legenda. Bodemlocaties. Onderzoeksrapporten. Geselecteerd perceel Bodemrapportage perceel Zoeterwoude (ZTW01), sectie B, nummer 4671 Legenda Bodemlocaties Onderzoeksrapporten Historisch bodembestand Kadaster Bebouwing Wegen Water Afscheiding Geselecteerd perceel 25-meter

Nadere informatie

BIDON. Data-uitwisseling: Hoe zorgen we voor uniformiteit bij markt en overheid? Roeland Heuff, SIKB Annemarie Feitz, RUDNHN

BIDON. Data-uitwisseling: Hoe zorgen we voor uniformiteit bij markt en overheid? Roeland Heuff, SIKB Annemarie Feitz, RUDNHN Data-uitwisseling: Hoe zorgen we voor uniformiteit bij markt en overheid? Roeland Heuff, SIKB Annemarie Feitz, RUDNHN Deelsessie 12 oktober 2016 1 Inrichting van de gemeenschappelijke voorziening Informatiebroker

Nadere informatie

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland Bijlage 5: Bewijsmiddelen 1.1 Bodemkwaliteitskaart 1.1.1 Algemeen Bij het opstellen van de Nota bodembeheer worden de op dat moment geldende (water)bodemkwaliteitskaarten en de in concept beschikbare nieuwe

Nadere informatie

Postcode/woonplaats :... Te realiseren bouwwerk :. Postcode/woonplaats :... Kadastrale gegevens: sectie:... nr(s):...

Postcode/woonplaats :... Te realiseren bouwwerk :. Postcode/woonplaats :... Kadastrale gegevens: sectie:... nr(s):... Vragenlijst beperkt vooronderzoek bodemtoets (behorend bij bouwvergunningsaanvraag) nderstaande vragen zijn opgesteld om een zo goed mogelijk inzicht te verkrijgen in de bodemkwaliteit ter plaatse van

Nadere informatie

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET

2. DOELSTELLING PROTOCOL GRONDVERZET Onderdelen van het protocol grondverzet zijn de in de bijlage opgenomen asbeststappenplan (bijlage I), asbestkansenkaart (bijlage II) en checklist vooronderzoek asbest (bijlage III). 2. DOELSTELLING PROTOCOL

Nadere informatie

Melding bodemverontreiniging/bodemsanering

Melding bodemverontreiniging/bodemsanering Kantooradres: Oldehoofsterkerkhof 2 8911 DH Leeuwarden Postadres: Postbus 21000 8900 JA Leeuwarden 14 058 gemeente@leeuwarden.nl Melding bodemverontreiniging/bodemsanering Doel van de melding Meerdere

Nadere informatie

Bodeminformatie. Gijsbrecht van Amstelstraat 92 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Gijsbrecht van Amstelstraat 92 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Bodeminformatie Gijsbrecht van Amstelstraat 92 te Hilversum Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Onderzoeken Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Wet milieubeheer bedrijven

Nadere informatie

Bodeminformatie. Lindenheuvel 12A te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Lindenheuvel 12A te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Lindenheuvel 12A te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Onderzoeken Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Wet milieubeheer bedrijven Brandstoftanks

Nadere informatie

1 Inleiding. Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie (vml. DGW&T) T.a.v. de heer J. van Heemskerk Postbus RA UTRECHT

1 Inleiding. Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie (vml. DGW&T) T.a.v. de heer J. van Heemskerk Postbus RA UTRECHT Dienst Water en Milieu Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Ministerie van Defensie Dienst Vastgoed Defensie (vml. DGW&T) T.a.v. de heer J. van Heemskerk Postbus 8002 3503 RA UTRECHT Tel. 030-2589111

Nadere informatie

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen. FORMULIER EVALUATIE NAZORG BODEMSANERING IN TE VULLEN DOOR OPDRACHTGEVER SANERING OF DIENS GEMACHTIGDE 01 Type evaluatie (aankruisen wat van toepassing is) Tussenevaluatie van fase Eindevaluatie volledige

Nadere informatie

Handreiking bodemonderzoek gemeente Smallingerland

Handreiking bodemonderzoek gemeente Smallingerland Handreiking bodemonderzoek gemeente Smallingerland 1: Inleiding Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, de wijziging van een bestemming, bij gemeentelijke grondtransacties en civieltechnische werken

Nadere informatie

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN adres Telefoon Berichtenboxnaam

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN  adres Telefoon Berichtenboxnaam MELDINGSFORMULIER SANERINGSVERSLAG EN/OF NAZORGPLAN ALGEMENE GEGEVENS 1. Locatiegegevens Locatienaam Losplaats 3 (DICO) te Uden Straat Losplaats Huisnummer Postcode Woonplaats Uden 2. Melding betreft Behorend

Nadere informatie

Wilhelminapark!23!! Haarlem!

Wilhelminapark!23!! Haarlem! Wilhelminapark23 Haarlem Vraagprijs 1.195.000,=kostenkoper GedempteOudeGracht124 Haarlem [T]+31235420244 www.mooijekindvleut.nl info@mooijekindvleut.nl Wilhelminapark23FHaarlem DezeKARAKTERISTIEKEVRIJSTAANDEVILLA(ca.1900)staatindestijlvolleengeliefdeKoninginnebuurten

Nadere informatie

Alleen basisgegevens in te vullen door bevoegd gezag

Alleen basisgegevens in te vullen door bevoegd gezag Regeling uniforme saneringen melding sanering categorie projectgebied De Kempen (art. 1.2.d) Basisgegevens Alleen basisgegevens in te vullen door bevoegd gezag Behandelnummer Dossier Datum van ontvangst

Nadere informatie

TE KOOP. Gruytsweg K.K TD Warfstermolen. Makelaardij van der Wier O.G.

TE KOOP. Gruytsweg K.K TD Warfstermolen. Makelaardij van der Wier O.G. TE KOOP 45.000 K.K. Makelaardij van der Wier O.G. Provincialeweg 124 9865 AL Opende 0594-657401 info@makelaardijvanderwier.nl Gruytsweg 74 9852 TD Warfstermolen Gruytsweg 74 9852 TD Warfstermolen Inleiding

Nadere informatie

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049

datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049 MEMO aan RVB van Ko Hage (TTE Consultants) datum 16 oktober 2018 onderwerp Beschikking Ernst en spoedeisendheid Opslagplaats afgewerkte olie, Volkel projectnummer C16049 Inleiding Ter plaatse van de voormalige

Nadere informatie

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN Dit formulier alleen indienen als de provincie heeft ingestemd met het saneringsplan (Niet van toepassing bij saneringen uitgevoerd in het kader van het Besluit

Nadere informatie

NOTITIE. 1. Inleiding. 2. Beleidsruimte. Gemeente Bunnik. J. Neyssen

NOTITIE. 1. Inleiding. 2. Beleidsruimte. Gemeente Bunnik. J. Neyssen NOTITIE aan Gemeente Bunnik t.a.v. J. Neyssen kopie aan -- opsteller M. de Jong telefoon 088 02 25 111 datum 27 maart 2015 kenmerk Z-2014-07555/9131 doc.ref NOTITIE werkafspraken bodem onderwerp Werkafspraken

Nadere informatie

Meesterjoostenlaan!27!! Haarlem!

Meesterjoostenlaan!27!! Haarlem! Meesterjoostenlaan27 Haarlem Vraagprijs 250.000,=kostenkoper GedempteOudeGracht124 Haarlem [T]+31235420244 www.mooijekindvleut.nl info@mooijekindvleut.nl DezeCHARMANTEenSFEERVOLLESTADSWONINGligtaaneenpittoreskenautoluwstraatjeindegewilde

Nadere informatie

Laan van Heemstede 56 A 3297AJ PUTTERSHOEK

Laan van Heemstede 56 A 3297AJ PUTTERSHOEK Laan van Heemstede 56 A 3297AJ PUTTERSHOEK Referentienummer 1196568534 21 mei 2012 Datum 21 mei 2012 Makelaardij de Jong B.V. te PUTTERSHOEK I N H O U D Inhoud Leeswijzer 1 Object 1.1 Kadastrale kenmerken

Nadere informatie

Melding Evaluatie Bodemsanering

Melding Evaluatie Bodemsanering Versie juli 2014 Melding Evaluatie Bodemsanering IN TE VULLEN DOOR OPDRACHTGEVER SANERING (MELDER) OF DIENS GEMACHTIGDE De gebruikte begrippen worden toegelicht in de bij dit formulier behorende toelichting.

Nadere informatie

Vraagprijs) )235.000,=)kosten)koper)

Vraagprijs) )235.000,=)kosten)koper) Bilderdijkstraat21zw Haarlem Vraagprijs 235.000,=kostenkoper GedempteOudeGracht124 Haarlem [T]+31235420244 www.mooijekindvleut.nl info@mooijekindvleut.nl DezeSFEERVOLLEBENEDENWONINGmetZONNIGEACHTERTUINenACHTEROMligtaanderandvanhet

Nadere informatie

Wet bodembescherming (Wbb)

Wet bodembescherming (Wbb) FORMULIER Melding Wet bodembescherming (Wbb) Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Lees voor het invullen van dit

Nadere informatie

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN Er kan alleen een beschikking op een saneringsplan worden genomen als ernst en spoed zijn vastgesteld in een eerdere beschikking op het nader onderzoek

Nadere informatie

Meldingsformulier bodemverontreiniging en bodemsanering Gemeente Amersfoort (september 2006)

Meldingsformulier bodemverontreiniging en bodemsanering Gemeente Amersfoort (september 2006) Meldingsformulier bodemverontreiniging en bodemsanering Gemeente Amersfoort (september 2006) Aan: Gewest Eemland Team Bodem en Geluid Postbus 4000 3800 EA Amersfoort Lees voor het invullen eerst de toelichting

Nadere informatie

Bodeminformatie. Vaartweg 123A te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Vaartweg 123A te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Vaartweg 123A te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Onderzoeken Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Wet milieubeheer bedrijven Brandstoftanks

Nadere informatie

Bodeminformatie. Naarderstraat 55 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Naarderstraat 55 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Naarderstraat 55 te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Onderzoeken Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Wet milieubeheer bedrijven Brandstoftanks

Nadere informatie

Historisch Onderzoek Snippenbos IJmuiden

Historisch Onderzoek Snippenbos IJmuiden Historisch Onderzoek Snippenbos IJmuiden SEQ Part \r0 \h ColofonInhoud Kop 1 Bijlage Colofon Colofon Contactgegevens: Monitorweg 29 1322 BK ALMERE Postbus 10044 1301 AA ALMERE E. info.nl@anteagroup.com

Nadere informatie

Bodeminformatie. Otto'slaan 2 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven

Bodeminformatie. Otto'slaan 2 te Hilversum. Legenda. Wet milieubeheer bedrijven Otto'slaan 2 te Hilversum Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter straal Percelen Verontreinigingscontouren Saneringscontouren Gebouwen Brandstoftanks (c) 2013 Gemeente Hilversum - Pagina

Nadere informatie

Bodeminformatie. Schubertlaan 277 te Eindhoven. Legenda. Geselecteerde locatie. Beschermingszone. Bodemsanering Bedrijventerreinen

Bodeminformatie. Schubertlaan 277 te Eindhoven. Legenda. Geselecteerde locatie. Beschermingszone. Bodemsanering Bedrijventerreinen Schubertlaan 277 te Eindhoven Bodeminformatie Legenda Geselecteerde locatie 50-meter contour Beschermingszone Onderzoek GBKN lijnen Locaties Boringsvrije zone Tanks Bodemsanering Bedrijventerreinen Voormalige

Nadere informatie